You are on page 1of 203

In verwarde staat

Karlijn Roex
In verwarde staat
Kritiek op een politiek van normaliteit
Copyright © 2019 Karlijn Roex en Uitgeverij Lontano
Copyright voorwoord © 2019 Trudy de Hue
Met dank aan: Stichting Psychiatrie en Filosofie
Vormgeving omslag: De Lirium
Vormgeving binnenwerk: Pre Press Media Groep
Druk- en bindwerk: Wilco, Amersfoort
ISBN 978 90 8300 373 3
NUR 740 en 730
www.uitgeverijlontano.nl
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoud
Voorwoord – Trudy de Hue
1. Inleiding
1.1 Een weggedrukt perspectief op de macht
1.2 De politiek van normaliteit: als jouw vrijheid tot maatschappelijk probleem wordt
1.3 Van sociologe die schrijft voor de onderdrukten naar onderdrukte die sociologe is
1.4 Mijn onderzoek
1.5 De opzet van het boek
2. Een agressieve politiek van normaliteit
2.1 Een aanval in de kern
2.2. Een onderbelichte strijd
2.3 Onrustige rode lijnen achter een ‘rustige’ orde
2.4 Terugkeren naar de oude wereld is niet mogelijk
2.5 Een zelfverdediging vanuit de kern
3. De hartslag van een bange samenleving: de geboorte van de ‘verwarde persoon’
3.1 2 februari 2017
3.2 24 april 2019
3.3 Het ontstaan van de figuur van de ‘verwarde persoon’
3.4 De jaren 2016-2018
4. ‘Verwarde personen’ en de neoliberale strafstaat
4.1 Heipalen van een strakke orde
4.2 Data-doubles
4.3 De gevangenis strekt haar tentakels uit: tussen zorg en straf
4.4 De vriendelijke Big Brother
4.5 Verborgen macht: mobiele isoleercellen in een panoptische samenleving
4.6 Naar een neoliberale controlestaat V2.0
5. Toen abnormaal een probleem werd
5.1 De angst voor verwardheid: natuurlijk of aangeleerd?
5.2 Hiërarchie: destructief voor de nieuwsgierigheid en de verbeelding
5.3 De ‘gevaarlijke klassen’
5.4 ‘Verwarde mensen’ in een wereld van voorspelbaarheid
5.5 Ordeverslaafd
5.6 Van ordeverslaafd naar nieuwsgierig
6. ‘Verwarde personen’ in een ingebeelde wereld zonder banaal kwaad
6.1 7 september 2016, Amsterdam
6.2 Schizofreen met mes
6.3 De normaliteit van het kwaad
6.4 Schizofreen zonder mes
6.5 Abnormaal kwaad onder een vergrootglas: een dubbele standaard
6.6 Normaal in alledaags taalgebruik
6.7 Normaal kwaad: Goede wil, kwader trouw
6.8 Bekentenissen van een dader
7. Verwardheid hebben we nodig
7.1 Een weg uit de dystopie?
7.2 Macht op straat
7.3 Een ‘begin maken’
7.4 Een uitnodiging tot een nieuw begin
Opgedragen aan Wim Maljaars en aan alle anderen
die gebukt gaan of gingen onder het etiket ‘verward persoon’.
Wie televisie kijkt, leert een aantal griezelige zaken […]. We zitten gevangen tussen wat we willen
zijn en wat we werkelijk zijn. […] Deze beelden […] tasten ons vermogen aan om te leven met de
wereld zoals die is. En met onszelf zoals we zijn. (James Baldwin) 1
Tweederde van mijn landgenoten lezen dit soort kranten, horen elke morgen en avond hetzelfde
geluid, worden elke dag bewerkt, vermaand, opgehitst, ontevreden en kwaad gemaakt […]. Het
heeft geen zin de zaken menselijk te bezien, te zeggen, te schrijven, het heeft geen zin goede
gedachten in zijn hoofd te mobiliseren – op twee, drie mensen die dat doen, zijn er dag na dag
duizend kranten, tijdschriften, toespraken, openbare en besloten zittingen die allemaal het
tegendeel nastreven en ook bereiken. (Herman Hesse, 1927)2
1 ‘To watch the TV screen for any length of time is to learn some really frightening things
[…]. We are cruelly trapped between what we would like to be and what we actually are.
[…] These images […] weaken our inability to deal with the world as it is – ourselves, as we
are.’ Baldwin in Grellety, R. (Producent), Peck, R. (Producent en Regisseur) & Peck, H.
(Producent). (2017). I Am Not Your Negro [Documentaire] (Officiële Nederlandsvertaalde
editie). Verenigde Staten/ Franrkijk/ België/ Zwitserland: IDFA, Wide House & Cinema
Delicatessen.
2 Hesse, H. (2013[1927]). De Steppewolf. (P. Grashoff, Vert.). Amsterdam: De Bezige Bij, p.
119-120.
Voorwoord
Iedereen die het begrip ‘verwarde persoon’ wel eens in de mond of pen neemt, zou dit boek
moeten lezen. Het zou op zijn minst verplichte literatuur moeten zijn voor journalisten,
politieagenten, juristen en politici. Het boek is een noodkreet, maar wel de meest beheerste en
ordelijke noodkreet die ik ooit heb gehoord. Het kaart grote maatschappelijke
onrechtvaardigheid aan, veroorzaakt door mensen die zichzelf als vertegenwoordigers van de
rechtsstaat zien.
Karlijn Roex benadrukt de goede bedoelingen van deze mensen. De onrechtvaardigheid komt
voort uit een basale denkfout, die in de logica ‘reverse inference’ (omgekeerde afleiding) heet: ‘er
is criminaliteit door verwarde personen; dus zijn verwarde personen criminelen’. De denkfout
kwam breed in zwang nadat in 2015 bekend werd dat de schokkende moord op Els Borst is
gepleegd door een ‘verwarde man’. Door missers van de politie kon deze Bart van U. lange tijd op
vrije voeten blijven, waarbij hij ook nog zijn zus zou doden. De politie had dus fouten gemaakt,
maar de media benadrukten vooral de verwardheid van de dader als oorzaak. Hierna ging de
drogreden opgeld doen dat alle verwardheid gelijk staat aan misdadigheid.
Roex geeft er talloze voorbeelden van in rapporten, interviews en krantenberichten. De
gevolgen van de denkfout zijn immens. Ophitsende citaten uit zelfs de keurigste kranten, doen je
soms de tranen in de ogen springen. Wie even niet weet hoe het verder moet, en dat niet kan
verbergen, heet tegenwoordig ‘een tikkende tijdbom’, die dus gevaarlijk op ontploffen staat. Voor
deze mensen geen helpende hand meer, maar een melding van de angstige burger bij de politie.
Roex heeft het zelf voor het eerst ervaren toen ze als beginnende studente, overweldigd door de
stress van studie-achterstand, begon te schreeuwen tegen een onwelwillende receptioniste. Dat
kwam haar te staan op opsluiting in een politiecel, en vervolgens blijvende angst om weer te
worden opgepakt. Die angst veroorzaakt op zich al paniek, wat de kans weer vergroot dat je
opnieuw onder het containerbegrip ‘verwarde personen’ wordt gerubriceerd. Agenten die haar
op straat om haar identiteitsbewijs vragen, zien haar ‘verleden’ ook direct in hun mobiele dossier.
Laten we de categorie van ‘de verwarde persoon’ vergelijken met die van ‘het zoemende insect’
waar we ook zo driftig jacht op maken. Jazeker, er zijn gevaarlijke exemplaren onder de
zoemende insecten. Momenteel is de tijgermug als zodanig veel in de pers. Maar wordt ‘zoemen’
nu reden om een grote diversiteit aan insecten in één groep te plaatsen, en te doen alsof de natuur
zelf deze categorie heeft bepaald? En als sommige zoemende insecten gevaarlijk zijn, vormt de
hele categorie dan een gevaar, zodat die in zijn geheel moet worden uitgeroeid? Je hoort het
rechtschapen politici al zeggen: ‘Waarom vloog deze tijgermug nog vrij rond? Waarom is die niet
dood geslagen? Want zoemende insecten, dat weten we, kunnen voor heel grote problemen
zorgen’.
Dit citaat is een bewerking door mij van een uitspraak door de politicus Jesse Klaver, geciteerd
in het tweede hoofdstuk van dit boek. De aanleiding was een ernstig steekincident en Roex
bepreekt meer van dergelijke gruwelijke gebeurtenissen. Het valt haar dus zeker niet te verwijten
dat ze het bestaan daarvan miskennen zou. Wel wijst ze erop dat ‘de verwarde persoon’ geen
helder afgebakende mensensoort is, want het woord ‘verwardheid’ wordt gebruikt voor heel
verschillende gedragingen bij heel verschillende typen mensen. Het gaat haar ook vooral om de
laatste zin van Klaver, waarin hij – even onbedoeld als schadelijk – de generaliserende stap
maakte van deze verwarde en gevaarlijke man naar ‘verwarde personen’ in het algemeen. Klaver
is bepaald de enige niet. Anderen waarschuwen voor verwarde personen omdat ‘ze’ ‘met
dakpannen kunnen gaan gooien’ of ‘gaan zwaaien met een mes’, wat nog maar enkele van Roex’
voorbeelden zijn.
Op het eerste gezicht klinkt het milder te spreken van ‘personen met verward gedrag’, zoals
het landelijk ‘Schakelteam Personen met Verward Gedrag’ doet. Deze term kan de situatie echter
ook verergeren, want van alles kan tellen als ‘verward gedrag’, stelt Roex terecht. Mensen die dat
‘vertonen’ mogen nu al worden aangehouden, zonder dat ze iets strafbaars hebben gedaan. Een
nadere specificatie van ‘verward gedrag vertonen’ heet daarbij ‘overlast veroorzaken’. Maar wat
telt dan als overlast? Veroorzaak je overlast als je luidkeels zingt of publiekelijk een lachbui krijgt?
Aanhoudingen zonder zelfs maar de verdenking van een strafbaar feit vinden plaats in
dictatoriale landen – en nu dus ook in Nederland.
Roex plaatst haar noodkreet in de context van analyses van de risicomaatschappij, die we met
zijn allen aan het optuigen zijn. Eerst bestreden we criminaliteit, maar nu steeds meer ook risico
op criminaliteit, met verwardheid als een signaal daarvan. Daarna verbreedden we de focus
verder naar het risico op ‘verwardheid’, met dáárvan weer ‘overlast’ als signaal. Overlast is echter
iets wat anderen ervaren, die daar dus zelf ook een rol in spelen. Hun ervaring hoeft niet te
worden miskend om er toch voor te waarschuwen dat hij een nogal zwakke indicatie van
iemands mogelijke misdadigheid is. Wat precies ‘overlast’, ‘verwardheid’, of ‘misdadigheid moet
heten, blijft vaak in het vage. Maar op de achtergrond spelen steeds weer de ergste voorbeelden
mee.
Bijen zoemen ook, en veel van de zoemende insecten zijn onontbeerlijk voor het voortbestaan
van het leven op deze aardbol. Voor een goed functionerende mensenmaatschappij is er een
navenant grote variatie nodig aan menselijke eigenschappen en uitingen. Ook de uitbreiding van
het arsenaal aan ‘stoornissen’ – en zelfs ‘verborgen stoornissen’ – laat echter zien dat er een
angstwekkend normaliseringsproces gaande is. Dit boek moet breed worden gelezen, want het
gaat niet alleen over het onrecht dat bepaalde mensen wordt aangedaan. Het gaat over een
fundamentele aantasting van de democratie, vanuit goede maar verwarde bedoelingen.
Trudy Dehue
Inleiding
Hoe zou jij je voelen wanneer iemand tegen je zei dat je niet goed bent alleen omdat je anders
bent? (Haemin Sunim, 2016)3
1.1 Een weggedrukt perspectief op de macht
Om iets te leren over macht in een samenleving, zoekt men het beste in haar onrespectabele
hoeken. Daar schuilen de zaken die de machthebber liever uit zicht houdt. Vanuit dat gegeven
keek Michel Foucault, één van ’s werelds grootste filosofen uit de 20e eeuw, naar de gestichten en
gevangenissen.4
Voor het huidige boek heb ik geen uitstapje naar andere tijden of plaatsen hoeven maken. In
de onrespectabele hoeken van de samenleving vind ik mijn eigen thuis. Ik behoor tot een groep
waarvan de vrijheid te boek staat als een serieuze bedreiging voor de openbare orde en veiligheid.
Of het nu gaat om ons ‘los lopen’ in de straten of ons wonen in ‘normale wijken’: steeds wordt
onze vrije aanwezigheid in deze samenleving tot een maatschappelijk probleem gemaakt. Dat
gebeurt de laatste jaren opnieuw door middel van een publiek debat over een‘verwarde-
personenproblematiek’.
Door dit debat heen klinkt een zich intensiverende politiek van normaliteit, een politiek die
ongekend onderdrukkend uitpakt voor de afwijkenden van deze tijd. Tegenwoordig worden deze
afwijkenden alleen geen waanzinnigen meer genoemd, en zelfs de frase ‘psychiatrisch patiënt’ is
uit de running. Ze worden ‘verwarde personen’ genoemd. Onder die noemer scharen we
vervolgens nog meer mensen die niet ‘rendabel’ zijn, of niet goed zijn ‘ingeburgerd’, en we
reduceren hen allen tezamen tot een nieuw maatschappelijk probleem: een ‘verwarde-
personenproblematiek’.
Naast nieuwe woorden en frasen, ontstond er ook een reeks heel nieuwe praktijken.
Nederland berooft steeds vaker mensen abrupt van hun vrijheid onder het oordeel dat zij
‘verward persoon’ zouden zijn. De politie – in samenwerking met de 112 bellende burger – pikt
deze mensen eruit tussen de brave burgers op basis van zogenaamde ‘vroegsignalen’ of ‘acuut
verward gedrag’. Agenten houden hen buitenstrafrechtelijk aan, houden hen urenlang vast in een
politiecel of begeleiden ‘hulpverleningsteams’ met het oppikken en ‘vervoeren’ naar een
instelling. Het gaat jaarlijks om tienduizenden mensen, en hun aantal neemt toe.5
De politie registreert ons op een, als het ware, zwarte lijst (de ‘E33-meldingen’), waarna we als
groep publiekelijk worden terecht gewezen in krantenberichten over de meest zeldzame drama’s.
En dus een object worden van collectieve angst. Eigenlijk worden we dus al volgens de
sociologische definitie gestraft, ook al bedoelt de meldende burgerij het zeker niet bestraffend. De
sociologische definitie van straffen komt van Émile Durkheim, de 19e-eeuwse Franse denker die
vaak als de grondlegger van de sociologie wordt beschouwd:6
Straffen is terechtwijzen, het toekennen van schuld. Daartoe heeft de belangrijkste vorm van
straffen altijd de vorm gehad van de schuldige partij op een zwarte lijst plaatsen, op afstand
houden en isoleren, een vacuüm rondom de persoon te maken, en de persoon van anderen die
de wet volgen te scheiden. Maar straffen is slechts een materieel symbool waardoorheen een
innerlijke staat wordt gecommuniceerd: het is een notatie, een taal waar het publieke geweten
van een maatschappij praat. Het sentiment wat de daad oproept wordt hiermee tot uiting
gebracht.7
Bijna als een soort ritueel, klinkt er nu jaarlijks een luide alarmkreet: ‘Verwarde mensen: ze
duiken steeds vaker op.’8 Elk jaar zijn er weer meer meldingen, met zowel nieuwe ‘overtreders’ als
‘recidiverende verwarden.’9 Hierin lijken we wel te worden weggezet als een soort epidemie, die
een anders zo vredige en geweldloze orde verstoort. En inderdaad, het jaar 2018 vangt welhaast
aan met de volgende krantenkop: ‘Verward op straat: het is een nieuwe epidemie.’10 We zijn een
epidemie die een instantie als het RIVM, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu,
moet kwantificeren.11 Dit is taal van een overheid en een normale bevolking die, zoals de
Nederlandse socioloog Willem Schinkel zou zeggen, sociaal hypochondrisch is: die continu de
gezondheid van de ‘eigen samenleving’ moeten controleren en die daarbinnen wijzen naar de
zogenaamd ontwrichtende rol van elementen die vreemd heten te zijn.12 Dat zijn dan de
migranten, verwarden, daklozen, mensen met een niet-westerse achtergrond, ga maar door. Het
liefst gebeurt dit met precieze cijfers, uitgesproken met een bloedserieuze ambtenarenblik
tegenover een ernstig knikkende journalist, die de pleidooien voor meer toezicht gulzig neerpent:
meer zero tolerance, meer blauw op straat, meer macht.
De geboorte van dit nieuwe ‘verwarde-personendebat’ onthult zorgwekkende aspecten van de
macht in onze samenleving. Deze aspecten worden pas zichtbaar als we stoppen dit debat te
bekijken vanuit het perspectief van degenen die volgens de huidige premier Mark Rutte ‘normaal
doen’, en proberen het vanuit het perspectief van ‘de verwarde persoon’ zelf te bekijken. Het
probleem is dat velen die stap niet maken. Dat nalaten doen zij denk ik niet bewust. Het is niet
dat mensen lui zijn of onwillig. Ze staan er simpelweg niet bij stil dat er ook anderen zijn, mensen
die niet aan de norm voldoen, bij wie dat debat heel anders binnenkomt. Het debat heeft voor
ons andere consequenties: in termen van vrijheid, macht en ons thuisvoelen in de samenleving.
Dit boek bevat een perspectief dat is uitgesloten van ‘normaalzijn’. Maar in dit boek gaat het
niet over onszelf: dit boek is geen ‘verward’ perspectief op ‘verwardheid’. In dit boek ga ik niet
mijzelf bestuderen en beschrijven als een interessant geval waar ‘normale’ mensen van kunnen
‘leren’. Met het beschrijven van enkele van mijn ervaringen, beoog ik niet een blauwdruk te
bieden van wat ‘verwardheid’ is. Maar mijn ervaringen leggen wél iets bloot over de ideologische
reactie van een overheid en van ‘normale’ mensen op ‘verwardheid’. Toch bevat dit boek ook
geen verhandeling over hoe ‘normale’ mensen beter met ‘ons verwarden’ om zouden kunnen
gaan. Het biedt geen handleiding voor redders die ons willen emanciperen. Teveel woorden zijn
daaraan al vuil gemaakt in toespraken en media-optredens. Vaak zien we dan gerekruteerde
ervaringsdeskundigen, die spreken alsof er ergens een perfect ‘normale’ souffleur stond. Genoeg
van dat! Ik ga precies het omgekeerde doen. Ik ga een perspectief geven op de macht, kijkend naar
dominante duidingen van ‘verwarde personen’, en vanuit de hoedanigheid van iemand die zelf zo
is genoemd. En van daaruit kunnen we kijken hoe we onszelf kunnen emanciperen, ‘verward’ of
niet.
Het debat over ‘verwarde personen’ is een perfecte casus voor een reflectie op de macht in het
vroeg 21e eeuwse Nederland. Het debat weerspiegelt immers de intensivering van
machtsverhoudingen, die, zoals ik later in dit boek beargumenteer, zich afspelen tegen een
achtergrond van een politiek van angst in een neoliberale risicomaatschappij.13 Het debat over
‘verwarde personen’ is als een soort routinematig schouwspel dat de bevolking onderverdeelt in
twee groepen. Beide worden bang gemaakt. De ‘normale’ toeschouwer wordt bang van de
verhaalvertelling over een vermeende veiligheidscrisis. En de ‘niet-normale’ toeschouwer vreest
ervoor om als normovertreder uit het publiek te worden gepikt en het podium op geduwd te
worden als zogenaamde schuldige. De angst zit er goed in met termen als ‘tikkende tijdbommen’,
‘Aanjaagteam’ en zelfs een ‘Kafkabrigade’. In de bedwelmende sfeer van deze angst bewegen we,
vrij onopgemerkt, richting een neoliberale toekomst waarin de groeiende groep sociaal
onzekeren – alsmede de potentieel sociaal onzekeren – strakker wordt gecontroleerd,
gedisciplineerd en gecorrigeerd.14
Er is verbazingwekkend weinig bewustzijn over de onderdrukkende historische en politieke
achtergronden die schuilen achter dit schijnbaar triviale debat over ‘verwarde personen’ – dat
volgens velen slechts gaat over de capaciteit van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De
machtsverhoudingen die hierbij gematerialiseerd worden, zijn multidimensioneel. Het zijn niet
alleen de machtsverhoudingen tussen mentaal normaal en abnormaal, psychiatrisch en niet-
psychiatrisch, maar ze spelen op bijna alle fronten van marginalisering van een neoliberale en
neokoloniale orde. Het nieuw-gemobiliseerde theater van repressie heeft een psychiatrie-
overstijgende karikatuur van de ‘verwarde persoon’: één die als een kameleon hobbelt tussen vele
gebieden van verdrukking en marginalisering. Ook de bronnen van de repressie zijn psychiatrie-
over-stijgend, en gaan zelfs nog verder terug dan het neoliberalisme. Het gaat om zaken die hele
bevolkingsgroepen nog steeds achtervolgen en de vrijheid van ons allen inperkt.
Het is zowel verbazingwekkend als onwenselijk dat politiek filosofen, radicale sociale
wetenschappers en activisten deze ontwikkelingen zo onopgemerkt aan zich voorbij laten gaan.
Ik denk dat veel politieke denkers deze ontwikkelingen gemist hebben omdat zij zelf niet bij de
groep behoren die momenteel onder vuur ligt in een publiek debat: noch in het debat over
‘verwarde personen’, noch in eerdere debatten over ‘integratie’ of ‘terrorisme’. Zodoende kan de
relevantie van het ‘verwarde-personendebat’ hen zijn ontgaan, als ‘weer een ander publiek debat
over iets dat buiten mijn onderzoeksthema valt’. Als drukke wetenschapper, activist of
opiniemaker moet je immers al genoeg informatie tot je nemen.
Juist dit hiaat maakt een abnormaal perspectief op de macht meer dan nodig. Dat perspectief
uitwerken is de afgelopen drie jaar mijn dagtaak geweest, naast het schrijven van een proefschrift.
Te lang wachten met beginnen voelde niet als een optie, want van uitstel kan afstel komen. En
hoe dieper ik in de materie dook, en het debat voortging, hoe sterker mij de urgentie van een
ander perspectief duidelijk werd. Zorgwekkende prognoses die ik maakte kwamen soms al
letterlijk uit tijdens het schrijven. De machtsaspecten waarop ik stuitte vormen een serieuze
bedreiging voor de vrijheid om niet ‘normaal’ te zijn, te willen doen of te kunnen doen. Derhalve
is mijn boek een zelfverdedigende exercitie. Sociologie is als een vechtkunst, zo horen we de
beroemde Franse socioloog Pierre Bourdieu verklaren in een film uit het begin van deze eeuw.15
Mijn diepe hoop is dat dit stukje vechtkunst ook anderen de kracht geeft om de stem te verheffen.
Bovendien staat niet alleen de vrijheid van mijn eruit gepikte minderheid staat overigens op het
spel. Uiteindelijk raken de hier beschreven tendensen in zekere mate de vrijheid van iedereen.
Immers, vrijheid is ten diepste ondeelbaar.
1.2 De politiek van normaliteit: als jouw vrijheid tot maatschappelijk probleem wordt
Hoe ziet het debat over een ‘verwarde-personenproblematiek’ eruit als we het bekijken vanuit de
onrespectabele hoek, vanuit iemand die zelf ‘verwarde persoon’ wordt genoemd? Om te kunnen
begrijpen hoe ik dit debat waarneem, is het handig om eerst wat te weten over mijn
voorgeschiedenis als iemand die is aangewezen als ‘anders’.
Zolang ik mij kan herinneren ben ik al beschouwd als ‘anders’. Ik dacht anders, ik leerde
anders, ik had andere interesses, was veel stiller en op andere tijden juist luidruchtiger en
opstandig. Voor mijn ouders was ik hun eerste kind. Terwijl mijn ouders aan de deskundigen
alleen maar wat wilden vragen over opvoeden, kwamen ze thuis met voornamelijk een diagnose
en geen advies. Als tweejarige liep ik dus al rond met een psychiatrisch etiket. Op mijn zesde, in
1995, ging ik naar een speciale school voor zogenoemde ‘moeilijk opvoedbare kinderen’. Het
gebouw dat door de lokale volwassenen en kinderen het ‘gekkenhuis’ werd genoemd, lag
tegenover mijn speciale school als ware het een impliciete waarschuwing voor die lastige
kinderen. De school zelf, die heette De Buitenhof. Zelf wist ik dus al heel jong dat ik een
buitenstaander zou worden in de samenleving waarvoor ik werd klaargestoomd.
Normaal was voor mij de dominante manier van doen, de bestaansvorm, waarvan ik was
uitgesloten. Voor de kinderen op de gewone basisschool was normaal-zijn of normaal-doen
daarentegen iets vanzelfsprekends, iets dat pas naar de voorgrond komt als er een klasgenoot bij
komt die anders is. Deze kinderen groeien op tot mensen die niet beter weten dan dat zij de norm
zijn, en dat alles dat anders is zich altijd aanpast aan hen. Gebeurt dat niet, dan is de ander al snel
‘moeilijk in de omgang’ of wordt er gesproken van ‘contactproblemen’ waarvoor degene ‘hulp
moet zoeken’.
Inmiddels een volwassen vrouw van 30 jaar oud, is het nog steeds het geval dat ik op veel
momenten buiten ‘normaal’ geschaard wordt. Soms heb ik wat je zou kunnen noemen:
paniekaanvallen. Verder zijn er de vele subtiliteiten van het ‘normaal-zijn’ die ik me kennelijk
nog nooit heb kunnen aanleren, terwijl die voor ‘normale’ mensen heel natuurlijk blijken. Ik kon
dan wel de gedragspatronen die ik om me heen zag repliceren, maar toch zakten ze niet door
naar de juiste plek. Daardoor lukt het niet om mijn anders-zijn geheel te verbergen. Toch was mij
vroeger geleerd dat dit beter zou zijn. In de terminologie van de filosofe Hannah Arendt, een
invloedrijke filosofe van de 20e eeuw, zou je kunnen stellen dat ik mijn jonge jaren besteedde als
parvenu: als iemand die haar best doet het eigen anderszijn te verbergen.16 Omdat het verbergen
niet lukte, raakte ik in een worsteling met mijzelf en het systeem. Mensen die zich niet kunnen
aanpassen worden aan de zijlijn geplaatst.
Natuurlijk moet iedereen zich in bepaalde mate bewust ‘aanpassen’ zodra je buiten de deur
bent, want ‘iedereen is wel een beetje abnormaal’. Toch hoeven de meeste mensen niet de
extreme transformatie te ondergaan die vereist wordt bij sommigen. Ook in je mate van afwijken
van ‘normaal’ kun je immers nog ‘normaal’ zijn. De statistiek heeft daar een naam voor: de
standaardafwijking, ofwel de ‘normale’ afwijking. De opzichtige afwijking van normaal,
daarentegen, leeft onder de dreiging van vreemde blikken, afwijzingen voor gedeelde huisvesting
of voor betaald werk, meldpunten,17 GGZ-busjes,18 gedwongen medicatie en van isoleercellen die
tegenwoordig een andere naam dragen.19 We dienen onze psychoses, het vrolijke anderszijn, het
in onszelf praten, onze paniekaanvallen, onze fantasieën, onze voor normalen chaotische
verhaallijnen, onze persoonlijke excentrieke manier van zijn, thuis te laten, te verbergen. Zodat
anderen niet schrikken, zich veiliger voelen. Het normale dient immers universeel te zijn.
Normaal-zijn en normaliteit is een status die je krijgt bij het overnemen van een bepaalde
manier van doen. Normaal is een toegang tot macht, normale manieren een distinctiekenmerk
waarmee je jezelf toont als lid van de hogere statusgroep die de juiste diepliggende mores kent –
zo zouden we met de socioloog Pierre Bourdieu kunnen stellen.20 Het is de stilzwijgende techniek
en logica waarmee we schijnbaar simpele, gedachteloze handelingen doen die steeds terugkeren,
zoals eten en lopen. We doen deze dingen met een zekere stijl en nuance: ze zitten in ons
systeem. Je bent ‘normaal’ als de tientallen subtiliteiten van het ‘normaal-zijn’ voor jou aanvoelen
als je eerste natuur. Je bent eraan gewend; je hoeft het niet te bestuderen of uit het hoofd te leren.
Je bent ‘normaal’, omdat jouw specifieke mentale functioneren of oriëntatie het überhaupt
mogelijk maakt om je geruisloos te conformeren aan het ‘normaal-zijn’.
Maar wat is normaal-zijn dan? Normaal-zijn heeft geen expliciete definitie. Normaal-zijn staat
buiten de discussie, het behoeft niet uitgesproken te worden. Het draagt juist daarin haar
autoriteit: in het niet-uitgesprokene. Elke diepe definitie van haar zou haar onderdrukkende
politiek onthullen. Normaal is simpelweg datgene dat niet afwijkt. Ik heb deze kennis niet enkel
uit sociologiecolleges. Ik weet dit omdat ik zelf behoor tot de afwijking.
Normaal-zijn speelt voor mij expliciet mee bij elke nieuwe ontmoeting, of dat nu op een
sollicitatiegesprek is of op een feestje, of een nieuwe baan. Nooit kan ik haar simpelweg vergeten,
zoals ‘normale’ mensen. Nagenoeg altijd ben ik bezig geweest met de vraag of mensen iets
kunnen merken, en de vraag welke consequenties dat zou kunnen hebben. Mensen kunnen je
anders gaan behandelen, zijn voorzichtiger, of gaan toch ergens vermoeden dat je misschien toch
gevaarlijk bent. Dat gevaarstigma, dat was mij al meer dan bekend. In het volgende hoofdstuk
onthul ik enkele ingrijpende confrontaties met dat stigma. Zo ben ik meerdere malen – zonder
strafbare verdenkingen – aangehouden en zelfs in een politiecel beland. Die gebeurtenissen
hebben een hoop veranderd voor me. Mijn vrijheid was betwistbaar geworden. Het vertrouwen
dat ik altijd had als democratisch (en naïeve witte) burger van amper negentien jaar oud, was
weg. Als aangewezen ‘verwarde persoon’ sta ik aan de onrespectabele zijde van een zich
intensiverende politiek van normaliteit in Nederland.
Waar doel ik op als ik deze frase ‘politiek van normaliteit’ gebruik? Welnu. De politiek van
normaliteit is het door de voormalig SCP-directeur en socioloog Paul Schnabel genoemde ‘recht
niet gestoord te worden’.21 Dit betreft het recht niet gestoord te worden door ‘‘gewone’
psychiatrische patiënten’ die ‘zoveel mogelijk ook als ‘gewone’ burgers in de samenleving’
moeten ‘functioneren’, waardoor de ‘‘echte’ gewone burgers weer met hen geconfronteerd
worden.’22 Als dertigjarige lees ik dat een Schnabel al in 1992, toen was ik pas drie jaar oud,
onheilspellend vaststelde dat ‘[d]e gewone burgers op [komen] voor hun ‘recht niet gestoord’ te
worden.’23 Die ‘‘echte’ gewone burgers’, de normale mensen, zijn immers gewend aan het zien
van hun eigen spiegelbeeld: waar ze ook komen, op alle plekken waar mensen zich vertonen, in
ontmoetingen in het café, in mediaverschijningen, op de werkvloer, in het studentenhuis, op de
sportclub, in officiële toespraken. Er is de verwachting dat alles dat afwijkt zich aan zal passen aan
normaal. Normale mensen associëren dit met vrede, met openbare orde.
Het lijkt erop dat de veiligheid die beoogd wordt, de soort gespannen leefbaarheid is die
pruttelt in conflict, in een onderaardse strijd. Voor normale mensen is het alsof de samenleving
geruisloos verloopt, behalve als iemand die niet op hen lijkt opeens anders doet – als die de
dominantie van hun normen betwist. Dan is er sprake van een calamiteit. De openbare ruimte
moet dan normaalgepoetst worden. En daaromheen is een politiek gebouwd: de politiek van
normaliteit.
Daarmee is de samenleving tegelijk ook iets aan het wegstoppen en is het verfraaide beeld van
de werkelijkheid met die werkelijkheid gaan verwarren. Achter de sussende politiek van
normaliteit woedt een hevige strijd over de definities en grenslijnen van het normale en
abnormale. Het gaat over vrijheid, macht, leven en samenleven, over het recht jezelf te zijn, over
wie bepaalt hoe een situatie geduid wordt en over hoe gedrag in de publieke ruimte eruitziet. Zo
is abnormaal door de geschiedenis heen al vaker verbannen, opgesloten en gecorrigeerd. In tijden
van fascisme zijn we uitgehongerd en vermoord. Dat alles hebben wij historisch doorleefd, om nu
in het hier en nu te kunnen staan. Het is een diep sociaal conflict midden in onze samenleving,
dat voor de meeste mensen onzichtbaar is.
De politiek van normaliteit werkt met karikaturen die even krachtig als hardnekkig zijn. In de
vergelijking tussen het normale en het abnormale worden contrasten uitvergroot, denkbeeldige
verschillen toegevoegd, kenmerken overdreven, en raakt de ‘geabnormaliseerde’ in een
karikatuur gevangen. Abnormaal is in feite het product van deze politiek van de normaliteit: een
categorie die verder niets te maken heeft met een innerlijke, essentiële identiteit die de
gebrandmerkten daadwerkelijk delen met elkaar. Het enige dat de gebrandmerkten delen is hun
uitgesloten zijn van een superieur normaal. Ieder die van een bepaalde superieurgestelde
‘normale’ zijnswijze, cultuur of etniciteit afwijkt, ziet zich afgebeeld als een inferieure tegenpool
van ‘normaal’. Deze constateringen deed de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper
Edward Saïd al enkele decennia geleden omtrent het onderscheid tussen Occident (het westen)
en Oriënt (het oosten), in zijn nog steeds invloedrijke boek: Orientalism.24 De politiek van
normaliteit speelt op vele fronten.
In dit boek kijk ik alleen naar de politiek van de normaliteit zoals die speelt tussen de mensen
die ‘verward’ worden genoemd versus de daarmee gecontrasteerde ‘normalen’. Een
overeengekomen naam die de lading van dit specifieke strijdveld dekt, termen zoals Saïds
‘oriëntalisme’, is er hier nog niet. We hebben hier te maken met een ‘onbenoembaar verschil’, zo
stelde de Nederlandse filosofe Doortje Kal, die veel schreef over het welkom heten van de mensen
die voorheen nog werden verbannen naar de gestichten. 25 De nog ontbrekende ladingdekkende
naam voor dit momenteel nog ‘onbenoembare’, kan ik hier niet bedenken. Wanneer ik vanaf nu
de frase ‘politiek van de normaliteit’ laat vallen, gebruik ik deze in elk geval in de enge zin: dus
voor de strijd, of het conflict, tussen wat ‘verward’ wordt genoemd en het daarmee
gecontrasteerde ‘normaal’. De andere vormen van overheersing bespreek ik zover ze zich in de
strijd tussen ‘verward’ en ‘normaal’ afspelen.
1.3 Van sociologe die schrijft voor de onderdrukten naar onderdrukte die sociologe is
Toen het debat tussen 2011 en 2015 begon, voelde ik mij helemaal geen ‘verward persoon’.
Tijdens de eerste jaren van het debat bleef ik me van deze frase distantiëren. Bij ‘verwarde
personen’ dacht ik – de ingekapselde krantenlezer – eerst aan een man die de Koningin wat aan
wil doen, een man met opengesperde ogen en een keukenmes of een schreeuwende buurvrouw
die haar huisraad naar beneden gooit. Aan mensen die een bedreiging zijn voor de ‘normale
buurtbewoner’. Dat was ik toch allemaal niet?
Wél trok het debat over ‘verwarde personen’ van begin af aan al mijn sociologische interesse.
Alle debatten rondom openbare orde vond ik interessant. Want werd het veronderstelde ‘gevaar’
niet een beetje overdreven? En waarom? Werd hier misschien paniek gezaaid rondom een
nieuwe groep, naast de groepen waarover al langer paniek werd gezaaid? En in hoeverre
overlapten die nieuwe en die aloude angstkarikaturen dan? Welke sociologische processen
speelden er?
Ook raakte dit nieuwe debat enigszins aan het onderzoek waar ik vanaf 2014 mee bezig was:
een sociaal-wetenschappelijk promotieonderzoek over de relatie tussen populaire opvattingen,
welzijn en suïcideaantallen. Hierin keek ik bijvoorbeeld naar de invloed van populaire
opvattingen en sociaal-economische veranderingen op het aantal suïcides in de OESO-landen.26
De meest interessante bevinding uit mijn promotie-onderzoek is dat de suïcidecijfers lager liggen
in landen en jaren waarin een groter deel van de bevolking enkele belangrijke waarden van het
neoliberalisme verwerpt. Ik bekeek het percentage inwoners dat bevestigend had geantwoord op
de volgende vraag uit een vragenlijst: of het een ‘goede ontwikkeling’ zou zijn als er in de
samenleving minder nadruk zou liggen op geld, materiële bezittingen en carrière.27
De Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han, wiens ideeën mij ook in mijn analyse in dit
boek beïnvloed hebben, had een keer gezegd dat mensen in neoliberale samenlevingen de
frustratie uit de stijgende permanente economische bestaansonzekerheid veelal op zichzelf
richten. Dat komt, zegt hij, omdat mensen zich massaal de neoliberale waarden van een
samenleving hebben eigengemaakt. Wie arm is, geen vast contract heeft, of geen woning, is
mislukt, heeft gefaald en schaamt zich rot. De frustratie wordt daardoor niet meer naar buiten
gericht, in de vorm van vurige collectieve protesten, maar naar binnen, op de eigen persoon –
schrijft hij in een online artikel.28 Maar mijn resultaten geven aan dat het ook juist gelukkig de
andere kant op kan gaan. Veel mensen zijn de neoliberale waarden gaan verwerpen in de jaren
rondom de grote economische crisis van 2007/ 2008, zo lieten mijn data zien. Sterker nog: het
gehechte normatieve belang aan geld, materiële bezittingen en carrière staan sterk onder druk.
Gemiddeld stelde maar liefst 44% van de respondenten in de OESO-landen dat er teveel nadruk
ligt op deze zaken in hun samenleving. In Nederland bedroeg dit 41%. Dat zou neerkomen op
bijna de helft van de bevolking. Deze cijfers dateren van 1981 tot en met 2012. Met alle huidige
aandacht voor prestatiepijn en de schadelijke effecten van het neoliberale kapitalisme, kunnen we
verwachten dat de weerstand verder zal zijn gestegen na 2012. En in zulke sociale contexten,
sterven er dus blijkbaar structureel minder mensen aan suïcide. Mensen weten waarschijnlijk
eerder naar alternatieve ideeën te grijpen als er meer anderen zijn in hun omgeving die dat ook
doen, ze zullen collectief en in termen van constructieve oplossingen gaan denken.
Een ander, gelijktijdig onderzoek van me toonde eveneens weer het belang aan van hoe er om
je heen gedacht wordt. Hoe wordt er bijvoorbeeld gekeken naar werklozen? Sommige
opvattingen kunnen wijzen op een populair plaatje van de werkloze als luie oneigenlijke profiteur
van de staatskas. Mijn onderzoek toonde aan dat werklozen een nóg lager welzijn hebben
vergeleken met hun werkende landsgenoot als een groter aandeel landgenoten eist dat
uitkeringsgerechtigden elke baan moeten accepteren – op straffe van het verlies van hun
uitkering.29 Je zou kunnen zeggen dat de welzijnskosten van werkloosheid dus groter zijn in
sociale contexten met een groter stigma op werklozen. Dit effect speelde zelfs onder de mensen
die het persoonlijk niet met die stigmatiserende stelling eens zijn. Ook zij hebben dus last van die
dominantere stigma’s. Dus hoewel therapeuten vaak de nadruk leggen op persoonlijke negatieve
gedachteschema’s bij hun cliënten, blijkt deze individualiserende psychologische benadering te
beperkt in een wereld waarin wij – mensen – sociale contextwezens zijn. De ideeën die anderen
hebben, beïnvloeden ons welzijn, ongeacht de ideeën die wij als individu hanteren. Wellicht zijn
we immers niet eens echt individuen, maar veeleer ‘interviduen’ – zo zou de hedendaagse
Nederlands filosoof Henk Oosterling het zeggen:
[I]ndividuen, dat wil zeggen ‘on(in)deelbaren (dividere). […] een soort psychologische atoom
– geen (a) delen (tomos) hebbend, dus ondeelbaar zijn.30 […]. […]. Ik geef echter de voorkeur
aan een andere notie: intervidu. Niet de scheiding (di) maar de verbinding – het tussen (inter)
– staat bij mij voorop. Mensen zijn net als andere dieren primair relationele wezens.31
Niet voor niks pleit hij voor een definitie van welzijn en gezondheid als ‘een gelaagd, dynamisch
en reflectief proces’, dat wil zeggen: met een ‘nadruk op de wederzijdse doorwerkingen van
fysieke en sociale aspecten van individueel welzijn en de wijze waarop je je mentaal daartoe
verhoudt […]’.32 Maar de discussie over ‘verwarde personen’, vaak gelinkt aan ‘geestelijke
gezondheid’ in de zin dat de GGZ iets moet oplossen, rept met geen woord over deze
hyperverbondenheid. Maar ze strooit wél met volle kracht allerlei aannames, conclusies,
hypothesen, concepten, alarmbellen, beleidsaankondigingen en vingerwijzingen over de
bevolking uit (in Hoofdstuk 3 zal ik laten zien hoe intensief dat is gebeurd): ‘Verwarde personen
gedwongen van straat,’33 ‘Tikkende tijdbommen krijgen rood vlaggetje,’34 ‘Verwarde mensen in het
vizier,’35 ‘Aanjagen, die verwarde mensen,’36 ‘Verward en gevaarlijk: Laatst werd er een bankstel
van 3-hoog uit het raam gegooid’,37 en ‘Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen?’38
Dit is berichtgeving die beïnvloedt hoe er in de sociale omgeving gedacht wordt, met grote
gevolgen op mensen die het al zwaar hebben. Gevolgen die het welzijn en de gezondheid
overstijgen, zou ik willen betogen. De gevolgen hebben te maken met vrijheid en macht. In de
afgelopen jaren leek ook mijn eigen vrijheid steeds betwistbaarder te worden. Zoals gezegd ben ik
enkele keren buitenstrafrechtelijk aangehouden door de politie omdat ze mij ‘verward’ vonden.
Mijn anders-zijn werd steeds meer als teken van gevaarlijkheid gezien in publieke debatten. Er
ontstond een publiek debat over een ‘verwarde-personenproblematiek’. In juni 2015 schrijft de
ex-minister van Volksgezondheid, Edith Schippers, het volgende over ‘verwarde personen’ in een
kamerbrief:
Door hun afwijkende gedrag veroorzaken zij overlast en kunnen zij een (acuut) gevaar voor
zichzelf en/ of hun omgeving vormen.39
‘Verward gedrag’ is dus kennelijk vooral afwijkend gedrag, abnormaal gedrag. De aanwezigheid
van afwijkend gedrag is een calamiteit geworden voor het fragiele normaal, afwijkend gedrag is
iets dat moet worden opgespoord, gemeld, gecorrigeerd, en voorkomen. Het is geen ‘mode of
existence’ meer, het betreft niet langer ‘manieren waarop sommige broze mensen nu eenmaal
blijken te existeren’, zoals de filosoof Awee Prins zou stellen.40 Afwijkend gedrag is gevaarlijk
geworden: gevaar komt door afwijkend gedrag. Gedrag dat afwijkt van de regels van het normaal-
zijn, veroorzaakt gevaar. Deze redenatie van Schippers lijkt de kernaanname van een ongekend
giftige massa aan mediaberichten over ‘verwarde personen’.
Al snel ging ik me in de jaren rond mijn promotie-onderzoek dus toch op een bepaalde
manier steeds sterker identificeren met de ‘verwarde persoon’ waarover dit nieuwe debat was
losgebarsten in Nederland. Ik identificeerde me met de verwarde persoon als sociale categorie. Ik
was namelijk wel eens met die frase beschreven, door burger en opgetrommelde agent – en steeds
vaker. Dat was wanneer ik paniekaanvallen had. De routinematig herhaalde berg meldingen over
‘verwarde personen’, daar sta ikzelf ook in. Ik kan de keren inmiddels niet meer tellen dat ik
mezelf in de krant zag staan. Ik stond daar niet met naam en toenaam, maar als anonieme
statistische observatie, met mijn registratie bij politie, opgeteld met tienduizenden anderen die
registraties hadden staan – tot we samen een angstaanjagend grote massa potentiële ‘Bart van
U.’s’41 leken te vormen. Met dit officiële brandmerk van ‘verwarde persoon’ leek het wel alsof ik
onderdeel was geworden van deze ingebeelde invasie, een vreemd element was geworden, een
bedreiging van de openbare orde.
Maar toch voel ik me ongemakkelijk bij het idee dat die term op mij van toepassing wordt
geacht door mensen die mij geheel niet kennen. Tijdens paniekaanvallen weet ik wat ik doe,
waarom ik dat doe en heb ik bovendien hele basale wensen. Ik wilde uiteindelijk naar huis gaan,
theedrinken, literatuuronderzoek plegen of gaan slapen. Is dat dan ‘verward’? – vroeg ik mij af.
‘Verwarde mensen’, zoals afgebeeld in de mediadiscussies, willen niet theedrinken. Die willen een
tv-station kapen. En ‘verwarde mensen’ hebben geen controle over hun gedrag – zo dacht ik.
Maar als deze frase steeds vaker op mij werd geplakt, en ik hier zelfs consequenties van
ondervond in termen van vrijheid, in vaker aangehouden worden op straat: wat betekende dit
dan? Was ik een ‘verwarde persoon’ die ontkent hoe weinig controle ze over haar eigen gedrag
heeft? Nee, zeker niet. Want het lukte me om de dingen te doen die ik wilde doen, zoals naar huis
fietsen of theedrinken. Ook lukte het me om de dingen die ik niet wilde doen, ook na te laten.
Natuurlijk schreeuwde ik wel eens dingen waar ik spijt van had vanaf het moment dat ze m’n
mond al uit waren. Maar hebben we dat niet allemaal? Is dat voldoende reden om als ‘verwarde
persoon’ te worden bestempeld? Wat betekent het bovendien dat ik, net als anderen, aan officiële
autoriteiten soms de ‘garantie’ moet geven dat ik geen gevaar ben? Waarom moest ik die garantie
wel geven en ‘normale’ mensen niet? Dit soort vragen heeft een zoektocht opgeleverd die
uitmondde in een analyse van de machtsaspecten van een weerzinwekkend debat. Ik ben me in
die hoedanigheid ook gaan mengen in het debat over ‘verwarde personen’.
Over de jaren heen ben ik daarin steeds minder gaan spreken als een sociologe die zich als
bezorgde buitenstaander, als betrokken handlanger van ‘de onderdrukten’, die het voor ‘hen’
opneemt. Tegenwoordig spreek ik omgekeerd: als onderdrukte die toevallig ook nog eens
sociologe is. Toen ik vanuit die rol bekendmaakte aan mensen om mij heen om deze analyse te
verbinden aan een boekproject, merkte ik een duidelijke tweedeling in reacties. Vanuit het
zogezegde ‘geabnormaliseerde’ deel van mijn omgeving was er meteen veel enthousiasme. Dan
heb ik het dus over de mensen die het etiket ‘verward’ al een keer over zich heen hebben gekregen
of die dat door hun anders-zijn nog kunnen krijgen. Velen herkenden hun eigen visie terug in
mijn verhaal over de macht. Sommigen bedankten me zelfs. En vanuit het ‘niet-verwarde’ deel?
Ook daar was er enthousiasme. Ik kaart immers een interessant actueel debat aan. Maar over het
plan dat ik vanuit mijn persoonlijke positie ging schrijven over de macht, was er toch meer
scepsis. Was ik wel neutraal genoeg?
Welnu, neutraal zal ik zeker niet zijn, omdat ik iemand ben die – zoals gezegd – immers zelf
tot de vijand is gemaakt van de openbare orde die ik kritisch onder de loep leg. Maar laat ik dan
meteen de volgende vraag stellen: wie is er dan wél neutraal? Is degene die zelf nog nooit tot
vijand is gemaakt van de openbare orde neutraal? Is die nu juist niet bevooroordeeld positief over
de openbare orde waar diegene zo comfortabel in nestelt? Normaal is eigenlijk ook al veel te lang
aan het woord, en kiest te lang al haar vriendelijkere abnormale spreekbuizen. Ze leidt ze deze
soms zelfs op daarvoor. Maar wat we echt nodig hebben is een abnormaal perspectief dat niet
afhankelijk is van de oh zo beleefde maar tegelijk arrogante goedkeuring van normale zijde. Want
abnormaal moet zich kunnen verdedigen tegen de toenemende obsessie van normaal over een
ingeprente ‘geheime invasie van de waanzin’42 vanuit de voormalige gestichten en krimpende
psychiatrische instellingen. Als dit perspectief niet-neutraal wordt genoemd, dan zij dat zo.
Neutraal zijn is onpartijdig zijn, niet bevooroordeeld zijn door de eigen positie of belangen.
Maar hoe is neutraliteit dan mogelijk? We hebben allemaal een positie en belangen. Als we kijken
naar degenen die de neutraliteit het luidst benadrukken, dan zijn het vaak degenen die een
bevoorrechte machtspositie te verdedigen hebben. En niet alleen hameren ze zo op neutraliteit, ze
neigen er zelfs toe om haar op te eisen. Alleen voor henzelf. Het witte, mannelijke en ‘normale’
perspectief zou dan neutraal zijn. Degenen die de machtsverhoudingen bekijken vanuit een
onderdrukt perspectief zouden dat dan niet zijn. Die worden beschuldigd van een eenzijdige blik,
terwijl het dominante perspectief er arrogant naast poseert als ‘neutraler’. Filosofen die de macht
bestuderen vanuit het witte, mannelijke, ‘normale’ perspectief, bieden ons simpelweg een filosofie
van de macht. Maar filosofen die dit doen vanuit een ander perspectief, moeten daarbij altijd
toegeven dat zij een feministische filosofie of een anti-kolonialistische filosofie, bedrijven.
‘Neutraal’ is een politiek beladen woord, dat autoriteit geeft aan het perspectief van degenen die
niet worden onderdrukt.
Het is dus geen verrassing dat door de zogenaamd ‘niet-verwarden’ werd verwacht dat ik na
zou gaan of ik wel ‘neutraal’ genoeg was, waarna uiteraard het verzoek volgde om toe te geven
hoe ‘eenzijdig’ mijn perspectief wel niet was. Vooral als je het vergelijkt met het uiteraard zeer
zorgvuldig afgewogen ‘normale’ perspectief. Ik zeg hiermee overigens niet dat dit alles een
bewuste tactiek is van mijn ‘normale’ gesprekspartners, bijvoorbeeld in een poging om hun
macht te behouden tegenover het niet-normale, of tegenover mij specifiek. Veelal doen ‘normale’
mensen dit soort dingen juist onbewust. Ze beseffen niet wat het begrip ‘neutraal’ impliceert. Ze
zijn simpelweg opgegroeid met het idee dat hun perspectief als vanzelf de universele standaard is,
en dus niet eenzijdig kan zijn. Daarbij is het natuurlijk heel confronterend als deze comfortabele
realiteit ineens wordt uitgedaagd. Om daarin zelfs met de billen bloot te moeten gaan als
dominante partij.
Juist de hardnekkige dubbele standaard in wat we als partijdig zien en wat als neutraal,
illustreert hoe diep de machtsverhoudingen doorwerken. Alleen vanuit het onderdrukte
perspectief wordt deze dubbele standaard, die de fundering is van deze machtsverhoudingen, pas
goed zichtbaar. De dubbele standaard merk je namelijk pas echt als je van de dominante status
wordt uitgesloten – of dit nu ten opzichte is van normaal-zijn, of van mannelijkheid of witheid, of
wat anders. Willen we machtsverhoudingen aanpakken, dan is het onderdrukte perspectief op de
macht dus onmisbaar! Dat is het begin van verandering. Het goede nieuws is immers dat we ook
iets aan machtsverhoudingen kunnen doen. Daar vertel ik later in het boek meer over.
Wel moet ik hier toegeven dat het perspectief dat ik hier uiteenzet onvermijdelijk het
perspectief is van het iets meer geprivilegieerde gedeelte van de ‘niet-normalen’. Hoe verwerpelijk
ook, genoeg mensen lopen tegen een muur aan van ontkenning als zij zich met vergelijkbare – of
nog veel heftigere – gezagsondermijnende verhalen, ervaringen en perspectieven aandienen,
doordat zij geen glansrijke academische titels hebben om te compenseren voor hun
onrespectabele status als ‘verwarde’. Sommige mensen combineren hun ‘verwarden’-etiket met
nog een andere onderdrukte status in de maatschappij: ze zijn vluchteling, ze hebben niet de
‘juiste’ huidskleur, ga maar door. De selectieve zichtbaarheid van de perspectieven van
hoogopgeleide witte mensen is een blijvend probleem in onze ‘gemeenschap’ van mensen die
‘anders’ zijn. Maar de huidige machtsontwikkelingen schreeuwen om een tijdige reactie. Het is
dan ook eigenlijk mijn hoop dat dit werk ook anderen aanspoort om te gaan schrijven, spreken,
creëren, hun eigen misschien nog veel minder geprivilegieerde perspectief uit te werken. Want
als ik iets wel heb geleerd uit de reacties die ik kreeg en het onderzoek dat ik verrichte, was dat ik
niet alleen stond.
1.4 Mijn onderzoek
Mijn merkwaardige combinatie aan maatschappelijke rollen en gezichtspunten heeft gezorgd
voor een rijke combinatie aan bronnen. Vanuit mijn sociologische achtergrond ben ik wat dieper
gaan graven in de theoretische literatuur over macht, onderdrukking en uitsluiting. Bij het
bespreken van de hoofdstukken zal blijken waar welke literatuur een rol speelt. Verder put ik dus
uit mijn eigen ervaring als bron. De confronterende interacties met autoriteiten vinden plaats
sinds 2008. Voor het schrijven van dit boek ben ik terug gaan kijken naar een paar van deze
gebeurtenissen. Ik heb documenten aangevraagd om ook het officiële perspectief te bekijken.
De afgelopen drie jaar ben ik ook het publieke debat op de voet gaan volgen. Op systematische
basis ben ik allerlei krantenberichten, nieuwsuitzendingen, documentaires, beleidsrapporten,
congressen en ander materiaal gaan verzamelen en gaan doornemen. De reeks krantenartikelen
dateert van november 1999 tot en met april 2019. Ook hebben gesprekken met andere mensen
die als ‘verward’ zijn geëtiketteerd, of anders wel als ‘psychiatrisch patiënt’, alsmede met enkele
zorgprofessionals, erg geholpen bij mijn onderzoek voor dit boek.
1.5 De opzet van het boek
Het boek is te lezen als een essayistische verkenning, wat betekent dat ik hier aan het
experimenteren ben met nieuwe verbanden. Ik had graag nog wat dieper in de materie willen
duiken, maar wilde niet al te lang wachten met het uitbrengen van mijn perspectief. Het is de
hoogste tijd dat iemand zich uitspreekt over de macht vanuit het onderdrukte ‘niet-normale’
perspectief. In de opeenvolgende hoofdstukken laat ik van allerlei kanten zien hoe het concept
‘verwarde personen’ (of ‘personen met verward gedrag’) werkt, hoe het haar machtseffecten
produceert. Vanuit verschillende hoeken zal ik in de verscheidene hoofdstukken ook de gevaren
van dit debat onthullen.
Toch past hier alvast een waarschuwing. Ik zal de lezer mogelijk best wel eens kunnen gaan
laten schrikken. Terwijl ik dus vaak genoeg door mensen uit mijn omgeving ben aangemaand om
‘mensen toch niet steeds zo te laten schrikken’, waarbij het ging om mijn abnormale gedrag, is
dat ‘mensen laten schrikken’ desalniettemin precies wat ik met dit boek waarschijnlijk ga doen.
Er zal eerst een boel op z’n kop gezet moeten worden, zoals diepverankerde aannames, waarna
we de schrikwekkende gevolgen van die aannames recht zullen aanstaren. Eigenlijk leest het boek
als een flinke massage: eerst moeten de vastgelopen spieren ontkneed worden, vervolgens zal er
op de pijnlijke plekken worden doorgekneed, om ons tenslotte vanuit een losgeweekte zen-
modus te kunnen wijden aan een nieuw begin. Laat ik de hoofdstukken eens introduceren.
In Hoofdstuk 2, het ‘ontknedingshoofdstuk’, duiken we in mijn abnormale ervaring met de
politiek van normaliteit. Het is tijd om het dominante beeld van de bij politie gemelde ‘verwarde
persoon’ (oftewel de ‘E33-meldingen’), los te laten, te ‘ontkneden’. Dat doe ik door het
voorstellingsvermogen te prikkelen, iets waar Hannah Arendt zich zo hard voor maakte. De
melding wordt ditmaal eens van de andere kant bekeken. We komen langs isoleercellen,
politiecellen, klopjachten, intimidatie, en filosofische ideeën over de objectiverende ‘blik van de
ander’ zoals van Franse filosoof Jean-Paul Sartre en de Palestijns-Amerikaanse
literatuurwetenschapper Edward Saïd. Wat betekent het om in de blik van de ander ‘verward’ te
zijn? Hoe bepaalt de blik van de bezorgde burger onze eigen subjectiviteit? Wat voor effecten
heeft dat in termen van macht, vrijheid, subject-zijn, en de verbinding tussen mij en de ander?
Hoe zag mijn ontmoeting met deze politiek van normaliteit, waarin dit debat is ingebed en
waaruit het is ontstaan, er eigenlijk uit? Wat betekent deze politiek voor de onderlinge
machtsverhoudingen tussen ons burgers? Het hoofdstuk zou wel eens kunnen worden ervaren als
de nieuwe 1984-roman, maar dan non-fictie. Want we zitten, wat mij betreft, slechts nog
millimeters verwijderd van Orwelliaanse toestanden.
