You are on page 1of 32

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 1



Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta

nummer 2/2013
april 2013
Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 49
ste
jaargang
Verschijnt als het past
Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage


Het eerste woord
In that rich earth a
richer dust concealed
Rupert Brooke

Enige weken terug geraakte ik in gesprek met een overtuigd Vlaams-nationalist. Vlamingen en Walen
waren volgens hem nu eenmaal twee verschillende volkeren en behoorden dus niet samen in n staat.
Niet alleen omdat ze twee verschillende talen spraken, al was dat volgens hem wel de hoofdreden, maar
ook en niet in het minst omdat ze er allebei een totaal verschillende kijk op het leven op na hielden, kortom:
omdat ze een verschillende mentaliteit hadden. Mentaliteit, dat was zijn sleutelwoord.

Aan de manier waarop mijn gesprekspartner deze wijsheid debiteerde kon ik duidelijk opmaken dat hij van
mijnentwege een reactie verwachtte, dat hij dacht dat ik de stelling van twee diverse, onverzoenbare
mentaliteiten zou gaan bestrijden en ontkennen. Ik kon dan ook zijn verbazing bemerken toen ik hem gelijk
gaf en zegde dat Walen en Vlamingen inderdaad een verschillende mentaliteit hebben en er op de koop
toe aan toevoegde dat ik dit een gelukkig verschijnsel vond, mr: Dat ik dit als een grote rijkdom
beschouwde.

Hier ligt inderdaad het grote verschil tussen de nationalist (van welke natie ook) en de federalist. Waar de
eerste alles wil gelijkschakelen en elk verschil, van mentaliteit, of wat dan ook, als een bedreiging
beschouwt voor een zogenaamde eenheid, beschouwt de tweede dit verschil juist als een rijkdom die de
eenheid versterkt.

Echte eenheid is inderdaad niets anders dan het in evenwicht houden en het verzoenen van verschillen.
Verschillen brengen inderdaad spanningen mee, maar zij zijn de essentie van elke echte beschaving.
Spanningen tussen orde en vrijheid, tussen traditie en verandering, tussen kapitaal en sociale
rechtvaardigheid, tussen eigenbelang en solidariteit, tussen mens en machine, tussen materie en geest,
tussen religie en wetenschap, tussen overheid en individu, tussen het tijdelijke en het eeuwige, enz

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 2

En het is nu juist het grote kenmerk van onze Westerse beschaving dat telkens wanneer een van die twee
polen de overhand dreigt te krijgen, het onmiddellijk weerstand oproept. De echte intellectueel is dan ook
diegene die altijd vervelende vragen stelt, zichzelf in vraag stelt. Het echte gevaar bestaat niet in het
ontkennen van die verschillen, maar wel dat de mens de hybris zou krijgen ze te gaan ontkennen en alles
als eens en voor altijd als egaal te gaan beschouwen.

Daarom dan ook dat het zogenaamde mentaliteitsverschil tussen onze bevolking-en taalgroepen ons
allerminst vrees inboezemt. Dat verschil van mentaliteit vinden we overigens ook terug tussen de Borain en
de Ardennees, tussen de Vlaming en de Limburger, tussen de Brabander en de Fries. En daarom is dan
ook het Vlaanderen der flaminganten en der Groot-Nederlanders in wezen een belgicistisch begrip. Dat
beperkt zich tot de taalgrens. Het is een valse voorstelling, voortgekomen uit een jammerlijk verleden en
als dusdanig begrijpelijk, maar die geen toekomstperspectieven biedt. Wij beschouwen het
mentaliteitsverschil niet als een bedreiging, maar wel als een rijkdom. En dat gaat veel verder dan zo maar
een simpele tolerantie deze verborgen minachting van de evenmens. De mens is immers meer dan een
denkende machine, een chemisch-elektrisch systeem waarin de oude notities van lichaam en ziel niet
langer bestaan.
Daarom hebben we zulke grote nood aan een nieuwe samenhang en aan een sociale dialoog.

Maar maak dat maar eens duidelijk aan een nationalist!



NAMENS ONZE GANSE WERKGEMEENSCHAP HOUDEN WIJ ER AAN PRINS WILLEM-ALEXANDER
BIJ ZIJN NAKENDE TROONSBESTIJGING ONZE BESTE WENSEN VOOR EEN VOORSPOEDIGE
REGERING TOE TE WENSEN.
MOGE DE ZEGEN VAN DE HEER OVER HEM, KONINGIN MAXIMA EN ZIJN GANSE GEZIN BLIJVEN
RUSTEN EN MOGE HIJ BINNEN DE MATE VAN ZIJN MOGELIJKHEDEN HET NODIGE DOEN OM DE
DRIE LANDEN VAN HET DELTAGEBIED, MET HUN WEDERZIJDSE EN VOLGENS ONS
NOODZAKELIJKE MONARCHIE, NADER TOT ELKAAR TE BRENGEN.

Wij vernemen dat vandaag, 30 april aan het gemeentehuis van de Kempische gemeente Kasterlee de
Nederlandse vlag heven werd. Waarvoor onze welgemeende felicitaties.

Feiten en Beschouwingen
De krachtlijnen in het politieke denken van Joris van Severen en Louis Gueuning
Maurits Cailliau
In wat volgt willen we ons te verdiepen in het politieke denken van twee markante figuren uit onze recente
geschiedenis, nl. Joris van Severen en Louis Gueuning.
Met dit onderwerp betreden we een breed terrein dat onmogelijk in het bestek van een tijdschriftartikel
uitputtend kan verkend - laat staan gekend - worden. Het is daarom nodig enkele deelaspecten af te
bakenen en ons te beperken tot wat we de krachtlijnen in hun politiek denken zouden kunnen noemen.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 3

Wanneer wij politiek omschrijven als "het geheel van de staatkundige regels volgens welke een
gemeenschap, staat, gewest, enz. wordt of beter : zou moeten worden geregeerd", dan hebben we m.i.
een valabele definitie. Politiek is dan een synoniem voor staatkunde.
We maken dan ook meteen het onderscheid tussen de realiteit: de wijze waarop geregeerd wordt
enerzijds, en het na te streven ideaalbeeld: de wijze waarop zou moeten geregeerd worden, anderzijds.
Politiek of staatkunde behelst evenwel meer dan de praktijk van het regeren. Deze praktijk dient de
concretisering te zijn een mens- en maatschappijvisie, van een aantal leidende ideen over de mens en het
samen-leven in grotere verbanden.
Wij zullen ons in wat volgt vooral met dit laatste bezig houden, wanneer we op zoek gaan naar het
antwoord op de vraag hoe het politiek denken van Joris van Severen en Louis Gueuning door hen zelf
verwoord werd.
Dit betekent dat we hen in de mate van het mogelijke - en zoveel als voor een goed begrip onontbeerlijk is -
zelf aan het woord zullen laten. Ook hier zijn we weer genoodzaakt enkele deelterreinen af te bakenen en
ons te beperken tot hun visie:
op de persoon (en slechts terloops op de gemeenschap)
op de Nederlanden
op Europa

We zullen daarbij verhoudingsgewijze minder aandacht besteed aan het denken van Joris van Severen
dan aan dit van Louis Gueuning. Er mag wel uitgegaan worden van de veronderstelling dat er, voor wat
Van Severen betreft, al een grote mate van voorkennis aanwezig is. Het gaat er overigens voornamelijk om
aan te tonen hoezeer Gueuning de lijn, door Van Severen getrokken, heeft doorgetrokken. "Echt trouw zijn
is immers" - naar het woord van Gustave Thibon - "de lijn verder trekken en verder gaan."
De Persoon
Het inschatten van de persoon, de waarde die men toekent aan de menselijke persoon, is maatgevend
voor de wijze waarop men de samenleving vorm wil geven.
"Het gehele streven (van het Verdinaso) wordt beheerst door het beginsel: dienst aan het leven, aan de
menselijke persoon. Voor ons culmineert het leven in de volmaking van de menselijke persoonlijkheid."
stelt Van Severen. Hij voegt er echter meteen aan toe: "Maar wij weten dat die volmaking slechts mogelijk
is in de orde en waar de orde heerst, en bijgevolg waar de orde wordt verzekerd door een doelmatige
staat."
In het programma van zijn beweging lezen we dan ook dat die staat "zijn hoogste taak (vindt), op het hem
toekomend gebied van geestelijke werkzaamheid, in het bevorderen van de opgang van de leden van de
Dietse natie naar de volmaking van hun zedelijke persoonlijkheid; in het scheppen en in stand houden van
de goede verhoudingen, welke veilig stellen voor eenieder: de mogelijkheid tot bereiking van zijn
eindbestemming, zijn eeuwig Goed: God, Bron van alle recht en van alle Orde."
In enkele bijdragen in het Gedenkboek Joris van Severen (1984) werd dieper ingegaan op dit
personalistische gedachtegoed dat door Joris van Severen onderschreven en uitgedragen werd. Dat
gedachtegoed heeft ertoe geleid dat zijn beweging terecht het karakter van een vormingsbeweging verwierf
(zoals E. Lamberts vaststelde, in de Geschiedenis van de Nederlanden, 1993). Van Severen zelf noteerde
overigens in zijn dagboekagenda, op 9 november 1934 :"Mijn taak, mijn ambacht (mtier): mensen vormen,
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 4

die in 't leven als krachten van schoonheid, goedheid, edelmoedigheid zullen werken. Daarom het
Verdinaso opvatten als een waarachtige orde."
Louis Gueuning zou dit personalistische gedachtegoed verder uitdiepen en verfijnen in zijn studie over De
Persoon en er op wijzen hoezeer alles afhangt van en "te herleiden (is) tot een juiste opvatting van de
persoon."
Het is dan ook onontbeerlijk om even stil te staan bij en aandacht te besteden aan de kern van Gueunings
visie op de persoon. Hij vat die kern, in de hierboven genoemde studie, samen in wat hij noemt "de zeven
trappen" tot het benaderen van het wezen van de persoon:
1. Wij geloven dat er een 'wet' bestaat, een diepere uitleg van de levende wezens en van de dingen, dat de
mens een eigen bestemming heeft, een bestemming die zijn grootheid maakt, die de 'toestemming'
rechtvaardigt, alsook de bewondering en de navolging.
2. Deze bestemming bestaat erin zijn 'wet' te volvoeren, te zijn wat hij eigenlijk is : een persoon, dit te
zijn tot het einde, zijn 'wet' te volvoeren, tot op het einde van die wet, tot op haar uiteindelijk einde.
3. Indien wij in deze wereld geen enkel wezen kennen dat die bestemming heeft, zo kennen wij evenmin
geen enkel wezen dat een meer verheven bestemming heeft.
4. De mens wordt niet bedeeld met een pasklare bestemming : hij wordt wat hij is. De persoon is
wording en verovering.
5. Hij wordt wat hij is omdat hij in eigendom beschikt over het beginsel dat de persoonlijkheid verwekt: de
geest. Zijn bestemming bestaat erin in deze wereld, en eerst in zichzelf, vanuit zichzelf, een werkelijke
hirarchie op te richten, door het helder licht van de geest te laten schitteren boven de troebele wateren
van het instinkt. De persoon is dit licht van de geest en die verovering van de geest.
6. Die heerschappij, deze hirarchie kan hij slechts vestigen dank zij een onophoudende keuze, en
dienvolgens, door een onophoudende verzaking. De persoon ligt gans en geheel in dit hard en
onophoudend streven naar het handhaven van een orde, een evenwicht, een rangorde die gedurig worden
bedreigd. De persoon is die keuze en die 'afstand'.
7. Die keuze en, dienvolgens, die verzaking, veronderstellen een volmaakte autonomie van de geest.
Dit is het voornaamste kenmerk van de geest. De persoon is vrijheid en de grootheid van de mens is uit
die vrijheid ontstaan. Einde citaat.
Samenvattend, stelt Gueuning:
"De persoon is: worden, strijd, verovering,
hij is hirarchie, rangorde,
hij is keuze van verzaking,
hij is autonomie."
Tot zover de inleidende beschouwingen tot Gueunings studie over de persoon. Vanuit deze begrippen zal
hij, in het spoor van Joris van Severen, stellen dat de grondslagen van alles - en dus ook van de politiek -
te herleiden zijn tot "een juiste opvatting van de persoon."
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 5

