You are on page 1of 50

1

GEMEENTE KORTENBERG

ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT

Uittreksel uit het register der beraadslagingen van de gemeenteraad van Kortenberg van 6 juni 1983 –

7 oktober 1985 – 2 mei 1988 – 1 oktober 1990 – 7 januari 1991 – 3 juni 1991 – 7 december 1992 –
4 december 1995 – 8 januari 1996 – 2 maart 1998 – 29 maart 1999 –
8 november 1999 – 4 december 2000 – 12 januari 2004 – 16 april 2007 – 25 juni 2007 – 3 september
2007 - 3 november 2008 - 15 december 2008 -
2

Gelet op het decreet van 14 december 1789 betreffende de oprichting van gemeenten, inzonderheid
artikel 50;
Gelet op het decreet van 16-24 augustus 1790 betreffende de rechterlijke organisatie, inzonderheid
artikel 3 van titel XI;
Gelet op de gemeentewet, inzonderheid de artikelen 75 en 78;
Gezien het past de bestaande reglementen van voor en na de fusie der gemeenten aan te passen en te
coördineren;
Besluit: met algemene stemmen
Het algemeen politiereglement, in bijlage, wordt goedgekeurd en overgemaakt aan de hogere overheid.
Huidig reglement vernietigt en vervangt alle vorige reglementen, die betrekking hebben op de in
huidig reglement behandelde bepalingen.

De Bestendige Deputatie heeft van voorgaande beslissing kennis genomen in vergadering van 28 juli
1983: dienst 11 nr. 11/3416/882.

HOOFDSTUK 1

DE VEILIGHEID, DE VRIJHEID EN HET GEMAK VAN DOORGANG OP DE OPENBARE WEG

1.1. Gebruik van de openbare weg

1.1.1. Elke persoon op de openbare weg en in de openbare plaatsen, of plaatsen toegankelijk voor het
publiek, moet zich onmiddellijk schikken naar het bevel van de politiebeambte.

1.1.2. Samenscholingen op de openbare weg, van aard om het verkeer te belemmeren, zijn verboden.

1.1.3. Samenscholingen: bijzondere bepalingen.

1.1.3.1. Alle samenscholingen en optochten op het grondgebied van Kortenberg worden


voorafgaandelijk aan de toelating van de burgemeester onderworpen.

1.1.3.2. Alle aanvragen om samenscholingen of optochten op touw te zetten, moeten schriftelijk aan
de burgemeester of de politiecommissaris gericht worden, dit minstens tien dagen voor de voorziene
datum van de manifestatie.

1.1.3.3. Deze aanvraag moet onderstaande inlichtingen bevatten:


- doel, datum en uur van bijeenkomst
- uur van vertrek, voorgestelde reisweg, plaats en uur van ontbinding, indien het om een optocht gaat
- schatting van het aantal deelnemers
- naam en adres van de inrichtende groepering
- naam, voornaam, adres en hoedanigheid (telefoonnummer) van de ondertekenaar van de aanvraag
1.1.3.4. De inrichters zullen de verplichting hebben zich stipt te gedragen naar de voorschriften van de
toelatingsakte hen door de burgemeester afgeleverd

1.2. Het uitstallen op of bezetten van de openbare weg


3

1.2.1. Bepalingen

1.2.1.1. Niemand mag, zelfs niet voor korte tijd, op de openbare weg koopwaren uitstallen, er reclame
maken, drukwerken of om het even welke tekeningen uitdelen of er een bedrijf of beroep uitoefenen,
zonder schriftelijke toelating van de burgemeester.

1.2.1.2. Deze bepaling is niet van toepassing op de geschriften en drukwerken in verband met
verkiezingen, evenmin deze met een politiek, filosofisch, wetenschappelijk of religieus karakter.

1.2.1.3. De toelating van de burgemeester waarvan sprake in 1.2.1.1. moet op elk verzoek van de
politie voorgelegd worden.

1.2.1.4. Het is verboden de voorbijgangers aan te klampen of lastig te vallen.

1.2.1.5. Het uitoefenen van de functie van autobewaker is verboden op de openbare weg.

1.2.2. De verkopers van frieten of andere ter plaatse te verbruiken eetwaren, evenals de houders van
kramen op foren en markten, moeten hun voertuigen of hun kramen voorzien van een korf bestemd
voor papier en afval; zij moeten aanhoudend waken over de reinheid van de openbare weg in de
omgeving van hun voertuig, kraam of inrichting en onmiddellijk alle papier of om het even welk
voorwerp, door un klanten op de grond gegooid, wegnemen. Zij moeten erover waken dat hun
toestellen geen reuk noch rook verspreiden die de voorbijgangers of bewoners van de buurt kunnen
hinderen.

1.2.3. Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, de wetten en


algemene verordeningen inzake de grote wegen, en de algemene regelen op het aanplakken en reclame
maken, mogen de aanplakborden, de aanplakborden, lantarens, om het even welke hangkasten,
automatische verdelers, weegtoestellen of alle gelijkaardige voorwerpen niet aan de gevel gehangen of
op de openbare weg geplaatst worden, zonder toelating van de burgemeester (tijdelijk) of het
schepencollege (bestendig.

1.2.4. Onverminderd de bepalingen van het Provinciaal Reglement betreffende de bewaking en politie
der buurtwegen, zijn de eigenaars van bomen en planten verplicht die te snoeien, derwijze dat geen tak
op de openbare weg, op minder dan 2,50 m boven de grond uitsteekt.
Boven die hoogte tot maximum 5 m moeten de takken afgesneden worden derwijze dat hun uiteinde
minstens 0,50 m op de boordsteen van het trottoir inspringt.
Bij afwezigheid van een trottoir gelden deze beschikkingen eveneens voor de gelijkgrondse of
verhoogde berm. Deze uitstekende gedeelten moeten verwijderd worden op eenvoudige vordering van
de politie.

1.2.5. Bouwmaterialen of andere voorwerpen die kunnen hinderen, mogen niet op de openbare weg,
voet- of sierpaden inbegrepen, gelegd worden, zonder toelating van de burgemeester. De doorgang
voor voetgangers zal vrij blijven en de materialen dienen reglementair gesignaleerd te worden.
Deze bouwmaterialen mogen evenmin opgestapeld worden op braakliggende gronden zonder
schriftelijke toelating van de eigenaar van die gronden.

1.2.6. Kelderopeningen die uitgeven op voetpaden of rijwegen mogen slechts geopend worden bij
klare dag en gedurende de tijd die strikt nodig is. Tijdens de openstelling zal de aandacht van het
publiek hierop gevestigd worden met daartoe geschikte middelen.

1.2.7. Geen plein, straat, straatje, doorgang, steeg of voetweg mag aangelegd, gewijzigd of
tenietgedaan worden dan ingevolge een beslissing van de gemeenteraad en volgens de voorgeschreven
procedure.

1.3. Plaatsen van terrassen, stoelen, banken, tafels en andere voorwerpen op de openbare weg
4

1.3.1. Het plaatsen van terrassen, stoelen, banken, tafels, windschermen, containers of andere
voorwerpen op de openbare weg, is verboden zonder schriftelijke toelating van de burgemeester.

1.4. Brandstoffen, koopwaren en materialen. Het lossen en inslaan van voorraad

1.4.1. Brandstoffen, goederen en materialen zullen derwijze op de openbare weg ontladen worden, dat
het verkeer in het algemeen – voetgangers inbegrepen – niet gehinderd wordt. Waterkranen
(brandkranen) en alle andere openbare toestellen moeten vrij blijven.
Ieder die tegenover zijn woning of zijn inrichting brandstoffen, koopwaren of andere voorwerpen doet
laden of lossen, moet deze onmiddellijk opruimen en het gedeelte van de openbare weg waar afval
daarvan zou liggen, reinigen of doen reinigen.
Wanneer bij het lossen, vloeibare brandstof de asfaltbekleding van de weg oplost, zal het
gemeentebestuur de schade herstellen op kosten van de leverancier en wanneer deze niet bekend is op
kosten van de verbruiker.

1.4.2. De handelingen waarvan sprake in artikel 1.4.1. moeten gebeuren zonder hinder voor
voorbijgangers of buren.

1.5. Voorwerpen die door hun val kunnen hinderen

1.5.1. Het is verboden op de daken, dakgoten, afsluitingsmuren en elk ander verheven gedeelte van de
gebouwen, of tegen de voorgevels der huizen te plaatsen: vogelkooien, bloempotten, vazen en in het
algemeen alle voorwerpen die door hun val kunnen hinderen of beschadigen.
Het is verboden die voorwerpen op de vensterbanken te zetten ten ware zij door stevig niet
uitspringend toestel weerhouden zijn.
Deze maatregel geldt niet voor de huizen welke met een achteruitbouwstrook zijn gebouwd voor zover
de voorwerpen niet op de openbare weg kunnen terechtkomen.
Het is eveneens verboden op de openbare weg, vanuit de aanpalende huizen, tapijten of matten uit te
schudden of uit te kloppen of enigerlei vuilnis te laten neervallen en voor meergezins- of
aaneengebouwde woningen, eveneens langs de achterkant.

1.5.2. Het is verboden spandoeken, kabels, draden, lichtreclames, versieringen, enz. over de openbare
weg te leggen of te spannen, zonder schriftelijke toelating van de burgemeester (tijdelijk) of het
schepencollege (bestendig).

1.6. Beweegbare zonneblinden

1.6.1. Het is verboden uit de woningen en inzonderheid uit de keldergaten ijzeren staven of planken te
steken, beweegbare zonneblinden te openen, indien er zich buiten geen persoon bevindt om die op te
vangen en de voorbijgangers te waarschuwen.
Luiken en zonneblinden moeten steeds stevig vastgemaakt zijn, de haken hiertoe gebruikt moeten
derwijze geplaatst worden, dat ze niemand hinderen of kwetsen.
Kantelpoorten mogen bij het openen of sluiten niet over de openbare weg uitkomen.
Oprolbare of opvouwbare zonneschermen moeten minstens 0,40 m op de boordsteen van het trottoir
inspringen, moeten een vrije hoogte hebben van 2,20 m en de zijstukken moeten loshangen.

HOOFDSTUK 2

REINHEID VAN DE GEMEENTE

2.1. Reiniging van de openbare wegen


5

2.1.1. Het is verboden op het grondgebied van de gemeente, vuilnis, aarde, gruis, puin,
vruchtenschillen, groenteafval, papier en alle andere voorwerpen van aard om het wegverkeer te
belemmeren, of die nadelig zijn voor de openbare reinheid, gezondheid en veiligheid, of de algemene
esthetiek van het landschap schenden, te storten, neer te leggen of weg te werpen.

2.1.2. Alle eigenaars of huurders moeten zorgen of doen zorgen voor de reinheid van de voetpaden
voor hun huizen, magazijnen, werkhuizen, hoven en omheiningen, en modder en vuilnis opruimen.
Ze zijn verplicht de gelijkgrondse berm of de verhoogde berm tussen de boordstenen van de weg en de
rooilijn en in ieder geval over een minimum breedte van 1,90 m degelijk te onderhouden, en er over te
waken dat de rioolroosters of de goten langs de trottoirs vrij blijven.
Deze zorg valt ook ten laste van de eigenaars of huurders van onbebouwde gronden, of van hun
vertegenwoordigers.

2.1.3. Voor de openbare gebouwen berust de zorg van de in artikel 2.1.2. voorgeschreven maatregel op
de huisbewaarders of de portiers en voor onbewoonde huizen of eigendommen op de eigenaars,
huurders of vruchtgebruikers.
Voor huizen waar verschillende gezinnen wonen, rusten deze verplichtingen op de bewoners van het
gelijkvloers en bij voorkeur tussen deze, op diegenen die aan de straatkant wonen, tenzij schriftelijke
overeenkomst. Indien er geen bewoners zijn op het gelijkvloers, valt de verplichting op de bewoners
van de eerste verdieping en zo verder.

2.1.4. Het is verboden slijk, as, huis- en straatvuil, aflaatolie, stenen, andere voorwerpen of
vloeistoffen behalve water, in rioolmonden of straatkolken te keren, te werpen of te gieten.

2.1.5. Het is verboden op de openbare weg:


- onderhoudswerken uit te voeren aan voertuigen of deze te smeren;
- voertuigen te wassen of te reinigen die dienen voor het vervoer van goederen of voor het
gemeenschappelijk vervoer van personen al dan niet bezoldigd,
- het wassen en reinigen van alle andere voertuigen is toegelaten van zonsopgang tot zonsondergang,
maar alleen voor de woning van de eigenaar of zijn garage.

2.1.6. Alle afval zoals aarde, zeep, modder, zeeppoeder, onderhoudsproducten enz…dient zorgvuldig
verzameld te worden en van de openbare weg verwijderd.
In ieder geval is het wassen en reinigen van voertuigen verboden langs parken, openbare hoven en
speelpleinen.

2.1.7. Het is verboden om het even welke voorwerpen die van aard zijn de openbare weg te bevuilen,
het vallen te veroorzaken, het verkeer te belemmeren, schadelijke uitwasemingen voort te brengen, de
fonteinen, waterplaatsen en andere inrichtingen van algemeen belang te verstoppen, achter te laten,
neer te leggen of weg te gooien op de openbare weg, alsook in de gebouwen van openbaar nut, in de
fonteinen en waterplaatsen, of op de banken der wandelingen.
Het is eveneens verboden huisafval in papierkorven of andere recipiënten te leggen.

2.1.8. Het is verboden wandelpaden in parken, voetpaden en huisgevels te laten bevuilen door dieren
waarvoor men verantwoordelijk is of wier bewaking men heeft. Honden die aan een natuurlijke
behoefte moeten voldoen, dienen door hun geleider boven een wateropvanger van de riolering geleid
te worden, of in de goot indien er geen wateropvangers in de weg zijn, of tegen de rand van de rijbaan
indien er geen goot is

2.1.9. De eigenaars van braakliggende gronden zijn verplicht deze te onderhouden, te maaien en rein te
houden. Het is verboden vuilnis, puin of wat stoffen ook, op de braakgronden neer te leggen of te
bewaren.
6

2.1.10. Een bepaalde reisweg kan aan de vervoerders opgelegd worden. De vervoerders blijven
verantwoordelijk voor eventuele schade aan de weg en eveneens voor het reinigen ervan. Wanneer ze
in gebreke blijven kan dit door de gemeentelijke diensten op kosten van de verantwoordelijke
uitgevoerd worden.

2.1.11 Het is verboden de afval-, was- en huiswaters, evenals alle andere vloeistoffen uit de bebouwde
of onbebouwde eigendommen op de openbare weg te laten afvloeien, dit verbod is slechts van
toepassing waar riolering bestaat.

2.2. Waterplaatsen

2.2.1. Het is verboden op de openbare weg te wateren, daar waar het aanstoot zou kunnen geven voor
de goede zeden en in ieder geval in het bebouwd gedeelte van de gemeente.

2.3. Beken, vijvers en rivieren

2.3.1. Het is verboden voorwerpen van welke aard ook in de beken, vijvers, rivieren, putten, fonteinen,
waterlopen of grachten te gooien en het water te verontreinigen noch eigen rioleringen aan de beken,
vijvers enz… aan te sluiten zonder bijzondere toelating, te verstrekken door het bestuur dat met het
beheer van deze waterlopen is belast. Het is verboden, onder welk voorwendsel ook, aarde, stenen of
vuilnis op het ijs te werpen.

2.4. Woningen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen

2.4.1. Het is verboden binnen de huizen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen vuil water,
urine, keukenafval en in het algemeen alle stoffen die van aard zijn ongezonde of stinkende
uitwasemingen voort te brengen, te bewaren of op te hopen.
2.4.2. In geval kelders ondergelopen zijn, zijn de bewoners verplicht het water, modder en klei eruit te
verwijderen en de ondergelopen lokalen grondig te reinigen met water en een kiemdodende oplossing.
2.4.3. Indien er besmettelijke ziekten heersen en zelfs indien er afzonderlijke gevallen van
besmettelijke ziekten uitgebroken zijn, dient men zich te schikken naar de onderrichtingen die door de
bevoegde overheden uitgevaardigd zijn.
2.4.4. Iedere eigenaar of huurder moet de wc’s, de vuilniskokers, de beerputten alsook alle andere
inrichtingen die ermee verband houden, in volmaakte staat van zindelijkheid houden.
2.4.5. Het plaatsen van een septische put tussen de particuliere leidingen en de openbare riolering is
verplicht. Het is verboden afvalwaters te lozen in buiten gebruik gestelde waterputten.
Verder is het lozen van afvalwaters gebonden aan de algemene reglementeringen ter zake.

2.5. Ijzel, sneeuw en ijsschollen

2.5.1. Wanneer het vriest is het verboden, onder welk voorwendsel ook, water op de openbare weg te
gieten of te laten vloeien.
2.5.2. Wanneer er sneeuw ligt of bij ijzel zijn de inwoners verplicht de voetpaden voor hun woningen,
winkels, werkhuizen, garages, tuinen en omheiningen vrij te maken, waarna zout, zand, as of andere
stroefmakende producten dienen gestrooid om de veiligheid van de voetgangers te verzekeren.
De gebruikte producten mogen echter niet van aard zijn de openbare gezondheid te schaden.
Sneeuw en ijs dienen op het voetpad langs de boordstenen gelegd te worden, doch er moet een vrije
toegang blijven voor de voetgangers en voor iedere woning. Indien het voetpad te smal is, mag de
sneeuw of het ijs over de rijbaan verspreid worden, doch in geen geval opgehoopt. Indien het voetpad
bestaat uit een verhard en niet verhard deel zal de sneeuw en/of ijs op dit niet verharde deel
samengebracht worden. De toegankelijkheid van de brievenbus mag in geen geval belemmerd of
bemoeilijkt worden.
Deze verplichtingen rusten op de bewoners van de huizen of op de eigenaars of vruchtgebruikers bij
leegstaande woningen.
7

Indien er geen huisbewaarder is, rusten deze verplichtingen op de bewoners van het gelijkvloers of zo
dit niet bewoond is, of bij afwezigheid van deze bewoners, bij die van de verdiepingen te beginnen
met de eerste, tenzij schriftelijke overeenkomst.

2.5.3. Het is verboden sneeuw van binnenshuis of van de daken neer te leggen of te doen vallen op de
openbare weg.

2.5.4. Het is verboden glijbanen op de openbare weg te maken of er met sneeuwballen te gooien.

2.6. Ophaling huishoudelijk afval1

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling 1. – Definities

Artikel 2.6.1.

Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder :

A) Huishoudelijke afvalstoffen : afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een
particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden zoals gedefinieerd in
artikel 3, §2, 1° van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van
afvalstoffen, en in artikel 2.1.1. van het VLAREA;
B) Bedrijfsafvalstoffen die omwille van aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar zijn met
huishoudelijke afvalstoffen, hierna vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen genoemd, afvalstoffen die
ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn van de normale werking van een
particuliere huishouding;
C) Huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval : alle afvalstoffen die ontstaan
door een normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit
die in de voorgeschreven recipiënt voor ophaling van huisvuil worden aangeboden, met
uitzondering van papier en karton, glas; textiel, klein gevaarlijk afval, groente, - fruit en tuinafval
en organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval of de gemengde fractie van vergelijkbaar
bedrijfsafval, plasticverpakkingen, metaalverpakkingen en drankkartons, metalen gemengd,
groenafval (waaronder snoeihout), bruin - en witgoed en herbruikbare goederen die via het
winkelkringloopcentrum kunnen worden verwijderd en andere selectief ingezamelde afvalstoffen;
D) Grofvuil : alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding
en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet
in de recipiënt voor ophaling van het huisvuil of de daarmee gelijkgestelde fractie van het
vergelijkbaar bedrijfsafval kunnen worden aangeboden, met uitzondering van papier en karton,
glas, textiel, klein gevaarlijk afval, groente -, fruit - en tuinafval, plasticverpakkingen,
metaalverpakkingen en drankkartons, metalen gemengd, groenafval (waaronder snoeihout), bouw
– en sloopafval, houtafval, autobanden, bruin – en witgoed en herbruikbare goederen die via het
winkelkringloopcentrum kunnen worden verwijderd;
E) Glas : hol glas en vlak glas – ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen - dat ontstaat door
de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit met
uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, kristal, opaal glas, spiegelglas, autoruiten,
plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, stenen, tegels, porselein en aardewerk;
• onder hol glas worden alle flessen, bokalen, glazen en andere voorwerpen die in
glascontainers kunnen gedeponeerd worden, verstaan;
• onder vlak glas worden alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol
glas zijn en door hun grootte en omvang uitsluitend in open glascontainers voor vlak glas
kunnen gedeponeerd worden, verstaan;
1
GR 15 december 2008: volledig art. 2.6 wordt vervangen
8

F) Papier en karton : alle dag-, week – en maandbladen, periodieken, regionale pers, telefoon – en
faxgidsen, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier,
computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale
werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering
van geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuil papier, vervuilde papieren
en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt
zijn, kaarten met magneetbanden; behangpapier en cementzakken, meststofzakken en
sproeistofzakken en dergelijke;
G) Klein gevaarlijk afval van huishoudelijke oorsprong hierna K.G.A. genoemd : de afvalstoffen
zoals opgesomd in artikel 5.5.2.2. van het besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997
tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA);
H) Groente, fruit – en tuinafval, hierna G.F.T. genoemd en/of organisch biologisch bedrijfsafval:
organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus – of andere vruchten,
groente – en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik en
koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren,
verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en
schaafkrullen, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente – en siertuin en die ontstaan
door de normale werking van een particuliere huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit
en dat in de voorgeschreven recipiënt voor ophaling van G.F.T. en organisch-biologisch
bedrijfsafval wordt aangeboden.
Timmerhout, grof ongesnipperd snoeihout, beenderen, mosselschelpen, kadavers, wegwerpluiers,
aarde en zand, sausen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, assen, houtskool, kunststoffen, metalen,
glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als G.F.T. beschouwd. Voor de toepassing van
deze verordening wordt onder organisch biologisch bedrijfsafval verstaan : alle hierboven onder
H) vermelde afvalstoffen ontstaan door een met een huishouden vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
I) Plastic flessen en flacons, metaalverpakkingen en drankkartons, hierna P.M.D. genoemd : plastic
flessen en flacons van frisdrank, water, melk, detergenten en verzorgingsproducten, metalen
blikjes van bier, frisdrank en water, conservenblikken, metalen deksels en schroefdoppen van
flessen en bokalen en kartonnen drankverpakkingen;
J) Metalen gemengd : door de werking van een particuliere huishouding of door vergelijkbare
bedrijfsactiviteit ontstane soorten van metalen voorwerpen, met uitzondering van K.G.A.;
K) Afgedankte elektrische en - elektronische apparaten : alle afvalstoffen zoals opgesomd in artikel
3.5.1. van het Besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het
Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer en die via de kringloopcentra voor
hergebruik geschikt kunnen gemaakt worden;
L) Herbruikbare goederen : alle andere afvalstoffen dan P.M.D. en A.E.E.A. die via de
kringloopcentra voor hergebruik geschikt zijn, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, brokant,
speelgoed, boeken en platen en andere, die ontstaan door de werking van een particuliere
huishouding of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
M) Groenafval : organisch composteerbaar afval zoals snoeihout, plantenresten, haagscheersel,
bladeren, gazon – en wegbermmaaisel dat ontstaat door de normale werking van een particuliere
huishouding of normaal onderhoud van de tuin of een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
N) Snoeihout : alle hout afkomstig van het normaal onderhoud van de tuin, met uitzondering
van wortels en stronken.
O) Textiel: alle draagbare kleding, huishoudlinnen, woningtextiel, beddengoed, oude schoenen,
handtassen en lederwaren ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding
en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit
P) Frituurolie en afgelaten motorolie: alle soorten smeerolie en/of industriële olie, op minerale of
synthetische basis ontstaan door de werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee
vergelijkbare bedrijfsactiviteit in het bijzonder afgewerkte motorolie, frituurolie, met uitzondering
van grote hoeveelheden motorolie, olie met PCB’s of andere giftige stoffen.
Q) Boomstronken: alle boomstronken die na ontdaan te zijn van wortels en aarde kunnen worden
ingezet in de groencompostering en/of kunnen worden verhakseld voor hergebruik;
9

R) Bouwafval: Zuivere steenslag, betonblokken, versteende cement, gips, kalk, plaasterplaten (o.a.
Gyproc), asbest-cementplaten (o.a. Eternit) , cellenbeton (o.a. Ytong), keramiek, asfalt van
opritten, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en/of een daarmee
vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van grote hoeveelheden bouwafval, beton
vermengd met ijzer, glas, hout en/of aarde.
S) Sloophout: alle zuiver afvalhout afkomstig van constructiewerken, bouwmaterialen, meubilair en
grote speeltuigen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en/of een
daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van geïmpregneerde houtsoorten
(tuinmeubelen), hout vermengd met ijzer of glas, treinbilzen.
T) Kurk: alle afvalstoffen uit kurk, afkomstig van de normale werking van een particuliere
huishouding en/of een daarmee vergelijkbare bedrijfsactiviteit, zoals stopsels, deksels, sluitingen,
tegels, wandbedekking, ….
U) Containerpark : het gemeentelijk containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden
inzameling van huishoudelijke afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale
recyclage van deze stoffen;sluikstorten : het achterlaten van om het even welke afvalstoffen :
• op volgens dit reglement niet-reglementaire plaatsen,
• en/of op volgens dit reglement niet-reglementaire tijdstippen,
• en/of in volgens dit reglement niet-reglementaire recipiënten.

Afdeling 2. – Totale verbodsbepaling

Artikel 2.6.2.

§1. Onverminderd de bepalingen van dit reglement is het verboden om volgende afvalstoffen aan te
bieden, noch bij om het even welke (selectieve) ophaling van huishoudelijke of hiermee
gelijkgestelde afvalstoffen, noch op het containerpark :
• autowrakken;
• gasflessen of andere ontplofbare voorwerpen;
• grond;
• kabels en kettingen;
• krengen van dieren;
• medisch afval;
• gevaarlijke afvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2.4.1. van het besluit van de Vlaamse
regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake
afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA);
• afvalwaters;
• gebruikte P.C.B.’s;
• slib afkomstig van de reiniging van septische putten;
• de afvalstoffen die ontstaan bij het slopen van voertuigwrakken en/of bij het uitvoeren van
herstellings – en/of onderhoudswerkzaamheden aan motorvoertuigen, motorvaartuigen,
motorvliegtuigen en hun aanhorigheden, zoals opgesomd in artikel 2.3.1., §2, 2° van het
besluit van de Vlaamse regering van 19 december 1997 tot vaststelling van het Vlaams
Reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer (VLAREA);

§2 Onverminderd de bepalingen van dit reglement is het verboden om volgende afvalstoffen aan te
bieden bij om het even welke (selectieve) ophaling van huishoudelijke of hiermee gelijkgestelde
afvalstoffen :
• autobanden;
• afbraakmateriaal van gebouwen;
• puin en stenen;

Afdeling 3 – Algemene bepalingen

Artikel 2.6.3.
10

§1. Het is verboden afvalstoffen afkomstig uit andere gemeenten met om het even welke
(selectieve) inzameling van huishoudelijke of vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen of recycleerbare
producten mee te geven. Behoudens bij overeenkomst met een naburige gemeente of met de
intercommunale, kunnen enkel inwoners van de eigen gemeente terecht op het gemeentelijk
containerpark.
§2. Behoudens schriftelijke toelating van de Burgemeester is het verboden om, om het even welke
aangeboden afvalstof mee te nemen. Alleen de ophaaldienst, daartoe aangewezen door het
gemeentebestuur, is gerechtigd om afvalstoffen in te zamelen.

Artikel 2.6.4.

§1. Huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals voorzien in dit reglement.
Huishoudelijke afvalstoffen, die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de
voorwaarden van dit reglement, worden niet aanvaard. De aanbieder dient de niet aanvaarde
afvalstoffen nog dezelfde dag terug te nemen en te verwijderen van de openbare weg.
§2. Het toezicht op de aanbieding van de huishoudelijke afvalstoffen, wordt uitgevoerd door de
ophalers van de ophaaldienst die hiertoe door het gemeentebestuur aangewezen werden of door de
parkwachter, in geval van inzameling van de afvalstoffen via het containerpark.
§3. Indien wordt vastgesteld dat de wijze van aanbieding niet conform de bepalingen van dit reglement
geschiedt, worden de afvalstoffen niet aanvaard noch meegenomen. De ophalers en parkwachters
zijn gerechtigd om de aanbieder te wijzen op de foutieve aanbieding en de nodige richtlijnen te
verstrekken.
§4. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de officieren van de gerechtelijke politie, de leden
van de federale en de lokale politie en de ambtenaren bedoeld in artikel 54 (*) van het
afvalstoffendecreet bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op dit reglement en het opstellen
van processen-verbaal.

*Art 54: Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van de gerechtelijke politie houden de
ambtenaren die de Vlaamse Executie aanwijst toezicht op de uitvoering van dit decreet en de
uitvoeringsbesluiten ervan. De gouverneur van de Provincie of de burgemeester van de gemeenten
waar afvalstoffen worden achtergelaten of worden aangetroffen in overtreding met de bepalingen
van dit decreet of de uitvoeringsbesluiten ervan, kunnen de verwijdering ervan bevelen en alle
nodige materialen hiertoe nemen.

Artikel 2.6.5.

§1. Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke
afvalstoffen te sluikstorten.
Sluikstorten : het achterlaten van om het even welke afvalstoffen:
- op volgens het reglement niet-reglementaire plaatsen,
- en/of op volgend dit reglement niet-reglementaire tijdstippen
- en/of in volgens dit reglement niet-reglementaire recipiënten.
§2. Wanneer afvalstoffen achtergelaten worden op een wijze, een plaats of een tijdstip in strijd met dit
reglement, is de gemeente gemachtigd ambtshalve de betrokken afvalstoffen op te ruimen of te
laten opruimen.
§3. De reële kosten die gepaard gaan met het opruimen, afvoeren en verwerken van de in §2 van dit
artikel genoemde afvalstoffen zullen desnoods via de rechtbank teruggevorderd worden van de
persoon die de afvalstoffen achtergelaten heeft, de opdracht of toelating tot het achterlaten gegeven
heeft of eigenaar van de afvalstoffen is.
§4. Het is verboden slijk, zand of vuilnis dat zich voor of nabij de woning bevindt op de straten, in de
greppels of in de rioolputten te vegen. Het is tevens verboden via de rioolputten of op enige andere
wijze afvalstoffen in de riolering te brengen die een verstopping kunnen veroorzaken of die
schadelijk kunnen zijn voor de openbare gezondheid en het leefmilieu zoals bijvoorbeeld vetten en
derivaten van petroleum.
11

Artikel 2.6.6.

Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden om het even welke
huishoudelijke afvalstoffen te verbranden, zowel in open lucht als in gebouwen, behoudens wanneer
het gaat om plantaardige afvalstoffen, afkomstig van het onderhoud van de eigen tuin of van eigen
bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden en dit volgens de geldende reglementen.

Artikel 2.6.7.

§1. De huishoudelijke afvalstoffen mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand van de dag
waarop de ophaling van de afvalstoffen zal plaatsvinden buitengeplaatst worden.
§2. Het voorgeschreven recipiënt moet door de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor
betrokken perceel aangeboden worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en
voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de
ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten
het voorgeschreven recipiënt neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek die wel
bereikbaar is.
§3. De inwoners die recipiënten buitenzetten, zijn verantwoordelijk voor het eventueel uitspreiden van
de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.
§4. Het is verboden om langs de openbare weg staande recipiënten te openen, de inhoud ervan te
ledigen, een gedeelte van de inhoud eruit te halen en/of te doorzoeken, met uitzondering van het
bevoegde personeel in de uitoefening van hun functie.
§5. De eventueel op de recipiënten aan te brengen opschriften of zelfklevers moeten bij het
buitenplaatsen naar de openbare weg gericht worden.

Artikel 2.6.8.

De uitbaters van drankautomaten, snackbars, frituren, ijssalons en meer algemeen alle uitbaters van
inrichtingen die voedingswaren of dranken verkopen bestemd om buiten hun inrichting te gebruiken,
dienen ervoor te zorgen dat behoorlijk en goed bereikbare afvalrecipiënten duidelijk zichtbaar zijn
geplaatst. Zij dienen de recipiënten zelf tijdig te ledigen en de recipiënt, de standplaats en de
onmiddellijke omgeving van hun inrichting rein te houden.

Artikel 2.6.9.

Indien op het grondgebied van de gemeente een evenement plaatsvindt, dienen de organisatoren ervan
in samenspraak met de gemeente de nodige acties te ondernemen om het afval te voorkomen en het
afval selectief in te zamelen.

Artikel 2.6.10.

§1. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te verdelen voor 7.00 uur en na 22.00
uur. Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden of
ze achter te laten op andere plaatsen dan in de brievenbus.
§2. Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst “geen reclame
drukwerk en geen gratis regionale pers a.u.b.”, die op de brievenbus kan worden gekleefd. Het is
verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in de brievenbussen die voorzien
zijn van deze zelfklever

HOOFDSTUK 2 – SELECTIEVE INZAMELING VAN HUISVUIL EN DE GEMENGDE FRACTIE


VAN HET VERGELIJKBAAR BEDRIJFSAFVAL

Afdeling 1. – Definitie
12

Artikel 2.6.11.

Voor de toepassing van dit reglement wordt onder gewoon huisvuil verstaan : alle afvalstoffen die
ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee
gelijkgesteld worden bij besluit van de Vlaamse Regering en die in een gewone huisvuilzakken kunnen
aangeboden worden, met uitzondering van bouw- en sloopafval, papier en karton, glas, KGA, GFT,
PMD, snoeihout en boomstronken, kunststoffen, gereinigd plastic, rubber banden, afvalolie, grof vuil,
textiel en lederwaren, herbruikbare goederen en oude metalen.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 2. – Inzameling

Artikel 2.6.12.

§1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval wordt tweewekelijks huis-
aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door
het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen.
Het herbruikbaar huisvuil kan aangeboden worden in het winkelkringloopcentrum waarmee de
gemeente een overeenkomst heeft afgesloten of op het containerpark.
§2. Huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet worden
meegegeven met het grofvuil of een andere selectieve inzameling, inclusief containerpark, andere
dan deze van huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar afval.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.13.

§1. Het huisvuil en de gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval moeten worden verpakt en
dienen gescheiden te worden aangeboden in een daartoe door de gemeente ter beschikking
gestelde (grijze) container van 40 l, 120 l, 240 l of 1100 l. De container dient zorgvuldig gesloten
te worden.
Gebouwen en/of gebouwencomplexen met meer dan 5 wooneenheden kunnen een 1100 l container
ter beschikking gesteld krijgen.
§2. Het gewicht van de container mag niet groter zijn dan :
• 15 kg voor een container van 40 l.
• 50 kg voor een container van 120 l.
• 80 kg voor een container van 240 l.
• 500 kg voor een container van 1100 l
§3. Per aansluitpunt en per ophaalbeurt mogen maximaal 2 containers huisvuil en/of gemengde fractie
van het vergelijkbare bedrijfsafval aangeboden worden. Hiervan kan slechts om voldoende
gemotiveerde redenen worden afgeweken.
§4. De container voor huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, dient te worden
aangeboden aan de rand van de openbare weg met het containerhandvat en de daarop
aangebrachte zelfklever (met adresgegevens) gericht naar de openbare weg.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 4. – Gebruik van de container

Artikel 2.6.14.

De container wordt huis-aan-huis afgeleverd. Deze container blijft eigendom van de gemeente en
wordt slechts aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de ophaling van het huisvuil /
gemengde fractie van vergelijkbaar afval.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.15.
13

§1. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik van de container voor
huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar afval.
Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de huisvuilcontainer uitsluitend mag worden
gebruikt voor de opslag van huisvuil / gemengde fractie van het vergelijkbaar afval en uitsluitend
mag worden aangeboden op de wijze zoals voorzien in het artikel 2.6.13.
§2. Ingeval van schade, diefstal of verlies, dient de gebruiker de gemeente hiervan onverwijld in kennis
te stellen met het oog op de herstelling of vervanging door een nieuwe container. De kosten van
herstelling of vervanging door een nieuwe container kunnen door de eigenaar van de container
verhaald worden op de gebruiker, in geval van oneigenlijk gebruik.
§3. De door nalatigheid of met opzet aangebrachte beschadiging van de container zal worden beboet
met een boete ten bedrage van 10 maal het jaarlijkse bedrag voor de ter beschikkingstelling van de
container, vermeerderd met een bedrag van 50 EUR voor administratieve- en logistieke kost’.;
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.16.