In Hoofdstuk 3 begint het pijnlijke doorkneden. Hier kijk ik naar het ontstaan van het debat
over ‘verwarde personen’. Maar waar komen de zorgen over ‘verwarde personen’ eigenlijk
vandaan? Hoe zag het proces waarmee dit debat startte eruit? Wat is de E33-melding eigenlijk
waar de politie het steeds over heeft? Het ontstaan van de figuur van de ‘verwarde persoon’ als
doelwit van intensieve regeerinstrumenten lijkt een symptoom van bredere processen waar de
Franse socioloog Loïc Wacquant op wees, in zijn beschrijving van de toenemende
‘criminalisering van armoede’.43 Hij observeerde een trend richting angstige doch strijdhaftige
pleidooien voor een strakkere disciplinering van de groeiende bevolkingssegmenten die kampen
met sociale onzekerheid als gevolg van neoliberaal marktbeleid. De gevoelde
‘verwardepersonenproblematiek’ lijkt een nerveuze reactie op een uitgestelde crisis van het
democratisch neoliberale kapitalisme waar de Duitse socioloog Wolfgang Streeck recent op
wees.44 Zoals ik eerder schreef: ‘Een systeem in de war, dat wegrent voor een diepe zelfreflectie en
deze angst voor de eigen verwarring projecteert naar buiten. In die culturele en structurele ruimte
ontstaat het [verzinsel] van de ‘verwarde persoon’.45 Dankzij de figuur van de ‘verwarde persoon’
lukt het om ondanks een dalend criminaliteitscijfer toch een risicomarkt te bouwen en te blijven
stimuleren, zo kunnen we stellen met de Duitse socioloog Ulrich Beck, bekend van het concept
‘risicomaatschappij’.46
Maar wat hangt er hiermee boven onze hoofden? Die vraag bespreek ik in Hoofdstuk 4. Ik laat
hier de weerzinwekkende ‘aanpak’ zien die aan het ontstaan is rond ‘verwarde personen’. Een
aanpak die een uiting is van een zorgwekkende bredere tendens, waarin burgerrechten worden
opgeschort ten behoeven van een ongebreideld neoliberaal kapitalisme. Ik noem dit nieuwe
regime de ‘neoliberale controlestaat’, als vrije Nederlandse vertaling van Wacquant’s ‘neoliberal
penal state’.47 De ‘verwarde-personenaanpak’ is veelzeggend voor belangrijke sociologische en
filosofische debatten over hoe we de huidige macht zouden moeten duiden in neoliberaal
Nederland. Ik ga vanuit 20e eeuwse denkers als Michel Foucault door naar actuele denkers zoals
Byung-Chul Han en Loïc Wacquant. De laatste waarschuwde voor een nieuw opsluitingstijdperk,
verwijzend naar de gevangenisstaat Amerika als neoliberale voorhoede: als dystopische toekomst
voor Nederland.48 Maar het lijkt er meer op dat we een cruciale verschuiving zien plaatsvinden.
De nieuwe machtsmiddelen van de neoliberale orde komen neer op iets subtielers, doch niet
minder doordringends dan de gevangenis. Onder de noemer ‘verwarde-personenaanpak’
ontpopt zich een arsenaal aan machtsmiddelen, stappenplannen, begrippen en opvattingen die
niet alleen het strafrecht overstijgen, maar ook de psychiatrie, waarmee de pijlen worden gericht
op de lastige, disruptieve armen en de sociaal onzekeren, het stijgend aantal systeem-
opgebranden en systematisch opgebranden. Het gaat om de groeiende klasse die het eigen leven
– in Hans termen – niet meer kan of wil inrichten als neoliberaal prestatieproject.
Hoofdstuk 5 gaat vervolgens in op de volgende vragen: Wat is de nog veel oudere oorsprong
van het concept ‘verwarde personen’ en de angst die er jegens ons wordt gekoesterd? Hebben we
misschien te maken met processen die ook losstaan van het neoliberalisme? Ik bespreek hier de
geconstateerde deugd van de voorspelbaarheid, die de Canadese filosoof Ian Hacking al eens
thematiseerde.49 In dit hoofdstuk stel ik dat de basis van het superieur stellen van het normale
boven het abnormale of ‘verwarde, terug te leiden is tot een door heersers gedroomde
voorspelbare bevolking. Heersers willen alles helder en eenduidig in kaart brengen om te
reguleren – zoals beschreven door de kritische antropoloog James Scott.50 Er ontstaat een
obsessieve begeerte naar controle en standaardisering. We zien vervolgens een toeschrijving van
chaos aan onbegrepen minderheden, wat een typische neiging is van een samenleving gebaseerd
op hiërarchie en overheersing, die beschikt over rationele, efficiënte datavergaring.
Onbekendheid en verwarring vloeken direct met hiërarchie en controle. Hier zijn de inzichten
van de befaamde Brits-Poolse socioloog Zygmunt Bauman over angst en buitenstaanders
nuttig.51 Het hele proces van overheersing en dan met name van gerationaliseerde overheersing
voedt – zoals Bauman laat zien in zijn werken – bestuurlijke paniek over een toenemende
aanwezigheid van groepen die niet vertegenwoordigd zijn onder de traditionele leiders, noch in
de officiële ordening van de maatschappij. De zorgen over ‘verwarde personen’ lijkt een uiting
hiervan.
Hoofdstuk 6 belicht van deze superieurstelling van het normale boven het abnormale nog een
ander wezenlijk aspect. We zijn steeds meer geneigd als samenleving alle kwaad toe te schrijven
aan ‘buitenstaanders’, aan abnormaal, aan de mensen die eigenlijk ‘buiten de orde’ zouden staan:
de ‘verwarde persoon’, de ‘niet-westerse migrant’. Heeft het debat misschien te maken met de
ontkenning van de banaliteit van het kwaad? Kan onze eigen, smalgedefinieerde ‘normale’ orde
geen kwaad meer in zich dragen: banaal kwaad? Wat zegt dit over onze ‘orde’? Wat voor gevaren
brengt dit denken met zich mee? De ideeën van de eerdergenoemde filosofe Arendt over het
kwaad blijken voor deze vraag erg relevant. Hier laat ik een voormalig personeelslid van een
(Australische) jeugdzorginstelling hierover aan het woord, die een kritische zelfanalyse pleegt
middels Arendts gedachtegoed.
In Hoofdstuk 7, tenslotte, gaan we van de doorkneding van pijnpunten naar een ontspannen
zen-modus, de ‘shoshin’ ofwel de beginners-zen, klaar om een nieuw begin te maken. Hier put ik
uit een ander, doch gerelateerd gedeelte uit Arendts gedachtegoed om de gedachten te prikkelen
over hoe we het anders zouden kunnen doen. Kunnen we de onvoorspelbare ontmoeting met
elkaar niet beter gaan waarderen in plaats van kapot te reguleren, te surveilleren of te
pathologiseren? In dit hoofdstuk koppel ik de inzichten van Arendt over het ‘handelen’52 en de
filosofie van de hedendaagse Rotterdamse filosoof Henk Oosterling en de Koreaanse denker
Haemin Sunim53, aan elkaar. Hoe kunnen we beter spreken, denken en handelen rondom
mensen die anders doen? Door een nieuw begin te maken.
Laten we dan maar snel beginnen.
3 Sunim, H. (2019[2016]). Houden van dingen die niet perfect zijn. Compassie voor jezelf en
anderen. [E-book] (H. Volkers, Vert.). Amsterdam: Boekerij, p. 52.
4 Foucault, M. (1965[2013]). Geschiedenis van de Waanzin in de Zeventiende en Achttiende
Eeuw. (C.P. Heering-Moorman, Vert.). Boom: Amsterdam.
– (1975[1989]). Discipline, Toezicht en Straf. De geboorte van de gevangenis. Historische
Uitgeverij: Groningen.
5 Zie aantal unieke personen (registratiecategorie E33/ ‘verward persoon’ en E14/ ‘poging tot
zelfdoding’) uit: RIVM. (2018). Verward gedrag nader bekeken: analyse van E33 en E14
meldingen in de politieregistratie. Bilthoven: RIVM. Geraadpleegd 24 april 2018 van
https://www.rivm.nl/verward-gedrag-nader-bekeken-analyse-van-e33-en-e14-meldingen-
in-
politieregistratie.Zieeveneenshetaantalmeldingen(alleenregistratiecategorieE33)uit:Politie(2018).Personenm
personen-met-verward-gedrag-2017.html.
6 Of dat echt het geval is, is onderwerp van veel debat. Een minder Eurocentrische zoektocht
naar de grondlegger van de sociologie, wijst naar Ibn Khaldun, een Tunesische denker uit de
14e-eeuw.
7 Durkheim, E. (1902). ‘Academic Penalty’ [lezing], geciteerd in Wacquant, L. (2004[2009]).
Punishing the Poor. The neoliberal government of social insecurity. Durham: Duke University
Press, p. xi. Dit citaat staat niet in de Nederlandstalige editie en is voor het huidige boek
vertaald naar het Nederlands door H. Ferran.
8 Wolvers, G. (2015, 16 december). Verwarde mensen: ze duiken steeds vaker op.
Reformatorisch Dagblad, p. 14.
9 De term ‘recidiveren’ en ‘recidivisten’ in verband met ‘verward gedrag’ komt voor in het
rapport: Kuppens, J., Wijk, Van, A., Ham, Van, T. & Jager, D. (2016). Stijging meldingen
verwarde personen in de regio Rotterdam. Een onderzoek naar onderbouwde verklaringen en
wenselijke oplossingen. Arnhem: Bureau Beke, pp. 15, 36, 84, 86. De opsplitsing in meldingen
tussen ‘nieuwe personen’ en ‘al bekende’ personen komt uit de factsheet van RIVM.
10 Sevil, M. (2018, 28 februari). Verward op straat: het is een nieuwe epidemie. Parool.nl.
Geraadpleegd op 9 april 2019 van https://www.parool.nl/nieuws/verward-op-straat-het-is-
een-nieuwe-epidemie~b86fbae56/
11 RIVM. (2018). Verward gedrag nader bekeken: analyse van E33 en E14 meldingen in de
politieregistratie. Bilthoven: RIVM. Geraadpleegd 24 april 2018 van
https://www.rivm.nl/verward-gedrag-nader-bekeken-analyse-van-e33-en-e14-meldingen-
in-politieregistratie.
12 Schinkel, W. (2011). De Gedroomde Samenleving. Kampen: Klement.
13 Beck, U. (2005 [1986]). Risk Society. Towards a New Modernity. London: SAGE.
14 Deze trend is, zoals ik in Hoofdstuk 3 zal bespreken, een voortzetting van de
maatschappelijke tendensen die de Franse socioloog Loïc Wacquant tien jaar eerder al heeft
aangewezen: Wacquant, L. (2009). Punishing the Poor. The Neoliberal Government of Social
Insecurity. Durham & London: Duke University Press. Het huidige boek bouwt sterk voort
op zijn ideeën. Ik zal proberen duidelijk te maken dat Nederland – en sommige andere
landen – daarin een specifieke, meer geavanceerde machtsstrategie hebben aangenomen. De
‘verwarde-personenaanpak’ heeft waarschijnlijk een centrale rol in die strategie. Dit bekijk
ik voornamelijk in hoofdstuk 4.
15 Pierre Bourdieu in de film van C-P Producties (Producent), VF Film (Producent) & Carles,
P. (Regisseur). (2001). La Sociologie est un sport de combat. Un Film de Pierre Carles avec
Pierre Bourdieu [Film]. Montpellier/ Paris: C-P Producties & VF Film.
16 [D]e parvenu [probeert] er […] alles aan te doen om zich aan te passen en zich
‘ononderscheidbaar’ te maken van zijn buren of andere leden van de samenleving. Uit:
Huijer, M. & Meester, F. (2016). Hannah Arendt Lesbrief. De buitenstaander. Editie 2016/
2017. Amsterdam: Stichting Internationale Spinozaprijs. Geraadpleegd 11 februari 2019 van
http://www.spinozalens.nl/documenten/lesbrieven/2016_lesbrief_arendt_lr.pdf
17 Ritman, M. (2016, 5 juli). Meldpunt voor verward persoon. De Telegraaf, p. 012.
18 Boonstra, J. (2018, 20 mei). Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen? AD.nl
Geraadpleegd 22 mei 2018 van https://www.ad.nl/binnenland/hoe-voorkom-je-ontploffing-
van-tikkende-tijdbommen~a50eb257/
19 Extra Beveiligde Kamer is de term nu. Zie bijvoorbeeld: Vollebregt, B. (2018, 8 april). In de
moderne isoleercel kun je natuurfilms kijken via het touchscreen of zelfs even naar buiten.
Trouw.nl. Geraadpleegd 8 maart 2019 van https://www.trouw.nl/samenleving/in-de-
moderne-isoleercel-kun-je-natuurfilms-kijken-via-het-touchscreen-of-zelfs-evennaar-
buiten~a58de1b6/
20 Bourdieu, P. (1987) Distinction. A Social Critique of the Judgement of Taste. Cambridge,
MA: Harvard University Press. Bij normaliteit is de bron van deze stilzwijgende manier van
doen iets onduidelijker dan bij Bourdieu’s theorie van de zogenoemde ‘habitus’, de manier
van doen die je leert verinnerlijken door je opvoeding in een bepaalde sociale klasse of
cultuur. Normaal-zijn krijg je niet per se mee in de opvoeding.
21 Schnabel, P., Het recht om niet gestoord te worden, Utrecht, NcGv (Trimboslezing), 1992. –
(1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt (Eds.), Het sociaal tekort. Veertien
sociale problemen in Nederland. (p. 182). Amsterdam: De Balie.
22 Schnabel, P. (1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt (Eds.), Het sociaal
tekort. Veertien sociale problemen in Nederland. (p. 182). Amsterdam: De Balie. Nadruk
toegevoegd.
23 Schnabel, P., Het recht om niet gestoord te worden, Utrecht, NcGv (Trimboslezing), 1992.
Geciteerd in Schnabel, P. (1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt (Eds.), Het
sociaal tekort. Veertien sociale problemen in Nederland. (p. 182). Amsterdam: De Balie.
24 Saïd, E. (1978). Orientalism. London: Routledge: 209.
25 Kal, D. (2010[2001]). Kwartiermaken. Werken aan Ruimte voor mensen met een
Psychiatrische Achtergrond. Amsterdam: Doortje Kal: 60.
26 De 34 OESO-landen die lid waren in 2014 minus Turkije (vanwege gebrek aan data over
suïcideaantallen). OESO is de afkorting voor ‘Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling’. Zie: https://www.oecd.org/
27 Roex, K.L.A. (2018). Anomie, Shame, and Resistance: The Impact of the Economy on Suicide.
[PhD Thesis]. Keulen: Universität zu Köln. Zie:
https://pure.mpg.de/rest/items/item_3014948_8/component/file_3015360/content
28 Han, B. C. (2015, 2 december). Why is the neoliberal system of rule so stable? Why is there
hardly any opposition to it? Despite the ever greater divide between rich and poor?
Schirn.de. Geraadpleegd 17 juli 2018 van
https://www.schirn.de/en/magazine/context/why_revolution_is_no_longer_possible_today/
29 Roex, K.L.A. & Rözer, J.J. (2017). The social norm to work and the well-being of the short-
and long-term unemployed. Social Indicators Research, 139(3), 1037-1064. Geraadpleegd 13
maart 2019 van https://link.springer.com/article/10.1007/s11205-017-1723-0
30 Oosterling, H. (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie
bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke gezondheid. (pp. 126-141).
Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en Filosofie, p. 129
31 Ibid, p. 130
32 Ibid, p. 127.
33 Boersma, B. (2015, 26 mei). ‘Verwarde personen gedwongen van straat’. Algemeen Dagblad/
Rivierenland, p. 10.
34 Noordhollands Dagblad. (2016, 12 mei). ‘Tikkende tijdbommen krijgen rood vlaggetje’. De
Gooi- en Eemlander, p. LRV008.
35 Vink, M (2018, 30 november). Verwarde mensen in het vizier. BN/ DeStem, p. 1.
36 Chorus, J. (2016, 12 September). Aanjagen, die verwarde mensen. NRC Handelsblad, p. 8.
37 Blok, De, A. (2017, 19 juli). Verward en gevaarlijk: ‘Laatst werd er een bankstel van 3-hoog
uit het raam gegooid’. De Monitor. Geraadpleegd 30 november 2017 van
https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/verward-en-gevaarlijk-laatst-werd-er-een-bankstel-
van-3-hoog-uit-het-raam-gegooid
38 Boonstra, J. (2018, 20 mei). Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen? AD.nl.
Geraadpleegd 22 Mei 2018 van https://www.ad.nl/binnenland/hoe-voor-kom-je-
ontploffing-van-tikkende-tijdbommen~a50eb257/
39 Schippers, E.I. (2015, 30 juni). Plan van aanpak problematiek rond verwarde personen
[Kamerstuk met kenmerk 791520-138830-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie van VWS.
40 Prins, A. (2019, 19 januari). Awee Prins, zelf ook ervaringdeskundige, juicht de
Herstelbeweging toe. Maar het doel – beter worden – niet. Trouw.nl. Geraadpleegd 29
januari 2019 van https://www.trouw.nl/religie-en-filosofie/een-psychiatrisch-patient-wordt-
nooit-meer-de-oude~abea3ae6b/
41 Bart van U. is de moordenaar van de oud-minister van Volksgezondheid, Els Borst, en van
zijn eigen zus.
42 ‘it is the tide of madness, its secret invasion …’, uit: Foucault, M. (1988[1965]). Madness &
Civilization. A History of Insanity in the Age of Reason. New York: Vintage Books, p. 17.
43 Wacquant, L. (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid
(W. De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 67.
44 Zie: Streeck, W. (2014[2013]). Buying Time. The Delayed Crisis of Democratic Capitalism.
London: Verso.
– (2017). How Will Capitalism End? London: Verso.
45 Roex, K. (2017, 9 december). Verwardheid hebben we nodig. Blog.sbo.nl. Geraadpleegd 14
januari 2018 van https://blog.sbo.nl/veiligheid/verwardheid-we-nodig/
46 Beck, U. (2005 [1986]). Risk Society. Towards a New Modernity. London: SAGE.
47 Wacquant, L. (2009). Punishing the Poor. The Neoliberal Government of Social Insecurity.
Durham & London: Duke University Press.
48 Zoals door de Franse socioloog Loïc Wacquant en zijn Nederlandse collega Willem Schinkel
(de laatste poneerde die waarschuwing in debatcentrum De Rode Hoed: Schinkel, W. (2018,
28 mei). Foucault’s discipline, toezicht en straf – Bucketlistfilosofie. Amsterdam:
Debatcentrum de Rode Hoed.
49 Hacking, I. (1990). The Taming of Chance. Cambridge: Cambridge University Press, p. 1.
50 Scott, J. (1998). Seeing Like A State. How Certain Schemes to Improve the Human Condition
Have Failed. New Haven & London: Yale University Press.
51 Bauman, Z. (2006). Liquid Fear. Malden, MA: Polity Press.
52 Arendt, H. (1998[1958]). The Human Condition. Chicago: The University of Chicago Press.
53 Haemin Sunim in Ditmars, A. (2019, maart). Liefde is een staat van niet-weten. Filosofie
Magazine, (3), p. 12-14.
Een agressieve politiek van normaliteit
2.1 Een aanval in de kern
2 september 2008, Amsterdam: Wim
Op 2 september 2008, acht uur ’s ochtends, werd de 47-jarige Wim Maljaars dood in een
isoleercel gevonden. Volgens de psychiatrische kliniek is hij gestikt. In een boterham. Het
vermoeden bestaat dat de hoge mate van antipsychotische medicatie zijn slikreflex zou hebben
aangetast.54 Ondanks de problematische gang van zaken, wordt de Inspectie voor de
Gezondheidszorg eerst niet op de hoogte gesteld. Dat gebeurt pas na tien dagen, nadat de familie
heeft aangedrongen op een autopsie.
Wims vernederende levenseinde wordt dan al snel landelijk nieuws, wat uitzonderlijk is in
zulke gevallen, en drie jaar later verschijnt een documentaire rondom de gang van zaken: De
Beslissing van Maljaars.55 Hij intrigeert me met zijn authentieke rockhoofd, lange en piekerige
lichtbruine haren, innemende lichtgroene kijkers en zijn getailleerde zwarte colbert met
daaronder een witte legging. En nog eens drie jaar later duikt Wim op in het boek Filosofie van de
Waanzin van de filosoof en ‘ex-gek’ Wouter Kusters.56 Die neemt de lezer mee op Wims
vermoedelijke laatste ‘dwaaltocht’ – zoals normalen het zouden noemen. Kusters zelf duidt het
als een rode ‘bommeditatie’, een term van de bekende Duitse filosoof Peter Sloterdijk.57 Bij Wim
betrof het een meditatieve tocht waarin alles samenkwam: Hiroshima, Nagasaki, het bordspel Go,
het nachtleven, een duistere goth rock band, radioactiviteit, de Amerikanen, en de dreiging van
de gedwongen opname.
Wim komt naar voren als iemand die bruist van creativiteit en dit graag uitte in strategische
manoeuvres in het Go-spel, zijn punkmuziek en blogs.58 Maar duidelijk is ook dat hij een
‘verward persoon’ werd genoemd. Zijn dood leidt drie weken later tot een krantenkop ‘Verwarde
mensen’ in het NRC.59 Uit de documentaire komt het beeld dat hij soms spullen naar buiten
gooide, op kwade dagen herrie maakte in zijn huis, knetterpsychotisch kon worden, medicatie
weigerde, en in zijn opvallende kledij door de stad dwarrelde.60 Hij was volgens de krant een
‘schizofreniepatiënt’.61 Maar Wim was ook nog iets anders: hij was een vrijheidsstrijder.
24 augustus 2008, Rotterdam: Tanaka
Met opengesperde ogen bekijkt Tanaka hoe de witte troepen recht op hem afstormen. Zijn blik
doorkruist die van de voorman van Wit: een lange tengere man van tegen de veertig jaar oud,
met een grijswitte teint die zelfs voor een witte man bleek is. Diens hoofd is langwerpig en zijn
hoekige kin is breed in verhouding met al het smalle. Verder heeft de man gemillimeterd haar, op
het kale af, dat zichtbaar wordt nu hij zijn grote helm nonchalant afdoet. Tanaka perst zijn
tanden op elkaar als hij ziet hoe deze vijand hem aan het aanstaren is. Die dichtgeknepen ogen
dragen duidelijk het kwaad van wit, van geclaimd voorrecht. Met zijn dunne lippen maakt de
witgeüniformeerde een vreemd ongepast grijnsje, terwijl hij zijn onheilspellende ogen
bloedserieus op zijn prooi laat inbranden. Tanaka wendt zijn blik af van de zelfingenomen
Amerikaanse staar om de broodnodige innerlijke concentratie te kunnen mobiliseren. Hij spant
zijn triceps aan. Het is tijd voor de zelfverdedigingmanoeuvre. Vanuit zijn ooghoeken neemt hij
positiewijzigingen van een paar vijandige uniformen achter hem waar: een gekunstelde poging
hem te omsingelen. Hij tuurt vastberaden hun richting in. Verifieert of hij met beide benen stevig
op de aardbodem staat. Maakt contact met het bloedhete onderaardse: warme energie stroomt
vanuit de aarde naar boven, via zijn hielen, kuiten, richting zijn schouders en polsen, tot een
brandende energie zich via zijn handpalmen naar buiten dringt. Vuur transformeert tot ijs en
wind. Tanaka’s lange, piekerige gitzwarte haarlokken en zijn lange zwarte colbert worden naar
achteren getrokken door de nawind die fluitend door de metrogangen woelt. Hier hadden de
Amerikanen niet op gerekend! – leest Tanaka aan hun gezichten.
Het is nu of nooit, besloten de troepsleden. Ze moeten beter coördineren, beter afstemmen, om
te voorkomen dat deze onberekenbare Japanner ze overmeestert. Als bange, geagiteerde wespen
proberen de troepsleden hun levensgevaarlijke doelwit, deze woeste Samurai, te omsingelen. Ze
slaan hun angels uit en vliegen steeds dichter om hem heen.
Tanaka heeft prima begrepen hoe ze hem zojuist onderling hebben aangeduid: ‘woeste
Samurai’. Wat cliché van ze. Eén voor één kijkt hij ze kort recht in de bloednerveuze ogen, die
dwars door hem heen lijken te kijken. Ze zien namelijk alleen een karikatuur. De witte wespen
steken hun angels nog wat verder uit. Ze schieten elke kant op en zijn amper nog te ontwijken.
Tanaka slaakt een zelfverdedigingskreet om in de juiste staat te geraken.
“Jiyū! … Jiyū to seigi!”62 – galmt het door de metrogangen.
Zijn voeten moeten contact houden met de aarde! Maar de aarde maakt een plotselinge draai van
180 graden en onder hem is alleen nog lucht. Onzichtbare doch voelbare touwen hebben hem
abrupt van zijn positie getrokken en werpen hem op de grond. Hij knippert met zijn ogen en
huivert. Zijn voeten zijn van de grond geraakt! Een lichtflits. Knaloranje metalen splinters vliegen
in het rond als hij zich overeind werkt. Het vertraagde geluid van een diepe knal. Wit is overal.
Dan hoort hij niets anders meer dan een kleine langdurige piep. Van binnen staan al zijn
ingewanden in brand. In verwoede reflexen knikt zijn hoofd vluchtig op en neer. Binnenmonds
en hees prevelt hij: “Chemical Hiroshima!”63 De aarde waar zijn slaap op rust, staat nu 90 graden
gedraaid. Stampende ijzeren laarzen op het verticale beton. Ze snellen zijn kant op. Hij voelt
handen aan zijn enkels en bovenarmen, er is even een hypernerveus onderling geroezemoes, en
dan tillen ze hem met een vastberaden coördinatie op. Vanuit hun perspectief dragen ze hem
horizontaal, alsof ze hem ter plekke tot lijk verklaren, tot willoos niet-leven, niet-subject. Een
ijzeren sluitende keten klemt zich gretig om de contouren van zijn lichaam. En dan verdwijnt hij
in een grote bestelbus met nucleaire kleuren, als van een gele markeerstift. En als gemarkeerde,
als nucleair bestraalde, wordt hij weggereden.
2 september, Amsterdam
[Tanaka’s]64 mond hapte naar lucht, maar vulde zich met plastic. Zijn neusgaten werden
geblokkeerd. Zijn longen snakten naar zuurstof. Maar zuurstof was nergens te bekennen. […]
De hersenen zwollen op als de zeilen van een schip en leken elk ogenblik uit elkaar te kunnen
spatten. [Tanaka] probeerde te schreeuwen. Hij wilde lucht. Lucht! Maar vanzelfsprekend
bracht hij geen geluid uit. Zijn tong vulde zijn hele mond. Zijn bewustzijn vloeide zijn hoofd
uit. (Murakami, 2009)65
Hij lag tegen de deur, dus via het kijkgat kon je hem niet goed zien. Maar toen de deur dan
eindelijk openging was het duidelijk: onze strijder lag dood in zijn cel. Nooit meer zou hij met
beide benen op de aarde staan. De Amerikanen hadden hem definitief de adem benomen.
2.2 Een onderbelichte strijd
De politiek van normaliteit
Wim, die ademloos en roerloos liggend tegen de deur van een isoleercel eindigde, was een
vrijheidsstrijder. Zijn vrijheidsstrijd kan niet worden ‘afgedaan’ als een waan, een illusie, een
mythe of een nepfeit.
“Dit is geen nepwereld. Dit is geen virtuele wereld. Dit is ook geen metafysische wereld. Daar
sta ik persoonlijk voor in. Maar dit is niet de wereld van 1984 zoals jij die kent. […] De pijn
die we in deze wereld voelen, is echte pijn. De dood die we in deze wereld ondergaan, is de
echte dood. Wat er vergoten wordt, is echt bloed.” (Een personage in Murakami, 2009)66
Wims strijd gaat over echte dingen, roept echte reacties op met – in zijn geval – echt sterven als
gevolg. In dit hoofdstuk zal ik illustreren hoe een agressieve politiek van normaliteit waarmee
Wim en vele anderen zich geconfronteerd zagen, vergaande consequenties heeft in termen van
macht, vrijheid en samenleven. Ik hoop hier het empathische voorstellingsvermogen op te
rekken, zoals de invloedrijke 20e eeuwse filosofe Hannah Arendt bepleitte. Dat doe ik door te
reizen naar de ervaringen die zijn opgedaan aan de onrespectabele zijde, zo je wil de ‘bestraalde’
zijde.
Als ‘schizofreen’ en ‘verwarde persoon’ was Wim iemand die risico liep op gedwongen
opnames en isoleercellen. Hij had volgens een vriendin naar eigen zeggen een keer de paasdagen
in de cel doorgebracht ‘omdat zijn bovenbuurvrouw de politie had gewaarschuwd in plaats van
hem te vragen of het allemaal wel ging met hem toen hij zo moest gillen.’67 Deze episodes van
compleet vrijheidsverlies leken een diep spoor bij hem te hebben achtergelaten. Met zijn door
psychiatrisch krijgsgevangenschap getekende gezicht glimlacht hij veel in de documentaire
terwijl zijn felle ogen glunderen, maar het voelt alsof er een diepere laag is die rechtstreeks
verbinding maakt met de ‘nucleair’ gemarkeerde gebieden in mijzelf. Ook ik ben zo’n
‘krijgsgevangene’ geweest. De ‘no-go’ zones in mij zelf lichten op wanneer de in zwarte kimono
gehulde ‘go-leraar’68 mij het ene na het andere punknummer toont. Allemaal van eigen makelij.
De zanger brult over de isoleercel of de psychiatrische inrichting. De gitaren moeten het
aanhoudende gekrijs van het monotone geruis in de isoleerruimte imiteren. In het tempo van de
razendsnelle punkdrum geeft zijn hoofd schokkende knikjes, daar in zijn woning in 1998, terwijl
de camera draait zodat een strijdmakker uit de toekomst erdoor geraakt wordt. Hij kijkt terug op
de tijd in de psychiatrische kliniek: “Het enige dat je zeker weet is dat je hier levend uitkomt, en je
mag de psychiater daarom niet vermoorden.” – had hij gezegd tegen zijn boze medegevangenen.
69 Het waren de woorden van een waar zelfverdediger, die zichzelf niet het recht toekent op een

oneerlijke aanval.
Als het kon, wilde Wim zich het liefste losrukken uit de grijpgrage handen van de dwingende
normaliteit. “Mijn sterrenbeeld is bom, augustus, Hiroshima.” – had hij gezegd tegen een andere
concertbezoeker die hij nog niet kende.70 Temidden van ‘de mensen van het daglicht’, wilde hij
zélf weg van het bestraalde licht, ‘anti-solair’71 zijn, terwijl iedereen elkaar in eigen gedaante
respecteert: dag en nacht, wit en zwart, licht en donker, bestraald en niet-bestraald, en alles wat
daartussen of omheen zit. Maar zo ideaal was het niet. Al eeuwenlang is er strijd. En daarbij gaat
het niet eens zozeer over medicatie of diagnoses. Dit zijn slechts specifieke uitingsvormen van
een strijd die groter is, dieper gaat, en ouder is. Wim wilde de vrijheid om te zijn. Het is een strijd
die Wim niet alleen vecht, maar waarmee velen zich geconfronteerd zien. Een collectieve strijd
van vele individuele, eenzame strijders die vaak vallen zoals de nucleair bestraalde ingerekende
uit Wims ‘waan’.
Wim Maljaars hoorde bij ons. Of u, de lezer, ook bij ‘ons’ hoort, mag u zelf beslissen. ‘Wij’, dat
zijn in ieder geval de Einsturzende Neubautengroepies, de verweesde koningskinderen, de
bonsaikwekers, de psychoten, gekken en maniakken, de zwartkijkers, de eeuwige punks, de
Adorno-liefhebbers, de grafherriemakers, de game-freaks, de levenszwijgers, de haathaters, de
minimaal nihilisten, de ondansende nerds, de vleermuizen, de solisten, solipsisten, solitairen
en antisolairen, de witte ratten en de zwarte engelen. (Kusters, 2014)72
Deze ‘anti-solairen, solipsisten, solisten, vleermuizen’73 en andere eigenaardige types zijn door de
eeuwen heen altijd al het doelwit geweest van verbanning, verdrijving, ketening,
gestichtopsluiting, totalitaire huisregels, dehumaniserende observatie, fysiek geweld, genocide,
verplichte zelfcensuur, politie-intimidatie, wettelijke uitzonderingsclausules op mensenrechten –
en allerlei andere grove aanvallen op onze autonomie, onze moraal, identiteit, onze cultuur en
onze levens. Eigenlijk is het pas relatief recent het geval dat mensen die als abnormaal
gebrandmerkt worden, welkom zijn in de gewone wereld van de normale mensen. Zoals de
Nederlandse filosofe Doortje Kal stelde in haar boek Kwartiermaken, zijn wij te gast, afhankelijk
gesteld van de gastvrijheid van de gastheer.74 Als een soort ontwortelde plaatsloze zijn we
teruggekomen in de samenleving die ons eerder verbannen had, en die zich blijft afvragen of dit
wel een goed idee was. Worden we binnenkort weer ‘teruggestuurd’, verwijderd? Het is deze
vraag die ons meer achtervolgt dan de eventuele wanen, depressies, paniekaanvallen waarmee ze
ons proberen te definiëren.
Tussen 2009 en 2011, Amsterdam: het documentaire-interview
“Dat het hem daar echt om ging. Dat je hem zag. Strijd…” – vist de interviewer.
“Jazeker, dat heb ik natuurlijk meegemaakt ja…” antwoordt een tengergebouwde case-
manager psychiatrie van eind dertig jaar oud.75 In deze woonkamer wordt gewerkt aan een
documentaire over een voormalige ‘patiënt’: Wim Maljaars. Voorzichtig begint de bleke man te
vertellen: “Dat was een week, zeg maar, voordat hij in de kliniek was. Dat was ook voor het eerst
dat ik… eh… meemaakte wat voor strijd hij toen had. Maar daar kan ik dus [vanwege medisch
beroepsgeheim] niet al teveel over zeggen. Maar dat was wel heel indrukwekkend om te zien.” –
zegt hij met grote gitzwarte Ayn Rand-achtige ogen, die ernstig in de ruimte staren.
Welke strijd had deze man precies gezien?
De politiek van normaliteit (vervolg)
Deze strijd is anders dan de strijd van de zieke patiënt tegen de eigen wanen, angsten of
depressie. Naast de strijd die psychisch leed heet, ziet de ‘psychiatrisch patiënt’ zich
geconfronteerd met een politieke vrijheidsstrijd die gevoerd moet worden ten overstaan van een
agressieve hoewel goedbedoelende politiek van normaliteit. Er staan daarbij grote zaken op het
spel, zoals vrijheid of zelfs je leven. Zeker, het is niet de bedoeling van verplegers om mensen te
laten vereenzamen, te vernederen, laat staan om te doden. Verplegers separeren niet omdat ze het
leuk vinden of omdat ze denken dat het goed is voor de ‘patiënt’. Integendeel. Ze zien
eenvoudigweg geen andere optie dan te grijpen naar dit noodzakelijke kwaad, omdat er
bijvoorbeeld te weinig collega’s zijn om de patiëntenpopulatie in bedwang te houden. Het
kritische rapport van de inspectie die de kliniek twee weken vóór Wims sterven nog had bezocht,
vermeldde inderdaad het schreeuwende personeelstekort.76 Maar hoewel dit plausibel klinkt,
bestaat naast de personeelsaantallen nog steeds een andere, veel fundamentelere context die
niemand noemde. Want laten we even teruggaan: er is te weinig personeel om de
patiëntenpopulatie in bedwang te houden. Hoe zijn we eigenlijk in de situatie beland dat de ene
groep de andere in bedwang moet houden? Of dieper: dat de ene groep een andere mag
opsluiten? Het is een geconstrueerde politieke situatie waarin we separeren wél als een uiterste
handelingsoptie zien voor abnormale mensen, maar niet, en nooit, voor normale mensen. Deze
nog diepere fundamentelere context komt neer op wat ik in het inleidende hoofdstuk al
aanduidde als de politiek van normaliteit.
2.3 Onrustige rode lijnen achter een ‘rustige’ orde
8 september 2008, Utrecht: de negentienjarige studente
Van deze politiek van normaliteit wist ik als negentienjarige in september 2008 nog niet veel.
Maar eigenlijk wist ik er meer van dan ik wilde toegeven. Het was alleen een aspect aan mijn
leven dat ik weg wilde stoppen, niets mee te maken wilde hebben. Zolang ik dat deed zou het
voor mij wel meevallen in deze samenleving en daarmee was het dus eigenlijk iets van ‘vroeger’.
Ik hield mijn blik op de toekomst gericht: snel afstuderen, carrière maken, een waardige plek
vinden in de maatschappij. Zo min mogelijk opvallen en geen aandacht trekken.
Wim werd deze maandag begraven en daarmee was de kous af. Weer een bestaan dat
weggevaagd was in de isoleercel. De kranten en de tv-zenders hadden nog niks gemeld over de
weerzinwekkende dood van deze man. Zelfs de bestuurder van de desbetreffende GGz-instelling
wist nog niets van wat er was voorgevallen in één van de isoleercellen onder zijn hoede.77 Het
leven in de instelling ging vandaag, op 8 september, gewoon door zoals het ging. En voor mij was
het gewoon Week 2 van het allereerste semester van mijn rechtenstudie.
Maar vanuit de deuropening van de celruimte waar een week geleden het levensloze lichaam
van een gestikte strijder was ontdekt, sloegen desastreuze rode en witte lijnen zich rusteloos een
weg uit het gebouw weg, verdwijnend in de horizon, richting het volgende slachtoffer. Hun snelle
beweging wordt gevolgd door woeste wolken waaruit een rode regen neerslaat.
Tussen 2009 en 2011, Amsterdam: fumetsu78
“Ik zie toch een soort strijder, een ridder.”79 constateert de interviewer. Hij laat vervolgens een
stilte vallen om een commentaar uit te lokken van de geïnterviewde, een oude vriend van de
gevallen strijder. Deze begint te vertellen voor de draaiende camera. Over hoe het Wims “droom”
was om iets te veranderen, de isoleercellen te doen sluiten. “Ik bedoel, hij zat ook altijd in de
patiëntenbond. […] Hij vocht tegen… ja… dat je al je zelfstandigheid kwijt bent.” Hij wilde
“beroemd worden”, zijn kritische ideeën verspreiden.
Circa acht jaar later, bij het zien van deze documentaire, realiseer ik me het volgende: Wim
werd dan wel beperkt in zijn vrijheid, zijn ‘beweging [zou] definitief gestopt worden door een
aanval in de kern.’80 Maar zijn ideeën, zijn informatie, die zouden vrij blijven bewegen.
Information wants to be free.81
11 september 2008, Utrecht: de negentienjarige studente
Een paar dagen na Wims begrafenis, bonkt de politiek van normaliteit op de deur van mijn
bestaan.
Het was op een zonnige septembermiddag en mijn studentenagenda begon lekker snel vol te
geraken. Ik was jongvolwassene geworden met het dwingende verwerpelijke idee een ‘nietsnut’ te
zijn zonder diploma ‘dat ertoe doet’, of ‘goede’ baan. Dit gaf een opgejaagd gevoel permanent
achter te lopen. Het feit dat ik nu ook al achterliep met alle tussenopdrachten, tentamenleesstof,
groepsopdrachten, competentieverslagen, presentatievoorbereidingen en lesopdrachten, nam ik
heel serieus. Mijn achterstand zag ik als het voorteken van de volgende opleidingscrash. Ik
huiverde. Vandaag moest en zou er hard gestudeerd worden.
Voordat ik aan de slag zou gaan, ging ik nog even een broodje halen buiten de deur. Maar ik
raakte volledig in paniek toen ik de voordeur achter me dicht trok. Ik had mezelf zojuist
buitengesloten!
Ik vervloek mezelf. Nu kan ik mijn studiedag wel vergeten! Ik ben van mijn studieboeken en
telefoon ontheemd. En de huisgenoten zijn vanavond laat pas thuis. Vluchtig kijk ik in het rond,
alsof zich vanuit de hoek van de straat ineens een oplossing zou aandienen. Telefoon! Ik heb een
telefoon nodig – raast er door mijn hoofd. Mijn benen beginnen een vlugge pas door de
woonwijk met hoge herenhuizen. Bij het eerste het beste gebouw loop ik naar binnen en vraag ik
of ik kan bellen. Dat eerste gebouw is een ouderenzorgcentrum. Van daaruit zou ik uiteindelijk
met politiebegeleiding naar mijn cel geleid worden. Omdat ik agressief was? Omdat er strafbare
feiten waren gepleegd? Nee. Maar wél omdat ik in paniek raakte en de baliemedewerker niet goed
wist wat ze met mijn wanhopige relaas aan moest. Ik werd wat de politie enkele jaren later zou
noteren als een E33-melding ofwel een ‘verwarde persoon’.
Wat was er gebeurd? Met onrust die door mijn lijf giert in dat ouderenzorgcentrum, vraag ik
aan een baliemedewerkster of zij, of ikzelf, een slotenmaker kan bellen. Maar haar gezicht blijft
staan op ongeïnteresseerd, in mijn perceptie. Kostbare verloren studie-uren waarvan ik de
waarde sterk overschat, vliegen door mijn hoofd en ik probeer ze daar weer uit te krijgen door
verwoed met mijn handen langs mijn lange donkere haren te strijken. Wanhoopskreten proberen
de onverschilligheid van de wederpartij te breken.
Bij het zien van die paniekaanval, besluit de baliemedewerkster dat ze toch een slotenmaker
gaat bellen. Mijn longen krijgen ineens weer lucht, de onzichtbare touwen die mijn schouders in
bedwang hielden lossen op en mijn handen zakken weg uit mijn haar. Mijn toekomstreddende
slotenmaker komt eraan! Of ik even wil wachten bij de stoelen. Ik neem plaats op een houten
wachtstoel en ben weer kalm.
De slotenmaker zou nooit komen. De naïeve tiener in mij wordt wakker geschud door een
woeste aardbeving van afstandelijke portofoonstemmen, die een moeilijk te volgen relaas
uitkeffen. De lucht in de wachtruimte van het ouderencentrum lijkt abrupt bestraald door de
aanwezigheid van felgele uniformen. Nucleair markeerstiftgeel. In plaats van een slotenmaker,
komen er namelijk twee politie-agenten binnenlopen. Voor mij. Ik was verraden! Bedrogen!
Maar waarvoor? Ik had geen strafbaar feit gepleegd. Wel was ik op ongelukkige wijze buiten de
vereiste normaalmodus geschoten, uit de bocht gevlogen. Ik kan het mijn verklikker dus niet
aanrekenen. Ik was fout geweest. Ik had normaal moeten doen. Ik had gezegd dat het leven me
teveel werd, dat ik het niet meer aan kon, en zij had misschien gedacht dat ik wat ergs ging doen.
Maar was dit dan een zaak voor de politie, of voor enige autoriteiten überhaupt? Wat voor hint
geeft dit over de soort samenleving waarin we leven? Kunnen we dit niet onderling uitpraten, nu
ik rustig ben? Ik voel me meer dan bereid tot het aanbieden van mijn excuses, tot herstel en
genoegdoening.
Ondanks mijn diepe verbazing was het zaak om kalm te blijven. Eén agent onderhield contact
met mij: een grote, lange en breedgeschouderde dertigjarige man met kort blond haar dat met gel
wat omhoog gewerkt was. De ander, een kleinere man met donkere haren, stond meer op de
achtergrond. De grote agent vertelt me dat iemand mij ‘op dient te vangen’ het komende etmaal.
Maar zonder mobiele telefoon bij de hand met alle relevante telefoonnummers erin is het lastig te
bedenken wie ik uit de buurt kan optrommelen om mij ‘op te vangen’. In dat geval moet een
psychiater op het bureau nagaan wat er moet gebeuren met mij. Ik stel een afwijkend plan voor.
Ik ga rustig in een cafeetje zitten wachten tot mijn huisgenoten thuis zijn. Status, tentamens,
tijdsplanningen, aanwezigheidsplicht bij colleges: wat maken deze dingen ook eigenlijk nog uit
als de pleuris pas echt uitbreekt? Laat me maar gewoon alleen met die bak thee, zodat ik de
betekenisloze ‘verspilde’ tijd kan omarmen in alle vrijheid.
Maar dan wordt de ernst van de situatie me pas echt duidelijk. De agent geeft me twee keuzes:
‘vrijwillig meewerken’, dan wel met ‘harde hand’ worden meegenomen. Dat is zojuist expliciet in
mijn gezicht gezegd. Ik ben namelijk hulpbehoevend en mogelijk een gevaar voor mezelf of
anderen – zoiets legt hij uit. Dit gebouw zou ik niet op vrije voeten verlaten, dat is duidelijk.
Met een politiebusje, pal naast een ijzeren kooi gezet met daarin een woest grommende
herdershond, word ik afgevoerd naar een deel van het politiebureau waar ik nog nooit geweest
ben. De hond laat zijn tanden zien. Het moffenbeest concentreerde zodanig al zijn woede op mij
dat hij me zonder ijzeren kooi ongetwijfeld zou verslinden, zo lijkt het. Wanneer de bus onder de
poort van het politiebureau doorrijdt, lijkt het alsof ik via een doorgang zomaar een andere
wereld ben binnengereden. Aangekomen op het off-stage deel van het politiebureau, word ik
door een vrouw grondig gefouilleerd. Ik merk dat ze dit hele tafereel heel vervelend vindt voor
mij, maar iets dwingt haar om door te gaan met wat ze doet. Ik word gescheiden van mijn spullen
en verdwijn in een kleine, felverlichte ruimte waar het tijdsbesef verdwijnt.
Nog nooit had ontmaskerd worden tot zulke serieuze consequenties geleid als die zonnige dag
in september. Tot nu toe was het alleen het buiten de boot vallen, gepest worden, ruzies, niet
serieus genomen worden, wantrouwige of bezorgde blikken krijgen, en vooral heel veel afwijzing.
Nu, in september 2008, gebeurde er iets van een hele andere orde. Iets knapte er op dat moment,
een bepaald vertrouwen in mensen, in politie, in de samenleving. Zo had ik me dit niet
voorgesteld. Als je opgemerkt bent en geprofileerd als iemand die in de war is en mogelijk
gevaarlijk, dan blijven de gezichten vriendelijk terwijl er achter je rug om politie wordt gebeld,
repressie wordt gemobiliseerd zonder overleg, zonder zelfs enige aankondiging, en je wordt
steeds dieper meegezogen in het web van eenzijdige betekenissen, naar een donker hol waar jouw
wil niet meer bestaat. Je probeert met alle kracht nog te bewijzen dat het niet is wat het lijkt. Dat
je nog steeds zelfstandig kan oordelen. Maar het is te laat. Je bent slaapwandelend voorbij de
‘point of no return’82 geraakt.
24 augustus 2008, Rotterdam: the point of no return
Hij was dus niet onopgemerkt gebleven. […] De muziek ontstemde zich scherp. Wit begon
krachtig op te spelen. Hij hoorde Amerikaanse accenten, en om een verdedigingslinie op te
trekken praatte hij Japans terug. Wit zette steeds zwaardere middelen in: hij zag in het
winkeltje rechts twee mannen in lichte gewaden hem aanstaren. Wit zette Michelinmannetjes
in en in de verte hoorde hij meeuwen ‘Enola Gay’ roepen. Wit probeerde de grote truc weer!
Dit had hij eerder meegemaakt: hij zat weer vast in de vicieuze cirkel in de vorm van een point
of no return. (Kusters, 2014)83
11 september 2008, in een Utrechtse celruimte: gegijzeld
Ik merk dat mijn stem niet verder reikt dan het glas, en degenen die me vanaf de andere zijde
aanstaren, horen me niet. Degene wiens stem bij voorbaat al ongeldig is verklaard, kan geen
tegenspraak meer bieden. Je bent een object, en ik kende de weg terug naar subject-zijn niet. Van
binnen raak ik in paniek. Een paniek zoals nooit tevoren. Maar mijn ogen blijven kalm en mijn
mond blijft dicht.
Het tafereel speelt zich af in mijn hoofd als een scène in een actiefilm waarin gejaagd is op een
hacktivist die grote geheimen heeft gelekt, en die zojuist is opgepakt en vastzit. Maar in de film
waarin ik was beland, was ik niet iemand die tot vijand was verklaard, maar tot iemand met een
‘hulpvraag’. Het was de op mij geprojecteerde ‘verwardheid’ die de vijand was, die zich als een
denkbeeldige tijdbom aan mijn hoofd zou hebben bevestigd en mij had getransformeerd tot
‘tikkende tijdbom’, de metafoor waarmee vaak geduid wordt op een ‘verward persoon’. De
agenten moesten dan de maatschappij of mijn ‘eigenlijke ik’ beschermen tegen die tijdbom op
mijn hoofd, terwijl de psychiater de tijdbom al dan niet als diens expertise zou zien en
onschadelijk zou kunnen maken. Ik ben slechts lijdend voorwerp, want ik heb volgens de
betrokkenen niet door wat voor tijdbom er aan op mijn hoofd kleeft. De tijdbom heeft me
magisch verblind, zo luidt de these. De acties waarvan ik lijdend voorwerp ben, lijken ook
weerzinwekkend veel op hoe het handelen zou zijn als iemand ook in letterlijke zin een tijdbom
op mijn hoofd zou hebben bevestigd. Mensen om je heen raken in paniek en weten niet hoe snel
ze je moeten afzonderen en onschadelijk maken. Je mag niet weg totdat de bomdeskundige
arriveert om het tikkende ding uit te zetten.
Maar wat nu als de figuurlijke tijdbom van de verwardheid een door normaal bedachte
projectie is, een karikatuur? Op dit moment zien de dienders van de openbare veiligheid niet een
mens tegenover zich met complexe beweegredenen en tegenstrijdige gevoelens. Bepaalde
aspecten van mij grijpen zij vast, overdrijven ze, vullen ze aan met complete verzinsels, om mij
vervolgens volledig in deze karikatuur te duwen. Ze zien daardoor niet de jonge vrouw die zich
teveel zorgen maakt over presteren, die een gretig krantenlezer is, jazzliefhebber, een afstandelijk
figuur, een ochtendchagrijn, en een theatersporter die het Mandarijn (de meest gehanteerde
Chinese taal) heeft bestudeerd en nu rechten studeert. Dat alles zien ze niet. Ze zien een tikkende
tijdbom. Het maakt welhaast niet uit wat ik doe. Ben ik rustig, dan zal ‘dat masker’ binnenkort
wel een keer afvallen: rustig kan niet mijn ‘aard’ zijn. In een psychiatrisch rapport stond eens over
mij: “In het materiaal laat cliënte zien dat zij goed in staat is om zichzelf in te houden, de
remmingen zijn goed ontwikkeld. Eronder zit echter een zeer agressieve lading.” De cliënt Karlijn
hield “haar agressie naar anderen onder controle” door “zichzelf te beschuldigen van haar eigen
sociale onhandigheid”. Dat is me nogal een dunne deur waartegen een ‘zeer agressieve’
kruitlading aan ‘agressie’ staat uit te puilen! Zou ik het ook maar wagen mezelf wat meer sociaal
zelfvertrouwen te gunnen, of een rol van anderen te vermoeden in mijn onhandigheid, of me als
een gelijkwaardige te bewegen met normalen in de sociale interactie, dan word ik een behoorlijke
dreiging. Wat ik ook doe, ook al toon ik mijn kalme en bescheiden zelf: de normale observanten
zien daarachter een tikkende tijdbom. En dat kon wel eens heel vervelende gevolgen hebben voor
hoe de normale observanten zullen handelen.
En ik ben zeker niet de enige. Tien jaar later lees ik een krantenartikel genaamd ‘Hoe voorkom
je ontploffing van tikkende tijdbommen’. Daarin lees ik hoe een beleidsmaker stelt: “Hoe eerder je
kunt behandelen dus ook, en hoe kleiner de kans zal zijn dat iemand aan het einde van de rit op
straat zwaait met een mes.”84 De neiging bestaat om ons ‘abnormalen’ in te beelden met het
clichématige mes. Maar zonder het te weten, verworden juist degenen die ons opjagen tot de
agressieve aanvaller, en niet de denkbeeldige tijdbom van de ‘verwardheid’, die ons als karikatuur
gegijzeld heeft.
Deze projecties zijn onderdeel van een breedgedragen manier van spreken. Zijn we al niet de
specifieke tijdbom van explosieve agressie, dan zijn we in elk geval compleet verstoken van
rationaliteit, van capaciteit tot oordelen. “Verwarde mensen kunnen namelijk niet echt een
weloverdachte afweging maken”, stelt een agent in een onderzoeksinterview.85 En aangezien wij
immers geen rationele afwegingen kunnen maken, heeft het ook geen zin om ons te interviewen
– zo redeneert de rationele onderzoeker die wil begrijpen waarom burgers soms wel en soms niet
gehoorzamen aan de politie.
[W]e hebben bij ‘verwarde personen’ bewust geen flitsinterview afgenomen, omdat van deze
personen geen ‘normaal’ burgergedrag verwacht mag worden. Verwarde personen worden in
het visiedocument ‘Politie-verwarde personen 2015-2019’ gedefinieerd als ‘eenieder die
vanwege zijn al dan niet tijdelijke verstoorde oordeelsvermogen gedrag vertoont waarmee hij
zichzelf of iemand anders in gevaar brengt en/of een bedreiging vormt voor de openbare orde
en veiligheid’ (Torn, 2015).86
Voor mijzelf was het toen in 2008 in elk geval de eerste keer dat ik in zo’n strakke lijn recht
tegenover de autoriteiten kwam te staan. Ik moest mijn vrijheid, en dus mijzelf, abrupt
verdedigen tegenover degenen waarvan verteld wordt dat ze je beschermen. Het zweet brak me
uit. Ik stond ineens op een strijdveld terwijl ik geen strijder ben. Een rustig leven wil. Bovendien
geen ervaring heb. Zwak ben. Een onschuldig tienermeisje ben.
24 augustus 2008, Rotterdam: Tanaka
Omringd door angstige Amerikaanssprekende wespen, besefte Tanaka dat één wespensteek
voldoende is om in elkaar te zakken in een diep tijdloos universum, waar de ruimte continu
krijst, zó erg dat ook de vitale lichamelijke functies zichzelf één voor één uitzetten. De schaamte
en intense angst die hij meedraagt uit een vroeger gevangenschap in Amerikaanse handen,
schieten hem ditmaal te hulp. Schaamte transformeert zich tot kracht, en angst tot scherpte. Hij
strekt zijn hand uit.
11 september 2008, in een Utrechtse celruimte: onverwachtse lesstof
Een onzichtbare hand lijkt me een duw te geven. Ineens aanvaard ik de abrupte rol van strijder,
van vrijheidsstrijder. Mijn voeten maken dieper contact met de aarde dan ooit. Ik durf nu pas de
situatie in de volle ernst in me op te nemen, het recht in het gezicht te staren: eerst element voor
element, en vervolgens als geheel. Dit moment van observeren trekt mijn lichaam en geest onder
een laken van merkwaardige kalmte. Een ijzerscherpe concentratie vult mijn geest. Het is mijn
eerste ontmoeting met mijn eigen tactische overlevingsmodus. Gelaat, schouders, stemvolume,
alles wordt ontspannen en raakt volledig onder mijn controle.
24 augustus 2008, in een Amsterdamse celruimte: het spiegelbeeld
Op de achtergrond klinkt het aanhoudende, monotone gezoem van een airconditioner die op een
voor hem onzichtbare plek trouw z’n werk doet. In de kleine cel hangt een merkwaardig,
doordringend geurmengsel van amoniak met de muffe geur van die in een studentenhuis. Op de
muur links van Tanaka bevinden zich halftransparante lichtbruine vlekken die lijken op druppels
koffie. Maar vlekken die de onschuldige kleur van koffie dragen, hebben daarmee ook de meer
verontrustende kleur van oud, opgedroogd bloed – meent Tanaka. Deze muren lijken hem
verhalen te vertellen van pijn. Tanaka wil meer weten.
Hij knippert met zijn ogen. Hij blijft even roerloos zitten. En dan pakt hij een marker die
wonderbaarlijk al die tijd in zijn broekzak was blijven zitten en vluchtig begint hij, recht in het
zicht van de camera, te schrijven tussen de vermeende bloedspetters:
“Did you think to kill me? There’s no flesh and blood within this cloak to kill. There is only an
idea. And ideas..” hij pauzeerde even “… are bulletproof.”87
De deur van de kleine cel opent. In de opening verschijnt de voorman van de Amerikanen. Hij
staart naar Tanaka met diezelfde dichtgeknepen ogen als eerder. De ogen doen Tanaka nog het
meeste denken aan de kijkers van de 20e eeuwse filosofe Ayn Rand die zowel veel controverse als
gejuich over zich uitlokte. Die ogen zijn onmetelijk hard, zoals oeroud, nooit gebroken steen. De
Amerikaanse man grijnst weer, of is het een goedbedoelde glimlach? Tanaka wendt zijn blik af.
Wat hem verontrust, is dat deze grijnzende of glimlachende man ergens in zijn opvoeding de
onmogelijkheid heeft ontwikkeld om Tanaka echt te kunnen zien. Gezien worden zou alleen
kunnen in het hypothethische geval dat Tanaka het westerse evenbeeld was van deze starende
man. De Japanner Tanaka, daarentegen, is voor deze man slechts een spiegel die aan deze man
vooral de ‘kant-en-klare’ westerse afschildering toont van het Verre Oosten, van Japan.88 Het was
de Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper Edward Saïd geweest die over deze spiegel
had geschreven, met betrekking tot de Arabische Oriënt89 – wist hij. Met de gedachte aan Saïds
werk komt nu ook een passage bovendrijven uit het werk van Michèl Foucault, de beroemde
Franse filosoof met een naam die bijzonder lekker bekt in Japans: Fūkō. In het voorwoord van
zijn Geschiedenis van de Waanzin, had deze filosoof geschreven:
‘In de universaliteit van de westerse ratio bestaat de grens die gevormd wordt door het
Oosten: het Oosten, gedacht als de oorsprong, gedroomd als de duizelingwekkende droom,
waar alle heimwee, alle beloften van terugkeer vandaan komen, het Oosten dat weliswaar
openligt voor de koloniserende rede van het Westen, maar toch altijd onbereikbaar blijft, want
het blijft altijd de limiet: de duisternis van het begin waarin het Westen is geformeerd, maar
waarin het een scheidslijn heeft aangebracht; het Oosten is voor het Westen al wat dit niet is
[…] .’90
Deze Fūkō, alsook Saïd, en vele andere denkers, die in feite Tanaka’s handlangers zijn in dezen,
verlaten ineens weer zijn actieve geheugen. Nu is hij weer alleen met de grote starende Rand-
ogen. Hun westerse staar brandt inmiddels zo hard op Tanaka’s voorhoofd dat het voelt alsof
zonlicht zich door een vergrootglas op zijn huid concentreert. Hij voelt zich gevangen in die
volhardende staar. Want hoe hij zich ook gedraagt, hij zit ingeklemd in de functie van de spiegel,
vastgebonden aan een karikatuur. Wordt hij nu laaiend, dan bevestigt dat de agressieve dreigende
aard van Japan, aangekleurd door een angstige westerse fetisj rondom woeste Samurai.91 Blijft hij
kalm, dan shopt de voorman ergens wel een ‘agressieve lading’ bij hem vandaan die als bewijs
dient. De voorman ziet niet de go-leraar uit Hiroshima die politicologie gestudeerd had, de
computerhacker, de punkzanger die de buren wakker hield, de slechte zoon, de man die alleen de
verkeerde vrouwen aantrok, en de anti-nationalist die de werken van de politicoloog Maruyama
Masao92 waardeerde – doch zelf nog radicaler was. De man tegenover hem ziet alleen de ‘woeste
Samurai’. En natuurlijk wordt die als karikatuur met bewondering geadopteerd door de
westerling, commercieel geëxploiteerd als image, en de man tegenover hem zal wat dat betreft
zelfs wat jaloezie koesteren jegens Tanaka als zogenaamde ‘authentiekere’ Samurai. Maar het is
een angstige jaloezie. De karikatuur die deze man nu bewondert, mobiliseert tegelijkertijd
agressie en uitsluiting zodra de Occident zich teveel geïmponeerd voelt door een zelfverzekerde,
economisch groeiende Oriënt.93 En dat, precies dat, wierp nu een schaduw op wat er tussen de
twee zwijgende mannen in deze kleine ruimte gaande is.