Vanuit deze optiek op de persoon ontwikkelde Van Severen zijn solidaristische maatschappijopvatting, die
naadloos aansloot bij wat de sociale encyclieken ter zake voorop stelden. In het al aangehaalde
Gedenkboek werd daar meer uitgebreid aandacht aan besteed. Louis Gueuning heeft hier, voor zover ik
kon nagaan, weinig aan toegevoegd. Het is een terrein dat hij slechts zeer sporadisch betreden heeft.
Des te groter was zijn inbreng op het volgende terrein waaraan we aandacht willen besteden, n.l. dit van
De Nederlanden
Al in Ter Waarheid (1924) had Joris van Severen, in zijn essay Politiek Vlaams Nationalisme, zijn inzichten
als volgt verwoord:
"Vlaanderen, smeltkroes van de Europese geest! Alleen de mogelijkheid dit totaal en sterk evenwichtig te
verwezenlijken, en nu meer dan ooit, rechtvaardigt het Vlaamse nationalisme! Vlaanderen als een
homogeen Germaans element opvatten is naar mijn mening even onjuist en verarmend, ontervend, als het
te willen verfransen. Germaansheid en Latijnsheid groeien in de geest en in het gemoed der beste
Vlamingen zo diep dooreen dat het mij werkelijk anti-Vlaams schijnt, deze concentratie, deze geestelijke
concentratie te willen tegenwerken of belemmeren. Vlaanderen zal slechts dan in zijn gansheid naar
zelfstandigheid grijpen, wanneer het zal zien en weten dat het tevens zijn Europeesheid redden en
verwezenlijken kan. (...) Deze Europeesheid is een kwaliteit van de geest en van de gevoeligheid. Vrucht
van het nationaal doorleven der Grieks-Latijnse, Rooms-katholieke beschaving, die geest en gevoeligheid
bekwaamt om de nationaal-genuanceerde cultuur der voornaamste Europese volkeren te begrijpen en te
assimileren."
Wat hier nog Vlaanderen genoemd wordt zal weldra de Nederlanden heten. Van Severens - men zou het
kunnen noemen geopolitieke - evolutie werd door P.J. Verstraete beknopt geschetst in het Gedenkboek.
Wanneer we in bovenstaand citaat de woorden Vlaanderen en Vlaams vertalen in de Nederlanden en Diets
of Nederlands, dan stoten we op een van de kerngedachten van Louis Gueunings denken. Het is zijn
verdienste geweest - en dit dient steeds weer beklemtoond te worden - de lijn door Van Severen aangeduid
te hebben doorgetrokken. Vooreerst binnen de Nederlanden zelf en verder al evenzeer ten overstaan van
Europa, zoals we nog zullen zien.
Daarbij dienen we in het oog te houden dat ook Gueuning een merkwaardige evolutie heeft doorgemaakt.
Als spilfiguur in de gewestelijke vernieuwingsbeweging La Renaissance Walonne (sinds 1931) zou hij eerst
in 1939 in contact komen met het Verdinaso.
Als voorstander van het behoud van de gewestelijke verscheidenheid had hij in Joris van Severen een
verwante geest ontdekt. En evenzeer als Van Severen herkende hij in de nefaste invloeden van het
partijenregime een van de doodgravers van die verscheidenheid.
Doorheen de oorlogsjaren zou hij niet slechts de niet-collaborerende leden van het Verdinaso rond zich
bundelen en de leiding nemen bij clandestiene acties. Hij zou vooral de lijn van Van Severen verder
trekken en neerleggen in een doctrine waarvan de Zending van het volk der Nederlanden het kernbestand
zou vormen.
Deze zendingsgedachte, al summier verwoord door Joris van Severen - en vervat in het hoger aangehaald
citaat uit 1924 - zou Louis Gueuning reeds tijdens de bezettingsjaren verspreiden. En dit niet slechts als
tegengif voor de Nederduits-Wederduits-adepten , maar tevens - en vooral - als handvest voor een
nationale politiek van na de oorlog. Het ligt dus voor de hand dat we er meer uitgebreid aandacht aan
moeten besteden.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 6

Ook Louis Gueuning zag zijn eerste en voornaamste taak, zijn mtier, in het vormen van mensen. Zijn
methode was deze van de opvoeder. De kerninhoud van wat hij als De zending van het volk der
Nederlanden zag, legde hij neer in een reeks 'lessen' onder de vorm van vraag en antwoord, volgens de
formule van de vroegere catechismus.
De reeks telde vier lessen :
1. Over de werkelijke nood van het volk der Nederlanden en zijn in vergetelheid geraakte nationale
zending.
2. Over de zeer verheven zending van het volk der Nederlanden
3. Over de bijzondere opdrachten waarin de zending gestalte moet krijgen.
4. Over de voorwaarden ter vervulling van die zending.
Deze 'lessen' zouden de ultieme bron worden waarnaar steeds werd teruggekeerd en terug verwezen, in
de talloze voordrachten, artikels en pleidooien, waarin hij zijn doctrine doorheen de komende decennia zou
uitdragen.
We overlopen diagonaal les 2 over de zending van het volk der Nederlanden.
"Het wezenlijke doel van de nationale actie in de Nederlanden is" - aldus Gueuning - "het levend
organisme, de Dietse volksgemeenschap, met haar eigen karakter, haar eigen deugden, eigen cultuur, in
volkomen gaafheid te handhaven en te doen gedijen en de Dietse natie aldus in staat te stellen haar
gebiedende roeping te vervullen, t.t.z. haar zending in de wereld."
Want de volkeren hebben, evenzeer als de personen, een roeping waaraan ze gehoor moeten geven, een
zending die ze te vervullen hebben, stelt hij. Daarbij beroept hij zich op Pius XII die de mening toegedaan
was dat: "niet alleen de individuen, doch ook de gemeenschappen een eigen zending (hebben). De
gemeenschap staat ten dienste van de mens, maar iedere gemeenschap heeft:
haar eigen wezen,
haar eigen karakter,
haar eigen deugden.

En terwille van die eigenschappen, dat eigen karakter, dat eigen wezen, krijgt de gemeenschap ook een
eigen taak in het kosmisch geheel, in het plan van de Voorzienigheid. Zo kan men spreken van de eigen
roeping:

van een familie,
van een provincie,
van een natie.

De eigen roeping en de geschiedkundige zending van de Nederlanden - het hart van Europa - bestaat er
in, aldus Gueuning: "de kern en het uitstralingspunt te zijn van een wordend of herwordend Europa."
Dit betekent: "dat uit het volk van de Nederlanden de nieuwe beschaving moet geboren worden, of juister:
de nieuwe vormen van de Europese beschaving, en dus een nieuwe Europese eenheid", meent Gueuning.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 7

Onder 'beschaving' verstaat hij: "de uitstraling, in zekere vormen, in een bepaalde 'levensstijl' van de
eeuwig-menselijke waarden, kortom van de wezensbehoeften van de mens."
Hij staaft zijn bepaling van wat een beschaving is met voorbeelden uit het verleden, waarbij hij noteert dat
geen enkele beschavingsvorm van blijvende aard is: "ze groeien en bloeien, vervallen en vergaan in de tijd
en er komt zelfs een ogenblik waarop voor het behoud van de beschaving, de vernietiging van een
beschaving gevergd wordt." Beschavingen gaan tenonder is verwarring en benauwdheid en deze komen
voort "uit het feit dat geen enkel bijzonder vraagstuk, noch op het gebied van de politiek, noch op sociaal of
moreel gebied zijn oplossing vindt."
En die oplossing kan er niet komen, omdat het vraagstuk "in wezen niet van sociale, economische of
politieke aard is, maar alomvattend." Die wantoestanden zijn slechts uitingen, symptomen, van een
wantoestand die een diepere oorzaak heeft: de bron zelf van het politieke, economische en sociale leven
werd vergiftigd.
De kern van het beschavingsvraagstuk is gelegen in de noodzaak van een nieuwe 'levensstijl', die thans
aan de eeuwig-menselijke waarden dient gegeven te worden. Dit is een proces die zich steeds weer heeft
afgespeeld bij de aflossing van de ene beschavingsvorm door een andere. "De wordingstijd van nieuwe
beschavingsvormen is steeds een tijd van verwarring en oorlogswee, met al de verschrikkingen van
ontreddering en revolutie."
Ook deze stelling wordt door Gueuning met voorbeelden uit het verleden onderbouwd. Daarbij besteedt hij
bijzondere aandacht aan wat hij noemt: "het aandeel van de Nederlanden in het bouwwerk van de
Europese beschaving doorheen de loop van de eeuwen. Daarbij komt hij tot de vaststelling dat: telkens als
Europa dreigt ten onder te gaan, de taak van de Nederlanden gelegen (is) in het tot stand brengen van een
nieuwe beschavingsvorm en van de onmisbare eenheid."
Daarbij verwijst hij naar de Frankische synthese die zich in het gebied van de Nederlanden ontwikkelde na
het verval van het Romeinse Keizerrijk: "de Nederlanden waren ten tijde van Karel de Grote de bakermat
en het brandpunt van de nieuwe Europese eenheid." Ze zouden dat andermaal worden onder Keizer Karel,
"de man die de nieuwe Europese eenheid in haar staatkundige vorm goot."
Wat moet er, meent Gueuning, uit deze en andere gelijkaardige feiten uit onze geschiedenis besloten
worden ? Ze tonen klaar aan waarin de zending van het volk der Nederlanden ten overstaan van Europa
bestaat: "de nieuwe beschaving en de nieuwe eenheid tot stand brengen, telkens als Europa met
ontbinding bedreigd wordt en een beschavingsvorm vergaat."
De rechtvaardiging van een dusdanige interpretatie van onze geschiedenis is, meent Gueuning, gelegen:
"in de aardrijkskundige ligging van de Nederlanden en hun positie op geestelijk gebied. "
En daarmee raken we een van de grote scharnierpunten van zijn denken, waar hij stelt dat de geestelijke
spanningen die hier - in de Nederlanden - kunnen waargenomen worden, dezelfde zijn die leven binnen
Europa en de oorzaak vormen van zijn verdeeldheid. De zending van de Nederlanden, de nieuwe
beschaving die opgebouwd dient te worden, bestaat er in eerst en vooral binnen de Nederlanden die
verscheurende spanningen op te heffen, in het terugvinden van de organische harmonie van hun eenheid.
Beluisteren we hier niet de conclusie van de gedachtegang die al besloten lag in wat Joris van Severen
vaststelde: "ten slotte weet gij allen dat in de gehele Nederlanden, van de vroege Middeleeuwen af tot nu,
al de verschijnselen en vormen der kunst: literatuur, beeldende kunsten, bouwkunst, enz. bezield zijn
geweest en bezield blijven door een geest van zo krachtige eigenaardigheid, dat over de gehele wereld de
Nederlandse, de Dietse beschaving als een van de hoogste en edelste wordt aangeschreven."
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 8

Onder de gevaren die de Nederlanden bedreigen is Louis Gueuning vooral beducht voor: "het Vlaams-
Waals separatisme, geboren in de armzalige hersenen van ideologen, die geroepen zijn om verraders te
worden." Hij voegt er echter in eenzelfde adem aan toe: "dat dit onheil, dat deze bedreiging van een
verschrikkelijk ongeluk in andere schadelijke hersens is ontstaan: de hersens van de ideologen die aan
Belgi zijn 'rationeel', centraliserend en totalitair, op het 'Franse' model afgekeken staatstype geschonken
hebben. Thans willen onze separatisten volgens het abstracte schema van een Frans en vervallen type
hun rompstaten oprichten. De dwaasheden van 1830 herbeginnen! Zo waar is het dat er generaties van
dwaasheden zijn."
Er bestaat, volgens hem, maar een afdoend middel om dit onheil te keren: "aan de natuurlijke gewesten die
Belgi samenstellen en die, wat hun structuur betreft, absoluut niets te zien hebben met de kleur van hun
haar, met de taal, met de godsdienst of de partij, een zeer levendig bewustzijn van hun persoonlijkheid als
gewesten terugschenken en een niet minder levendig bewustzijn van hun noodzakelijke solidariteit met de
andere gewesten van het 'midden'."
Toegeven aan de separatistische sirenenzangen houdt immers in dat er afstand gedaan wordt van de
zendingsgedachte. Het betekent meteen ook toegeven gefaald te zijn in de opdracht, het streven naar de
synthese op te geven en te verzaken aan de enige 'blauwdruk' - het 'grand dessin' - dat niet slechts de
Nederlanden, maar ook Europa terug leiden kan naar het eigen wezen.
Immers: "het drama, het grote, wellicht onherstelbare drama, is het gevaar, doodsgevaar, de zin te
verliezen voor wat ons bindt: een gemeenschappelijke zending, bron van onze persoonlijkheid als volk, en
rechtsgrond voor onze onafhankelijkheid" - aldus Gueuning.
In het bewaren van de Nederlandse eenheid in verscheidenheid ligt dan ook de grondvereiste - we zagen
het al - voor het wordende of her-wordende Europa.