De container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is geleverd. Ingeval van verhuis is het
de gebruiker niet toegestaan om de container mee te nemen naar diens nieuw adres.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.17.

Gezinnen of inrichtingen die ten gevolge van een verhuizing geen beschikking hebben over een
container kunnen via EcoWerf bij de gemeente een container bekomen.
Van kracht vanaf 28 april 2009
HOOFDSTUK 3 – SELECTIEVE INZAMELING VAN GROF VUIL

Afdeling 1. – Definitie

Artikel 2.6.18.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen die ontstaan
door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen (bij
Besluit van de Vlaamse Regering) die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de
recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton,
textiel, glas, K.G.A., G.F.T.-afval, PMD, wit- en bruingoed, herbruikbare goederen, bouw- en
sloopafval, oude metalen, snoeihout en boomstronken, autobanden en andere selectief ingezamelde
afvalstoffen.

Afdeling 2. – Inzameling

Artikel 2.6.19.

§1. Voor het verwijderen van grofvuil kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het
gemeentelijk containerpark. Daarnaast wordt het grofvuil verwijderd via huis-aan-huis ophalingen
en dit vier maal per jaar, langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de
door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen.
§2. De herbruikbare fractie van het grof huisvuil wordt ingezameld door het kringloopcentrum,
werkzaam in de gemeente.
Deze inzameling gebeurt, volgens afspraak met het kringloopcentrum, op de volgende manier:
- de herbruikbare fractie van het grof huisvuil wordt door de particulieren tijdens de ope-
ningsuren op het containerpark aangeboden, het kringloopcentrum neemt vervolgens de
volgens haar herbruikbare fractie mee;
- de herbruikbare goederen worden na afspraak gratis opgehaald door het kringloopcentrum,
het staat het kringloopcentrum vrij om de aangeboden afvalstoffen te weigeren.
§3. Grofvuil mag niet worden meegegeven met het huisvuil of een andere inzameling, andere dan deze
van grofvuil.
14

§4. De afvalstoffen van ambachtelijke- en handelsactiviteiten kunnen slechts worden meegegeven


met de ophalingen van het grof huisvuil indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid
vergelijkbaar is met huishoudelijke afvalstoffen en indien hun wijze van aanbieding beant-
woordt aan de bepalingen van dit hoofdstuk.

Afdeling 3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.20.

§1. Het grof vuil moet – indien nodig – stevig samengebonden worden zodat het niet kan uiteenvallen.
Het mag niet in vuilniszakken of andere plastic recipiënten, kartonnen dozen of papieren zakken
worden aangeboden.
§2. Het grof vuil moet voorzien zijn van een zelfklever met de vermelding “Gemeente Kortenberg -
grof huisvuil”. Deze zelfklever moet op elk afzonderlijk voorwerp of op elke samengebonden
bundel worden aangebracht. De zelfklevers zijn verkrijgbaar bij de gemeente tegen een door de
gemeenteraad te bepalen bedrag.
§3. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet hoger zijn dan 30
kg. Het grof vuil mag geen lengte, oppervlakte of volume hebben dat groter is dan respectievelijk
2 meter, 2 meter op 1 meter en 1m³.
§4. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de
ophalers van de afvalstoffen.
§5. Het grof vuil moet aangeboden worden in vaste vorm zonder vrije vloeistof en moet verkleinbaar
zijn met een breekinstallatie. Recipiënten onder druk evenals poedervormige materialen die
stofexplosies kunnen veroorzaken worden niet aanvaard.

Artikel 2.6.21

Grof huisvuil dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.3.18 van dit reglement wordt niet meegenomen.
De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van de openbare weg te verwijderen.

Artikel 2.6.22

§1 : Het grof huisvuil mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de op-
haling van het grof huisvuil zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst.
§2 : Het grof huisvuil moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en
voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers
te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst
niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun grof
huisvuil neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek.
§3 : De inwoners die het grof huisvuil buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel on-
gewenst uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.
§4 : Het opschrift zoals vermeld in artikel 2.6.20 § 2 van dit reglement moet naar de openbare weg
gericht worden.

HOOFDSTUK 4 : SELECTIEVE INZAMELING VAN GLAS

Afdeling 1 – Definitie

Artikel 2.6.23

§1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt onder glas verstaan :alle glazen voorwerpen ontdaan
van deksels en stoppen. Worden niet als glas beschouwd : vuurvaste voorwerpen, gewapend
glas, kristal, opaal glas, spiegelglas,autoruiten, plexiglas, gloeilampen, TL-lampen, stenen,
tegels, porselein, serreglas, rookglas, spaarlampen en beeldbuizen.
15

§2 : Hol glas betreft alle flessen, bokalen, glazen en andere glazen voorwerpen die in glascontainers
kunnen gedeponeerd worden.
§3 : Vlak glas betreft glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die door hun grootte en
omvang uitsluitend in open glascontainers voor vlak glas kunnen gedeponeerd worden,
eveneens rookglas en serreglas.

Afdeling .2. – Inzameling

Artikel 2.6.24.

§1. Voor het verwijderen van hol glas en vlak glas kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het
gemeentelijk containerpark. Daarnaast kan hol glas ook verwijderd worden via glascontainers die
op verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn Het gebruik van de glascontainers is
uitsluitend voorbehouden aan de inwoners van de gemeente.
§2. Glas mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf.

Afdeling .3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.25.

§1. Hol glas dat via glascontainers, die op verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn,
verwijderd wordt, moet afhankelijk van de kleur in de daartoe voorziene glascontainers
gedeponeerd worden.

Artikel 2.6.26.

Alle glazen voorwerpen dienen bij de aanbieding ontdaan te zijn van deksels, stoppen en
omwikkelingen en dienen leeg en voldoende gereinigd te zijn.
Porselein en aardewerk mogen in geen geval aangeboden worden bij de selectieve inzameling van
glas.

Artikel 2.6.27.

§1. Het storten in de glascontainers van om het even welke andere afvalstof dan glas, is verboden. Het
is verboden om naast de glascontainers lege of volle dozen, kratten, zakken, glas of andere
voorwerpen achter te laten.
§2. Het is verboden glas te storten in de glascontainers tussen 22.00 en 08.00 uur.
§3. Elke vorm van sluikreclame of informatie aangebracht op deze glasbakken is verboden.

HOOFDSTUK 5 : INZAMELING VAN PAPIER EN KARTON

Afdeling 1 – Definitie

Artikel 2.6.28.

Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan : alle kranten,
reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en
papieren of kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere
huishouding of ermee vergelijkbare handelsafvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of
karton, papier met waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen ver-
pakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met
magneetbanden, behangpapier en cementzakken.

Afdeling .2. – Inzameling


16

Artikel 2.6.29.

§1. Voor het verwijderen van papier en karton kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het
gemeentelijk containerpark. Daarnaast wordt papier en karton ook verwijderd via maandelijks
huis-aan-huis-ophalingen langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de
door het College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen. Voor de ophalingen van papier
en karton kan de gemeente beroep doen op de verenigingen volgens de voorwaarden zoals bepaald
door het College van Burgemeester en Schepenen.
§2. Papier en karton mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf. Het mag ook niet worden aangewend als
recipiënt voor andere afvalstoffen.

Artikel 2.6.30

De afvalstoffen van ambachtelijke- en handelsactiviteiten kunnen slechts worden meegegeven met


de ophalingen van het papier en karton indien hun aard, samenstelling en hoeveelheid vergelijkbaar
is met huishoudelijke afvalstoffen en indien hun wijze van aanbieding beantwoordt aan de bepalin-
gen van dit hoofdstuk.

Afdeling 3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.31.

§1. Het papier en karton moet voor de huis-aan-huis-ophalingen bij voorkeur verpakt worden in
kartonnen dozen of desgevallend samengebonden met natuurtouw worden aangeboden. Het papier
en karton mag niet in een ander verpakkingsmateriaal dan papier of karton worden aangeboden.
§2. Het gewicht van één baal papier en karton mag niet hoger zijn dan 15 kg

Artikel 2.6.32

Papier en karton dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.3.29 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit papier en karton nog de-
zelfde dag van de openbare weg te verwijderen.

Artikel 2.6.33

§1 : Papier en karton mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de om-
haling van het papier en karton zal plaatsvinden, aan de rand van de weg worden geplaatst.
§2 : Het papier en karton moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare
weg en voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en
voetgangers te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de
ophaaldienst niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg,
moeten hun papier en karton neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek.

§3 : De inwoners die het papier en karton buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel on-
gewenst uitspreiden ervan en staan zelf in voor het opruimen.

HOOFDSTUK 6 : SELECTIEVE INZAMELING VAN KLEIN GEVAARLIJK AFVAL

Afdeling 1 – Definitie

Artikel 2.6.34
17

Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Klein Gevaarlijk Afval, hierna K.G.A. genoemd:
de afvalstoffen zoals opgesomd in artikel 1 § 1 van het besluit van de Vlaamse Executieve van
13.03.1991 tot vaststelling van de algemene voorwaarden die gelden voor de verwijdering van
gevaarlijke huishoudelijke afvalstoffen.

Afdeling .2. – Inzameling

Artikel 2.6.35.

§1. Het K.G.A., motorolie, frituurolie en vetten worden ingezameld via het containerpark tijdens de
normale openingsuren
§2. K.G.A. mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grof huisvuil of een andere
selectieve ophaalmethode dan omschreven in de vorige paragraaf …

Artikel 2.6.36.

Bedrijfsafvalstoffen kunnen niet meegegeven worden met de ophalingen van het K.G.A..
Bedrijfsafvalstoffen worden evenmin aanvaard als K.G.A. bij de inzameling via de inrichting voor het
opslaan en sorteren van K.G.A., aansluitend of behorend bij het containerpark.

Afdeling 3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.37

§1. Het K.G.A. moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere
afvalstoffen worden aangeboden. Hiervoor stelt de gemeente per gezin een milieubox ter
beschikking.
§2. Het achterlaten op het voetpad of op de openbare weg van de milieubox, bijvoorbeeld in
afwachting van de huis-aan-huisinzameling, is verboden.

Artikel 2.6.38.

Het aangeboden K.G.A. wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief


buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen en indien nodig brengt de
voortbrenger zelf aanduidingen over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het K.G.A.
op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd en tevens
dient de verpakking van elk afzonderlijk product te worden aangepast om lekken of andere
ongewenste effecten te voorkomen.

Artikel 2.6.39.

§1. De afgifte van K.G.A. op het containerpark gebeurt in aanwezigheid en onder toezicht van een door
de vergunninghouder aangesteld persoon. Deze aangestelde verantwoordelijke persoon heeft ten
allen tijde het recht de persoon die het K.G.A. aanbrengt te vragen zich kenbaar te maken als
inwoner van de gemeente;
§2 Het K.G.A. dat wordt aangeboden op het containerpark wordt door de parkwachter in de inrichting
aansluitend bij het containerpark gedeponeerd. De aanbieder mag dit niet zelf doen.
Dit geldt niet voor de motorolie of frituurolie en vetten die op een containerpark worden
aangeboden, waar de aanbieder zelf deze soorten K.G.A. in de daarvoor bestemde recipiënten dient
over te gieten of te deponeren.

Afdeling 4. – Gebruik van de milieubox

Artikel 2.6.40.
18

De milieubox is eigendom van het Vlaams Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de gebruikers ter
beschikking gesteld. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het gebruik van de
milieubox dat dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen dan dit reglement. Bijgevolg mogen
alleen de afvalstoffen, vermeld in artikel 5.5.2.2. van het Besluit van de Vlaamse regering van 17
december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer
(VLAREA), worden aangeboden in de milieubox.

Artikel 2.6.41.

De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is
het de gebruiker niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres.

Afdeling 6.3. – Gebruik van de milieubox

Artikel 2.6.42.

De milieubox is eigendom van het Vlaams Gewest en wordt slechts voor gebruik aan de gebruikers ter
beschikking gesteld. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het gebruik van de
milieubox dat dient te geschieden overeenkomstig de bepalingen dan dit reglement. Bijgevolg mogen
alleen de afvalstoffen, vermeld in artikel 5.5.2.2. van het Besluit van de Vlaamse regering van 17
december 1997 tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer
(VLAREA), worden aangeboden in de milieubox.

Artikel 2.6.43.

De milieubox moet verbonden blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is
het de gebruiker niet toegestaan om de milieubox mee te nemen naar diens nieuw adres.

HOOFDSTUK 7 : SELECTIEVE INZAMELING VAN GROENTE – FRUIT- EN TUINAFVAL


EN ORGANISCH BIOLOGISCH VERGELIJKBAAR BEDRIJFSAFVAL

Afdeling 1 – Definitie

Artikel 2.6.44.

§1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt als Groente-, Fruit- en Tuinafval, hierna G.F.T.
genoemd: organisch composteerbaar afval zoals aardappelschillen, schillen van citrus- of andere
vruchten, groente- en fruitresten, eierschalen, doppen van noten, theebladeren en theezakjes, koffiedik
en koffiefilters, papier van keukenrol, kleine hoeveelheden etensresten, mest van kleine huisdieren,
verwelkte snijbloemen en kamerplanten, versnipperd snoeihout, haagscheersel, zaagmeel en
schaafkrullen, gazonmaaisel, bladeren, onkruid en resten uit groente- en siertuin en die ontstaan door
de normale werking van een particuliere huishouding of ermee vergelijkbare afvalstoffen;
§2 : Andere afvalstoffen zoals bijvoorbeeld timmerhout, grof onversnipperd snoeihout, beenderen,
mosselschelpen, kadavers, haar, aarde en zand, sauzen, vetten en oliën, stofzuigerzakken, assen,
houtskool, kunststoffen, metalen, glazen bokalen en kattenbakvulling worden niet als G.F.T.-afval be-
schouwd.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 2. – Inzameling

Artikel 2.6.45.

§1. Het G.F.T.-afval en organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval wordt om de twee weken
opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het
College van Burgemeester en Schepenen bepaalde dagen.
19

§2. Het G.F.T.-afval en het organisch biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet meegegeven
worden met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve ophaalmethode, inclusief
containerpark, dan omschreven in de vorige paragraaf.
§3. Verontreinigd G.F.T. en organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval worden niet aanvaard
bij de selectieve inzameling.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 3. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.46.

§1. Het G.F.T.-afval en het organisch - biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval moeten afzonderlijk van
andere afvalstoffen worden aangeboden in een daartoe door de gemeente ter beschikking gestelde
(groene) “G.F.T.-container” van 40 l, 120 l, 240l en 1100 l. De container dient zorgvuldig
gesloten te worden.
Gebouwen en/of gebouwencomplexen met meer dan 5 wooneenheden kunnen een 1100 l container
ter beschikking krijgen
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.47.

§1. Het gewicht van de container mag niet groter zijn dan :
• 15 kg voor een container van 40 l.
• 50 kg voor een container van 120 l.
• 80 kg voor een container van 240 l.
• 500 kg voor een container van 1100 l
§2. Per aansluitpunt en per ophaalbeurt mogen maximaal 2 containers G.F.T.-afval en/of organisch –
biologisch bedrijfsafval aangeboden worden. Hiervan kan slechts om voldoende gemotiveerde
redenen worden afgeweken.
§3. De container voor G.F.T. en/of organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval, dient te worden
aangeboden aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken perceel zonder evenwel het
verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De container moet worden
aangeboden met het containerhandvat en de zelfklever (met adresgegevens) gericht naar de
openbare weg.
§4. De G.F.T.-containers mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de
ophaling van het G.F.T.-afval zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Afdeling 4. – Gebruik van de G.F.T.-container

Artikel 2.6.48.

De G.F.T.-container wordt huis-aan-huis afgeleverd. Deze G.FT.-container blijft eigendom van de


gemeente en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld voor de duur van de
G.F.T.-ophaling en/of ophaling van organisch – biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.49.

§1. De gebruikers zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik van de G.F.T.-
container. Onder deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de G.F.T.-container uitsluitend mag
gebruikt worden voor de opslag van G.F.T.-afval en organisch – biologisch vergelijkbaar
bedrijfsafval en uitsluitend mag worden aangeboden op de wijze zoals voorzien in de artikels
2.6.44. en 2.6.45. van dit reglement.
§2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de gebruiker de gemeente hiervan onverwijld in kennis
te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe G.F.T.-container. De
kosten van herstelling of vervanging kunnen door de eigenaar van de G.F.T.-container verhaald
worden op de gebruiker, in geval van oneigenlijk gebruik.
20

§3. De door nalatigheid of met opzet aangebrachte beschadiging van de container zal worden beboet
met een boete ten bedrage van 10 maal het jaarlijkse bedrag voor de ter beschikkingstelling van de
container, vermeerderd met een bedrag van 50 EUR voor administratieve- en logistieke kost’.
Van kracht vanaf 28 april 2009
Artikel 2.6.50.
Van kracht vanaf 28 april 2009
De G.F.T.-container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is geleverd. Ingeval van
verhuizing is het de gebruiker niet toegestaan om de G.F.T.-container mee te nemen naar diens nieuw
adres.

Artikel 2.6.51.

Gezinnen of inrichtingen die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen
beschikking hebben over een G.F.T.-container kunnen via EcoWerf bij de gemeente een G.F.T.-
container bekomen.
Van kracht vanaf 28 april 2009
HOOFDSTUK 8 : SELECTIEVE INZAMELING VAN PLASTIEK, METAAL EN
DRANKKARTONS

Afdeling 1 – Definitie

Artikel 2.6.52

§1 : Voor de toepassing van dit reglement wordt onder Plasticverpakkingen, Metaalverpakkingen en


Drankverpakkingen, hierna P.M.D. genoemd, verstaan : plastic flessen en flacons van frisdrank,
water, melk, detergenten en verzorgingsproducten; metalen blikjes van bier, frisdrank en water;
conservenblikken; metalen deksels en schroefdoppen van flessen en bokalen en kartonnen drank-
verpakkingen, met uitzondering van papieren verpakkingen en glasverpakkingen.
§2 : Het aangeboden P.M.D.-afval mag geen K.G.A., glas, etensresten of andere afvalstoffen
bevatten.