Dit gaat niet om nationale trots, het heeft daar niks mee te maken. Dit gaat over iets anders,
iets dat velen meemaken op vele terreinen. Precies daarom had Fūkō opgeroepen om ook over
andere scheidslijnen te schrijven, naast die tussen Oriënt en Occident.94 Op al die scheidslijnen
proberen degenen die zich dominant opstellen je te kennen, een schets van je te maken, je
mysteries te ontrafelen op een manier die het mogelijk maakt om je te beheersen, je klein te
houden.95 Partijen die zulke overdreven en reducerende plaatjes projecteerden op een ander,
konden – soms zonder dat ze dit zelfs doorhadden – wel eens heel schadelijke dingen doen.
Bij dat besef fronst Tanaka zijn wenkbrauwen die hij de hele tijd niet heeft durven te fronzen
uit angst om te geven wat de man zoekt.
Bevestigd in de eigen vermoedens, verschijnt er in de Ayn-Randachtige ogen even de
glundering van een wetenschapper die zojuist iets heeft herkend dat rijmt met zijn hypothese.
Maar deze Amerikaanse man heeft zojuist vooral zichzelf geïdentificeerd, en niet Tanaka. De
man leeft in de waan dat hij een superieure rationaliteit bezit. Hij lijkt zichzelf toe te knikken in
de spiegel die Tanaka heet.
Tussen 2009 en 2011, Amsterdam: nog meer spiegelbeelden
“Hij heeft wel last van vertraagde gedachtegang, dat zie je wel…” – zegt de case-manager met een
glimlach tegen de interviewer.
Hij kijkt naar een pratende Wim van dertien jaar eerder, getoond op een projectiescherm.
Deze Wim is zichzelf in een handspiegel aan het bekijken. De case-manager en Wims
spiegelbeeld kijken elkaar nu recht in de ogen. Dan zet de case-manager zijn analyse voort: “Als
mensen beschadigd zijn, dan kunnen ze daar helemaal niet meer ontzettend goed over uitwijden.
Wie zijn ze zelf? Hoe moet hij dat nou weten?”96
Wat is het negatieve spiegelbeeld van normaal waarmee de ‘verwarde’ het zelfvoldane normale
moet definiëren? Vijf jaar na het documentaire-interview met Wims case-manager, zegt een
Alphense burgemeester het volgende over ‘verwarde personen’ die door terugkerend afwijkend
gedrag regelmatig bij de politie zijn gemeld:
Naar mijn stellige overtuiging is het in dit concrete geval noodzakelijk om iemand gedurende
een langere periode te kunnen observeren omdat deze persoon uitstekend in staat is om zich
gedurende een uur, vier uur of misschien wel zes uur als een volkomen rationeel, zich wel
gedragend persoon voor te doen. Wanneer je iemand gedurende een langere periode kunt
observeren, valt dat masker op een gegeven moment af.97
Hier definieert ‘normaal’ zich als ‘volkomen rationeel’ en ‘wel gedragend’, door dit te
contrasteren met een negatief spiegelbeeld dat abnormaal krijgt als ‘verwarde’ karikatuur. Dat het
‘masker op een gegeven moment af[valt]’, suggereert bovendien dat de irrationaliteit en slecht
gedrag de essentie is van mij en andere mensen die met het etiket ‘verward’ te maken hebben
gehad. Het zou onze ‘echte aard’ zijn, want als we wél ‘rationeel’ en ‘wel gedragend’ overkomen,
dan betekent dit dat we deze ‘echte aard’ aan het verhullen zijn, een masker dragen dat ‘op een
gegeven moment af [zal vallen].’
2.4 Terugkeren naar de oude wereld is niet mogelijk
11 september 2008, in een Utrechtse cel: gebroken vrijheid
Ik weet dat er een arts naar de cel toe zou komen die mij zou ‘beoordelen’. Zou die voorbij de
karikatuur van de razende met het mes, de ‘tikkende tijdbom’, kunnen kijken? Hoe kan een mij
onbekende psychiater mijn ‘gevaar’ goed inschatten, als zij ook steeds zelf aangeven dat dit lastig
is te beoordelen?98 Zou ik één van de mensen worden die geplet wordt onder het stempel
‘gevaarlijk’ terwijl ze dat niet zijn? Ik huiver. Eigenlijk wil ik weer snel verzekerd zijn van mijn
eigen bewegingsvrijheid. Het voelt als een lichaamsdeel dat opeens van je is afgenomen. Ik drukte
op de intercom en vroeg of de arts er al bijna is. Een koud, kort antwoord. Maar wat ik nodig heb
is een luisterend oor. Het enige dat ik kan bedenken in deze absurde situatie is gillen. Maar dat
zou nu juist pleiten voor de these van de ‘psychiatrische patiënt’ die geen remmingen zou
hebben. Een dilemma! En na enkele minuten begin ik te gillen.
Een dehumaniserende blik neemt me waar vanaf de andere kant van het celraam.
Onverschillig loopt degene aan de zijde van het raam dat bedoeld is voor de vol-humanen, weer
weg.
De psychiater treft bij zijn arriveren in de cel een ‘timide presenterende jonge vrouw’ aan.99
Haar ‘[b]ewustzijn’ is ‘helder’ en haar ‘oriëntatie ongestoord.’100 Gelukkig weet ik de psychiater te
overtuigen van de onschadelijkheid van mijn bewegingsvrijheid. Mijn vrijheid wordt van de
weegschaal gepakt en voorzichtig weer terug in mijn eigen handen gelegd. “Duivelse dilemma’s”
vinden psychiaters zulke beslissingen in sommige moeilijke gevallen. “Waar moet je
verantwoordelijkheid van de patiënt overnemen en waar kun je die teruggeven?”101 Uit
dankbaarheid en respect pak ik de vrijheid dan ook secuur met twee handen beet, waarna ik er
nog even goed naar kijk: op dezelfde secure wijze waarop ik geleerd had een visitekaartje aan te
nemen. Maar hoe constructief ik ook met deze dierbare vrijheid omga, ik kan haar
oorspronkelijke plek niet meer terugvinden. De teruggegeven vrijheid is anders dan de
aangeboren vrijheid.
Zou ik nooit meer terugkeren naar de wereld waarin ik leefde vlak vóór het moment dat de
politieauto me naar die andere wereld transporteerde?
Nee, terugkeren naar die oude wereld is niet mogelijk.
12 september 2008, Utrecht: ontwaken in een andere wereld
“U gaat nu iets doen dat niet gewoon is. […] Dus als u zoiets doet, kan het gebeuren dat de
dingen om u heen – hoe zal ik het zeggen? – er een tikkeltje anders gaan uitzien dan eerst.”
(Taxichauffeur in Murakami, 2009)102
De volgende dag ontwaak ik weer in mijn brave studentenbestaan en stap ik direct weer terug in
de routine van de oude wereld. Alsof er niets is veranderd, spring ik op de fiets op weg naar mijn
college. Ik ben slechts een minuut op pad als ik zeker weet dat er toch iets veranderd is.
Er rijdt een politiewagen een paar meter achter me en ik reageer anders. Mijn plotseling
zwetende handen klemmen zich iets harder vast aan het fietsstuur, en ik weet precies waar de
wagen zich bevindt. Mijn hele lijf zet zich schrap om weer abrupt in het strijdveld te worden
geduwd. De wagen rijdt langzamer! De lucht lijkt soort van bestraald te zijn, omdat inademen
niet meer het verzadigde gevoel van zuurstof geeft. Even draait alles op z’n kop, en ik doe alsof ik
geen moeite heb om niet van de fiets te vallen. Ik verifieer of mijn blik wel kalm genoeg staat. Ik
onderdruk de routine om mijn arm omhoog te rijzen om mijn haarlok voor mijn ogen weg te
vegen. Een plotseling omhoog rijzende hand kan immers misschien wel worden opgevat als het
begin van een tegenaanval. In een bange samenleving kan immers alles aanleiding geven om als
‘gevaarlijk’ ingeschat te worden. De Britse auteur Orwell schreef in zijn befaamde roman 1984 het
volgende:
Je ergste vijand, zo bedacht hij, was je eigen zenuwgestel. Te allen tijde kon de inwendige
spanning zich omzetten in een zichtbaar symptoom. Hij dacht aan een man die hij een paar
weken geleden op straat was tegengekomen – een man die er heel gewoon uitzag, partijlid,
vijfendertig tot veertig jaar oud, aan de lange kant, mager, met een aktetas. Ze waren een paar
meter van elkaar vandaan toen de linkerkant van het gezicht van de man plotseling
krampachtig was vertrokken. […] Hij herinnerde dat hij op dat moment had gedacht: met die
arme bliksem is het gedaan. (Orwell, 1950)103
Gesnapt! Het raampje gaat open! Het is de blonde agent van gisteren. “Hallo, hoe gaat het nu met
je?” – vraagt hij vriendelijk. Hoewel het een betrokken gebaar is, schiet ik meteen in de acute
overlevingsmodus. Terwijl er niets ‘mis’ is met mijn toestand of redelijkheid op het moment, doe
ik een overdreven inspanning om ‘als een volkomen rationeel, zich wel gedragend persoon’ over
te komen. Met een wederzijds vriendelijk gebaar scheiden onze wegen.
Mijn stille reactie op het zien van een politiewagen is een reflex die ik zal behouden, blijkt
later. De staar van de agent, van het instituut politie, die zich tijdens de confrontatie in mijn
hoofd had geplant, is na mijn vrijlating daar blijven zitten. De eerste jaren zie ik mijn nervositeit
als ‘bewijs’ voor mijn vermeende ‘patiënt’ zijn. Maar later kom ik erachter dat het iets is dat velen
hebben opgelopen na politiecontacten. De politie is niet de beste vriend van iedereen, ook al
bedoelen ze het goed.
Ik ruik een vrijheid die is teruggegeven met een norse tegenzin. Snel fiets ik door richting mijn
eerstejaarscollege, waar ik zal ‘leren’ over de instituties die ik nooit meer door dezelfde bril zou
kunnen zien. Ik hoorde duidelijk niet meer bij die ‘openbare orde’ waarover het gaat in mijn
wetboeken. Openbare orde. Is dit überhaupt wel een puur juridisch begrip, of een sociaal
bouwstuk dat heel veel minderheden in deze samenleving geweld aandoet?
Ik hield op met alleen student zijn. Ik ben een vrijheidsstrijder geworden.
13 september
Concentratie op ondeelbaar zwart lokte aanvallen van wit schuim uit. Japan zong door de
Rotterdamse metro. Hij huiverde: het nucleair licht had de Japanse vlag voor eeuwig besmet,
Japan in een labyrint van meta-go-lijnen veranderd. Wie nu nog go speelde, speelde in bloed.
Het bloed was bestraald en mocht nooit meer de grond raken. […] Het was een luchtoorlog.
Met Blixa in zijn keel zette hij door de metrogangen zware luchtgolven in, maar dit hield de
rode regen niet meer tegen. Ondergronds bezonk rood binnenaards. Het bloed zonk wanneer
men niet zingen kon. Rode en witte lijnen realiseerden zich en vielen aan. 104
“Jiyū!… Jiyū to seigi!”
Een kreet trekt haar weg uit haar nachtelijke onderbewustzijn, en ze vindt zichzelf overeind
zittend op haar futon. Nieuw daglicht probeert door de panelen heen te breken. Het licht is aan
het krijsen! Wanneer ze haar voeten recht op de houten vloer zet, voelt ze daar een rode energie
borrelen, veel warmer dan normaal. Ze tuurt naar buiten door de grote rechthoekige openingen
in de houten schuifdeur. Een onrustige, huilende wind fluit naar binnen door de openingen. Ze
schiet naar buiten, want hier is een kernelement van de oorspronkelijke plek verschoven. De
lucht heeft een hartverscheurende kleur. Een rode maan van verspild bloed. Een strijdmakker is
gevallen!
De nieuwe strijder staat op. Maakt zich op voor een eerlijke, goed doordachte zelfverdediging.
Recht voor haar neus verschijnt een wijze leraar, meester Bourdieu:
“Ik zeg vaak dat sociologie een vechtsport is, een zelfverdedigingssport. Je gebruikt het om
jezelf te verdedigen, zonder dat je daarmee het recht hebt om het te gebruiken voor oneerlijke
aanvallen. [vertaling K.R.]”105
19-26 september: krijsend krantenpapier
De politiek van de normaliteit had ik na een eerste intense strijdlust toch weer gelaten voor wat
het is. Verstandig, zo besloot ik. Vanaf nu zou ik gewoon simpelweg ‘normaal’ doen. Maar Wim
blijft schreeuwen. Het krantenpapier verspreidt zijn gekrijs. De NRC die dagelijks op mijn
deurmat verscheen, berichtte dat er een ‘psychiatrisch patiënt’ was overleden in een isoleercel in
Amsterdam. Ik huiverde en tuurde ongebruikelijk lang naar de titel. Nooit had ikzelf een
isoleercel van binnen gezien anders dan op foto’s, maar alleen al het woord ‘isoleercel’ kon al een
vloedgolf aan angst opwekken – die ik dan in alle stilte weer liet bezinken, zonder dat iemand het
mocht merken. Dat zulke overblijfselen uit een tirannieke tijd er vandaag de dag nog steeds
waren, in deze zichzelf ‘progressief’ noemende samenleving, was voor mij een huiveringwekkend
gegeven.
Ik wist toen nog niet precies wat te denken van de isoleercel bij ‘lastige patiënten’, maar dat de
gevallene een slachtoffer was van groot onrecht en dat er meerderen waren zoals hij, dat stond
voor mij wel vast. Gelukkig was er nu aandacht. Hopelijk ging er dan ook iets veranderen. Verder
dan dat, negeerde ik het thema het liefst zo veel mogelijk. Met alle spijt en weerzin die ik er nu bij
voel, vergat ik Wim en de strijd alweer snel.
Ik had toen niet kunnen beseffen dat het krantenpapier op mijn studentenbureau, die dag een
passage bevatte die tien jaar later de basis zou beschrijven van mijn eerste boek:
Een adequate opvang van verwarde burgers is niet alleen een kwestie van beschaving, maar
ook een algemeen belang. Een maatschappij die die burgers verwart met criminelen en
navenant behandelt, schept eerder meer dan minder onveiligheid. Ze ondermijnt zo
uiteindelijk ook zichzelf.106
April 2015, Keulen, Hiroshima, Nagasaki en de imaginaire tijdbom
In een park waarvan ze de bijzondere naam nog niet kende, het Hiroshima-Nagasakipark, staat
een dunne jonge vrouw op de uitkijk, gehuld achter bomen. De stevige hakken van haar
veterlaarzen prikken in de aarde buiten de bewerkte paden. Deze jonge vrouw moet zich
duidelijk schuilhouden voor iets. Aan de overzijde is een autoweg waar geüniformeerden naar
haar zoeken. De mascara-zwarte tranen op haar wangen drogen langzaam op. Ze veegt haar
lange, zwartbruine haarlokken uit haar gezicht. Ze laat zich niet vangen vandaag!
Deze vrouw was ik, 25 jaar oud. Op dat moment ben ik alweer een half jaar bezig met mijn
promotie-onderzoek in Keulen. Ik arriveer bij het klaslokaal waar zometeen mijn college begint,
maar begin ongewild te huilen. Ik zeg dat het niet goed met me gaat. Al snel merk ik dan dat er
iets is veranderd in de stem van mijn collega; zij is een leeftijdsgenoot, een tengere,
kleingebouwde vrouw met grote blauwe ogen. Het is de vrouw met wie ik mijn kantoor deel en
met wie ik al langer over mijn depressies praat. Op dit moment heeft ze een dwangmatige neiging
gekregen om haar hand om mijn arm te klemmen. Juist daardoor wil ik graag naar huis, een
veilige plek. Laat het college over de economische sociologie met betrekking tot de Eurozone
maar zitten. Maar als ik dat voornemen om naar huis te gaan herhaal, verliest de stem van mijn
collega nu ook alle restkalmte. Ineens had ik tegenover mij iemand die, nog net niet knielend,
met hoge stem staat te smeken dat ik met haar mee moet gaan. Het was weer zover! Iemand zag
weer die denkbeeldige tikkende tijdbom op mijn hoofd. Ik bied mijn excuses aan en maak grote
passen om te maken dat ik wegkom. Haar hoge stem en snelle passen volgen vlak achter mij. Het
zweet breekt mij uit. De verlamming krabbelt als razendsnelle mieren steeds hoger vanuit mijn
enkels naar de bovenbenen. Ik kan me geen verkramping veroorloven. Ik schud het weg en ren
door. Nog nooit in mijn leven heb ik me zo snel over traptreden bewogen.
Zoals alle mensen doen bij het zien van een tikkende tijdbom, begint mijn collega een race
tegen de klok. Terwijl ze niet in staat is om me rennend bij te houden, schreeuwt ze naar anderen
om haar hierbij te hulp te schieten. Gemobiliseerd door de met hoge trillende stem geschreeuwde
duidingen van mijn collega, krijg ik ineens een groeiend aantal vastberaden achtervolgers achter
me aan. Mijn collega lijkt welhaast een videogame-personage die de omstanders met een
magische kracht mee kan mobiliseren in haar missie. De magische spreuk is hier de duiding dat
ik ‘verward’ ben, in verschillende Duitse equivalenten daarvan.
Zes handen krijgen me te pakken! Angstig en gekunsteld proberen mijn opjagers me voorover
te buigen, als in een arrestantenhouding, het is vernederend. Ik besef bovendien dat eén
telefoontje van ze genoeg is om me terug te katapulteren naar de tijdloze ruimten waar ik nooit
meer wilde zijn: de politiecel of de Klinik. Maar wonderbaarlijk genoeg weet ik een merkwaardige
kracht en scherpte te halen uit de schaamte en angst die ik hieruit meedraag. Zo weet ik al snel
met één handige beweging uit de greep van mijn goedbedoelende belagers te glippen. Zonder te
slaan, te schoppen, te steken, of welke pijntoevoegende beweging dan ook, want dat zal ik ze
beslist niet aandoen. Direct zet ik het op een rennen, maar na een poos wordt mijn voorsprong
steeds kleiner. De halve secondes gaan nu echt dubbel meetellen. Knaloranje vuur lijkt
vliegensvlug mijn kant op te razen, te sterk en te luid voor mij om een zoveelste keer te overleven.
Bij het nabije tramstation tref ik onwaarschijnlijk veel geluk. Er staat precies nu een
vertrekkende tram! Ik zet een eindspurt en met een klein zijwaarts sprongetje schuif ik netjes
tussen twee sluitende deuren direct de wagon in. Nu ben ik weer terug naar de wereld zoals die
was voordat ik de collegezaal had betreden. In de wereld van de tram draag ik geen imaginaire
tijdbom om mijn hoofd, maar ben ik weer een compleet mens, alledaags onder de alledaagsen. De
woorden waarmee mijn achtervolgers het stilzwijgende vertrouwen onder de medereizigers in
mij als onschadelijke alledaagse in één klap kunnen uitschakelen, weerkaatsen tegen de
tramomwalling terug naar de zender. Niemand doet iets met mijn aanwezigheid in de tram. Mijn
gehijg en opgelaten blik verschilt in niets van de opgejaagde reiziger die de tram op het nippertje
heeft kunnen halen.
Maar nu ik was ontkomen, moest ik er ook op voorbereid zijn dat mijn vastberaden
achtervolgers steeds rigoureuzere middelen zouden inzetten. Ik droeg immers een imaginaire
tijdbom, die volgens mijn achtervolgers nog steeds doortikt, en dat is niet niks, vooral niet in een
tram vol mensen. Er is de nasmaak van schuldgevoel. De jongens hadden zoveel moeite gedaan
en vrezen waarschijnlijk het ergste. Maar ik spoel deze nasmaak weg met de vraagstelling of ik de
enige ben die voor die perceptie zorgt.
In elk geval zouden ze de politie bellen. Daar kon ik zeker van zijn. Het is in feite een
escalerende cirkel. Hoe meer ik wil ontkomen, hoe sterker de destructieve projecties op mij.
Want wie rent er nou weg voor hulp? Voor een redder die jou bevrijdt van je destructieve
tijdbom? Hoe leg ik ze uit dat de angst die mijn benen mobiliseert juist een keuze is voor leven?
Dit zijn mensen die geen hulp willen, maar die juist daarom goed gemonitord moeten
worden… die bij gebrek aan goede hulp steeds verder kunnen afglijden. Totdat de zaak een
keer escaleert. En dan komen ze op het bordje van de politie.107
Ze zouden dus de politie bellen. En de politie zou bij mijn huisadres aanbellen en op mijn
kantoor langsgaan. Ik kon eigenlijk praktisch nergens heen waar ik wilde zijn. Ik was nu
voortvluchtige.
De vrolijke Randstedelijke ‘verwarde’ in de gedroomde orde van sloten en grendels
Simon kijkt vanuit de werkkamer naar buiten.108 Hij werkt als woonbegeleider bij een
beschermde woonvorm. Een politieauto rijdt het terrein van de beschermde wooncomplexen op.
Agenten stappen uit, lopen het terrein op. Tussen hen loopt één van de oudste bewoners van de
complexen. Ze is een tenger vrouwtje van 75 jaar oud. Haar hartvormige gezicht vol verfijnde
rimpeltjes heeft de neiging om vrolijk te glimlachen, maar nu niet. Haar ogen turen beschaamd
naar beneden. Ze voelt hoe de harde arm van de staat die haar moederland besmeurd had, moeite
probeert te doen om haar zo zachtzinnig mogelijk voort te duwen.
Het is alweer de achtste keer dit jaar dat de politie haar hier komt afzetten. En net als de
voorgaande keren presenteerde de politie een relaas waaruit Simon geen aanleiding kan vinden
voor het onder politiebegeleiding ‘van de straat’ moeten halen van deze vrouw.
Deze gewoonlijk vrolijke dame is graag in de vrije buitenruimte en loopt dan ‘doelloos’ rond
door het stadscentrum en andere plekken. Ze wil zo nu en dan wel eens iemand zomaar
vastklampen om een praatje te maken. Heel triviaal allemaal, maar ondanks dat veel mensen haar
van gezicht kennen, bellen sommigen kennelijk de politie – zo vertelt Simon mij in februari 2019,
enkele maanden na het laatste politiecontact. “Ze praat met willekeurige voorbijgangers, ze zingt
en ze doet haar eigen ding. Ze is een vrije geest die er op uit wil gaan. Soms vergeet ze dat ze een
‘geldig vervoersbewijs’ nodig heeft om met de bus te kunnen reizen, en wil ze hele verhalen delen
met de buschauffeur. Of begrijpt ze gewoonweg niet dat er betaald moet worden in de kleine ‘to
go’ supermarkten, omdat zich hier niet langer meer kassamedewerkers richting de uitgang
bevinden.”
Een kwartier nadat de politie weer is weggereden, gaat de telefoon. Simon neemt op. Hij krijgt
een “heel boze” agent aan de lijn, vertelt hij: “Hij zei: ‘het is toch niet normaal hoe vaak we al voor
mevrouw moeten oprukken, en dat dit nog steeds moet gebeuren.’” De politieman had kennelijk
haar hele dossier erbij gehaald. Simon vertelt levendig hoe zijn telefoongesprek verliep. De agent
vroeg zich verbeten af waarom de mevrouw eigenlijk niet achter gesloten deuren zit. “Hij
overdreef: ‘we kunnen toch niet tachtig keer voor een gek blijven komen’.” Als een
klantenservicemedewerker die een onredelijke klant vriendelijk moest afwimpelen,
manoeuvreerde Simon zich door het gesprek heen, waarbij hij de reeks gebruikelijke verwijten
kreeg over lakse hulpverleners. Simon gaf daarbij antwoord op de eerdere vraag van de agent:
“Deze cliënten zijn geen gevaar voor zichzelf of anderen en het gaat om een vrijwillige opnamen.
Daarom zetten we ze niet achter gesloten deur.”
Hierop wordt de agent “nog bozer”, vertelt Simon. “De agent zei: ‘Dat is toch niet normáál!
Daar moet wat aan gedaan worden.’ De agent vond dat de zorginstelling te weinig doet.”
Tegen mij uit Simon de eigen verontwaardiging die hij ook tegen de agent uitte: “Wel, we
kunnen toch niet mensen opsluiten die niemand wat kwaad doen? Dat zou wat zijn, zeg. Deze
mensen zijn vrij om te gaan en staan waar ze willen, net als jij en ik.”
Na deze verklaring van Simon, hing “de agent na een gefrustreerde afkapping op.” Simon
vertelt hoe hij, na dit abrupte einde van een telefonische discussie, nog twee keer de politie aan de
lijn krijgt met “een vergelijkbare preek.” De dag na die gebeurtenis verneemt hij bovendien van
collega’s dat de desbetreffende agent ook daarna nog twee keer heeft teruggebeld. “Hij hoopte
mogelijk dat hij een andere collega aan de lijn zou krijgen die een andere mening was toegedaan
dan ik, of die hij makkelijker kon overtuigen.”
Het verhaal doet me denken aan het artikel over ‘Vosseneeltje’, geschreven door Yolande de
Kok: de psychiater die de vrouw die ze deze bijnaam gaf, moest beoordelen op het politiebureau:
Ik sprak haar voor het eerst op het politiebureau. […] Ze had stukken kip neergelegd in de
duinen. Die waren voor de vossen, maar de kraaien hadden haar verraden. Ze kwamen zo
luidruchtig aanvliegen dat ze de aandacht hadden getrokken van een duinwachter, die haar
had aangehouden. Ze was zo tekeergegaan dat de politie erbij was geroepen. Ze vertelde dat ze
een vos was, dat ze tussen de vossen wilde zitten en dat er een vossengod was. Toen had de
politie de crisisdienst gebeld. […] Ze vertelde hoe graag ze in een burcht zou zitten in de kring
van vossen. […] Het zou kunnen, zei ze, als de vossen grotere holen zouden graven. Ze zei dat
er een Japanse vossengod bestond die Inari werd genoemd. Dat klopt, ik heb het nagezocht.
‘Ze is toch goed van het pad af,’ zei de hoofdagent toen ik zei dat ik de vrouw niet zou laten
opnemen. […]
De kans dat ze zomaar iemand zou aanvallen, schatte ik in als nihil. Er was dus geen enkele
grond om haar gedwongen op te nemen.
‘We moeten haar dus laten gaan,’ zei de hoofdagent afkeurend.109
Mei 2018, Utrecht: weer betrapt
In de vroege middag trek ik bepakt met koffers en tassen en ook nog een fiets aan mijn zijde de
deur achter me dicht. Ik verhuis weer eens van het ene vriendenadres naar het volgende. Een vast
adres in het deel van Nederland waar ik sociaal gezien het sterkst geworteld ben, is voor mij niet
betaalbaar. Mijn ouders en anderen hadden me al eerder gewaarschuwd voor mijn neiging teveel
hooi op mijn vork te nemen, en nu wil ik teveel tassen mee sleuren in één keer. Maar ik heb
genoeg te doen en geen zin om twee of drie keer te moeten reizen voor mijn spullen. Dit
constante gedwongen verhuizen kost al genoeg ongewenst tijdverlies. Mijn doel is duidelijk en
mag niet worden aangetast door de gentrificatiemachine die mij met haar tentakels in een
bestaan van gedwongen nomadenschap heeft geworpen. Er wacht een berg leesstof op me zodra
ik ‘verhuisd’ ben.
Een vlaag van hitte begroet me als ik de deur van het appartement van een vriend verlaat. Ik
zag tegen de reis op. Iemand die met zoveel tassen loopt over straat, trekt verkeerde aandacht
naar zich toe. Gelukkig bereik ik zonder veel noemenswaardige problemen al vlug het lokale
treinstation. De korte treinreis verloopt vervolgens soepel. Al snel bereiken we het centrum van
de perfecte orde: het Centraal Station. Hier wordt alle informatie in drievoud opgediend aan de
reizende consument omdat verwardheid, onvoorspelbaarheid of een beetje chaos niet meer
mogen; waar je alleen welkom bent met een ‘geldig vervoerbewijs’; waar banken bij perrons zijn
weggehaald of bewerkt met stalen leuningen om bankslapers zonder woorden vuil te maken te
verjagen. Het is de wereld van de perfecte consistentie: overal dezelfde koffiezaak, dezelfde
pastazaak, precies dezelfde ‘caramello latte’, allen eigendom van dezelfde kleine groep. Wie goed
luistert hoort de motor van een uniformerend kapitalisme, dat alles om zich heen omvormt tot
haar wil, dat alles overziet en disciplineert.
Onder toeziend oog van de in alle hoeken aanwezige politie en stationsbeveiliging laat ik me
meevoeren in de stroom mensen, automatisch richting de juiste uitgang. Het warme bad van een
mensenmassa die ik als onzichtbaarheidsdeken om me heen kan leggen, verdwijnt als ik
vervolgens in het centrum mijn weg moet vervolgen. Nu ben ik misschien weer een herkenbaar
ontheemde die de grip op de haar leven verliest, dat overhoop ligt in tassen van de goedkope
supermarkt. Om de tijdsschade die ik lijd door gentrificatie te beperken, besluit ik te fietsen. Na
een moeilijke balans begin ik met trappen. Het moet er enorm klungelig uitzien, besef ik.
Schaamte overvalt me en de blikken waarvan ik vermoed dat ze op mij gericht zijn, prikken in
mijn nek.
Ik verlies balans en kiep om, val van mijn fiets. Zijn mensen me aan het uitlachen? De blik van
enkele mensen om me heen begint zich sterk naar voren te dringen, vertroebelt mijn eigen blik,
boort nog dieper in mijn zichtveld, totdat ik mezelf alleen nog maar zie via de ander. Of is het
misschien slechts mijn projectie van die blik van de ander? Hoe het ook zij, ik transformeer tot
het beeld dat mensen eerder wel eens daadwerkelijk op mij hadden geprojecteerd: de gekke
mevrouw die duidelijk de grip kwijt is over haar leven en misschien wel aan het weglopen is uit
een inrichting. Mijn bewustzijn protesteert, zegt me dat ik dit niet ben. Een dubbel bewustzijn,
waarin de projectie van de ander doordringender is, luider, meer autoriteit opeist. Ik wil het
tegenhouden, maar ben te moe en gepreoccupeerd met het behouden van balans tussen alle
tassen, fiets en mijn eigen lijf. Kijk, de gekke vrouw is dronken en duidelijk verward. Vage flarden
van eigen schaamte en externe afkeuring, walging en bespotting vormen een steeds sterker touw
dat om mijn nek heen wringt en schuurt. Ik begin te schelden op mezelf, en meld daarna zelfs aan
een willekeurige man van middelbare leeftijd dat ik ben weggelopen uit een instelling.
“Dat is niet goed hè, misschien moet je toch maar snel teruggaan.” – reageert hij wat laconiek
en met een glimlach.
“Ja, niet?” glimlach ik terug, terwijl ik mezelf wel kan stompen omdat ik weer ‘normaal’ wil
doen.
Met een diepe kracht weet ik mijn concentratie terug te winnen. Ik loop verder. De warmte
brandt inmiddels op mijn rug en trekt in mijn schoenen. Het eerste dat ik wil doen bij
‘thuiskomst’ is een koude douche nemen en frisse kleding aan.
Een kleine blonde studente vlak achter mij rinkelt opdringerig haar fietsbel zonder enig oog te
hebben voor de ballast die ik meedraag. De geprojecteerde gek in me wil schreeuwen, niet gericht
naar het meisje, maar ongericht en het liefst zo onsamenhangend mogelijk zodat het consistent
samenvalt met de ‘gek’ die ik ben in de blik van de ander. Met deze gillende gek al in mijn
strottenhoofd vervorm ik vlug nog net op tijd de aanstormende woordenbrei tot een anti-
autoritaire protestleus: “Fuck time! Time is just another form of goverment!” roep ik naar de
hemel. Een voorbijrijdende taxichauffeur kijkt verbaasd uit zijn raampje naar dit tafereel.
Dat ik zojuist een verbale aanval had gepleegd op het concept regeren was nog tot daar aan
toe. In Nederland ben je relatief vrij om dat te doen. Maar dat ik een frontale overtreding had
gepleegd op de ijzeren regel van normaal gedrag, was enorm riskant geweest. Zoiets kon
aanvallen uitlokken vanuit de handhavers van deze orde en hun vele kompanen op straat: de
alerte, oplettende burgers. Dat besefte ik heel goed. Wie weet wie nu allemaal al de politie kon
hebben gebeld. Dus ik hield ineens abrupt mijn mond en liep door, denkend aan Orwell:
Hij wist niet hoe lang ze naar hem had zitten kijken, maar misschien was het wel vijf minuten
geweest, en de mogelijkheid bestond dat hij zijn gelaatstrekken niet volkomen onder controle
had gehad. Het was levensgevaarlijk om je gedachten te laten afdwalen wanneer je in een
openbare gelegenheid was of binnen bereik van een telescherm. De kleinste kleinigheid kon je
verraden. Een nerveuze tic, een onbewust angstige uitdrukking, een gewoonte om in jezelf te
mompelen – alles wat maar leek te wijzen op abnormaliteit, dat je iets te verbergen had. In elk
geval was het op zichzelf al strafbaar je gezicht een ongepaste uitdrukking te geven […].
Daarvoor bestond in Nieuwspraak zelfs een word: misblik heette dat. (Orwell, 1950)110
Naast Orwells Nieuwspraak (Newspeak), is er ook het Normaal-spraak. En net als Nieuwspraak
heeft het Normaalspraak een nieuwe frase gekregen: ‘verwarde personen’. Maar ik schud de
gedachte van me af. Ik ben bijna bij mijn nieuwe ‘thuis’, bij de koude douche, de schone kleren,
de geplande leessessie in een rustig park. Maar dan lijkt de korte afstand tussen mij en dat ‘thuis’
abrupt te worden vergroot door een passerende politiewagen. Ik verzamel wat van mijn intuïtieve
scepsis: zeer waarschijnlijk heeft de politieauto niets met mij te maken. Ze zijn vast op ‘gewone’
patrouille. Maar in zulke situaties kon je beter het zekere voor het onzekere nemen, zo had ik al
ervaren. Handelen, niet aarzelen. Ik draai me resoluut om met mijn zwaarbepakte lijf en loop
weg, met ontzettend snelle passen. Lopen, niet rennen! – schreeuw ik mezelf in gedachten toe. De
auto stopt ineens en twee agenten stappen gehaast uit. Nu weet ik het zeker. Ze hadden me
betrapt, ontmaskerd als onvolkomen normale.
Tijdens de paar seconden voorsprong word ik overspoeld met meerdere loodzware taken. De
belangrijke koffer achterlaten of meenemen? Meenemen, besluit ik, anders is het verdacht.
Eenmaal om de hoek, tijdelijk uit hun blikveld, begin ik te rennen. Mijn brein weigert met hoge
kreten te geloven dat mijn leven in een paar seconden opnieuw is veranderd in een heus
voortvluchtigenbestaan. Ik was opnieuw de karikatuur waar de politie op joeg. Maar de
karikatuur is een normaal verzinsel om zichzelf te definiëren in negatieve zin. En een karikatuur,
die kun je niet oppakken en opsluiten. Men heeft uiteindelijk toch echt mij te pakken; de
karikatuur die zij opjagen ben ik niet. In deze zojuist gestarte klopjacht, zit mijn karikatuur me
dus flink op de hielen.
Binnen enkele seconden eindigt deze klopjacht al. Ik sta muurvast. De bewakers van de
normaliteit hebben me ingesloten. “We hebben enkele bezorgde telefoontjes gehad”, leggen de
twee agenten hun komst uit. “Mensen zijn bezorgd om je”, voegen ze toe. Als ik me weiger te
legitimeren, bedreigt de oudste van de twee agenten me onomstotelijk met de politiecel. Want ik
ben officieel verdachte, legt hij uit. Ik was immers weggerend en dat is verdacht gedrag. Ik
vervloek mezelf, omdat ik tóch gerend heb ondanks mijn protesterende intuïtie.
Focus! Ik sluit mijn ogen. Ruimte respecteren in je hoofd en stevig met je voeten op de grond
staan, zodat de adrenaline goed kan doorstromen om intern een computer te activeren die zes
keer zo snel kan rekenen als je alledaagse brein. Ervaring heeft mij getraind hierop. De zwarte
strijdvlag is gehesen. Slierten van anti-autoritair zelfbewustzijn stromen als warm badwater door
mijn lijf. De kalmte die ik nu heb is haast surreëel gezien de situatie. Alleen in de verte hoor ik de
sterk verzwakte angst nagalmen. Het is niet meer de angst die mummificeert: het is haar
functionele variant die je weghoudt van dwaze hoogmoed. Het is de geestestoestand van een
kalme, berekenende zelfverdediger, zonder door te schieten in koelbloedigheid. Nú kan ik
handelen.
Met tegenzin geef ik mijn paspoort. Als de wederpartij mijn naam intikt op zijn tablet,
verschijnt er een hele waslijst aan – overigens niet-strafbare – ‘incidenten’ die deze ‘terugkerende
verwarde persoon’ op de kerfstok heeft. Daar had ik hem zojuist al op voorbereid: “Schrik maar
niet.”
Om als het ware extra ‘volledige rationaliteit’ kredietpunten te verdienen, begin ik in een kort
aangevangen semi-informeel gesprekje over mijn recente verschijnen als onderzoeker in de
Groene Amsterdammer over het thema ‘verwarde personen en politie’. Maar het heeft het
beoogde effect niet: “Ah, dus je bent bekend met dit ziektebeeld.” Er volgt een kort gesprek met
vervelende pathologiserende vragen over medicijngebruik en behandeling. Ik onderga het en zeg
ja en amen.
Ik krijg toestemming om naar huis te gaan, omdat ik zo ‘normaal en rustig’ overkom. Maar
wél met een mits: er mogen “niet nog meer telefoontjes over me binnenkomen.” Orwelliaans
geformuleerd, zou je kunnen stellen dat ik me in de buurt van potentiële melders altijd moet
blijven uitdrukken in Normaalspraak. En het liefst spreken we dit Normaalspraak ook nog
accentloos, zonder de subtielere excentrieke gezichtstrekken of andere kleinigheden waar
normaal over kan struikelen. Het maakt daarbij niet uit of ik een ander schade heb aangedaan,
heb geschopt of geslagen of verbaal heb bedreigd met geweld. Afwijken van Normaalspraak is op
zichzelf immers al een affront. Ik moet braaf binnen de voorspelbare kaders van de normaliteit
blijven. Als ik die overschrijd, dan word ik gemeld bij de autoriteiten door de bezorgde burgerij.
En als dat gebeurt, dan komen de agenten mij alsnog halen. Wat betekent vrijheid dan nog in
zo’n orde? Ben ik wel echt vrij?
Ook indrukwekkend was te ervaren hoe de gratie van mijn vrijheid dus kennelijk niet in eerste
instantie bij de politie ligt, maar interessant genoeg bij mijn ‘medeburger’. En veel van die
medeburgers zijn gemobiliseerd door zorgwekkende krantenkoppen, waaronder overigens ook
veel gepubliceerde uitspraken van de politie zelf. Enkele dagen voor deze gebeurtenis stond het
nationale nieuws vol met berichten over een ‘verwarde man’ in Den Haag die op drie onschuldige
voorbijgangers heeft ingestoken met een mes. De dagen en weken erna zou het regenen van de
commentaren daarover, zoals op 20 mei door Groenlinks-partijleider Jesse Klaver in het
programma Nieuwsuur:
“En ik wil ook weten, waarom stond deze man als die verward is, waarom stond die op straat,
hè. Waarom was ‘ie niet intern bij een instelling. Een GGz-instelling. Want verwarde mensen,
ja, dat weten we, die kunnen toch voor heel grote problemen zorgen.”111
Opnieuw komen de cijfers langs over het aantal meldingen bij politie over ‘verwarde personen’,
E33-meldingen genoemd. Elk jaar ligt het aantal hoger, horen we. Hoewel de situaties van de
meldingen ongetwijfeld zeer verschillend zijn, lijkt de trend één ding duidelijk aan te tonen: de
politie schaart steeds meer mensen onder een schadelijke angstcategorie, al dan niet na een
melding van een burger. En mogelijk een groot deel van deze geregistreerde personen is daarbij –
zonder strafrecht – staande gehouden, opgehouden. We hebben het over mensen die geen
verdachte waren, want zouden ze dat wél zijn, dan is het volgens de registrerende agent geen
‘E33-melding’, maar ‘bedreiging’, ‘zware mishandeling’ of een ander criminele registratieklasse
(zie Hoofdstuk 3).
Deze hele situatie geeft me een onveilig gevoel. De cijfers zijn voor mij een barometer die
aangeeft in hoeverre we in een Orwelliaanse dystopie leven die gretig het Normaalspraak
handhaaft. Maar een dergelijke veiligheidsinterpretatie van de E33-cijfers lees ik nooit. De
berichtgeving lijkt juist een schreeuw vanuit de normale gemeenschap te zijn dat zij zich onveilig
voelen. Hier heerst een continue en problematische ‘verwarring tussen onveiligheid en ‘het
gevoel van onveiligheid’.’112 Mij wordt steeds het volgende verteld: “Zorg dat de mensen niet
schrikken van je. Dat je ze niet bang maakt.” Ditmaal klinkt de zin vanuit een naaste met wie ik
het voorval bespreek. “Je hebt de openbare orde verstoord” – voegde zij toe. Maar wat als
veiligheid en openbare orde niet meer gaan over het bestrijden van agressie: van geweldsinitiatie,
het aanpakken van degene die een aanval is gestart? Veiligheid en openbare orde gaan om het
handhaven van een stand van zaken die juist met veel agressie tot stand is gebracht. De politiek
van normaliteit manifesteert zich dan in een omdraaiing van agressor en aangevallene. Langzaam
begon ik te begrijpen dat ik degene ben die zichzelf verdedigt, namelijk tegenover de haastige
impulsen van een bange risicosamenleving.
2.5 Een zelfverdediging vanuit de kern
Pendõ113 in het park
Het lukt me niet te lezen in het park na deze semi-officiële voorwaardelijke invrijheidsstelling. Ik
pak een kladblok en beoefen op het papier een aantal vlugge, scherpe
zelfverdedigingsmanoeuvres: alert, beheersd en elegant, als een echte ‘pendōka’. Terwijl ik de
woordenstroom laat doorvloeien, ben ik net zo rustig en helder als het vertrouwde ruisen van het
spuitende water uit de grote fontein nabij mij, waar een subtiele, frisse tocht vandaan komt. Maar
boven mij hangt een rode wolk van hiërarchie, ondanks de helderblauwe hemel. Het is de
hiërarchie die mij scheidt van de andere parkgangers, de ouders met jonge spelende kinderen, de
groepjes studenten, jonge stelletjes, allen zijn het de ‘potentiële melders’, de uitgestrekte
handhavers van de orde. Ik ben daarentegen niet onderdeel van die orde zoals zij dat zijn. Ik ben
hier voorwaardelijk vrij in het park op hun goedkeuring, te allen tijde verwijderbaar als een soort
gevaarlijk vreemd element. De potentieel ‘verwarde’ moet zichzelf beoordelen door de ogen van
de normale, maar de normale hoeft niet zichzelf te beoordelen via de ogen van de ‘verwarde’.
Mijn enige veiligheid zit in mijn capaciteit om die normale staar in te schatten: aan te voelen
wanneer ik normaal genoeg doe voor de goedkeuring van de banggemaakte potentiële melders.
24 augustus 2008, intercity Amsterdam-Rotterdam
In de trein ging hij incognito, in warmbloedige mensengedaante. Dat moest wel in de
Amerikaans-astrale zone, hier moesten data matchen, anders werd je gesnapt. […] Hij moest
met een ov-kaart reizen met een foto die overeen moest stemmen met het beeld in de spiegel.
Ook de naam in Nederlandse lettertekens moest stabiel blijven en niet tot Japans
hologrammeren. (Kusters, 2014)114
April 2015, Hiroshima/ Nagasaki – Keulen Express115
De tram rijdt weg en ik zie het Hiroshima-Nagasakipark langs me voorbij gaan. We rijden bijna
het centrum van Keulen in. Maar dan remt de tram abrupt. Een zware luidsprekerstem van de
trambestuurder deelt mee dat er gewacht moet worden op hulpdiensten. Mijn hart begint te
bonken. Mijn locatie was ontdekt! Ik kan niet uit het ding weg! De tram wordt mijn gevangenis.
Passagiers kijken nieuwsgierig naar de naderende politie- en ambulance-uniformen. De deuren
openen. De oude vreedzame wereld wordt via de deuropeningen uit de tramruimte weggezogen.
De zogenaamde ‘hulpdiensten’ treden de ruimte binnen, die daarmee onmiddellijk bestraald is
geraakt met controle en angstprojecties.
Ze snellen haar kant op. Ze voelt handen aan haar enkels en bovenarmen, er is even een
hypernerveus onderling geroezemoes, en dan tillen ze haar met een vastberaden coördinatie op. Ze
hoorde zichzelf iets schreeuwen over vrijheid en rechtvaardigheid, in een taal die de dienders
waarschijnlijk niet verstonden.
Ik schrik wakker uit deze dagdroom, en als ik om me heen kijk zit ik nog steeds in dezelfde
tram, in dezelfde wereld die de oude is gebleven. De plotselinge interruptie van een tramrit, de
omroep van een chauffeur, de hulpdiensten: het was allemaal niet gebeurd. Maar het kon wél
gebeuren, besefte ik. Aarzelend neem ik afscheid van de tram die mij gered had, en stap uit bij de
halte waar het Hiroshima-Nagasakipark ophoudt en het stadscentrum begint. Ik trek me terug in
het park om even goed na te denken. Het is tijd om een plan te beramen voor deze onalledaagse
situatie. En zo stond ik, even later, met de handen geklemd tegen een boom, naar het tableau te
staren dat zich driehonderd meter vóór me bevindt, net buiten het park. Daar bevond zich onder
andere een politieauto. Maar binnen dit park voel ik me sterker en kalmer. Dit is mijn thuisbasis.
Sterrenbeeld bom
Tegen de achtergrond van een ondergaande zon die de gehele hemel oranje kleurt, staat een
silhouet van een slanke man van één meter zeventig. Hij staat op een kleine heuvel in een park
dat de naam van twee Japanse havenssteden draagt. De manier waarop hij staat doet denken aan
een eeuwenoude rots die zich door geen enkele omstandigheid laat wegslaan: niet door de hand
van de natuur die tsunami’s over hem uitstort, noch door de wrede hand van de mens die zelfs op
het idee is gekomen kernbommen te gooien. Zijn piekerige zwarte, grijzende haren zijn lang
genoeg om over de schouders te vallen. Inmiddels zie ik dat zijn zwartbruine ogen me ernstig
aankijken. Het is niet gebruikelijk voor meester Tanaka om iemand zo direct aan te kijken. Maar
hij wil me iets zeggen. Hij doet het in Kanji,116 dat beheersen we allebei, althans ik een beetje. De
karakters vloeien uit zijn vingers. Uit het westen klinkt de hartslag van een bange samenleving.
En ons sterrenbeeld is ‘bom’ – vertelt hij.117 Bom… Aarzel ik. Tijdbom! Wanneer ik na een
uitgestelde buiging weer opkijk, zie ik dat zijn ogen naast ernst, ook aanmoediging willen
overdragen. “You cannot kill an idea”, hoor ik mezelf fluisteren. De meester begint te glimlachen,
zijn ogen glunderen. “Ze probeerden ons te ontcijferen, te hacken, zo je wil. Maar hebben daarbij
de verkeerden gekozen. We gaan ze terug-ontcijferen.” – zegt deze hacktivist.
Dat klopt, denk ik, het is tijd de macht te bestuderen die ons wil bestuderen.
54 Zie bijvoorbeeld Visser, De, E. (2008, 24 september). ‘De kliniek sluiten werd de enige optie’.
De Volkskrant, p. 3.
55 Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en regisseur). (2011). De
Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S. Geraadpleegd 3
januari 2019 van https://www.2doc.nl/documentaires/series/hollanddoc/2011/de-beslissing-
van-wim-maljaars.html.
56 Kusters, W. (2014). Filosofie van de Waanzin. Fundamentele en Grensoverschrijdende
Inzichten. Rotterdam: Lemniscaat.
57 Sloterdijk, P. (2013[1983]). Kritiek van de Cynische Rede. Amsterdam: Boom, p. 185.
58 https://wimmaljaars.nl/
59 NRC Handelsblad (2008, 26 september). Verwarde mensen. (Commentaar). NRC
Handelsblad, p. 7. Zie ook de link: https://www.nrc.nl/nieuws/2008/09/26/verwarde-
mensen-11613655-a1252024
60 Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en regisseur). (2011). De
Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S. Geraadpleegd 3
januari 2019 van https://www.2doc.nl/documentaires/series/hollanddoc/2011/de-beslissing-
van-wim-maljaars.html.
61 Zie bijvoorbeeld Rijlaarsdam, B. (2008, 24 september). Bij een psychose in de isoleercel, of
toch maar een prikje? NRC Handelsblad: 7. Geraadpleegd 6 januari 2019 van
https://www.nrc.nl/nieuws/2008/09/24/bij-een-psychose-in-de-isoleercel-of-toch-maar-een-
11612378-a1026313
62 ‘Vrijheid en rechtvaardigheid!’ (⾃由と正義) – Deze zin werd me toegestuurd door een
Japanse mede-activist in de strijd voor betere erkenning van de mensenrechten van mensen
in de psychiatrie.
63 Kusters, W. (2014), p. 478.
64 Zelf ingevulde naam om roman-spoilers te voorkomen
65 Murakami, H. (2013[2009]). 1q84. De Complete Trilogie. (J. Westerhoven, Vert.).
Amsterdam: Atlas Contact, p. 1194-1195.
66 Een personage uit Murakami, H. (2013[2009]). 1q84. De complete trilogie. (J. Westerhoven,
Vert.). Amsterdam: Atlas Contact, p. 635.
67 Spaink, K. (2008, 8 september). Zojuist hebben we Wim begraven. Spaink.net. Geraadpleegd
9 maart 2019 van https://wimmaljaars.nl/dossier/Karin%20Spaink%202008-09-08%20-
%20Om%20de%20hoek.txt
68 Gerrits, S. (2011, 16 mei). Geen kussens, wel in knussere ‘isoleer’. NRC.nl. Geraadpleegd 4
januari 2019 https://www.nrc.nl/nieuws/2011/05/16/geen-kussens-wel-muziek-in-knussere-
isoleer-12015788-a1287133
69 Wim Maljaars in Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en regisseur).
(2011). De Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S.
Geraadpleegd 3 januari 2019 van https://www.2doc.nl/documentaires/series/holland-
doc/2011/de-beslissing-van-wim-maljaars.html.
70 Spaink, K. (2008, 8 september). Zojuist hebben we Wim begraven. Spaink.net. Geraadpleegd
9 maart 2019 van https://wimmaljaars.nl/dossier/Karin%20Spaink%202008-09-08%20-
%20Om%20de%20hoek.txt
71 Kusters, W. (2014), p. 474.
72 Kusters, W. (2014), p. 480.
73 Ibid.
74 Kal, D. (2010[2001]). Kwartiermaken. Werken aan Ruimte voor mensen met een
Psychiatrische Achtergrond. Amsterdam: Doortje Kal.
75 Case-manager in Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en regisseur).
(2011). De Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S.
Geraadpleegd 3 januari 2019 van https://www.2doc.nl/documentaires/series/holland-
doc/2011/de-beslissing-van-wim-maljaars.html. Nadruk toegevoegd.
76 Inspectie voor de Gezondheidszorg. (2008). Verslag inspectiebezoek. Kenmerk 2008-118793/
pr9/PL/jh. Utrecht: Inspectie voor de Gezondheidszorg: 9. Geraadpleegd 4 maart 2019 van
https://wimmaljaars.nl/dossier/Voorlopig%20Rapport%20IGZ%20SPDC-Oost.pdf
77 Zie de verschillende berichten op https://wimmaljaars.nl/dossier/
78 Japans voor ‘onsterfelijk’/ ‘onvernietigbaar’ (不滅)
79 Vriend van Wim Maljaars in Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en
regisseur). (2011). De Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S.
Geraadpleegd 3 januari 2019 van
https://www.2doc.nl/documentaires/series/hollanddoc/2011/de-beslissing-van-wim-
maljaars.html.
80 Kusters, W. (2014), p. 479.
81 Speling op het beroemde credo van hacktivisten/ tech-activisten: ‘Information wants to be
free’. Oorspronkelijk komt het credo van Stewart Brand, die het poneerde op een
hackersconferentie. Zie: Brand, S. (1987). The Media Lab: Inventing the Future at MIT.
London: Viking Penguin, p. 202.
82 Kusters, W. (2014), p. 478.
83 Ibid.
84 Interview met Sandra Seles, ‘projectsecretaris van de schakelteams’, in Boonstra, J. (2018, 20
mei). Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen? AD.nl. Geraadpleegd op 22
mei 2018 van https://www.ad.nl/binnenland/hoe-voorkom-je-ontploffing-van-tikken-de-
tijdbommen~a50eb257/
85 Scholtens, A., Helsloot, M. & Helsloot, I. (2019). Politiestraatgezag en (on)gehoorzaam
burgergedrag. Den Haag & Renswoude: Politie en Wetenschap & Crisislab, p. 95.
86 Ibid, p. 17. Verwijst ook naar: Torn, P. (2015). Visie Politie-Verwarde Personen 20152019.
Politie.nl. Geraadpleegd 4 juni 2019 van
https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/wob/00-landelijk/verwarde-
personen/visie-verwarde-personen-2015---2019-def-21-dec---bewerkt.pdf.
87 Moore, A. & Lloyd, D. (2005[1989]). V for Vendetta. New York: DC Comics. Nadruk
toegevoegd.
88 ‘Oven-ready perspectives’, duiding van de Japangeleerde Chikako Nihei in Nihei, C. (2009).
Thinking outside the Chinese Box: David Mitchell and Murakami Haruki’s subversion of
stereotypes about Japan. New Voices, 3: 86-103. Geraadpleegd 2 februari 2019 van
http://dx.doi.org/10.21159/nv.03.05
89 Saïd, E. (1978). Orientalism. London: Routledge.
90 Foucault, M. (1965[2013]). Geschiedenis van de Waanzin in de Zeventiende en Achttiende
Eeuw. (C.P. Heering-Moorman, Vert.). Boom: Amsterdam, p. 11. Nadruk in origineel.
91 Nihei in Nihei, C. (2009). Thinking outside the Chinese Box: David Mitchell and Murakami
Haruki’s subversion of stereotypes about Japan. New Voices, 3: 86-103, p. 88.
92 Japanse politicoloog (achternaam Murayama) die na de oorlog veel befaamde kritische
werken schreef over het gevaarlijke nationalisme in de jaren voor de oorlog. Hij werd volop
getuige van het bombardement in Hiroshima in 1945 toen hij daar was gestationeerd door
het leger.
93 Nihei in Nihei, C. (2009). Thinking outside the Chinese Box: David Mitchell and Murakami
Haruki’s subversion of stereotypes about Japan. New Voices, 3: 86-103, p. 87.
Suter, R. (2008). The Japanization of Modernity, Murakami Haruki between Japan and the
United States. Cambridge: Harvard UP.
94 Die oproep staat in Foucault, M. (1965[2013]). Geschiedenis van de Waanzin in de
Zeventiende en Achttiende Eeuw. Boom: Amsterdam, p. 11.
95 Iwabuchi, K. (1994). Complicit Exoticism: Japan and its other. The Australian Journal of
Media & Culture, 8(2): 49-82. Geraadpleegd 1 maart 2019 van
http://wwwmcc.murdoch.edu.au/ReadingRoom/8.2/Iwabuchi.html
96 Case-manager in Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent en regisseur).
(2011). De Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van S.
Geraadpleegd 3 januari 2019 van https://www.2doc.nl/documentaires/series/holland-
doc/2011/de-beslissing-van-wim-maljaars.html.
97 Spies, L. (Burgemeester Alphen aan den Rijn en voorzitter Aanjaagteam Verwarde
Personen) in: Tweede Kamer der Staten-Generaal. (2016, 15 november). Regels voor het
kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet
verplichte geestelijke gezondheidszorg [Kamerstuk met kenmerk 35-32 399]. ’s-Gravenhage:
Tweede Kamer der Staten-Generaal, p. 32. Geraadpleegd van
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32399-35.html. Nadruk toegevoegd.
98 ‘Accuraat risicovoorspellen is eigenlijk nooit mogelijk op een individueel niveau’ (vertaling
K.R., oorspronkelijk: ‘Accurate prediction is never possible for individual patients. […] “…”
at an individual level.’ Uit: Royal College of Psychiatrists London. (2008). Rethinking risk to
others in mental health services. Final report of a scoping group. June 2008. College Report
CR150. London: Royal College of Psychiatrists London, p. 9.
99 Uit het dossier
100 Ibid.
101 Psychiater Jan Mokkenstorm in Oostveen, M. (2015, september 15). Hun gezonde deel. De
Volkskrant, p. 19.
102 Murakami, H. (2013[2009]). 1q84. De Complete Trilogie (J. Westerhoven, Vert.).
Amsterdam: Atlas Contact, p. 24.
103 Orwell, G. (2013[1950]). 1984 (T. Davids, Vert.). Utrecht/ Amsterdam: De Arbeiderspers, p.
65.