Europa
In feite kan de ganse Zending van het volk van de Nederlanden, zoals Louis Gueuning het ziet, met
evenveel recht de Europese zending van de Lage Landen genoemd worden.
Het nakomen van deze zending vereist niet slechts de eenheid, maar ook de onafhankelijkheid van de
Nederlanden. Het vereist evenzeer de opheffing van de geestelijke spanningen, door het nastreven en
realiseren van de noodzakelijke synthese die deze spanningen overstijgt. Alleen wanneer de Nederlanden
daarin slagen kunnen zij Europa als het ware het 'model' aanbieden, de formule leveren, die Europa mr
en diepere inhoud zal geven dan deze van een mercantiele structuur. Voor Gueuning is Europa in de
allereerste plaats : geest.
"Eerst en vooral moeten wij ons vaderland scheppen. Wij moeten eerst en vooral de Nederlanden uit de
dood doen herrijzen", stelde Joris van Severen. Maar deze nationalistische geloofsbelijdenis plaatste hij
meteen in een ruimer perspectief met de vraag: "wat hebben wij met nationalisme te maken, indien wij niet
geloven aan de toekomst van Europa?"
En verder: "indien het nationalisme ons geen methode - geen element van methode - aan de hand doet
voor de klassieke Europa-architectuur, dat het nationalisme dan naar de duivel lope. Indien wij met
nationalisme iets anders willen dan het opbouwen, in ons milieu, in ons vaderland, met onze kracht, van
een stuk Europa, laat ons dan liever gaan boeren!" Het zijn - wat men noemt - 'gevleugelde woorden'
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 9

geworden, die we vaak citeren. Louis Gueuning komt de verdienste toe ze uitgediept en verder gedacht te
hebben.
In het verlengde van hun gemeenschappelijke uitgangspunten zal hij poneren dat: "Europa het continent
(is) van de persoon, van het uitgroeien tot persoon. Het is het continent van de roeping..., van de actie ...
van de maat."
"Mijn Europa" - stelt hij - "is het continent van de ongelijkheid. Ieder wezen is enig, ieder wezen wordt
geroepen. Indien er een gelijkheid te vinden is dan ligt die in de grootse waardigheid van de roeping."
Het continent van de ongelijkheid - en dus van de verscheidenheid. Een verscheidenheid die steeds weer
elke poging tot dwangmatige unificatie gedwarsboomd heeft. "Men moet een langs alle kanten hermetisch
gesloten geest hebben om niet te zien en niet te weten dat, indien Europa steeds in opstand gekomen is
tegen de unificatie, dit gebeurde omdat het weet dat dit soort eenmaking het onvruchtbaar zou maken."
"Europa is ook het continent van de naties en wij geloven dat de natie geen voorbijgestreefd levenskader
is. Het levenskader dat de natie is, is immers niet vatbaar om voorbijgestreefd te worden. Het is een
natuurlijk levenskader. (...) De natie is noodzakelijk om hetgeen men de persoon noemt te doen ontluiken
en zij is aldus niet mr vatbaar om voorbijgestreefd te worden, dan dat de familie voorbijgestreefd is door
de natie. Het menselijk wezen heeft het nodig wortels te hebben en ingeworteld te zijn."
Tegenover de unificatie staat de eenheid - die van een geheel ander gehalte is. En deze "werkelijke
eenheid van Europa is nooit anders verwezenlijkt geworden tenzij rond een gedachte van de mens, rond
een beschouwing van de mens en van zijn einddoel. Rond deze gedachte organiseert zich een
beschaving. Enkel de geest verenigt, ordent, cordineert."
Louis Gueuning heeft zijn beschouwingen hierover neergeschreven in zijn studie Synthse de l'Europe ou
de la vocation de l'Europe. Op een andere plaats - in Belgi moet opnieuw gedacht worden - zet hij uiteen
waarom, naar zijn mening, de bemiddelende rol die moet leiden tot de synthese, eens temeer toegewezen
schijnt te zijn aan de bevolkingen van 'het midden'. Dit midden wordt gevormd door de Benelux-landen,
Zwitserland, Lotharingen en de Rijnlanden.
"Daar het vermengde volkeren zijn - de laatste om over 'ras' te kunnen spreken - en gezien zij gelegen zijn
aan het kruispunt van de grote wegen en van de culturen die het verschillend beeld van een beschaving
uitmaken, worden de grote gedachtestromingen met elkander slaags in hun gebieden. De grote legers
trouwens ook. Alle tegenstellingen van Europa komen samen in dit soort smeltkroes."
"Geen ander volk is gevoeliger voor die tegenstellingen dan de bevolkingen van 'het midden', geen ander is
er ongeruster over, geen ander ook heeft meer haast om ze op te lossen. Onmachtig uit belang, van
nature, - en ik aarzel niet te zeggen: uit roeping - om partij te kiezen voor een der termen van de
tegenstelling, voor het Oosten tegen het Westen, voor de machine tegen God, voor de ongebreidelde
vrijheid tegen het gezag zonder grenzen, voor de mystiek tegen de politiek, voor het kapitaal tegen de
arbeid of omgekeerd, voor de nationale 'generaliteit' tegen het gewest en voor de geest tegen het vlees.
Onmachtig partij te kiezen, streven de bevolkingen 'van het midden' van nature en soms ondanks zichzelf
naar de synthese, naar de verzoening, naar de bemiddeling, naar het evenwicht. Zij zijn daartoe verplicht
en wanneer zij niet meer getrouw zijn aan hun zending gaan zij in kleinheid en materialisme ten onder."
Einde citaat.
De eerste van alle voorwaarden die voor het vervullen van hun bemiddelende rol vereist is, is dat zij
onafhankelijk zijn - en blijven. Maar, betoogt Gueuning, "die onafhankelijkheid moet stoelen op een zeer
levendig, een zeer krachtig bewustzijn van de persoonlijkheid. En zij zullen eerst dan het levendig
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 10

bewustzijn van hun persoonlijkheid bezitten, ze zullen eerst dan dit gevoelen, dit bewustzijn met het oog op
Europa kunnen bestendigen, wanneer zij, over alle scheidingen en over alle separatismen heen, zich
gemeenschappelijk bewust worden van datgene waarop hun persoonlijkheid stoelt: hun
gemeenschappelijke roeping."
"Welke roeping? Deze die zeer duidelijk geschreven staat in hun ligging in Europa: Europa geestelijk en
politiek federeren. Het is dan ook klaar en duidelijk dat met man en macht moet gewerkt worden om aan de
Schelde-, Rijn-, Maas-, Moezel- en Sommegewesten een zeer levendig bewustzijn van hun bemiddelende
roeping terug te schenken", meent hij.
Het is daarom van het grootste belang erover te waken dat geen enkele van deze staten van 'het midden'
vernietigd wordt of uiteenvalt. "De meest bedreigde onder hen zijn de aloude Nederlanden en het meest
bedreigde gedeelte van de Nederlanden is Belgi. Het meest bedreigde omdat het vast en zeker geroepen
is de motor van het systeem te zijn."
We stellen andermaal vast dat Louis Gueunings geopolitiek concept stoelt op de krachtlijnen van een
eeuwenlange geschiedenis en verder bouwt op de opdeling van het rijk van Karel de Grote. De volkeren
van het middenrijk zijn deze die zich geheel of gedeeltelijk wisten te onttrekken aan de expansiezucht van
Duitsland en Frankrijk.

In het Europees perspectief zijn zij de natuurlijke bondgenoten van de Nederlanden, en als dusdanig zijn zij
deelgenoten in de zending van de Lage Landen die erin bestaat de noodzakelijke synthese te
verwezenlijken.
Het is Gueunings overtuiging dat "het volk der gewesten van 'het midden' te samen een roeping te
vervullen heeft: Europa federeren. Deze bevolkingen bestaan uit een zeer grote verscheidenheid: zij
moeten deze verscheidenheid onderhouden. Vooral de verscheidenheid van hun gewest; op voorwaarde
dat het werkelijke gewesten zijn."
Maar, waarschuwt hij, "noch 'Vlaanderen', noch 'Walloni zijn werkelijke gewesten. Deze valse gewesten
zijn van boven tot onder uitgevonden geworden door de rationele en centraliserende staat, terwijl deze
staat de werkelijke gewesten vernietigde. Zwak als hij is kan deze staat slechts zijn rijk vestigen en
triomferen over de particularismen, door de gewesten tegen elkaar op te stellen, taalgroep tegen taalgroep,
partij tegen partij, klasse tegen klasse, gewest tegen gewest. Op die manier is er geen gemeenschappelijk
werk mogelijk en evenmin een antwoord op een gemeenschappelijke roeping."
Ook hier weer beluisteren we de echo van de stem van Joris van Severen: "het vraagstuk 'Vlaanderen-
Walloni' oplossen, niet door de herinrichting van de Belgische staat op basis van een zogenaamd
federalisme met twee of drie. Dergelijke oplossing zou zonder uitwerking en schadelijk zijn. Verre van de
vrede te bevorderen zou zij twee of drie fictieve groepen meer en meer tegen de andere opstellen."
Maar wij beluisteren de echo van die stem ook in Gueunings kritiek op het regime als zodanig, het
partijenregime. "Dit regime is de ergste vijand. Het belet de volkeren van 'het midden' zich te bundelen, een
noodzakelijke verscheidenheid te onderhouden, zonder na te laten hun gemeenschappelijk doel te
betrachten. Het belet hen radicaal hun roeping te beantwoorden. In hun nadeel en in het nadeel van
Europa."
Gueunings kritiek op en zijn strijd tegen het partijenregime vormen een constante in zijn leven, waar wij hier
niet verder op kunnen ingaan. Zij behoorden tot zijn politieke strijd van elke dag en elk uur, waarover ook
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 11

wel eens verslag zou mogen uitgebracht worden. Maar dit is een opdracht voor hen die naast hem en met
hem die strijd gestreden hebben. Aan zijn leven en streven hebben we trouwens meer uitgebreid aandacht
besteed in onze brochure Louis Gueuning, een leven in rechtlijnigheid.
Maar hoe boeiend en vol opmerkelijke anekdotes dit soort 'oud-strijders'-verhalen ook mogen zijn, ze
illustreren in feite slechts in de marge de betekenis van het politieke denken van Louis Gueuning.
Wanneer politiek betekent 'macht veroveren' dan dient Louis Gueuning - samen met Joris van Severen -
gerangschikt te worden onder de grandioze mislukkelingen.
Wanneer met dit dubbelzinnig begrip de zorg om de 'polis' bedoeld wordt en het zoeken naar wegen die
leiden naar een menswaardig bestaan, waarbij persoon en gemeenschap naar hun ultieme bestemming
geleid worden, dan behoort Louis Gueuning, met Joris van Severen, tot de grote politici.
Beide behoren zij tot de falanx die de strijd aanbonden tegen 'de ideen van 1789'. In denken en handelen
ontwikkelden zij alternatieven voor een samenleving op maat van de mens en beantwoordend aan de hoge
roeping van de mens.

Mal parler, cest faire du tort aux mes
Louis Gueuning

Heel-Nederlandse Kalender
Zaterdag, 20 april
Studie-uitstap Zannekin in het teken van de Vrede van Utrecht, 300 jaar
geleden, in 1713.

Zaterdag, 18 mei
Herdenking van de 4 Brugse slachtoffers te Abbeville in mei 1940, aan het Boergoensche
Cruyce, 11.00 uur.

Gregoriaans gezongen Mis in de abdijkapel van het Grafelijk Slot van Male (Sint-Kruis-
Brugge), 16.00uur.

Zondag, 19 mei
Groet aan het graf te Abbeville, 11.30 uur.

Zaterdag, 26 oktober
Jaarlijkse Ontmoetingsdag van Zannekin in de Citadelstad Namen

Zaterdag, 9 november
Herdenkingsplechtigheid aan het graf van Louis Gueuning te Mainvault,
11.00 uur.

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 12


Nederlands gemeenschapsbesef
Nederlands Gemeenschapsbesef bij enkele geestelijke auteurs van einde XVIe en begin XVIIe eeuw

Binnen de laatste twee decennia werd van verschillende zijden aangetoond dat in de Nederlanden sedert
het midden der XVIe eeuw en vooral in de jaren van de opstand, naast en boven het besef van het kleine
vaderland (Brabant, Vlaanderen, Holland, enz.), een zeker gemeenschapsbesef was op gegroeid en dat dit
besef ook na de scheuring van 1585 een tijdlang vrij sterk was blijven voortbestaan bij een aanzienlijk deel
van de bevolking aan beide kanten van de staatkundige grens. Hun betoog staafden de auteurs door
getuigenissen van zeer verscheiden aard: liederen en gedichten, onderlinge betrekkingen van literatoren
en humanisten, herkomstaanduiding van de Nederlanders in den vreemde, enz. (1)
In deze beknopte studie willen we iets dergelijks beproeven op grond van bepaalde termen en
voorstellingen die we in de geschriften van enkele geestelijke auteurs aantroffen | geen duidelijk
uitgesproken verklaringen natuurlijk, vermits de XVIe en XVIIe eeuw de nationale bekommernissen niet
in dezelfden graad en onder dezelfden vorm kenden als wij; maar de terloops meegedeelde
bijzonderheden en gebruikte termen, de kleine uitlatingen en aanwijzingen, de als het ware onbewust
aangenomen toon zijn er door hun spontaneteit slechts te kostbaarder getuigenissen om.

(1) Namen als Geyl, Hoogewerff, Van der Essen, Elias, Dambre, Sabbe, Rombauts, Vermaseren,...
moeten hier slechts even in herinnering gebracht worden. In een artikel Van verbondenheid tot
vervreemding in Kultuurleven, 1946, pp. 117-132 trachtten we dit voortbestaan en teloorgaan van het
gemeenschapsbesef te schetsen.