Afdeling 2 - Inzameling

Artikel 2.6.53.

§1. Voor het verwijderen van P.M.D. kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het
gemeentelijk containerpark. Daarnaast kan het P/M.D. ook verwijderd worden via
tweewekelijkse huis-aan-huis-ophalingen langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling is
ingericht, op de door het College van burgemeester en Schepenen bepaalde dagen.
§2. P.M.D. mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf.

Afdeling 3 – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.54.

§1. Het P.M.D.-afval moet aangeboden worden in speciaal daartoe bestemde kunststof zakken. Deze
zakken zijn verkrijgbaar bij de gemeente tegen een door de gemeenteraad te bepalen bedrag.
§2. De verschillende fracties van het P.M.D.-afval mogen gemengd in de daartoe bestemde zakken
worden aangeboden.
§3. Het gewicht van één zak P.M.D.-afval mag niet hoger zijn dan 10 kg en de zak moet volledig
gesloten worden aangeboden.
§4. Het aangeboden P.M.D.-afval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een
andere selectieve inzameling, andere dan deze dan P.M.D. –afval.
21

Artikel 2.6.55

P.M.D.-afval dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.3.52 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van
de openbare weg te verwijderen.

Artikel 2.6.56

§1 : Het P.M.D.-afval mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de op-
haling van het P.M.D.-afval zal plaats vinden, aan de rand van de weg worden geplaatst.
§2 : Het P.M.D.-afval moet door de inwoners geplaatst worden aan de rand van de openbare weg en
voor het betrokken perceel, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers
te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst
niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun
P.M.D.-afval neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek.
§3 : De inwoners die het P.M.D.-afval buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel on-
gewenst uitspreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.

HOOFDSTUK 9 : SELECTIEVE INZAMELING VAN OUDE METALEN

Afdeling 1. - Definitie

Artikel 2.6.57.

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder oude metalen verstaan: alle soorten van metalen
voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, ferro en non-ferrometalen, andere dan deze
behoren tot het P.M.D. en de herbruikbare goederen.

Afdeling 2. - Inzameling

Artikel 2.6.58.

§1. De “oude metalen” worden 2 maal per jaar, op afroep opgehaald langs de straten, wegen en
pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door het College van Burgemeester en Schepenen
bepaalde dagen. Daarnaast kunnende “oude metalen” verwijderd worden via het gemeentelijk
containerpark.
§2. Oude metalen op afroep, procedure:
- contacteer gratis de groene lijn van Ecowerf
- de nodige afspraken worden telefonisch gemaakt: correct adres, aard van afval en
aantal stuks, datum van ophaling.
§3. Witgoed mag niet worden meegegeven met de “oude metalen”.
§4. “Oude metalen” mogen niet meegegeven worden met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode dan omschreven in §1. van dit artikel.

Artikel 2.6.59.

De afvalstoffen van ambachtelijke en handelsactiviteiten kunnen niet meegegeven worden met de


ophaling van “oude metalen”.

Afdeling 2. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.60.

§1. De “oude metalen” moeten los worden aangeboden en mogen niet worden verpakt in
vuilniszakken, kartonnen dozen of papieren zakken.
22

§3. Het gewicht van één afzonderlijk voorwerp of samengebonden bundel mag niet hoger zijn dan 30
kg. Het oude metaal mag geen lengte, oppervlakte of volume hebben dat groter is dan resp. 2
meter, 2 meter op 1 meter en 1 m³.
§4. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers
van de afvalstoffen.

Artikel 2.6.61.

Oude metalen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.6.58 van dit reglement worden niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag
van de openbare weg te verwijderen.

Artikel 2.6.62

§1 : De oude metalen mogen slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de
ophaling van de oude metalen zal plaats vinden, aan de rand van de weg geplaatst worden.
§2 : De oude metalen moeten de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken
perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers
te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst
niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun oude
metalen neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek.
§3 : De inwoners die de oude metalen buiten zetten zijn verantwoordelijk voor het eventueel uit-
spreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.

HOOFDSTUK 10 : SNOEIHOUT

Afdeling 1. - Inzameling

Artikel 2.6.63.

§1. Voor het verwijderen van groenafval kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het
gemeentelijk containerpark.
§2. Groenafval mag niet worden meegegeven met het huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode dan omschreven in de voorgaande paragraaf.
§3. Verontreinigd groenafval wordt niet aanvaard bij de selectieve ophaling
§4. Het snoeihout wordt op driemaal per jaar huis-aan-huis opgehaald langs de straten, wegen en
pleinen waar de ophaling is ingericht, op de door College van Burgemeester en Schepenen
bepaalde dagen.

Afdeling 2. – Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.64.

§1. Alleen houtgewas komt voor snoeihout in aanmerking, dus geen rietstengels en snoeisel van
hagen en coniferen, houten meubelen, oude planken….
§2. De takken moeten een minimum lengte hebben van 20 cm en de diameter van de stam mag
maximaal 12 cm bedragen.
§3. Het snoeihout moet in bundels van maximum 25 kg worden gedeponeerd langs de rand van de
openbare weg. Het mag niet in vuilniszakken, kartonnen dozen of papieren zakken worden
aangeboden.
§4. De hoeveelheid snoeihout per ophaalbeurt en per gezin wordt beperkt tot maximaal 5m³. Grotere
hoeveelheden kunnen eventueel apart kunnen worden opgehaald na afspraak en mits voorafgaande
betaling tegen geldende tarieven;
§5. Het snoeihout wordt enkel en alleen afgehaald aan het adres van de inwoner;
23

Het snoeihout dat wordt aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van artikel
2.3.63 van dit reglement wordt niet meegenomen. De aanbieder dient dit afval nog dezelfde dag van
de openbare weg te verwijderen.

Artikel 2.6.65.

§1 : Het snoeihout mag slechts na 20.00 uur van de dag voorafgaand aan de dag waarop de opha-
ling van het snoeihout zal plaats vinden, aan de rand van de weg geplaatst worden.
§2 : Het snoeihout moet door de inwoners aan de rand van de openbare weg en voor het betrokken
perceel geplaatst worden, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers
te hinderen. De inwoners van wegen, plaatsen of stegen waar de wagens van de ophaaldienst
niet door kunnen, of van woningen die afgelegen zijn van de openbare weg, moeten hun snoei-
hout neerzetten op de dichtst bij hun woning gelegen straathoek.
§3 : De inwoners die het snoeihout buiten zetten, zijn verantwoordelijk voor het eventueel uit-
spreiden van de inhoud ervan en staan zelf in voor het opruimen.

HOOFDSTUK 11 : A.E.E.A. EN HERBRUIKBARE GOEDEREN

Afdeling 1. – Inzameling

Artikel 2.6.66.

§1. Voor de inzameling van A.E.E.A. (afgedankte elektrische en elektronische apparaten) kan een
beroep gedaan worden op het door de administrateur van de OVAM erkend kringloopcentrum te
Kessel-Lo met als telefoonnummer 016/26 09 21
Deze inzameling kan gebeuren op aanvraag van de aanbieder.
Daarnaast kan het A.E.E.A. verwijderd worden via het gemeentelijk containerpark.
§2. Sinds 1 juli 1999 mag het A.E.E.A. niet meer meegegeven worden met het huisvuil, grofvuil of een
andere selectieve ophaalmethode dan omschreven in §1. van dit artikel.

Artikel 2.6.67.

§1. Herbruikbare goederen die niet behoren tot het A.E.E.A. worden eveneens ingezameld door het
kringloopcentrum, werkzaam in de gemeente. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden
herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum.
In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde herbruikbare goederen meegegeven
worden met het huisvuil, grof vuil of metalen gemengd.
§2. Herbruikbare goederen mogen niet meegegeven worden met een andere selectieve ophaalmethode
dan omschreven in §1. van dit artikel.

Artikel 2.6.68 Textiel

§1. Voor het verwijderen van textiel kunnen de inwoners van de gemeente terecht op het gemeentelijk
containerpark. Daarnaast kan textiel ook verwijderd worden via textielcontainers die op
verschillende plaatsen in de gemeente geplaatst zijn.
§2. Textiel mag niet worden meegegeven met het gewoon huisvuil, grofvuil of een andere selectieve
ophaalmethode, dan omschreven in de vorige paragraaf.
§3. De inzameling van textiel zoals beschreven in §1 is enkel bedoeld voor herbruikbaar huishoudelijk
textielafval, alle kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel
(gordijnen, overgordijnen tafelkleden, servetten), lompen, … . Vuile en besmeurde kleding, spullen
die onder verf of olie zitten, groezelige tapijten, alle andere afval horen hier niet thuis.

Afdeling 2. Wijze van aanbieding

Artikel 2.6.69. inzameling van textiel via textielcontainers en via het gemeentelijk containerpark
24

§1. De inzameling van textiel via textielcontainers gebeurt door erkende textielinzamelaars, erkend
door OVAM waarmee de gemeente een schriftelijke overeenkomst afsluit.
§2. Dit geldt voor alle textielcontainers op gemeentelijk grondgebied en op private terreinen, dus ook
voor de inzameling van textiel via het gemeentelijk containerpark.
§3. Het storten in de textielcontainers van om het even welke andere afvalstof dan textiel, is verboden.
Het is verboden om naast de textielcontainers lege of volle dozen, kratten of andere voorwerpen
achter te laten, sluikstorten en/of storten van ander afval in de containers zal bestraft worden
§4. Elke vorm van sluikreclame of informatie aangebracht op deze textielcontainers is verboden.

HOOFDSTUK 12 : SLOTBEPALINGEN

Artikel 2.6.70.

Dit gemeentelijk politiereglement is geldig, onverminderd de bepalingen van het besluit van de
Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.

Artikel 2.6.71.

De inbreuken op dit reglement worden gestraft met politiestraffen, voor zover wetten, decreten,
algemene of provinciale verordeningen, op dit vlak geen andere straffen voorzien.

Artikel 2.6.72.

Dit reglement zal bekend gemaakt worden overeenkomstig artikel 112 en 114 van de Nieuwe
Gemeentewet.

Artikel 2.6.73.

Een eensluidend afschrift van dit reglement zal in drievoud worden overgezonden aan de heer
gouverneur voor kennisgeving aan de bestendige deputatie en conform artikel 119 van de nieuwe
gemeentewet aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg, aan de griffie van de politierechtbank.
Ter kennisgeving zal eveneens een afschrift worden toegezonden aan OVAM en het bestuur milieu-
inspectie (Aminal).
15.12.2008

HOOFDSTUK 3

SPELEN, SCHIETEN MET VUURWAPENS, FEESTEN EN VERMAKELIJKHEDEN

3.1. Niemand mag in de straten en op de openbare pleinen om het even welke spelen inrichten, van
aard samenscholingen te veroorzaken, het verkeer te belemmeren, de voorbijgangers te hinderen of
ongemakken te veroorzaken, zonder toelating van de burgemeester.

3.2. Balspelen zijn toegelaten op de door de burgemeester vastgestelde plaatsen, de spelers moeten
zich schikken naar de aanduidingen van de politie. Kinderspelen zijn toegelaten op de door het
schepencollege aangeduide plaatsen.

15.12.2008
25

3.3. Het gebruik van loopfietsen, rolschaatsen en rolplanken is verboden op voetpaden, rijwielpaden
en rijbanen. Het gebruik is toegelaten op de plaatsen waar de kinderspelen door het schepencollege
veroorloofd zijn.

3.4. Het is verboden op de openbare weg, of andere openluchtplaatsen alwaar publiek toegang heeft,
vermakelijkheden in te richten zoals: bals, concerten, zangvoordrachten, recitals, spelen, prijskampen
of vertoningen te houden zonder voorafgaande toelating van de burgemeester.

3.5. De inrichters van bals, danspartijen, concerten, zangvoordrachten, recitals, of andere


vermakelijkheden, in gesloten zalen toegankelijk voor het publiek of in openbare instellingen, zullen
hiervan minstens 10 werkdagen vooraf kennis geven aan de burgemeester.

3.6. Kramers, of om het even welke kooplieden, mogen zich niet op de openbare weg of op de plaatsen
toegankelijk voor het publiek opstellen, zonder toelating van de burgemeester.

3.7. Niemand mag zich gemaskerd in de straten en in de openbare inrichtingen vertonen behoudens bij
toegelaten manifestaties. Zij mogen niet in het bezit zijn van stokken of enig ander wapen of
gevaarlijk voorwerp. Het is hen ook verboden welke stoffen ook te werpen, het publiek lastig te
vallen op ongeoorloofde wijze enz… en winkels of huizen te betreden.

3.8. Niemand mag een vermomming dragen die strijdig is met de goede zeden, of die van aard is de
openbare orde te verstoren.

3.9. Het is verboden, zonder toelating van de burgemeester, vreugdeschoten, vuurwerk of voetzoekers
af te steken, hetzij op de openbare weg, hetzij op private eigendommen al dan niet afgesloten.

3.10. Onverminderd een verplichte voorafgaande toelating van de burgemeester, voorzien door art.
3.9., is het verboden al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijkaardige toestellen te
plaatsen op minder dan 200 m van de dichtst bijgelegen woning. Daarenboven is artikel 11.1.2.1. van
toepassing. Het is verboden deze toestellen te laten werken tussen 21.00 uur en 06.00 uur. De
ontploffingen mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van minder dan 5 minuten. Het gebruik
moet streng beperkt blijven voor het beveiligen van fruit, groenten of graansoorten.

3.11. Het elastiekspringen “Benji” genoemd, wordt op het grondgebied van de gemeente Kortenberg
verboden. 2
GR van 1 oktober 1990
HOOFDSTUK 4

NUMMERING DER HUIZEN, HET AANPLAKKEN, BESCHADIGINGEN

4.1.

4.1.1. De inwoners zijn verplicht de door het gemeentebestuur aangenomen nummers der huizen aan te
brengen en goed zichtbaar te behouden.
In geval van verandering der nummers, mogen de oude nummers slechts gedurende twee jaar
behouden blijven; zij moeten met een streep doorgehaald worden door de inwoners en moeten nadien
door hen verwijderd worden.

4.1.2. De eigenaars van gebouwen zijn gehouden, zelfs als deze achter de rooilijn gebouwd zijn,
zonder vergoeding, de openbare besturen toe te laten straatnaamborden, openbare verlichtings-,
telefoon- of teledistributietoestellen en draden, verkeerssignalisatieborden en andere verkeerstekens
vast te hechten aan deze constructies.
26

4.2. In geval van herbouwing, verandering, bepleistering of het schilderen van een gebouw, is de
eigenaar verplicht het nummer zichtbaar te laten of het, binnen de acht dagen vanaf de voltooiing der
buitenwerken, overeenkomstig het door het gemeentebestuur aangenomen model te doen herplaatsen.

4.3. Niemand, uitgezonderd de aangestelde plakker, mag zonder voorafgaande toelating van het
schepencollege, op de officiële aanplakborden plakken. Het is verboden op de muren, schutsels die op
straat uitgeven of op de installaties van openbaar nut, aan te plakken of te schilderen.
Dit geldt niet voor de berichten van openbare verkopen, schouwburgen, concerten en dansfeesten die
worden uitgehangen aan de bedoelde huizen of inrichtingen.

4.4. Het afrukken, bevuilen of bedekken van regelmatig aangebrachte plakbrieven is verboden.

4.5. Het is verboden, op de gevels, palen, lantarens, bomen enz. dienende tot algemeen nut, te
klimmen, alsook over de muren en afsluitingen te klauteren.

4.6. Het is verboden voorzieningen van openbaar nut zoals zitbanken, glasbakken enz… te bevuilen of
te beschadigen.

HOOFDSTUK 5

PLANTSOENEN, PARKEN, OPENBARE TUINEN, VOETWEGEN

5.1. In de openbare parken, tuinen en bossen, op de openbare weg en op parkeerplaatsen is het


verboden onder een tent, in een woonwagen of in een voertuig te kamperen zonder schriftelijke
toelating van de burgemeester.

5.2. Het is verboden:

5.2.1. Over de afsluitingen der openbare plantsoenen, parken en tuinen te klauteren.

5.2.2. Door de openbare plantsoenen, parken, tuinen en voetwegen te trekken met hinderlijke
voorwerpen, paarden, vee, rijtuigen en andere tweewielige voertuigen anders dan aan de hand geleid.
Vallen niet onder dit verbod, de wagens voor kinderen en gehandicapten en fietsers.
15.12.2008

5.2.3. Schade toe te brengen aan het openbaar groen, wegen en voetpaden.

5.2.4. In het struikgewas te dringen, over de grasperken en hellingen te lopen, te zitten of te liggen op
de plaatsen waar verbodsplaten zijn aangebracht en de omheiningen en de traliehekkens open te
breken.

5.2.5. Er honden te laten lopen zonder deze aan een leiband te houden.

HOOFDSTUK 6

OPENINGS- EN SLUITINGSUREN VAN DE HERBERGEN, SPIJSHUIZEN, BARS, DANCINGS,


SPORT- EN FEESTZALEN

15.12.2008
27

6.1. De herbergen, dansgelegenheden en in het algemeen al de plaatsen toegankelijk voor het publiek
waar men drank verkoopt, kunnen in geval van nachtlawaai, door de politie verplicht worden, hun
instellingen te sluiten vanaf 22.00 uur.
Alle personen die na dergelijke sluiting in de plaatsen aangetroffen worden zullen strafbaar zijn als de
houder zelf.

6.2. Het is de drankslijters verboden hun inrichting op slot te draaien, er het licht te doven of te
dempen, zolang er zich één of meer verbruikers bevinden.

6.3. De uitbaters of inrichters, van om het even welke zaal of bijeenkomst, hebben de verplichting een
zitplaats voor te behouden aan de politieambtenaar die er met een ordedienst of zending belast is.