104 Kusters, W. (2014), p. 478.
105 Origineel: ‘I often say sociology is a martial art, a means of self-defense. Basically, you use it
to defend yourself, without having the right to use it for unfair attacks.’ Pierre Bourdieu in
de film van C-P Producties (Producent), VF Film (Producent) & Carles, P. (Regisseur).
(2001). La Sociologie est un sport de combat. Un Film de Pierre Carles avec Pierre Bourdieu
[Film]. Montpellier/ Paris: C-P Producties & VF Film.
106 NRC Handelsblad (2008, 26 september). Verwarde mensen. (Commentaar). NRC
Handelsblad, p. 7. Zie ook de link: https://www.nrc.nl/nieuws/2008/09/26/verwarde-
mensen-11613655-a1252024
107 KRO-NCRV (Producent). (2016). De Monitor: Verwarde mensen (11 sep 2016)
[Documentaire]. Hilversum: NPO. Geraadpleegd 17 oktober 2017 van
https://www.npo.nl/de-monitor/11-09-2016/KN_1683595
108 Simon is een gefingeerde naam voor de hulpverlener die ik gesproken heb.
109 Kok, De, Y. (1 maart 2016). Vosseneeltje. TijdschriftDeviant.nl. Geraadpleegd 17 mei 2016
van https://www.tijdschriftdeviant.nl/columns-2/213-vosseneeltje
110 Orwell, G. (2013[1950]). 1984 (T. Davids, Vert.). Utrecht/ Amsterdam: De Arbeiderspers:
63-64.
111 Jesse Klaver in NOS. (2018). Nieuwsuur 16-05-2018. NPO. Geraadpleegd 20 mei 2018 van
https://nos.nl/uitzending/33280-nieuwsuur.html
112 Die verwarring stelde de Franse socioloog Loïc Wacquant al vast in andere
stemmingmakerijen, waar ik in het volgende hoofdstuk dieper op in zal gaan. Wacquant, L.
(2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W. De Neuter &
G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 27.
113 Speling op het woord Kendō, Japans voor ‘de weg van het zwaard’, en de naam voor een
Japanse zwaardvechtkunst. Hier heb ik het zwaard (de ‘ken’) vervangen door het
Nederlandstalige – en overigens eveneens Japanstalige – ‘pen’. Het is ook een speling op een
veelgebruikte uitdrukking: Bunbu Ryodō, 文武両道. Dit betekent het combineren van
literaire kunst en vechtkunst, of letterlijker: de weg van schrijver en krijger. Zie ook:
Oosterling, H. (2016). Waar Geen Wil Is, Is Een Weg. Doendenken tussen Europa en Japan.
Amsterdam: Boom, p. 20.
114 Kusters, W. (2014). p. 474.
115 Wederom een zinspeling op de titel van het hoofdstuk waarin Wouter Kusters (2018) de
laatste vrije tocht van Wim reconstrueerde: “Midnight Express” Rotterdam/ Hiroshima. In
D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over
geestelijke gezondheid. (pp. 70-74). Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie
en Filosofie.
116 Eén van de drie veel naast elkaar gebruikte Japanse schriften. Kanji heeft veel gemeen met
het Chinese schrift dat ik in 2007-2008 had bestudeerd, het Hànzi.
117 Speling op hoe Wim Maljaars zich geïntroduceerd had aan een vriendin, Karin: ‘Na tien
minuten wist ik al dat hij schizofreen was, dat hij getrouwd was geweest en zijn ex momenteel
in een Duitse kliniek verbleef, dat hij vorig jaar in Santpoort had gezeten en daardoor helaas
het optreden van Neubauten in Paradiso had gemist, dat hij afgelopen Pasen in de cel had
gezeten omdat zijn bovenbuurvrouw de politie had gewaarschuwd in plaats van hem te vragen
of het allemaal wel ging met hem toen hij zo moest gillen, dat hij meer van Blixa hield dan van
Cave en dat Blixa, zie je wel, hetzelfde sterrebeeld had als hij: ze waren alletwee bom. ‘Bom?’
vroeg ik. ‘Ja. Augustus. Hiroshima,’ zei hij’.
Zie Spaink, K. (2008, 8 september). Zojuist hebben we Wim begraven. Spaink.net.
Geraadpleegd 9 maart 2019 van https://wimmaljaars.nl/dossier/Karin%20Spaink%202008-
09-08%20-%20Om%20de%20hoek.txt.
De hartslag van een bange samenleving: de geboorte van de ‘verwarde persoon’
De commerciële zenders, de grote politieke partijen en de ordehandhavers (politie, magistraten,
juristen, experts en luchtverkopers allerhande die van ‘stedelijke veiligheid’ hun beroep hebben
gemaakt) dikken dit […] beleid telkens weer aan met paniekzaaierij en catastrofale berichten over
‘onveiligheid’. Ze schotelen ons tot vervelens toe steeds weer dezelfde oorlogsbeelden voor en
wedijveren in het bedenken van drastische, maar simplistische remedies. […] Iedereen wordt
voor de valse keuze gesteld tussen doemdenken en schaapachtige naïviteit en wie nog vragen
durft te stellen bij de ‘zekerheden’ van het allesoverheersende eenheidsdenken over veiligheid,
krijgt onvermijdelijk het etiket opgeplakt van halfzachte dromer of medeplichtige ideoloog, die
de harde realiteit van het hedendaagse stadsleven niet onder ogen wil zien (Wacquant, 2004).118
3.1 2 februari 2017
Nog nooit heeft men in het na-oorlogse Nederland zo’n ingrijpend machtsmiddel overwogen als
vandaag. De reikwijdte van de gedwongen opname, het machtsmiddel dat normaliter gebruikt
wordt tegen een specifieke groep ‘psychiatrisch patiënten’,119 wordt drastisch uitgebreid.
Eenieder die afwijkend doet op straat, maar die niet daarmee de wet overtreedt, noch volgens een
psychiatrisch oordeel ‘gevaarlijk gestoord’ is, kan straks misschien gedwongen van straat gepikt
worden en worden opgesloten ter observatie. Bijna niemand had door dat de Tweede Kamer
zoiets overwoog op 2 februari 2017, ogenschijnlijk een gewone donderdag in Den Haag.
Het is de dag waarop de Tweede Kamer zich buigt over een zogenaamde
‘Observatiemaatregel’, een wettelijke voorziening waarmee ‘verwarde personen maximaal drie
dagen verplicht ter observatie’ kunnen worden opgenomen ‘in een GGz-instelling’.120 De
maatregel is ook wel eens ‘time-out maatregel’ genoemd. De Volkskrant berichtte dat ‘Schippers
wil dat iemand die verward is drie dagen vastgezet kan worden, zelfs als deze niet direct een
gevaar voor de omgeving vormt. De situatie is beter in te schatten door iemand drie dagen gade te
slaan en ondertussen ook informatie in te winnen bij andere instanties, denkt het kabinet.’121 Het
‘masker’ valt dan wel een keer af van de verwarde die zich ‘misschien wel zes uur als een
volkomen, rationeel, zich wel gedragend persoon’ kan ‘voordoen’122 – aldus een Alphense
burgemeester die ook voorzitter was van de nieuwe beleidscommissie met een weerzinwekkende
naam: het ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’.
Dit is geen fragment uit een nieuwe dystopische roman. Het is ook geen nare droom. De
samenleving zou met deze maatregel een heuse psychiatrische inrichting worden: iedere lastige of
afwijkende deelnemer aan de publieke ruimte kan dan op elk moment als het ware zomaar drie
dagen ‘gesepareerd’ worden zonder tussenkomst van een rechter. Vanuit zowel GGz-
behandelaren als cliëntenvertegenwoordiging kwam er dus ook felle kritiek op de maatregel. In
een gezamenlijke brief uitten Landelijk Platform GGZ, de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
(NVvP) en GGZ Nederland hun vrees voor ‘willekeurige detentie’ en noemden de maatregel ‘in
strijd met iemands fundamentele recht op vrijheid.’123 Gelukkig nemen voldoende Kamerleden
deze kritiek over en sneuvelt het weerzinwekkende kabinetsvoornemen.124
Maar zoals ik toen al vermoedde, bleef het verworpen voorstel in de lucht hangen, om
vervolgens twee jaar later opnieuw de parlementaire agenda te vervuilen – en dus ook de publieke
discussie.
3.2 24 april 2019
Ik ben op weg naar een tijdschriftenwinkel. In mijn hand bevindt zich de envelop met de te
versturen brief waarin ik de politie verzoek om documentatie met het specifieke besluit rond
2011 om ‘verwarde personen’ te gaan registreren. Bij de ingang van het postkantoor, waar een rek
met kranten staat, staart me de volgende kop aan: ‘Verwarde ‘tijdbom’ verplicht van straat.’ Ik lees
verder:
De Tweede Kamer haalt een vergaand plan uit de mottenballen om verwarde mensen
maximaal drie dagen verplicht te kunnen observeren in een GGz-instelling. Met name in
grotere steden is er regelmatig overlast door verwarde personen die door hun familie en
omgeving als gevaarlijke ‘tijdbom’ worden beschouwd, maar dit tijdens een gesprek met een
psychiater weten te verhullen. […] In de vorige kabinetsperiode zorgde deze maatregel,
voorgesteld door toenmalig VVD-minister Edith Schippers, nog voor ophef en haalde die de
eindstreep niet. Psychiaters en behandelaars vonden het plan veel te ver gaan; het kabinet zou
hiermee de grenzen van onze rechtstaat opzoeken om lastige burgers te kunnen opsluiten.
Toch kwam het CDA eerder deze maand tijdens het debat over de moordenaar van Anne
Faber, Michael P., opnieuw met het voorstel op de proppen. De PvdA, eerder nog
tegenstander, gaf ineens aan gedraaid te zijn en dit voorstel nu te willen steunen.125
De discussie over een vreselijke moord door een instellingsbewoner die evident een patriarchaal
disrespect koestert jegens de lichamelijke integriteit van jonge weerloze vrouwen, heeft gevolgen
voor de vrijheid van een heel scala aan mensen. Mensen die vaak zelfs nog nooit strafbare feiten
hebben gepleegd, laat staan geweld. De ‘Observatiemaatregel’ gaat namelijk niet over mensen die
onder justitiële titel in een instelling zitten, zoals deze Michael P., en gaat ook niet voorkomen dat
zij tijdens verlof nog eens zo’n moord plegen. De ‘Observatiemaatregel’ gaat over ‘loslopende’
mensen zoals Wim en ik, achtervolgd door een explosieve karikatuur: de ‘tijdbom’.
De politiek die een streep trok door Wims leven en dat van anderen waarover de media stil
bleven, en die al onze levens tekent, is tussen 2010 en 2019 steeds intenser geworden, geëscaleerd
zelfs. De fundamenten voor een ongekend machtsarsenaal tegen het abnormale zijn al gelegd. Op
dit moment van schrijven staat de maatregel klaar in de startblokken en grotendeels is ze ook al
gestart. Daarover zal ik in hoofdstuk vier verder schrijven. Eerst is het belangrijk te analyseren
wie het doelwit – de ‘verwarde persoon’ – eigenlijk is, waarom, en hoe het zo ver heeft kunnen
komen. Hoe werden de mensen van het ‘daglicht’ meegemobiliseerd in de angst voor de mensen
van de dichte gordijnen en duisternis? Hier ga ik de in de media uitgeschreeuwde paniek over de
zogenaamde ‘verwarde-personenproblematiek’ sociologisch duiden en analyseren. Wat is hier
gebeurd? Hoe zijn we terecht gekomen in een samenleving die zo bezorgd is om een ‘verwarde-
personenproblematiek’ – en die zelfs peinst over een antidemocratisch machtsmiddel als een
‘Observatiemaatregel’?
3.3 Het ontstaan van de figuur van de ‘verwarde persoon’
Het begin: veel ouder dan gedacht
Wanneer begonnen ‘verwarde personen’ eigenlijk in de krant te verschijnen? Tijdens een online
zoektocht in het krantenarchief van LexisNexis, ontmoet ik de ‘verwarde persoon’ voor het eerst
in een krantenartikel uit 1999. Het is een artikel in een lokale krant: het Dagblad voor Zuidwest-
Nederland, dat kopt dat ‘er steeds meer verwarde en soms gevaarlijke mensen ronddolen’ in
Nederland. Ronddolen: alsof we geesten of spoken zijn. Als ik kijk naar de tekstinhoud, dan zou
het artikel zo in een krant uit 2016 kunnen staan. Er is weinig veranderd in de probleemdiagnose
en generalisaties (‘er zijn in dit land volop verwarde mensen’). Het bericht begint met een casus:
De psychisch gestoorde man, die jarenlang woonbuurten in Eindhoven en Bergen op Zoom
terroriseerde, gaat daar op dit moment in Goes gewoon mee door. De 55-jarige Hannie
Stinissen uit Bergen op Zoom durft ‘s avonds de deur niet meer uit. De verwarde man die haar
deze herfst zomaar mishandelde, loopt nog iedere dag door haar straat. Er zijn in dit land
volop verwarde mensen met wie niemand raad weet.126
Tussen 2016 en 2018 horen we vergelijkbare geluiden. In een artikel in De Gelderlander staat de
krantenkop: Bang voor verwarde buurman: ‘Elke dag vraag ik me af of mijn huis er nog staat.’127
De krantenkop gaat vergezeld met een foto van twee meestgevreesde vermeende kwetsbare
objecten van de loslopende ‘verward persoon’: fietsende (witte) kinderen langs een te koop
staand huis in een nette buitenwijk. Er staan (witte) kinderen en huizenwaarden op het spel!
Ook wordt er zowel in 1999 als in 2016 geklaagd over een vermeend gat tussen straf en
gedwongen opname. Het artikel uit 1999 meldt:
Volgens de ene wet zijn ze net niet gestoord genoeg voor gedwongen opname in een
inrichting, volgens de andere wet zijn hun daden net niet crimineel genoeg om ze in een cel te
stoppen. 128
Zeventien jaar later stelt burgemeester Fred Crone in een parlementair rondetafelgesprek:
De huidige werkelijkheid is zwart-wit. Of je mag iemand verplicht behandelen, maar dan
moet die in de kliniek dan wel de gevangenis zitten, of iemand is vrij persoon en dan kan
iemand ervoor kiezen om zorg te mijden.129
Het artikel uit 1999 wordt opgevolgd door een artikel in het Eindhovens Dagblad, uit januari
2000: ‘Leven op een Vulkaan.’130 Ook dit artikel haakt in op een discussie die daarna in 2016
opeens weer oprukt: mensen in psychische nood die niet in een politiecel thuishoren. In het
artikel van zestien jaar eerder, leidt ‘brigadier Marcel Vile’ de journalist rond langs de
arrestantencellen.
“Het is niet menselijk”, zegt brigadier Marcel Vile. En de 52-jarige politieman herhaalt dat in
een bochtige steeg op de hoek van de Wenkenbachstraat en Wattstraat. “Hier hoort een
psychiatrische patiënt niet thuis.”
Opnieuw zien we in 2016 exact hetzelfde, wanneer de politie in september verkondigt dat ze
vanaf 2017 ‘stopt met opvang en vervoer van verwarde personen’ – een voornemen waar ze
overigens later weer op terugkomt. “De politie is er om boeven te vangen, niet om patiënten met
handboeien in een auto mee te nemen”, aldus de politiechef. «Dat moeten we niet willen.»131
Het jaar 2000 is bovendien de tijd waarin de toenmalige minister van Volksgezondheid, Els
Borst, precies hetzelfde voornemen aan de Tweede Kamer presenteert als haar opvolger vijftien
jaar later. In haar Kamerbrief uit 2000 lezen we:
Gemeenten hebben de taak om deze gezamenlijke verantwoordelijkheid te coördineren. Dit
leidt ertoe dat de partijen – toegesneden op de lokale situatie – heldere afspraken moeten
maken over en verantwoordelijk zijn voor (een deel van) een sluitende opvang- en
hulpverleningsketen voor mensen in acute noodsituaties. Als blijkt dat een dergelijke keten
(nog) niet goed functioneert en mensen daarvan de dupe worden, is dat zorgelijk. […]
Gemeenten zorgen ervoor dat afspraken worden gemaakt over de verdeling van taken en
verantwoordelijkheden en in het verlengde hiervan dat de werkzaamheden van de
verschillende partijen op elkaar worden afgestemd. Het resultaat hiervan is een sluitende zorg-
en opvangketen voor mensen in een crisissituatie.132
In de brief van haar opvolger uit 2015 lezen we:
Concreet betekent dit dat duidelijk is welke hulp- of zorgverlener in de lead is als iemand
verward is en dat de verschillende betrokken diensten en organisaties een gesloten keten
vormen om mensen op die juiste plek te krijgen. Het is essentieel dat de sluitende keten van
verzekerde zorg wordt gerealiseerd, zodat mensen ook daadwerkelijk zorg kunnen ontvangen.
[…]
In de kern gaat het er nu om dat alle partijen de handen ineen slaan om op lokaal niveau,
onder regie van de gemeenten, die maatregelen te nemen die zorgen voor een sluitende,
coherente aanpak van de problematiek rond verwarde personen en daaraan hun bijdrage te
leveren.133
Bijna hetzelfde dus. Ook zien we in beide tijdsperiodes (2000 en 2016) een belangrijke
wetswijziging voorbereid worden. Rond de eeuwwisseling boog men zich over de zogenoemde
‘voorwaardelijke machtiging’. Het Dagblad voor Zuidwest-Nederland meldt:
Er ligt een wetsvoorstel klaar voor een voorwaardelijke machtiging. Dat betekent dat mensen
na drie weken gedwongen opname alleen de inrichting uit mogen op voorwaarde dat ze in
therapie gaan. Doen ze dat niet, dan worden ze alsnog voor zes maanden gedwongen
opgenomen. Zo heeft de psychiater veel meer een stok achter de deur. Daarnaast bekijken we,
of de mogelijkheden voor dwangbehandeling kunnen worden uitgebreid voor mensen die zelf
niet beseffen dat ze ziek zijn.134
De ‘verwarde persoon’ is echter nog lang niet ‘viral gegaan’ in 2000, zoals we het wijd verspreiden
van nieuwtjes later zouden noemen. In 2000 duikt de frase ‘verwarde persoon’ slechts in drie
krantenartikelen op, uitsluitend in lokale kranten. De jaren daarna blijft het ook rustig. Tabel 1
en Figuur 1 laten het aantal unieke krantenberichten zien per jaar op de zoekterm ‘verwarde
persoon’ of ‘verwarde personen’. In 2004 is er een kleine piek door een bedreiger van de
toenmalige premier Jan Peter Balkenende. Maar verder blijft het tot 2015 relatief rustig in de
kranten. Het gaat die jaren bovendien vooral nog om een zorgkwestie waar alleen de cliënt zelf,
omwonenden, familieleden en professionals ‘last’ van hebben. Het is beslist nog geen kwestie van
de ‘staatsveiligheid’ of de algehele veiligheid en openbare orde. Er zijn vooral zorgen om mensen
waarbij bemoeizorg nodig wordt geacht, vanuit vooral een paternalistische hulpverlenerszorg en
slechts in uitzonderlijke gevallen een handhavingszorg. Het was een technische beleidskwestie
voor professionals die ‘betere zorg’ wilden verlenen maar daar nu niet de instrumenten voor
hadden. Pas later zouden daar overwegingen over de openbare orde bij komen.
Figuur 1 Jaarlíịks berichtenaantal tussen 1999 en 2019, landelijke en regionale kranten135
Tabel 1 Jaarlijks berichtenaantal tussen 1999 en 2019, landelijke en regionale kranten136
Voorbevingen in een overspannen systeem
Toch is er duidelijk iets aan het borrelen tussen 2009 en 2015. Het is alleen nog niet heel duidelijk
zichtbaar uit het berichtgevingsvolume. Maar de inhoud van de spaarzame berichten is stuitend.
In 2011 stuitte ik op een Volkskrantartikel met de kop ‘Verwarde mannen’ zitten vast tijdens
Dodenherdenking.137 Hoewel het in de tekst zelf blijkt te gaan om enkele specifiek genoemde
‘verwarde mannen’ die al wat eerder wat kattekwaad hadden uitgehaald, zoals de
Damschreeuwer138, gaat er een zekere normalisering van repressie uit van zo’n krantenkop. Een
samenleving in angst is zich aan het wapenen. Maar tegen wat? Een nieuwe Damschreeuwer? Een
nieuwe vijand, een nieuwe bezetter? Er hangt iets vreemds in de lucht dat jaar: de politie begint in
opdracht van de landelijke overheid alle aangetroffen ‘verwarde personen’ apart te registreren en
te tellen. Waarom is ze dat gaan doen, en waarom in 2011? Acht jaar later zegt politiechef en
coördinator ‘Zorg en Veiligheid’ Anja Schouten in debatprogramma De Balie hierover het
volgende:
[O]p een gegeven moment ontstond er meer vraag uit de samenleving: ‘Het lijkt wel alsof we
meer mensen zien met verward gedrag.’ En toen zijn we naar die bak [K.R.: de collectie aan
politiecontacten met vermeende ‘verwarde personen’] gaan kijken.139
Volgens verschillende krantenberichten uit 2017 en 2018, begon de politie met de registraties ‘op
verzoek van het Rijk’.140 Maar wie binnen ‘het Rijk’ had dan die opdracht precies gegeven en
waarom? Deze vraag werd kennelijk ook gesteld vanuit de Tweede Kamer aan de minister van
Justitie en Veiligheid, in mei 2018. De minister van Justitie gaf daarop een opvallend ontwijkend
antwoord.
Vraag 7
Wie heeft de politie in 2011 vanuit het Rijk opdracht gegeven incidenten met verwarde
personen te registreren en wat was de aanleiding hiervoor?
Antwoord 7
Indien politieambtenaren bij de uitvoering van hun taak een persoon met kennelijk verward
gedrag treffen, leggen zij daaromtrent gegevens vast indien dat noodzakelijk is voor de
uitvoering van hun taak. De noodzakelijkheid kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de veiligheid of
de hulpverlening.141
Om te begrijpen wat de overheid aanzette om zogenaamde ‘verwarde personen’ te gaan tellen, is
– los van wie precies de opdracht gaf en met welke rechtvaardiging – de maatschappelijke context
onontbeerlijk. Laten we hiervoor teruggaan naar de periode 2008 – 2009. Het neoliberale
kapitalisme dat haar triomf vierde sinds de val van de Muur, was opgebrand geraakt door haar
eigen onbegrensde begeerte en verwachtingen. De kredietbubbel, waarop wild gespeculeerd werd
op de beurzen, implodeerde eind 2007 in Wall Street, en ook elders zette dit de economie op z’n
kop. Het was een belangrijke historische gebeurtenis. De kredietcrisis legde een diepe, veel langer
spelende democratische crisis bloot – zo constateerde ook de befaamde Duitse socioloog
Wolfgang Streeck, die daar na decennialang onderzoek twee invloedrijke boeken over schreef:
‘Gekochte Tijd’ en ‘How Will Capitalism End?’142 Streeck, emeritus professor en ouddirecteur
van het Max Planck Instituut in Keulen, verscheen begin 2017 nog met een onheilspellende
boodschap in De Volkskrant: ‘We moeten ons instellen op een zeer lange periode van chaos en
onzekerheid […]. […] De oude orde is dood, maar van de nieuwe is nog geen spoor te bekennen.
De crisis is het nieuwe normaal.’143 Hij beschrijft hoe de gigantische belangentegenstelling tussen
kapitalisme en de democratische belangen van de werkende klasse, open en bloot op tafel ligt
sinds de laatste grote crisis. Volgens Streeck is het kapitalisme onvermijdelijk – en inmiddels ook
fataal – aan het botsen met de democratie. De economische kunstgrepen om de wensen van de
bevolking te verzoenen met de belangen van het kapitaal, zegt hij, raken uitgeput: van
Keynesiaanse stimulatie van de koopkracht en inflatiebeïnvloeding tot aan universele
kredietverstrekking. Zittende regeringen kunnen hiermee lang ‘tijd kopen’, zo formuleert Streeck,
maar uiteindelijk stellen ze de grote systeemcrisis alleen maar uit.144 We merken de uitgestelde
crisis al meerdere decennia: de economische ongelijkheid stijgt exponentieel snel,145 evenals
zaken als werkdruk, tekorten aan betaalbare woningen en de baanonzekerheid. Deze ellende gaat
schuil achter het kunstmatig hooggehouden welvaartspeil, waarvan het grootste deel in handen
valt van een steeds kleinere groep.
Deze steeds zichtbaardere democratische crisis heeft inderdaad geleid tot een hoop tumult en
sociale spanningen, vooral toen ze opeens abrupt aan het licht kwam in 2008. Er waren grote
rellen in Europa waaronder in Athene (2008), Parijs (2009) en Londen (2011). Hoe kan de orde
in zo’n potentieel onrustige samenleving nog gegarandeerd worden? Dit is een cruciale vraag die
alle regeringen in het late kapitalisme, het neoliberalisme, een keer voor hun kiezen krijgen: van
Nederland tot aan de Verenigde Staten. En nu is het volgens de eerdergenoemde Streeck vijf voor
twaalf, zoals we ook zien uitgedrukt op de kaft van zijn boek ‘Gekochte Tijd’.146 De onrust is
groot, de kans op tumult ligt constant op de loer.
Terug naar de ontwikkeling van het ‘verwarde-personendebat’, dat plaatsvindt temidden van
deze bredere processen. De 30ste april 2009 is daar een belangrijke dag voor. Terwijl de
ordehandhaving bij onze oosterburen zich opmaakt voor een onheilspellende Tag der Arbeit, is
het in Nederland zoals in andere jaren gewoon Koninginnedag. Alles en iedereen oranje.
Apeldoorn ontvangt dit jaar het staatshoofd Beatrix en haar familie. Om tien voor twaalf ’s
middags nadert de koninklijke koets het monumentale standbeeld De Naald. De klok heeft het
spreekwoordelijke vijf voor twaalf bijna bereikt. Enthousiast gejoel verandert plotseling in
geschreeuw van een publiek in doodsangst. Met volle toeren rijdt een man met zijn grote auto
doelbewust en rechtstreeks af op het hart van de staatsmacht. Karst Tates mist de koets met het
staatshoofd, maar raakt een aantal omstanders. Zeven onschuldige anderen sterven met de dader
mee. Het wordt een historische dag voor Nederland. Een onderdaan heeft de macht midden in
het hart willen raken. Mensen vragen zich af wat de man heeft bewogen. Vanuit welke hoek werd
het staatshoofd zo direct aangevallen?
Binnen overheidskringen riep het mogelijk herinneringen op van de ‘verwarde’ bedreiger van
de premier Balkenende in 2004.147 Maar Tates bleek geen ‘psychiatrisch patiënt’, waarmee de
frase ‘verward persoon’ toen nog volledig samenviel. Ook na maanden intensief postuum
psychologisch onderzoek bleek hij niet ‘psychiatrisch gestoord’.148 Hij was niet ‘gek’ en hij was als
zogenoemde ‘autochtone Nederlander’ verheven boven de culturistisch-racistische vraag of hij
wel ‘goed geïntegreerd’ was.149 Volgens het heersende discours zou dit impliceren dat hij dan
doelbewust en binnen de ‘westerse rede’ zou hebben gehandeld, oftewel ‘dé rede’. En als lid van
‘de rede’ konden zijn motieven voor het aanvallen van het traditionele machtscentrum dus niet
zomaar worden genegeerd. Verried deze aanval misschien een diepere gezagscrisis?
Al snel na de aanslag ontrafelden journalisten dat Tates een werkloze was die ook nog een dag
na Koninginnedag dakloos zou worden.150 “Hij was zijn huis kwijt, zijn geld kwijt, zijn baan
kwijt” – stelde een anonieme vriend van de dader tegen een journalist.151 Er gingen ook geluiden
op dat hij zich ‘onrechtvaardig behandeld’ voelde bij zijn werk in de fabriek, waar hij zijn baan
zou hebben opgezegd.152 Maar dit maakte de gemoedsrust er niet beter op. Zo vlak na een
economische crisis waarbij het kapitalisme haar respectabele heldencape was kwijtgeraakt en we
de roofzucht hadden kunnen zien die deze zolang verhulde, kon de daad van Tates wel eens
wijzen op een veel grotere groep gefrustreerden. Boze verliezers van een ongebreideld
kapitalisme, die vastzitten ‘tussen de plooien en in de kloven’153 van de neoliberale orde,
uitgeklede armen en opgebranden – mensen die meer respect hebben voor onschuldige levens
dan Tates had, maar die wél als groeiende massa het systeem zouden kunnen ontregelen.
De aanval op Koninginnedag ontketende een zenuwachtige productie van documentatie – van
onderzoeksrapporten tot Kamerbrieven – die de naderende geboorte aankondigde van het
concept van de ‘verwarde persoon’. In de Haagse beleidsliteratuur zien we een overheid die
nerveus aan het zoeken is naar degenen met ‘motieven’ en neigingen om de macht aan te vallen.
Van mensen die instanties of specifieke staatsfunctionarissen bedreigen, wordt nagegaan in
hoeverre zij passen in de figuren die in de marges van de nieuwe economische orde vallen: de
disruptieve armen, de boze verliezers en de etnische minderheden uit voormalige kolonies –
soms psychiatrisch patiënt maar zeker niet noodzakelijk. Het is 2010 als de eerste onderzoeken
worden gepubliceerd, zoals het rapport ‘Individuele bedreigers van publieke personen in
Nederland’ van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb). Voor de jonge
bedreigers met een eigen of een ouderlijke migrantenachtergrond, in het rapport ‘allochtonen’
genoemd, wordt de categorie ‘straattaaldreigers’ uitgevonden.154 Een andere categorie die
eruitspringt is de zogenaamde ‘verwarde/ gefrustreerde dreiger’, een categorie die vóór 2009
eigenlijk alleen nog door de nationale politie werd gehanteerd.
De zogeheten ‘verwarde’ bedreiger is het minst voorspelbare type. De bedreigingen van dit
dadertype vinden hun oorsprong vaak in een psychose. De kans is aanwezig dat gedurende die
psychose het dreigement vergezeld kan gaan van geweld. […] Het type waaraan, op basis van
het Nederlandse dossieronderzoek, naast de verwarde, een hoog risico verbonden is, betreft
echter de verward- gefrustreerde bedreiger. Hiervoor zijn verschillende redenen:
1. de aanwezigheid van diverse kenmerken die geweld in de hand kunnen werken;
2. de aanwezigheid van een duidelijke frustratie, gecombineerd met sociaal-maatschappelijke
problematiek;
3. werkloosheid en uitkeringsafhankelijkheid;
4. een scala aan problemen (alcohol, trauma’s, ontbreken van stabiele relaties).
Dit zijn factoren die blijkens de literatuurstudie ook van toepassing zijn op aanslag- en
geweldplegers (De Groot, 2009).155
Het rapport legt vervolgens het verschil uit tussen de twee nogal makkelijk met elkaar te
verwarren categorieën groepen (de ‘verwarde’ en de ‘verward-gefrustreerde’):
De verwarde bedreiger is een persoon met ernstige psychiatrische problematiek, zoals wanen
of psychoses. De aard van de psychische problematiek is belangrijk voor de
dreigingsinschatting: deze kan zowel risicoverhogend als risicoverlagend zijn. De verward
gefrustreerde bedreiger heeft geen psychiatrische problematiek, maar wel psychologische
problemen zoals stress en trauma’s. De dreiging ontstaat vaak na frustratie over een
maatschappelijk probleem dat persoonlijk nadeel oplevert voor de bedreiger.156
De verontwaardigde, individueel protesterende disruptieve arme is dus sowieso ‘verward’, ook als
diegene psychiatrisch niets mankeert – dan is diegene namelijk nog steeds ‘verward-gefrustreerd’.
Je kunt dus nooit volledig bij zinnen zijn als je een iets te felle mail stuurt naar de
uitkeringsinstantie: je bent dan in de war. Er wordt zo een nieuwe angstfiguur gesmeed in
Nederland uit degenen die ‘buiten de boot vallen van de nieuwe economische en morele orde, die
ontstaat onder het imperium van het financierskapitaal en de flexibele loonarbeid,’ om met de
Franse socioloog Loïc Wacquant te spreken.157 Wacquant schreef veel over dit soort
angstfiguren. Deze hoogleraar aan de Berkeley Universiteit in Californië is een vroegere student
van de eerder in dit boek genoemde Pierre Bourdieu, met wie hij later ook werken uitbracht en
met wie hij samen verscheen in de eerdergenoemde film ‘La Sociologie est un Sport du
Combat’.158 In zijn meest bekende werk, ‘Straf de Armen’ onderzocht Wacquant hoe zulke
angstfiguren en de ‘veiligheidsspektakels’ om deze ‘categorieën’ heen, ‘een rechtstreeks gevolg
zijn van de neoliberale revolutie.’159 ‘Hardnekkig halen de media criminaliteit, armoede en
immigratie door elkaar’ waardoor ‘angsten’ over ‘de ontwrichting van het systeem van de
loonarbeid’ makkelijk gekanaliseerd kunnen worden ‘naar de figuur van de straatdelinquent (met
donkere huid).’160 Hij onderzocht paniekerige debatten over allerlei onteigende tot
angstkarikatuur gemaakte groepen met eigenaardige of vreeswekkende namen zoals
‘hangjongeren’ en ‘niet-geïntegreerde allochtonen’.
De nieuwe angstfiguur van de ‘verwarde persoon’ lijkt goed in dat rijtje te passen, flexibel
inzetbaar tegenover verschillende bevolkingsgroepen die zich in de marge gedrukt zien van het
neoliberale en neokoloniale Nederland. Het zojuist genoemde NCTb-rapport uit 2010 is in elk
geval het eerste landelijke rapport waarin de term ‘verwarde persoon’ tevoorschijn komt:
Twaalf van de dertien verwarde personen hebben een vast woonadres, waarvan meer dan de
helft (n=8) van de personen alleenwonend is. […] Eén verwarde persoon lijdt een zwervend
bestaan.161
De ‘verwarde persoon’ komt datzelfde jaar, in 2010, verschillende keren prominent in beeld.
Eerst is er een man die op de Dam de conventie van stilte op Dodenherdenking onderbreekt met
een luide schreeuw. Daarna is het opnieuw raak op Prinsjesdag. Als de Gouden Koets over het
Binnenhof rolt, vliegt er een waxinelichthouder naartoe. Van de 29-jarige gooier wordt diezelfde
dag al door de politie verklaard dat hij ‘verward’ overkomt en bovendien een ‘psychiatrisch
verleden’ heeft.162 En een jaar daarna, wanneer koningin Beatrix zich op een zaterdagavond in
september in het Concertgebouw begeeft, claimt een man de microfoon om het publiek te
‘bekeren tot de islam’.163 Ook deze man is volgens de kranten ‘verward’.164
Het Trouw -artikel van 6 september 2011 waarin over dit laatste gebeuren wordt gereflecteerd,
is veelzeggend. Het zet al heel sterk de toon voor de huidige discussie over ‘verwarde personen’.
In dit artikel met de onheilspellende kop ‘De dunne scheidslijn tussen ‘verward’ en ‘gevaarlijk’’
vraagt de journalist zich af: ‘De verstoorder van het Concertgebouw is zichtbaar verward, maar
maakt dat hem ook gevaarlijk?’ De toonvoering suggereert vervolgens dat het belachelijk is dat
deze man nog vrij rondliep omdat hij al eens eerder de microfoon op een dergelijke – overigens
steeds rustige wijze – had geclaimd, in een Haagse christelijke kerk: ‘Den Haag liet een
ordeverstoorder vrij, waar Amsterdam hem gedwongen liet opnemen’ – staat er in vetgedrukte
letters. Er zijn artsen die te lang geen urgentie zien in een gedwongen opname, totdat het ‘te laat’
zou zijn. En vervolgens wordt er teruggegrepen op een canon aan befaamde ‘incidenten’ met
‘verwarde personen’. Deze argumentatiewijze wordt voor het eerst gebezigd in dit artikel. Zo
heeft de gebeurtenis met deze kalme, geweldloze islambekeerder in het Concertgebouw kennelijk
een verband met de ietwat gewelddadiger uiting van de eerdergenoemde waxinelichthouder-
gooier: ‘Erwin L.’.
De gang van zaken rond deze ‘Erwin L.’ laat ons bovendien een macht zien die anno 2011
banger is dan een decennium geleden. Want waarom zit een man die een waxinelichthouder naar
de koets gooit, waarbij de koets minimale schade opliep,165 vervolgens een jaar lang vast met tbs
boven zijn hoofd?166 In een interview met Trouw verwijst zijn advocate naar het geval waarin een
man die in 2002 een verfbommetje naar de koets gooide, er met een boete bij de politierechter
vanaf kwam.167 En ook een half decennium later houdt deze excentrieke Erwin de gemoederen
nog behoorlijk bezig, ditmaal niet met een opzichtige actie in de fysieke ruimte, maar met zijn
antikapitalistische statements. Het is september 2018 als de Telegraaf ons een dag voorafgaand
aan Prinsjesdag alarmeert omdat de politie niet zou weten waar de man uithangt. De krant meldt
bezorgd dat Erwin het weekend voorafgaande aan Prinsjesdag een Facebookbericht plaatste,
luidend: ‘de banken zijn in handen van de werkelijke macht en die hebben jouw regeringen
geïnstalleerd. Mark is dus geen volksvertegenwoordiger.’168 Het is een bericht dat, vooral gezien
de toenmalige actualiteiten rond de omstreden afschaffing van de dividendbelasting, niet heel
vreemd lijkt. Op dezelfde dag als dat Erwin zijn ‘zorgwekkende’ mening uit op Facebook,
publiceert de publieke intellectueel Joris Luyendijk een artikel in het nette blad De Correspondent,
met als titel: ‘Tien jaar na ‘Lehman’ leert: we zijn als samenleving gijzelaar van de
grootbanken.’169 Toch lijkt de politie veel bezorgder over een dergelijk bericht van Erwin. Degene
die volgens burgerlijke opvattingen leeft in de marge is veel enger dan de publieke intellectueel
die is vastgeketend aan publicatiequota en carrière. Vooral eng is degene ‘uit de marge’ die al eens
heeft laten zien dat hij niet bang is om een steen (of een waxinelichthouder) te werpen naar het
door rijken geregeerde machtscentrum.
Niet alleen bij Erwin zien we een overdreven reactie van de autoriteiten, ook bij de
eerdergenoemde Damschreeuwer. De eerste aanklacht die hij kreeg was poging tot aanranding
van koningin Beatrix,170 terwijl de man op het grote plein mijlenver van het staatshoofd af stond.
Dichtten ze hem speciale krachten toe, zoals het plotselinge verlengen van zijn tentakels? Dat lijkt
me niet. Eerder wijst het op een overspannen en instabiele orde die een veiligheidscrisis ervaart.
Wacquant stelde al:
Het is dus niet zozeer de criminaliteit die veranderd is, maar de kijk van de samenleving op
bepaalde vormen van kleine straatcriminaliteit. Of eigenlijk de kijk op de bevolkingsgroepen
die door hun sociaal statuut of door hun afkomst verarmd zijn en veracht worden, zodat zij
altijd de vermoedelijke daders zijn.171
Waarschijnlijk is het deze opblazerij van de in feite kleinere verstoringen zoals op
Dodenherdenking, die de landelijke overheid doet verzoeken aan de politie om alle aangetroffen
‘verwarde personen’ apart te registreren. Dat gebeurt in 2011. Wat het ‘verwarde gedrag’ precies
is, is op dat ogenblik nog niet duidelijk, maar wel dat het om een veel bredere groep gaat dan de
‘verwarde, gefrustreerde dreiger’ die boze brieven stuurt naar de koningin. De officiële frase
waaronder de politie ‘verwarde personen’ gaat registreren, luidt: ‘E33: overlast door verward of
overspannen persoon.’ Er is bij alle registraties dus per definitie altijd sprake van overlast, ook als
dit in de situatie valt te betwisten, zoals bij een rustig ronddwarrelende misschien demente vrouw
die de weg kwijt is – een voorbeeld dat de politie zelf ook wel eens gebruikt.172 Toch blijft de
politie met deze overlastdefinitie doorgaan. Zo mailt de Wob-coördinatiedesk van de politie mij
in de zomer van 2018 nog het volgende:
De politie hanteert de term ‘personen met verward gedrag’ en registreert overlastincidenten
waarbij personen met verward gedrag zijn betrokken onder de code E33.173
We zien daarmee wat Wacquant al constateerde: met de overlastclassificatie krijgen we een soort
‘retoriek van zero tolerance’. Maar het is wel een gerichte ‘zero tolerance’. Het gaat niet om de
geluidsoverlast van de ‘normale’ onderbuurman. Het gaat om ‘gerichte handhaving’ van
afwijkend gedrag van kwetsbaar genoemde mensen, op ‘specifieke plekken en tijden’, volgens een
‘discriminerende lijst van overlast.’174
Ook gaat de ‘E33-categorie’ strikt genomen niet alleen over ‘verwarde personen’, wat dit ook
moge zijn, maar kennelijk ook over ‘overspannen personen’. De E33-categorie lijkt zo wel een
klassieke angst van de macht te weerspiegelen voor een fenomeen waar de zowel beroemde als
beruchte denker en revolutionair Karl Marx al op wees: een massa arbeiders die het niet langer
meer kunnen opbrengen om zichzelf uit te buiten, steeds meer werkdruk te accepteren, of
gedoemd zijn tot een permanente bestaansonzekerheid. Zou men vrezen dat een steeds groter
deel van de bevolking het op een gegeven moment zou gaan uitschreeuwen?
We zien met de lancering van de praktijk om ‘verwarde personen’ te gaan aanwijzen en
registreren iets dat Wacquant herkent in neoliberale controlestaten, die een ‘symbolische missie’
hebben:
[E]en nieuwe bevestiging van het gezag van de staat en de hervonden wil van de politieke elite
om duidelijk de heilige grens af te bakenen (en er respect voor af te dwingen) tussen
verdienstelijke burgers en groepen met afwijkend gedrag, tussen ‘goede’ en ‘slechte’ armen,
tussen degenen die het ‘verdienen’ om ‘gered’ of ‘geïntegreerd’ te worden (via aanmoediging
of onder dwang) in het circuit van de precaire loonarbeid en diegenen die voortaan en voor
eens en altijd op de index terechtkomen en worden uitgestoten.175
Eigenlijk is de verzameling aan ‘E33-meldingen’ een voorbeeld van zo’n impliciete index, een
zwarte lijst. Dat wordt vooral duidelijk wanneer de politie deze vanaf 2011 opgebouwde
dataverzameling als munitie gaat inzetten om een ‘verwarde-personenproblematiek’ op de
politieke agenda te krijgen. In het najaar van 2014 verschijnt het eerste persbericht van de politie
over het gestegen aantal registraties.176 De politie doet een oproep aan de GGZ om meer
professionals in de wijk te zetten, zodat de politie ‘niet langer als enige problemen’ moet
‘oplossen die ontstaan als psychiatrische patiënten voor overlast zorgen.’177 En in 2015 zien we
het aantal berichten waarin de ‘verwarde persoon’ wordt genoemd, ineens als het ware
exploderen en de taal harder worden.
2015: de berichtenexplosie
Het grote viral moment van de ‘verwarde personen’ in de krantenmedia was in 2015. Tabel 1 en
Figuur 1 (Appendix) laten zien dat de berichtgeving dat jaar explodeert. Tot 2015 was het
jaarlijkse berichtvolume onder de 26 artikelen gebleven. Het jaar 2014 sloot af met 25 in het hele
jaar. In 2015 bedroeg dat aantal maar liefst 367: dat is dus gemiddeld één bericht per dag! Zonder
de regionale krantenberichten gaat het om een stijging van 6 naar 85 berichten.178 Ook zien we
dat de viral explosie niet slechts van korte duur is, zoals bij veel andere fenomenen. De jaren 2016
tot en met 2018 stijgt de berichtgevingvolume over de ‘verwarde persoon’ nog verder. Het is de
vraag of we daarom ‘slechts’ van een ‘hype’ kunnen spreken.
Wat gebeurde er in 2015? Het is het jaar waarin de tragische moord op oud-minister Els Borst
wordt uitgewerkt tot een overdreven veiligheidscrisis. Er wordt gegrabbeld uit een pot met
angstaanjagende cijfers omtrent de aanwezigheid van ‘loslopende’ verwarden: de E33-meldingen.
Dat deze E33-meldingen zélf in principe niet-strafbaar gedrag betreffen (zie Hoofdstuk 2), maakt
kennelijk niet veel uit voor de angstimpact. Want er wordt al snel geconcludeerd dat de
moordenaar van Borst, die begin 2015 onthuld wordt, ook ‘verward’ was – en daarom zijn de
‘E33-meldingen’ iets om bang van te worden. Direct na de onthulling van de moordenaar van
Borst verschijnt in februari 2015 al een bericht in Noord Hollands Nieuws over de ‘E33’-
registraties geschreven onder de kop: ‘Agressie van ‘gekken’ loopt de spuigaten uit.’179 De ‘overlast’
waartoe alle E33-meldingen zouden behoren, wordt nu zelfs al tot ‘agressie’ gepromoveerd. ‘De
toename van geweld met ‘verwarde mannen’ is een zorgwekkend probleem waar voorlopig nog
geen oplossing voor gevonden is’, zo stelt GGZ Nederland in het artikel. De ‘verwarde personen’
worden aldus, in Wacquants bewoordingen, ‘gedoodverfd als de natuurlijke verspreiders van de
epidemie van kleine overtredingen die het dagelijks leven verpesten. Ze zijn dragers van het
‘stedelijk geweld’ dat ons naar de rand van de collectieve chaos voert.’180 De onderzoeker en
crisiszorgprofessional Bauke Koekkoek, die dit debat voorzag van enkele ontnuchterende
kanttekeningen in zijn boek ‘Verward in Nederland’, hekelde de oneigenlijke verdachtmakerij en
doet daarover de volgende terechte observatie:
In veel media-uitingen worden deze incidenten [een aantal ernstige incidenten, waaronder die
op Koninginnedag (2009) en in een winkelcentrum in Alphen aan de Rijn (2011), en de
moord op oud-minister Borst in Bilthoven (2014)] en de E33-meldingen aan elkaar
gekoppeld, waardoor een beeld ontstaat van tienduizenden ‘verwarde personen’ die in
Nederland rondlopen en in staat zouden zijn om een geweldsdaad te plegen.181
De naam van de moordenaar van Els Borst, ‘Bart van U.’, wordt de maanden daarna de icoon bij
uitstek die steeds wordt aangehaald bij berichten over ‘verwarde personen’ en de vermeende
stijgende aanwezigheid van ‘verward gedrag’. Er wordt een onderzoek ingesteld naar de gang van
zaken rond de moord, en waarom de gevaarlijke Van U. niet in een psychiatrische instelling vast
zat. De conclusies van dit onderzoek, verricht door de onderzoekscommissie van topambtenaar
Rein-Jan Hoekstra – de ‘commissie Hoekstra’ – leidt in juni tot de uitbraak van een discussie over
een vermeende veiligheidscrisis die een ‘falende aanpak van verwarde mensen’ gaat heten.
Degenen die onder het etiket ‘verward’ leven krijgen vrij direct de ‘schuld’ in de schoenen
geschoven met een krantenkop als ‘Rapport verdachte moord Borst: aanpak verwarde mensen
faalt.’182 Een ander persbericht stelt dat ‘[p]olitie, Openbaar Ministerie en de geestelijke
gezondheidszorg (GGZ) falen bij de inschatting van het gevaar dat verwarde mensen kunnen
vormen voor de samenleving.’ ‘Deze situatie’ moet ‘zo snel mogelijk worden verbeterd.’ Vijf
dagen na de publicatie wordt deze veiligheidscrisis, deze ‘verwarde-personenproblematiek’,
officieel geagendeerd in de Tweede Kamer. De toenmalige minister van Volksgezondheid Edith
Schippers komt dan een ‘aanpak’ aankondigen. Er wordt een speciale landelijke beleidscommissie
opgericht, met de stoere crime-fighting achtige naam ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’ (en later
wordt dit het Schakelteam Personen met Verward Gedrag), die de mogelijkheden voor een
aanpak moet gaan onderzoeken.
Vermoedelijk hebben het Ministerie van Justitie en de politie de zaak Bart van U. graag in de
schoenen willen schuiven van de GGZ, en dit slim aangepakt via een jarenlang ‘verwarde-
personenspektakel’. Die interessante suggestie hoor ik in gesprek met iemand uit de antistigma-
beweging. Daar kon mijn gesprekspartner op het eerste gezicht best wel eens gelijk in hebben,
want als het rapport Hoekstra één ding duidelijk aantoont, dan is dat wel het grote falen van de
Justitie-onderdelen: het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Van U. was niet ingerekend,
ondanks het feit dat hij zichzelf had aangegeven op het politiebureau en de gevangenis. Hij moest
nog een officieel openstaande straf van 2,5 jaar gevangenis uitzitten. Hij werd daarentegen
weggestuurd. Ook is het OM vergeten zijn DNA af te nemen bij een eerdere veroordeling,
waardoor hij pas veel later ontmaskerd kon worden als moordenaar van Els Borst en in de
tussentijd ook zijn zus heeft kunnen vermoorden. Politie en Justitie hebben grote belangen bij het
wegkanaliseren van de aandacht voor deze blunders richting iets anders: een angstaanjagende
‘verwarde persoon’ die onschadelijk zou moeten worden gemaakt door een ‘falende’ GGZ.
Ongetwijfeld hebben deze belangen geholpen in het ontploffen van de ‘verwarde-
personenpaniek’. Maar evenzo vormen deze belangen zeker niet de enige verklaring voor een
debat dat nog zoveel jaren na haar ontploffing de krantenkoppen en beleidsagenda is blijven
domineren. Want waarom begon de politie bijvoorbeeld al in 2011 ‘verwarde personen’ te
registreren? Waarom zien we, zoals in het voorgaande besproken, ook al in 2010 en 2011
obsessieve reacties rondom ordeverstorende ‘verwarde personen’ als een angstspektakel?
Waarom pakten zoveel politici, zowel rechtse als linkse, het debat zo gretig op? Er lijkt meer aan
de hand.
Een GGZ-voorlichtster die begin 2015 werd geïnterviewd door journalisten, Welmoed van Rijs,
speculeert zoals vele anderen dat de toename van het aantal ‘verwarde personen’ komt door ‘de
toenemende spanning en onzekerheid in onze maatschappij.’183 Maar ik zou die stelling nu
precies willen omdraaien. We kunnen ons met Wacquant dan afvragen: is het niet veeleer deze
‘toenemende spanning en onzekerheid’ die, binnen de neoliberale culturele en structurele ruimte
waarin we ons bevinden, gekanaliseerd wordt richting een haast theatrale paniek over ‘verwarde
personen’?
Het is een mengeling van angst voor de toekomst, angst om van de maatschappelijke ladder te
donderen, angst voor de sociale achteruitgang en angst dat men zijn sociale status niet kan
doorgeven aan zijn kinderen, omdat er steeds meer afvallers zijn in de steeds snellere en
onzekere wedren naar vaste banen en functies. Het is deze onduidelijke en veelvormige sociale
en psychische onveiligheid die de gezinnen uit de volksklassen (objectief) het hardst treft. […]
Maar deze onveiligheid treft (subjectief) ook brede lagen van de middenklassen. Zij laten zich
leiden door het nieuwe oorlogszuchtige discours van politici en media […] dat volledig
gefixeerd wordt op de fysieke of criminele onveiligheid.184
Het ‘verwarde-personendebat’ is daar één uiting van, onder vele andere van zulke
‘oorlogszuchtige discoursen’, zoals rondom vluchtelingen. Dit soort panieken, zoals die over
‘verwarde personen’, zijn in feite geen antwoord op ‘de stijging van de misdaad […] – maar wel
op de algemene ontwrichting van de maatschappij’, zo zouden we met Wacquant kunnen
stellen.185 Deze algemene ontwrichting is het gevolg van ‘de verplichte bestaansonzekere arbeid,
die voor de arme […] de nieuwe norm van burgerschap is geworden.’ – zo stelt Wacquant.186 De
zorgen hierover worden vervolgens netjes gekanaliseerd richting bepaalde angstfiguren, zoals de
‘verwarde persoon’, en niet richting de escalerende botsing tussen het neoliberale
turbokapitalisme en de democratie – zoals we al zagen met Streecks analyse. Het zijn de groepen
die de gevolgen van dit falende systeem als eerste merken, de armen, de daklozen, de
opgebranden, de gediscrimineerde migranten uit voormalige kolonies en hun nakomelingen, die
worden afgebeeld als verpersoonlijkingen van de ‘totale chaos’ aan de horizon, en belangrijker:
als schuldige van die chaos. Wacquant schrijft:
Deze wegwerpcategorieën – jonge werklozen uit verwaarloosde voorsteden, bedelaars en
daklozen uit het stadscentrum, zwervers en losgeslagen drugsverslaafden, ontwortelde
gekleurde migranten zonder papieren – zijn een doorn in het oog, hun aanwezigheid op straat
is ongewenst, hun gedrag ontoelaatbaar. Zij zijn immers de levende verpersoonlijking van een
algemene sociale onveiligheid en zij komen bedreigend over. Deze sociale onveiligheid wordt
veroorzaakt door de geleidelijke afbouw van een stabiele en homogene loonarbeid, hét
tewerkstellingsmodel bij uitstek ten tijde van de fordistische expansie (1945-1975) […].187
Terwijl het economische systeem rammelt aan de onderkant, worden we dus veel banger voor de
vluchteling en voor de ‘ronddolende’ mensen die volgens een nieuwe politieke ‘realiteitszin’
eigenlijk in psychiatrische instellingen zouden thuishoren. In de paniek vlak na de onthulling van
de moordenaar van Borst verscheent er in februari het lokale bericht ‘Gooise klopjacht op een
verwarde man’,188 die eigenlijk enkel maar wat stond te schreeuwen. Hij was niet luidkeels aan
het verkondigen iemand te zullen ombrengen, maar scandeerde daarentegen vrolijke zaken als:
“Yes we can!” en “I’m the best!”. ‘De man zou hierbij ook gedanst hebben’, meldt het bezorgde
artikel. Even werd het centrum van de Nederlandse rijkdom, het Gooi, het toneel van een
verkondiger van de rammelende orde waarop deze verzamelde rijkdom rust. Een voortrilling?
In 2015 zien we de reikwijdte van de betekenis van ‘verwarde personen’ dan ook in
sneltreinvaart breder worden, geholpen door de nieuwe politieregistratiecategorie ‘E33’. De
obsessieve zorgen over de veiligheid van het klassieke machtscentrum, de koninklijke familie en
hoge staatsfunctionarissen verdwijnt en wordt verruild voor een angst voor de messteker die op
de hoek van de straat staat te loeren naar onschuldige prooien. Verward is volgens de
registrerende politie namelijk ‘eenieder die vanwege zijn al dan niet tijdelijke verstoorde
oordeelsvermogen gedrag vertoont waarmee hij zichzelf of enige ander in gevaar brengt en/ of
een bedreiging vormt voor de openbare orde en veiligheid.’189 Niet zozeer het koningshuis loopt
gevaar, maar iedereen. Zowel de staatsveiligheid alsook de burgers zelf. We worden weer, zoals in
2000, bang voor de ‘verwarde buurman’.
De reikwijdte wordt ook breder in de door de toenmalige minister van Volksgezondheid,
Edith Schippers, geïntroduceerde officiële overheidsdefinitie van ‘verwarde personen’, in juni
2015. Haar nog steeds geldende officiële definitie van de ‘verwarde persoon’ luidt:
Het zijn mensen met verschillende aandoeningen en/ of beperkingen (psychiatrische klachten,
licht verstandelijke beperkingen, dementie, verslaving) en/ of verschillende levensproblemen
(schulden, dakloosheid, verlies van dierbaren, gebrek aan participatie, onverzekerd zijn,
illegaliteit, enzovoorts). Vaak is het een combinatie van factoren die leidt tot verward
gedrag.190
Volgens Schippers gaat het om mensen die ‘door hun afwijkende gedrag overlast veroorzaken en
een (acuut) gevaar voor zichzelf en/ of omgeving vormen.’191 Maar deze definitie is zo vaag dat
we er op het eerste gezicht maar weinig mee kunnen. Wat is ‘verward gedrag’ dan? Als we verder
lezen, dan blijkt het volgende: ‘verward gedrag’ is afwijkend gedrag.
Deze mensen worden verward genoemd op het moment dat zij, door de genoemde
combinatie, afwijkend gedrag gaan vertonen.192
Wat is afwijkend dan? Iets te hard schreeuwen, iets te hard huilen? Of huilen op zichzelf? En wie
maakt dat uit? De definitie van Schippers is zo breed dat het enige aspect dat er niet uit
weggewerkt kan worden, ‘afwijkend gedrag’ is. De rest is optioneel. ‘Verwarde’ mensen die
afwijkend doen, kunnen dat doen doordat ze ‘psychiatrische klachten’ hebben, of een
‘verstandelijke beperking’, maar dat hoeft niet zo te zijn. Het afwijkende gedrag dat ‘verward’ gaat
heten, kan volgens de definitie ook komen door allerlei levensproblemen, al dan niet in
combinatie met het voorgaande. Maar de denkbare reeks levensproblemen waar een
mensenleven tegenaan kan lopen, is onuitputtelijk. Waarschijnlijk rondde Schippers de
opsomming daarom af met een ‘enzovoorts’. En hoewel sommige mensen en groepen het
zwaarder hebben dan anderen, ervaart iedereen wel een probleem in het leven (overwerk,
werkeloosheid, armoede, betekenisloosheid, ongewenst alleenstaand, of een loodzwaar huwelijk).
We kunnen dus alle ‘aanleidingen’ voor het afwijkende gedrag dat ‘verward’ genoemd wordt,
wegstrepen als definiërend kenmerk van ‘verwarden’. Alleen het afwijkende gedrag zelf blijft
over. Dus we krijgen dan verward gedrag = afwijkend gedrag.
Toch loopt zeker niet ieders ‘afwijkend gedrag’ evenveel risico op het brandmerk ‘verward’.
Afwijkend gedrag lijkt vooral ‘verward gedrag’ wanneer de betrokkene gepresenteerd kan worden
als een razende die in allerlei marges van de samenleving zijn geklemd: door
arbeidsongeschiktheid, levenslange uitkeringsafhankelijkheid, ‘ernstige psychiatrische
aandoening’, structurele discriminatie, detentieverleden, laagbetaald en onzeker werk,
dakloosheid. Deze groeiende marge van niet-producenten en niet-consumenten is een bedreiging
in een nieuwe economische orde die gedijt op consumeren en produceren, op winst. Maar in
plaats van ons te concentreren op de instabiele economische orde die velen uitsluit, wordt onze
blik – zoals hierboven geanalyseerd – gericht op een zogenaamd veiligheidscrisis waarin de
levende signalen van een economische en politieke systeemcrisis figureren als de schuldige
onruststokers.