Daar we ons met enkele grepen tevreden stellen, spreekt het van zelf, dat we op volledigheid in dergelijke
uiteenzetting geen aanspraak maken en dat onze studie onvermijdelijk wat geforceerd-eenzijdig zal wezen.
Dat de geestelijke auteurs, uit wier geschriften wij putten, allen juist Jezueten zijn, doet echter geen
afbreuk aan de waarde van hun getuigenis ten gunste van een gemeenschapsbesef: niet alleen namen de
Jezueten toen, zoals overbekend is, een vooraanstaande plaats in het geestesleven van de Zuidelijke
Nederlanden in en was hunne opinie voor menigeen van doorslaggevende betekenis; maar bovendien is
hun getuigenis des te sprekender omdat ze toentertijd door velen, en zeker door hun verwoede
Calvinistische tegenstanders uit het Noorden als Spaansgezind en volksvijandig werden aangezien, een
beoordeling die door verschillende historici uit de XIXe en XXe eeuw onder verzachte of licht geschakeerde
formulering werd overgenomen (x). Hoe de Jezueten zelf toen, einde XVIe en begin XVIIe eeuw, hierover
dachten, leert ons een hunner meest markante figuren, Frans Costerus(2), waar hij het wenselijk achtte die
bewering eens van naderbij te behandelen. In zijn Apologia Catholica (1598) vestigde hij er de aandacht op
dat noch de koning van Spanje, noch zijn kinderen, noch de landvoogd (Albrecht, op dat ogenblik nog niet
gehuwd) een Jezuet als biechtvader hadden, dat verder niemand van de Orde aan het hof verbleef of er
enige bediening waarnam, terwijl voor die plaatsen nochtans wel (1) Aldus o.m. R. Fruin, Tien jaren uit den
Tachtig jarigen oorlog, 1588-1698. 's Gravenhage, 7e druk, p. 146, en P. Geyl, Geschiedenis van de
Nederlandsche stam, t. II, 1934, p. 23, 300, 672.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 13


(2) Franciscus Costerus (Coster) van Mechelen (1532-1619), meermaals Provinciaal, onverschrokken
predikant in de strijd tegen het protestantisme bekwaam professor, ijverig controversist. Cfr over hem: R.
Hardeman, S. J., Franciscus Costerus (1532-1619). Een Vlaamsche Apostel en Volksredenaar. Alken,
1933. Voor zijn biographie en werking vindt men ook zeer veel gegevens in de Bibliotheca Belgica.
Bibliographie gnrale des Pays-Bas, fonde par Ferd. van der Haeghen et publie sous sa direction.
1S91-1923, 2e srie, t. III en IV. Cfr nog voor hem en voor de andere hier behandelde Jezueten C
Sommervogel, Bibliothque des crivains de la Compagnie de Jsus, 9 dln + suppl., Brussel, 1890-1900.

Franciscanen, Dominicanen of andere religieuzen in aanmerking kwamen. Moesten de Jezueten er
inderdaad op uit zijn de koning van Spanje boven alle andere vorsten te verheffen, hoe ware dan te
verklaren dat ze bij een hertog van Beieren b.v. in zulke hoge gunst stonden en dat in Polen, Duitsland,
Oostenrijk, Bohemen ketters zelfs hunne kinderen naar Jezuetencollegesz onden (x)?

En andermaal raakt hij hetzelfde punt aan, maar nu juist onder zijn tegenovergesteld aspect, waar hij
enkele jaren later zich zelf (en zijn Orde) verdedigt tegen de bewering dat hij gheen oprechte
Nederlander zou zijn. De geus legt me dit ten laste, betoogt hij, omdat ik, zgz. voortgaande op andermans
bericht, den weinig eervollen oorsprong van den naam geus aan het licht breng ; daarin vergist hij zich
echter; ik hoef bij anderen niet te rade te gaan, want ik verbleef bij het uitbreken van de troebelen hier in
het land, te Antwerpen namelijk. En omdat ik er naar streef alle geuzen in eerlijke mannen te veranderen
houd ik daarmee nog niet op een op recht Nederlander te zijn (2).
Hoe dit oprecht Nederlanderschap, zij het ook doorgaans niet z duidelijk uitgesproken, bij Costerus en
enkele andere representatieve Jezueten tot uiting komt, dat willen we in deze studie even nader
onderzoeken. In zijn talrijke werkjes gebruikt Coster meermaals termen als Nederlandt, het Nederlandt, de
Nederlanden, de Nederlanders (3). 't Is het gewone woord als hij over onze gewesten

(1) F. Costerus, Apologia Catholica, pp. 215-217. Om de voetnota's niet te overlasten duiden we de
verschillende werken slechts met de eerste woorden van den titel aan. De volle, en dikwijls zeer
breedvoerige titels kan men in de Bibliotheca Belgica of bij Sommervogel vinden. Van Costerus'
controversgeschriften met het Noorden gaven we een overzicht in Miscellanea L. van der Essen. Brussel,
1947, II, pp. 769-779.
(2) De tweede Wederlegginghe, pp. 14-16.
(3) Op het belang van het gebruik van den term Nederlandt als enkelvoudig begrip werd reeds gewezen
door G. Hoogewerff, Uit de geschiedenis van het Nederlandsch nationaal besef in Tijdschrift voor
Geschiedenis, XLIV, 1929, pp. 124-126, 134.

handelt. Nu en dan begint hij met een opsomming: Holland, Brabant, Friesland... maar vat daarop samen
met een ende gantsch Nederlandt (*), ofwel klinkt het vaag: sommighe deelen van dit Nederlandt (2).
En vertrouwelijk luidt het niet zelden: onze Nederlanden, ons Nederlandt (3). Betekenisvol is ook het
gebruik van het woord naast en in vergelijking met andere landen en volkeren: Fransen, Duitsers,
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 14

Engelsen, Schotten,... waardoor we het Nederlandt als een wel onderscheiden begrip horen aangeduid
(4). De opstandelingen daarentegen worden dikwijls met den naam Hollanders betiteld, in den zin van een
aparte groep in Nederland (5). Een paar maal slechts doet het samentreffen van de termen Holland en
Nederland bevreemdend aan en zou het den indruk kunnen wekken dat de auteur het eerste niet als een
deel van het tweede beschouwt, doch als een gelijkwaardig geheel(e); een nauwkeurig onderzoek brengt
dan echter spoedig aan het licht dat Coster in zulke gevallen, met een tikje overdrijving, de situatie der
opstandige gewesten beklemtonen wil. Niet de minsten twijfel lijdt het ten slotte dat de termen Nederlandt
en Nederlanden bij hem de gebruikelijke benaming zijn voor de XVII Provincin en een welbepaald geheel
aanduiden.
Evenzo constateren wij bij de paters Jan David (7), Joannes Thomas Sailly,

(1) O. m. Apologia Catholica, p. 121 ; Corte Antwoorde, p. 56.
(2) O. m. Apologia Catholica, p. 125; Corte Antwoorde, p. 69 ; Antwoorde op de Hollandtsche Sententie
tegen Peeter Panne, p. 23.
(3) O. m. Apologia Catholica, p. 120; Bewijs, p. 174; Antwoorde op de Holl. Sent., p. 15 ; Send-brief aen
Gommaers (1602), p. 12. (4) Antwoorde op de Holl. Sent., p. 23, 101; Corte Antwoorde, p. 15. (5) Corte
Antwoorde, pp. 10, 12, 69. (6) B. v. Corte Antwoorde, p. 15: Hetzelfde katholiek geloof was over al in
Duytschlandt, Vranckrijck, Enghelndt, Hollandt, Nederlandt gheplant.... Cf Antwoorde op de Holl. Sent, p.
23: Te Dowaai komen studenten soo uut gantsch Nederlandt, soo oock uut Vranckrijck, Duytschlandt,
Spanien, Enghelandt, Schotlandt, lerlandl, iae oock uut Holland, Zeelandt, Vrieslandt, etc.. (7) Jan David
(1545-1613) van Kortrijk, in 1581 Jezuet geworden, later achtereenvolgens rector te Kortrijk, Brussel, Gent
en nogmaals te Kortrijk; schreef vele ascetische werkjes en felle schimpschriften.

(2), Heribertus Rosweyde (3), Augustinus van Teylingen (4) het gebruik van de Nederlanden of van
Nederlandt naast de andere landen, van het gheheel Nederlandt na het deel Brabant b.v. (5), van
ons Nederlandt (6). In Rosweyde's Kerckelycke Historie van Nederlandt (7) wijst de titel zelf reeds op
een zelfstandig begrip, en uit de inhoud blijkt dat de auteur er de XVII Provincin (en het prinsbisdom Luik),
mee bedoelt (8). Ook titels van nog andere geschriften, zoals pater van Teylingens Opkomste der
Nederlandtsche Beroerten en de Nederlantsche Waerseggher van Scribani (naast den titel der Latijnse
uitgave Veridicus Belgicus) zijn niet minder expliciete getuigenissen.
Nu we Scribani vermeldden, loont het de moeite even nader over zijn opvattingen uit te weiden (9). Zowel
wegens

(1) Joannes van Gouda (1571-1G30) uit Utrecht, was gedurende lange jaren predikant te Antwerpen, en te
Brussel; stelde vele controverse geschriften op.
(2) Thomas Sailly (1553-1623) van Brussel, stond langen tijd aan het hoofd van de missio castrensis (de
aalmoezeniersdienst der Jezueten in het Spaanse leger); ook ascetisch schrijver en controversist.
(3) Heribertus Rosweyde (1569-1629) van Utrecht, grondlegger van het latere Bollandistenwerk; ijverig
publicist.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 15

(4) Augustinus van Teylingen (1587-1669), afstammeling uit een der oudste adellijke families van Holland,
sedert 1619 in Amsterdam werkzaam als zendeling en schrijver.
(5) B. v. J. Gouda, Ander-Half-Hondert leughens Henrici Boxhornii..., p. 248.
(6) B. v. T. Sailly, Den nieuwen Morgen-Wecker..., p. 63.
(7) Aanhangsel van zijn grote Generale Kerckelycke Historie.
(8) Wel betrekt de auteur er soms gebeurtenissen in die te Keulen en te Aken plaats grepen, niet enkel
vr 1559 toen een groot deel onzer gewesten langs Luik of Utrecht van het aartsbisdom Keulen afhing,
maar zelfs nog na de nieuwe kerkelijke indeling, b.v. in 1568 en 1581. Dit laat zich nochtans gemakkelijk
begrijpen ten gevolge van het enge contact dat nog jarenlang met het Rijngebied bleef bestaan.
(9) Carolus Scribani (1561-1629) van Brussel; van 1593 tot 1613 te Antwerpen, eerst als studieprefect, dan
als rector ; van 1613 tot 1619 Provinciaal ; daarna rector te Brussel. Voor Scribani raadplege men nog het
best, in afwachting van een eerlang te verschijnen doctoraatsthesis van L. Brouwers. S. J. het artikel van V.
Brants, in de Biographie Nationale, I. XXII, kol. 128-129.

Bij onze beschouwingen over Scribani konden wij zijn vele geschriften over sterk uiteenlopende
onderwerpen als wegens zijn buitengewone hoedanigheden en drukke relaties was hij een der
gezaghebbendste mannen van zijn Orde en van zijn tijd en behelst zijn getuigenis een wellicht
uitzonderlijke waarde. Uit zijn houding, uit verschillende passages van zijn geschriften leren we hem
kennen als een zeer antihervormingsgezinde verdediger en bewonderaar van Philips II, van de
Aartshertogen, en van de Koninklijke macht. Vinden we bij hem, naast dat loyalisme tegenover den vorst,
ook enig spoor van gemeenschapsbesef?
Voor hem betekent het oude Belgium, dat in het Romeinse tijdperk ongeveer tot aan de Alpen reikte, maar
sedertdien een uitgestrekt deel van zijn oorspronkelijk gebied verloor en binnen engere grenzen omsloten
geraakte, de voor de gehele wereld overbekende XVII Provincin (1). Belgium, Belgicus, Nederlandt
gebruikt hij in zijn werken zonder onderscheid voor Noord en Zuid, voor Frans- en Dietssprekenden (2).
Wanneer hij er vol trots op roemt dat al wie in gelijk welk leger door hun dapperheid en kracht uitmunten,
Nederlanders zijn, verduidelijkt hij: de Waalse infanterie munt boven alle andere uit door haar durf,
edelmoedigheid, volharding en alle gaven die een soldaat passen, terwijl onder de ruiterij de mannen van
Gelderland, Kempen, Overmaze en van de naburige streken de overigen overtreffen (3). De Zeeuwse
Jezuetmissionaris Gaspar Berse wordt illustre Belgii decus geheten, en bewonderend roept Scribani uit:
welk een man schonk Belgica toch aan het Oosten (4) ! Een van de XVII Provincin, praalt hij gebruik
maken van enkele onuitgegeven nota's van L. Moereels, S.J., die ons welwillend ter inzage waren
afgestaan.