6.4. In de gemeentelijke feestzalen is het ter gelegenheid van het inrichten van een fuif verboden:
a) drank te laten gebruiken uit glazen flessen of pinten;
b) gratis vaten bier of andere alcoholische dranken te geven;
c) sterke drank of cocktails te schenken;
d) bier of andere dranken met een alcoholgehalte van meer dan 5,5 graden te schenken.3

6.5. Er wordt voor de fuiven en/of andere evenementen, welke gegeven worden in de gemeentelijke
feestzalen, een sluitingsuur ingevoerd te 03.00 uur.4

HOOFDSTUK 7

BRAND

7.1. Brandgevaar, maatregelen tot vrijwaring en bestrijding van branden

7.1.1. Schouwen en brandkranen

7.1.1.1. Onverminderd de bepalingen van het strafwetboek, is ieder eigenaar of huurder verplicht de
schouwen waarvan hij gebruik maakt, minstens éénmaal per jaar door een beëdigd schouwveger te
laten reinigen. In gebruik zijnde ovens dienen minstens trimesterieel door een beëdigd schouwveger
gereinigd worden.

7.1.1.2. De brandkranen in de straten moeten steeds vrij blijven en gemakkelijk te bereiken zijn. Het
is verboden deze kranen en de erbij horende conventionele tekens op enigerlei wijze aan het zicht te
onttrekken. Indien de brandkranen met sneeuw bedekt zijn, moeten de bewoners van het gelijkvloers,
of bij ontstentenis deze van de eerste verdieping, enz. de sneeuw van de brandkranen voor hun woning
wegvegen.

7.1.2. Maatregelen in acht te nemen in geval van brand

7.1.2.1. Zodra een brand ontstaat, moeten de personen die hem ontdekken onmiddellijk de dienst
“100” of de brandweer van de gemeente of bevoegd centrum verwittigen.

7.1.2.2. De eigenaars en huurders der huizen waarin brand ontstaat, moeten op het eerste verzoek van
de brandweer, van de agenten van de water-, gas- of elektriciteitsdiensten en van de politiediensten
hen toegang tot de woning verlenen.

3
GR 8 januari 1996
4
GR 8 januari 1996
28

7.1.2.3. Bij brand mogen de eigenaars en huurders van aangrenzende plaatsen of eigendommen de
toegang tot hun woonplaats niet weigeren aan personeel vermeld in vorig artikel en met hun materiaal.
Ze dienen bovendien al hun watervoorraden ter beschikking te stellen.

7.1.2.4. Het is verboden op welke manier ook, zonder gegronde redenen, de veiligheids- of
hulpdiensten op te roepen.

7.2. Brandvoorkomingsmaatregelen in de dancings, lokalen waar gedanst wordt, schouwburgen,


sport- en feestzalen

7.2.1. Algemeenheden

7.2.1.1. Deze verordening heeft tot doel de voorwaarden te bepalen waaraan deze zalen of lokalen
moeten voldoen om:
- brand te voorkomen;
- ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
- een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te verzekeren

7.2.1.2. Deze verordening is van toepassing op al deze lokalen, onverminderd de andere wettelijke en
reglementaire bepalingen ter zake, inzonderheid deze betreffende de stedenbouw en de ruimtelijke
ordening, het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming. Zij is niet van toepassing op de
instellingen van tijdelijke aard zoals kermisinrichtingen, tenten enz.

7.2.2. Bouwelementen, wandbekleding en versieringen

7.2.2.1. De muren, balken en kolommen die tot algemene stabiliteit van het gebouw bijdragen, moeten
uit onbrandbare materialen zijn samengesteld. De graad van weerstand tegen brand zal minstens één
uur zijn.

7.2.2.2. Voor de losse of vaste wandbekleding, de versiering, de bekleding van de zitplaatsen, mogen
geen gemakkelijk brandbare materialen worden aangewend, zoals rietmatten, stro, karton,
boomschors, papier, brandbare textielstoffen en andere soortgelijke stoffen.

7.2.2.3. Brandbare stoffen, die een brandvertragende behandeling hebben ondergaan, zijn uitzonderlijk
toe te laten, indien hun graad van weerstand tegen brand minstens een half uur bedraagt en ze in hun
geheel gemakkelijk te verwijderen zijn voor eventuele hernieuwing van de brandvertragende
behandeling. Een attest betreffende de geldigheidsduur van de graad van weerstand tegen brand, en de
hernieuwing van de behandeling dient telkens aan de brandweerdienst te worden voorgelegd.

7.2.2.4. Wandbekledingen en versieringen die door warmte-invloed giftige gassen vrijgeven, zijn niet
toe te laten.

7.2.2.5. De versiering van de wanden moet zodanig zijn aangebracht dat de mogelijkheid niet bestaat
dat vuil, afval en dergelijke in of op de versiering kan worden verzameld.

7.2.3. Uitgangen en ontruiming

7.2.3.1. De in- en uitgangen moeten in verhouding zijn met de maximale capaciteit van de zaal of
lokalen en moeten de mogelijkheid bieden deze in een minimum van tijd en op veilige wijze te
ontruimen. Daarom zal getracht worden aan de uitgangswegen, uitgangen en deuren een totale breedte
te geven gelijk, in centimeters, aan het aantal personen die ze moeten gebruiken om de uitgangen te
bereiken. In ieder geval moet de breedte van de uitgangswegen, uitgangen en uitgangstrappen
minimum 0,80 m zijn.
29

7.2.3.2. De lokalen die op bovenverdiepingen of in kelderverdiepingen gelegen zijn moeten door ten
minste één trap bediend worden niettegenstaande het bestaan van de nooduitgang voorgeschreven in
art. 7.2.3.5. en van elk toegangsmiddel (bvb lift).

7.2.3.3. Alle uitgangen en nooduitgangen moeten over de volle breedte steeds vrij zijn van
belemmeringen; zij mogen aldus niet versperd worden door de vestiaires, het stallen van fietsen, het
opslaan van goederen of het verkopen van eetwaren. Zij moeten gemakkelijk verbinding geven met de
openbare weg of een veilige ruimte, gelegen op het gelijkvloers, waarvan de oppervlakte in
verhouding staat tot de maximale capaciteit van de zaal.

7.2.3.4. De deuren geplaatst tussen de lokalen waar het publiek aanwezig is alsook alle in- en
uitgangen dienen te openen in de richting van de vluchtweg. Tijdens de openingsuren mogen zij in
geen geval gegrendeld of met sleutel gesloten worden. Draaideuren en draaipaaltjes zijn verboden.

7.2.3.5. Ten minste een nooduitgang moet voorzien worden bij voorkeur aan de tegenovergestelde
kant van de ingang van de zaal. Deze nooduitgang moet opendraaien in de zin van de uitgang, moet
volledig afhankelijk zijn van de eigenlijke zaal, moet op een gemakkelijke wijze toegang verlenen tot
de openbare weg of een veilige ruimte waarvan de oppervlakte in verhouding staat tot de maximale
capaciteit van de zaal.
Betreffende het aanbrengen van een nooduitgang kan in bepaalde gevallen door de burgemeester, na
raadpleging van de officier-dienstchef van de bevoegde brandweerdienst, daarop een afwijking
toegestaan worden.

7.2.3.6. De muren die de zaal scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met
inbegrip van de zoldering en de vloer, moeten een graad van weerstand tegen brand van minstens één
uur hebben. De deuren, verbinding gevend tussen de zaal en de lokalen of ruimten niet behorend tot
de uitbating, moeten zelfsluitend zijn en een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens
een half uur.

7.2.3.7. De wanden van de kokers (voor leidingen, huisvuil) desgevallend alle controleluiken die in de
dancing uitmonden, moeten een graad van weerstand tegen brand hebben van minstens een half uur.

7.2.3.8. De plaats van elke uitgang of nooduitgang moet aangegeven zijn door het opschrift “uitgang”
of “nooduitgang”. Deze opschriften zijn groen op een witte achtergrond of wit op een groene
achtergrond. Zij moeten goed leesbaar zijn vanuit alle delen van de zaal. De richting van de
doorgangen en trappen die naar de uitgangen leiden wordt, zo dit door schikking van de plaatsen
vereist is, op opvallende wijze aangegeven door pijlstrepen in het groen op witte achtergrond of wit op
groene achtergrond. De verlichting van deze opschriften en aanduidingen is aangesloten op de
normale verlichting en op de noodverlichting.

7.2.3.9. De trappen moeten uit rechte delen bestaan; rol-, draai- en spiltrappen zijn verboden. De
treden moeten slipvrij zijn.

7.2.4. Verlichting en elektrische installaties

7.2.4.1. De lokalen moeten verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als algemene
verlichtingsbron.

7.2.4.2. De inrichting moet voorzien zijn van een noodverlichting die voldoende lichtsterkte heeft om
een ordelijke ontruiming te verzekeren, automatisch en onmiddellijk in werking treedt bij het uitvallen
van de gewone verlichting en minstens één uur in werking blijft.

7.2.5. Verwarming
30

7.2.5.1. De zaal moet verwarmd en verlucht worden op zodanige wijze dat alle veiligheidsmaatregelen
getroffen zijn om verhittingen, ontploffingen en brand te vermijden.

7.2.5.2. Verplaatsbare verwarmingstoestellen of houders met vloeibaar gemaakte petroleumgassen zijn


niet toegelaten.

7.2.5.3. Het opslaan van brandbare vloeistoffen, vloeibaar gemaakte gassen en licht brandbare vaste
stoffen is verboden in de lokalen waar het publiek vertoeft.

7.2.5.4. De stookplaats van de centrale verwarming en de brandstofvoorraad moeten in een


afzonderlijk, daartoe bestemd, goed verlucht lokaal worden geïnstalleerd, dat niet rechtstreeks uitgeeft
op de zaal. De muren, vloeren en zolderingen van deze lokalen zullen een weerstand tegen brand van
minstens twee uren hebben. Deze lokalen zullen afgesloten worden door een zelfsluitende branddeur
met een graad van weerstand tegen brand van één uur.

7.2.5.5. De toevoerleiding tussen brandstofvoorraad en stookplaats moet stevig bevestigd en uit metaal
vervaardigd zijn. Op deze toevoerleiding moet ten minste één afsluitkraan worden geplaatst, op een
veilige gemakkelijk bereikbare plaats, buiten de stookplaats gelegen.

7.2.6. Brandbestrijdingsmiddelen

7.2.6.1. Voor de beveiliging tegen brand moeten de passende brandblusmiddelen aanwezig zijn, die
uitrusting moet vastgesteld worden in akkoord met de bevoegde brandweerdienst.

7.2.6.2. Het brandbestrijdingsmaterieel moet in goede staat van onderhoud verkeren, beschermd zijn
tegen vorst, doelmatig gesignaleerd, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn.
Dit materieel moet steeds gebruiksklaar zijn.

7.2.6.3. Binnen de lokalen is het gebruik verboden van snelblustoestellen met broommethyl,
tetrachloorkoolstof en andere producten waardoor er zeer giftige uitwasemingen kunnen ontstaan.

7.2.7. Bijkomende voorschriften waaraan de nog op te richten zalen moeten beantwoorden

7.2.7.1. De minimumgraad van weerstand tegen brand van de volgende bouwelementen is:

Twee uren: voor de muren, balken, kolommen, e.a. die tot de algemene stabiliteit van het gebouw
bijdragen; voor de muren die de zaal scheiden van de overige delen van het gebouw, desgevallend met
inbegrip van de zoldering en de vloer;
Eén uur: voor de overige muren, vloeren, zolderingen, trappen; voor de deuren, verbinding gevend
tussen de zaal en de lokalen of ruimten niet behorend tot de uitbating;
Een half uur: voor de wand- en plafondbekledingen en de valse plafonds.

7.2.7.2. De uitgangswegen, uitgangen, deuren en wegen die naar de zaal leiden, moeten een totale
breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters aan het aantal personen die ze gebruiken om de
uitgangen van de zaal te bereiken.
De trappen moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is, in centimeters, aan het getal
vermenigvuldigd met 1,25 indien ze afdalen naar de uitgang en vermenigvuldigd met 2 indien ze er
naar opstijgen.
Onder deze personen worden de klanten en het personeel van de zaal verstaan die deze trappen,
uitgangswegen, uitgangen en wegen die er naartoe leiden, moeten gebruiken.
Indien het aantal van deze personen niet met voldoende benadering kan vastgesteld worden, stelt de
uitbater dit aantal onder zijn eigen verantwoordelijkheid vast.

7.2.7.3. Rook-evacuaties: desgevallend kunnen door de burgemeester, na raadpleging van de officier-


dienstchef van de bevoegde brandweerdienst, ventilatiekoepels of rookluiken voorgeschreven worden.
31

7.2.8. Periodieke controle

7.2.8.1. Het materiaal voor de brandbestrijding en de verwarmingsinstallatie moet minstens éénmaal


per jaar door een bevoegd persoon aan een speciaal nazicht onderworpen worden.
De controlekaart moet steeds aan het toestel bevestigd zijn.

7.2.8.2. De elektrische installaties en de noodverlichting dienen om het jaar door een erkend
organisme aan een speciaal nazicht onderworpen te worden.

7.2.8.3. Iedere dag wordt, bij de opening van de zaal door de uitbater de noodverlichting beproefd en
de toestand van de nooduitgangsdeuren nagezien.

7.2.9. Bijzondere voorschriften

7.2.9.1. De verschillende graden van weerstand tegen brand dienen te worden toegepast
overeenkomstig de bepalingen van norm NBN 713.020.

7.2.9.2. De nodige maatregelen dienen genomen te worden om de brandrisico’s, afkomstig van het
roken, te weren.

7.2.9.3. Desgevallend zal door de gasmaatschappij op de gas-toevoerleiding buiten het gebouw een
afsluiter worden geplaatst. Deze zal op de voorgevel worden aangeduid met de letter “G”.

7.2.9.4. De zaal moet op het openbaar telefoonnet zijn aangesloten. In de onmiddellijke omgeving van
het telefoontoestel, zullen de telefoonnummers van de hulpdiensten aangeduid staan.

7.2.9.5. Al het personeel zal tegen de gevaren, voortvloeiend uit een brand in de inrichting, ingelicht
worden. Sommige personeelsleden, speciaal vooraf aangeduid omwille van de permanentie en de aard
van hun functie, moeten geoefend worden in het hanteren van de brandbestrijdingsmiddelen en de
ontruiming van de inrichting.

7.2.9.6. In verband met een regelmatige controle, zal de uitbater van de zaal ten allen tijde toegang
verlenen aan de afgevaardigden van de burgemeester.

7.2.9.7. De burgemeester kan ten allen tijde, na raadpleging van de officier-dienstchef van de
bevoegde brandweerdienst, afwijkingen op onderhavige reglementering toestaan. Hij kan, eveneens in
dezelfde voorwaarden, de sluiting van de zaal bevelen.

7.2.9.8. Onverminderd de bepalingen van deze verordening zullen de uitbaters van de zalen zich
moeten schikken naar de bepalingen van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming.

HOOFDSTUK 8

HET LEEFMILIEU - LUCHTBEZOEDELING

8.1. Het is verboden rook, roet, stof, geuren, dampen, giftige of bijtende gassen die buren kunnen
hinderen of de lucht verontreinigen, of die van aard zijn neerslag of uitwasemingen te veroorzaken die
schadelijk zijn voor de openbare gezondheid, veiligheid, landbouw, gedenktekens, bouwwerken,
natuurschoon enz. te lozen.

8.2. Het vervoer van onwelriekende stoffen in open bakken is verboden in de bebouwde kommen.
32

Uitgespreide onwelriekende stoffen moeten zo vlug mogelijk ondergewerkt worden.

HOOFDSTUK 9

INZAMELEN, HET BELLEN AAN HUIZEN

9.1. Het is verboden op de openbare weg of openbare plaatsen geld of andere inzamelingen te houden,
zonder schriftelijke toelating van de burgemeester.

HOOFDSTUK 10

HUISDIEREN

10.1. De houders van dieren waarvan het buitensporig, abnormaal lawaai de rust der buren verstoort,
zijn strafbaar volgens de voorschriften van dit reglement.

10.2. Het is verboden dieren op de openbare weg of op andermans eigendom, afgesloten of niet, vrij te
laten rondlopen.

10.3. Het is verboden, op gelijk welke plaats, honden te laten loslopen zonder toezicht. Zwervende
honden zullen opgesloten worden, of bij gevaar ter plaatse afgemaakt. Indien de opgesloten honden
binnen de vijf dagen niet opgeëist worden door de eigenaar, zullen ze aan een dienst voor
dierenbescherming overgemaakt worden.

10.4. Dieren die de neiging hebben te bijten, moeten op de openbare weg een muilband dragen.

10.5. Het houden van gevaarlijke of wilde dieren is aan een voorafgaandelijke en speciale toelating
van de hogere overheid onderworpen.
De aanwezigheid van honden van het ras Pit Bull Terrier is verboden op het grondgebied van de
gemeente. 5

DUIVEN

10.6. De houders van duiven, die niet deelnemen aan duivenwedstrijden, zijn gehouden hun duiven op
te sluiten de dagen dat duivenwedstrijden plaats hebben, tot op het ogenblik dat de wedstrijden
geëindigd zijn.

10.7. Het is verboden op markten, braderies, rommelmarkten en kermissen dieren te verkopen, te


ruilen, als attracties of als prijs aan te bieden, met uitzondering van pluimvee en konijnen. Het
pluimvee dient een zodanig minimum leeftijd te hebben dat het pluimen heeft (geen kuikens).
Het pluimvee en de konijnen dienen in voldoende ruime hokken aangeboden te worden, dienen te
beschikken over drinkwater en dienen behandeld te worden op een diervriendelijke manier.

5
GR van 2 mei 1988
33

HOOFDSTUK 11

VOORKOMING EN BESTRIJDING VAN GELUIDSHINDER

11.1. Algemene bepalingen en verplichtingen

11.1.1. Iedereen is verplicht zich zodanig te gedragen dat anderen niet meer dan noodzakelijk door
geluid gehinderd worden. Is dan ook verboden elk gerucht of rumoer bij dag of bij nacht, dat zonder
noodzaak wordt veroorzaakt of dat te wijten is aan een gebrek aan vooruitzicht of voorzorg en dat van
aard is de rust der inwoners te verstoren.

11.1.2.

11.1.2.1. Onverminderd de toepassing van artikel 11.1.1. wordt als hinderlijk beschouwd en is
verboden elk geluid waarvan de sterkte meer bedraagt dan 70 dB (A) tussen 07.00 uur en 20.00 uur en
meer dan 45 dB (A) tussen 20.00 uur en 07.00 uur.