Dit discours maakt daarbij graag gebruik van vage associaties en grove overdrijvingen,
gemaakt met behulp van een brutaal misbruik van de sociale wetenschappen, waarbij de
moordenaars ‘Michael P.’ en ‘Bart van U.’ ineens samengehompt worden met de
verontwaardigde gestrafte uitkeringsontvanger aan het loket of met vrolijke ronddwarrelende
‘psychoten’. Onschuldige vertolkingen van afwijkend gedrag staan ineens op een glijdende schaal
richting buren wakkerschreeuwen, tot aan messteken en moorden. Wie meerdere malen vanwege
afwijkend gedrag in een E33 melding terechtkomt, wordt er bovendien in een criminaliserend
taalgebruik uitgepikt als ‘recidiverende verwarde’,193 als ‘harde kern’.194 Hetzelfde constateerde
Wacquant bij grote panieken over hangjongeren, ghettovorming en immigratie:
Dit discours maakt van alle hout pijlen: het zit vol aantijgingen en overdrijvingen die het
maakwerk van een bepaalde op sensatie beluste sociologie nog versterken: een ruzie op de
speelplaats van een school, vandalisme in een trappenhal, rellen in wijken waar niemand nog
naar omkijkt. Alles wordt schaamteloos op één hoop gegooid, zoals de nieuwe politieke
consensus het wil.195
Ook gaat de focus zich in 2015 verbreden van ‘louter’ de acuut ‘verwarden’ naar ook de potentieel
‘verwarden’. Zo constateert Schippers bovendien dat de mensen waar ze op doelt, ‘niet per
definitie voortdurend verward zijn.’196 Daarentegen gaat het ‘om verwarde gedragingen van vaak
kwetsbare mensen.’197 Vanaf begin 2016 wordt ook niet meer gesproken van ‘verwarde
personen’, maar over ‘personen met verward gedrag’ – nogal een nietsbetekende verschuiving op
het eerste oog. Toch willen de partijen er wel degelijk iets mee zeggen. Zoals Onno Hoes,
voorzitter van de later opgerichte beleidscommissie ‘Schakelteam Personen met Verward
Gedrag’, verkondigt bij Nieuwsuur:
Wij noemen onze ‘groep’ dan ook ‘mensen met verward gedrag’, om aan te geven dat je niet je
hele leven ‘verward’ bent, maar er kunnen momenten van ‘verwardheid’ zijn.198
Om wie gaat het dan? In het eerste rapport van de eerdere commissie, het Aanjaagteam Verwarde
Personen staat in januari 2016 een definitie waarbij de focus is verschoven naar het voorstadium:
mensen die de ‘grip op hun leven (dreigen te) verliezen.’ Opnieuw zijn het daarmee vooral
degenen die naar de marge zijn gedrukt van onze neoliberale en neokoloniale orde:
[H]et gaat om mensen die grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico
aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen. Het gaat om mensen met vaak
verschillende aandoeningen of beperkingen (psychiatrie, verslaving, licht verstandelijke
beperkingen, dementie), veelal in combinatie met verschillende levensproblemen (schulden,
dakloosheid, werkloosheid, verlies van dierbaren, gebrek aan participatie, onverzekerd zijn,
illegaliteit, etc). Door verschillende omstandigheden kan de situatie ontstaan dat zij eenmalig
of chronisch in problemen komen, grip op hun leven verliezen en daardoor overlast
veroorzaken of zelfs in het strafrechtelijk circuit belanden.199
3.4 De jaren 2016-2018
In de overdrive
Sinds het bericht van de politie in 2014 over de ‘E33-meldingen’, zien de ‘verwarden’ hun
loslopen steeds weer opnieuw tot veiligheidsprobleem gedefinieerd worden in de kranten. Op een
hoge echostand klinkt het sentiment van een acute veiligheidscrisis de komende jaren door. Een
greep uit de berichtgeving: ‘Aantal meldingen van overlast door verwarde mensen stijgt sterk’200
(eind 2015); ‘Verdubbeling van aantal meldingen’201 (februari 2016); ‘Grote zorgen over overlast
verwarde personen’202 (december 2017); ‘Stijging aantal meldingen overlast door verwarde
personen’203 (maart 2018); en als laatste februari 2019: ‘Incidenten verwarde mensen
verdubbeld.’204
In Nederland hebben de media met deze herhaalde alarmkreten inmiddels een volwaardig
veiligheidsspektakel kunnen enscèneren, zonder dat de criminaliteit hiervoor daadwerkelijk
hoefde te stijgen. Zowel de geweldscriminaliteit als de algehele criminaliteit daalden volgens de
politie- en slachtoffercijfers van het CBS namelijk al vele jaren.205 En naast dat de turbulentie
rondom de ‘verwarde persoon’ geen reactie geweest kan zijn op een stijgende criminaliteit, is ze
dat ook niet op een geestelijke gezondheidszorg (GGZ) die niemand meer opneemt. De GGZ is de
laatste drie decennia juist steeds vaker mensen gedwongen gaan opnemen.206 Zoals de psychiater
Philippe Delespaul opmerkt:
Nota bene het land in Europa dat de meeste mensen opneemt en opsluit omdat ze vanwege
psychische problemen een ‘gevaar’ zouden betekenen, debatteert over het risico van verwarde
personen op straat. Impliciet wordt daarmee gezegd dat er nog te weinig verwarde mensen in
psychiatrische instellingen worden opgesloten.207
Bij het creëren van het ‘verwarde-personenspektakel’ schuwen de politie en journalisten geen
overdrijvingen, en soms neigen ze naar onjuiste statements. Door de politie en enkele kranten
wordt actief de indruk gewekt dat de ‘ernst van de incidenten’ zou zijn gegroeid. Soms wordt
daarbij zelfs naar databronnen verwezen die er niet zijn op dit gebied. Zo zouden CBS-cijfers
volgens een Algemeen Dagblad journalist zeggen dat de ‘ernst’ van de ‘incidenten’ (daarbij
verwijzend naar de E33-meldingen) ‘groter wordt.’208 Maar er zijn geen CBS-data die daarop
wijzen. Sterker nog: het is simpelweg niet bekend, zoals zelfs het Schakelteam moest constateren
in september 2018 – een krap halfjaar na het betreffende krantenartikel. Een poging tot dieper
onderzoek naar alleen al de ‘terugkerende’ meldingen uit de grote E33-berg, is vooralsnog niet
geslaagd.209 Het kost enorm veel tijd, want niet alleen is deze landelijke berg aan E33-meldingen
enorm groot en divers, maar je loopt ook al snel onvermijdelijk op tegen ‘privacyregels …’ – zo
constateert een teleurgesteld Schakelteam.210 Onderzoeker Jos Kuppens, die de E33-meldingen
kon onderzoeken voor Rotterdam en Amsterdam, zegt tegen NRC dat de cijfers over de ‘E33’-
registraties ‘een vergaarbak [is] voor meldingen’,211 waaruit verder niets geconcludeerd kan
worden over zaken als ernst, mate van agressie of overlast.
Toch belet dit de landelijk programmaleider bij de politie van ‘mensen met verward gedrag’,
Henk van Dijk, niet om in februari 2019 tegen NRC te verklaren dat ‘[d]e incidenten bovendien
heftiger [lijken] te worden.’212 Vervolgens noemt hij voorbeelden die we ook al een aantal jaren
geleden lazen in de krantenberichten: ‘…ze gooien soms ook dakpannen van het dak of zwaaien
met een mes.’ Maar nergens bestaat er een overzicht over het percentage messentrekkers,
brandstichters of schreeuwende dakklimmers onder de ‘verwarden’. En omgekeerd, hoeveel
‘verwarden’ er dan onder de misdadigers, zoals de messentrekkers en de brandstichters, zitten,
weet men bij de politie op dat moment ook nog niet. Politiechef Anja Schouten verklaart later in
De Balie dat de politie zich momenteel over deze vraag buigt, met behulp van onderzoekers die
alle geregistreerde interacties tussen burger en politie zullen onderwerpen aan een grootschalige
kwantitatieve tekstanalyse: hoe vaak komen ‘verwarde mensen’ voor binnen andere
registratiecategorie- en die wél duiden op strafbare feiten?213 Maar wat weten we eigenlijk als
blijkt dat agenten bij 60% van de verdachten hebben opgeschreven dat de betrokkene ‘verward’
was? Volgens een antwoord op mijn Wob-aanvraag bij de politie, weten agenten dat namelijk zelf
ook niet:
[A]lleen een GGZ-instelling [kan] een diagnose stellen van ‘verward persoon’ (het is niet aan de
politie om medische diagnoses te stellen).214
Omdat er geen harde bewijzen zijn voor de desalniettemin harde claims, herhalen de sprekers
van de politie vooral uiteindelijk elkaars ongefundeerde opmerkingen. Zo ook Van Dijk:
uiteindelijk valt hij dus terug op de eerdergenoemde, evenzeer ongefundeerde noodkreten en
noodgrepen van collega’s: ‘De politie in Rotterdam heeft ruim een jaar geleden verwarde mensen
opgenomen in het ‘dreigingsbeeld’, omdat ze een gevaar vormen voor de samenleving.’215 Van
Dijk lijkt te verwijzen naar de kreet uit december 2017 van de toenmalige politiechef Rotterdam,
Frank Paauwe: ‘Verwarde mensen doden meer mensen dan terrorisme’216 – een boude bewering
die, opnieuw, gebaseerd is op anekdotes en niet op aangetoonde trends, zo constateert
onderzoekster Nynke Boonstra terecht.217 Het is niet bekend hoeveel moorden er door ‘verwarde
personen’ zijn gepleegd. Sterker nog: deze vraag is niet te onderzoeken. Wie gaat duiken in het
moordcijfer door mensen met GGz-diagnose, stuit op het probleem dat dit niet allemaal
‘verwarde personen’ zijn. En evengoed zijn niet alle mensen zonder diagnose gevrijwaard van het
etiket ‘verward persoon’.
Toch lezen we na een paar dagen na die angstkreet van Paauwe, de angstwekkende kop:
‘Aantal moorden door verwarde personen stijgt.’218 Het is het jaar geweest van de tragische moord
op Anne Faber, die nu tezamen met andere anekdotes wordt uitgebuit als voeding voor het
‘verwarde-personenspektakel’. Het artikel in Algemeen Dagblad koppelt vervolgens het gestegen
moordcijfer van 2017 aan het gestegen aantal E33-registraties. Duidelijk wordt niet of de extra
moorden van dit jaar echt door ‘verwarde personen’ zijn gepleegd, maar de indruk wordt valselijk
gewekt door een bewuste selectie van zeer infrequente gebeurtenissen. Het samenlopen van twee
trends – de stijgende moordcijfers en ‘E33-registraties’ – kan door heel veel andere factoren zijn
veroorzaakt, of zelfs simpelweg een toevallige samenloop zijn. En inderdaad: als we een paar
maanden later terugkijken op Moordatlas.nl, de website die als bron wordt aangehaald in het
betreffende Algemeen Dagblad artikel, wordt op die website teruggeblikt op de plotselinge stijging
in het moordcijfer van 2017 als ‘toeval’ – en niet veroorzaakt door ‘verwarde personen’.
‘[G]ewoon pech, dus’, zo stelt de website.219 De auteur op de website merkt op dat het
moordcijfer de eerste helft van 2018 weer trouw is gedaald. Sterker nog, het gemiddelde
moordcijfer van dat halve jaar is zelfs al onder het cijfer van ‘de toch al rustige jaren’ 2015 en
2016 gedaald.220 Maar als het moordcijfer daalt, net als in de jaren vóór 2017, lezen we
desondanks niet in de krant dat een lager moordcijfer te maken heeft met het gestegen aantal
‘E33-meldingen’. Want dat verhaal dat zou niet rijmen met de grondaannames van het discours,
namelijk dat meer ‘verward gedrag’ moet wijzen op een onveiligere samenleving.
De bevindingen van de eerdergenoemde onderzoeker Jos Kuppens zijn nóg een andere
aanwijzing voor het overdrijven door de politie. ‘Soms belt iemand die zich ongerust maakt over
een buurman de politie’, zegt hij, ‘maar dan er is dan nog niks gebeurd’, stelt hij in NRC. 221 Het
onderzoek dat hij met collega’s van Bureau Beke verrichte, laat iets ontnuchterends zien. In 2014
kwam maar liefst ‘bijna een kwart’ van de E33-registraties in de regio Zuid Holland, neer op
mensen die met ‘warrige’ verhalen opbellen of bezoekjes brengen aan de politie.222 Telefoontjes
en bezoekjes die de politie niet kan plaatsen, doet ze dus vooral zelf af als ‘verward persoon’,
zonder tussenkomst van de bezorgde burger die iemand hoort schreeuwen of met een mes ziet
lopen. Zoals de journalist en taalkundige Jan Kuitenbrouwer opmerkte op het slotsymposium
van het Schakelteam, is de aandacht voor de ‘verwarde persoon’ uiteraard een welkom
kruitmiddel voor de politie om hun toenmalige protesten tegen de bezuinigingen te versterken:
Terwijl de politie voortdurend protesteert tegen bezuinigingen, […] creëert zij voor zichzelf
een nieuw taakveld, gebruikmakend van alarmerende statistiek, vervaardigd door registratie-
artefacten – zoals dat dan wordt genoemd. De criminaliteit daalt dan misschien, maar de
verwarde persoon rukt op. Er moet iets gebeuren! Meer geld! Zo past de verwarde persoon
perfect in een agenda voor law and order, gelegitimeerd door een zorgwekkend nieuw
verschijnsel.223
Al deze opblazerij, deze productie van angst over de risico’s rondom de ‘verwarde persoon’,
wordt treffend onthuld in een interview uit maart 2019 – opvallend genoeg door niemand anders
dan de politie zélf. “Laat je niet foppen door E33”, stelt de politiechef en landelijk
politiecoördinator ‘Zorg en Veiligheid’, Anja Schouten. De presentator van debatcentrum De
Balie, Lennart Booij, weet met zijn treffende interviewvragen de volgende informatie te plukken
uit haar:
Dus mensen bellen ons voor veel meer mensen en veel meer omstandigheden waarvan wij en
zij – want wij zijn natuurlijk ook leken – zeggen van ja die classificeren we even onder
‘verward gedrag’, want we weten het ook niet. Maar het is heel veel meer dan alleen maar
psychiatrie. Daar zien we liefdesverdriet, daar zien we dronkenschap, daar zien we ‘even mis’,
daar zien we ‘heel vaak mis’. Eigenlijk zien we dat die vermaledijde bak, de E33, daar is 60 tot
70 procent van de meldingen per jaar mensen die we maar één keer tegenkomen. Dus er is één
keer iets aan de hand.224
Volgens Schouten is het gedrag dat onder de E33-code wordt geclassificeerd daarnaast ook nog
eens “heel vaak niet gevaarlijk.” Want “[i]edereen die (1) een beetje in de war is en daarnaast een
misdrijf pleegt, (2) tentamensuïcide, dat soort dingen, dat komt allemaal niet in de E33-bak.”
Presentator Booij is verbaasd als hij dit hoort. Dit rijmt niet met het alarmerende beeld dat hij
heeft meegekregen uit de mediaberichtgeving, onder andere uit de monden van Schoutens
collega’s. Hij constateert: “Je zou dus kunnen zeggen dat we die hele hype te danken hebben aan
de classificering in jullie eigen vakjessysteem, waardoor de liefdesverdriet-hebbenden, verwarden,
beschonkenen allemaal als ‘verwarde persoon’ worden geregistreerd.” – poneert hij.
[J]e geeft dus aan dat het een enorme impact heeft van hoe je registreert, wat dat
maatschappelijk teweegbrengt, wat dat politiek teweegbrengt, welke discussies daardoor op
gang komen… Terwijl, eigenlijk zeg je: als we er nog eens opnieuw naar kijken, is een hele
grote groep niet iemand die continu terugkomt in dat gedrag. Het gaat eigenlijk om unieke
meldingen van mensen die eigenlijk ook niet als ‘zijnde verward’ gekwalificeerd moeten
worden, of in ieder geval niet vanuit GGZ aspect. Dus dan hebben we het opeens eigenlijk over
een veel kleinere groep. […] Waarom hebben we dan nu de laatste tien jaar dit verhaal? Is het
letterlijk door een andere manier van administreren of überhaupt door administreren?225
Zoals gezien gaf Wacquant hier al treffend antwoord op. De opblazerij is symptomatisch voor
een bange neoliberale orde. De politie en de kranten produceren en reproduceren een nieuwe
categorie mensen die niet zozeer verwijst naar een bestaande groep mensen, maar die een nieuwe
politieke realiteit schept waarin die groep mensen sen vanzelf gaat bestaan als de objecten van
een ongekend ‘hyperactief’ ordehandhavingsapparaat. Zo wordt de gezagsuitdagende aandacht
voor de crisis van de kapitalistische democratie, netjes verschoven naar gezagsloyale
veiligheidsthema’s. De potentieel kritische burger, die in 2016 massaal naar de boekenwinkel ging
om ‘Piketty’226 te lezen, wordt als machteloos doelwit van al die gevaarlijke vreemde types in de
samenleving afhankelijk gemaakt van de overheid. Hoezeer haar beleid ook indruist tegen de
belangen van werkloze en arbeider, de burger wordt tenminste goed beschermd. Nijpender dan
economische crises is immers de veiligheidscrisis waardoor de respectabele meerderheid
bedreigd zou worden. En in die context wordt de ‘risicomaatschappij’ nieuw leven ingeblazen.
De risicomaatschappij en de vercommercialisering van risico
De socioloog Ulrich Beck, bekend geworden met zijn concept van de ‘risicomaatschappij’, had
het in zijn beroemde boek Risk Society over de groeiende ‘commercialisering van risico.
[vertaling K.R]’227 Hij stelde: ‘De industriële samenleving produceert zijn eigen bedreigingen.
[vertaling K.R.]’228 De categorieën die in de barsten van de overhitte neoliberale economie vallen,
worden vervolgens als levende vertolkers van de ineenstortende, overspannen economie tot risico
gebombardeerd en zodoende het doelwit van allerlei risicotaxerende, risicovermijdende en
risicobeheersende diensten van diezelfde uitbuiters. Deze diensten zullen het risico nooit kunnen
uitdoven en alleen de symptomen adresseren, zoals het uit het straatbeeld verwijderen van de
schreeuwende dakloze. Het is eigenlijk de soort ruimtelijke creatieve boekhouding van een
instortend systeem, dat een nieuwe markt vindt in angst: een briljante, onuitputtelijke markt
waarin de overheid optreedt als de vertrouwde aanbieder, en zich daardoor ook in deze lastige
tijden gegarandeerd ziet van legitimiteit onder de ‘vragers’: de ‘‘echte’ gewone burgers’ van de
Nederlandse socioloog Paul Schnabel (zie Hoofdstuk 1).229 Over deze ontsprongen
risicocommercie schreef Beck het volgende:
Honger kan gestild worden, behoeften bevredigd; risico’s zijn [daarentegen] een ‘bodemloze
put van behoeften’, onbevredigdbaar, eindeloos. […] Men kan behoeften, en dus markten, van
een compleet nieuw soort creëren door de definitie van risico te variëren, vooral de behoefte
aan het vermijden van risico – open voor interpretatie, causaal ontwerpbaar en oneindig
reproduceerbaar. Productie en consumptie worden dus verheven naar een compleet nieuw
niveau met de triomf van de risicomaatschappij. […] [R]isico-dramatisering en risico-
onderzoek in de massamedia, zijn een intrinsieke, normale vorm van deze revolutie aan
behoeften. [vertaling K.R]230
De eindeloze commercialisering van risico materialiseert zich onder andere in een door de
overheid geuit revanchistisch, oorlogszuchtig maakbaarheidsdenken omtrent de ‘leefbare
samenleving’.231 Dat was decennialang al het geval, onder andere met betrekking tot mensen met
een niet-westerse migrantenachtergrond, maar begint zich ook steeds luider te uiten jegens
andere mensen die ‘buiten de orde’ staan geplaatst. Typerend aan dit soort oorlogszuchtige
angstdiscoursen is volgens Wacquant daarnaast de vraag naar ‘een hele resem wetten en een
onverzadigbare honger naar bureaucratische en technologische spitsvondigheden. Bijvoorbeeld:
buurtbewakingscomités, […], samenwerkingsverbanden tussen ordehandhavers en andere
overheidsdiensten (scholen, ziekenhuizen, sociale diensten, de fiscus), […], meer bevoegdheden
voor reclasseringsambtenaren, […] flashball-wapens, daderprofilering, […]’ en ‘tasers’.’232
Februari 2017 wordt inderdaad in Nederland de taser ingevoerd als proef, en om dit ingrijpende
middel te kunnen rechtvaardigen laat de politie haar publiek een angstwekkend scenario
inprenten met een ‘verwarde man’.233 Enkele maanden later verschijnt op Youtube een video van
het Rotterdamse korps, dat een kanaal voert onder de krimi-achtige naam ‘PRO247’.234 De video
begint met een trailer waarin we een stoere rockgitaar horen en flitsende beelden zien met
politie-auto’s. Vervolgens begint de reality soap. De politie is een ‘verwarde man’ tegengekomen,
in levende lijve! Help! Terwijl er vrij weinig gebeurt in de ontmoeting met de ‘verward persoon’,
bouwt de paniek zich op als uit de databases blijkt dat de man goed kan vechten. “Er moet een
extra auto bij.” – horen we. De agenten gedragen zich als bange wespen die de man omsingelen.
Uiteindelijk wordt de ongewapende man getaserd op de weg. De Telegraaf deelt de video met de
spectaculaire titel: ‘Heftig! Man neer door taser!’235
Ook deze spectacularisering van politierepressie is volgens Wacquant typerend voor de
neoliberale ordehandhaving en hij noemt dit treffend ‘de pornografie van het strafbeleid’,236
omdat zulke verhalen lekker overdreven en uitvergroot worden, en onuitputtelijk herhaald. Het
is het strijdnarratief van een samenleving die zichzelf moet verdedigen tegen een mijnenveld aan
gevaarlijke ‘tijdbommen’. We zien hier een ‘machostaat herboren worden’, zegt Wacquant.237
Namens de ‘‘echte’ gewone burger’238 wordt door journalisten, politici, burgemeesters en
politievertegenwoordigers een strijdnarratief gevoerd over de wijken en steden die terug moeten
worden gewonnen van de ‘verwarde’ bestormer. ‘Verwarde mensen’ moet je ‘aanpakken’,
‘aanjagen’239, een ‘klopjacht’240 op houden, of eerder al ‘vroegsignaleren’.241 Het lijken wel
vijandige troepsleden: ze worden ‘overmeesterd’242 en kunnen zich ‘verschansen’.243 De moreel
correcte meerderheid gruwelt en rilt, maar is toch zo blij dat de stoere ordehandhavers hen weer
veilig maken! Ja, ze hebben ‘m te pakken! Een reageerder op de video zegt: ‘ze moeten gewoon in
elke auto zo’n taser hebben, is niet handig als je daar iemand voor moet bellen’.
Terwijl de overheid zo de stoere spierballen toont en zelfs entertainment weet te bouwen om
het risicospektakel, hekelt diezelfde overheid zichzelf paradoxaal ook steeds weer om haar eigen
‘nog steeds falende aanpak van verwarde personen’, waardoor ‘het gevaar dat zij vormen dus
blijft voortbestaan.’244 Procedureverslaafde ambtenaren en professionals “zitten stil”, “vluchten in
procedures”, “wachten”, “leunen achterover.”245 Door politie en burgemeesters wordt bovendien
een beeld geschetst van kortzichtige psychiaters die de ordeverstoorder na een gunstige
‘momentopname’ weer ‘naar huis sturen’ – net zoals er in veiligheidspanieken die Wacquant
bekeek doorgaans geklaagd wordt over ‘de schandalige laksheid van rechters’.246 De tijd van
achteroverleunen moet voorbij zijn, zo luidt de boodschap. En dus juist met deze kritische
zelfevaluatie bekrachtigt de overheid haar autoriteit en macht juist in plaats van dat ze haar
legitimiteit zou aantasten ermee. Wijzend op haar ingekakte zelfverdedigingsarsenaal, begint ze
een pleidooi voor meer bevoegdheden, meer inwoners die in haar vizier moeten komen, meer
zero tolerance, meer blauw op straat, meer ‘daadkracht’, meer macht. “Er zal door regels heen
gebroken moeten worden”,247 zeggen enkele rebelse regelbrekers die de cultuur van het
achteroverleunen wel eens vanuit het nieuwe ‘realiteitsbesef’ zullen openbreken. Zo ook Sjef
Czyzewski, lid van het ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’. Hij prijst een experiment in
Rotterdam waar woningcorporaties bij hun wanbetalers binnendringen met een GGz-
professional in de arm, iets dat ‘binnen de bestaande regels nauwelijks’ mogelijk was geweest. ‘In
één adem wordt er dan gezegd dat de overheid haar vermogen heeft hervonden of hernieuwd om
de zogenaamde ‘probleembevolking en ‘risicowijken’ voor eens en altijd te doen plooien voor de
gemeenschappelijke norm.’ – stelt Wacquant vast.248 We zien, zou hij zeggen, een:
oorlogszuchtige herbevestiging van de capaciteit van de staat om de onruststokende armen
(uitkeringsontvangers en criminelen) op te sluiten in een ‘onderwerpingsrelatie van
afhankelijkheid en gehoorzaamheid’, waarin de staatsleiders afgebeeld worden als de potente
beschermers van de samenleving tegen diens eigenzinnige, dwarse leden.249
Zo presenteert deze zich als ‘de ultieme omwalling tegen de chaos die, opduikend vanuit de
onderwereld, de funderingen van de samenleving bedreigt’250: of dat nu een Grote Muur is, de
gevangenis, of ‘extra beveiligde bedden’ en een ‘Observatiemaatregel’. Uit het puin van de
brokstukken van neergestorte Grote Verhalen, inclusief dat van de natiestaat en een almachtige
overheid, rijst zomaar een groot nieuw maakbaarheidsverhaal op. Het is het verhaal over een
perfect veilige orde waarin een afgebakende ‘eenheid’ (de normalen en de witte westerling)
perfect zal worden teruggeclaimd en beschermd tegen de aanwezigheid van een hele reeks aan
‘buitenstaanders’.
Het is zeker niet alleen de overheid en de politie die een rol hebben in het ontstaan van een
controlecultuur die ‘verwarde personen’ wil ‘aanpakken’. Ook zijn daar partijen buiten de
overheid, en dat zijn niet alleen de sensatiezoekende commerciële mediabedrijven. De
winstmaximiserende veiligheidsindustrie, die tot nu toe uit het vizier bleef in dit hoofdstuk, helpt
zijn statelijke partners dankbaar mee in het verhogen van het publieke ‘veiligheidsbewustzijn’ –
de mooie marketingterm voor angstcultuur. De veiligheidsindustrie is goed vertegenwoordigd
onder de sponsors van het jaarlijkse Congres Personen met Verward Gedrag,251 dat in 2017
debuteerde op de locatie van één van de partners: het sterk gesubsidieerde The Hague Security
Delta. Een andere partner van dit congres, het Twente Safety & Security netwerk, noemt ‘mentally
unstable persons’ één van haar vijf ‘kernfocusgebieden’.252
Xenofobie en racisme met een objectief masker
Zoals voorspeld kan worden vanuit Wacquants eerdere bevindingen over zulke angstdiscoursen,
krijgt de angstwekkende ‘persoon met verward gedrag’ steeds meer een socio-etnisch
gemarginaliseerde afbeelding. De aandacht begint zich vanaf 2018 meer te richten op de
potentieel ‘verwarde’ vluchteling en niet-westerse migrant – en diens nakomelingen en de bruine
en zwarte Nederlanders die steeds maar weer migrant genoemd blijven worden. Illustrerend voor
het voornemen om de focus wat meer te richten op de ‘potentieel verwarde’ vluchteling,
bijvoorbeeld, is de laatste definitie-uitbreiding van ‘personen met verward gedrag’ van het
Schakelteam. In hun slotrapportage staan er in het rijtje levensproblemen niet alleen zaken als
werkloosheid en schulden, maar ook ‘trauma’s als gevolg van oorlog’.253 Bovendien staat de
volgende tekst onder een in de rapporten nieuwverschenen kopje ‘Statushouders’:
Recente incidenten die in de media zijn geweest rond statushouders lieten zien dat
onvoldoende afstemming en samenwerking tussen de verschillende betrokken partners een
rol spelen. Het gaat dan specifiek om getraumatiseerde mensen die gevlucht zijn uit een
onveilige situatie in hun eigen land. Uit recent onderzoek onder vluchtelingen met een
verblijfsstatus […] blijkt dat zij vaker dan gemiddeld lijden aan trauma’s en psychische
problematiek en moeilijk aansluiting vinden bij het Nederlandse zorgsysteem. Het betreft dus
een duidelijke risicogroep. Voor hen is vroegtijdige signalering gevolgd door passende zorg en
begeleiding nodig.254
Natuurlijk komen zaken als ‘verlies van dierbaren’ tijdens de gevaarlijke overtocht en
traumatische oorlogservaringen, vaker voor onder vluchtelingen, en gaan vooral niet-westerse
immigranten gebukt onder discriminatie en armoede. En natuurlijk zorgen deze zaken voor
stress en trauma. Maar via een debat over ‘verwarde personen’ zijn deze problemen ineens
‘risicofactoren’ geworden voor het zo angstwekkende ‘verward gedrag’. Degenen die ermee
kampen worden risico-inwoner. Vluchtelingen worden een ‘duidelijke risicogroep’, gezien
‘[r]ecente incidenten die in de media zijn geweest rond statushouders’ – zo stelde het citaat
hierboven al.
De op zich terechte aandacht voor de trauma’s en stressoren waar migranten mee kampen,
lijkt helaas veel meer gedreven te zijn vanuit een bezorgdheid om de publieke veiligheid en
‘terreurbestrijding’ dan dat ze gedreven is door compassie voor de psychologisch geschaadde
vluchteling die het slachtoffer is van de na-ijlende effecten van kolonisatie, militair Europees
grensbeleid en van een onluikende globale klimaatcrisis. Dit blijkt uit haar timing. De nieuwe
aandacht voor de al veel eerder evidente psychologische wonden van migranten, is er pas sinds
‘recente incidenten’ – en volgens bovenstaand citaat ontstond deze aandacht er ook expliciet naar
aanleiding van deze incidenten. Dat er vervolgens meeschrijvers zijn geweest aan deze rapporten
die wél primair handelen vanuit een zorg voor het welzijn van de vluchteling, die deze mensen
oprecht willen helpen, doet niets af aan deze meer verdachtmakende, xenofobe ondertoon van
het brandmerken van migranten als ‘personen met verward gedrag’ en ‘risicogroep’.
Onder de schaduw van een luide media-discussie over de merkwaardige vraag of enkele
bruine en zwarte plegers van ernstig geweld nu ‘verward’ waren of ‘terrorist’, gebeurt er dus ook
iets anders. Iets dat veel geruislozer is, zou ik willen stellen, dan de verwoede pogingen van PVV-
Kamerlid Fleur Agema en anderen om de Verwarde Persoon® wit te wassen en gescheiden te
houden van een volgens hen veel engere Altijd-Bruingetinte Terrorist®.255 In de veel minder
schreeuwerige beleidsliteratuur is een riskant discours ontstaan over de potentieel ‘verwarde’
vluchteling en personen met ‘niet-westerse migratieachtergrond’. Opnieuw zien we daarbij een
klassiek racistisch fenomeen: een daad van een individueel lid van een etnische minderheid doet
iets vreselijks, zoals de Syriër Malek F., en een gehele minderheid wordt ineens risicogroep.
Alleen gebeurt het nu niet alleen expliciet door politici in een steeds meer rechtsdraaiend politiek
klimaat, maar door de auteurs van een reeks zogenaamd kleurloze, objectieve beleidsartikelen.256
De ervaringsdeskundige goeroe
Er is nog een andere recente trend in het debat over ‘verwarde personen’. In plaats van dat er
steeds over de ‘verwarde’ wordt gepraat als een passief kennisobject, beginnen degenen die zo zijn
genoemd voor zichzelf te spreken. Laten we eens kijken naar een ervaring die ik zelf had met de
media.
“Verwarde mensen op straat. Worden ze gevaarlijker of kunnen we er gewoon steeds slechter
tegen?”257 Na het uitspreken van die aanvangstzin ontvangt presentator Tijs van den Brink drie
personen in de tv-studio. De eerste is Marcel, een slachtoffer van een ‘verwarde’ messteker die
opeens op kwam duiken. De tweede is Toon, een ervaringsdeskundig lid van het Schakelteam
Personen met Verward Gedrag. En tenslotte zit ik daar, een sociologe die ervaring heeft met het
etiket ‘verward’ en niet spreekt uit naam van enige organisatie.
We zitten middenin de uitzending als Toon en ik ineens oog in oog staan met onze
vermeende karikatuur – of althans, zo wordt de beste man afgebeeld. Een beeldscherm in de
studio toont ons een eerder moment van deze week, waarop Tijs samen met straatpastor Hannah
op zoek gaat naar ‘verwarde mensen’ op straat. Er verschijnt een man met grote grijze baard en
een kruiwagen. De man, die waarschijnlijk in de zeventig is, zit op een bankje op een klein
pleintje in de regen. Als Hannah hem vraagt waarom hij in de regen zit, antwoordt hij: “Ja, dat is
een goede vraag.” Hij pakt zijn moment. “Misschien dat mensen zich ook eens gaan afvragen hoe
het met Europa gaat en hoe wij over een paar jaar op een revolutie afstevenen; dat hier een
fucking burgeroorlog uit gaat breken dankzij een zooitje kankerratten!” zegt hij terwijl hij de
scheldwoorden bijna lijkt uit te spugen. “En zit u daarom in de regen?” – vraagt de straatpastor
met een duidelijke frons van onbegrip.
In de studio vertelt Tijs dat de man ze uiteindelijk heeft weggestuurd, die “boos” werd omdat
“hij vond dat we teveel lachten”. “Toen zei ‘ie: ga maar weer weg.” De dakloze was “agressief”, zo
duidt de presentator. Woorden die hij overigens weer moet inslikken nadat Marcel zich als
slachtoffer van een bijna-fatale agressie, zich tegen zo’n zware duiding verzet. Wat is er immers
agressief aan het gesprek afbreken met de zoveelste persoon die je – ook al is het onbedoeld –
neerbuigend toespreekt? Maar door de dialoog te weigeren, het probleem erin aan te wijzen, was
deze man het probleem geworden. Het leek er ergens op dat de presentator eigenlijk helemaal
geen vrije dialoog en een gelijke uitwisseling van ideeën wilde voeren op dat plein. Het leek erop
dat hij, stilzwijgend, het irrationele en razende verwarde wilde blootleggen voor het kritiserende
normale oog van de normale kijker. Maar daarentegen werd hij zelf blootgelegd.
“Nou, wat voel je?” – vraagt Hannah aan Tijs als ze samen zijn weggegaan bij de man.
“Nou, èh, dit is wel spannend!” – zegt Tijs met een bloedserieuze blik. “Je weet niet wat ‘ie gaat
doen.”
Achteraf vroegen Toon en ik ons af waarom deze man eigenlijk niet ook in de studio zat en
meepraatte over ‘verwarde personen’ – als hij kennelijk zo wordt gedefinieerd. Toon en ik zijn de
aangepasten, de normaalgeschminkten die hun verhaal doen in het ‘rationele’ Normaalspraak
(zie Hoofdstuk 2), terwijl de onaangepaste op veilige afstand blijft. Deze dakloze man moest de
‘verwarde’ karikatuur belichamen, de ‘tijdbom’. Mensen als deze man op straat kunnen volgens
het normale discours niet voor zichzelf praten; er kan alleen vóór hen gepraat worden. Desnoods
door mensen als Toon en ik, die dan als ‘tolk’ moeten optreden.
“En, Toon, is dit wat je bedoelt: moeten we allemaal ‘Hannah’s’ worden?” – vraagt Tijs aan één
van de twee goeroes die het vreemde mysterie van de ‘verwardheid’ kennen. Tijs lijkt te willen
vissen naar een handleiding die de tv-kijker thuis vertelt hoe ze met deze meneer zouden moeten
omgaan. Toon geeft daar een nuancerend antwoord op. Want hij kan het niet weten. Er is niet
zoiets als dé ‘verwarde persoon’. Het is een verzinsel. Maar wanneer een bevestigende respons
van de presentator uitblijft, geeft Toon hem aarzelend toch wat hij wil: een recept.
De gepubliceerde verhalen van ‘ervaringsdeskundigen’ over ‘verwardheid’ hebben bijna
allemaal bepaalde kenmerken gemeen, die enkele niet-gepubliceerde verhalen niet hebben. De
eigen ‘abnormaliteit’ is daarbij vaak veilig verbannen naar een verleden (‘zo was ik vroeger’), de
persoon is gerepareerd: ‘[a]uto kapot, auto gemaakt’ – zo omschrijft de Nederlandse filosoof
Henk Oosterling dit denken.258 De manier waarop er op deze eigen ‘abnormaliteit’ wordt
gereflecteerd, is vaak niet meer te onderscheiden van hoe een normale agent of verpleegkundige
zou kunnen kijken naar een ‘verwarde’ buurtbewoner. Ik hoor de ‘ervaringsdeskundige’
terugreflecteren op een karikaturale versie van ‘abnormaal’, als iets dat neerkomt op ‘buiten jezelf
staan’, dat ‘wild’ is, en ‘gevaarlijk’, en getemd moet worden door een normale opzichter. Hoe
meer agressie en vlammend spektakel het verhaal kan bieden, hoe meer zichtbaarheid: “Dat ik
gewoon zo knetter in de war was dat ik iemand bedreigd heb met een schaar op het hoofdbureau
van de politie.”259 De ingrijpende interventies die de GGZ, politie of anderen hadden uitgevoerd
waren vervelend, maar altijd ‘terecht’ en ‘onvermijdelijk’, als iets waarin slechts de vorm (geen
politieagenten maar ggz-professionals) kan veranderen. De enige ‘fout’ die de
‘ervaringsdeskundigen’ de GGZ en andere hulpverleners toeschrijven, is dat deze niet voortijdig
hadden ingegrepen. Niet alleen gaat het daarbij om de zeer vervelende wachttijden of het gebrek
aan hulp als je daarvoor wanhopig komt aankloppen. Het gaat veel vaker nog om het voortijdig
ingrijpen bij mensen die de zorg desondanks blijven weigeren. ‘Ze hadden me moeten zien’, hoor
ik in de verhalen, waarbij ‘iemand zien’ betekent dat de wijkteams, psychiater en maatschappelijk
werker voorbij de ‘verwarde’ in de mens zouden kijken. Of eigenlijk: ‘voorbij de onbegrijpelijke
zorgweigering kijken’ en het grijpen naar de zogenaamde Echte Objectieve Hulpvraag®.
Vervolgens wordt er geconcludeerd dat deze premissen ook voor andere ‘verwarden’ moeten
gelden. Ze worden imperatieven. De ‘ervaringsdeskundige’ heeft namelijk een normerende
invloed als herstelde. Zo stelt Schakelteam-voorzitter Onno Hoes over de veelgehoorde
ervaringsdeskundige Danny Jacksteit: “Voor ons staat hij ook symbool voor al die mensen die
met ervaringsdeskundigheid te maken hebben […].”260 Maar het is nog steeds de normale partij
die uitkiest welke ‘abnormale’ symbool mag staan en welke niet. En daarmee is de positie van
‘ervaringsdeskundige’ een machtsinstrument, een houdgreep. Een verleidelijke houdgreep, nota
bene. Want de officieel erkende positie van ‘ervaringsdeskundige’ wordt gezien als één van de
belangrijkste verheffingsmiddelen voor mensen die als ‘abnormaal’ worden gezien. Vervolgens
wordt de ervaringsdeskundige via allerlei mechanismen gedrilld om de normale toehoorder te
pleasen. Bij veel ervaringsdeskundigen hangt het zelfvertrouwen en de geloofwaardigheid in
belangrijke mate af van de goedkeuring vanuit de normaliteit. Om een podium te verkrijgen als
‘echte ervaringsdeskundige’ moet jij eerst een opleiding volgen die leidt tot het felbegeerde
ervaringsdeskundigencertificaat. Deze opleiding vindt stilzwijgend plaats binnen de dominante
opvattingen van een politiek van normaliteit. Zodra je het podium mag betreden, lokken jouw
woorden opeens jaknikkende bewegingen uit bij GGz-bestuurders in pak, bij de psychiaters en de
verpleegkundigen waarvan sommige jou eerder toespraken als een kind. Het voelt als een
persoonlijke overwinning, en als rechtvaardige genoegdoening. Maar deze begeerte naar normale
erkenning maakt ook afhankelijk. De behoefte van het normale publiek en van de normale
onderdrukker leer je te interpreteren als je eigen behoefte. En zo worden de
ervaringsdeskundigenverhalen normaalgepoetst.
De conclusies die aldus uit zulke verhalen worden getrokken, ondersteunen vervolgens de
beleidsplannen en aannames omtrent ‘verwardheid’ en de ‘aanpak verwarde personen’. We
kunnen zelfs zeggen dat deze discoursparameters eerder de ‘ervaringsdeskundige’ vormgeven dan
andersom. De ‘ervaringsdeskundige’ fungeert als een soort echo. De roep om onze vrijheden in te
perken wint aan geloofwaardigheid en morele kracht wanneer ook – of ‘zelfs’ – een
‘ervaringsdeskundige’ ze impliciet onderschrijft. De enige manier om te ontsnappen, is om niet
meer mee te praten over de ‘verwarde persoon’ zelf, maar over het ‘verwarde-personendebat’.
Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg
Een andere belangrijke ontwikkeling in het debat die ik als aftrap wil bespreken naar het
volgende hoofdstuk, tenslotte, is haar koppeling geweest aan het wetgevingsproces rondom de
Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WvGgz). Oorspronkelijk ingediend in 2010 vanuit
een zorgtechnische behoefte aan vernieuwing, veranderde het wetsvoorstel vanaf het
eerderbesproken onheilspellende jaar 2015 steeds meer in een ‘openbare-ordewet’. Met hun
hyperaanwezigheid in de discussie hebben de politie, officieren van justitie, ministers, sommige
Kamerleden, de publieke en private veiligheidssector, en enkele mediaredacties de discussie over
dit langlopende wetsvoorstel in feite gekaapt. Onder andere de zogenoemde
‘Observatiemaatregel’, waarmee dit hoofdstuk aanving, werd in deze latere periode pas
toegevoegd aan het wetsvoorstel: in juli 2016.261
De psychiatersvereniging (de NVvP) sprak zich kritisch uit over deze kleuring van het
wetgevingsproces door de stemmingmakerij over ‘de zogenaamde verwarde-
personenproblematiek’.262 Op de artsenwebsite Medisch Contact stelt de voorzitter van de
commissie wet- en regelgeving van de NVvP Elnathan Prinsen:
Tot onze ontsteltenis krijgt beveiliging hierin opeens veel prioriteit. Het ‘oplossen’ van
overlast door ‘verwarde’ personen en van open-bare-ordeproblemen lijken een doel van de
wet te zijn geworden, door mensen van straat te halen en middels opname ook te houden.
Deze gewijzigde focus van het wetsvoorstel staat lijnrecht tegenover de eerdere
uitgangspunten en lijkt lineair verband te houden met de moord op Els Borst door Bart van U.
en het rapport daarover van de commissie-Hoekstra.263
De psychiaters en andere zorgprofessionals zochten veeleer een gedwongen psychiatrische
zorgmogelijkheid die flexibeler in te vullen is qua vorm dan de toenmalige instellingsgebaseerde
vorm uit de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (Bopz). Er werd gestreefd
naar een situatie waarin de zorg tot stand komt uit een overleg tussen betrokkene, naasten,
familie, ervaringsdeskundigen, behandelaren en specifieke vertrouwenspersonen. Hoewel de
gevaren van paternalisme, ongeadresseerde machtsverhoudingen tussen normaal en abnormaal
(zie Hoofdstuk 2) en vrijheidsberoving hierbij niet zijn geweken, heeft de koppeling van deze wet
aan een ‘verwarde-personendiscussie’ deze gevaren enorm vergroot in de latere ontwerpversies.
De uiteindelijk aangenomen openbare orde versie van het wetsvoorstel, dat vanaf januari 2020
van kracht gaat, is ook zonder de Observatiemaatregel ‘één van de revolutionairste aanslagen […]
op onze burgerlijke vrijheden tegenover de steeds machtiger staat’, zo stelde ik in Parool. In het
volgende hoofdstuk zal blijken hoe.
118 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 26; 28.
119 Degenen die volgens de psychiater ‘gevaarlijk’ zijn, bij wie het gevaar uit de ‘stoornis’ zou
vloeien, en bij wie geen minder ingrijpend middel voorhanden zou zijn om het ‘gevaar’ af te
wenden.
120 Redactie. (2017, 2 februari). Kamer tegen observatiemaatregel verwarde personen.
Gemeente.nu. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://www.gemeente.nu/sociaal/kamer-
observatiemaatregel-verwarde-personen/
121 Redactie. (2017, 2 februari). Kamer voelt niets voor gedwongen opname van verwarde
mensen. DeVolkskrant.nl. Geraadpleegd 2 februari 2017 van
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/kamer-voelt-niets-voor-gedwongen-
opname-van-verwarde-mensen~b8724cc0/. Nadruk toegevoegd.
122 Spies, L. (Burgemeester Alphen aan den Rijn en voorzitter Aanjaagteam Verwarde
Personen) in: Tweede Kamer der Staten-Generaal. (2016, 15 november). Regels voor het
kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet
verplichte geestelijke gezondheidszorg [Kamerstuk met kenmerk 35-32 399]. ’s-Gravenhage:
Tweede Kamer der Staten-Generaal, p. 32. Geraadpleegd van
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32399-35.html
123 Landelijk Platform GGZ, Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie & GGZ Nederland (2017,
31 januari). ‘Observatiemaatregel in Wet Verplichte Ggz dient enkel politiek doel’.
NVvP.net. Geraadpleegd 30 oktober 2017 van
https://www.nvvp.net/website/nieuws/2016/observatiemaatregel-in-wet-verplichte-ggz-
dient-enkel-politiek-doel
124 Redactie. (2017, 2 februari). Kamer voelt niets voor gedwongen opname van verwarde
mensen. DeVolkskrant.nl. Geraadpleegd 2 februari 2017 van
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/kamer-voelt-niets-voor-gedwongen-
opname-van-verwarde-mensen~b8724cc0/
125 Aa, Van der, E. (2019, 24 april). Verwarde ‘tijdbom’ verplicht van straat. Algemeen Dagblad/
Utrechts Nieuwsblad: 1.
126 Verslaggeefster. (1999, 27 november). Er dolen steeds meer verwarde en soms gevaarlijke
mensen rond; Gaten in het vangnet. Dagblad voor Zuidwest-Nederland.
127 Schuil, H. (2018, 29 september). Bang voor verwarde buurman: ‘Elke dag vraag ik me af of
mijn huis er nog staat’. DeGelderlander.nl. Geraadpleegd 13 oktober 2018 van
https://www.gelderlander.nl/veenendaal/bang-voor-verwarde-buurman-elke-dag-vraag-ik-
meaf-of-mijn-huis-er-nog-staat~a867dcad/
128 Verslaggeefster. (1999, 27 november). Er dolen steeds meer verwarde en soms gevaarlijke
mensen rond; Gaten in het vangnet. Dagblad voor Zuidwest-Nederland.
129 Crone, F. (Burgemeester Leeuwarden) in: Tweede Kamer der Staten-Generaal. (2016, 15
november). Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een
psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg [Kamerstuk met kenmerk 35-
32 399]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der Staten-Generaal, p. 19. Geraadpleegd van
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32399-35.html.
130 Boer, De, L. (2000, 29 januari 2000). Leven op een Vulkaan. Eindhovens Dagblad.
131 Verslaggever. (2016, 11 september). Politie stopt met opvang en vervoer van verwarde
personen. NU.nl. Geraadpleegd 12 september 2016 van
https://www.nu.nl/binnenland/4319672/politie-stopt-met-opvang-en-vervoer-van-
verwarde-personen-.html
132 Borst-Eilers, E. (2000, 12 januari). Geestelijke gezondheidszorg. Brief van de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport. [Kamerstuk met kenmerk 25 424-25]. ’s-Gravenhage:
Tweede Kamer der Staten Generaal. Geraadpleegd 15 juni 2018 van https://zoek.officiele-
bekendmakingen.nl/kst-25424-25.html. Nadruk toegevoegd.
133 Schippers, E. I. (2015, 30 juni). Plan van aanpak problematiek rond verwarde personen.
[Kamerstuk met kenmerk 791520-138830-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie van VWS.
Geraadpleegd 10 oktober 2017 van. Nadruk toegevoegd.
134 Verslaggeefster. (1999, 27 november). Er dolen steeds meer verwarde en soms gevaarlijke
mensen rond; Gaten in het vangnet. Dagblad voor Zuidwest-Nederland.
135 Het gaat hier om gedrukte media (kranten en actualiteitsbladen zoals Elsevier en de Groene
Amsterdammer). Gezocht is op LexisNexis met de zoektermen ‘verward persoon’ en
‘verwarde personen’. Dubbele observaties (hetzelfde bericht in dezelfde krant) zijn
eruitgefilterd. Het jaar 2019 is gemeten tot en met 2 april en betreft dus alleen het eerste
kwartaal.
136 Het jaar 2019 is gemeten tot en met 2 april en betreft dus alleen het eerste kwartaal.
137 Kuit, E. (2011, 4 mei). ‘Verwarde mannen’ zitten vast tijdens Dodenherdenking.
DeVolkskrant.nl. Geraadpleegd op 4 mei 2011 van https://www.volkskrant.nl/nieuws-
achter-grond/-verwarde-mannen-zitten-vast-tijdens-dodenherdenking~bf3f1b06/
138 Op Dodenherdenking 2010 onderbrak een man uit de verzamelde menigte op de Dam de
minuut stilte met een schreeuw.
139 Schouten, A. (2019, 6 maart). Gekte op straat [Interview]. Debatprogramma De Balie.
Amsterdam. Geraadpleegd van https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
140 Huisman, C. (2018, 26 september). Aanpak verwarde mensen is beter geworden, maar in
veel gemeenten loopt het nog niet helemaal lekker. DeVolkskrant.nl. Geraadpleegd 8 april
2019 van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/aanpak-verwarde-mensen-is-
beter-geworden-maar-in-veel-gemeenten-loopt-het-nog-niet-helemaal-lekker~b3f4ec3f/
141 Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) op het Kamerlid Hiddema
(FvD). Zie voor laatste: Grapperhaus, F.B.J. (2018, 23 juli). Vragen gesteld door de leden der
Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden. [Kamerstuk met kenmerk
20172018-2810]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der Staten-Generaal.
142 Zie: Streeck, W. (2014[2013]). Buying Time. The Delayed Crisis of Democratic Capitalism.
London: Verso.
– (2017). How Will Capitalism End? London: Verso.
143 Streeck in Haegens, K. (2017, 18 februari). Onheilsprofeet Wolfgang Streeck voorspelt
kapitalistische apocalyps. Volkskrant.nl. Geraadpleegd 20 februari 2017 van
https://www.volkskrant.nl/economie/onheilsprofeet-wolfgang-streeck-voorspelt-
kapitalistische-apocalyps~bf1eb3a5/
144 Streeck, W. (2014[2013]). Buying Time. The Delayed Crisis of Democratic Capitalism.
London: Verso.
145 Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Cambridge (MA)/ London: The
Belknap Press of Harvard University Press.
146 Streeck, W. (2014[2013]). Buying Time. The Delayed Crisis of Democratic Capitalism.
London: Verso.
147 Redactie. (2004, 19 april). Hagenaar bedreigt Balkenende. De Volkskrant, p. 3.
148 Verslaggever. (2009, 4 september). Tates vond Willem-Alexander een racist. NU.nl.
https://www.nu.nl/algemeen/2075286/tates-vond-willem-alexander-een-racist.html
149 Zie Schinkel, W. (2011[2008]). De Gedroomde Samenleving. Kampen: Klement, p. 82-87
over culturalisme en p. 48 over de selectieve vrijstelling van de vraag of men wel ‘goed
geïntegreerd’ is. Dat noemt Schinkel de ‘dispensatie van ‘integratie’’. ‘Daaronder versta ik
het fenomeen dat ‘autochtonen’ ‘geïntegreerd’ noch ‘niet-geïntegreerd’ zijn. Het is dus niet
zo dat ‘autochtonen’ bij voorbaat ‘geïntegreerd’ zijn. Het is eerder zo dat ‘integratie’ bij
‘autochtonen’ helemaal geen issue is! Alleen bij ‘allochtonen’ speelt ‘integratie’ […].’
150 Redactie. (2009, 8 mei). ‘We waren altijd een happy family’; Herdenking aanslag. Ouders
Karst T. vertellen dag na de begrafenis van hun zoon hun verhaal. De Volkskrant, p. 3.
Verslaggever. (2009, 1 mei). Karst T. had zijn huur al opgezegd. Spits, p. 2.
151 Verslaggever. (2009, 4 mei). Familie Karst T. zit vol vragen. De Gelderlander.
152 Effting, M. (2009, 9 mei). Hij was niet meer bereikbaar; profile Karst T. De Volkskrant, p. 33.
153 Uit: Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid
(W. De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 12.
154 Groot, De, I.N.I., Drost, L.F. & Boutellier, J.C.I. (2010). De Bedreigers van politici: risico’s en
interventiemogelijkheden. In NCTb. Individuele bedreigers van publieke personen in
Nederland. Fenomeenanalyse en een beleidsverkenning. (pp. 26-90). Den Haag: Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding, p. 51-53.
155 Muller, E. R., Bron, R. P., Hoog, De. D. & Varst, Van Der, L. P. (2010). De aanpak van
verwarde bedreigers in Nederland. In NCTb. Individuele bedreigers van publieke personen in
Nederland. Fenomeenanalyse en een beleidsverkenning. (pp. 8-22). Den Haag: Nationaal
Co”ordinator Terrorismebestrijding, p. 11.
156 Ibid. Nadruk toegevoegd.
157 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 25.
158 C-P Producties (Producent), VF Film (Producent) & Carles, P. (Regisseur). (2001). La
Sociologie est un sport de combat. Un Film de Pierre Carles avec Pierre Bourdieu [Film].
Montpellier/ Paris: C-P Producties & VF Film.
159 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 13.
160 Ibid, p. 27.
161 Groot, De, I.N.I., Drost, L.F. & Boutellier, J.C.I. (2010). De Bedreigers van politici: risico’s en
interventiemogelijkheden. In NCTb. Individuele bedreigers van publieke personen in
Nederland. Fenomeenanalyse en een beleidsverkenning. (pp. 26-90). Den Haag: Nationaal
Coördinator Terrorismebestrijding, p. 56. Nadruk toegevoegd.
162 Redactie. (2010, 21 september). Waxinelichthouder gegooid naar Gouden Koets.
HetParool.nl. Geraadpleegd 14 augustus 2018 van
https://www.parool.nl/binnenland/waxinelichthouder-gegooid-naar-gouden-
koets~a1015690/
163 Zuidervaart, B. (2011, 6 september). De dunne scheidslijn tussen ‘verward’ en ‘gevaarlijk’.
Trouw.nl. Geraadpleegd 14 augustus 2018 van https://www.trouw.nl/home/de-
dunnescheidslijn-tussen-verward-en-gevaarlijk-~a87329fd/
164 Ibid.
165 Redactie. (2010, 21 september). Waxinelichthouder gegooid naar Gouden Koets. Het-
Parool.nl. Geraadpleegd 14 augustus 2018 van
https://www.parool.nl/binnenland/waxinelichthouder-gegooid-naar-gouden-
koets~a1015690/
166 Zuidervaart, B. (2011, 6 september). De dunne scheidslijn tussen ‘verward’ en ‘gevaarlijk’.
Trouw.nl. Geraadpleegd 14 augustus 2018 van https://www.trouw.nl/home/de-
dunnescheidslijn-tussen-verward-en-gevaarlijk-~a87329fd/
167 Ibid.
168 Haagse Redactie. (2018, 17 september). Onduidelijk waar ‘waxinelichtgooier’ Erwin L. is op
vooravond Prinsjesdag. DeTelegraaf.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://www.telegraaf.nl/nieuws/2568558/onduidelijk-waar-waxinelichtgooier-erwin-l-is-
op-vooravond-prinsjesdag
169 Luyendijk, J. (2018, 15 september). Tien jaar na ‘Lehman’ leert: we zijn als samenleving
gijzelaar van de grootbanken. DeCorrespondent.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://decorrespondent.nl/8698/tien-jaar-na-lehman-leert-we-zijn-als-samenleving-
gijzelaar-van-de-grootbanken/3016640655732-ef7e25b2
170 Zuidervaart, B. (2011, 6 september). De dunne scheidslijn tussen ‘verward’ en ‘gevaarlijk’.
Trouw.nl. Geraadpleegd 14 augustus 2018 van https://www.trouw.nl/home/de-dunne-
scheidslijn-tussen-verward-en-gevaarlijk-~a87329fd/
171 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 28. Nadruk
in origineel.
172 Politie Den Haag. (2015, 30 september). Politie #PRIO1 Zuiderpark. Verwarde dame.
Youtube.com. Geraadpleegd 9 april 2019 van https://www.youtube.com/watch?
v=oS3s8MRVqto
173 Wob-correspondentie (e-mail) tussen mij en de Korpsleiding Politie (2018, 18 juni). Nadruk
in origineel.
174 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 294.
175 Ibid, p. 16.
176 Verslaggever. (2014, 15 september). Politie wil ‘wijk-GGzer’ als hulp tegen overlast. NU.nl.
Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://www.nu.nl/binnenland/3878773/politie-wilwijk-
ggzer-als-hulp-overlast.html
177 Ibid.
178 Het kan handig zijn om de regionale berichtgeving soms niet mee te tellen. Op één dag kan
hetzelfde bericht zich namelijk via meerdere regionale dagbladen hebben verspreid, terwijl
zo’n landelijke verspreiding bij een landelijke krant maar voor één keer meetelt. Regionale
berichtgeving kan zo tot een overschatting leiden van de impact en bereik, ten opzichte van
landelijke berichtgeving.