(1) Origines Antverpiensium, p. 15-16. Nunc angustioribus septa terminis, omnique adeo superiore
Belgica exuta, magnaque insuper secundae Belgicae parte defraudata, septemdecim orbe toto notissimis
arctatur Provinciis (p. 16).
(2) B. v. Amphitheatnim Honoris, pp. 210-225; Veridicus Belgicus,
passim.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 16

(3) Veridicus Belgicus (uitg. 1621), p. 32. Qui ubivis gentium, in exercitibus robore et audacia praestant,
Belgas ebse comperies.
(4) Amphitheatrum Honoris, p. 23.

elders in zelfbewuste fierheid, Holland nl., levert evenveel melk op als heel Frankrijk wijn voortbrengt (x) !
En waar hij een weinig verder Nederlands handel en zeevaart prijst, zijn koene ontdekkingstochten en
avonturen, bedoelt hij vanzelfsprekend eerst en vooral de Verenigde Provincin (2). Wat hem niet belet
dezelfden term te gebruiken wanneer er sprake is van de Aartshertogen of van Bucquoi's soldaten (3).
Hoe sterk dit Nederlands gemeenschapsbesef in 1640 ten onzent nog leefde, kunnen we bevroeden als we
het monumentale gedenkboek naslaan datde Flandro-Belgica of Diets-Nederlandse ordesprovincie bij het
eeuwfeest der Orde liet verschijnen het Imago Prirni Saeculi, onder Bollandus' leiding, en de Nederlandse
bewerking, de Afbeeldinghe van d'eerste eeuwe, door de paters Poirters en Uwens bezorgd. Voortdurend
ontmoet men Belgium, Belgae in het Imago, Nederlant, Nederlanden rde Afbeeldinghe, en zelfs meer
bepaald inniger en bewuster ons Nederlant (4). De Zeeuw Berse, de Luxemburger Mercuriaan,
Leonius (=Leunis) uit het Land van Luik, de Kamerijker Paschasius Brot worden alle Nederlanders
geheten (5); en de lijst van beroemde Nederlandse Jezueten die de opstellers van de Afbeeldinghe
voorleggen (6), kan ons enkel de expliciete bevestiging bijbrengen dat het begrip Nederland voor hen, en
dus ook voor hun Provincie en hun Orde, de XVII Provincies en het prinsbisdom Luik

(1) Politico-Christianus, p. 291; Veridicus Belgicus, p. 30.
(2) Politico-Christianus, pp. 292, 574-576; Veridicus Belgicus, p. 33-34.
(3) Politico-Christianus, pp. 143, 144, 450, 489 en andere. Bucquoi, Charles Bonaventure de Longueval
(1571-1621), een der vermaardste bevelhebbers uit de eerste decennia der XVIIe eeuw, onderscheidde
zich bijzonder in het begin van den Dertigjarigen Oorlog.
(4) Afbeeldinghe, pp. 11, 49, 159, 195, 219, 358, 385, 475, 526, 528, 542, 581, 648, 650.
(5) Afbeeldinghe, pp. 21, 177; 424, 534; 563; 116, 651. Brot, een der eerste gezellen van S. Ignatius:
... mits desen eenen waerachtighen Nederlander gheweest is, omtrent Gamerijck gheboren, schoon dat
hij sich te Parijs voor eenen Picard uytgaf, om sijne studin, gheduereude d'oorloghen sonder stooringhe te
moghen vervolghen (p. 651).
(6) Afbeeldinghe, pp. 651 en vv.

omvatte en wel onderscheiden was b.v. van Keulen (1) en van de overige landen (2). Zelfs nog bij den
vrede van Munster op 16 Mei 1648, die nochtans de scheuring juridisch bezegelde, was alle
gemeenschapsbesef niet teloorgegaan; toti Belgio, Catholico pariter ac heterodoxo tekende de opsteller
der huisannalen te Antwerpen omtrent die gebeurtenis aan, al neemt men verder in zijn jaarbericht veel
meer het bewustzijn waar van een ketters Noorden dan van een broedervolk (3).
* *
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 17

In hoeverre dit Nederlands gemeenschapsbesef in den eerbied voor en de trouw aan de eigen traditie
inzake spiritualiteit, kunst en volkstaal tot uiting komt, blijve hier een open vraag. Wel ligt het in onze
bedoeling nog na te gaan hoe sterk het zich openbaart bij die gelegenheden waar de Jezueten het in hun
geschriften hebben over het land en zijn bewoners met hun volksaard en eigenschappen, hun prestaties en
glorie. Vooral naar de eerste geloofsverkondigers die aan deze gewesten het licht van het Evangelie
hadden gebracht, werd menigmaal gewezen; herhaaldelijk behandelt Coster in zijn polemiek de eerste
kerstening van Nederland door Willibrord en zijn medemonniken; waar het pas geeft, wijdt ook Scribani er
enkele woorden aan (4) en bij Sailly vinden we een samenvat ten de schets van die bekeringsactie (5).
Door zijn baanbrekende belangstelling en zijn kritische navorsingen betreffende het Nederlands
hagiografisch verleden bekleedt pater Rosweyde een aparte plaats. Ten dele ontstaan uit de apologetisch-
polemische strekking om met de gegevens van die vroegere tijden de onafgebroken eenheid van leer aan
te tonen, getuigen die navorsingen en de daaruit voortgekomen werken dan toch ook van een zekere
nationalen trots om die belijdeniseenheid.

(1) Afbeeldinghe, p. 447.
(2) Afbeeldinghe, p. 358.
(3) Geciteerd bij D. Papebroch, Annales Antverpienses ab urbe condita ad annum 1700, uitgeg. door F.
Martexs en E. Buschmann, Antwerpen,
1845-1848, dl V, pp. 15, 19-20.
(4) Origines Antverpiensium, p. 170 ; Dominici Baudci Gnomae..., p. 40.
(5) Den nieuwen Morgen-W cckrr..., p. 197-198.

(*)
Nergens spreken echter liefde en fierheid sterker dan in Scribani's boeken die het land en zijn bewoners
behandelen. Niet zelden slaat dan zijn toon midden in een theoretische uiteenzetting tot lyrische
bewondering en vervoering over; enkele keren zelfs onderbreekt hij, door geestdrift aangegrepen, een
begonnen relaas, lucht zijn gemoed in een lofzang op zijn Nederlandt of Belgium en keert dan enige
bladzijden verder naar zijn onderwerp terug met een verontschuldigend: de lezer wijte deze ontboezeming
aan mijn liefde voor mijn land. (2).
Wezen we reeds op zijn gemeenschapsbesef, het hier volgend overzicht zal aantonen hoe vurig dit besef
in hem gloeide. Welken scherp-bewuste kijk Scribani op de eigen rol en zending der Nederlanden had,
daarvan getuigt de zinsnede in zijn Veridicus Belgicus die hun enig-gunstige ligging omschrijft: rakend aan
Frankrijk, Engeland en Duitsland vormen ze a.h.w. hun gebit en breidel; wie ze in handen heeft, benvloedt,
ja beheerst haast volkomen de naburen, vooral wanneer hij er door zijn overwicht in de Nederlanden in
slaagt ook nog de hegemonie ter zee uit te oefenen die hem de meester van de gehele wereld maken zal
(3). Zo belangrijk is dus deze ligging, zo welvarend zijn bovendien deze gewesten, dat de Spanjaard, Don
Bonaventura, die in Scribani's boekje de wijze Mentor speelt, moest hij ooit vr de keuze worden
geplaatst, hen zonder aarzelen boven Spanje zou stellen (4). Alles valt er immers te

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 18

(1) Cfr H. Rosweyde, Kerckelycke Historie van Neder-landt, Voorreden voor den Leser. En B. Knipping,
O.F.M., De iconografie van de Contra-Reformatie in de Nederlanden. Hilversum, 1939-1940, dl. II, p. 61.
(2) Veridicus Belgicus, pp. 29-32; Antverpia, p. 39 w.; Politico-Christianus,
pp. 288-292; 512 vv.; 604-611. Altius provectus sum. Dabit hoc veritati, dabit amori meo lector,dabit
iusto civilium bellorum dolori... (Politico-Christianus, p. 292).
(3) Veridicus Belgicus, p. 35: Galliae, Angliae et Germaniae conterminae, illarumque velut f raenum sunt :
ut quisquis has possidet, multum ille in vicinos omnes iuris, et pene imperium habeat.... Ubi plenum Rex
Belgii imperium habebit, habebit et maris, atque in eo orbis totius.
(4) Veridicus Belgicus, p. 29.

loven: de talrijke schone steden, uitgestrekt en dicht bevolkt, stevig versterkt als nergens anders; het
aantrekkelijk uitzicht van velden en bossen; de gunstige aanwezigheid van zee en stromen; de visrijke
waterlopen; de vruchtbare bodem, die aan zovele burgers voedsel en aan het land voorspoed en welvaart
verstrekt ; de buitengewone veestapel. En hier laat Scribani vrijen teugel aan zijn geestdrift:
zuivelproducten vindt men er, roemt hij, in zulke overvloed, dat haast het ganse land in boter, kaas en melk
zwemt, en iemand durfde te beweren dat n der provincies, Holland, op zichzelf en nu volgt de ons
reeds bekende vergelijking voor zijn bewoners zoveel melk opbrengt als geheel Frankrijk wijn
produceert! Hoe zulk gezegde en voorbeeld, in Scribani's gedachte, wel zeer bij machte moeten geweest
zijn om zijn lezers te treffen blijkt uit het feit dat hij ze meer dan eens aanhaalt i1).
Even lovend luiden zijn beschouwingen over den Nederlandse volksaard. De Nederlanders vormen een
versmelting van Duitsers en Fransen, de twee machtigste volkeren, tot n krachtig geheel, zodat de
Duitse taaiheid en de Franse geest een toppunt bereiken in hun gemeenschappelijke erfgenaam (2).
Hem staan een scherp verstand en groot uithoudingsvermogen ter beschikking, een temperament dat wel
het edelste van alle mag geheten: constitutio f ere sanguinea..., een geestdriftige volbloedigheid door
enigszins zwaarmoedige ernst getemperd, verbeten durf aan een zeker flegma gepaard; en dat in een
onderlinge harmonie, die den Nederlandsen aard tot een unicum van aanleg en mogelijkheden stempelt
(3).

(1) Adolescens prodigus, p. 111; Polilico-Christianus, p. 288; Veridicus Belgicus, p. 30.
(2) Origines Antverpiensium, p. 16: ... ut et duritia Germanica, et mens Gallica, magnum aliquid orbi
darent: cum quidquid haberent delectiroboris, in Belgas suos, tantorum patrum generosam sobolem,
lubentes volentesque transfunderent. Quae etiam caussa, cur non putaverim transeundos hic Germanos
Gallosque illaudatos! nam et patrum laus abit in posteros, maxime si respondeat virtus....
(3) Antverpia, pp. 61-62 : Cum Belgica constitutio fere sanguinea sit, omnium temperamentorum
nobilissima. Cui cum accdt aliquid melancholiae quasi terreum, quo quae impresseris tenacius
adhaereant; cholerae

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 19

Voor het aanleren van vreemde talen bezitten de Nederlanders een wonderbaar talent; men zou als men
ze hoort zich werkelijk afvragen of zij nog beter hun moedertaal kunnen spreken dan de vreemde; natuurlijk
vergemakkelijkt die vaardigheid hun de betrekkingen met de andere naties: des te meer dat ze zich zonder
al te grote moeite aan andere zeden aanpassein (1). Doorgaans joviaal in den omgang, trouw in de
vriendschap en edel van inborst onderscheiden ze zich ook door hun bevallige gelaatskleur, hun flinken
lichaamsbouw, hun sierlijk optreden (2). Wijn lusten ze wel graag en Scribani acht het hier nodig even
tegen misbruik te waarschuwen, maar vervolgt dan: geen buitensporige strengheid, die alle feestdis zou
doen schuwen, verlang ik evenwel; want juist bij zulke gelegenheden breekt het opgewekte gesprek der
aanzittenden het ijs en weet het een sfeer van gemoedelijkheid te scheppen (3).
De vrouwen zijn uiterst smaakvol in opschik en voorkomen, leggen een verbazende bezorgdheid aan den
dag om huis en inboedel netjes te houden en kwijten zich niet met minder vaardigheid dan de mannen van
handel en negotie (4).
Ten volle beantwoorden de schitterende prestaties der Nederlanders op alle gebied aan wat men uit hun
volksaard verhopen mocht. Linnen- en lakennijverheid wisten ze tot hoge bloei te brengen en hunne
producten voeren ze overal ter wereld heen. Voor de boekdrukkunst, tapijtnijverheid en veleretiam quantum
satis est ad res magnas aut audendas, aut finiendas; fit ut Belgica constitutio non facile cuivis cedat.