11.1.2.2. Wanneer evenwel kan aangetoond worden dat het gebruik noodzakelijk is van een
geluidsbron, die onvermijdelijk de in artikel 11.1.2.1. vastgestelde geluidsmaxima overschrijdt, is dit
lid niet van toepassing maar kan de geluidsbron onderworpen worden aan een milieuheffing en/of
beperkingen in ruimte en tijd.

11.1.2.3. Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer dit het gevolg is van:
- spelende kinderen. 6
- neerhofdieren
11.1.3. Onverminderd de toepassing van de artikels 11.1.2.1. en 11.1.2.2. is het gebruik van de
geluidsbronnen vermeld in artikel 11.2.1. onderworpen aan de in dit artikel vermelde bijzondere
voorschriften.

11.2. Bijzondere bepalingen en voorschriften

11.2.1. Het is verboden op de openbare weg en in de openbare plaatsen (groene zones, parken e.a.) in
open lucht radio’s, televisietoestellen, juke-boxen, grammofonen, platendraaiers, registreerapparaten,
luidsprekers en in het algemeen alle soorten ontvangst- en zendtoestellen te laten functioneren, tenzij
de voortgebrachte geluidssterkte het niveau van 45 dB (A) niet overtreft.

11.2.2. Het is verboden de apparaten vermeld in artikel 11.2.1. te laten functioneren, alsmede het
optreden van één of meerdere orkesten, zangers, zang- of dansgroepen, variété-artiesten, al dan niet
begeleid of gesteund door muziekinstrumenten, toe te laten in een gebouw, een afgesloten ruimte, een
eigendom, openbare-, feest-, dans en drankgelegenheden, indien het geluid 60 dB (A) op de openbare
weg of 45 dB (A) in een omliggende woning overschrijdt.
Daarenboven mag het voortgebrachte geluid tussen 20.00 uur en 08.00 uur in de omliggende
woningen de 35 dB (A) niet overschrijden.
Het gebruik van de apparaten en/of het laten optreden van de groepen of personen genoemd in het
voorgaande lid kunnen bij overtreding van de daar genoemde normen op elk ogenblik verboden
worden op politiebevel.

11.2.3. De burgemeester kan, zelfs voor particuliere gevallen, afwijkingen toestaan op de bepalingen
van de artikelen 11.2.1. en 11.2.2. ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen.

6
toegevoegd besluit GR 3 september 2007
34

11.2.4. Het gebruik van voertuigen uitgerust met of voorzien van luidsprekers bestemd voor het maken
van reclame en propaganda zijn onderworpen aan een voorafgaande geschreven toelating van de
burgemeester. Die toelating kan in geen geval verleend worden voor zon- en feestdagen tussen 12.00
en 14.00 uur en kan slechts toegestaan worden van 08.00 tot 12.00 uur en van 14.00 tot 19.00 uur.
Daarenboven mag het voortgebrachte geluid het niveau van 50 dB (A) niet overschrijden in de
woningen. Het is verboden deze microwagen te laten werken op minder dan 100 m van een
verpleeginstelling.

11.2.5. Het aanwenden tussen 20.00 en 08.00 uur van fluiten, sirenen, bellen, klokken, muziek,
geluidsverwekkende hulpmiddelen, door leurders, opkopers van oude of nieuwe voorwerpen en
dienstverleners, met het doel de aandacht te trekken op de verkoop van een product of het verlenen
van een dienst is verboden.
Tussen 08.00 en 20.00 uur mag de geluidssterkte van de signalen, vermeld in voorgaande alinea, niet
meer dan 50 dB (A) bedragen in de woning en ze mogen elkaar niet opvolgen met tussenpozen van
minder dan 1 minuut en niet langer duren dan 10 seconden.
In ieder geval is een voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester vereist.

11.2.6. In werkhuizen of andere inrichtingen is het verboden, tussen 22.00 en 07.00 uur, het begin of
het einde van de arbeid of van rustpozen aan te kondigen bij middel van signalen of andere
geluidsbronnen die buiten de gebouwen hoorbaar zijn. De in dit verband voortgebrachte geluiden
mogen tussen 07.00 en 20.00 uur niet langer duren dan 10 seconden en buiten de beschreven
gebouwen geen geluidssterkte van 70 dB (A) overschrijden.

11.2.7. Het gebruik in open lucht van houtzagen of grasmaaiers en andere werktuigen aangedreven
door ontploffings- of elektrische motoren is verboden tussen 20.00 en 08.00 uur. Op zon- en
wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke toestellen verboden.
De verbodsbepalingen in dit artikel zijn echter niet van toepassing op de landbouwmachines
aangewend voor de normale exploitatie van een bedrijf.

11.2.8. Het is verboden, met ontploffingsmotoren aangedreven speeltuigen, experimenteervoertuigen


en voertuigen, te gebruiken om er oefeningen, vertoningen, persoonlijke- of groepsvermakelijkheden
of wedstrijden mee te houden of in te richten in open lucht, op de openbare of private terreinen die
gelegen zijn op minder dan 1 000 meter van de woonwijken of woonplaatsen. De gebezigde tuigen
dienen in elk geval steeds op minimum 500 meter van de woonwijken of woonplaatsen te blijven.
Afwijkingen op voorgaande alinea kunnen door de burgemeester, zelfs voor particuliere gevallen,
worden toegestaan ter gelegenheid van feestelijkheden of vieringen; op de inrichting van wedstrijden,
test- en oefenritten met motorvoertuigen, zijn de wettelijke voorschriften van toepassing.

11.2.9.

11.2.9.1. Het is verboden motoren van voertuigen te testen, te laten proef- of warmdraaien, batterijen
te laten laden waarvan de voortgebrachte geluidssterkte 50 dB (A) overtreft in de woningen. 7

11.2.9.2. Op minder dan 100 m van één of meer woningen is het verboden in openlucht,
ontploffingsmotoren van voertuigen bij stilstand langer dan 5 minuten te laten draaien, alsmede het
met tijdsintervallen of continu laten draaien van ontploffingsmotoren voor het in werking houden van
een koelsysteem dat op een voertuig bevestigd is.

11.2.10. In de campings mogen de geluidsinstallaties niet gebruikt worden tussen 20.00 en 07.00 uur
tenzij voor dringende mededelingen. Het maximum aan geluidssterkte van die installatie dient in
verhouding te staan tot de uitgestrektheid van het kampeerterrein, alhoewel artikel 11.1.2.1. hierbij
dient in acht genomen te worden.

7
GR van 7 december 1992
35

11.2.11. Materialen, werktuigen of om het even welke lawaaivoortbrengende voorwerpen moeten, bij
het hanteren, laden of lossen, gedragen en neergezet worden en niet gesleept of geworpen worden.

11.2.12. Het lossen van de naar markten in open lucht aangebrachte koopwaren, bakken, dozen,
kramen en andere voorwerpen, mag niet geschieden voor 07.00 uur en moet zo stil mogelijk gebeuren
zodat de rust van de inwoners niet wordt verstoord.

11.2.13. Alarmtoestellen

De plaatsing van een buiten-alarmsysteem wordt onderworpen aan een voorafgaande en schriftelijke
toelating van het schepencollege ingevolge het vigerend bouwreglement.
Dergelijke alarmsystemen mogen voortaan enkel in volgende gevallen in werking treden:
1) in het geval van inbraak in een gebouw waar zo een systeem werd geïnstalleerd;
2) in geval van werkingstests welke de tijdsduur van 5 minuten niet overschrijden. (Deze tests dienen
uitgevoerd door een bevoegde firma). Toelating hiervoor dient voorafgaandelijk aangevraagd aan de
heer burgemeester of politiecommissaris.

11.3. Slotbepalingen

11.3.1. Telkens als in voorgaande artikelen een geluidsniveau in dB (A) wordt uitgedrukt, wordt dit
niveau gemeten bij middel van een geluidsmeter, waarvan de meettolerantie niet groter is dan 1 dB
(A).
Wanneer geen andere wijze van meten is vastgesteld wordt het geluidsniveau gemeten op 10 meter
afstand van de geluidsbron en op een hoogte van 1,2 meter. Indien het geluid echter wordt
voortgebracht in een privé-domein, wordt het gemeten op de dichtsbijgelegen grens van het domein.
Bij onmogelijkheid van meten op 10 meter afstand of op de grens wordt de hieraan meest benaderende
afstand genomen. Indien geen meettoestel voorhanden is, zullen de vaststellingen van de
verbaliserende overheid (waarin de geluidshinder duidelijk wordt beschreven) een bindende kracht
hebben. Wanneer voorgeschreven wordt dat een geluidsniveau niet mag worden overschreden in de
woningen, wordt dit niveau gemeten in de woning van de klager.

HOOFDSTUK 12

MARKTEN

12.1. De marktkramers moeten zich schikken naar de bevelen van de marktleider.


Zij zijn er in het bijzonder toe gehouden alle afval, leeggoed, en verpakkingsmateriaal op te ruimen bij
het einde van de markt.
De organisatie van vrije markten of beurzen is slechts toegelaten mits voorafgaande en schriftelijke
toestemming van de burgemeester.
Elke deelnemer aan dergelijke markt dient zijn volledige identiteit mee te delen
Kunnen eveneens toegelaten worden:
- de ambulante verkoop uitgeoefend in het raam van tijdelijke manifestaties van menslievendheid,
(voorafgaandelijk) erkend door de Minister van Middenstand.
- de ambulante handel uitgeoefend ter gelegenheid van handelsbeurzen, tentoonstellingen en
dergelijke manifestaties die tot doel hebben de bekendmaking der goederen en de ontwikkeling van de
handel te bevorderen, alsmede in het raam van toevallige manifestaties die tot doel hebben de lokale
kleinhandel aan te sporen.

HOOFDSTUK 13
36

KERMISSEN EN JAARMARKTEN – CIRCUSSEN EN TENTEN

13.1. Brandbeveiligingsmaatregelen

13.1.1. Toepassingsgebied

De brandbeveiligingsmaatregelen zijn van toepassing op alle inrichtingen van tijdelijke aard, die voor
ten hoogste een maand op een zelfde plaats zijn gevestigd.

Als inrichtingen of instellingen die tot dit gebied behoren heeft men:
a) de kermisbarakken en circussen;
b) de tenten;
c) de jaarbeurzen en tentoonstellingen, die niet plaatsgrijpen in zalen van permanente inrichtingen of
in gebouwen die gewoon toegankelijk zijn voor het publiek.

Deze brandbeveiligingsmaatregelen zijn van toepassing, onafhankelijk van de wettelijke en


reglementaire voorschriften aan dewelke de gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde inrichtingen
onderworpen zijn, zelfs indien zij van tijdelijke aard zijn, alsmede op de installaties en apparaten
geviseerd door het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming. Zij zullen ingelast worden in
het lastenkohier of opgelegd worden bij het verlenen van de vergunning.

13.1.2. Opstelling en bouw van de inrichtingen

13.1.2.1. De barakken en tenten moeten volgens de aangewezen standplaatsen ordelijk opgesteld zijn,
derwijze dat zij steeds door de eerste hulpwagens kunnen benaderd worden. De toegangswegen
mogen niet gehinderd worden door geparkeerde voertuigen of bezette plaatsen die een vrije beweging
van de brandweerwagens zouden kunnen beletten.

13.1.2.2. Door standplaats wordt verstaan de plaats die door een barak of instelling bekleed wordt, met
inbegrip van de schoorpalen, spandraden, omheining, trappen en uitsprong van de kap.
Een stand is een afgebakend geheel van uitgestalde waren van een fabriek of firma.

13.1.2.3. Het kermisplein mag enkel bezet worden door de rijtuigen welke onmisbaar zijn voor de
exploitatie. Het gemeentebestuur oordeelt, in laatste uitspraak en zonder mogelijk beroep, over de
gepastheid van elk rijtuig en over de plaats dat het zal innemen.

13.1.2.4. Tussen de verschillende inrichtingen zal, voor het vermijden van brandoverslag, een ruimte
van minstens 50 cm breedte gelaten worden. Deze ruimte mag, om het doorlopen van publiek te
beletten, desnoods afgesloten worden met een makkelijk te verwijderen latwerk.
Circustenten en gedeelde omvangrijke inrichtingen voor vermakelijkheden, jaarbeurzen en/of
tentoonstellingen moeten een afzonderlijke standplaats hebben, waarvan de afstand ten opzichte van
de andere kermisinrichtingen en de bebouwde omgeving vooraf ter beoordeling is van de commandant
van de brandweer of van een daartoe door het gemeentebestuur aangesteld persoon.

13.1.2.5. De materialen, nodig voor de opbouw van tenten of barakken en in het bijzonder van de
inwendige inrichting, omvattende de banken, trappen en vloeren, dienen steeds in goede staat van
deugdelijkheid en onderhoud te zijn.
Banken en stoelen moeten stevig op de vloer bevestigd zijn, met uitzondering nochtans voor de stoelen
in een verbruikssalon.

13.1.2.6. De gangen, leidende tot de zit- en/of staanplaatsen en tot de uitgangen, moeten steeds geheel
vrij gehouden worden van belemmeringen.
37

13.1.2.7. Kas- en controleloketten dienen stevig vastgehecht, derwijze dat zij de nuttige breedte der
gangen en uitgangen niet tot een mindere afmeting brengen.

13.1.2.8. De uitgangen van een inrichting moeten rechtstreeks op de openbare weg uitgeven en mogen
in geen geval andere bezette ruimten of belendende barakken doorlopen.
De weg naar de uitgang zal aangeduid worden.
De deuren moeten in de richting van de vluchtweg opendraaien en in geopende stand kunnen vastgezet
worden. Trommel- en draaikruisdeuren zijn verboden.

13.1.2.9. De breedte van gangen, trappen en uitgangen zal, voor de toeschouwers of bezoekers die
deze bedienen, in verhouding zijn van 1 cm per persoon voorziene staan- of zitplaats met een
minimum breedte voor elk van 80 cm. De doorgangshoogte zal minimum 2 m bedragen.
Voor de ruimten met zitplaatsen geeft dit aantal de maximale bezettingsgraad aan.
Ten opzichte van de ruimten die voorzien worden als staanplaatsen of voor deze die door personen
doorlopen worden, bijvoorbeeld in jaarbeurzen en tentoonstellingen, is de maximale bezettingsgraad
één persoon per 0,6 m2 grondoppervlakte van deze ruimten.

13.1.2.10. Het aantal uitgangen bepaalt zich tot het getal staan en/of ziplaatsen in een inrichting en wel
in deze verhouding:
- voor minder dan 500 plaatsen;
van 1 tot 50 plaatsen: één uitgang;
van 51 tot 250 plaatsen: twee uitgangen;
van 251 tot 500 plaatsen: drie uitgangen;
- voor meer dan 500 plaatsen:
een bijkomende uitgang per schijf van 500 plaatsen of een fractie van 500 plaatsen boven de eerste
schijf van 500 plaatsen.
Deze uitgangen moeten zo ver mogelijk van elkaar liggen.

13.1.2.11. De trappen zijn te voorzien van leuningen in overeenstemming met artikel 641 van het
Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

13.1.2.12. Opschriften, goed zicht- en leesbaar bij daglicht als bij duisternis, dienen de uitgangen en
nooduitgangen aan te duiden.

13.1.3. Elektrische installaties

13.1.3.1. Voor de verlichting van de inrichingen, de stands en van de decoratie wordt slechts elektrisch
licht toegestaan.

13.1.3.2. De plaats van de verlichtingsornamenten dient derwijze te zijn dat geen brandgevaar kan
ontstaan. De verlichtingslampen mogen niet met papier of ander brandbaar materiaal worden
omwikkeld.

13.1.3.3. De elektrische geleiders moeten op degelijke wijze geisoleerd zijn en mogen niet rechtstreeks
vastgehecht woden aan tenten, woonwagens of andere voertuigen, hetzij door middel van isolerend en
onbrandbaar materiaal.

13.1.3.4. Een noodverlichting is te voorzien in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek. Deze
dient van een zodanige lichtsterkte te zijn dat men zich behoorlijk kan oriënteren.

13.1.3.5. Alle elektrische installaties, zowel van de terreinverlichting als van de onderscheiden
inrichtingen en stands zullen uitgevoerd worden volgens de wettelijke voorschriften.
38

13.1.3.6. De exploitant van een inriching die een elektrische aansluiting vraagt, moet een certificaat
van deugdelijkheid van de instelling voorleggen. De instellingen die niet voldoen zullen niet
aangesloten worden.

13.1.3.7. Na sluitingstijd moet de elektrische installatie in elke tent of barak dagelijks stroomloos
gesteld worden.

13.1.4. Verwarmingsinstallaties

13.1.4.1. De verwarmingsinstallaties en kooktoestellen dienen derwijze opgesteld dat zij alle


waarborgen van veiligheid tegen brand bieden. Zij moeten op een stenen vloerplaat of op een plaat
van onbrandbaar en warmte slecht geleidend materiaal zijn aangebracht, in een gemakkelijk te
bereiken en op buitenlucht geventileerde ruimte.
Het gebruik van verwarmings- of kooktoestellen die als brandstof alcohol, benzine of petroleum
verbruiken is streng verboden.

13.1.4.2. In het geval vloeibaar gemaakte petroleumgassen gebruikt worden, zijn de persflessen en
houders te plaatsen buiten de inrichting in een volledig afgezonderde ruimte met een bestendige
verluchting. De verbinding met de toestellen zal uitgevoerd worden met buizen in roodkoper, aan
elkaar gesoldeerd met een zilver-legering.

13.1.4.3. Het gebruik van verwarmingstoestellen voor bak-, braad- of kooktoestellen is slechts
toegestaan in de inrichtingen en stands die daarvoor speciaal zijn uitgerust.
Naast de verwarmings- of kooktoestellen zal een geschikt en bedrijfsklaar draagbaar blustoestel
worden opgesteld.

13.1.4.4. De frituurtoestellen moeten voorzien zijn van een stop-thermostaat.

13.1.5. Drijfkrachttoestellen en energiebronnen

Alle drijfkrachttoestellen en energiebronnen, zowel deze die een vaste plaats innemen op een daartoe
ingerichte wagen of als toestel verplaatsbaar zijn, dienen te voldoen aan de wettelijke voorschriften,
derwijze dat hun werking niemand hindert, zij geen gevaren opleveren voor brand en degelijk
beschermd zijn ter voorkoming van ongevallen.