179 Verslaggever. (2015, 7 februari). Agressie van ‘gekken’ loopt de spuigaten uit. NHNieuws.
nl. Geraadpleegd op 10 oktober 2018 van
https://www.nhnieuws.nl/nieuws/159182/Agressie-van-gekken-loopt-de-spuigaten-uit
180 Ibid.
181 Koekkoek, B. (2017). De toename van ‘verwarde-personenmeldingen’: Kwantitatieve analyse
van een openbare orde en public health-probleem.” Tijdschr Gezondheidswet 95: 265.
182 Redactie. (2015, 25 juni). Rapport verdachte moord Borst: aanpak verwarde mensen faalt.
Trouw.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://www.trouw.nl/home/rapport-
verdachte-moord-borst-aanpak-verwarde-mensen-faalt~a3e0d234/
183 Verslaggever. (2015, 7 februari). Agressie van ‘gekken’ loopt de spuigaten uit. NHNieuws.
nl. Geraadpleegd op 10 oktober 2018 van
https://www.nhnieuws.nl/nieuws/159182/Agressie-van-gekken-loopt-de-spuigaten-uit
184 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 29.
185 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 14.
186 Ibid.
187 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 29.
188 Verslaggever. (2015, 30 januari). Gooise klopjacht ten einde: verwarde man in de boeien
geslagen in Hilversum. NHNieuws.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://www.nhnieuws.nl/nieuws/158767/Gooise-klopjacht-ten-einde-verwarde-man-in-de-
boeien-geslagen-in-Hilversum-video
189 Abraham, M. & Nauta, O. (2014). Eindrapport politie en ‘verwarde personen’. Onderzoek
naar optreden van de politie in relatie tot personen met verward gedrag. Den Haag: WODC/
Ministerie van Veiligheid en Justitie, p. 7.
190 Schippers, E. I. (2015, 30 juni). Plan van aanpak problematiek rond verwarde personen.
[Kamerbrief met correspondentienummer 791520-138830-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, p. 1-2.
191 Ibid, p. 2.
192 Ibid, p. 2.
193 Kuppens, J., Wijk, Van, A., Ham, Van, T. & Jager, D. (2016). Stijging meldingen verwarde
personen in de regio Rotterdam. Een onderzoek naar onderbouwde verklaringen en wenselijke
oplossingen. Arnhem: Bureau Beke.
194 Houwelingen, Van, H. (2018, 11 april). Hoes: 13 duizend verwarde personen hebben
dringend hulp nodig. AD.nl. Geraadpleegd op 28 april 2018 van
https://www.ad.nl/binnenland/hoes-13-duizend-verwarde-personen-hebben-dringend-
hulp-nodig~a1c32f11/ Koekkoek, B. (2017, 28 oktober). Aandacht voor verwarde personen
gaat te veel over incidenten. SocialeVraagstukken.nl. Geraadpleegd 30 december 2017 van
https://www.socialevraagstukken.nl/aandacht-voor-verwarde-personen-gaat-te-veel-over-
incidenten/
195 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 26.
196 Schippers, E. I. (2015, 30 juni). Plan van aanpak problematiek rond verwarde personen.
[Kamerbrief met correspondentienummer 791520-138830-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, p. 2. Nadruk in origineel.
197 Ibid.
198 Onno Hoes in NOS. (2018). Nieuwsuur 16-05-2018. NPO. Geraadpleegd 20 mei 2018 van
https://nos.nl/uitzending/33280-nieuwsuur.html.
199 Aanjaagteam Verwarde Personen. (2016). Samen Doorpakken. Op weg naar een
meerpersoonsgerichte aanpak voor en met mensen met verward gedrag. Den Haag.
Aanjaagteam Verwarde Personen, p. 8.
200 Kuiper, M. (2015, 21 december). Aantal meldingen van overlast door verwarde mensen
stijgt sterk. NRC.Next.
201 Verslaggever. (2016, 10 februari). Verdubbeling van aantal meldingen. AD/ Haagsche
Courant, p. 3.
202 Frankenhuis, G. (2017, 20 December). Grote zorgen over overlast verwarde personen. De
Telegraaf, p.12.
203 Boluijt, J. (2018, 5 maart). Stijging aantal meldingen overlast door verwarde personen.
AD.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://www.ad.nl/rivierenland/stijging-aantal-
meldingen-overlast-door-verwarde-personen~a1d36d54/
204 Kuiper, M. (2019, 20 februari). Incidenten verwarde mensen verdubbeld. NRC.nl.
Geraadpleegd 24 februari 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2019/02/20/incidenten-ver-
warde-mensen-heftiger-a3654838
205 Zie voor de politiecijfers criminaliteit: CBS (2019). Geregistreerde criminaliteit; soort
misdrijf, regio, 2010-2018 [Dataset]. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?
DM=SLNL&PA=83648NED&D1=0,2&D2=0,41&D3=0&D4=a&HDR=T,G3&STB=G2,G1&VW=T
Zie voor de slachtoffercijfers, ofwel het zelfgerapporteerd slachtofferschap door
respondenten van CBS-enquêtes, hier: CBS (2019). Slachtofferschap criminaliteit; regio,
2012-2017 [Dataset]. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=82464ned&D1=0-
1&D2=0&D3=0&D4=a&HDR=G3,G2&STB=T,G1&VW=T
206 Inbewaringstellingen tussen 1979 en 2003: Mulder, G L. et al (2006). Versnelde stijging van
het aantal inbewaringstellingen na de invoering van de Wet Bijzondere Opnemingen in
Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ). Nederlands Tijdschrift Geneeskd, 150(6), 319-322.
Inbewaringstellingen en Rechterlijke Machtigingen tussen 1975 en 1997: Nijman, H.L.I, A
Campo, J. M. L. G & Ravelli, D. P. (1999). Stijging van het aantal onvrijwillige opnamen.
Tijdschrift voor Psychiatrie, 41(2), 103-107.
Inbewaringstellingen, Rechterlijke Machtigingen en Meldingen artikel 38 en 39 tussen 2000
en 2005: Landeweer, E. G. M. (2007). Dwangtoepassing binnen de Instelling. Maastricht:
Onderzoekinstituut Caphri, p. 21.
Inbewaringstellingen en Rechterlijke Machtigingen tussen 2003 en 2013: Boer, J., Koetsier,
H. & Mulder, C. L. (2015). Stijgende trend in dwangtoepassing onder de Wet Bopz zet door;
implicaties voor de nieuwe Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. Tijdschrift voor
Psychiatrie, 57, p. 242-243. http://www.tijdschriftvoorpsychiatrie.nl/assets/articles/57-2015-
4-artikel-broer.pdf
Gedwongen behandelingen tussen 2010 en 2012: Ravesteijn, B., Schachar, E. B., Aartjan, J.
D., Beekman, T. F., Janssen, R. T. J. M. & Jeurissen, P. P. T. (2017). Association of cost
sharing with mental health care use, Involuntary commitment, and acute care. JAMA
Psychiatry. Pre-publicatie online. http://dx.doi.org/10.1001/jamapsychiatry.2017.1847
Inbewaringstellingen en Rechterlijke Machtigingen tussen 1983 en 2013: Koekkoek, B.
(2016). Verward in Nederland. Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen.
Uitgeverij Lannoo Campus: 103-104.
207 Delespaul, P. (29 september 2016). Oplossing voor verwarde personen: geen taskforce maar
een betere reguliere GGZ. SocialeVraagstukken.nl. Geraadpleegd 20 oktober 2017 van
https://www.socialevraagstukken.nl/oplossing-voor-verwarde-personen-geen-task-force-
maar-een-betere-reguliere-ggz/
208 Boonstra, J. (2018, 20 mei). Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen? AD.nl.
Geraadpleegd op 22 mei 2018 van https://www.ad.nl/binnenland/hoe-voor-kom-je-
ontploffing-van-tikkende-tijdbommen~a50eb257/
209 Schakelteam Personen met Verward Gedrag. (2018). Op weg naar een persoonsgerichte
aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag. Den Haag:
Schakelteam Personen met Verward Gedrag, p. 13.
210 Ibid.
211 Kuiper, M. (2019, 20 februari). Incidenten verwarde mensen verdubbeld. NRC.nl.
Geraadpleegd 24 februari 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2019/02/20/incidenten-ver-
warde-mensen-heftiger-a3654838
212 Ibid.
213 Schouten, A. (2019, 6 maart). Gekte op straat [Interview]. Debatprogramma De Balie.
Amsterdam. Geraadpleegd van https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
214 Wob-correspondentie tussen mij en de Korpsleiding Politie (2018, 21 juni). Zie pagina 2,
punt A in het volgende document:
https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/wob/00-landelijk/besluit-optreden-
politie-bij-personen-met-verward-gedrag.pdf
215 Kuiper, M. (2019, 20 februari). Incidenten verwarde mensen verdubbeld. NRC.nl.
Geraadpleegd 24 februari 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2019/02/20/incidenten-ver-
warde-mensen-heftiger-a3654838
216 Redactie. (2017, 19 december). Politiechef Rotterdam noemt verwarde mensen ‘dodelijker
dan terrorisme’. NU.nl. Geraadpleegd op 20 december 2017 van
https://www.nu.nl/binnenland/5056274/politiechef-rotterdam-noemt-verwarde-mensen-
dodelijker-dan-terrorisme.html
217 Oosterom, R. (2018, 27 februari). Het debat over verwarde personen ontward. Trouw.nl.
Geraadpleegd 9 april 2019 van https://www.trouw.nl/samenleving/het-debat-over-ver-
warde-personen-ontward~a9f5296d/
218 Schildkamp, V. (2017, 29 december). Aantal moorden door verwarde personen stijgt. AD.nl.
Geraadpleegd 30 december 2017 van https://www.ad.nl/binnenland/aantal-moorden-door-
verwarde-personen-stijgt~ae9650e1/
219 Moordatlas. (2018). Sterke daling aantal moorden eerste helft 2018, ongekend hoog
oplossingspercentage. Moordatlas.nl. Geraadpleegd 14 oktober 2018 van
https://moordatlas.nl/article/39
220 Ibid.
221 Kuiper, M. (2019, 20 februari). Incidenten verwarde mensen verdubbeld. NRC.nl.
Geraadpleegd 24 februari 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2019/02/20/incidenten-ver-
warde-mensen-heftiger-a3654838
222 Kuppens, J., Wijk, Van, A., Ham, Van, T. & Jager, D. (2016). Stijging meldingen verwarde
personen in de regio Rotterdam. Een onderzoek naar onderbouwde verklaringen en wenselijke
oplossingen. Arnhem: Bureau Beke, p. 67.
223 Kuitenbrouwer, J., De verwarde mensen hype [Gesproken column], Amersfoort, De
Rijtuigenloods (Slotsymposium Schakelteam Personen met Verward Gedrag), 2018.
224 Schouten, A. (2019, 6 maart). Gekte op straat [Interview]. Debatprogramma De Balie.
Amsterdam. Geraadpleegd van https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
225 Booij, L. (2019, 6 maart). Gekte op straat [Interview]. Debatprogramma De Balie.
Amsterdam. Geraadpleegd van https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
226 Verwijzing naar de econoom Thomas Piketty en het boek waarmee hij in één klap
wereldberoemd werd: ‘Capital in the Twenty-First Century’. In dat boek, uitgebracht in
2013, laat hij met twee eeuwen data zien hoe kapitalisme zorgt voor exponentieel stijgende
economische ongelijkheden. Dit boek werd zelfs het grootste verkoopsucces van de
academische uitgever Harvard University Press: in 2016 was het boek volgens het online
tijdschrift The Conversation meer dan 2,5 miljoen verkocht http://theconversation.com/is-
pikettys-capital-in-the-twenty-first-century-really-the-most-unread-bestseller-67713
227 Beck, U. (2005[1986]). Risk Society. Towards a New Modernity. London: SAGE, p. 56.
228 Ibid, p. 57.
229 Schnabel, P. (1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt (Eds.), Het sociaal
tekort. Veertien sociale problemen in Nederland, p. 182. Amsterdam: De Balie. Nadruk
toegevoegd.
230 Ibid, p. 56
231 De term revanchisme in die trant komt van Smith, N. (2002) Cities and the geographies of
‘actually existing neoliberalism’, Antipode, 34(3), 427–451.
232 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, pp. 2526.
Tasers staan in de Engelstalige versie: Wacquant, L. (2009). Punishing the Poor. The
Neoliberal Government of Social Insecurity. Durham/ London: Duke University Press, p. 1.
233 Politie. (2017, 31 januari). Politie begint proef met stroomstootwapen. Youtube.nl.
https://www.youtube.com/watch?v=K-V97Da0iK0
234 Politie #PRO247. (2017, 29 juni). Politie #PRO247 inzet taser. Youtube.nl. Geraadpleegd 14
oktober 2018 van https://www.youtube.com/watch?v=GDUDhlaIUlU
235 De Telegraaf. (2017, 30 juni). Heftig! Man neer door taser. Youtube.nl. Geraadpleegd 14
oktober 2018 van https://www.youtube.com/watch?v=GDUDhlaIUlU
236 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 9.
237 ‘Remasculinization of the state’. Uit: Wacquant, L. (2010). Crafting the neoliberal state:
Workfare, prisonfare and social insecurity. Sociological Forum, 25(2): 201.
238 Zie hoofdstuk 1, uit: Schnabel, P. (1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt
(Eds.), Het sociaal tekort. Veertien sociale problemen in Nederland. (p. 182). Amsterdam: De
Balie. Nadruk toegevoegd.
239 Chorus, J. (2016, 12 September). Aanjagen, die verwarde mensen. NRC Handelsblad, p. 8.
240 Verslaggever. (2015, 30 januari). Gooise klopjacht ten einde: verwarde man in de boeien
geslagen in Hilversum. NHNieuws.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://www.nhnieuws.nl/nieuws/158767/Gooise-klopjacht-ten-einde-verwarde-man-in-de-
boeien-geslagen-in-Hilversum-video
241 AD/ Rivierenland. 2018, 9 oktober. Flyer met tips om verward gedrag snel te signaleren, p. 3
242 Verslaggever. (2017, 11 januari). Verwarde man overmeestterd. AD/Haagsche Courant.
243 Redactie. (2018, 4 januari). Verwarde man verschanst zich in moeras voor politie. AT5.nl.
Geraadpleegd 9 mei 2019 van https://www.at5.nl/artikelen/176997/verwarde-man-
verschanst-zich-in-moeras-voor-politie
244 Redactie. (2018, 12 september). Kamer verbolgen over falende aanpak verwarden. RD.nl
Geraadpleegd 17 september 2018 van https://www.rd.nl/vandaag/politiek/kamer-verbolgen-
over-falende-aanpak-verwarden-1.1512180
245 Jan-Rein Hoekstra in KRO-NCRV (Producent). (2017). De Monitor: Verwarde mensen (8
okt 2017) [Documentaire]. Hilversum: NPO. Geraadpleegd 17 oktober 2017 van
https://www.npostart.nl/verwarde-mensen/08-10-2017/KN_1692660
246 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 10.
247 Sanders, R. (12 november 2016). Verwarde mensen: wie is verantwoordelijk?
Mijngezondheidsgids.nl. Geraadpleegd 30 oktober 2017 van
https://www.mijngezondheidsgids.nl/verwarde-mensen-is-verantwoordelijk/
248 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 25.
249 Wacquant, L. (2010). Crafting the neoliberal state: Workfare, prisonfare and social
insecurity. Sociological Forum, 25(2), p. 201, die daarbij verwijst naar: Young, I. M. (2005).
The Logic of Masculinist Protection: Reflections on the Current Security State. In M.
Friedman (red.), Women and Citizenship. (pp. 15-34). New York: Oxford University Press,
p. 16.
250 Ibid.
251 https://www.sbo.nl/veiligheid/congres-personen-verward-gedrag/#partners
252 https://www.thehaguesecuritydelta.com/partners/partner/221-twente-safety-security
253 Schakelteam Personen met Verward Gedrag. (2018). Op weg naar een persoonsgerichte
aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag. Den Haag:
Schakelteam Personen met Verward Gedrag, p. 6.
254 Ibid, p. 18.
255 Zie: Agema, F. (2018, 20 december). Geestelijke gezondheidszorg. Motie van het lid Agema.
[Kamerstuk met kenmerk 25424-436]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der Staten-Generaal.
256 Zie voor een ander voorbeeld: Steinmetz, C. H. D. (2018). Verward gedrag en een niet-
Nederlandse afkomst. Sociaal Bestek, p. 10.
257 Het gaat om Tijs van der Brink in de uitzending ‘Verwarde mensen’ van EO Nieuwsuur, op
16 september 2019.
EO. (2018). NieuwLicht. Verwarde mensen 16-09-2018. NPO. Geraadpleegd 16 september
2018 van https://www.npostart.nl/nieuwlicht/16-09-2018/VPWON_1289239
258 Oosterling, H. (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie
bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke gezondheid. (pp. 129-130).
Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en Filosofie, p. 131. Ikzelf merkte bij
sommige gesprekspartners inderdaad een ongewennige verbazing toen ik dat denken
doorbrak: het feit dat mijn abnormaliteit bij hetzelfde heden bleek te horen als mijn geven
van heldere interviews, mijn schrijven van een boek, en succesvolle afronden van een
proefschrift.
259 KRO-NRCV. (2016). De Monitor. Verwarde mensen (11 sep 2016). Geraadpleegd 17 oktober
2017 van https://www.npo.nl/de-monitor/11-09-2016/KN_1683595
260 Hoes, O., Slotpraatje, Amersfoort, De Rijtuigenloods (Slotsymposium Schakelteam
Personen met Verward Gedrag), 2018.
261 Klink, A. & Schippers, E. (2016, 7 juli). Tweede nota van wijziging. Regels voor het kunnen
verlenen van zorg aan een persoon met een psychische stoornis. [Kamerstuk 32399-25].
Tweede Kamer der Staten Generaal. Geraadpleegd 8 april 2019 van https://zoek.officiele-
bekendmakingen.nl/kst-32399-25.html
De grote steun die de openbare orde partijen uiten voor de Observatiemaatregel, is te lezen
in het parlementaire Rondetafelgesprek van 15 november 2016, drie maanden voordat dit
wetsonderdeel zou worden behandeld in de Tweede Kamer en zou sneuvelen: Tweede
Kamer der Staten-Generaal. (2016, 15 november). Regels voor het kunnen verlenen van
verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg [Kamerstuk met kenmerk 35-32 399]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der
Staten-Generaal.
262 Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. (2016, 8 juli). De NVvP is teleurgesteld in de
oplossing van minister Schippers voor de zogenaamde verwarde-personenproblematiek.
NVvP.net. Geraadpleegd 30 oktober 2017 van https://www.nvvp.net/cms/showpage.aspx?
id=2654
263 Prinsen, E. (2017, 2 februari). Wetsvoorstel verplichte ggz dreigt veiligheidswet te worden.
NVvP pleit voor oorspronkelijk doel van Wet verplichte ggz: behandelen. Medisch-
Contact.nl. Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-
nieuws/artikel/wetsvoorstel-verplichte-ggz-dreigt-veiligheidswet-te-worden.htm
4. ‘Verwarde personen’ en de neoliberale controlestaat
4.1 Heipalen van een strakke orde
Mei 2016, Keulen
Mogelijk hebben de jongemannen me ontmaskerd volgens hun eigen concepten en schema’s –
die ze gemeen hebben met handhavers, hulpdiensten, veiligheidsmedewerkers, iedereen met een
uniform, alsmede het gros van de medeburgers. Maar misschien is het ook niet zo en ben ik nog
steeds ‘incognito’. De consequenties van een verkeerde inschatting kunnen desastreus zijn.
Achter m’n rug om kunnen zij met slechts één kort telefoontje de juiste verantwoordelijken in
uniform richting mij mobiliseren, die de ‘Störung’ – mij dus – temidden van de geoliede machine
moeten oplossen. Voor deze autoriteiten besta ik alleen om opgelost te worden in het kunstmatig
strakke geheel, om gefixt te worden.
Nederland: heipalen van een strakke orde
De paniekerige schreeuwer of ronddolende vrolijke mevrouw die iedereen aanklampt voor een
warrig praatje, of welke andere zichtbare niet-normaalfunctionerende dan ook, verandert in een
signaal dat er geen ‘goede zorg is’. Deze zaken duiden dan niet meer op een realiteit waarin
sommige rare momenten nu eenmaal een cyclisch onderdeel zijn van het leven – een ‘manier van
existeren’, zoals de filosoof Awee Prins zegt.264 We horen: ‘Waren de meldingen of incidenten te
voorkomen geweest door vroegsignalering of preventieve maatregelen? Met welke maatregelen,
door wie en in welk aandeel van het aantal incidenten?’265 Want, afwijkend gedrag, dat mag niet
meer in de samenleving die een ‘verwarde-personenproblematiek’ heeft. Ons schreeuwen of
vrolijke gek-doen is een teken geworden dat autoriteiten een steekje hebben laten vallen. Buren,
agenten, journalisten en bezorgde krantenlezers kijken dan naar de GGZ, de wijkagent of de
burgemeester. Het is dan vanzelfsprekend dat we een heel arsenaal hebben om ‘verward gedrag’
‘aan te pakken’ of, liever nog, om het te voorkomen, en zoveel mogelijk uit te bannen.
Revanchistische rode en witte lijnen bewegen zich in onze richting. In dit hoofdstuk ga ik
onderzoeken naar welke orde wij ‘verwarden’ en imaginaire ‘tijdbommen’ op weg zijn. Ik zal een
rondgang geven langs de fris in de grond gestampte heipalen van een nieuwe neoliberale
controlestaat met daarbij de vraag: hoe kunnen we deze sociologisch duiden?
Januari 2018: een nieuwe wet goedgekeurd
In het vorige hoofdstuk startte ik met onheilspellende berichten over de ‘Observatiemaatregel’, en
spoelde ik vanaf dat moment terug om na te gaan hoe we in deze situatie verzeild zijn geraakt. In
dit hoofdstuk ga ik verder vanaf dit moment en richt ik de blik op onze huidige tijd en de nabije
toekomst. De ‘Observatiemaatregel’ was oorspronkelijk een onderdeel van de Wet Verplichte
Geestelijke Gezondheidszorg (WvGgz). De wet kwam er, in januari 2018, maar de
Observatiemaatregel sneuvelde een j aar eerder. De WvGgz zonder Observatiemaatregel is van
kracht vanaf 1 januari 2020. Maar ook zonder de Observatiemaatregel is er al genoeg om van te
huiveren, ook als haar uitvoerders vanaf 1 januari 2020 haar akelige potentieel nog niet volledig
zullen benutten.
Laten we daar eens naar gaan kijken. Vanaf die genoemde datum, slechts een paar maanden
na het eerste verschijnen van dit boek, zal het mogelijk zijn voor autoriteiten om degenen die zich
‘verward’ gedragen in elk geval voor maximaal achttien uren te mogen vastzetten, zonder
tussenkomst van een rechter of psychiater.266
Hoewel deze minidetenties voorafgaand aan eventueel gedwongen zorg op zich eigenlijk niets
nieuws zijn, verandert er wel iets. Dat er nu dus een wettelijke bovengrens is gekoppeld aan de
duur van de detentie, had ons eigenlijk moeten helpen. De praktijk die me plaagde in 2008 en
erna, het van de straat gehaald worden en vastgehouden worden in afwachting van een
psychiater, is nu in elk geval meer gereguleerd. In die tijd wist je niet hoe lang ze je in die cel
konden vasthouden. Maar daardoor wordt ze nu ook verricht door handen en hoofden die zich
in ieder geval juridisch wat sterker voelen. Bovendien voelen ze zich, nog meer dan eerder,
veeleer hulpverlener dan onderdrukker. Dat is dankzij een cosmetisch verschil dat de wet
toevoegt: de detentie, de fouilleringen, de angstprojectie, de beroving van je stem en
zelfbeschikking, de overlevering aan de angstprojecties van een ander, mogen straks officieel niet
meer plaatsvinden in het decor van de politiecel.267 Dit moet allemaal plaatsvinden in een ‘plaats
die geschikt is voor tijdelijk verblijf’.
De papieren juridische wereld die de voorheen ongereguleerde wereld van de, laten we zeggen
– pre-crisismaatregel minidetentie, nu onder haar hoede neemt, biedt op het eerste oog een veilige
indruk voor de progressieve toeschouwer. Ze voegt een beschutting toe rondom de minidetentie,
met een aantal expliciete eisen waaraan de autoriteiten moeten voldoen voordat ze mogen grijpen
naar het machtsmiddel. In deze prettige juridische wereld kan de tijdelijke ophouding of
opsluiting zeker niet zomaar. Zo moet het waarschijnlijk zijn dat de psychiater die men gaat
optrommelen inderdaad een crisismaatregel zal afvaardigen op de vast te houden persoon. En dat
gebeurt bijvoorbeeld als de psychiater denkt dat de betrokkene gevaarlijk is door de psychische
stoornis.268 Maar ‘gevaar’ – in de nieuwe wet ‘dreigend nadeel’ genoemd – is geen noodzakelijke
voorwaarde: verplichte zorg kan ook onder andere omstandigheden,269 waarop ik straks verder
inga. Als de psychiater van oordeel is dat aan de criteria voldaan is, kan deze besluiten tot
‘verplichte zorg’: bij ‘acuut dreigend nadeel’ geschiedt die ‘verplichte zorg’ onder een zogeheten
crisismaatregel, waarbij het rechterlijk oordeel niet hoeft te worden afgewacht om deze in te laten
gaan.270 Bij niet-acute maar langslepende problemen geschiedt de ‘verplichte zorg’ onder een
zorgmachtiging.271 Een belangrijk criterium hierbij is wel steeds dat het veronderstelde gevaar
niet op een ander, minder ingrijpende manier, worden afgewend. Dat is op zich nog niets nieuws
aan de wet.
Wat daarentegen wél nieuw is aan de wet, is opvatting van wat onder ‘dreigend nadeel’ kan
vallen. Net als in de voorgaande wet, de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische
Ziekenhuizen (Bopz), gaat het om ‘levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel’ of ‘bedreiging van de
veiligheid van betrokkene […].’ Maar onder dit ‘ernstig nadeel’ kan nu ook ‘materiële […] of
financiële schade’ vallen.272 Ook is gevaarlijkheid – ‘ernstig nadeel’ – niet langer een noodzakelijk
vereiste om iemand de ‘verplichte zorg’ in te zuigen. ‘Verplichte zorg’ kan in de WvGgz ook
‘worden verleend om een crisissituatie af te wenden’, of om ‘de geestelijke gezondheid van
betrokkene te stabiliseren’, of om deze ‘dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel
mogelijk herwint’.273 Al langer ging het in de rechtsspraak onder de oude Wet Bopz wel al deze
kant op, met ‘maatschappelijke teloorgang’ en ‘verloedering’ als geaccepteerde criteria. Maar met
de WvGgz gaan we nu veel verder deze kant op. Want wanneer is er sprake van een toekomstige
crisis die moet worden afgewend en hoe stellen we dat, hier en nu in het heden, dan vast?
Dit was alleen nog slechts de elegante papieren theoretisch juridische werkelijkheid. Maar hoe
zou dit gaan in de praktijk? Wat gebeurt er tussen echte mensen temidden van complexe
machtsverhoudingen? Wat betreft onze positie op straat verandert er nog niet zo veel. Ook in de
pre-WvGgz situatie was het vaak zo dat agenten in de onterechte veronderstelling verkeerden dat
de ‘verwarde persoon’ die ze meenamen, waarschijnlijk wel (gedwongen) zorg zou krijgen na het
oordeel van de psychiater. Denk aan ‘Vosseneeltje’ uit Hoofdstuk 2. Agenten op straat en ook
sommige bellende ‘bezorgde burgers’ hebben andere opvattingen dan de psychiater, die wel wat
heftigers gewend is van de crisisafdeling. Jeroen Zoeteman, psychiater bij een Amsterdamse
spoedeisende hulpdienst, stelt in maart 2019 in De Balie:
We krijgen vaker klachten over dat we we geen dwang toepassen van de omgeving [familie,
woningbouwverenigingen, noem maar op] dan dat we het teveel doen. […] We hebben
natuurlijk de Wet Verplichte Ggz. Ja, daar sluipt hier en daar toch wel de neiging in om vaker
dwang toe te passen, zelfs als doktoren dat toch niet wezenlijk vinden en dat is wel een soort
maatschappelijke druk die ik wel eens ervaar. Terwijl, voor je behandeling is het echt een soort
last resort, want je zegt eigenlijk tegen je patiënt ‘hey joh, ik neem jouw wensen even niet
serieus. Ik ga nu beslissen wat goed voor jou is.’ Dat is meestal toch wel een crisis in je
behandelrelatie.274
Zoeteman is zeker niet de enige die deze druk voelt. Ondanks alle elegante wetteksten ontstaat er
een machtsveld waarin de psychiater zich steeds meer geconfronteerd ziet met een enorme
maatschappelijke druk om ‘verwarde personen’ onder het WvGgz-bewind te gooien. Wettelijk
verplichte zorg krijgt met de ‘verwarde-personen-discussie’ een psychiatrie-overstijgende taak, en
de criteria van de WvGgz zijn zo vaag geformuleerd dat de zorg veel sneller inzetbaar is dan bij
de Wet Bopz. Iedereen kan met een beetje fantasie in aanmerking komen voor de
eerdergenoemde pre-crisismaatregel minidetentie en – met iets meer creativiteit – voor een
daarna af te geven zorgmachtiging. Onder de verbrede criteria voor ‘verplichte zorg’ krijgen we
juridisch zelfverzekerde agenten die op straat oordelen dat jij wel aan de voorwaarden voldoet
van zo’n – laten we zeggen – pre-crisismaatregel minidetentie. Mogelijk rekken ze hun eigen
indicatoren hiervoor nog even wat extra op naar alle rare, afwijkende gedragingen om de
psychiaters extra onder druk te zetten: kijk eens hoeveel ‘verwarde personen’ we aantreffen! En
jullie vaardigen nooit een crisismaatregel af! De agent die in Hoofdstuk 2 met Simon
discussieerde, krijgt meer munitie (Hoofdstuk 2). En in een later stadium van het proces zal door
de officier van justitie ‘met een schuin oog naar de psychiatrie worden gekeken. Want wij kunnen
met onze wetgeving iemand wel een halfjaar gedwongen behandelen’, vreest de psychiater Pieter
Prins, geneesheer-directeur en voorzitter van de Werkgroep Verplichte Ggz bij de Nederlandse
Vereniging voor Psychiatrie (NVvP).275 Vlak na de definitieve goedkeuring van de WvGgz uit hij
zijn zorgen hierover in Het Parool. Want hoewel het volgens de politie zelf aan ‘medici en/of
gedragswetenschappers’276 of een ‘GGz-instelling’277 is om te beoordelen of een opgepikte
‘verwarde persoon’ ook ‘daadwerkelijk verward’ is, wordt de vrijheid van deze ‘verwarde persoon’
iets waar het veiligheidsapparaat – sprekend voor ‘de samenleving’, ‘familie’ of het ge-iconiseerde
slachtoffer – steeds meer macht over claimt:
Een van de dingen die daar speelden, was of het wel een rol was van een medicus om dit
allemaal te regisseren vanwege het feit dat de factor «gevaar, nadeel, schade» iets is van ons
allemaal. Het is ook iets van de maatschappij. Met andere woorden: hier spelen niet alleen
medische belangen, die kunnen worden behartigd door de geneesheer-directeur, en
patiëntbelangen, die ook kunnen worden behartigd via de geneesheer-directeur, maar hier
speelt ook de veiligheid van de samenleving en hoe die te behoeden.278
De druk op psychiaters wordt nog hoger door de steeds normaler gevonden praktijk om GGz-
instellingen aan te klagen na incidenten, zoals rond messteker Malek F. Psychiaters worden nog
meer risicomijdend, bang voor aanklachten, en beperken een cliënt maar sneller in de vrijheid.
Dat is tien jaar eerder net zo verlopen in een vergelijkbare context bij Britse collega’s. Rond die
tijd, in 2003, werd in Engeland en Wales een vergelijkbare wet geïntroduceerd als nu in
Nederland. Doordat de politieke druk op psychiaters ‘om risico te voorspellen en te
minimaliseren’ zo sterk werd, richtte de Britse psychiatersvereniging (de ‘Royal College of
Psychiatrists’) zelfs een denktank (‘Scoping Group’) op. In hun eerste rapport stelt deze denktank
zich kritisch op over deze, wat zij noemt, een ‘politiek gedreven’ ‘risicocultuur’ en ‘schuldcultuur’
[vertaling K.R.]:279
Leden van de Reflectiegroep [Scoping Group] en psychiaters die reageerden op de enquête
van het College, gaven aan dat risicomanagement hun praktijken aan het domineren is. Ze
stelden dat ze in toenemende mate verwacht worden te fungeren als ‘actoren van sociale
controle’, wat een schadelijke impact heeft op hun klinische werk, een juiste klinische
besluitvorming ondermijnt, en de behandelrelatie met de patiënten bemoeilijkt. […] Er
werden zorgen geuit over de consequenties van pogingen om alle risico’s geheel uit te bannen.
Men had het gevoel dat de obsessie met risico en de daaruitvolgende neiging tot risicomijdend
handelen, verstikkend werkt voor creativiteit en innovatie. […] Respondenten ervoeren deze
consequenties als politiek gedreven: 83% van de respondenten onderschreef de stelling dat
risicotaxatie nu plaatsvindt in een politieke context waarin de zorg om de algemene veiligheid
een politieke prioriteit heeft boven het welbevinden van degenen die lijden aan psychische
stoornissen. [vertaling K.R.]280
Een prettige nieuwe orde281
Wat is die ‘verplichte zorg’ dan, waarvoor de deur van de afwijkende onderdaan zo wagenwijd
wordt opengezet? Met deze vraag komen we aan bij het gebied waar juist ook de juridische
werkelijkheid minder prettig gaat ogen. In de nieuwe wet worden surveillancemaatregelen zoals
huiszoekingen en fouillering omgecodeerd tot ‘zorg’. Onder zorg kan behalve de meer voor de
hand liggende zaken (zoals gedwongen medicatie), ook het volgende vallen: ‘beperken van de
bewegingsvrijheid’,282 ‘insluiten’,283 ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’,284 ‘onderzoek aan
kleding of lichaam’,285 ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende
middelen en gevaarlijke voorwerpen’,286 ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen
leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder
het gebruik van communicatiemiddelen’,287 ‘beperken van het recht op het ontvangen van
bezoek’,288 ‘opnemen in een accommodatie’,289 ‘ontnemen van de vrijheid van betrokkene door
hem over te brengen naar een plaats die geschikt is voor tijdelijk verblijf als bedoeld in artikel 7:3,
derde lid.’290 Mensen kunnen dus, samenvattend, in hun huis worden beperkt in het ontvangen
van bezoek of het gebruik van communicatiemiddelen; ze kunnen worden gefouilleerd, en
onderworpen aan huiszoekingen – en dat allemaal zonder strafbare verdenkingen. Zulke wetten
veranderen onze huizen in een gevangenis, en de psychiater wordt, in de kritische bewoordingen
van de psychiater Pieter Prins, ‘een cipier van de samenleving’.291 We krijgen te maken met een
thuisbezorgde politiestaat.
Helemaal verontrustend is dat de ‘verplichte zorg’, dus de huiszoekingen en de fouilleringen,
ook al kan worden toegepast zonder tussenkomst van een psychiater of rechter. Ze kan namelijk
ook al worden toegepast in het stadium van de eerder besproken pre-crisismaatregel
minidetentie. Dus fouilleringen, huiszoekingen en het verbieden van het gebruik van
communicatiemiddelen, kunnen eigenlijk al zodra de bange agenten en burgemeesters
vermoeden dat iemand een ‘tijdbom’ is, gedurende de (maximaal) achttien uur dat ze die
‘tijdbom’ even ‘veilig’ kunnen opbergen. Ik huiver weer even tijdens het schrijven. Want in
sommige situaties van buitenstrafrechtelijk aangehouden worden was het snel kunnen opbellen
van een naaste – iets wat de agenten soms maar oogluikend toestonden – het enige dat me
overeind hield tegen de gierende angst. Ook zijn agenten bevoegd tot het verlenen van ‘verplichte
zorg’ ten tijde van deze ‘pre-crisismaatregel’.292
Geen wonder dus dat er steeds zoveel mediaspektakel wordt gecreëerd rondom ingebeelde
acute veiligheidscrises door toedoen van ‘verwarde personen’. Want dan kijkt de burger niet
meer naar wat er precies in zo’n WvGgz staat. Op de oppervlakte oogt de wet netjes en
proportioneel, en zeker niet als een thuisbezorgde politiestaat. Het grootste verschil met de Wet
Bopz wordt vaak positief uitgelegd als volgt: de wet legt de nadruk op zorg – flexibel ingericht
naar de persoonlijke situatie van de hulpbehoevende en bij voorkeur ambulant – en niet meer op
de ouderwetse, ingrijpende gedwongen opname.293 Het zit wel goed zo, denkt de burger – de
‘‘echte’ gewone burger’ tenminste.294 De overheid kunnen we vertrouwen: die gaat ‘ons’ immers
goed beschermen tegen meer ‘Bart van U.’s’, ‘Michael P.’s’ en ‘Malek F.’s’, die gaat ‘onze’
afgenomen leefbaarheid en de openbare orde en veiligheid weer teruggeven.
Natuurlijk zal de inzet van de ‘zorgmachtiging’ vooral bestaan uit het bieden van gedwongen
medicatie en andere psychiatrische behandelingen. Maar in de Verenigde Staten is er al een tijdje
zo’n wet en er is geen bewijs dat dit agressie en geweld vermindert, zo stelt de Amerikaanse
psycholoog Noel Hunter.295 Ook in andere landen blijkt de gedwongen zorg buiten de instelling
ineffectief – zo vatten de Nederlandse psychiater in opleiding Dieuwertje De Waardt en de
psychiater Frank van der Heijden het internationale onderzoek samen.296 Toch zijn de
verwachtingen van enkele burgemeesters over de heilzame werking van gedwongen medicatie,
hooggespannen.297 En juist door die hoge verwachtingen is te vrezen dat de onvermijdelijke
toekomstige moord door een cliënt aanleiding zal zijn voor een nog diepere greep in de WvGgz-
grabbelton: ingrijpendere ‘verplichte zorg’ en een bredere groep mensen onder het regime. Zo
wordt het scenario van een thuisbezorgde politiestaat met psychiaters als cipieren ook steeds
waarschijnlijker.
Mei 2016, Keulen (vervolg)
Ik ga in tactische modus en probeer me op subtiele manier uit dit gesprek met de onbekende
jongemannen los te wurmen. Zij willen me helpen. Maar ik wil hun ‘hulp’ niet. Ik wil naar huis.
De taxi wordt mijn verdedigingsmuur totdat ik in mijn eigen huis ben, mijn fort – besluit ik.
Maar hoe kom ik bij die taxi als de drie jongemannen opdringerig op me in blijven praten?
Knaloranje vuur lijkt opnieuw vliegensvlug mijn kant op te razen, net als in het Hiroshima-
Nagasa- kipark.298 Weg hier! Ik begin mijn benen steeds sneller te bewegen richting de brug waar
taxi’s staan. Als ik me even omdraai, zie ik dat één van de jongemannen ook is gaan lopen. Ik
begin me bedreigd te voelen en ren. Hij rent ook. Foute boel! Volhouden! Volhouden dit tempo!
Op slechts iets van tien passen voorsprong op mijn achtervolger, spring ik in een taxi. Go! Go!
Go! Please go! Als in de film.
Ik kijk achterom door de achterruit naar buiten en zie mijn goedbedoelende belager balen. Hij
heeft gefaald, ik ben ontkomen. Even is er bij mij een schuldgevoel. Hij had het niet kwaad
bedoeld en nu voelt hij zich oprecht rot, en paradoxaal genoeg voelt hij zich ook rot voor mij. Als
het gaspedaal wordt ingedrukt, verandert mijn goedbedoelende belager in een silhouet dat
geleidelijk aan steeds kleiner wordt en verdwijnt in de horizon. Daarmee heropent mijn horizon
zich, het feloranje licht dat op mij joeg is uitgedoofd. Ik was het een stap voor geweest. Maar de
feloranje machten kunnen ooit weer terugslaan. De samenleving zelf is namelijk gewoon nog
steeds dezelfde samenleving gebleven: één waarin ik risico loop, latent dan wel acuut, simpelweg
door de onheilspellende scenario’s die mensen soms op mij projecteren.
Ik huiver. De aanhoudende redder had een paar keer naar de achterzijde van de auto gekeken
en erna naar zijn telefoon. Zou hij het kenteken van de taxi hebben genoteerd? Zou hij nu alsnog
de handhavers van de normale orde op mij kunnen richten? En zo ja: zou hij dat daadwerkelijk
doen? Ik wimpel die gedachte af als paranoïde en zak achterover op de achterbank in een zachte
overwinningseuforie. Ik sluit mijn ogen en beland in een veld met diepe gebergtes en een open
lichtblauwe lucht, waar mijn inwendige vrijheidskreet een wilde echo nalaat, waarna de stilte
terugkeert en je alleen een zachte wind langs de bladeren hoort ruisen.
Gedachten in een taxi
Eerst bewegen. Vertrouw op je intuïtie, logisch oordelen komt later wel. […] [E]én ogenblik
van aarzeling [kon] fatale gevolgen hebben. Toen ze aan dat moment terugdacht, voelde ze het
zweet in haar oksels kruipen. Zwijgend schudde ze haar hoofd. Ik heb geluk gehad! Ze hebben
me in elk geval niet levend gevangengenomen. Ik moet van nu af aan heel goed op mijn tellen
passen. Voorzichtig, geduldig zijn, […] dat is het allerbelangrijkste. Als ik mijn aandacht één
momentje laat verslappen, slaan ze misschien al toe. (Murakami, 2009)299
Mei 2016, Keulen (vervolg)
Wanneer ik de chauffeur een briefje overhandig met mijn adres erop, geeft hij me een vreemde
glimlach waar ik niet blij van word. Is het soms een viezerik? Ik besluit er zoals altijd niet teveel
van te maken en ben blij dat we mijn woonstraat inrijden. Ik betaal en verdwijn in mijn bunker.
Het is kwart voor elf ’s avonds.
Rustig zet ik nog een pot thee en schil een appel. Ik leg de laptop op mijn eettafel en zet alles
klaar voor nog één laatste blik op de data voor een wetenschappelijk artikel. Ik merk dat mijn
mentale scherpheid hoger is dan normaal door het voorval van vandaag. Toch moet ik goed op
mijn hoede zijn, besef ik. Mijn artikel was nu juist precies datgene dat mij een paniekaanval had
gegeven, open en bloot, zichtbaar in de publieke ruimte. Dat was hetgene waar het gedrag van de
jongemannen een reactie op was. Ik beloof mezelf dat ik nu alleen nog maar één laatste blik ga
werpen op het dataprobleem. Is er geen oplossing, dan zij dat zo. Dan ga ik gewoon naar bed en
is er morgen weer een nieuwe dag. Vanavond was ik herinnerd aan het feit dat er ergere dingen
zijn dan een misgelopen wetenschappelijke publicatie.
Elf uur. Het theewater heb ik net opgeschonken en mijn laptop staat gereed met mijn dataset
over het welzijn van werklozen, wanneer vanuit de stilte de deurbel nadrukkelijk klinkt. Alarm! –
schiet er door mijn buik. De dwingende normaliteit heeft haar aanvalsbel geluid, in mijn eigen
territorium! Politie! Ik verzamel wat van mijn intuïtieve scepsis. Want waarom zou ik, zonder
zelfs ook maar gekeken te hebben, meteen van het ergste uitgaan? Misschien zijn het de buren of
een verdwaalde pizzakoerier op weg naar een ’s nachts levend studentenhuis. Maar dan volgt een
tweede aanvalsbel. Nog nadrukkelijker. Snel gevolgd door een derde! Ik word abrupt gewekt uit
mijn overpeinzing en loop naar het spionnetje in mijn voordeur. Een zwarte leegte staart mij aan.
Maar dan valt mijn oog op de fragmenten van twee geüniformeerde lijven. Voordat ik de rest kan
bekijken van de twee agenten is mijn hoofd al weggedraaid, weg van het spionnetje. Ik durf niet
meer te kijken, alsof de blik van de agenten de mijne zouden kunnen kruisen en me dan
verlammen. De normaliteit had dus weer steeds zwaarder ingezet! En wie konden er nog meer
staan naast twee agenten? Had mijn aanvaller mijn fort misschien omsingeld?
Ik realiseer me nu dat, terwijl ik mijn victorie zat te vieren in de taxi en me thuis in alle rust
met de meest onschuldige activiteiten was begonnen, een heel team van geüniformeerde
professionals achter mijn rug om druk aan het datakoppelen was geschoten, aan het profileren,
opschalen en rondbellen. Net als in 2008 voelde het alsof ik abrupt in een filmscenario was
geduwd als de hacktivist, ditmaal verrast door de Amerikaanse CIA aan de voordeur juist
wanneer ze nog even een laatste blik wil werpen op de wereldkundig te maken data.
Hoe dit proces naar mijn adres had geleid, en via wie allemaal, weet ik tot aan de dag van
vandaag nog niet helemaal – behalve dat het was begonnen met een telefoontje van één van de
jongemannen. Maar die wisten noch mijn naam, noch mijn adres. Voor me zie ik het grijnzende
gezicht van de taxichauffeur. Was ik door hem verraden?
Me direct overgeven was geen optie. De trucs en protocollen van de wederpartij zijn mij in
grote lijnen wel bekend en het gesprek rustig aangaan zal niet helpen. Als je eenmaal geprofileerd
bent als het willoze, impulsieve wezen dat volgens de openbare orde sector ‘gevaarlijk’ is, dan
verandert alles. Dan maakt het niet veel uit hoe onschuldig je bent. Het enige wat je kunt doen is
rennen en schuilen, en zorgen dat je zelfverdediging niet ontaardt in een aanval op de
tegenstander. Want dat heb ik gezworen.
Het lukt me om de kalmte die me in het Hiroshima-Nagasakipark omringde, weer even terug
te roepen. Het is als een spreuk die ik in dat park geleerd heb. Actie! Telefoon. Sleutels. Met die
zaken overleef ik het buiten. Over de telefoon twijfel ik, want ik kan getraceerd worden, maar ik
voel de aandrang eerst te overleggen met wat mensen. Er is alleen geen tijd om te staan twijfelen.
De bel gaat weer en wordt steeds ongeduldiger en dreigender. De dwingende normaliteit wil
gewelddadig binnendringen. Wegwezen! Mijn tegenstander weet bijna door intimidatie mijn
spieren te verlammen, maar het lukt ze niet. Ervaring heeft mij getraind hierop.
Lichten uit! En dan doe ik het ondenkbare: rolgordijn omhoog, schuifpui open, en de
duisternis van mijn achtertuin in. Dit voelt als kamikaze! Een braakneiging komt op. Ik weet niet
of er een heel SWAT -achtig team in mijn tuin staat of niet meer dan een gewone politiewagen
met een surveillerende collega. Niet verstijven! Doen! En zo verdwijn ik uit mijn achtertuin, en in
het duister loop ik stilletjes de hele straat uit.
Even later keer ik toch aarzelend terug, omdat ik het gesprek met de agenten een kans wil
gunnen. Vanuit de straathoek zie ik hoe zaklamplichten op en neer en heen en weer vliegen in
mijn donkere woonkamer, en ik hoor een vrouwenstem roepen. Opnieuw voelt het alsof in de
denkbeeldige actiefilm ben beland, starend naar het appartement van de gezochte hacktivist.
Alleen is de naam van de hacktivist die ze roepen, jouw naam. De autoriteiten zijn op zoek naar
jou, binnen je enige veilige zone die ’s avonds gewoonlijk het decor is van rustige, alledaagse
taferelen, met op z’n hoogst af en toe het harde geluid van het videogamen. Nu lijkt het wel alsof
de videogame mijn appartement heeft geabsorbeerd en ik daar nu gedwongen onderdeel van ben.
Als ik nu game over raak, duurt het misschien wel zes maanden opname, of nog langer, voordat
ik weer een nieuw leven krijg. Ik huiver maar loop vervolgens richting mijn eigen woonkamer die
nu een politiecel is geworden. Want als ik er eenmaal in ben, zal ik wel niet meer weg kunnen
zonder toestemming van de politie.
Hoe de agenten naar binnen waren gekomen, zou ik pas later ontdekken: via de opengelaten
schuifdeur en niet gewelddadig via het breken van mijn voordeur. Op het moment zelf
interesseerde me dat nog het minst, en dat was opmerkelijk. Ik besefte immers dondersgoed dat
de financiële consequenties van een eventueel kapotte voordeur voor mij groot waren, en
financiën waren in het alledaagse leven een grote bron van stress. Bovendien hechtte ik in het
alledaagse veel belang aan zorgdragen voor mijn woning en mijn relatie met de verhuurder. Maar
dit was geen alledaagse situatie. Er stonden nu veel grotere zaken op het spel, en mijn
appartement was geen woning meer. In deze bezette zone binnen het vertrouwde decor van mijn
appartement tref ik twee vriendelijke agenten, hoewel de mannelijke veertiger mij wel direct
waarschuwt dat ze bijna waren begonnen met het inschakelen van speurhonden. En die hadden
me in no time gevonden, verzekert hij me. De vrouwelijke agent, een brunette van begin dertig
met paardenstaart, was wat prettiger in de omgang. Ze zei “geneigd te zijn me te laten gaan en
staan waar ik wilde, omdat ik zo normaal overkom op haar.”
Maar dan tref ik aan wat ik al vreesde: als je eenmaal geprofileerd bent als het willoze,
impulsieve wezen dat volgens de bewakers van de openbare orde ‘gevaarlijk’ is, dan verandert alles.
Dan maakt het niet veel uit hoe onschuldig je bent. De agente die mij zo ‘normaal’ vond, moet nog
even overleggen met haar leidinggevende uit de meldkamer. Deze bevelhebber is ondanks zijn
fysieke afwezigheid, toch van begin af aan al de lucht in mijn appartement aan het bestralen met
zijn drukke portofoonrelaas. De hele tijd besluit ik me er niet door te laten afleiden. Het zijn
zaken waar ik geen controle over heb, maar die me wel telkens met mijn neus op de feiten
drukken, alsof iemand je hoofd tegen een tafeloppervlak drukt: er zit een heel geëngageerd team
achter jouw vrijheid aan, vastberaden voortgedreven door een ontstopbare overtuiging dat ze
goed doen. Toch blijf ik met alle concentratie rustig.
Maar dan doet de tegenpartij een fatale zet. De mannelijke agent heeft gehoord van mijn
‘problematisch verleden’, zegt hij, en iets in zijn stem maakt dat ik niet wil doorvragen. Ik ben
niet zo paranoïde om te denken dat ze alles uit Nederland zouden weten, zoals wat er in
september 2008 gebeurde en de inmiddels opgebouwde reeks aan andere meldingen.
Waarschijnlijk zal de melding in het Hiroshima-Nagasakipark wel genoeg zijn geweest voor het
keurmerk ‘problematisch’. Hoe het ook zij, in elk geval hoor ik de agent zeggen dat ze me door
dat ‘verleden’ nu mijn gang niet kunnen laten gaan. Een arts is onderweg. Mijn mentale
projectiescherm raakt overspoeld met allemaal mogelijke procedures die zich nu in gang kunnen
zetten, maar al snel worden deze opdringerige beelden van scènes vervangen door een complete
stilte in mijn hoofd. De rode lijnen die me op dit moment al concreet omsingelen, weet ik
bitterkalm aan te staren, zwijgend en opmerkzaam, in plaats van jammerend en weghollend. Ik
moet wel. Ontsnappen wordt steeds moeilijker, want nu had ik naast een politietteam en
karikatuur ook nog een dataversie van mezelf, een data-double300, achter me aan.
4.2 Data-doubles
Twee jaar later verscheen de voorzitter van het zogeheten Schakelteam Personen met Verward
Gedrag301 op TV, bij Nieuwsuur. De statige man, VVD-politicus en oud-burgemeester, zei:
‘Die 13000 mensen waar u het over heeft zijn de mensen waar veel meldingen over zijn. Maar
wat ik graag zou willen, is dat we daar een sluitende aanpak op loslaten, persoonsgerichte
aanpak, nooit meer die mensen loslaten. Maar [daarentegen] begeleiden in hun leven, zodat ze
geen gevaar voor zichzelf zijn, en geen gevaar voor de samenleving. […] De bedoeling in de
toekomst is dat je een dossier eigenlijk nooit sluit. [Anders] hebben we niet de hele
geschiedenis van iemand te pakken. Alle instanties hebben straks één dossier’.302
Wat ik zojuist hoorde was een sterk recept voor een datadubbelganger wiens schadelijke
vertekeningen overal hetzelfde zijn, zodat de effecten hiervan zich vermenigvuldigen. “Alle
instanties hebben straks één dossier”, een dossier dat “eigenlijk nooit sluit.” Nooit meer begin jij
dus met een schone lei. De wijkagent weet ineens van bijvoorbeeld die ene keer dat jij je vrijwillig
liet opnemen in een inrichting en dat dit ontaardde in een gedwongen opname toen jij je begon
te verzetten. Uiteraard wordt er gekeken naar de privacyregels. Maar als men besluit dat jouw
hele zijn en doen een noodtoestand is, verlies je alle controle over je informatie: dan mag veel
meer informatie worden gedeeld dan in de ‘gewone toestand’.303 Maar wanneer is iets een
noodtoestand? Door welk angstklimaat en karikaturen laten mensen zich bij dat oordeel
onbewust leiden? Wie ‘verward persoon’ wordt genoemd bevindt zich per definitie voorbij de
grens waar de noodtoestand, de uitzonderingstoestand volgens anderen begint, waar gewone
burgerrechten ophouden.304 Zo staat er in de WvGgz:
De officier van justitie verstrekt op aanvraag van de psychiater aan hem de politiegegevens als
bedoeld in de Wet politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in
de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens die relevant kunnen zijn voor de beoordeling
van het ernstig nadeel. Verstrekking door de officier van justitie kan achterwege blijven indien
het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet.305
Ik beschouw mezelf en andere ‘terugkerende verwarden’ als mensen die blijvend op de hielen
worden gezeten door hun angstaanjagende data-doubles, zoals dat heet in de
surveillanceliteratuur.306 Je datadubbelganger is je collectie politiemutaties, je verleden van
Wmo-aanvragen, schuldsaneringsregelingen, adresgeschiedenis, rechterlijke machtigingen,
opgelegde uitkeringssancties, ga maar door. In een artikel genaamd ‘The Rise of the Data Self’,
spreekt de Amerikaanse schrijver en cultuurrecensent Rob Horning de terechte vrees uit dat
‘dataverzamelingen’ langzaam maar zeker ‘de ideologische basis van het ‘zelf’ aan het worden zijn
– bepalend voor wat we zien als het echte ‘zelf’.’ [vertaling K.R.] 307 Dataïsme, zo noemt de Duits-
Koreaanse filosoof, Byung-Chul Han dit dogmatische geloof kritisch.308 Deze data-doubles
worden dan de zogenaamd objectievere spiegelbeelden van onszelf. Data-selves zijn namelijk
samengesteld vanuit een problematische reductie van de realiteit en, nog problematischer: ze
halen hun brandstof uit dominante karikaturale angstprojecties. Hoe sterker de publieke angst,
zoals na het opduiken van een dodelijke ‘verwarde’ messentrekker, hoe meer brandstof en hoe
energieker de data-selves ons achterna zullen hollen.
Er leeft kortom een afgeleide groeiende dataklomp in jouw schaduw. De E33-meldingen die je
hebt geaccumuleerd in de angstmaatschappij zullen je opjagen en je blijven trekken naar dat
gebied waar je niet meer naar terug wilde, tot het een zich eindeloos herhalende self-fulfilling
prophecy.
Pogingen om uit die ketting te rennen, eroverheen te springen of haar los te breken lokt al snel
de gierende rode en witte lijnen uit waartegen jij je steeds harder probeert te verzetten. Je wordt
namelijk ‘zorgmijder’. En zorgmijders worden de potentiële Bart van U.’s: mensen die ‘aan het
eind van de rit’ een mes trekken, een moord plegen. De ketting zal niet openen. De cirkel wordt
nauwer. Je krijgt moeilijk lucht. En als je echt pech hebt, zoals Wim, wordt de keten per ongeluk
iets te dicht rondom je nek gebonden. Het wordt zo al snel een point of no return.
4.3 De gevangenis strekt haar tentakels uit: tussen zorg en straf
Een wet die tegelijkertijd in werking treedt als de WvGgz, is de Wet forensische zorg (Wfz). Deze
geeft de Officier van Justitie bij elke verdachte de keuze tussen een traditionele strafrechtsroute of
een ‘zorgroute’ via de WvGgz. Het hoeft dan niet – zoals bij de tbs – om zware delicten te gaan,
zoals moord, maar het kan ook gaan om misdrijven die niet lijf en leven raken. Denk aan
bijvoorbeeld winkeldiefstal, of aan een subversieve steenworp die de ruiten van een grote bank
doet sneuvelen.
Hoewel het sympathiek klinkt om aan ‘verwarde’ daders zorg in plaats van straf te geven,
opent de specifieke soort ‘zorg’ die de WvGgz mogelijk maakt, eerder een deur naar een
gigantische uitbreiding van het controleapparaat. De psychiater Prins uitte hierover zijn zorgen:
De officier van justitie krijgt een grotere rol, en dat kan verkeerd uitpakken. Als iemand
strafrechtelijk in de fout gaat, maar de officier weet dat hij een verdachte daarmee slechts een
weekje binnen kan houden, zal met een schuin oog naar de psychiatrie worden gekeken. Want
wij kunnen met onze wetgeving iemand wel een half jaar gedwongen behandelen. Het gebeurt
echter heel vaak dat iemand zich vreemd gedraagt, daarbij het strafrecht overtreedt en toch
geen psychiatrische aandoening heeft. […] Maar als de officier vindt dat we toch moeten
behandelen, terwijl daar psychiatrich geen reden toe is, verwordt de psychiatrie tot een soort
detentielight. Dat is zorgelijk.309
Zelfs de kleine dief kan dan voor onbepaalde tijd onderworpen worden aan systematische
huiszoekingen en fouillering, communicatie- middelen-beperkingen, bezoekbeperkingen en
huiselijk toezicht. Dit regime is potentieel levenslang. In principe kan de ‘verplichte zorg’ immers
elke zes maanden worden verlengd. De gevangenis verdwijnt dus niet, maar verhuist naar de
eigen woning van de daders, waarbij de aloude maxima aan strafduren verdwijnen.