(1) Veridicus Belgicus, pp. 30-31.
(2) Veridicus Belgicus, p. 31: Ioviales ut plurimum sunt, in amicitia fidi, colore vultus eleganti, nee
contemnendo ; indole, complexione et statura bona ; robusto, vegeto et bene composito corpore.
(3) Antverpia, p. 77: Non quod adeo severe vos velim rigidos, ut convivia universim ignoretis ; quibus non
tam mero, quam exporrecta contubernalium sermocinatione, hilarescit animus, et se supra se effert: at
Belgium gelu degelascit, tamquam a Solis diviniore radio, deposita innata quadam severioris maturitatis
conditione.
(4) Veridicus Belgicus, p. 31: ... in cultu et nitore corporis, domusque supellectile, ad stuporem, ne dicam
superstitionem, nitidae; quodque mirere magis, non minus solerter et industrie omnia mercimoniorum
genere tractant, quam viri. R. B. Ph. et H. XXVI. 65.

In allerlei andere bedrijvigheid was hun aandeel niet minder belangrijk. Met ongehoorde durf behartigen ze
hun zaken en wagengrootse tochten ter zee. 't Is voor hen en hier denkt de auteur klaarblijkelijk op de
allereerste plaats aan de rebellen in het Noord-Westen maar een spelletje meer de wereld te omzeilen.
Ze zoeken nieuwe landen op om in geval hun dit door 's Heren hulp gelukken mocht, daarheen regelmatig
koers te zetten. Tot in de altijd bevroren zeen dringen ze door, met de hoop langs daar het Oosten te
bereiken. Want een echte Nederlander wijkt voor gene moeilijkheden, overwint ze alle: niets acht hij boven
zijn krachten. Wie weet of hij zelfs niet de hemel zou gaan opsporen, moest men er heen kunnen varen!
(*)
In de schilderkunst verwierven ze zich een niet minder eervolle naam, zodat het voor een schilderwerk
volstaat van Nederlandse afkomst te zijn om geprezen te worden ! Met onverholen fierheid somt Scribani
de beroemde schilders van te onzent op (2) en vergeet natuurlijk niet er terloops de aandacht op te
vestigen dat de eerste die olieverf gebruikte een Nederlander was. (3) Voor de studie en de letteren kan
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 20

Nederland op eersterangsfiguren bogen als Erasmus, Lipsius, Torrentius, Goropius Becanus en vele
anderen. (4) De reeks der philosofen en theologen loopt van Hendrik van Gent tot Lindanus en Canisius
toe. (5)
Bewonderenswaardig is de Nederlander in zijn onvermoeibare vurigheid: ganse steden en dorpen mogen
in de vlammen opgegaan zijn of door soldaten verwoest, geen jaar verstrijkt er of

(1) Veridicus Belgicus, pp. 33-34; Politico-Christianus, pp. 292,516, 574-575, 609-611. Etiam per ipsa
concreta glacie maria, (quae posteritas credet?) navigare lubuit, et naturae vim inferre, clausaque saeculis
retro omnibus claustra reserare. Magnos animos, et, si adsit Deus, si pietas, si caussae bonitas, imperio
dignos! Hoc est Belgam esse, nullis difficultatibus cedere, vincere omnes : nihilque supra virtutem suam
putare, infra illam omnia. Caelum petent, si peti manibus possit. Tanta animis fiducia sedet . {Politico-
Christianus, p. 575).
(2) Antverpia, p. 39.
(3) Politico-Christianus, p. 610.
(4) Antverpia, p. 65.
(5) Antverpia, p. 67.

alles is hersteld en in nog betere staat dan voorheen, zodat er geen spoor van de vernieling overblijft (x).
Bij die geest van onverdroten ijver sluiten in de Nederlander zijn dapperheid en vrijheidsliefde aan; om 't
even wie ergens ter wereld door moed uitschittert, Nederlander is hij ongetwijfeld! (2) Slavernij verfoeit hij
hartsgrondig; reeds ten tijde van Caesar en Augustus konden slechts stukken van zijn gebied worden
overmeesterd; andere landen worden overwonnen en met geweld onderdrukt, alleen Nederland bukte in
zijn geheel nooit onder enige dwingelandij, en zal ook nooit bukken, zo het onderling n blijft. Dat heeft al
wie er de wapens tegen opnam ervaren (3).
Thans nog beleeft men het haast ongelooflijke feit dat Holland en Zeeland, twee van de XVII Provincin,
reeds bijna zestig jaar de strijd volhouden tegen de zo overmachtige Spaanse vorst (4)! Ja, nog eer zullen
alle schatten ter wereld er aan verloren gaan en alle landen er om verpletterd worden dan dat Nederland
gans overrompeld of door vrees lange tijd bedwongen worde.(5) Wilt gij hen overwinnen, begin met hen te
beminnen, vertrouwelijk te bejegenen, en te begunstigen.

(1) Veridicus Belgicus, p. 32-33 ; Politico-Christianus, p. 608. In quo incredibilis Belgarum solertia et
indefatigabilis animositas elucet, quam saepe mecum ipse tacitus sum demiratus... (Veridicus Belgicus, p.
33).
(2) Veridicus Belgicus, p. 32.
(3) Veridicus Belgicus, p. 6 : ... cum nullam orbe toto reperire gentem sit, minus servitutis patientem, quam
Belgas ; utpote quibus omnibus innatum est, vitam intolerabili huic dominatui posthabere, et mori malle,
quam foede et turpiter cuipiam famulari. Politico-Christianus, p. 608: Stetit hoc Belgis semper, stabitque,
indomita ante cervice mori, quam quarundam gentium exemplo, servitutem tanquam e iucunditatis poculo
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 21

bibere.... Quantum hic subegeris, tantum alibi erumpet, non si Regum omnium in unum conspirent arma.
Vincuntur regna alia, et domita iacuerunt armis. Solum Belgium nulla totum domuerunt: nulla domabunt, si
universum simul steterit. Nihil detractum eo reliquis regnis. Concedo Italiae prudentiam, Hispaniae robur,
Galliae suos ignes, Germaniae constantiam ; nemo Belgis audaciam, industriam, vires adimet. Expertus
hoc olim Caesar est, et Galli saepe, et quotquot, arma moverunt, quotquot intulerunt.
(4) Veridicus Belgicus, p. 39; Politico-Christianus, p. 574.
(5) Politico-Christianus, p. 608.

Dan zult ge geen trouwer volk ter aarde aantreffen, meer bereid zijn bloed voor den vorst te storten, en
het zelfs een gunst achtende dit te mogen doen. Wie over hen heerst, tone zich een vader, ook bij het
straffen... Heeft hij hunne aanhankelijkheid verworven, dan hoeft hij geen wapengeweld meer te vrezen (*) !
In deze beschouwingen, die we vrij uitvoerig weergeven, beluisteren wij Scribani's hartenklop ; al mogen
dan zijn lyrische ontboezemingen en overdreven lofspraak in ruime mate aan de toenmaals heersende
retoriek en aan den tijdsgeest worden

(1) Veridicus Belgicus, p. 6: Tot annorum namque usu experientiaque comperi, Belgas moderatam
quamdam in rectoribus suis ac Dominis requirere affabilitatem, praevenientem seseque ultro offerentem
benignitatem, facilem et benevolum, atque ab omni verborum, animi, vultusque asperitate et acerbitate
quam remotissimum accessum.
Politico-Christianus, p. 608: Incipe amare, fidere, benefacere, vinces. Nee ullam gentem magis fidam
experiere, et quae sanguinem suum gaudeat pro Principe fundere, et inter beneficia numeret fudisse. Non
dico arma ponenda, non capienda. Nee mea hic, sed alina narro. Inter armatamen, si capienda,
benevolentiam non omnem exue ; ut in medio ferro eluceat aliquid benignitatis, in victoriis moderatio, in
captivis modestia, in victis mansuetudo ; et vinces. Nulli facilius ferunt imperium, si amari se senserint ; nulli
facilius excutiunt, si negligi se viderint ; nulli facilius pacantur, si Principes patres experti fuerint ; nulli
pertinacius exasperantur, si servorum more habeantur. Peccarunt? saevi ut pater; experieris filios, si te
senserint patrem. Patrum ergo more puni, ut flagra patris rfrant manum, non iudicis, non domini. O crede
quisquis imperas Belgis. Quos si habueris tuos, nil est quod, e sententia viri omnino magni, metuas orbis
arma.

Dat Scribani's uitweiding over den volksaard en de prestaties van de Nederlander enige
gemeenschappelijke trekken vertoont met L. Guicciardini's Descrittione di tutti i Paesi Bassi, o. m. de
passages over de Nederlandse kunstenaars, over linnen- en lakennijverheid, over de gemakkelijkheid in
den omgang hoeft niet te verwonderen. Scribani kende ongetwijfeld Guicciardini's werk en liet er zich
vermoedelijk soms door inspireren zoals misschien nog door andere soortgelijke werken.
Doch buiten de vele gegevens die hem eigen zijn, hebben vooral toon, uitwerking en voorstelling een zeer
oorspronkelijk karakter en die getuigen precies van zijn diep en levendig Nederlands gemeenschapsbesef.
Vanzelfsprekend moet op de al te naeve zelfoverschatting niet worden gewezen.

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 22

toegeschreven, de voortdurende herhaling, de warme toon, het schrandere inzicht getuigen toch
onmiskenbaar en treffend van zijn Nederlandse vaderlandsliefde. Doorheen heel zijn leven loopt ze als
een der draden die zijn werken en pogen verbinden. Als hij in een zijner eerste geschriften een overzicht
van de dichters en van de meest markante figuren onder zijn Nederlandse ordebroeders heeft gegeven,
besluit hij: Langer zal ik bij hen niet blijven stilstaan. Aan wie immers is de hoogte of de kracht van uw
genie onbekend, mijn Nederland? (1).
Niet zo lang nadien vertolkt een gedicht uit zijn Antverpia zijn diepe bewondering voor Nederland en
Antwerpen: Nederland, ring der wereld, en Antwerpen, diamant in dezen ring (2). En hoeveel te inniger en
roerender klinkt nog zijn stem, wanneer hij zich verschillende jaren later midden in een uiteenzetting plots
tot zijn Belgium richten zal om het te bejammeren voor het rampzalig lot dat zovelen zijner machtigste
zonen trof (3), of voor de ellende van soldatenoproer en oorlogswee:
Mijn Nederland, speelbal van soldatenmuiterijen... Mijn Nederland, parel, kracht, grote zon der wereld... Ik
klim niet op tot Caesar's tijd, toen onder alle volkeren de Gallirs de dapperste waren en onder alle Gallirs
de Belgae. Getuige is mij

(1) Amphithealrum Honoris, p. 225 Sed non immorabor his diutius. Cui enim ignota, o meura Belgium, aut
altitudo, aut in omnem partem ingenii tui vis?
(2) Antverpia, p. 136. 1. Belgium orbis annulus 2. Belgium orbis oculus Annulique huius gemma Oculique
huius pupula Antverpia Antverpia
3. Belgium orbis nemus 4. Belgium orbis paradisus Nemorisque huius laurus Paradisique huius deliciae
Antverpia Antverpia
5. Belgium orbis caelum Caelique huius sol Antverpia
Een Nederlandse vertaling van deze verzen gaf pater Poirters, in Het Leven van de H. Maeghet Rosalia.
Antwerpen, 1658, pp. 197-198. Ze werd door Corn. de Bie overgenomen voor zijn Gulden Cabinet (1662).
(3) Politico-Chnstianus, pp. 233, 237, 307.

thans Frankrijk zelf, en gans Duitsland; getuige zijn mij Hongarije, Bohemen, Itali, Spanje; getuige is mij
gans Indi, waar de zon opstaat, en Indi waar ze ondergaat ; getuige zijn Afrika en Azi en het over de
gehele aarde verspreide barbarendom, allen en alles die de Nederlandse dapperheid en wapens leerden
kennen. En welk hoekje ter wereld leerde dit niet?
Door de schoonheid en glans uwer steden, door uw rijke en weelderige meubilering, door uw kracht en uw
aantal overtreft gij om 't even welk koninkrijk (1).
Fierheid en liefde liggen nog helder weerspiegeld in het Imago en zijn Nederlandse bewerking. Men voelt
er bij de opstellers, naast hun verering voor Kerk en Orde, de trots op hun Nederlandse provincie(s) (2), op
het door haar gepresteerde en algemener nog op hun Nederland zelf. Wees het veelvuldig gebruik
van de termen Nederlant en vooral ons Nederlant, dat we boven aanstipten, daar reeds op, klaarder
en overtuigender uit zich die fierheid nog door de geestdriftige toon die de opstellers aanslaan, wanneer ze
handelen over de eigen Nederlandse apostolaatsverrichtingen, de missie nae de peste, de missie nae
de schepen, de missie nae 't legher en over de Hollantsche missie (3). Ze blijkt overduidelijk in de
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 23

vraag : Waerom den H. Ignatius de Nederlanders soo behert heeft (4) en uit de onverholen tevredenheid
een der eerste tien gezellen van den stichter een Nederlander te mogen heten (5). Van de aanvang van
hun werk af hadden