13.1.6. Rookverbod

13.1.6.1. Behalve in de verbruikssalons zal het rookverbod opgelegd en aangeduid worden. In de


verbruikssalons zal een voldoende aantal asbakken worden voorzien. Aan de ingang van de
inrichtingen van tijdelijke aard zullen met zand gevulde onbrandbare bakjes geplaatst worden voor het
inwerpen van smeulende tabakresten.

13.1.6.2. In circussen en andere spektakelzalen zal het rookverbod voor de vertoning en tijdens de
pauze, mondeling aan het publiek bekendgemaakt worden.

13.1.6.3. Tijdens de voorstellingen mogen het personeel en de optredende artiesten niet roken in
stallen en belendende ruimten.

13.1.7. Brandbeveiligingsmiddelen en andere voorzorgsmaatregelen

13.1.7.1. De hydranten, gelegen in het bezette terrein en in de toegangswegen moeten steeds


vrijgehouden worden en voor de brandweer gemakkelijk bereikbaar zijn.
39

13.1.7.2. Opstapeling van stro of hooi binnen of tussen de inrichtingen is verboden, tenzij met
voorafgaandelijke toelating van de brandweercommandant of van de afgevaardigde van het
gemeentebestuur, die te dien einde de nodige veiligheidsmaatregelen zal verstrekken.

13.1.7.3. Papierresten, ledig brandbaar verpakkingsmateriaal en brandbare afval moeten terstond


verwijderd worden en mogen niet onder de vloeren van de barakken en stands geborgen of
weggeworpen worden. Het gemeentebestuur zal de nodige maatregelen treffen voor de ophaling van
vuilnis.

13.1.7.4. In alle inrichtingen en stands moeten, op oordeelkundige wijze opgesteld, draaagbare


blustoestellen van de passende soort aanwezig zijn.
Deze moeten op goed zichtbare en bereikbare plaatsen aangebracht en jaarlijks door een bevoegde
firma nagezien en op deugdelijkheid beproefd worden.
Het bewijs van nazicht zal op verzoek van de brandweercommandant of afgevaardigde van het
gemeentebestuur moeten kunnen voorgelegd worden.

13.1.7.5. Bij vaststelling van een onvoldoende of gebrekkige brandbeveiliging moeten alle bijkomstige
opgelegde voorzorgsmaatregelen onmiddellijk nageleefd worden.

13.1.7.6. Ballonnetjes gevuld met een brandbaar en/of giftig gas mogen niet in de inrichtingen
aanwezig zijn.

13.1.7.7. Versieringen met papierslingers en dergelijke mogen niet in de stands en andere inrichtingen
worden aangebracht.

13.1.7.8. Motorvoertuigen tentoongesteld in daartoe bestemde ruimten mogen geen brandstof in hun
reservoirs hebben. De batterijen zullen eruit verwijderd zijn.

13.1.7.9. Met het oog op de melding van brand of van een ongeval behoort een tentoonstelling,
jaarbeurs of vermakelijkheidsinrichting – zo enigszins mogelijk – op het telefoonnet te zijn
aangesloten, met aanduiding bij het toestel van de oproepnummers van brandweer, politie en andere
hulpdiensten.

13.1.7.10. Bij elke sluitingstijd wordt door het personeel een rondgang binnen en buiten de
inrichtingen uitgevoerd. In omvangrijke instellingen voert het personeel van de inriching een
waakdienst uit.

13.1.7.11. Het college van burgemeester en schepenen behoudt zich het recht voor in de inrichtingen
een bijzondere waakdienst tijdens de vertoningen of openingsuren uit te oefenen en er één of meer
brandwachten te plaatsen. Voor elke brandweerman zal het schepencollege een bijzondere vergoeding
per voorstelling bepalen die door de exploitant aan het gemeentebestuur vooraf moet betaald worden.

13.1.8. Toezicht

Onverminderd de bijzondere nazicht- en controlemaatregelen welke inzake brandvoorkoming mochten


uitgevaardigd worden, worden de in dit reglement bedoelde instellingen door de bevoegde
brandweerdiensten geïnspecteerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van het KB van
08.11.1967 (BS 18.11.1967) houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en
gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand.

13.2. Bijzondere schikkingen

13.2.1. De kermissen hebben plaats op de data vastgesteld door het schepencollege.

13.2.2. Voor de opening der foor mag het publiek niet toegelaten worden in de inrichtingen.
40

13.2.3. In de week mogen de inrichtingen open blijven tot 23.00 uur; op zaterdag, zondag en maandag
en op de feestdagen tot 01.00 uur ’s morgens.
Het maken van muziek wordt als volgt geregeld:
- op zon- en feestdagen mag er geen muziek gemaakt worden voor 10.00 uur en na 24.00 uur.
- op de andere dagen niet voor 15.00 uur en na 23.00 uur.
Onverminderd het recht van de burgemeester alle gerucht dat de inwoners kan storen te verbieden,
mag de geluidssterkte niet meer bedragen dan 85 dB (A) voor 20.00 uur en 60 dB (A) na 20.00 uur.
(de intensiteit van het geluid wordt gemeten op 10 m afstand van de geluidsbron en op een hoogte van
1,2 m. De metingen zullen worden uitgevoerd met sonometers die voldoen aan de
nauwkeurigheidseisen bepaald in de Belgische norm NBN 576.80)

13.2.4. De kermissen hebben plaats op de door het gemeentebestuur aangeduide plaatsen.

13.2.5. Het plaatsen van voertuigen op de kermis is verboden. Slechts de voertuigen noodzakelijk
voor de uitbating van de inrichting zijn toegelaten. Alle andere voertuigen zullen geparkeerd worden
op de door de politie aangeduide plaatsen.

13.2.6. De stallen en kermistenten die op de openbare weg staan moeten tussen het vallen van de
avond en het aanbreken van de dag voldoende gesignaleerd worden. Zij moeten ’s avonds voldoende
verlicht zijn voor het publiek.

13.2.7. De foorkramers zullen hun inrichtingen derwijze moeten plaatsen dat er geen schade wordt
toegebracht aan bomen en plantsoenen en dat deze bomen niet worden blootgesteld aan schadelijke
uitwasemingen. De foorkramers zullen zich moeten gedragen naar de onderrichtingen van de
directeur der kermis, gelast met de afbakening der plaatsen. De beschadigingen aan de bomen en
plantsoenen aangericht, zullen door de bevoegde gemeentelijke dienst geschat en door de
verantwoordelijken onmiddellijk vergoed worden.

13.2.8. Het is verboden:

a) enig deel van de openbare weg te beschadigen;


b) de waterafvoer naar de rioolkolken te belemmeren;
c) enig vuil water uit te gieten of te laten aflopen elders dan in de rioolkolken;
d) op het openbaar domein (straten, wegen, pleinen, stegen, achterbuurten, voetpaden, parken,
aanplantingen, aangelegde groene zones, sport- en speelpleinen) te storten, neer te leggen of weg te
werpen: vuilnis, aarde, gruis, puin, vruchtenschillen, groentenafval, papier en alle andere voorwerpen
van aard om het wegverkeer te belemmeren of die nadelig zijn voor de openbare gezondheid, reinheid
of veiligheid.
Huisafval zal in afgesloten recipiënten bewaard worden. Deze recipiënten zullen op de dag van de
ophaling worden buitengeplaatst zonder dat zij een hinder mogen vormen voor het verkeer.
Zij mogen niet langer dan 1 uur na het ophalen blijven buitenstaan. De recipiënten mogen maximum
35 kg wegen.

13.2.9. Het afnemen van elektrische stroom aan woningen van particulieren is verboden.
Het plaatsen der leidingen en het verbruik van elektriciteit blijft ten laste der foorkramers.

13.2.10. De foorkramers mogen aan hun inrichtingen geen versieringen aanbrengen die de Vlaamse
Gemeenschap kunnen kwetsen; zij zullen ervoor zorgen dat de teksten, bestemd voor het publiek,
steeds in de Nederlandse taal opgesteld zijn.

HOOFDSTUK 148

8
GR 12 januari 2004
41

BEGRAVINGEN

I. ALGEMENE BEPALINGEN

14.1.De gemeente beschikt over vier begraafplaatsen gelegen te Erps-Kwerps, Everberg,


Kortenberg en Meerbeek.
Iedere begraafplaats beschikt over een urnenveld, een asstrooiweide en een columbarium.

14.2. Het college van burgemeester en schepenen stelt de werklieden aan nodig voor de dienst der
begrafenissen en het onderhoud der begraafplaats.

14.3. Er wordt op de dienst burgerzaken een register gehouden, genummerd en geparafeerd door de
ambtenaar van de burgerlijke stand. In dit register worden zonder tussenruimte ingeschreven, al de
door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgeleverde verloven tot teraardebestelling.

14.4. De aangestelde vervoerder woont het lichten en het vervoer van de lijken bij en zorgt voor de
stipte naleving der reglementen en bevelen van de gemeenteoverheid.

14.5. De aangestelde grafmaker is belast, onder het gezag van de burgemeester, met het bewaken van
de begraafplaats. Hij houdt de hand aan de uitvoering van de reglementen en zorgt voor de bewaring
van de begraafplaats.

14.6. Het is streng verboden aan alle aangestelden van de begrafenisdienst uit hoofde van hun dienst
gratificaties, van welke aard ook, te vragen of te ontvangen. Het is hun eveneens verboden te roken
gedurende hun dienst.

II. PLEEGVORMEN DIE DE BEGRAVINGEN/CREMATIES VOORAFGAAN

14.7. Alvorens tot een teraardebestelling mag overgegaan worden moet het verlof tot
teraardebestelling, voorzien bij art. 77 van het burgerlijk wetboek, afgeleverd zijn.

14.8. Binnen 24 uur na het overlijden moeten op de dienst burgerzaken de nodige schikkingen
getroffen worden voor de teraardebestelling en de aankoop der grondvergunning.
Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de
gemeente. Bij ontstentenis daarvan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan.

14.9. De lijkenverassingen worden toegelaten door de ambtenaar van de burgerlijke stand, onder
voorlegging van een schriftelijke aanvraag ingediend volgens de wettelijke voorschriften.

14.10. Tot kisting mag slechts worden overgegaan nadat het overlijden werd vastgesteld door de
ambtenaar van de burgerlijke stand, op voorlegging van het daartoe nodige doktersattest.
De burgemeester of zijn gemachtigde mag de kisting bijwonen.
Een balseming, voorafgaand aan de kisting, kan in de door de Koning bepaalde gevallen toegelaten
worden.

14.11. De kisting van het te cremeren of naar het buitenland (met uitzondering van Luxemburg en
Nederland), te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of
diens afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en de reglementaire bepalingen nagaat.

14.12. Het gebruik van doodskisten, foedralen, doodswaden, producten en procédés die de natuurlijke
en normale ontbinding van het lijk of de crematie beletten, is verboden.
42

14.13. Behalve om te voldoen aan een rechterlijke beslissing mag de kist na de kisting niet meer
geopend worden.

III. LIJKENVERVOER

A. Vervoer van niet-gecremeerde lijken

14.14. Wanneer het stoffelijk overschot zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, wordt het
vervoer door een private onderneming waargenomen onder het toezicht van het gemeentebestuur dat
ervoor zorgt dat het vervoer ordelijk en met aan de overledene verschuldigde eerbied verloopt. De
lijken moeten met een lijkwagen of een daartoe speciaal uitgeruste wagen vervoerd worden.

14.15. Zijn verboden, behoudens machtiging van de burgemeester of zijn gemachtigde:


a) het vervoer, buiten het grondgebied van de gemeente, van de lijken van de personen die er
overleden of dood aangetroffen werden;
b) het vervoer, naar een plaats op het grondgebied van de gemeente, van de lijken van personen die
er niet zijn overleden of dood aangetroffen werden.
In het in a) vermelde geval, wordt de machtiging slechts verleend op voorlegging van een document
waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming.
De personen, die hun woon- of verblijfplaats hebben te Kortenberg en er overlijden, mogen naar een
andere gemeente overgebracht worden, mits toelating van de burgemeester.

14.16. Voor zover stoffelijke overschotten van de in België overleden personen naar het
buitenland moeten vervoerd worden, is het vervoer, naargelang het geval, onderworpen aan de
formaliteiten vermeld in:
a) het KB van 8 maart 1967, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar Luxemburg of
Nederland;
b) het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het lijk moet vervoerd worden naar
een ander land dan vermeld onder a) en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft;
c) het Regentbesluit van 20 juni 1947, wanneer een lijk moet vervoerd worden naar een land, niet
bedoeld in a) of b).

B Vervoer van gecremeerde lijken


Het vervoer van gecremeerde lijken is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van
welvoeglijkheid.

IV. MORTUARIUM

14.17. De mortuaria dienen voor:


1. het bewaren in afwachting van de begraving, van de gevonden lijken die nog dienen geïdentificeerd
te worden;
2. het ontvangen van het stoffelijk overschot van overleden personen die niet kunnen bewaard worden
op de plaats van overlijden of hun woonplaats;
3. het opnemen van lijken waarop ingevolge rechterlijke beslissing een lijkschouwing moet worden
verricht;
4. het bewaren van stoffelijke overschotten voor vrijwaring van de openbare gezondheid.
5. het bewaren van lijken waarvan de overbrenging is gevraagd door de familie of, bij ontstentenis,
door elke belanghebbende, na machtiging van het gemeentebestuur.

V. BEGRAVINGEN

14.18. De gemeentelijke begraafplaatsen zijn bestemd voor de begraving, de bijzetting in een


columbarium en de uitstrooiing van de as van:
43

1. de personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of er dood zijn aangetroffen;
2. de personen die buiten het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden
aangetroffen maar die in haar bevolkings- en/of vreemdelingenregister zijn ingeschreven;
3. de personen, begunstigd met een recht van begraving in een geconcedeerd graf of de bijzetting in
een geconcedeerde nis;
4. de personen van onze gemeente die opgenomen werden in rustoorden, enz. buiten het
grondgebied van onze gemeente en daar overlijden;
5. de personen die minstens 15 jaar in de gemeente gewoond hebben (ingeschreven in het
bevolkings- en/of vreemdelingenregister van Kortenberg)
6. personen die in de eerste graad aan inwoners van de gemeente verwant zijn.
7. personen die onder voogdij geplaatst zijn of waren van een inwoner van Kortenberg of de
persoon die voogd is of geweest is van een inwoner van Kortenberg

14.19. De begrafenissen op het kerkhof zullen plaats hebben door de zorgen van de grafmaker,
overeenkomstig de bevelen van de burgemeester.

14.20. Bij het bezorgen van de stoffelijke overblijfselen op de gemeentelijke begraafplaats:


a) moeten de gemeentelijke diensten ten minste twee werkdagen vooraf verwittigd zijn, door middel
van het daartoe bestemd formulier, dat vermeldt of het gaat om een begraving, een bijzetting in
het columbarium of een uitstrooiing. Deze verplichting rust bij de naaste verwanten of de
gemachtigde. De burgemeester kan hierop uitzonderlijk afwijkingen toestaan.
b) rijdt de lijkwagen de begraafplaats op tot aan de begroetingsplaats, waar de familie de laatste
begroeting aan de overledene kan brengen. De dienst van de begraafplaats neemt dan de
stoffelijke overschotten over en begeeft zich naar het graf, nadat de familie de begraafplaats
verlaten heeft.
c) worden de rijtuigen die de lijkstoet volgen niet toegelaten op het kerkhof.

14.22. Behalve wat voorzien is in het reglement op de grafvergunningen, heeft elke


teraardebestelling plaats in afzonderlijke graven. De lijken worden begraven het één na het
andere, naarmate hun aankomst op het kerkhof. De volgorde is vastgesteld door het algemeen
plan van het kerkhof dat berust op de dienst Burgerzaken.

14.23. De afstand tussen de grafkuilen wordt vastgesteld als volgt: minimum 25 cm tussen twee
kuilen. De breedte van de kuil bedraagt 80 cm. Voor de begraving van urnen bedraagt
de breedte van de kuil: 0,60 m en de afstand tussen de graven 30 cm.

14.24. Begraving van het stoffelijk overschot van onvoldragen kinderen (- 26 weken zwangerschap)
gebeurt op een voorbehouden gemeenschappelijke ruimte op de gemeentelijke begraafplaats.
Deze foetussen mogen op dit perceel begraven worden op eenvoudig verzoek van de naaste
verwanten, zonder dat de naam van de foetus of van de ouders op één of andere manier vermeld mag
worden.

14.25. Uitsluitend de gemachtigde van de gemeente is ertoe bevoegd te zorgen voor:


het aanhechten van een volgnummer aan de kist of de urne;
het uitstrooien van de as;
het plaatsen van de kist of de urne in de kuil, de grafkelder of het columbarium;
het delven van een graf voor begravingen of bijzettingen in volle grond en het vullen van de kuil;
het openen en sluiten van bestaande grafkelders;
het openen, plaatsen en afsluiten van de nis in een columbarium.

VI. OPGRAVINGEN

14.26. Behoudens de opgravingen door de gerechtelijke overheid bevolen, mag geen opgraving
worden verricht dan met een schriftelijke toelating van de burgemeester.
44

14.27. De opgravingen worden gedaan in tegenwoordigheid van de Burgemeester of zijn


afgevaardigde. Alle opgravingen moeten in het register voorzien bij artikel 3 van dit reglement
aangeduid worden.

14.28. Alle opgravingen, evenals de kosten van wegruiming zijn ten laste van de belanghebbenden.
Indien de staat van de opgegraven kist het vereist, schrijft de burgemeester voor dat ze
vernieuwd wordt.

14.29. Tijdens de opgraving moet de begraafplaats gesloten worden.

VII. GRAFTEKENS, BOUW- EN BEPLANTINGSWERKEN - ONDERHOUD DER GRAVEN

14.30. Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft
iedereen het recht op het graf van zijn verwante of vriend een grafteken te doen plaatsen zonder
afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.

14.31. De schriftelijke aanvragen tot grondvergunning voor de grafsteden behelzen voor de aanvragen
de verbintenis:
- binnen de zes maanden op de vergunde grond een zerk op te richten
- het grafteken gedurende de ganse duur der vergunning te laten staan. Op de vergunningen
mogen geen houten kruisen, noch glazen kapelletjes als graftekens opgesteld worden.