En zoals Prins vreest, kan de officier veel druk uitoefenen om dit machtsarsenaal ook te
openen jegens een psychiatrie-overstijgend doelwit. Bijvoorbeeld bij degenen met ‘psychosociale
problemen’ zoals schulden of dakloosheid. Denk aan de excentrieke doch niet officieel
diagnosticeerbare dakloze man die na twee nachten buitenslapen in een snijdend koude
herfstweek uit pure ellende en wanhoop een strafbare bedreiging uit tegen de
nachtopvangbewaker die zegt dat het vol is. Of aan lastige onderbetaalde uitzendkrachten die
hun frustratie middenin de energie van een flinke protestdemonstratie hebben gebotvierd op
enkele geparkeerde auto’s.
4.4 De vriendelijke Big Brother
Ondertussen wordt de psychiater niet alleen ingehaald door een politie die nu vastberaden de
straten zal gaan handhaven tegen afwijkend gedrag, maar ook door de gealarmeerde burger. De
kring aan mensen die de rode en witte lijnen van de ‘verplichte zorg’ kan mobiliseren, is in de
WvGgz uitgebreid tot ‘eenieder’ die zich in dezelfde gemeente begeeft als het doelwit.310 Tegen de
achtergrond van die wetswijziging zijn er een aantal campagnes geweest die de burger aansporen
om, overigens met de beste bedoelingen zoals hulpvaardigheid en medemenselijke bezorgdheid,
naar speciale meldpunten te bellen voor ‘verwarde personen’. In het Algemeen Dagblad van de
regio Rivierenland staat in oktober 2018 het volgende stuk:
Hardinxveld-Giessendam lanceert binnenkort een flyer met tips om verward gedrag in een
vroeg stadium te signaleren. De gemeente loopt hiermee vooruit op het landelijk
meldnummer, dat vermoedelijk volgend jaar in werking treedt. Incidenten rondom verwarde
personen zijn veel in het nieuws. Veel gemeenten hebben zorg aan deze groep mensen (nog)
niet op orde. […] De aanpak: verwarde mensen persoonlijk begeleiden en zo vroeg mogelijk
signaleren. ,,Toch kan ik niet uitsluiten dat er iets verkeerd gaat’’, houdt wethouder Trudy
Baggerman een slag om de arm. ,,Daarom is samenwerking zo belangrijk. Ik reken dus op alle
inwoners, om voor elkaar te zorgen en mensen die om wat voor reden dan ook tussen wal en
schip vallen, aan te melden.’’ […] Verward gedrag is volgens haar bovendien geen ver-van-
mijn-bedshow. ,,Het kan gaan om werkloosheid, eenzaamheid, verlies van een dierbare of
beginnende dementie.’’311
Twee jaar eerder lezen we op de website van de gemeente Rotterdam:
Rotterdam start na de zomer een Advies- en Meldpunt verwarde personen. Familie, buren en
andere Rotterdammers kunnen 24 uur per dag hun zorgen en signalen over verwarde
personen in hun omgeving kenbaar maken. Een melding wordt gevolgd totdat zeker is dat de
passende vervolgstap is gezet. […] Dit zal de openbare orde en veiligheid in de wijken naar
verwachting ten goede komen.312
De meldende burger kan dus de moeder zijn, de zoon, de buurvrouw, de buspassagier, de docent,
de collega, de voorbijganger in de supermarkt. Maar ook de klusjesman:
Een technisch medewerker van een woningcorporatie ziet dat de vrouw des huizes in
feestelijke kleding de deur opent. “Ik heb zo een feest”, zegt zij. Als de vakman twee uur later
de deur uitgaat, heeft de vrouw zich drie keer verkleed. De laatste keer in pyjama. Ze gaat naar
bed en is de deur niet uitgegaan. Wat moet hij daarmee?313
Waarschijnlijk weten al deze melders zelf ook niet dat ze met het telefoontje naar het speciale
‘meldpunt verwarde personen’ zoiets in gang kunnen zetten als wat ‘verplichte zorg’ kan
betekenen in de zin van de WvGgz: een potentieel thuisbezorgde politiestaat, levenslang. De
meeste mensen maken zich oprecht zorgen over iemand en willen dat er snel goede hulp
georganiseerd wordt. De burger die bij zorgen belt, toont barmhartigheid – aldus de zorgvuldig
uitgewerkte campagnes, zoals de door het eerdergenoemde Schakelteam in september 2018
gelanceerde campagne ‘Oog voor Elkaar’.314 De goede intentie van de bellende burger wordt nog
eens onderstreept. Er wordt verteld dat dit betekent dat je naar de ander ‘omkijkt’, dat je ‘oog’
hebt voor ‘de ander’, de ander ‘ziet staan’ in plaats van meewerkt aan een individualistisch
‘niemandsland’. We ruiken als het ware nog net niet de appeltaartgeur en thee van de ‘knusse
jaren vijftig’.
Maar alle goede intenties ten spijt, kunnen we ons afvragen of de effecten van het ‘melden’ van
‘verwarde personen’ bij ‘speciale meldpunten’, niet eerder neerkomen op toezicht, op een
buitenstrafrechtelijke handhaving van de normaliteit. ‘De normaal functionerende burger wordt
een gratis bewaker die een oogje in het zeil houdt, iemand die de samenleving voorspelbaar en
regeerbaar helpt houden. Wie niet meedoet, is een kil persoon!’ – zo schreef ik in een reactie in
Het Parool op één van de overheidscampagnes.315 De titel van het stuk luidde ‘Bezorgde burger
wordt Big Brother’316, wat achteraf gezien mooi aansluit bij wat de eerdergenoemde filosoof Han
schrijft: ‘Big Brother trekt nu een vriendelijk gezicht. Zijn vriendelijkheid maakt het toezicht zo
efficiënt.’317 Dat vriendelijke gezicht trekt de burger uiteraard niet met het doel om stiekem de
handhaver uit te hangen. Veeleer wordt de burger zélf ingekapseld in een rol als een
machtsmiddel, tot vriendelijk masker van Big Brother. Want hoe goed de medelevende burger
het ook bedoelt, de grens met de rol van een heuze toezichthouder van de normaliteit is
flinterdun. De manier voor de burger om aan die inkapseling te ontsnappen, is zich bewust te
worden van die flinterdunne grens tussen solidariteit en handhaven binnen een ‘verwarde-
personen-denken’. Het zorgen en omkijken naar elkaar wordt niet big brotherisme door
intenties, maar door een problematische inmenging met dominante geproduceerde ideeën en
machtsmiddelen uit een ‘verwarde-personendebat’. In Het Parool schreef ik:
Met z’n zeventien miljoenen dragen we een ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ om oog te
hebben voor ‘de ietwat wilde jongen langs de weg of de teruggetrokken mevrouw aan de
overkant’ [zo schrijft een overheidscampagne van het Schakelteam Personen met Verward
Gedrag, K.R]. Maar hoe doe je dat als je als burger al twee jaar zorgwekkende berichten
ontvangt over ‘verwarde mannen’ die mensen neersteken? De goedbedoelde oproep van het
Schakelteam voor een solidairdere samenleving doet de angstwekkende publieke discussie
over ‘verwarde personen’ niet opeens teniet. […]. […] [K]unnen we nog wel zonder oordeel
luisteren als we hebben geleerd afwijkend gedrag gelijk te stellen aan een incident of riskant
gedrag? 318
Gelukkig is onze solidariteit als burgers – of liever te stellen, als medemensen – niet zomaar
volledig te kapen door machtige denkwijzen, overheidscampagnes en officiële classificatiedriften.
Een nog best groot deel van onze onderlinge medemenselijke solidariteit is resistent daartegen –
of althans, nu nog wél resistent. Voor een zeker deel wordt er alom gecommuniceerd met elkaar
buiten de smalle lijnen van het ‘verwarde-personengedachteschema’ om, ook als de ander
‘afwijkend’ doet. Er zijn talloze hulpverleners, familieleden of voorbijgangers die voorbij het
‘verwarde-personenetiket’ kijken, die dat etiket zelfs schuwen, en in dialoog durven gaan met de
abnormaliteit. Een voorbeeld betreft de psychiater die ‘Vosseneeltje’ kwam opzoeken op het
politiebureau (Hoofdstuk 2), of de concertbezoekster die ineens een man naast zich kreeg die
verkondigde dat hij schizofreen was en ‘sterrenbeeld Bom’.319 Het is de vrijwilliger van een
telefonische hulpdienst die een hulpvrager hoort aan de andere kant van de telefoon, en geen
‘verward persoon’; die luistert en zichzelf durft te confronteren met de wanhoop, met de
begrijpelijke en onbegrijpelijke redenen waarom iemand het even niet meer ziet zitten, ruimte
biedt aan de wanhoop, en deze alleen al daarmee omsluit met hoop. Het zijn buurtraden of
persoonlijke netwerken waarin mensen met elkaar hebben afgesproken hoe ze elkaar helpen.
Het is, wat mij betreft, zaak om onze solidaire ondersteuning van elkaar zo resistent mogelijk
te houden tegen de angstzaaiende en verdelende effecten van een ‘verwarde-personendebat’ –
ook al ruiken dat debat en de campagnes nog zo naar appeltaart. Het maakt een groot verschil of
we degene die op straat ligt te gillen te benaderen als ‘verward persoon’ of als iemand waarover
we eigenlijk niets weten – ondanks dat onze intentie in beide contexten hetzelfde is, namelijk
helpen.320
Tot dusver de invloed die deze nieuwe atmosfeer gecreëerd door een ‘verwarde-
personendebat’, die een perverse mix tussen barmhartigheid en alarmisme in zich draagt, kan
hebben op de ‘normaalfunctionerende’ burgers. Maar wat voor invloed heeft het op het
geabnormaliseerde deel van de bevolking, op degenen die gemeld worden of gemeld kunnen
worden? Natuurlijk, de aangesproken solidariteit van burgers, en de grotere snelheid waarmee
hulp terplaatse is, zal een zekere groep mensen helpen. Mensen voelen zich gezien, erkend in hun
problemen, worden misschien gered van hun eigen ondergang. Elkaar helpen en lokaal solidair
zijn, zijn natuurlijk goede zaken. Maar juist daarom is het eigenlijk riskant als een overheid – hoe
goedbedoelend ook – de intuïtieve lokale onderlinge solidariteit, die inderdaad sterk verminderd
is door neoliberalisme, probeert toe te eigenen en te herdefiniëren door haar te associëren met
een ‘verwarde-personenaanpak’, met meldpunten en WvGgz. Is er geen minder ingrijpend
alternatief om elkaar te helpen? Waarom moeten mensen als ‘verwarde persoon’ worden
gebrandmerkt en gemeld om eindelijk de hulp te krijgen waar ze al zo lang om schreeuwden? De
introductie van meldpunten en mobilisatie van meldende burgers heeft namelijk een niet te
onderschatten schadelijke invloed op onze interpersoonlijke relaties, op wat er gebeurt tussen
ons. De relationele context kan door dergelijke interventies zodanig worden ingekleurd dat ze de
mensen waar het om gaat juist – op lange termijn ook – wanhopiger en eenzamer maakt. Velen
van ons voelen de normale staar permanent in onze nekken branden en voelen de druk om ons
continu in normale gedaante te tonen in bijzijn van potentiële melders.
De invloed van de WvGgz en van de ‘meldpunten verwarde personen’, reikt daarbij nog veel
verder dan de kring personen die uiteindelijk uitverkoren zal worden voor de bezorgde
politiestaat aan huis, een zorgmachtiging, crisismaatregel of zelfs ‘nog maar’ een pre-
crisismaatregel minidetentie. In het Het Parool schreef ik:
Zelfs als de bezochte individuen uiteindelijk niet blijken te voldoen aan de criteria voor
gedwongen zorg, verandert er iets wezenlijks in hun positie in de maatschappij. Zij zijn zich
bewust van de mogelijk permanente argwanende staar van de Bezorgde Burger. Die blik is een
gevolg van de oproep de code van normaal gedrag te bewaken en die code wordt een stem in
het hoofd van de ‘slordige’ buurvrouw: ‘ik moet me normaal gedragen, want anders…’. Dat
soort mensen bevindt zich straks in een koepelgevangenis waarin zij zich nergens kunnen
verschuilen. De Franse filosoof Michel Foucault had het als volgt kunnen formuleren:
geplaatst in een cel ten overstaan van de centrale toren van de bewaker wiens ogen in potentie
altijd op hen gericht kunnen zijn, maar men weet het nooit zeker. 321
4.5 Verborgen macht: mobiele isoleercellen in een panoptische samenleving
De hierboven genoemde Franse filosoof Foucault werd befaamd met zijn analyses van de macht
in het westen. Misschien wel zijn meest bekende stelling is dat de moderne macht zich zowel
verspreidt (zoals het zich hier verspreidt naar alle ogen en oren van de normaalfunctionerende
burger) als beter verbergt. Ze wordt minder in het oog springend, schrijft hij in zijn befaamde
boek Discipline, Toezicht en Straf.322
Zo ook in de ‘verwarde-personenaanpak’. Allereerst is ze onzichtbaar gemaakt voor haar eigen
uitvoerders, zo constateerde ook Foucault al veel eerder over de psychiatrie.323 Degene die wordt
opgejaagd is geen vijand die gedisciplineerd en gecorrigeerd moet worden. Het is iemand met een
‘hulpvraag’. Maar ook naar de externe actoren verbergt de macht zich: voor haar doelwitten en de
toekijkende omstanders. Politiecellen worden vervangen door ‘plaats[en] die geschikt [zijn] voor
tijdelijk verblijf.’ En ook het ‘vervoer’ van ‘personen met verward gedrag’ wordt onopvallender, is
de bedoeling. Het vervoer dat ik in 2008 kreeg, met politieuniformen en politiewagens, is veel te
opzichtig voor huidige standaarden. Zulk vervoer wekt associaties met arrestatie en niet met
hulpverlening, en daarmee is het criminalisering en stigmatisering – zo wordt er geklaagd in de
media. Het is veel te lelijk, de repressie springt in het oog. De opzichtige handboeien worden
aldus vervangen door kalmeringsmiddelen. De politiewagens en politieuniformen raken uit de
mode in de ‘verwarde-personenaanpak’, net als de neonkleurige ambulances en de
hospitaalridderpakken. ‘Verwardenvervoer’324 moet ‘onopvallend’325 geschieden. Eén
particuliere vervoerder heeft zelfs besloten hun naam ‘niet op de bus te bedrukken.’326
De macht wordt naamloos, en daarmee effectiever. Natuurlijk is het weglaten van
schreeuwende uniformen en felgekleurde ambulances ook beter voor de menselijke doelwitten
die anders overprikkeld raken. Maar daarnaast is het ook een cosmetische camouflage voor
allerlei machtsgrepen die nog steeds zullen plaatsvinden. Doordat de macht haar eigen naam
verhult, deze fysiek weglaat op haar bussen en verwijdert van de sociale aanduiding, valt ze ons
van achteren aan met haar arsenaal. Zonder vooraankondiging. Daarmee doet de macht eigenlijk
precies wat ze op ons projecteert: de ‘verwarde’ die zich goed houdt en dan opeens agressief
opduikt. Het ‘onopvallende vervoer’ is precies de offensieve aanval die zichzelf heeft gehuld in de
schaapskleren van de proportionele, respectvolle zelfverdediging van een door ‘invasie’ bedreigde
samenleving. En subtiel, onzichtbaar, wordt de afwijking van het normale uit het straatbeeld
verwijderd.
4.6 Naar een neoliberale controlestaat V2.0
Herfst 2017: de schrijfpauze
Het is een ijskoud weekend in een herfstmaand als ik me in een gastenkamer in één van
Nederlands vier grote steden terugtrek om te gaan schrijven. Onder mijn ogen komt een
Kamerbrief met het onderwerp ‘[v]ervoer personen met verward gedrag’, die verwijst naar het
rapport uit maart van dat jaar: ‘Voorlopig model vervoer.’327 Deze documenten onthullen hoe de
gedroomde orde de ‘verwarden’ van de nabije toekomst – indien nodig gedwongen – uit het
straatbeeld zullen verwijderen. Zij zullen straks ‘prikkelarm’ worden opgehaald met wagens met
daarin gespecialiseerd psychiatrisch personeel, zo meldt het door het minister van
Volksgezondheid aangejaagde ‘voorlopig model vervoer’.328 Bij dit ‘huma[ne] vervoer’ staat
uiteraard het ‘de-escaleren’ centraal: ‘[h]et creëren en/ of herstellen van rust en veiligheid voor de
persoon met verward gedrag en zijn omgeving.’329 Humaan vervoer: wat betekent ‘humaan’ nog
als het doelwit tot een inhumane karikatuur is gereduceerd, tot een ‘tijdbom’, een negatief
spiegelbeeld van het zelfvoldane ‘humane’ – en waar de vervoerders door hun ‘humane’
handelingen weer een volledig mens uit pogen te pulken? Want bij de doelwitten die zich toch
niet zo veilig voelen bij dat hele idee, ook niet na een verbale overtuigingspoging of een
meerijdende naaste, kan worden overgegaan tot ‘sederen en vastmaken in verband met verzet.’330
In de bijlage van het eerdergenoemde rapport ‘Voorlopig model vervoer’, staat dit ‘sederen’ nog
wat meer toegelicht:
Sederen: Het toedienen van rustgevende geneesmiddelen, zodat het angst- en stressniveau van
de persoon met verward gedrag afneemt. Er zijn vier sedatieniveaus. […] Hulpverleners van
de crisisdienst dienen over het algemeen middelen van het laagste sedatieniveau toe, de
anxiolyse. De persoon blijft na de toediening van de middelen goed aanspreekbaar. De
ademhalings- en cardiovasculaire functies zijn onaangedaan: het bewustzijn van de persoon
blijft intact.
In uitzonderingssituaties dienen hulpverleners van de crisisdienst matige sedatie
(sedatieniveau 2) toe, waardoor het bewustzijn van de persoon licht onderdrukt wordt. De
persoon reageert na toediening van de middelen op aanspreken en aanraken. Er zijn geen
interventies nodig om de luchtweg open te houden en de luchtwegreflexen en ademhaling zijn
intact.331
Wespen die hem omringen. Hun angels uitsteken. Met één wespensteek deden ze hem in elkaar
zakken en zakte hij weg naar een plek waar hij nooit meer wilde zijn, maar telkens weer
terugkwam. Ik denk aan Wim. De isoleercel waar hij tegen streed blijft in de nabije toekomst nog
wél bestaan, ondanks de plannen in het Manifest GGZ Separeervrij uit 2016 om deze geheel uit te
bannen.332 Het machtsmiddel blijkt slechts een andere benaming en gestalte te krijgen. In een
postmoderne vloeibare samenleving?333 als Nederland, waarin niets of niemand meer een vaste
plaats heeft, gaat ook de isoleercel namelijk mobiel. Het machtsmiddel krijgt letterlijk wielen,
zodat het zich lekker flexibel kan voortbewegen, zoals een flexwerknemer die moet jobhoppen
tussen werkgevers en werkloosheid. Deze hyperflexibele isoleercel gaat heten: ‘vervoer’ van
‘personen met verward gedrag’.334 En ook het doelwit is aan het bewegen: het middel wordt
namelijk niet alleen maar ingezet tegenover ‘psychiatrische patiënten’, maar tegenover een
vloeibare, psychiatrie-overstijgende categorie mensen: ‘personen met verward gedrag’.
Op zondagmiddag besluit ik mijn schrijfpauze door te brengen met een vriend in het
stadscentrum. Het is bijzonder koud voor een dag zo vroeg in de herfst. Lopend door het
stadscentrum zie ik mijn oude studentenstad zich transformeren. Luxe hotels en gigantische
winkelcentra worden overal uit de grond gestampt: een futuristische orde van lichtblauw-
reflecterende grote glaswanden lijkt mij en de andere wandelaars meer en meer te omsingelen.
Sociale huurwoningen worden grootschalig verkocht en gerenoveerd of gesloopt om er dure
appartementen voor in de plaats te zetten. Degenen die zich nog een eigen slaapplek kunnen
veroorloven in de Randstad van de jaren ‘10, zijn bezig aan hun wekelijkse consumptieritueel. Ik
hoor het verheugde geroezemoes van een hardwerkende massa die schoenen nodig heeft,
lippenbalsems, of de allersnelste telefoon.
Een merkwaardige sfeer vult de lucht, als een onheilspellende lichtstraal die onverklaarbaar
vanuit de bodem de hemel oplicht. Een nadrukkelijke sirene trekt mijn aandacht als ik me begeef
op het stadsplein waar we hadden afgesproken. Met een angstige ijver scheurt er een politieauto
langs het plein. Gedachten worden onderbroken door een beltoon. De vriend waarmee ik heb
afgesproken, vertelt in een opgewonden toon. “Geloof het of niet! Er wordt hier voor mijn neus
een verward persoon opgepakt!”
Een verbazingwekkend toeval. Het stadscentrum met haar menigten en geluiden gaan voor
mij even over op slow motion. Haast bijna duizelig vraagt de schrijfster van een boek over een
‘verwarde-personendebat’: “Wat is er gebeurd? Waar ben je?”
Op de plek aangekomen zie ik een vriendelijk ogende, rustige man met een aangelijnde
wolfachtige grijze hond, op gedempte toon in gesprek met agenten. Alleen aan de omgeving van
starende mensen is nog te merken dat er misschien een paar minuten eerder iets ongebruikelijks
is gebeurd. Of is het de politie-aanwezigheid die de aandacht trekt van een winkelpubliek, zo
gewend aan monotonie en extreme orde?
De vriend had verteld aan de telefoon dat het gaat om een man die geweigerd werd bij de
stadbibliotheek of gevraagd is om de bibliotheek te verlaten. Toen is de man door het lint gegaan.
“Hij schreeuwde agressief enkele scheldwoorden en dat hij ook al twee dagen niet in de
daklozenopvang kon slapen.”
Vlak voor mijn neus loopt deze mysterieuze ‘verwarde man’, waarschijnlijk van tegen de
vijftig jaar oud, verzetsloos mee met de agenten naar de politiewagen. Hij is ongeboeid. Zijn
gezicht ziet er fris en redelijk jeugdig uit en straalt sympathie en vrijheid uit. Een moment lang
voelt het alsof ik terug ben in een nachtmerrie die mij de afgelopen jaren verschillende malen
overviel. Met mijn rug tegen de muur, mijn vrijheid gebarricadeerd door agenten die mij
omringen en zich gedragen als bange wespen. Een persoonlijke inquisitie met een arts, die je
goedbedoelend over de muur heen duwt als je niet normaal genoeg bevonden wordt. De
vriendelijke houding van de ‘verwarde man’, zijn sympathieke blik: het lijkt op de houding en de
blik van iemand die, net als mij, de andere kant van de muur kent.
Even had hij het gevoel gehad weer te zijn beland in een nachtmerrie die hem zijn hele leven
van tijd tot tijd had gekweld. Het was vrijwel altijd hetzelfde. Hij stond voor een muur van
duisternis, en aan de andere kant daarvan was iets ondraaglijks, iets wat zo vreselijk was dat
hij het niet kon aanzien. In de droom was zijn diepste gevoel altijd zelfbedrog, omdat hij
eigenlijk best wist wat zich achter die muur van duisternis bevond. (Orwell, 1950)335
De neoliberale controlestaat V2.0
Het machtsarsenaal dat we voor ons zien ontstaan achter de ‘verwarde-personenaanpak’ heeft
ook grote implicaties voor een analyse van de neoliberale ordehandhaving. De tierende niet-
consument, de niet-rendabele en de opgebrande niet-uitbuitbare burger worden in een speciale
‘verwarde-personenaanpak’ tot subject gemaakt van intensieve sociale controlemechanismen.
Zoals gezegd zag de Franse socioloog Loïc Wacquant in westerse landen een verband tussen het
opheffen van basale burgerlijke vrijheden enerzijds, en economisch neoliberaal beleid anderzijds.
De ‘staat’ onderging ‘een gedaanteverwisseling […] in het tijdperk van de allesoverheersende
marktideologie’336: ze werd een neoliberale controlestaat. Terwijl het ideologische project van
‘marktderegulatie’ vraagt om minder overheid, wordt de overheid juist groter en almachtiger
door de nieuwe taak om de ‘ordeverstorende armen’ (‘uitkeringsontvangers en criminelen’
[vertaling K.R.]337, maar ook zogenoemde ‘verwarde personen’) beter in het gareel te houden.
Op allerlei manieren heeft de ‘verwarde-personenaanpak’ veel kenmerken van de door
Wacquant beschreven neoliberale vorm van ordehandhaven. Zo is er sprake van een ‘linker- en
rechterzijde van de staat die georganiseerd samengaan onder dezelfde filosofie van discipline
[…]’, schrijft Wacquant.338 ‘[D]e linkse regeringspartijen van alle postindustriële landen
[hebben] zich bekeerd […] tot een rechtse, behavioristische en moraliserende visie op het
probleem.’339 En inderdaad: het zijn zeker niet alleen VVD-politici als Edith Schippers en Onno
Hoes die een strakke ‘verwarde-personenaanpak’ aanjagen. Ook de SP steunt met Kamervragen
de mediakreet dat de ‘overlast van verwarde personen de pan uit rijst.’340 Ook de in Hoofdstuk 2
geciteerde uitspraak van Groenlinks-leider Jesse Klaver is veelzeggend. Zowel links als rechts
omarmen de neoliberale aanname dat bij ‘verwarde personen’ iets individueel mis is, aangevuld
met de interventionistische aanname dat deze via een behandeling op alle levensterreinen weer
‘grip’ op hun leven moeten krijgen – indien nodig met dwang. Aan de institutionele rechterzijde
van de staat, die van de openbare orde en de beveiliging, worden er ‘extra beveiligde bedden’
opgetuigd, en wordt het machtsarsenaal jegens de lastige, arme crimineel uitgebreid naar een
buitenstrafrechtelijk gebied waar men eindeloos kan doorgaan met ingrijpen. Aan de traditionele
linkerzijde, die van het zorgen en opvangen, worden de bemoeizorg en de participatie-
bevorderende machtsmiddelen opgetuigd. De overheid wil ‘een integrale, persoonsgerichte
aanpak, met aandacht voor de gehele levensstructuur, de directe omgeving en continuiteit van
zorg en ondersteuning en (arbeids-) participatie.’341 Elk aspect van het ‘verwarde’ leven wordt
gecontroleerd, gesurveilleerd en gecorrigeerd in dit door links en rechts gecoördineerde
beschavingsoffensief.
Laat me nog even inzoomen op dat laatste: ‘(arbeids-)participatie’. Ook op de webpagina van
de landelijke overheid met de officiële informatie over de WvGgz voor burgers,
www.dwangindezorg.nl, staat dat ‘participatie’ één van de centrale punten is waar de ‘verplichte
zorg’ zich op moet richten.342 We kunnen er niet omheen dat de term participatie de laatste jaren
veel gebruikt is door de overheid in het kader van het ‘activeren’ van werklozen en
arbeidsongeschikten naar betaald werk of richting uitkeringsdwangarbeid. Mensen moesten aan
het werk, ook al waren de baantjes nog zo slechtbetaald. In een neoliberale controlestaat, kan
participatie begrepen worden als het synoniem voor productiviteit en rendabiliteit voor het
kapitalistisch systeem. Degenen waarvoor een rendabele productiviteit niet vanzelfsprekend is,
worden met een ‘participatiewet’ in een ‘nieuwe burgerschapsnorm van verplichte
bestaansonzekere arbeid’ of uitkeringsdwangarbeid geperst – zo zouden we met Wacquant
kunnen stellen343. En degenen die lastig blijven, krijgen extra bemoeizorg.
Kenmerkend voor een neoliberale controlestaat zijn de behavioristische afschrikmiddelen die
ze toont in haar ordehandhaving, zo stelt Wacquant. Denk aan symbolische straffen om ‘een
signaal af te geven’ aan potentiële daders zoals het verhogen van de ‘kosten’ van uitkeringsfraude.
Dat behaviorisme zien we duidelijk ook terug bij de WvGgz. Want hoewel er namelijk wordt
gezegd dat de klassieke nadruk op instellingsopname verdwijnt, blijft de opname juist een
cruciale, zelfs centrale rol vervullen: als afschrikscenario. Als straf. Het wordt ingezet jegens de
cliënt die het waagt zich te onttrekken aan de ‘verplichte zorg’.
Sommige psychiaters, onder andere Pieter Prins en de NVvP, verdedigen zich in de media
tegen de toegewezen rol die zij krijgen als de centrale handhavers van de nieuwe economische en
maatschappelijke orde, waarin zij de menselijke vertolkingen van enkele grote structurele sociaal-
economische problemen moeten neutraliseren door te medicaliseren. Psychiaters weigeren de
uitgebluste, disruptieve armen die staan te schreeuwen vanwege begrijpelijke redenen als
huisuitzetting of uitkeringssanctie, te pathologiseren en te disciplineren. In een manifest uit 2016
bepaalt de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) dat dit neoliberale ordehandhaven
niet strookt met hun eigen beroepsopvatting:
H]et [is] voor meer mensen dan vroeger moeilijk om zich op alle levensgebieden zelfstandig te
redden. Vaak gaat het dan om mensen voor wie de veerkracht om tegenslagen adequaat op te
vangen niet toereikend is. Denk hierbij aan het hebben van financiële reserves, een sociaal
netwerk […]. De landelijke overheid zet tegelijkertijd in op decentralisatie van de
overheidsinvloed op het sociale domein en op het bevorderen van eigen kracht en
zelfredzaamheid van de burger. Wanneer verwardheid ontstaat als reactie op een
maatschappelijke noodsituatie (bijvoorbeeld een aangekondigde huisuitzetting) zijn noch
politie noch de GGZ de aangewezen instantie om het onderliggende probleem op te lossen. In
dat geval moet het sociale domein een duurzaam handelingsperspectief bieden. […]
[P]sychiatrische behandeling [is] niet het juiste antwoord op alle maatschappelijke vragen.344
Dit zich ontpoppende arsenaal jegens ‘verwarde personen’ zegt – zo vermoed ik – veel over hoe
we de macht in het huidige neoliberaal Nederland moeten duiden, sociologisch en
machtsfilosofisch. Er heerst namelijk veel onduidelijkheid over zolang we daar niet naar kijken.
Wacquant constateerde omstreeks 2009 nog, terugblikkend op de afgelopen drie decennia, dat
Nederland hét Europese voorbeeld is dat de Amerikaanse neoliberale hervormingen rechtstreeks
achterna gaat, met haar economische beleid en stijgende gevangenispopulatie. ‘Politie,
rechtbanken en gevangenis vormen’ volgens hem ‘het sombere en strenge gelaat, dat de staat
overal toont aan onterfde en misprezen bevolkingsgroepen, die verstrikt zitten in de chaos van de
laagste regionen van de maatschappij en de steden, door toedoen van de economische
deregulering en het wegvallen van elke sociale bescherming.’345 Maar juist vanaf omstreeks 2008
begint het gevangenencijfer juist heel sterk te dalen! Ondertussen voeren sociologen een debat
over wat dit zegt. Zo hoor ik Willem Schinkel in de zomer van 2018 bij een debat in de Rode
Hoed zeggen dat Nederland de Verenigde Staten nog achterna zal gaan wat betreft het
gevangenencijfer. Anderen concluderen weer dat het wel meevalt met het neoliberale gehalte van
het regime in Nederland. En dan zijn er nog denkers die stellen dat er wel degelijk een sterke
neoliberale macht heerst, maar dat diens technieken niet meer zozeer rusten in dwang, tralies,
streng straffen, camera’s en overbevolkte gevangenissen – maar veeleer in onszelf is gekropen. De
neoliberale macht zou anno nu vooral leven in de hoofden van geatomiseerde carrièrebegeerders.
We worden automatisch door dominante mores en algoritmes in de juiste richting geduwd. De
meest bekende, invloedrijke verwoorder van dit perspectief is de Koreaans-Duitse filosoof
Byung-Chul Han. ‘Het neoliberale regime’, zegt hij, ‘verandert uitbuiting door anderen in de
zelfuitbuiting.’346 We onderdrukken onszelf vrijwillig:
Het Ik als project, dat zich denkt bevrijd te hebben van uiterlijke en andermans dwang,
onderwerpt zich voortaan aan innerlijke dwang en zelfdwang in de vorm van prestatie- en
optimalisatiedwang.347
Han geeft hiermee dus een radicaal ander beeld van de neoliberale macht dan Wacquant, bij wie
de neoliberale macht afhankelijk is van afschrikking, sancties en veel blauw op straat. Wacquant
heeft het – in de termen van Foucault – dus eigenlijk over disciplinerende macht: ‘een
normeringsmacht’ die elk aspect van het leven onderwerpt aan ‘normen, geboden en verboden,
en afwijkingen anomalieën uit de weg [ruimt] .’348 Bij Han is de neoliberale macht ‘gewiekst’,
heeft ze een ‘vriendelijk voorkomen, […] stimuleert en verleidt’ ze, en is ze geen ‘macht die
voorschrijft, dreigt en verordent.’349 De huidige neoliberale macht ‘onderscheidt zich
fundamenteel van het kapitalisme van de negentiende eeuw, dat met disciplinaire
dwangmiddelen […] werkt.’ – stelt hij.
De machtstechniek van het neoliberale regime neemt een subtiele vorm aan. Het maakt zich
niet rechtstreeks meester van het individu, het zorgt er eerder voor dat het individu vanuit
zichzelf zo op zichzelf inwerkt dat het de machtscontext in zichzelf afbeeldt, waarbij het die als
vrijheid interpreteert. Zelfoptimalisering en onderwerping, vrijheid en uitbuiting vallen hier
samen.350
Mensen zijn, zowel jong als oud, een product geworden dat een goede concurrentiepositie moet
vergaren in een steeds hardere en onzekere strijd om een waardige sociale en fysieke plek in deze
maatschappij. Constant hebben we het gevoel dat we ons nog sterker moeten ontplooien in de
stoelendans om vaste aanstellingen, contractsverlenging, projectfinanciering, woningen, en ga
maar door. Die interne prestatiedrang – wil tot zelfuitbuiting – lijkt de redding te zijn geweest
voor de kapitalistische democratie. In het vorige hoofdstuk verwees ik naar de crisis waarin dit
democratische kapitalisme zich bevindt. Onze waardenproductie, ons produceren van goederen
of diensten, levert voor onszelf steeds minder op terwijl de groep grootvermogenden, soms ‘het
kapitaal’ genoemd, steeds rijker wordt, zo bleek ook uit de inmiddels beroemde data-analyse van
de econoom Thomas Piketty.351 De behoeften van grootvermogenden zijn lastiger te verenigen
met die van de mensen die uiteindelijk de waarde in een economie voornamelijk produceren: de
werknemers en potentiële werknemers. Door de ‘eigen behoeften [van] het kapitaal […]
abusievelijk [te] zien als onze eigen behoeften’, zoals Han constateert,352 wordt dit probleem
razendslim opgelost. Ons volledige omgooien van ambities en levensstijlen ten dienste van de
winstaccumulatie, is genormaliseerd en geaccepteerd.
Maar hoe effectief deze macht ook kan zijn op korte termijn, we kunnen ons goed afvragen:
hoe lang nog? Kan een geheel economisch systeem wel blijven teren op enkel zelfuitbuiting? Hoe
houdbaar is dat? Zoals Han zelf ook schrijft:
Het ‘tijdperk van reële waardenschepping is inmiddels voorbij. Want in het huidige financiële
kapitalisme worden zelfs waarden radicaal vernietigd. Het neoliberale regime luidt het
tijdperk van de uitputting in. Uitgebuit wordt nu de psyche. Daarom gaat dit tijdperk
vergezeld van psychische aandoeningen als depressie of burnout’.353
Genoeg signalen suggereren dat dit opnieuw slechts een tijdelijk houdbaar truukje is om de
democratie te verzoenen met het kapitalisme, net zo tijdelijk als de Keynesiaanse
koopkrachtstimulatie waar Streeck het over had. Han zelf noemde al de schijnbaar sterk stijgende
aantallen burn-outs en allerlei andere klachten gerelateerd aan prestatiestress. Misschien is ons
neoliberale regime daar zelf ook bang voor en telt de politie daarom wel letterlijk ‘verwarde/
overspannen personen’ (zie Hoofdstuk 3). Maar daarnaast is er nog meer waardoor de
ambitiegedreven psychopolitiek zal instorten. De hegemonie van de individuele carrièreambitie
kan juist verzet oproepen bij degenen voor wie de neoliberale verleiding ongeloofwaardig is. Wat
als je weet dat je niets te winnen hebt bij je zelfuitbuiting, bij al het rennen en vliegen, omdat de
stoelendans voor jou sowieso geen mooie stoel heeft, omdat je gediscrimineerd wordt, een
strafblad hebt, geen ‘goed’ diploma hebt, klem zit in het tijdelijke segment van de arbeidsmarkt,
of omdat je langdurig werkloos of arbeidsongeschikt bent? Bovendien wordt, zoals de NVvP
hierboven al aankaartte, de lat steeds hoger gelegd om mee te kunnen blijven doen in een
samenleving. Er heerst woningnood, de woonlasten stijgen snel, arbeidscontracten worden steeds
meer tijdelijk in plaats van permanent, waardoor economisch ‘grip op je eigen leven’ behouden
voor een kleinere groep is weggelegd. Kortom: steeds meer mensen worden simpelweg niet
(meer) verleid door de parels en beloningen van dit wankele systeem.
Als de positieve verleidingskracht van de neoliberale macht niet meer werkt, dan zal de macht
dus weer moeten grijpen naar haar klassieke ‘negatieve’ technieken: die van de ‘normerende’
disciplineringsmacht of zelfs die van de met geweld dreigende soevereine macht. Degenen aan de
marges van dit systeem zien daarom juist vaak de harde, fysiek-gewelddadige kanten van het
neoliberale regime, die Han nu over het hoofd lijkt te hebben gezien: preventief fouilleren, tasers,
huiszoekingen, deurwaarders, uitkerings-dwan-garbeid, politiegeweld, ontruimingen,
gedwongen opnames, gevangenisstraf, of zelfs worden opgejaagd met drones omdat je dakloos
bent.354 Dit dwangarsenaal was alleen nooit zichtbaar voor degenen die ‘bevoorrecht’ genoeg
waren om voor zichzelf een positieve toekomst in te beelden binnen het neoliberalisme: een vaste
baan, een huis en bestaanszekerheid. En de harde realiteit is dat steeds meer mensen geen
toegang meer hebben tot die geprojecteerde toekomst. De bubble van de ambitieuze dagdroom
over een stabiel levensonderhoud begint te knappen, net als de hypotheek-bubble tien jaar
geleden in 2007 en 2008. Het is deze groeiende groep aan ‘menselijk afval’ van de neoliberale orde
die wordt gezien als bedreiging, zo stelt de Franse socioloog Loïc Wacquant.355 Zij worden de
projectieschermen voor allerlei zelfbedachte angstfiguren: van ‘straatterroristen’ tot aan
‘verwarde personen’.
Samenvattend is wat we zien dus een hybride machtsvorm: Hans vriendelijke neoliberale
machtstechniek van het zelfuitbuiten voor degenen die zich geloofwaardig een prestatiesubject
kunnen wanen, en daarnaast Wacquants disciplinaire (of heel soms zelfs soevereine) macht voor
degenen die dat niet kunnen, of het simpelweg weigeren. Een geheel dwangvrije neoliberale orde
vol mensen die zichzelf vooral onderwerpen aan de juiste mores is een illusie, een droom van
staat en kapitaal die niet is uitgekomen en die hoogstens voor een bepaald segment van de
bevolking geldt.
Maar het is ook zeker niet zo dat we met die disciplinaire neoliberale macht doorschieten naar
overvolle gevangenissen, zoals in de Verenigde Staten. We moeten af van die academische mythe.
We zien daardoor namelijk iets wezenlijks over het hoofd. De Nederlandse overheid zal helemaal
geen reden meer hebben de Verenigde Staten achterna te gaan met diens opzichtige overvolle,
steeds duurdere gevangenissen. Want in Nederland is – wellicht onbedoeld – ondertussen een
veel effectiever, slinkser plan ontworpen. De hierboven besproken wetten (de WvGgz en Wfz)
laten duidelijk de contouren van een nieuwe, ongekend innovatieve variant op de neoliberale
controlestaat zien. Eentje die geen overvolle gevangenissen nodig heeft, maar die de mensen
opsluit en surveilleert in hun eigen huizen – en zoals ik hierboven uitlegde, in hun eigen hoofd.
Is er nog hoop?
Het is nogal een serieuze constatering, besef ik: dat de zeer repressieve ‘aanpak’ rond ‘verwarde
personen’, die z’n opperste best doet de eigen repressieve aard te verhullen, een uiting is van een
zorgwekkende bredere tendens, namelijk de opoffering van democratische burgerrechten voor
een ongebreideld neoliberaal kapitalisme. Wat kunnen we doen? Is er nog hoop? Welnu. De luide
roep om meer dwang en controle, de revanchistische spierballentaal die we in Hoofdstuk 3
aantroffen, zei James Baldwin correct, is eigenlijk een teken van de zwakte, of zelfs van de
wanhoop, van degenen die willen overheersen.
Want geen rijk houdt stand met dwang alleen. Dwang werkt niet zoals voorstanders ervan
menen. Het toont het slachtoffer niet de kracht van de tegenstander. Integendeel. Het toont de
zwakte, de paniek zelfs, van de tegenstander. En dat inzicht wapent het slachtoffer met
hartstocht.356
Zowel de overheid als het kapitaal zijn ongeorganiseerd. Die ongeorganiseerdheid manifesteert
zich ook in de paniek over ‘verwarde personen’ Na twee jaar lang ‘aanjagen’ door het
Schakelteam was het beloofde 24-uurs meldpunt voor ‘verwarde personen’ er in veel gemeenten
nog steeds niet tegen de tijd dat dit team haar slotrapportage presenteert (september 2018). En
door de chaos van het invoeren én uitvoeren van wetten, is de overheid nog steeds erg afhankelijk
van de meewerking van voorzichtige psychiaters en van rechters. Die kunnen juist ook dat vage,
grijze gebied uitbuiten door te weigeren en te laten.
Bewustwording en vrije gedachteuitwisseling zijn onze gedeelde wapens. Door bewust te
worden wat er aan de ongerespecteerde zijde van het ‘verwarde-personendebat’ afspeelt, ontstaat
compassie aan de gerespecteerde zijde. Als we de normaliteit aansporen zich af te vragen waarom
ze concepten zoals de ‘verwarde persoon’ nodig heeft, komen we dichter bij elkaar. De compassie
en vergaarde inzichten die daaruit ontstaan, kunnen niet zomaar gebroken worden door de
macht. Sterker nog: het goede nieuws is dat dit al gaande is. Veel psychiaters, alsook veel andere
zorgprofessionals, zijn zich al bewust van het repressieve potentieel van de nieuwe WvGgz en
hekelen het. Door de pijnlijke adem van een problematische geschiedenis van de psychiatrie in
hun nek, is er een voorkeur bij zorgprofessionals voor consensus boven het bevel, van acceptatie
boven normalisering. In dit hoofdstuk zagen we al een luide weigering onder hulpverleners om
de rol van handhaver in de nieuwe neoliberale (wan)orde op zich te nemen.
De optelsom aan alle kleine, subversieve handelingen die daaruit voortvloeien, kan best wel
eens het cruciale zand worden in de radaren van deze nieuwe gedroomde orde. Ze zijn een
resistent onderdeel van de zogenaamde ‘echte’ orde, die uiteindelijk niet enkel vorm krijgt door
wetten en regeren, maar ook door spontane acties vanuit de mensen die geregeerd worden. Ze
krijgt gestalte door de intuïtieve omgangsvormen van respect en gelijkwaardigheid. De
Amerikaanse antropoloog James Scott, wiens ideeën prominent naar voren zullen komen in het
volgende hoofdstuk, stelde over deze ‘echte’ orde het volgende:
Hoe meer gepland, gereguleerd, en geformaliseerd een sociale of economische orde is, hoe
sneller ze ook zal parasiteren op informele processen die niet in het formele schema staan,
maar zonder welke het schema ook niet zou kunnen voortbestaan. De formele orde is op
zichzelf niet in staat om deze informele processen te creëren, laat staan te handhaven. Het
aanleren van je moedertaal is hier een goede illustratie van. Kinderen leren niet het bouwen
van correcte zinnen door zich eerst de regels van de grammatica eigen te maken en deze
vervolgens pas toe te passen. Ze leren zo te praten zoals ze leren lopen: door imitatie,
proberen, vallen en opstaan, en eindeloos oefenen. De grammaticaregels zijn de patronen die
ons vervolgens opvallen in het correcte spreken, ze zijn níet de oorzaak van het correcte
spreken. [vertaling K.R.]357
Deze ‘echte’ orde zit vol onbeheersbare gebieden voor degenen die precies een ‘verwarde
personenaanpak’ willen plannen, ‘vervoer’ willen regelen of de WvGgz-uitvoering willen
coördineren. Maar in haar onvoorspelbaarheid zit deze wanordelijke orde dus ook vol kansen
voor degenen die willen voorkomen dat we bewegen richting een heuse politiestaat jegens
‘verwarde personen’. Daarin kunnen we allemaal een rol spelen. Het succes van de door
Wacquant genoemde nieuwe politiek van sociale onzekerheid hangt vooral ook af van de ‘burger’.
Met de uitgebreide roep aan burgers – ‘heb oog voor elkaar’ – om te gaan surveilleren op
‘verwarde personen’, laat de overheid wellicht juist iets doorschijnen van een besef van onmacht.
Want de mate van toezicht die een perfecte neoliberale orde nodig heeft, kan alleen geschieden
met de burger samen, die dichterbij de wanorde van het dagelijkse lokale ongrijpbare leven staat
binnen wijken, buurtgemeenschappen en tussen ‘verwarde’ buren. In Het Parool schreef ik: ‘In
hun poging meer vat te krijgen op de moeilijkst te sturen burgers parasiteren de landelijke
autoriteiten eigenlijk op de saamhorigheid van de samenleving waarvan die burgers ook deel
uitmaken.’ Wij zijn het die uiteindelijk uitmaken hoe we met elkaar omgaan, en of we ons daarin
laten leiden door een angstzaaiend ‘verwarde-personendebat’ of niet. Uiteindelijk zijn de
overheersten, wij dus, eigenlijk samen heel machtig. Maar gebruiken we die macht onoplettend,
dan zouden we wel eens een politiestaat kunnen bewerkstelligen.
264 Prins, A. (2019, 19 januari). Awee Prins, zelf ook ervaringdeskundige, juicht de
Herstelbeweging toe. Maar het doel – beter worden – niet. Trouw.nl. Geraadpleegd 29
januari 2019 van https://www.trouw.nl/religie-en-filosofie/een-psychiatrisch-patient-wordt-
nooit-meer-de-oude~abea3ae6b/
265 Kuppens, J., Wijk, Van, A., Ham, Van, T. & Jager, D. (2016). Stijging meldingen verwarde
personen in de regio Rotterdam. Een onderzoek naar onderbouwde verklaringen en wenselijke
oplossingen. Arnhem: Bureau Beke, p. 22.
266 Artikel 7:3 lid 3 WvGgz. Uit: Grapperhaus, F.B.J. (2018, 16 februari). Wet van 24 januari
2018, houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met
een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) [Kamerstuk 32 399].
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. 2018(37): 1-100.
267 Artikel 7:3 lid 6 WvGgz
268 Artikel 3:3 WvGgz
269 Zie Artikel 3:4 en 7:1 WvGgz
270 Artikel 7:1 WvGgz
271 Artikel 1:1 lid 1-y jo. Artikel 3:1 WvGgz
272 Artikel 1:1 lid 2
273 Artikel 3:4
274 Zoeteman, J. (2019, 6 maart). Gekte op straat [Interview]. Debatprogramma De Balie.
Amsterdam. Geraadpleegd van https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
275 Prins in Kempen, Van, J. (2018, 25 januari). ‘Psychiatrie wordt sort detentie-light’. Het
Parool, p. 4.
276 Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) op het Kamerlid Hiddema
(FvD). Zie voor laatste: Grapperhaus, F.B.J. (2018, 23 juli). Vragen gesteld door de leden der
Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden. [Kamerstuk met kenmerk
20172018-2810]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der Staten-Generaal.
277 Wob-correspondentie tussen mij en de Korpsleiding Politie (2018, 21 juni). Zie pagina 2,
punt A in het volgende document:
https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/wob/00-landelijk/besluit-optreden-
politie-bij-personen-met-verward-gedrag.pdf
278 Van Marle, H. Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, in: Tweede Kamer der
Staten-Generaal. (2016, 15 november). Regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg
aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
[Kamerstuk met kenmerk 35-32 399]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der Staten-Generaal,
p. 12. Geraadpleegd van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32399-35.html
279 risk culture’ (p. 31), ‘blame culture’ (p. 21); ‘politically driven’ (p. 21). Uit: Royal College of
Psychiatrists London. (2008). Rethinking risk to others in mental health services. Final report
of a scoping group. June 2008. College Report CR150. London: Royal College of Psychiatrists
London, Pp. 21; 31.
280 ‘Members of the Scoping Group and psychiatrists responding to the College survey reported
that risk was dominating their practice. They argued that they were increasingly expected to
function as ‘agents of social control’, which was having a damaging impact on their clinical
practice, undermining meaningful clinical decision making and making engagement with
patients more difficult. […] Concern was expressed about the consequences of attempting
to eliminate risk completely. It was felt that preoccupation with risk and a consequential
tendency towards risk-averse practice was stifling creativity and innovation. […]
Respondents perceived these consequences as politically driven, with 83% of participants
agreeing that risk assessment now took place in a political context in which concern for
public safety had taken political precedence over the welfare of those suffering from mental
disorders.’ (p. 21). Uit: Royal College of Psychiatrists London. (2008). Rethinking risk to
others in mental health services. Final report of a scoping group. June 2008. College Report
CR150. London: Royal College of Psychiatrists London, p. 21.
281 Speling op de titel van de bekende roman ‘Brave New World’ (1932) van de Britse schrijver
Aldous Huxley. London: Chatto & Windus.
282 lid 2b
283 lid 2c
284 lid 2d
285 lid 2e
286 lid 2f
287 lid 2h
288 lid 2i
289 lid 2j
290 lid 2k. En in ‘artikel 7:3 derde lid’, staat vervolgens geen verdere concretisering van die
‘plaats’. Er staat: ‘De verplichte zorg […] kan […] tevens inhouden dat een persoon zijn
vrijheid wordt ontnomen en hij onverwijld wordt overgebracht naar een plaats die geschikt
is voor tijdelijk verblijf’.
291 Prins in Kempen, Van, J. (2018, 25 januari). ‘Psychiatrie wordt sort detentie-light’. Het
Parool, p. 4.
292 Artikel 7:3 lid 4d.
293 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2018, 14 december). Kernboodschap
WvGgz. Dwangindezorg.nl. Geraadpleegd 8 april 2019 van
https://www.dwangindezorg.nl/binaries/dwangindezorg/documenten/publicaties/implementatie/ketenprod
wvggz/Kernboodschap+Wet+verplichte+geestelijke+gezondheidszorg.pdf
294 Zie hoofdstuk 1, uit: Schnabel, P. (1997). De last van psychische stoornissen. In K. Schuyt
(Eds.), Het sociaal tekort. Veertien sociale problemen in Nederland. (p. 182). Amsterdam: De
Balie. Nadruk toegevoegd.
295 Hunter, N. (2016, 15 December). Seven Reasons Why the US’s New Mental Health Law is
Dangerous. Truthout.org. Geraadpleegd 19 december 2016 van
https://truthout.org/articles/seven-reasons-why-the-us-s-new-mental-health-law-is-
dangerous/
En: Rowe, M. (2013). Alternatives to Outpatient Commitment. Journal of the American
Academy of Psychiatry and the Law, 41(3), 332-336.
296 Uitkomstmaten waren opnameduur en aantal heropnames. Zie: Waardt, De, D.A. &
Heijden, Van, Der, F. M. M.A. (2017). Gedwongen behandeling van mensen met een
psychiatrische stoornis in de thuissituatie. Tijdschrift voor Psychiatrie, 59(4): 221-228.
297 Zie bijvoorbeeld burgemeester Ferd Crone: Crone, F., burgemeester Leeuwarden, in:
Tweede Kamer der Staten-Generaal. (2016, 15 november). Regels voor het kunnen verlenen
van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (Wet verplichte geestelijke
gezondheidszorg [Kamerstuk met kenmerk 35-32 399]. ’s-Gravenhage: Tweede Kamer der
Staten-Generaal, p. 19. Geraadpleegd van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-
32399-35.html. Nadruk toegevoegd.
298 Zie Hoofdstuk 2
299 Murakami, H. (2013[2009]). 1q84. De Complete Trilogie. (J. Westerhoven, Vert.).
Amsterdam: Atlas Contact, p. 678-679.
300 De term komt van Kevin Haggerty en Richard Ericson, twee Canadese sociologen die zich
veel richtten op surveillance en risicobeleid. Zie Haggerty, K. D., & Ericson, R. V. (2000).
The surveillant assemblage. The British Journal of Sociology, 51(4), 605–622.
301 Zie vorig hoofdstuk en https://vng.nl/personen-met-verward-gedrag
302 Onno Hoes in NOS. (2018). Nieuwsuur 16-05-2018. NPO. Geraadpleegd 20 mei 2018 van
https://nos.nl/uitzending/33280-nieuwsuur.html. Nadruk toegevoegd.
303 Zie bijvoorbeeld ook Artikel 7:1 lid 5 WvGgz. Bij een snelle beslissing over een te nemen
Crisismaatregel, mag de officier van justitie politiegegevens verstrekken aan de psychiater
die daarom vraagt.
304 Sommigen zullen hierbij aan het concept ‘uitzonderingstoestand’ van de filosoof Giorgio
Agamben denken. Zie: Agamben, G. (2005[2003]). State of Exception. Chicago/ London:
The University of Chicago Press.
305 Artikel 7:1 lid 5 WvGgz.
306 Zie noot 34
307 ‘But my suspicion is that this runs deeper – that data collection is slowly becoming the
ideological basis of the self — what we regard as the real self.’ Uit: Horning, R. (2012, 25
januari). The Rise of the Data Self. Popmatters.com. Geraadpleegd 8 april 2019 van
https://www.popmatters.com/153721--2495892321.html
308 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 50.
309 Prins in Kempen, Van, J. (2018, 25 januari). ‘Psychiatrie wordt sort detentie-light’. Het
Parool, p. 4.
310 Artikel 5:2 WvGgz meldt: ‘Een ieder kan een melding doen bij het college van burgemeester
en wethouders over een persoon die woonachtig is in die gemeente of aldaar overwegend
verblijft voor wie de noodzaak tot geestelijke gezondheidszorg, die mogelijk zou moeten
worden verleend met verplichte zorg, zou moeten worden onderzocht.’
311 AD/ Rivierenland. 2018, 9 oktober. Flyer met tips om verward gedrag snel te signaleren, p. 3
312 Gemeente Rotterdam. (2016, 5 juli). Rotterdam start advies- en meldpunt verwarde
personen. Verwarde personen eerder en beter in zorg en minder overlast.
Persberichtenrotterdam.nl. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://www.persberichtenrotterdam.nl/bericht/1558/Rotterdam-start-advies--en-
meldpunt-verwarde-personen/
313 Schakelteam Personen met Verward Gedrag (2018). De ogen van de technische man aan
huis. Magazine-on-the-spot.nl. Geraadpleegd op 17 april 2019 van https://www.magazine-
on-the-spot.nl/verwardgedrag2017/preventie-en-vroegsignalering/index.html
314 Zie https://vng.nl/manifest-oogvoorelkaar
315 Roex, K. (2018, 15 september). ‘Bezorgde burger wordt Big Brother’. Het Parool, p. 70.
Geraadpleegd 15 september 2018 van https://www.parool.nl/columns-opinie/bezorgde-
burger-wordt-big-brother~b359c94c/
316 Roex, K. (2018, 15 september). ‘Bezorgde burger wordt Big Brother’. Het Parool, p. 70.
Geraadpleegd 15 september 2018 van https://www.parool.nl/columns-opinie/bezorgde-
burger-wordt-big-brother~b359c94c/
317 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 36.
318 Roex, K. (2018, 15 september). ‘Bezorgde burger wordt Big Brother’. Het Parool, p. 70.
Geraadpleegd 15 september 2018 van https://www.parool.nl/columns-opinie/bezorg-de-
burger-wordt-big-brother~b359c94c/
319 Spaink, K. (2008, 8 september). Zojuist hebben we Wim begraven. Spaink.net. Geraadpleegd
9 maart 2019 van https://wimmaljaars.nl/dossier/Karin%20Spaink%202008-09-08%20-
%20Om%20de%20hoek.txt
320 Hierover zal ik verder doorgaan in het laatste hoofdstuk: Hoofdstuk 7.
321 Ibid.
322 Foucault, M. (2018[1975]). Discipline, Toezicht en Straf: De Geboorte van de Gevangenis.
Groningen: Historische Uitgeverij.
323 Foucault, M. (1965[2013]). Geschiedenis van de Waanzin in de Zeventiende en Achttiende
Eeuw. Boom: Amsterdam.
324 Deze term komt uit de krantenkop ‘verwardenvervoer vooral voor ‘bekenden’’ van Bies, G.
(2018, 11 oktober). Leeuwarder Courant, p. 26.
325 In verscheidene berichtgeving is gepleit voor ‘onopvallend vervoer’, bijvoorbeeld hier:
Haspels, J. (2018, 17 maart). Onopvallend vervoer van verwarden. AD/ Haagsche Courant, p.
2.
326 ‘Ook hebben wij de afweging gemaakt onze naam niet op de bus te bedrukken’.
Geraadpleegd op 7 april 2019 van https://ggzopweg.nl/ons-aanbod/.
327 Schippers, E.I. (2017, 7 maart). Vervoer van personen met verward gedrag [Kamerstuk met
kenmerk 1294892-173315-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie van VWS.
328 SiRM. (2017). Voorlopig model vervoer. Advies SiRM over passend vervoer voor personen met
verward gedrag. Utrecht: SiRM.
329 Ibid.
330 Ibid.
331 SiRM. (2017). Bijlagen voorlopig model vervoer. Advies SiRM over passend vervoer voor
personen met verward gedrag. Utrecht: SiRM: 4.
332 Het Manifest GGZ Separeervrij wordt ook wel het Dolhuys Manifest genoemd. Zie
https://www.hetdolhuys.nl/actueel/isoleercel-is-rijp-museum/
333 Sommigen zullen de duiding van de befaamde socioloog Zygmunt Bauman hier herkennen:
Bauman, Z. (2007). Liquid Times. Living in an Age of Uncertainty. Cambridge: Polity Press.