(1) Politico-Christianus, p. 290: O meum Belgium, militarium seditionum facta pila!... meum Belgium, orbis
gemma, robur, sol magne... Non decurro ad saecula Caesaris, quibus omnium ubique populorum fortissimi
Galli, omnium Gallorum fortissimi Belgae. Testis ipsamet nunc mihi Gallia, testis Germania tota.... Pone
tantum odia, et inimicum in amico et consanguineo populo ferrum....
(2) Sedert 1612 was de ne Nederlandse ordesprovincie wegens haar groot aantal leden verdeeld in een
Flandro-Belgica en een Gallo-Belgica.
(3) Afbeeldinghe, pp. 615, 607, 597, 591.
(4) Afbeeldinghe, p. 617.
(5) Afbeeldinghe, p. 651. Aldaar wordt er ook gewag gemaakt van de Engelsen martelaar Campion, en van
anderen, die allegader de voncken van hunne overgroote liefde Godts op den Nederlandtschen heerdt
ghevat hebben.

ze beklemtoond dat het vieren van een jubileum zijn -precedenten vond in de eigen Nederlandse traditie en
gewoonte (x).
En vertolkt de afbeelding van den Leo Belgicus (2) niet welsprekend hun besef van en gehechtheid aan
het ghemeyne vaderlandt?
* *
Dat ne Nederlandt of Belgium, als het vaderland aangevoeld en met vervoering gehuldigd, lag echter in
twee stukken uiteengescheurd : een deel in opstand onder Calvinistisch beheer, het andere trouw aan zijn
natuurlijken prins en aan het Roomse geloof. Die betreurenswaardige tegenstelling tussen de
gehoorzame en de weerspannige provincin komt in Costerus' geschriften meermaals ter sprake (3)
en legt hem de roerende verzuchting op de lippen, waar we het heimwee naar het schone verleden horen
doorklinken: O Heere Jesu Christe, hoe langhe laet ghy ons in tweedracht ende allendicheden? Wanneer
suldy u aensicht tot ons weder keeren, ende ons met uwen Goddelijcken vrede vertroosten? Wy leefden
over vijftich iaren alle het landt door in peys, in een gheloove, met eenen wille, met een begheerte, in
voorspoet ende goeden tijdt, onder de selve Princen ende gheestelijcke Prelaten in overvloedicheyt van
alle goeden: maer sedert de luytersche ketterij e inghekropen is... (4).
Ook bij Scribani moest natuurlijk uit het levendige, fiere en liefdevolle besef der Nederlandse eenheid,
zoals dat in zijn geschriften opsprankelde, noodzakelijkerwijze het pijnlijke bewustzijn volgen van de
toenmalige gespletenheid in twee kampen (5). Wel verheugt het hem dat Farnese het beste deel onder 's
konings heerschappij teruggebracht heeft (6) en dit

(1) Afbeeldinghe, p. 5. Ook in het Imago, pp. 16-17.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 24

(2) Imago, p. 937. Onder het opschrift Belgica Festum S. Ignatij mense Iulio suum vindicat prijkt de
afbeelding van den Leo Belgicus met de XVII Provincin. Ook op de titelplaat vooraan is er sprake van den
Leo Belgicus.
(3) O. m. Catholiicke Sermoonen, Opdracht; Catechismus, Voorrede.
(4) Disputatie..., p. 7.
(5) O. m. Veridicus Belgicus, pp. 61, 73, 81, 96, 97, 104; Politico-Christianus, pp. 562, 603, 604.
(6) Veridicus Belgicus, pp. 16, 8t.

dank zij 's konings steun voor God bewaard blijft (), maar tegenover dat potissima pars, het Belgium
regium, staat nog steeds het Belgium rebelle dat reeds lang onderworpen geweest ware, had men de
soldaten geregeld hunne soldij uitbetaald en aldus de muiterijen vermeden (2). Nu echter bloedt Nederland
in zulken jammerlijken broederoorlog dood (3). Op alle tonen en zonder ophouden betreurt Scribani den
noodlottige tweestrijd tussen de beide uiteengerukte delen en de daaruit voortgetreden rampzaligen
toestand. Wanneer zal er een einde aan komen? Wanneer bedaren de stormen? Gehele legers, steden,
rijkdommen, vloten, de flinkste soldaten uit gans Europa werden hier ten ondergang gedoemd... En gold
het dan nog de Turkse erfvijand der Christenheid! Maar hier gaat het tussen verwanten: Nederlanders
storten Nederlands bloed! Wie zal ooit geloven dat takken van n boom met elkaar gevochten hebben?
Het herinnert aan de tweekamp tussen Oidipoes' zonen, ook kinderen van nzelfde moeder. Wat zou
nochtans Nederlands samengevoegde macht niet bereiken! Aan de gehele wereld zou ze angst
inboezemen! (4) Mogen de Heer en zijn H. Moeder de geesten tot bezinning brengen en deze gesel van
land en volk afwenden! En met aandrang richt de auteur zich tot den koning: laat ons niet langer door het
zwaard van verwanten omkomen, een te wreed wapen! laten we onder uwe hand slechts vallen (5) 1
* *

(1) Politico-Christianus, Opdracht aan Philips IV: Tibi (debet) Belgii pars nobilissima, quod Christo suo
vivat.
(2) Veridicus Belgicus, pp. 52, 163; Origines Antverpiensium, p. 105; Politico-Christianus, pp. 290, 291,
292, 298.
(3) Veridicus Belgicus, p. 32; Antverpia, pp. 137-138.
(4) Antverpia, pp. 28, 139-146; Origines Antverpiensium, pp. 30-31: Nolo veterem hanc scabiem novo
ungue, nolo has cicatrices duriore pertentare pollice.... Felicia bella, si versa a consanguineo in Turcico
ferocissent iugulo. Nunc quae gloria, cum omne prope hoc robur a Belgica manu in Belgico natavit
sanguine, ut non semel vetus illud ingeminare licuerit,....
(5) Politico-Christianus, p. 588: Mitior Patris erit hostili manu. Tua (ni. van Philips IV) tantum cadamus.
Non cadamus consanguineo diutius f erro, o nimis crudeli!

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 25

Waar de door ons hier behandelde Jezuetenauteurs met de overige katholieken, met heel Nederland
trouwens naar de vrede verzuchtten, naar de verzoening, naar de hereniging, daar stonden ze evenwel,
zoals de anderen en misschien zelfs nog meer dan de anderen, vr het grote bezwaar : den godsdienst...
Hoe hoopten zij het Noorden met zijn Calvinistische meesters en het Zuiden met zijn Roomsen
hernieuwingsdrang tot een vergelijk en zelfs tot de teloorgegane eenheid te voeren? Dat ze van een
Calvinisering der nog Rooms gebleven gewesten, gelijk de Hervormden dat wensten en beoogden, niet
wilden weten, spreekt van zelf. Van een zekere onderlinge verdraagzaamheid tussen Roomsen en
Hervormden in hun ogen een wijken van de waarheid kon evenmin sprake zijn, een opvatting die
overigens door de Calvinisten in het Noorden, maar dan van tegenovergesteld standpunt, volkomen
gedeeld werd.
Een hereniging door de bekering der verdoolde schapen in de afgheweken provincin in Nederlandt (een
benaming die onder deze of soortgelijken vorm herhaaldelijk in Costerus werken voorkomt): dat is
ongetwijfeld het diepste verlangen der paters geweest en daarheen ging hun streven. Doch naar mate de
vooruitzichten op zulke verzoening met de Moederkerk verzwonden, gingen ze meer belang hechten aan
andere wegen om het doel te benaderen (1).

(1) Deze laatste beweringen zouden natuurlijk met teksten moeten worden gestaafd ; doch daar ze den titel
van dit artikel strikt genomen te buiten gaan, worden ze hier alleen zonder meer ter conclusie aan
toegevoegd.

In: Revue belge de philologie et d'histoire. Tome 26 fasc. 4, 1948. pp. 1001-1019.
Citer ce document / Cite this document :
Andriessen J. Nederlands Gemeenschapsbesef bij enkele geestelijke auteurs van einde XVIe en begin
XVIIe eeuw. In: Revue belge de philologie et d'histoire. Tome 26 fasc. 4, 1948. pp. 1001-1019.
doi : 10.3406/rbph.1948.1807
http://www.persee.fr/web/revues/home/prescript/article/rbph_0035-0818_1948_num_26_4_1807

Nota van de Redactie.
Wij verontschuldigen ons voor de moeilijke plaatsing van de voetnotas, waaraan wij technisch niet konden
verhelpen.

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 26

Die Librije
Economie in het leven
Pater Frank De Waele

Deze maand slechts een kleine buit voor onze Librije: een kleine brochure van slechts 14 paginas. Maar
dit wil niet zeggen dat wij haar nietten zeerste kunnen aanbevelen. Binnen dit korte bestek schetst pater De
Waele het economisch systeem zoals het gegroeid is en waarin we thans leven en vooral: waar het mis
liep.
Vijf hoofdstukken:
1.Economischer groei in West Europa.
2 De diepere invloed van de economie.
3.Overvloed en welvaart.
4.Overvloed en armoede.
5. De toekomst.

Een aanzet tot een grondige bezinning over dit levensbelangrijke probleem.

De brochure is kosteloos te verkrijgen bij de auteur (Missionaris van Scheut), Klein Bijgaardenstraat 27A
1600 Sint-Pieters-Leeuw
(een kleine bijdrage wordt echter ten zeerste gewaardeerd).


Van stroom tot stroom tot aan de zee
Holland

Op 11 maart hield de Vlaamse Minister-President Kris Peeters in Rotterdam de traditionele D.G. van
Beuningenlezing. De M-P ging, zoals te verwachten was, uit van het begrip Vlaanderen, maar had het
toch ook herhaaldelijk over de delta-regio, die hij de logistieke poort van Europa noemde. Hij pleitte voor
een maximaal overleg en samenwerking tussen onze landen. Belgi en Nederland noemde hij zelfs
een Europese grootmacht.

Antwerpen

Een tentoonstelling die we beslist kunnen aanraden voor wie een betere kennis wil krijgen over een
belangrijke episode uit onze geschiedenis is de tentoonstelling Bonaparte aan de Schelde in het MAS
die nog loopt tot 30 juni. Want Napoleon was wel de man die de aanzet gaf tot de groei van Antwerpen als
wereldhaven. Net voor de slag bij Waterloo was Antwerpen inderdaad uitgegroeid tot een pistool gericht
op Engeland. De tentoonstelling reconstrueert de bijzondere erfenis van deze periode aan de hand van
schilderijen, kaarten, scheepsmodellen en archiefstukken. Deze expo was overigens de aanleiding voor
Antwerpen om toe te treden tot de Europese federatie van Napoleonsteden, waartoe naast Luxemburg,
ook het Duitse Kassel en Dubrovnik (Kroatie) - en uiteraard ook Waterloo behoren. De opening werd
bijgewoond door Prins Charles Napoleon, een directe afstammeling van de broer van Napoleon.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 27

Waarmee wij uiteraard niet van mening zijn dat Napoleon onze grote weldoener is geweest! Verre van.

Henegouwen

Op 23 februari j.l. overleed in de leeftijd van 93 jaar kardinaal Julien Ries. Geboren te Fouches nabij Aarlen
zou deze Luxemburger als professor aan de UCL een theoloog worden met wereldfaam. Zijn uitvaart vond
plaats in de kathedraal van Doornik waaarna hij werd bijgezet op het kerkhof van Villers-Saint-Amand (Ath)

Noord-Brabant

In Waalre nabij Eindhoven ging op 4 mei in het mooie St. Willibrorduskerkje voor de 69
ste
keer de plechtige
Herdenking door, ingericht door de Stichting Herdenking Brabants Gesneuvelden.
Volgend jaar zal dit dus voor de 70
ste
maal plaats vinden. Wij hopen nu al op de aanwezigheid van talrijke
Zuid-Nederlanders. Wij zullen dit tijdig aankondigen en pogen gezamenlijk vervoer te regelen

Picardi

De jongste berichten die wij ontvangen over het nieuw aan te leggen kanaal dat het Seinebekken met het
Schelde- en Maasbekken moet verbinden klinken gelukkig dan toch wat optimistischer. Ook al zouden een
aantal werken om financile reden niet worden uitgevoerd.