14.32. Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm,
afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op
de begraafplaats kunnen verstoren.
De graftekens en andere gedenktekens mogen volgende afmetingen niet overschrijden: (maximum
maten)
Begravingen in concessies:
Hoogte: 1,30 meter
Breedte: 1 meter
Lengte: 2 meter
Gewone begravingen:
Hoogte: 1,30 meter
Breedte: 0,80 meter
Lengte: 1,60 meter
Kindergraven:
Hoogte: 0,60 meter
Breedte: 0,60 meter
Lengte: 1 meter
Graf voor urnen enkel zerken:
Dikte van de steen: 8 cm
Breedte: 0,60 meter
Lengte: 0,40 meter

14.33. Waar de plaatsgesteldheid het toelaat mogen planten in volle grond of in potten geplaatst
worden tussen de grafzerken en de wegen.
De beplantingen moeten derwijze geschieden dat de planten door hun groei de omringende gronden en
wegen niet innemen. De beplantingen mogen nooit de doorgang noch het toezicht hinderen, zoniet
worden zij van ambtswege weggenomen. Het is verboden hoogstammige bomen op graven te
plaatsen.

14.34. De graftekens moeten zodanig opgericht en onderhouden worden dat zij de veiligheid en de
doorgang niet belemmeren en zonder schade aan te brengen aan de aangrenzende graftekens en
graven.
45

14.35. De graftekens, zerken en gedenktekens worden geplaatst door toedoen van de families op de
lijnrichting, aan te geven door de grafmaker. De identiteitsopschriften op de nissen van het
columbarium zijn ten laste van de families. Bijzondere maatregelen zullen door de belanghebbenden
genomen worden om de volstrekte stabiliteit van de graftekens te verzekeren.

14.36. Alvorens op de begraafplaatsen te worden toegelaten, moeten de voor het grafteken bestemde
materialen volledig afgewerkt en gekapt zijn en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden. Geen
enkel hulpmateriaal, restmateriaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden
achtergelaten. De materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften.
Na een zonder gevolg gebleven ingebrekestelling wordt er op bevel van de burgemeester van
ambtswege overgegaan tot de wegneming van de materialen op kosten van de overtreder.

14.37. Elk grafteken dat dreigt in te vallen of beschadigd is, moet door de betrokken families hersteld
of weggeruimd worden. Na de aanmaning waaraan geen gevolg gegeven werd of wanneer de
vergunningshouder of zijn rechthebbenden de nodige werken niet uitvoeren, zal er
op bevel van de burgemeester ambtshalve overgegaan worden tot het afbreken en wegruimen der
materialen.
De materialen afkomstig van ambtshalve afgebroken graftekens worden eigendom van de gemeente.

14.38. De grond of de nissen bestemd voor de gewone graven, worden teruggenomen door de
gemeente ten vroegste na afloop van het vijfde jaar; deze terugneming wordt ten minste drie maanden
op voorhand aangekondigd. Vanaf de aankondiging van terugname van een grond mogen de families
de graftekens, die zij op de graven geplaatst hebben, wegnemen. Op de vervaldag beschikt de
gemeente over de niet weggenomen materialen en neemt de grond of de nis terug in bezit.

14.39. Kronen uit natuurlijke bloemen moeten weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn.

14.40 Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden.


Kniel- en bidbanken zijn niet toegelaten.

14.41. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten goed onderhouden worden. Wanneer
ze afgestorven zijn, moeten ze verwijderd worden. Bij gebreke hiervan zullen de opruiming en het
verwijderen van de potten geschieden door de zorgen van het gemeentebestuur.
De beplantingen mogen nooit hoger zijn dan 0,5 meter. Bij niet-naleving van dit voorschrift wordt de
beplanting onverwijld verwijderd op de kosten van de naverwanten.

14.42.
1. De scheefstaande en omgevallen of andere graftekens moeten uiterlijk veertien dagen voor
Allerheiligen door toedoen van de familieleden terug recht gezet of verwijderd worden.
2. Worden door de zorgen van de gemeente op risico en ten laste van de overtreder en zonder enig
verhaal opgeruimd:
- de aangevoerde grafsteen of –tekens die nog niet geplaatst zijn op het graf, drie
werkdagen voor Allerheiligen;
- de grafsteen die ter gelegenheid van een begraving in een concessie tijdelijk
verwijderd werd en niet terug geplaatst werd op het bestemde perceel, drie werkdagen
voor Allerheiligen .

14.43. De belanghebbenden zijn verantwoordelijk voor het onderhoud van de graven. Wanneer
een graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, ingestort of bouwvallig is,
wordt een akte van verwaarlozing opgesteld door de burgemeester of zijn gemachtigde.
Die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het
verstrijken van die termijn en bij niet herstelling wordt op bevel van de burgemeester van ambtswege
overgegaan tot afbraak of tot het wegnemen van de materialen op kosten van de in gebreke blijvende
familie.
46

Daarenboven kan de gemeenteraad een einde stellen aan het recht op concessie.

14.44. De graven en grafmonumenten die wegens hun historische betekenis dienen te worden
bewaard, worden onderhouden door de gemeente.

VIII. CREMATIE - COLUMBARIUM - ASUITSTROOIING

14.45. De crematie is onderworpen aan de formaliteiten bepaald bij wet van 20 juli 1971, zoals deze

nadien werd gewijzigd.

14.46.Het verlof tot crematie wordt verleend door de ambtenaar van de burgerlijke stand die het
overlijden heeft vastgesteld.
Ingeval van overlijden in het buitenland is een verlof tot crematie vereist van de Procureur des
Konings.
In geval van betwisting tussen familieleden of erfopvolgers over het feit of de crematie al dan niet
moet toegestaan worden, moet de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg uitspraak doen.
Crematie na begraving:
De aanvraag om verlof tot crematie na begraving wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand
van de gemeente die het verlof tot ontgraving heeft verleend, doorgestuurd naar de Procureur des
Konings. Laatstgenoemde weigert of staat de crematie toe.

14.47.De as van de gecremeerde kan:


a) begraven worden in een afzonderlijke kuil op een urnenveld op een diepte van ten minste 80 cm;
b) worden bijgezet in een columbarium in gesloten nissen;
c) uitgestrooid worden op het daartoe bestemde perceel van de begraafplaats door middel van een
strooitoestel dat alleen door de gemeentelijke aangestelde mag worden bediend;
d) bijgezet worden in een grafkelder;
e) uitgestrooid worden op de aan het grondgebied van België grenzende territoriale zee;
Op voorwaarde dat de overledene dit schriftelijk heeft bepaald of op verzoek van de ouders indien het
om een minderjarige gaat, of in voorkomend geval, op verzoek van de voogd,
kan de as van gecremeerde lijken:
- worden uitgestrooid op een andere plaats dan de begraafplaats;
- worden begraven op een andere plaats dan de begraafplaats;
- in een urne ter beschikking worden gesteld van de nabestaanden om te worden bewaard op
een andere plaats dan de begraafplaats.

14.48. Op de asstrooiweide kunnen de nabestaanden een naamplaatje laten aanbrengen op de


herdenkingszuil. Dit gebeurt volgens de procedure die is beschreven in het retributiereglement
betreffende de plaatsing van een naamplaatje op de herdenkingszuil van de asstrooiweide op de
gemeentelijke kerkhoven. Er mogen geen kronen geplaatst of bloemen geplant worden op de
asstrooiweide. Indien dit niet nageleefd wordt, worden deze zonder verhaal verwijderd door de
gemeentediensten.

14.49. Het bijzetten van de urne op de plaats van de geconcedeerde gronden of in een geconcedeerde
nis in het columbarium is onderworpen aan de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement
op de begraafplaatsen.

14.50. De urne met de as van de gecremeerde kan op verzoek worden bijgezet in een gesloten nis van
het columbarium.
Nadat de asurne in de nis is geplaatst, wordt deze laatste door de zorgen van de aangestelde van de
gemeente afgesloten.
Op de afdekplaat kan de familie een naamplaat bevestigen, bij een geconcedeerde nis kan de familie
de afdekplaat laten graveren, volgens de reglementering betreffende het huishoudelijk reglement op de
begraafplaatsen
47

IX. EREPERKEN

14.51. Op het kerkhof der gemeente wordt een ereperk voorzien voor het begraven van het stoffelijk
overschot van:
a) de oud-strijders van de oorlog 1914-1918, op het veld van eer gevallen of nadien overleden;
b) de Belgische of geallieerde militairen die op het grondgebied gedood werden gedurende de
veldtocht 1940-1944, evenals deze zelfde personen die op het grondgebied woonachtig waren, doch
buiten het grondgebied der gemeente overleden;
c) de burgers door de vijand terechtgesteld om hun vaderlandse houding, evenals deze overleden in
concentratiekampen of in een ander land in hoedanigheid van werkweigeraars;
d) de leden van de erkende weerstandsgroeperingen in actie gevallen op het grondgebied der gemeente
of de aldus erkende inwoners gevallen buiten het grondgebied van de gemeente;
e) de verplichte geëvacueerde burgers der gemeente, gevallen als slachtoffers gedurende de veldtocht
1940-1944.
f) de oud-strijders van de oorlog 1940-1944 mits levering van het bewijs oud-strijder;
g) de leden van de erkende weerstandsgroeperingen mits levering van bewijs van erkend
weerstander.

14.52. De families moeten zelf het bewijs leveren dat de overledene het grondgebied der gemeente
bewoonde en dat hij valt onder één der categorieën voorzien bij artikel 51.

14.53. Het enige erkenningsteken der graven is de zuil van het type door het gemeentebestuur
vastgesteld. Enkel het neerleggen van bloemen is er op veroorloofd.
Artikel 54
De algemene politiemaatregelen ingelast in dit reglement zijn van toepassing op de ereperken.

X. POLITIE

14.55
De gemeentelijke begraafplaats is niet toegankelijk voor het publiek tussen zonsondergang
en zonsopgang.

14.56. De gemeente staat niet in voor de bewaking van de op de graven geplaatste voorwerpen.
Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de beschadigingen aan de graven of
de diefstallen van de aangebrachte gedenktekens, beplantingen....

14.57. Op de begraafplaatsen zijn alle handelingen verboden waardoor de orde of de aan de doden
verschuldigde eerbied verstoord wordt.
Het is in het bijzonder verboden:
a) aanplakbrieven of opschriften aan te brengen, behoudens in de gevallen bepaald bij de wet van 20
juli 1971 of bij deze politieverordening;
b) goederen te koop aan te bieden of zijn diensten aan te bieden.

14.58. Het is verboden:


1. de omheiningen van het kerkhof te beklimmen of te overschrijden;
2. op het kerkhof binnen te dringen gedurende de sluitingsuren;
3. merken of insnijdingen aan te brengen op de bomen of planten uit te rukken;
4. gedenktekens of andere voorwerpen te beschadigen;
5. bloemperken te betreden, schade te berokkenen aan perken en lanen;
6. afval of papier weg te gooien, tenzij in de daarvoor bestemde plaatsen;
7. te spelen, te zingen of muziek te maken zonder toelating van de burgemeester;
8. plakbrieven, borden, schriften of andere publiciteitstekens, zowel binnen als buiten de
begraafplaats uit te reiken of aan te plakken.
48

9. met voertuigen de begraafplaats binnen te rijden, tenzij om uitzonderlijke redenen waartoe


toelating wordt verleend door de burgemeester;
10. opschriften of grafschriften aan te brengen die de welvoeglijkheid, de orde en de aan de doden
verschuldigde eerbied verstoren.

14.59. De voorwerpen welke op het kerkhof gevonden worden, moeten onmiddellijk afgegeven
worden op het politiecommissariaat.

XI. OVERTREDINGEN

14.60. Wie zich niet gedraagt met de eerbied, aan de doden verschuldigd, of inbreuk maakt op het
huidige reglement, wordt onmiddellijk buiten het kerkhof gezet door het personeel, dit onverminderd
de mogelijke rechtsvervolging.
De grafmaker is met de bewaking van het kerkhof belast, hij maakt verslag over de overtredingen aan
de burgemeester, die proces-verbaal opstelt.

14.61. Wanneer de inbreuken op de schikkingen van het huidige reglement geen wanbedrijf of
overtreding uitmaken, onderworpen aan een grotere straf, zullen zij bestraft worden met politionele
straffen.

14.62. De ouders zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de inbreuken op het reglement gepleegd door
hun kinderen.

XII. STRAFBEPALINGEN

14.63. Onverminderd de toepassing van de artikelen 315, 340, 453 en 526 van het strafwetboek,
worden de inbreuken op de bepalingen van deze verordening bestraft met een gevangenisstraf van één
tot zeven dagen evenals met een boete van één tot vijfentwintig frank ofwel met één van deze straffen
alleen.

X.III SLOTBEPALINGEN

14.64. Deze verordening wordt van kracht onmiddellijk na de vereiste afkondiging.

14.65. De politieverordening op de begraafplaatsen van 06/06/1983 en zijn latere wijzigingen wordt


opgeheven.

14.66. Deze politieverordening wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 112 en 114 van de
Nieuwe Gemeentewet.

14.67. Afschrift van deze verordening wordt gestuurd aan de Bestendige Deputatie van de provincie
Vlaams-Brabant en de Griffies van de Rechtbank van Eerste Aanleg en aan deze van de
Politierechtbank.

9
HOOFDSTUK 15

BESTRIJDING EIKENPROCESSIERUPSEN

Art.15.1: definitie

9
GR 25 juni 2007
49

Beheerder : Alle personen die, in welke juridische hoedanigheid ook, het genot hebben van
cultuurgronden, bossen, parken, terreinen of tuinen (hierna "beheerders" genoemd)

Art.15.2: meldingsplicht
Iedere beheerder die de aanwezigheid van de eikenprocessierups vaststelt, dient het gemeentebestuur
hiervan onmiddellijk in kennis te stellen.

Art. 15.3: informatieplicht


De beheerders zijn in alle gevallen verplicht om, via het plaatsen van duidelijke
waarschuwingsborden, voorbijgangers van de aanwezigheid van de processierups in te lichten en te
wijzen op het gevaar en op persoonlijke preventieve maatregelen.

Art. 15.4: maatregelen in de bebouwde kom


Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierupsen wordt vastgesteld op bomen in de bebouwde
kom, zijn de beheerders verplicht de eikenprocessierupsen te laten verwijderen en hierbij hun
medewerking en bijstand te verlenen.

Zij zijn tevens verplicht om tijdens de eerstvolgende nuttige periode (eind april - eind mei) preventief
te laten besproeien.
Bij deze besproeiing mag enkel gebruik worden gemaakt van bacteriële middelen (Bacillus
thuringiensis).

Art. 15.5: maatregelen buiten de bebouwde kom – toegankelijke gebieden

1. gebieden met een natuurbeherende functie:


Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierups wordt vastgesteld in gebieden met een
natuurbeherende functie, zoals natuurreservaten, bos- en parkgebieden volgens het
gewestplan, bossen en parken, en dit op plaatsen die toegankelijk zijn voor fietsers en
wandelaars, zal na overleg met de beheerders worden beslist welke maatregelen mogelijk
of noodzakelijk zijn voor de veiligheid van wandelaars en fietsers.
Indien het gaat om plaatsen die redelijkerwijze niet toegankelijk moeten zijn voor fietsers
en wandelaars, zal na overleg met de beheerders worden beslist of het gebied al dan niet
tijdelijk moet worden afgesloten.

2. Andere gebieden:
Indien de aanwezigheid van de eikenprocessierups wordt vastgesteld in andere gebieden
dan in artikel 15.5 punt 1, en dit op plaatsen die toegankelijk zijn voor wandelaars en
fietsers, zal worden nagegaan of verwijdering en/of preventieve besproeiing van de
eikenprocessierupsen noodzakelijk zijn.

Tevens zal worden nagegaan welke andere maatregelen eventueel mogelijk of


noodzakelijk zijn voor de veiligheid van wandelaars en fietsers.

Indien het gaat om plaatsen die redelijkerwijze niet toegankelijk moeten zijn voor fietsers
en wandelaars, zal worden beslist of het gebied al dan niet tijdelijk moet worden
afgesloten.

Art. 15.6: Kostprijs


De verplichte verwijdering zal worden uitgevoerd door de brandweer Zaventem. Indien de
verwijdering niet kan gebeuren door de diensten van de brandweer, wordt een gespecialiseerd bedrijf
aangesteld door het gemeentebestuur.
Aan de beheerder wordt een retributie gevraagd die 50 % van de factuur bedraagt.
Indien behalve de verwijderingsverplichting tevens een preventieve besproeiingsverplichting wordt
opgelegd tijdens de eerstvolgende nuttige periode (eind april – eind mei), en de beheerder leeft deze
50

preventieve verplichting niet na, dan zal de verwijdering die later noodzakelijk wordt omwille van dat
verzuim, uitgevoerd worden mits betaling van een retributie van 100 % van de factuur.

Art. 15.7: Sanctie


Diegenen die de bepalingen van artikel 15.2, 15.3, 15.4 of 15.5 overtreden, kunnen bestraft worden
met een administratieve geldboete van maximum € 250.

Art. 2: Het huidige hoofdstuk 15: ‘slot en overgangsbepalingen’ wordt gewijzigd in hoofdstuk 16.

Art. 3: Bekendmaking
Deze verordening zal worden bekendgemaakt overeenkomstig de beschikkingen van artikel 186 van
het Gemeentedecreet.

HOOFDSTUK 16

Straf- en overgangsbepalingen

De ovetredingen tegen de bepalingen van dit reglement voor dewelke er door andere wetten, besluiten
of verordeningen geen bijzondere straffen zijn voorzien, zullen gestraft worden met politiestraffen.

Bij overtreding tegen de bepalingen van onderhavig reglement, zal alles wat het voorwerp van de
overtreding uitmaakt, onmiddellijk moeten weggenomen en in zijn oorspronkelijke staat hersteld
worden op het eerste bevel van de politie; indien aan die vordering binnen de gestelde termijn geen
gevolg gegeven wordt, zal de burgemeester de nodige werken van ambtswege en op kosten van de
overtreder laten uitvoeren, dit alles onverminderd de straffen door dit reglement bepaald.

Afschrift van deze verordening zal gezonden worden aan de heer provinciegouverneur, de heer
procureur des Konings, de heer griffier van de rechtbank van 1ste aanleg, het vredegerecht en van de
politierechtbank van het gebied en aan de officier dienstchef van de bevoegde brandweerdienst.

Huidig reglement vernietigt en vervangt alle vorige reglementen die betrekking hebben op de in huidig
reglement behandelde bepalingen.

You might also like