Ter illustratie :



Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 28

Eigenlijk praten we over n grote regio, van Amsterdam en Rotterdam via Antwerpen naar Gent
en Zeebrugge. Je kunt het ook veel breder zien, tot naar Luik, Aken en Keulen. We concurreren met
elkaar, maar zijn ook partners. Essentieel is dat de samenwerking goed wordt gemanaged. Ik geloof
nog in de oude Benelux-gedachte. Apart bestaan we niet, samen zijn wij middelgroot

Luc Bertrand
Bestuursvoorzitter Ackermans & van Haaren

Open brief aan de Nederlandse pers
Geachte Redactie,
Via de Nederlandse pers die tot mijn dagelijkse lectuur behoort, vernam ik dat diverse partijen zich in de
Tweede Kamer hebben uitgesproken tegen het verder zetten van de Benelux samenwerking.
Is het mij toegestaan u hierover mijn grote teleurstelling kenbaar te maken?
Onze wereld verandert in een razendsnel tempo; nieuwe (sub-) continenten met jonge bevolkingen zijn
bezig zich tot nieuwe economische, en dus ook politieke, grootmachten te ontwikkelen. Daartegenover
staat het oude, vergrijsde Avondland, waar zich meer en meer de noodzaak stelt tot samenwerking en
eenheid, willen wij nog mee tellen in die nieuwe wereld. De huidige economische en monetaire problemen
en de ultraliberale denkrichting, die zeer ernstig zijn, dat ontkennen wij niet, veranderen aan dit
fundamenteel gegeven geen zier.
In die groei naar eenheid hebben onze drie kleine landen, gezien hun gunstige geopolitieke ligging aan een
drukbevaren zee, een belangrijke voorbeeldfunctie. Gescheiden betekenen zij weinig of niets, samen
hebben zij de omvang en de invloed van een middelgrote mogendheid. Zij zijn er a.h.w. de sluitsteen van.
Is dit besef dan nog altijd niet door gedrongen tot de Nederlandse Tweede Kamer?
Wij stellen bovendien dagelijks vast dat sommige grote landen, die toevallig ook buurlanden zijn, niet
aarzelen om de overige (kleinere) landen hun wil op te dringen. Welnu, Benelux kan het initiatief nemen om
samen met andere kleinere landen daar een tegengewicht tegen te vormen.
Ik hoop dat u de ontgoocheling van een zuiderling over de houding van een aantal van uw
volksvertegenwoordigers begrijpt en aan uw lezers wilt kenbaar maken. Het argument dat Benelux te veel
kost, doet niet ter zake. Het laat me denken aan de vooroorlogse politiek, waarbij men omwille van
bezuinigingen zelfs het aantal kanonnen op de kruisers en torpedojagers ging verminderen. Admiraal Karel
Doorman weet er alles van!
Hoogachtend


Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 29

De boom van goed en kwaad
*Franciscus is dus onze nieuwe Paus. Wij wensen hem een vruchtbaar Pontificaat toe. De eerste reacties
waren, behoudens een zinloze verwijzing naar zijn verleden in zijn vaderland, beslist positief. Zijn
nederigheid, zijn soberheid en zijn opkomen voor de armen, machtlozen en verdrukten vielen overal, ook
bij niet gelovigen, in goede arde. Ook wij waarderen dat, want het is overduidelijk dat de rijken de plicht
hebben op te komen om de schrijnende armoede in onze wereld te bestrijden. Maar het dient volgens ons
ook gezegd dat door de armen in hun nood bij te springen, wij slechts aan een Kurieren am Symptom
doen, dat wij slechts de gevolgen en niet de oorzaken van die armoede bestrijden. Om dat te doen zal de
Kerk ook het voortouw moeten nemen in het veranderen van ons sociaaleconomische en politiek systeem,
naar de normen van het christelijk solidarisme. En dat zal een ware revolutie vergen. Want het huidige
samenlevingsmodel doet het niet meer, het is totaal uitgehold. Wij wensen Paus Franciscus dan ook
sterkte toe in die titanenstrijd, laat het niet bij mooie woorden blijven!

*Syri. Velen waren verrast toen ze via de media vernamen dat zo veel Westerse jongeren, ook uit onze
Nederlanden, zich spontaan uiteraard na de nodige brainwashing - hebben aangeboden om in Syri aan
de zijde van de radicale Jihad rebellen te gaan vechten, met alle gevolgen voor henzelf, voor hun gezin en
familie en voor onze Europese samenleving. Op eerste zicht kan dit inderdaad verwondering wekken. Ons
verbaast het helemaal niet. Ongetwijfeld hebben de uitzichtloosheid van de huidige crisis, werkloosheid en
discriminatie daarbij een rol gespeeld. Maar dat is niet het ganse verhaal. Als het zich tot sociale
achteruitstelling zou beperken, hoe komt het dan dat ook hoog opgeleide jongeren zich laten verleiden? De
diepere reden is dat een hele jonge generatie de buik vol heeft van onze geest- en inhoudsloze
consumptiemaatschappij, waarin het bezit van het laatste IPad-model het opperste ideaal is. Zij spuwt op
onze beschaving. Jeugd vraagt instinctief naar iets waar ze zich kan voor inzetten, zelfs het naakte leven
voor wagen. Dr en nergens anders moeten wij de voornaamste oorzaak zoeken! En dan is het nogal
wiedes dat zij het slachtoffer wordt van gewetenloze ronselaars of verblinde fanatici.

*In Mechelen mag men niet meer spreken over het O.C.M.W., in Gent heeft men het woord alochtoon uit
het woordenboek geschrabt. Als we dergelijke berichten horen of lezen zijn wij toch geneigd ons de vraag
te stellen: jongens waarmede zijn wij bezig? Alsof dit de maatschappelijke problemen n stap dichter bij
hun oplossing zou brengen!

Een stem uit Henegouwen
Uit Henegouwen wordt onze aandacht gevestigd op een recent verschenen werk.

Sergio Salma (dessin et scnario),Marcinelle 1956
(Edit. Casterman, Collection Ecritures, 264 pp., noir et blanc)
Cet album de bandes dessines mrite toute notre attention. Lauteur, un quinquagnaire qui a quitt la
Belgique pour lAllemagne, est surtout connu pour sa srie succs Nathalie (19 albums), destine
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 30

un public jeune. A vrai dire, ce projet lui trottait dans la tte depuis un quart de sicle: il a donc eu le temps
de le mrir.
LItalie, quelle Italie ? Elle sest bien foutue de nous. Elle nous a laiss crever de faim puis elle sest
dbarrasse de nous. Mon pays, cest celui qui me donne manger . Cest Pietro, son personnage
principal, qui parle de la sorte. Mais ces mots, Sergio, fils dimmigrs italiens, peut-tre les a-t-il entendus
des lvres de son pre
Les annes daprs-guerre ont vu dbarquer chez nous de nombreuses familles italiennes dans le cadre
dun accord entre pays garantissant de la main-duvre en change de charbon.
La catastrophe du charbonnage du Bois du Cazier (Marcinelle) en 1956 fait dsormais partie de la
mmoire collective. 262 victimes (dont 33 nerlandophones: quon sen souvienne). Un wagonnet de
charbon mal encag, un incendie qui se dclare alors, et cest la catastrophe! Ca ne soublie pas
Lalbum est, en fait, un roman graphique. travers l'itinraire dun mineur, Pietro, immigr italien, il retrace
avec une extrme justesse et une fine sensibilit les quelques mois avant le tragique vnement - et
surtout le quotidien dune communaut de travail. Lauteur nous plonge dans les noires profondeurs de la
mine Ambiance recre: on sy croirait. Et vient se superposer une histoire sentimentale: une femme va
dvier le cours de lexistence routinire de Pietro. Ainsi il nira pas au charbonnage ce jour daot qui
devait, pour longtemps, rester grav dans les mmoires.
Jean-Pierre Destrebecq

Wij lazen voor U
Wij lazen (met instemming!) voor u

Het Europese en het Belgische democratische project zijn gebaseerd op de unieke stelling dat
verschillende culturen kunnen samenwerken en zo samen sterker staan. Alleen durft niemand het nog aan
dat samenlevingsmodel ook publiek te verdedigen.

Vlaams minister Geert Bourgeois (N-VA) stelde onlangs dat we al lang in een verkiezingsmodus zitten. Dat
is absurd: de verkiezingen zijn nog zestig weken van ons verwijderd. Als zelfs ministers hun
verantwoordelijkheid ontvluchten en alleen nog denken aan het egostische partijbelang dan is het
inderdaad bijzonder triest gesteld met de politieke zeden in ons land. Het publieke debat over het
algemeen belang moet dan plaats ruimen voor een permanente en steeds negatievere
verkiezingscampagne, en daar is niemand bij gebaat. Het algemene belang komt er niet vanzelf, maar
moet ook verdedigd worden. Volgens de Duitse filosoof Jrgen Habermas hebben we daarom in Europa
een vorm van grondwettelijk patriottisme nodig. We mogen, en moeten volgens hem best trots zijn op de
fundamentele waarden waarop ons samenlevingsmodel is gebaseerd.

Politiek is niet alleen een kwestie van regeltjes en economische afspraken. Het is ook en vooral het gevoel
dat we samen een gemeenschap vormen rond de rechten en vrijheden die ons dierbaar zijn, en rond het
besef dat verschillende culturen beter af zijn als ze met elkaar samenwerken. Dat democratisch ethos is
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 31

cruciaal, en mag niet ingeruild worden voor politieke avonturen en de grenzeloze machtshonger van
enkelingen.

Oppositie en kritiek zijn uiteraard wezenskenmerken van een democratie, en we moeten blijvend
verontwaardigd zijn als er op Europees, Belgisch en Vlaams niveau verkeerde beslissingen worden
genomen. Maar daarnaast is er ook nood aan een gevoel van democratische verbondenheid en aan de wil
om samen een toekomstproject uit te werken. Zoals Habermas stelt, mogen we terecht trots zijn op de
manier waarop de mensenrechten in Europa beschermd worden. Maar een politiek systeem dat blijkbaar
voortdurend in verkiezingsmodus staat, en dat van het ene schandaaltje naar het andere hobbelt, laat nog
weinig ruimte voor dat gevoel van verbondenheid.

Prof. Marc Hooghe, K.U.Leuven, op de Francqui-lezing 2013.


Mal nommer les choses, cest ajouter au malheur du monde
Albert Camus


Ter overweging
Ingevolge een onvoldoende bekendheid met onze nieuwe apparatuur, hebben een aantal lezers van
onze vorige Brief (DLL 2013-1) de rubriek Ter Overweging niet of slechts gedeeltelijk ontvangen.
Waarvoor onze verontschuldigingen.
In deze uitgave herhalen wij dan ook de inhoud.
+++
In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt Europa in twee zones verdeeld, elk met een
verschillende beschaving. In het noordwesten bruist het gendustrialiseerde Europa rond een spil die van
Groot-Brittanni naar het Ruhrgebied loopt via Holland, Belgi en Noord-Frankrijk. Van deze spil loopt n
vertakking via Duitsland naar Zweden en doorkruist een ander Zwitserland om vervolgens in drie richtingen
uit te waaieren: naar Lyon en vandaar naar het Baskenland en Cataloni; naar Piemont en Lombardije;
naar Oostenrijk, Bohemen en Silezi. Het gendustrialiseerde Europa komt dus overeen met de oude
stedengordel en alleen de steenkoolgebieden zijn er bij nu gekomen. Het agrarische Europa beslaat de
rest van het continent.
Krzysztof Pomian
in Europa en de Europese naties.
++++
Het politieke hart van Europa in de 21ste eeuw ligt echter iets ten noordwesten van Midden-Europa,
namelijk vanaf de Benelux langs de Frans-Duitse grens tot aan de Alpen. De Europese Commissie en de
EU-ambtenaren zitten in Brussel, het Europese Hof zetelt in Den Haag, het Europese Verdrag werd
getekend in Maastricht, het Europese Parlement zetelt in Straatsburg, enzovoorts. In feite liggen al die
steden op een smalle strook die van de Noordzee schuin naar het zuiden verloopt en die al in de 9de eeuw
het centrum en de belangrijkste communicatielijn van het Karolingisch koninkrijk vormde zoals de
eminente kenner van het moderne Europa, wijlen Tony Judt dit omschrijft.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-2 Pagina 32

Het is geen toeval dat dit gebied rondom Aken, de vroegere hoofdstad van de middeleeuwse Karel de
Grote en gelegen op een steenworp afstand van Maastricht, ook nu het centrum vormt van de Europese
superstaat in wording. Want nergens op het continent heeft het samenspel tussen zee en land zulke
gunstige omstandigheden gecreerd als in dit gebied, dat ooit de ruggengraat vormde van de Oude
Wereld. Door hun toegang tot de oceaan n hun veilige ligging achter het Kanaal en de Nederlandse
eilanden konden de Lage Landen een belang krijgen dat hun omvang verre oversteeg. Vlak achter de
Noordzeekust ligt een weelde aan goed bevaarbare rivieren en waterwegen die allemaal een belofte
inhouden van handel, verkeer en de daarbij behorende politieke ontwikkelingen. Voorts zijn de lssgronden
in Noord-west-Europa donker en vruchtbaar, en zorgen de bossen daar voor een natuurlijke beschutting.
En tot slot heeft het koude klimaat tussen de Noordzee en de Alpen, veel meer dan het warme weer ten
zuiden van die bergen, al vanaf de late Bronstijd de menselijke vindingrijkheid gestimuleerd. In de eindfase
van het Romeinse Rijk vestigden de Franken, Alemannen, Saksen en Friezen zich in Galli, in de uitlopers
van de Alpen en in de Lage Landen. En deze streken fungeerden als de proeftuinen van het Frankische
Rijk, het Heilige Roomse Rijk, van Bourgondi, Lotharingen, Brabant en Friesland en van stadstaten als
Trier en Luik, die samen de plaats innamen van Rome en waar langzamerhand de landen uit voortkwamen
die nu de motor van de Europese Unie zijn
Robert D. Kaplan
in De wraak van de Geografie
(vertaald uit The Revenge of Geography)
(men leze vooral het hfst. Het verdeelde Europa)



Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?
Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.

You might also like