334 Zie onder andere Schippers, E.I. (2018, 16 februari). Vervoer van personen met verward
gedrag [Kamerstuk met kenmerk 1294892-173315-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie van
VWS.
335 Orwell, G. (2013[1950]). 1984 (T. Davids, Vert.). Utrecht/ Amsterdam: De Arbeiderspers, p.
144.
336 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 17.
337 ‘The new priority given to duties over rights, sanction over support, the stern rhetoric of the
‘‘obligations of citizenship,’’ and the martial reaffirmation of the capacity of the state to lock
the trouble-making poor (welfare recipients and criminals) ‘‘in a subordinate relation of
dependence and obedience’’ toward state managers portrayed as virile protectors of the
society against its wayward members (Young, 2005:16).’ Uit: Wacquant, L. (2010). Crafting
the neoliberal state: Workfare, prisonfare and social insecurity. Sociological Forum, 25(2):
201.
338 ‘[…] organizational coupling of the Left hand and Right hand of the state under the aegis of
the same disciplinary philosophy […]’. Uit: Wacquant, L. (2010). Crafting the neoliberal
state: Workfare, prisonfare and social insecurity. Sociological Forum, 25(2): 202.
339 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 27.
340 Kooiman, N. & Leijten, R. (2016, 17 maart). Vragen gesteld door de leden der Kamer.
[Kamerstuk 2016Z05559). Tweede Kamer der Staten Generaal. Geraadpleegd 20 november
2017 van https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?
id=2016Z05559&did=2016D11449
341 Aanjaagteam Verwarde Personen. (2016). Samen Doorpakken. Op weg naar een
meerpersoonsgerichte aanpak voor en met mensen met verward gedrag. Den Haag:
Aanjaagteam Verwarde Personen, p. 16. Nadruk toegevoegd.
342 Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (2018). Wet Verplichte Ggz.
Dwangindezorg.nl. Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.dwangindezorg.nl/nieuwe-
wetgeving/wet-verplichte-ggz
343 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 14.
344 NVvP. (2016, 27 september). NVvP Position Paper ‘Verwarde Personen’. Utrecht:
Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie. Geraadpleegd 30 oktober 2017 van
https://www.nvvp.net/website/nieuws/2016/nvvp-publiceert-position-paper-verwarde-
personen
345 Wacquant, L (2010[2004]). Straf de Armen. Het nieuwe beleid van de sociale onzekerheid (W.
De Neuter & G. Verschueren (pp. 317-350), Vert.). Berchem: Uitgeverij EPO, p. 17.
346 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 7.
347 Ibid, p. 5.
348 Ibid, p. 20.
349 Ibid, p. 16.
350 Ibid, p. 26.
351 Piketty, T. (2014). Capital in the Twenty-First Century. Cambridge (MA)/ London: The
Belknap Press of Harvard University Press.
352 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 9.
353 Ibid, p. 28.
354 Gioia, G. (2018, 20 augustus). Voor het eerst speurt politie met drones naar daklozen in
Haagse duinen. AD.nl. Geraadpleegd 21 augustus 2018 van https://www.ad.nl/den-
haag/voor-het-eerst-speurt-politie-met-drones-naar-daklozen-in-haagse-duinen~abbda851/
355 Wacquant gebruikte de term ‘human refuse’ om het sentiment uit te drukken van de
neoliberale politiek van sociale onzekerheid. Uit: Wacquant, L. (2009). Punishing the Poor.
The Neoliberal Government of Social Insecurity. Durham/ London: Duke University Press, p.
xxii.
356 Baldwin in Grellety, R. (Producent), Peck, R. (Producent en Regisseur) & Peck, H.
(Producent). (2017). I Am Not Your Negro [Documentaire] (Officiële Nederlandsvertaalde
editie). Verenigde Staten/ Franrkijk/ België/ Zwitserland: IDFA, Wide House & Cinema
Delicatessen.
357 Oorspronkelijk: ‘The more highly planned, regulated, and formal a social or economic order
is, the more likely it is to be parasitic on informal processes that the formal scheme does not
recognize and without which it could not continue to exist, informal processes that the
formal order cannot alone create and maintain. Here language acquisition is an instructive
metaphor. Children do not begin by learning the rules of grammar and then using these
rules to construct a successful sentence. They learn to speak the way they learn to walk : by
imitation, trial, error, and endless practice. The rules of grammar are the regularities that
can be observed in successful speaking, they are not the cause of successful speech.’ Scott, J.
C. (2012). Two Cheers for Anarchism. Six Easy Pieces on Autonomy, Dignity, and Meaningful
Work and Play. Princeton, MA: Princeton University Press, p. 48-49.
Toen abnormaal een probleem werd
‘Een verwarde man, dat zegt het al, die is verward. En dan is het heel lastig voor een agent om
een inschatting te maken, hè, van wat wil die, hoe agressief is die, hoe sterk is ‘ie?’ (Een
misdaadverslaggever in een politiefilmpje, 2017)358
5.1 De angst voor verwardheid: natuurlijk of aangeleerd?
Sommige kritische stemmen in het debat over ‘verwarde personen’, vooral vanuit de hoeken van
de GGZ of de zogenoemde ervaringsdeskundigen, zeggen dat het stigmatiserend is om ‘verwarde
mensen’ onvoorspelbaar te noemen. Dit wordt blijkbaar opgevat als een suggestie dat we iemands
gedrag agressief of gevaarlijk vinden. Dat is opmerkelijk: sinds wanneer heeft onvoorspelbaarheid
een samenhang met agressie? En als onvoorspelbaarheid een situatie al gevaarlijk maakt, al is het
alleen al omdat de partijen onwetend zijn omtrent elkaars reacties, is dat dan niet veeleer iets dat
uit de situatie voortvloeit, in plaats van uit de eigenschappen van één van de betrokkenen? Is
onvoorspelbaarheid niet iets dat tussen mensen gebeurt in plaats van binnen mensen? Als dat zo
is: waarom is de kans op onvoorspelbaarheid dan iets om je voor te schamen? Eigenlijk is het heel
vreemd om onvoorspelbaarheid iets stigmatiserends te vinden. Sinds wanneer heeft loutere
onvoorspelbaarheid zijn onschuld verloren?
En waarom schrijven we onvoorspelbaarheid toe aan maar één partij – de ‘verwarde’, de
onbekende? Want waarom vindt een samenleving mensen die ‘verward’ worden genoemd
onvoorspelbaarder – terwijl onvoorspelbaarheid, zoals we zojuist geconstateerd hebben, niet eens
een persoonskenmerk is, maar een relatieken- merk? Hetgeen ons bekend is en wat niet, wordt
niet op een gelijke manier bekeken. Het ‘gezonde wantrouwen’ van een normale vader jegens de
‘verwarde persoon’ die hij passeert met zijn kind, vinden we heel normaal. Maar we begrijpen het
niet als de zogenaamde ‘verwarde’ zich zou beroepen op een ‘gezond wantrouwen’ in de
interactie met degenen die zich gedragen volgens de verwachtingen van normaal-zijn. Terwijl dat
eigenlijk heel logisch zou zijn voor iemand voor wie normaal-doen misschien wel iets vreemds is
gebleven en dus gedeeltelijk onbekend en onvoorspelbaar. Komt deze dubbele standaard
misschien doordat historische processen van uitsluiting en angst ervoor hebben gezorgd dat
bepaalde gedragingen, levensstijlen, en oriëntaties onbekend – en onbemind – zijn geworden, en
daarmee als onvoorspelbaar worden gezien?
In dit hoofdstuk buig ik me over deze vragen: waar komt het ‘stigma’ op onvoorspelbaarheid
vandaan en waarom wordt dit stigma toch zo buitenproportioneel vaak toegepast op ‘verwarden’
en andere geabnormaliseerden?
De aan ‘abnormalen’ toegeschreven onvoorspelbaarheid is het gevolg van een eeuwenlange
angst en uitsluiting van het onbekend geworden abnormale. Het werk van de Amerikaanse
historisch socioloog Andrew Scull laat zien dat gemeenschappen gedurende de tijd van Jezus al
de abnormaliteit vreesden in de vorm van de waanzin, en deze buitensloten, verbanden. Hoewel
daarbij sommige mensen die ‘de kenmerken van waanzin toonden’ verheven werden tot de status
van profeten en heiligen, werden anderen vervloekt als mensen van ‘onreine ziel’ of zelfs verdacht
van een ‘demonische ziel’. Scull neemt ons bijvoorbeeld mee terug naar een antiek Palestina, in
het verhaal over de Gadareense zwijnen uit de bijbel:
De bezeten man was al gedurende langere tijd bewoond geweest door duivels. Hij leefde
buiten, zonder dak boven zijn hoofd of kleding. Zijn angstige buren probeerden hem vast te
binden met ketenen en boeien. In zijn waanzinnige woede scheurde hij ze uiteen, en de Duivel
dreef hem naar de wildernis. Terwijl de dorpsbewoners hem heel erg vreesden, bleven ze hem
desondanks toch voeden. Het zou niet de laatste keer zijn waarin waanzin gezien werd als een
aanval op het beschaafde en gerelateerd zou worden met naaktheid, met ketenen en boeien, en
met de beweging van de waanzinnige naar de uiterste marges van de samenleving. Dat zou
inderdaad nog eeuwenlang het lot blijven voor velen van de gestoorden. [vertaling K.R.].359
Doordat de abnormale medemens zo lang is verbannen, wordt ze onbekend. En die
onbekendheid introduceert onvoorspelbaarheid en daardoor angst. Angst leidt tot verbanning en
maakt onbekend, en onbekend maakt weer angstig. Maar dit gebeurt wel alleen in bepaalde
contexten. Het is geen onvermijdelijke natuurwet dat mensen angstig moeten worden wanneer
de ‘verwarde’ als obscuurgemaakte, uitgeslotene onvoorspelbaarheid introduceert in de sociale en
fysieke ruimte. Deze regel gaat alleen op in een zekere context, een bepaalde soort sociale ruimte,
een specifieke soort samenleving: namelijk daar waar bepaalde partijen de ander willen
beheersen. Die drang tot controle en beheersing kan worden losgelaten (zie Hoofdstuk 7),
waardoor onbekend niet meer onbemind maakt. In het huidige hoofdstuk analyseer ik deze
contextuele factoren die de angst voor het onvoorspelbare obscuurgemaakte abnormale en
‘verwarde’ aanwakkeren. Vandaag de dag wordt de angst jegens het onbekende abnormale
namelijk onder andere gefixeerd op de ‘verwarde persoon’, die deels correspondeert met de
aloude ‘waanzinnige’, maar ook in andere geabnormaliseerde gedaanten opdoemt.
Maar laten we eerst nog een potentieel misverstand uit de weg ruimen. In dit hoofdstuk richt
ik me niet zozeer op de processen waarin normaal het abnormale begint te verbannen vanuit
haar angsten. Dit hebben Foucault en Scull al voortreffelijk gedaan als het gaat om westerse
samenlevingen. Ik begin daarentegen vanaf dat moment en kijk hoe deze onvoorspelbaarheid
vervolgens de angst van normaal voor abnormaal reproduceert. Waar komt deze angst voor het
onvoorspelbare vandaan? Heeft het met de sociale context te maken – en hoe?
De verleiding is groot om onze angst voor het onvoorspelbare, waaronder voor de
‘onvoorspelbare verwarde persoon’, te zien als een soort evolutionair ingegeven angst voor het
onbekende, als iets natuurlijks, als deel van ons mens-zijn. ‘Onbekend maakt onbemind’, stellen
Movisie en Samen Sterk Zonder Stigma contextloos. 360 Zo is er bijvoorbeeld één ding waar we als
kind écht bang voor zijn, en dat zijn donkere ruimtes. Onze duistere slaapkamer lijkt een
eeuwenoude evolutionaire waakzaamheid op te roepen in ons. We weten niet wat zich allemaal in
die kamer bevindt. Misschien is er een monster onder het bed geslopen, of het monster wacht op
ons in de kledingkast. Het zou ons kunnen aanvallen vanuit elke richting en we kunnen
simpelweg niet voorzien vanuit welke richting. Het donker is aldus het domein van het
onbekende, het onanticipeerbare.361 Daarom zijn we volgens de befaamde socioloog Zygmunt
Bauman ‘obsessievelijk bang voor het donker’.362 Onze angst voor het onbekende heeft iets
functioneels, het beschermt ons.
Maar we zouden als mensheid een hoop ontdekkingen armer geweest zijn als het totaal
verkrampen en vermijden onze natuurlijke inborst was geweest. Engageren in onzekere en zelfs
verwarrende situaties stimuleert op de eigen beurt weer onze creativiteit, zo stelde onder andere
de Amerikaanse filosoof John Dewey, de grondlegger van de pragmatistische filosofische
stroming.363 Omdat proces en uitkomst nog niet vaststaan, lokken deze situaties een diepe
zoektocht naar nieuwe interpretaties uit: de ‘interpretatieve zoekmodus’ [vertaling K.R.], zoals de
Amerikaanse socioloog David Stark dit noemde.364 Volgens Stark zijn dit soort processen het
belangrijkste ingrediënt voor ‘innovatie’365. We vluchten dan niet weg van het onbekende, maar
gaan er voorzichtig mee om: we tasten af, we proberen, vallen misschien een keer, proberen
opnieuw, gaan een stap vooruit, en gaandeweg leren we. Voorzichtig aftastend, en niet door er
volledig van weg te vluchten, leren we dat het donker niet eng is. We worden bekend met wat we
eerst niet konden zien of begrijpen – of we accepteren dat we het niet volledig kunnen begrijpen.
Hoewel het voelen van wat kriebels bij een confrontatie met het onbekende begrijpelijk is, of
zelfs natuurlijk, is onze huidige mate van die angst van heel andere aard. Die is niet zozeer meer
natuurlijk, maar politiek. Het zijn ideële en structurele veranderingen geweest die de huidige
mate van angst hebben geproduceerd – en die deze nog steeds reproduceren. In de huidige
risicomaatschappij wordt ’een zelfstandige sprong wagen in de leegte van de donkere kamer
ontraden, wanneer het contact met verwarde personen betreft. De commercieel meer omlijnde
vormen van ‘buiten de box denken’, ‘creatieve destructie’, ‘organisationele disruptie’ worden
makkelijker geaccepteerd. Maar dan betreft het zoektochten die niet radicaal zijn, maar veilig in
het laboratorium van de winst plaatsvinden waarbij de managers nog steeds over het impliciete
einddoel beslissen van al die activiteit en organisatie. De daadwerkelijk radicale zoektocht zonder
voorbestemde doelen, wordt sneller gezien als een onverantwoordelijke en riskante bezigheid
waarvoor gewaarschuwd wordt in juridische aansprakelijkheidsclausules, regeerinstrumenten,
protocollen en bevelstructuren. Bij een ontmoeting met iemand die we ‘verward’ noemen, wordt
ons het gevoel aangepraat dat we er niet geschikt voor zijn, dat je een specialistische training of
zelfs een hele opleiding voor moet hebben gevolgd om veilig met ‘verwarden’ te kunnen
communiceren.
Maar als we om ons heen kijken, zien we genoeg voorbeelden waarin mensen op een welhaast
anarchistische – een niet van bovenaf geregisseerde – intuïtie van wederkerig respect, solidariteit
en vrijheid heel goed met elkaar kunnen omgaan, ook al doet er iemand ‘abnormaal’. Genoeg
hulpverleners en omstanders in de wijken en straten hebben nog wél de moed om
onvoorspelbaar met het onbekende ‘abnormale’ te communiceren, zonder daarbij een meldpunt
of een ‘stappenplan verwarde personen’ nodig te hebben, of de ander te moeten bevelen weer
‘normaal’ te doen. Maar zoals gesteld in het vorige hoofdstuk moeten we die resistente solidariteit
wel actief blijven koesteren tegen de achtergrond van een agressief debat over een ‘verwarde-
personenproblematiek’.
Juist omdat er eigenlijk al heel veel goed gaat tussen ons, er in feite al veel ‘orde’ is juist dankzij
de gebieden van ons interacteren die resistent zijn tegen officiële ordeningspogingen, is de volgende
vraag ze belangrijk: Waarom commandeert de samenleving de mensen die ze als ‘verward’
aanwijst, ‘normaal’ te doen? Waarvandaan komt de verloren interesse voor het onbekende dat
ons confronteert met onvoorspelbaarheid? In dit hoofdstuk betoog ik dat het antwoord
gedeeltelijk ligt in hiërarchie: een systeem van overheersing waarin de ene groep of individu
zichzelf als superieur opstelt jegens een andere groep of individu. Want hiërarchie heeft controle
nodig.
5.2 Hiërarchie: destructief voor de nieuwsgierigheid en de verbeelding
Hiërarchie heeft behoefte aan directe duidelijkheid, aan controle en ondubbelzinnigheid. Elke
leider wordt door diens eigen beperkte blikveld namelijk geconfronteerd met hetzelfde probleem:
of we het nu hebben over het hoofd van een klein dorp of de president van een grote
staatssamenleving. Op de één of andere manier moeten leiders toch een bepaald beeld krijgen
van de gemeenschap die zij regeren. De mogelijkheid of onmogelijkheid om de bevolking te
kennen en te begrijpen, oftewel, te ‘lezen’, kan leiders maken of breken. Leiders die hun
bevolkingen niet in kaart kunnen brengen, kunnen geen distributie van inkomsten coördineren,
of de veiligheid en gezondheid van de bevolking waarborgen, of omverwerping van het gezag
door een opstandige massa voorkomen. Zij moeten de bestuurde massa en territoria goed in
kaart brengen.
De grootste bedreiging voor ieder regeerproject zijn daarom de onopgemerkte routines,
onmeetbare massa’s en onoverzichtelijke sociale en fysieke landschappen. Gebieden of
bevolkingen waar men – van bovenaf – geen overzicht over heeft, zijn als een soort akelige
donkere kamers voor bestuurders. Toch is het juist de hiërarchische afstand die leiders het
overzicht vaak belemmert. De afstandelijke neerwaartse blik van leiders maakt het erg moeilijk
voor ze om een adequate indruk te krijgen van de eigenlijke dagelijkse gang van zaken in de
bestuurde gemeenschappen. De verbeelding die de leiders hebben, raakt eigenlijk vertroebeld en
kan zelfs kwalijk ingekleurd worden door de corrumperende werking van superieure macht. Hun
verbeelding wordt de visie van een geprivilegieerd persoon. Hoe vaak hebben we bijvoorbeeld
niet leiders zien voorbijkomen die de verbeelding van een witte, Eurocentrische koloniale
overheerser opdrong aan gekolonialiseerde volken? Het continent Afrika, zo laat onder andere de
kritisch antropoloog James Scott zien, biedt een tragisch voorbeeld hiervan. De gevolgen zijn
vandaag de dag nog steeds zichtbaar: mislukte oogsten, dictatoriale regimes en eindeloze
oorlogen.
Een observatie vanaf een hiërarchische afstand maakt het onmogelijk om de rijke diversiteit
en chaos van het alledaagse leven in ogenschouw te nemen. Overheden zijn bijzonder slecht in
het in kaart brengen van de brede diversiteit van culturen en subculturen en van de manieren
waarom deze met elkaar op dagelijkse basis omgaan. De ‘ongestandaardiseerde, informele
manieren van doen die gegrond zijn in lokale, praktische wijsheden’ zijn ondoorgrondelijk voor
overheden.366 Deze rijke, daadwerkelijk functionerende orde onthult zichzelf alleen onder
gelijken, dat wil zeggen mensen die horizontaal met elkaar interacteren – stelt Scott.367
Om toch te kunnen regeren, moeten staten de complexe realiteit simplificeren – de
gigantische chaotische massa aan diverse individuen, groepen en ruimtes moet in vaste hokjes
passen. Deze missie wordt vergemakkelijkt als gedrag in de samenleving ook daadwerkelijk wat
uniformer wordt. Zoals de Duits-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han stelt: ‘Geheimen,
vreemdheid of andersheid vormen hindernissen […]’ en ‘worden […]geleidelijk opgeheven.’368
Hij beschrijft dit in verband met een neoliberale macht, maar eigenlijk is dit principe al veel
ouder. Door de geschiedenis heen zien we de uitdrijving van enorm diverse projecten die de
lokale, horizontale orde belichamen, een ordening van de samenleving die alleen begrijpelijk is
vanuit een horizontaal standpunt. Daarvoor in de plaats dringt een uniforme, officiële orde zich
op. Deze tegenstelling tussen diverse, lokale horizontale ordeningen en een uniforme officiele,
correspondeert grotendeels met het onderscheid ‘leefwereld versus systeemwereld’ van de
befaamde Duitse twintigste-eeuwse socioloog Jürgen Habermas.369
Bijna geen enkel hiërarchische organisatievorm heeft de leefwereld zo agressief proberen te
verdrijven als de natiestaat. Niet voor niks noemde Scott de laatste drie eeuwen de ‘triomf van
gestandaardiseerde, officiële landschappen van controle en toe-eigening.’
Het geen overdrijving, denk ik, om de afgelopen drie eeuwen te zien als de triomf van
gestandaardiseerde, officiële landschappen van controle en toe-eigening over de leefwereld.370
[…] Het resultaat is een gigantische afname in culturele, politieke, en economische diversiteit,
een enorme homogenisering in talen, culturen, eigendoms-systemen, politieke vormen […].
[…] Vercommercialiseerde eigendomsrechten op landsbezit heeft complexe praktijken
omtrent het gebruik van land verplaatst, geplande gemeenschappen en wijken hebben oudere,
ongeplande gemeenschappen en wijken verplaatst, en grote fabrieken en landbouwbedrijven
hebben ambachtelijke productie en kleine, gemengde landbouw verplaatst. […] De laatste
twee eeuwen zijn praktijken uit de leefwereld [vernacular practices] op zo’n snelheid
uitgedoofd dat je, met weinig overdrijving, de processen zou kunnen zien als een massale
uitsterving die lijkt op de steeds snellere verdwijning van diersoorten. [Vertaling K.R.]371
Onze menselijke levens worden gevangen in schema’s, geplande stadia en statistische
gemiddelden. Landschappen worden opgedeeld in kadastrale eenheden, postcodegebieden en
veiligheidsregio’s. Hieraan gekoppeld kregen mensen een status met betrekking tot bijna alles:
woonstatus, burgerlijke staat, werkstatus, belastingstatus. Dit zijn de institutionele handvaten van
de modern staatsvoering: van toezicht en handhaven op de straten tot aan het innen van
belasting. Ze zijn met zoveel kracht opgelegd dat een groot deel van de diverse leefwerelden
erdoor is ‘uitgestorven’.
Het geglobaliseerde kapitalisme is de natiestaat inmiddels wel behoorlijk aan het evenaren
hierin. Kapitalisme en neoliberaal burgerschap zijn vergaande uniformiserende en
normaliserende mechanismen, zoals Foucault ook zag in zijn geschiedenis van de waanzin.372 De
instituties van eigendom en verbintenis houdt de kudde regeerbaar. In de rollen van
carrièremaker, huurder, studie-schuld-aflosser, werknemer of consument, wordt ons gedrag
minder flexibel, risico-mij dender en daarmee voorspelbaarder. Zoals Bauman opmerkte,
‘immobiliseert’ de ‘fabriek’ de arbeidersbevolking.373 Dit geldt ook voor de hedendaagse
‘flexibele’ – of beter precair-tewerkgestelde – werknemer. De ‘fabriek’ – of haar postindustriele
equivalenten, zoals het callcenter, het verzekeraarskantoor of het gemeentehuis – is er niet alleen
op uit om de orde onder de eigen werknemers te handhaven. De ambtenaar van de sociale dienst
moet direct kunnen begrijpen op welke locatie wij wonen, hoeveel mensen ons huishouden
bevat, wat we doen voor de kost, et cetera. In de utopie van de regeerbare orde zouden alle
mensen in een vereenvoudigde en uniforme mal worden geperst die ons ‘leesbaar’ maken vanaf
een gigantische hiërarchische afstand.
Maar de gestructureerde orde die perfect ‘leesbaar’ is, zal echter altijd een utopie blijven,
ondanks Scotts bevinding dat veel leefwereldijke ordeningen zijn opgeslokt door de
systeemwereld. De systeemwereld zal nooit de volledige orde – de orde zoals ze ‘echt’ om ons
heen is, waarmee ik Hoofdstuk 4 al eindigde – kunnen vormgeven. Niet via officiële ontwerpen,
niet via uniforme indelingen, noch met stappenplannen en hokjes. Er zullen altijd informele
lokale praktijken zijn, (mede)menselijke intuïties, spontane initiatieven, improvisaties,
onuitgesproken routines. En juist de resistentie van deze overblijvende leefwereld, die zich niet
makkelijk laat verdrijven en verplaatsen door een systeemwereldlijke ordening, is de
voedingsbron voor nóg meer bestuurlijke structureerdrang. Met name de oncategoriseerbare
‘gevaarlijke klassen’374 zijn voor een ‘perfect’ egale systeemwereld een doorn in het oog.
5.3 De ‘gevaarlijke klassen’
Om de positionering van deze zogenaamde ‘gevaarlijke klassen’ te begrijpen, is het belangrijk te
realiseren dat de manier waarop onze wereld gecategoriseerd wordt, nooit neutraal is. Dit hele
structureren van de sociale en fysieke ruimte ten behoeve van het regeren, creëerde en creëert
vandaag de dag helaas ook ‘buitenstaanders’, ‘ongewensten’, zogenoemde ‘gevaarlijke klassen’ –
zo benadrukte onder andere de socioloog Zygmunt Bauman.375 Natuurlijk is datareductie nodig
om de wereld te kunnen vatten. Anders zou de realiteit ons overweldigen. Datareductie op
zichzelf is niets slechts. Het probleem zit in de diepverankerde ideologische aannames achter
deze aangeleerde realiteitsweergave. Wat rechtvaardigt bijvoorbeeld de centrale plek van Europa
op de wereldkaart? En wat bepaalt dat het uit onze kinderlijke hoofden stampen van
landsgrenzen iets bijdraagt aan het begrijpen onze wereld? De officiële indelingen en classificaties
van de werkelijkheid zijn, wellicht onbedoeld, ontworpen vanuit het referentiekader van degenen
die heersen, en dus niet ‘egalitair’ of ‘onschuldig’ – zo herinnert ook Bauman ons.376 ‘Sommige
mensen’, stelde hij, ‘hebben meer kans om de wereld te structureren en anderen meer kans om
erdoor gestructureerd te worden.’377 De orde die is gevormd is er één die hen past die
structureren, die heersen: een witte, cis-patriarchale, heteronormatieve, judeo-christelijk-
geseculariseerde, normale orde gericht op een fitte middenklasse. De ambitieuze vormgevers van
de realiteit hebben in hun onwetendheid en arrogantie een systeem gebouwd dat bij slechts
enkele identiteiten en praktijken past, terwijl dit het andere juist uitsluit en onderdrukt. Want wie
buiten de hokjes valt, is minder kenbaar en daardoor minder regeerbaar. Met deze verdere
uitsluiting en onderdrukking wordt het onbekende dus gedwongen onbekend te blijven omdat
het gedwongen wordt te verdwijnen – door assimilatie of door verbanning. Zij worden als
onkenbaren de buitenstaanders, de vreemden, de ‘gevaarlijke klassen’.
Het is cruciaal te beseffen dat dit onkenbare van sommige groepen, identiteiten of praktijken
niets te maken heeft met een onkenbare intrinsieke eigenschap, of met groepen die inherent meer
geneigd zijn tot chaos en structuurloosheid. Daarentegen heeft hun opdoemen als onbegrijpelijke
chaos in de ogen van de regeerder te maken met de relatie tot een dominant systeem dat geen
plaats heeft gemaakt voor deze uitgesloten groep, identiteit of praktijken. Mensen die niet tot de
dominante groepen horen voor wie de selectieve, vertekende ‘ordening’ van een samenleving is
bedoeld, worden in smalle hokjes geduwd die niet voor hen zijn. Zij vallen daardoor sneller tussen
de officiële hokjes in en worden daardoor onderworpen aan strakkere controle en discipline. Zij
hebben sociologisch gezien een speciale positie binnen die geproduceerde orde. Binnen die orde
zijn zij een buitenstaander ofwel een ‘vreemde’, zo beschreef Bauman deze sociologische positie:
de vreemde die valt tussen “twee” duidelijk omlijnde categorieën, “zonder zelfs te horen bij één van
hen.” [vertaling K.R.]378
Met die achtergrond krijgt een gespreksfragment uit debatprogramma De Balie tussen
debatmoderator Lennart Booij met politiechef en coördinator ‘Zorg en Veiligheid’ Anja Schouten
ineens een interessante sociologische lading. Zojuist heeft Booij aan Schouten gevraagd waarom
de politie is begonnen met het bijhouden van aangetroffen ‘verwarde personen’ (E33-meldingen):
Schouten: “Daar moet je even teruggaan naar het begin van de registratie. Aan het begin van
de registratie was er nog geen hype. Politie registreert van alles wat wij doen. Er komt een diender
terug op het bureau en die schrijft dan op: ‘wat heb ik vandaag gedaan. Nou, dit was een
winkeldiefstal, dit was dit, dit was dat’. En dan bleef er een groep mensen over, of een groep
handelingen over, waarvan je eigenlijk niet zo goed wist wat het was.”
Booij vult in: “De rubriek overig…”
De politiechef bevestigt: “Overig. … E33.”379
Soms worden er voor deze ‘moeilijk categoriseerbare’ tussen-categorie mensen weer speciale
aparte etiketten en categorieën bepaald, zoals in dit geval. Maar uiteindelijk geven die slechts een
valse illusie van controle. Deze speciale categorieën worden namelijk nog steeds bedacht vanuit
een dominant referentiekader, en zullen niet passen op de mensen om wie het daadwerkelijk
gaat. De officiële GGZ -taal voor de waanzinnige, laat veel paralellen zien. Ze komen neer op
classificaties die bedacht zijn vanuit een onbehulpzaam selectief en hiërarchisch referentiekader.
Want wat is een ‘borderliner’, wat is een ‘psychoot’? En zelfs al tonen scans een afwijkende
hersensstructuur aan: wat zegt dit over iemand leefwereld? Over intenties, diepe levenskeuzes en
waanbeelden? – zoals de filosoof Wouter Kusters zich al afvraagt in zijn boek Pure Waanzin.380
Wel bevatten speciale categorieën voor de onbegrepen ander eigenlijk een impliciet
commando aan de drager om naar een andere, meer gerespecteerde status te streven. De
‘werkzoekende’ moet weer aan het werk381, de ‘zorgmijder’ moet behandeling nemen en de
‘borderliner’ moet weg van de ‘border’ richting het voorspelbare gemiddelde. En de persoon die
‘verward’ is, moet ‘ontwarren’. Iedere ‘gevaarlijke klasse’ moet weer leesbaar worden voor de
heerser. Volgens de eerdergenoemde filosoof Han zou dit een gevolg zijn van de enorme behoefte
van de macht om iedereen te lezen – hij noemt dit ‘het transparantiedispositief’. ‘Een onderdeel
van de economie van de transparantie is het onderdrukken van afwijkingen.’ – stelt hij.382 Want
de mensen van wie de leefpatronen onkenbaar zijn, vormen de ‘gevaarlijke klassen’383 van een
orde die perfect leesbaar moet zijn. In een werk dat Baumans ideeën samenvat, wordt daarover
het volgende gezegd:
‘Gevaarlijke klassen’ en de ‘duistere districten’ van de stad moeten iets te maken hebben gehad
met de obsessieve angst voor het donker, onzichtbaarheid, ondoorzichtigheid; en de
overweldigende begeerte om de mist te doorboren die de dichtbevolkte nieuwe steden
omhulde, om de mensen in een ruimte te plaatsen die zo georganiseerd is dat wat ze deden
ook direct zichtbaar was, zo duidelijk zichtbaar dat de mensen zich bewust zijn van hun
zichtbaarheid voor de publieke staar, en daarom weerhouden zouden worden van het
verrichten van handelingen waarvan ze niet zouden willen dat anderen die zien.384
De officiële paniek over ‘verwarde mensen’ vertolkt duidelijk een grote angst van de heersers om
niet iedereen in beeld te hebben. De kaart is incompleet of inaccuraat. De letterlijke angst voor
verwarring die zich uit in de creatie van een nieuwe figuur: de ‘verwarde persoon’. ‘Verwarde
mensen moeten beter in beeld’385, horen we al sinds 2012. Sindsdien is de boodschap steeds
herhaald. Zes jaar later horen we dat verwarde personen ‘zelfs van de radar verdwijnen.’386 Dit
raakt aan wat de Koreaans-Duitse filosoof Byung-Chul Han kenschetste als de ‘dictatuur van de
transparantie’: iedereen moet zichtbaar zijn!387 En omdat de staar van de bestuurder van bovenaf
slechts een beperkt bereik heeft, worden burgers gemobiliseerd om die staar aan te vullen en te
vermenigvuldigen, zoals we zagen in Hoofdstuk 4: signaleer verward (ofwel afwijkend) gedrag in
een vroeg stadium, hopelijk nog voordat het zich manifesteert:
Op regionaal niveau (mesoniveau) zal meer geïnvesteerd moeten worden in vroegsignalering,
dus liefst nog voordat ze bij de politie in beeld komen. Hiervoor is het van belang dat er een
sluitende keten van professionals ontwikkeld wordt en de sociale omgeving meer
gemobiliseerd wordt. Naast familieleden, buren en vrienden (microniveau) is het van belang
kritisch te monitoren op personen die een sociaal netwerk ontbeert.388
Een neerwaartse blik zou suggereren dat deze ‘structuurloze mensen’ de grip kwijt zijn over hun
levens, terwijl een horizontale blik eerder wanhopige bestuurders laat zien die de grip kwijt zijn.
Er vindt eigenlijk een eigenaardige individualistische toeschrijving plaats van de incapabiliteit
van de heersers om het onkenbare abnormale te regeren, namelijk richting het subject van die
regeerpoging. Afwijkend gedrag valt buiten de hokjes, en de staat raakt de grip kwijt over het
individu. Maar vervolgens wordt gezegd dat het individu zelf de grip kwijt raakt. Er is dan
eigenlijk sprake van een soort microregeercrisis. En als de staat de grip kwijtraakt over het
individu, dan is dat iets gevaarlijks. Er ligt dan een soort individuele Hobbesiaanse
natuurtoestand op de loer, zo wordt verondersteld: geweld, misdaad en verloedering. In het
eerste rapport van het Schakelteam Personen met Verward Gedrag, lezen we bijvoorbeeld dat
‘personen met verward gedrag’ mensen zijn die ‘grip op hun leven (dreigen te) verliezen,
waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen schade berokkenen’.389
In dit streven naar directe helderheid, zijn zowel de overheid als het publiek aanbeland bij het
punt waar ze de oorzaak van gevaar is gaan toeschrijven aan de locatie van de eigen
onwetendheid, zoals onbekende gedragingen of identiteiten, en niet aan de eigen onwetendheid
zelf. Laat ik deze individualistische toeschrijving de ‘donkere-kamer-dwaling’ noemen, in
navolging van Baumans analogie:
[I]n het duister kan alles gebeuren, maar er is geen garantie op wat precies. Duister is niet de
oorzaak van gevaar, maar het is de natuurlijke leefruimte van onzekerheid […]. [Vertaling
K.R.]390
Mensen die zich aandienen met een onbekende cultuur of mentale staat, worden al snel gezien als
inherent gevaarlijker. Maar in feite schuilt het gevaar niet in deze onbekende cultuur of mentale
staat, maar in de geringe capaciteit van alle interactiepartners om op de ‘ander’ te anticiperen.
Het is alsof we de inwoners zijn van een middeleeuws dorp waar ineens een auto staat, midden
op het plein. De inwoners hebben geen idee van de functie van het ding, noch enige voor kennis
over hoe je met zo’n ding communiceert via knoppen, stuur en pedalen. Ongetwijfeld zullen de
inwoners eerst wat angstig reageren, maar uiteindelijk zullen er een paar nieuwsgierig rond gaan
kijken om meer te leren via proberen. Maar bij een ‘donkere kamer dwaling’ zien we de auto als
het veronderstelde gevaar en niet de onwetendheid over dit stuk technologie van de
dorpsbewoner.
Op dezelfde manier worden de ‘verwarde persoon’ of het afwijkende gedrag ineens de
gevaarlijke elementen, en niet de initiële onwetendheid van het publiek, of een samenkomst van
ongunstige factoren. Op straat lopen mensen ‘liever een boog om deze mensen heen’, zoals werd
verwoord in het tv-programma Nieuw Licht391 (zie Hoofdstuk 3). De gedachtegang lijkt te zijn
dat het gevaar wordt veroorzaakt door het afwijken van normaal-zijn: dat waar de onwetendheid
betrekking op heeft. Vervolgens grijpen we naar elke ‘verwarde’ messteker om te ‘bewijzen’ dat
deze causale attributie klopt. Deze donkere-kamer-dwaling is zo sterk aanwezig in debatten over
‘verwarde personen’ dat we deze ook letterlijk terugzien in de officiële definitie van ‘verwarde
personen’, zoals aangekondigd in juni 2015 door de oud-minister van Volksgezondheid, Edith
Schippers (zie ook Hoofdstuk 3):
Door hun afwijkende gedrag veroorzaken zij overlast en kunnen zij een (acuut) gevaar voor
zichzelf en/of hun omgeving vormen. Daarbij kan (verdacht zijn van) overtreding van de wet
aan de orde komen.392
Volgens Schippers is afwijkend gedrag, ofwel gedrag dat het publiek niet begrijpt en dat dus een
soort ‘donkere kamer’ is, dus de oorzaak van gevaar. Of het nu gaat om het afwijkende gedrag
van de vrolijke dorpsgek die vertelt dat die Napoleon is, of de stille wijkbewoner die de gordijnen
ook overdag gesloten houdt en die dus letterlijk een donkere kamer bewoont. Zo zegt een
anonieme geïnterviewde professional in een Aanjaagteam-rapport: ‘Ze zijn er niet bij als het
langzaam escaleert of familie of buren alarm slaan, als gordijnen dicht blijven’.393
Maar wat daadwerkelijk gaande is, is dat ons afwijkende gedrag een soort ongeregeerde zone
in de ruimte slaat, doordat het zich afspeelt in een bepaalde sociale ruimte waarin we historisch
gedoemd zijn onbekend te blijven. Die ongeregeerde zone kan zich uitbreiden – zo vreest de
overheid. Wat als het er steeds meer worden, die ‘verwarde personen’? “Levend als vreemden
binnen, maar niet als mensen van de orderlijke wereld’, zijn de ‘vreemden’ “gedoemd om de
ongewenste eigenaardigheden te zijn in ons midden.” – zo omschrijft de Zweedse socioloog
Niclas Mansson deze tendens.394
In hun positie als een onbeslisbare tussen de al duidelijk afgebakende categorieën, produceren
vreemden angst in de harten van degenen die er wél bijhoren door hun positie binnen maar
niet van een gegeven samenleving. Door hun ambivalente positie, worden vreemden
ongewenste eigenaardigheden die constant op afstand worden gehouden […].395
Er wordt een taal opgevoerd van een spectaculaire veiligheidscrisis, zo niet een dreigende
apocalyps van de orde – zoals gezien in Hoofdstuk 3. Ritueelgewijs verspreiden de kranten hun
apocalyptische berichten over een groeiende natuurstaat: Explosieve toename aantal incidenten
met verwarde personen. We zijn buren waar het publiek bang voor moet zijn omdat we je huis
komen afbreken, zo suggereert een krantenkop in september 2018 in het Algemeen Dagblad.396
We worden straks omsingeld door totale chaos. Een ‘verwarde’ buurtbewoner klimt op het dak
en gooit dakpannen richting agenten. Er zijn ‘verwarde mannen’ met messen. Plundering,
massaal geweld, alles in de brand.397
5.4 ‘Verwarde mensen’ in een wereld van voorspelbaarheid
Vreemden zijn kortom moeilijk voorspelbaar in een wereld die niet op hen is ingericht, niet voor
hen is geclassificeerd, terwijl in zo’n geclassificeerde context de onvoorspelbaarheid zelf in een
stigmatiserend individueel attribuut verandert. Haar tegenhanger, de voorspelbaarheid, bloeit
juist op tot een deugd, zo constateert ook de Belgisch-Nederlandse psychiater Damiaan Denys.398
Voorspelbaarheid werd een ideaal in de samenleving sinds de uitvinding van de statistiek en het
geloof in de maakbare toekomst. Staten staan immers te springen om hun bevolking nog
efficiënter van bovenaf te meten om haar nog beter te voorspellen en bij te sturen, en statistiek
bood daar een aantrekkelijk middel voor. We zien het enthousiasme bijvoorbeeld al in 1686, bij
Marquis de Vauban als die zijn advies aan koning Lodewijk de 14e uitbrengt:
Zou het niet een fantastische vreugde zijn voor de koning om op enig aangewezen moment
elk jaar het aantal van zijn onderdanen te kennen, in total en per region, met alle bezittingen,
welvaart en armoede van elke plaats; [het aantal] van zijn nobelen en geestelijken van alle
soorten, […] van Katholieken en van degenen van de andere religie, allen opgedeeld volgens
hun woonplaats? […] [Zou het niet] een nuttig en noodzakelijk plezier zijn voor hem om in
staat te zijn, in zijn eigen kantoor, om binnen een uur de huidige en verleden condities te
bekijken van een groot gebied waarover hij het hoofd is, en zichzelf te kunnen verzekeren uit
wat allemaal zijn grootsheid, zijn welvaart en zijn kracht bestaat? [Vertaling K.R.]399
Met de droom van de voorspelbare bevolking werd ook het ideaal van de voorspelbare burger
geboren: een voorspelbare burger is een betere burger. In dit aanwijzen van voorspelbaarheid als
deugdzaamheid ligt de basis van het superieur stellen van het normale boven het afwijkende of
‘verwarde’. Want het normale – dat regelmatig wordt gelijksteld met het gemiddelde of het meest
voorkomende – is namelijk statistisch gezien beter te voorspellen terwijl het afwijkende
onvoorspelbaarder is. De Canadese filosoof Ian Hacking beschrijft dit mooi in zijn boek The
Taming of Chance:
De samenleving werd statistisch. Een nieuw soort wet kwam in werking, analoog aan de
wetten van de natuur, maar nu opgaand voor mensen. Deze nieuwe wetten werden uitgedrukt
in termen van probabiliteit, van kans. Ze droegen de connotatie van normaliteit in zich en van
afwijkingen van de norm. Het voornaamste concept van de psychologie van de Verlichting is,
simpelweg, de menselijke aard geweest. Aan het eind van de negentiende eeuw werd dit
verplaatst door iets anders: normale mensen. [Vertaling K.R.]400
Zoals Foucault ook beschrijft, heeft de ambitie van machthebbers om hun bevolkingen te
voorspellen, bedoeld of onbedoeld geleid tot verdere normaliseringsprojecten. Omdat de
normale – gemiddelde of typische – burger van bovenaf voorspelbaarder en daarmee
stuurbaarder was, is het voor de machthebbers beter om zoveel mogelijk van dit soort normale
burgers te kweken. Opnieuw zien we dus dat de daadwerkelijke realiteit moet worden
omgevormd tot het meest meetbare model voor de van bovenaf turende blik. Precies als in de al
oudere vervanging van de leefwereld door de systeemwereld.
We zien dit ook in de taal en praktijken van de statistiek zelf. Stel je eens voor, we doen even
een versimpeld onderzoek om te kijken of criminaliteit kan worden voorspeld uit
inkomensniveau. Uit de resultaten van dit onderzoek zou – los van de morele bezwaren –
bepaald preventiebeleid kunnen worden ingezet. Plegen mensen met lagere inkomens meer of
minder criminaliteit dan anderen met hogere inkomens?
Criminaliteit kunnen we moeilijk meten: strafbare activiteit gebeurt natuurlijk stiekem. Dus
we kijken naar het aantal veroordelingen van mensen. Daarnaast kijken we naar het
geregistreerde inkomen van mensen. We hebben zogenaamd even de scores op beide van
verschillende mensen verzameld en in een grafiek geplaatst. De data zijn te zien in Figuur 1: elke
punt op de grafiek is een fictief persoon. Hoe meer we op de horizontale as naar rechts gaan, hoe
hoger het inkomen. En hoe hoger we op de verticale as naar boven gaan, hoe meer
veroordelingen. Persoon A, de zwartgecirkelde, heeft dus drie veroordelingen en een maandelijks
bruto inkomen van tegen de tweeduizend euro. Uit al die verschillende puntjes (personen) wordt
een gemiddelde samenhang berekend voor het totaal aan onderzochte inwoners. Die gemiddelde
samenhang zien we in de rechte lijn (die overigens niet in alle gevallen recht hoeft te zijn, maar
nu voor illustratieve doeleinden even wél). Puntjes (personen) die dichterbij de lijn zitten, lijken
dus meer op de ‘gemiddelde’ inwoner als het gaat om hoe inkomen en veroordelingsaantal
samenhangen. Er van uitgaande dat de steekproef, ofwel de onderzochte inwoners, demografisch
grotendeels hetzelfde is als de totale bevolking, dan kan de gemeente gericht beleid gaan voeren
op basis van dit beeld. Dit (hier fictieve) beeld zegt ons dat, gemiddeld genomen, een hoger
inkomen samenhangt met een hoger veroordelingencijfer. Op basis van dit beeld besluit de
fictieve gemeente om, zeg eens iets geks, de pakkans zodanig te verhogen in rijke buurten dat het
criminaliteit ontmoedigt! Als daadwerkelijk veel mensen lijken op de puntjes die dichtbij de lijn
zitten, dan heeft dit beleid een grotere kans op het gewenste effect.
Er zijn een paar personen in de figuur die sterk afwijken op de gemiddelde samenhang tussen
inkomen en veroordelingenaantal.

Figuur 1 Fictief onderzoek naar relatie tussen inkomen en veroordelingen


Deze heb ik zwartgecirkeld in de onderstaande Figuur 2. Het weerzinwekkende is dat we deze
gevallen ‘deviant cases’ noemen in de statistiek, een woord met grote morele connotaties. Een
‘social deviant’ is een soort outcast, en het Engelse ‘deviant behaviour’ wijst op
normoverschrijdend gedrag. Nog zo’n moreel geladen term in de statistiek is ‘noise’. Dit is de
term voor de ‘deviant cases’ als groep genoemd. ‘Noise’ is als het ware het vloekwoord dat
gemoderniseerde hiërarchieen gebruiken voor onreguleerbare diversiteit. De diverse populatie is
slechts ruis voor degene die van bovenaf tuurt. ‘Deviant cases’ en ‘noise’ zijn inderdaad
problematisch voor degenen die willen regeren, die het gedrag van hun doelpopulaties willen
sturen, de beleidsmaker of de marketeer. Lijkt de bevolking op deze afwijkende puntjes
(personen), dan heeft het gerichte beleid namelijk geen effect. Deze afwijkende puntjes zijn niet
goed stuurbaar: we kunnen niet het veroordelingencijfer voorspellen met de beschikbare
informatie, namelijk inkomen. Er zijn kennelijk andere dingen waardoor deze mensen zich laten
drijven. Zaken die de bestuurder niet kent.

Figuur 2 ‘Deviant cases’


De nachtmerrie van beleidsmakers of marketeers die het gedrag van hun doelpopulatie willen
sturen, is dus dat de hele bevolking moeilijk voorspelbaar is. Zoals in de onderstaande figuur:
Figuur 3.
Figuur 3 Patroonloze data
Bij zo’n patroon zeggen statistici en andere kwantitatieve onderzoekers wel eens dat de data ‘geen
patroon laten zien.’401 Andere keren wordt er gesproken over ‘wilde, onvoorspelbare
schommelingen van de ene waarde naar de volgende’,402 data die ‘gekke schommelingen
tonen.’403 Turend van bovenaf op deze bevolking, of we nu een beleidsmaker zijn of een minister
of marketeer, zien we onregeerbare totale chaos in de figuur: het is ‘wild’, het is ‘gek’!
Beleidsmakers en marketeers weten nu niet wat ze moeten doen. Ieder individu is immers heel
erg anders wat betreft deze onderzochte samenhang! Statistici en kwantitatieve onderzoekers
begrijpen meestal wel dat deze ‘totale chaos’ of ‘gekke schommelingen’ niets hoeven te zeggen
over de bekeken bevolking zelf. Het hoeft niet zo te zijn dat de bestudeerde subjecten totaal geen
overwegingen nemen in hun keuzes; zij nemen alleen niet de overwegingen die de bestuurders,
beleidsmakers of beleidsonderzoekers dachten. Vaak zien we dan dat een onderzochte bevolking
die ‘geen patroon’ laat zien, zich laat leiden door niet-meegenomen factoren. Van bovenaf snapt
men alleen niks van die stilzwijgende routines, tientallen improvisaties in het dagelijks leven van
de gemarginaliseerden die ze zelf niet zijn, hun lokale kennis, situationele overwegingen als de
bestudeerden de keuze maken ’s avonds op straat te lopen of niet. De onderzoekers gebruiken de
verkeerde onderzoeksbenadering, namelijk die gebaseerd op een hiërarchische afstand, en vanuit
de dominante belevingswereld. De onderzochte personen die als ‘deviant cases’ opdoemen, doen
dat alleen omdat een factor – zoals het inkomen – verkeerd gekozen is. En die keuze hangt af van
vooroordelen of een beperkt inlevingsvermogen in de leefwereld van de onderzochte. Doorgaans
gaat de keuze voor het meenemen van bepaalde factoren – en het uitsluiten van andere – uit van
de universele toepasbaarheid van factoren die een witte, normale middenklasser beïnvloeden.
Daardoor heeft vervolgens, zoals gezien, niet iedereen in de geregeerde bevolking evenveel kans
(of risico) om op te doemen in de figuur als ‘deviant case’ of als een bevolkingsgroep die ‘geen
structuur’ laat zien in de data.
Ook statistieken over het aantal ‘E33-meldingen’ bieden ons daarom geen enkele helderheid
over wie deze ‘verwarde persoon’ is. We weten niet wat hij nou eigenlijk wil, denkt en wat hem
drijft. De ‘E33-meldingen’ lijken ons wel in de donkere kamer vast te houden, zonder dat we ooit
ontdekken wat daarin schuilt: de ene keer gaat het over een messteker, een andere keer over een
onschuldig huilend meisje op een station of een demente oma, maar bij de volgende melding kan
weer iets heel anders aan de hand zijn. Het zijn daarom hele brede samenraapselen van mensen
met heel verschillende eigen beweegredenen. Een categorie ‘overig’, zoals Schouten het stelde. Als
we zouden kijken hoe deze diverse groep ‘verwarden’ reageert op een vast beleidsprogramma,
moeten we niet verbaasd staan te kijken als we een beeld krijgen als in Figuur 3. Sterker nog,
sommige onderzoekers zijn zo bang voor de donkere kamer, voor motivaties en acties die ze met
hun eigen referentiekader niet kunnen begrijpen, dat ze besluiten om maar geen interviews te
ondernemen. Liever blijven ze vanaf een veilige hiërarchische afstand – als dragers van een
superieure rationaliteit – staren naar de gevonden statistische correlaties, zichzelf sussend met de
conclusie dat deze groep zelf wel het spoor bijster is, zonder iets te begrijpen over motivaties en
mechanismen. Zo lezen we in een onderzoek naar de ‘motivatie van burgers om wel of niet aan
de politie te gehoorzamen’, het volgende:
Om de motivatie van burgers om wel of niet aan de politie te gehoorzamen in kaart te
brengen, hebben we na afloop van de (on)- gehoorzaamheidsinteractie, waar mogelijk, een
flitsinterview met de betreffende burger gehouden. […] Daar waren twee uitzonderingen op.
[…]. […] [B]ij ‘verwarde personen’ [hebben we] bewust geen flitsinterview afgenomen, omdat
van deze personen geen ‘normaal’ burgergedrag verwacht mag worden. […] We hebben
gezien dat verwarde personen de politie significant minder snel gehoorzamen dan mensen die
niet verward zijn. Een belangrijk aspect lijkt daarom verwardheid te zijn.404
En vervolgens blijft men angstige speculaties maken, want men blijft maar in die metaforische
donkere kamer, zonder echt te zoeken. Eigenlijk kunnen we dan ook concluderen dat echt
diepgaand onderzoek niet voor bangeriken is, zoals ook de Nederlandse socioloog Mark van
Ostaijen al eens schreef.405 En de eerder in dit boek genoemde filosoof Henk Oosterling stelt in
een interview:
[A]ls je bang bent kan je het schudden. Je kunt wel over geweld schrijven, maar je moet ook
het lef hebben daar dan tussen te gaan staan. Om naar groepen te gaan die een heel ander
discours hebben waardoor je moeite moet doen om jezelf helemaal uit te leggen. En je weet
niet hoe dat gaat vallen, je krijgt niet bij voorbaat het voordeel van de twijfel. Je moet met de
billen bloot.406
Net als sommige onderzoekers raken ook bestuurders in paniek van gedrag dat via de uit de eigen
refentiekaders geboren voorspelmodellen niet te volgen is. Het soort aan hen geleverde data als in
Figuur 3 confronteert ze met de beperkingen om controle uit te oefenen. Zij zien in Figuur 3
totale chaos en een naderende natuurstaat: een onvoorspelbare en dus onregeerbare massa. En
ook een paar ‘deviant cases’ als in Figuur 1 kunnen voor de overheersers al een probleem zijn.
‘Deviant cases’ kunnen uiteindelijk de grootste (wellicht onbewuste) saboteurs zijn van de
controlemaatschappij, omdat ze de statistische voorspellingen minder sterk maken. Als zij sterk
afwijken van het gemiddelde kunnen zij – statistisch gezien – de voorspelbaarheid van het hele
model substantieel verlagen, ook al zitten er ook nog mensen dichtbij het gemiddelde. We
spreken dan van ‘invloedrijke deviant cases’. Denk aan de nette, rustige medewerker binnen een
bedrijf die soms om onduidelijke redenen paniekaanvallen kan hebben. Bij deze werknemer
wordt de dagelijkse productiviteit misschien gedeeltelijk door andere factoren bepaald dan de
productiviteit van werknemers zonder paniekaanvallen. Dat maakt de productiviteit van deze
werknemer onvoorspelbaarder, gegeven dat dit bedrijf de productiviteit vanuit het normale
referentiekader blijft voorspellen. Komen er dan nog meer medewerkers in dienst die dergelijke
paniekaanvallen hebben, dan wordt dit starre, normale voorspellingsmodel van de productiviteit
nog minder adequaat – en de productiviteit minder bestuurbaar. Een dynamisch, zelflerend
algoritme is mogelijk beter in staat om rekening te houden met de veranderende samenstelling
van mensen en omstandigheden binnen de organisatie. Dan blijft de totale productiviteit
voorspelbaar ondanks de grotere diversiteit aan medewerkers en factoren waardoor die zich laten
leiden. En dat zou weer kunnen leiden tot meer acceptatie van verschil. Daarover heeft
bijvoorbeeld de informaticus Sennay Ghebreab geschreven, die er echter ook op wijst hoe ons
huidige gebruik van zelflerende algoritmes juist stigma’s en vooroordelen bestendigt.407
Laat ik nog een ander voorbeeld geven van ‘deviant cases’ in traditionele statistische modellen,
zonder zelflerende algoritmes. Laten we daarvoor teruggaan naar het bovengeciteerde onderzoek
naar het gezag van de politie: mensen die door de politie tot ‘verward persoon’ worden
gebrandmerkt, blijken bovengemiddeld ongehoorzaam aan de politie.408 Hun mate van
gehoorzaamheid blijkt minder goed te voorspellen uit de onderzochte factoren zoals de ‘lengte
van de politiefunctionaris’ en of deze een jas droeg of niet. Andere, ‘niet-verwarde’ mensen laten
zich kennelijk sterker leiden – in hun gehoorzaamheid – door deze factoren, bewust of onbewust.
Een nieuw beleid waarin de politie de agenten vaker laat rondlopen in een jas, en meer lange
agenten de straat op stuurt, zal minder ‘slagen’ in het verhogen van de gehoorzaamheid van
zogenaamde ‘verwarde personen’ dan van ‘normale burgers’. Mogelijk hebben mensen die zich
geconfronteerd zien met het schadelijke etiket ‘verward persoon’, heel andere beweegredenen of
prikkels te verwerken in het politie-contact. Dit zijn factoren die het – vanuit een normaal
referentiekader opgestelde – onderzoek niet meeneemt. Door nooit aan de andere kant van dat
etiketteren gestaan te hebben, hebben de onderzoekers geen zicht op de factoren die hier zouden
kunnen meespelen. Er spelen blijkbaar belangrijkere factoren dan de jas of het postuur van de
agent. Een paar van die factoren heb ik uitgebreid besproken in Hoofdstuk 2. Maar het is nóg
ingewikkelder: omdat de ‘verwarde persoon’ – zoals gezien – een soort diverse restgroep is voor
‘oncategoriseerbaar gedrag’, verschillen deze toch al onbekende voorspellingsfactoren van
gehoorzaamheid ook nog eens per politiecontact! Zo zijn er mensen onder degenen die het etiket
‘verward’ krijgen die niet weten wat er gebeurt, en mensen die juist haarscherp zich bewust zijn
van de situatie. Er zijn degenen die alle inspanning verrichten om vooral uit de GGZ te blijven en
weer anderen die juist daar al maanden vergeefs hulp zoeken. En die verscheidenheid maakt de
situatie – van bovenaf – dus al helemaal onbestuurbaar! Al met al is er dus een grote ideologische
behoefte de sterk afwijkende individuen en de moeilijk van bovenaf voorspelbare groepen te
stigmatiseren en te bestrijden, waarbij dus geen rekening wordt gehouden met de complexiteiten
van de situaties. Zoals de eerdergenoemde socioloog Niclass Mansson schrijft:
Als de verpersoonlijkingen van ambivalentie, worden vreemden vervolgens het voornaamste
slachtoffer van de moderne begeerte-omte-ordenen. De moderne inspanning om de wereld
vrij te houden van ambivalentie is echter niet verdwenen uit de postmoderne samenleving,
waar de vraag naar orde ‘zichzelf dagelijks uitdrukt in punitieve acties jegens de inwoners van
armoedige straten en de no-go stedelijke gebieden, zwervers en nietsnutten. (Bauman, 1997:
16).409
De hierboven aangewezen vrees voor de spreiding van ‘verward gedrag’ is eigenlijk de angst voor
de ‘invloedrijke deviant case’, of voor een onregeerbaar scenario als in Figuur 3. Zoals de
schrijver en taalkundige Jan Kuitenbrouwer terecht opmerkt, ‘belichaamt de verwarde persoon
een diepe angst van de moderne, westerse mens: gebrek aan controle, de angst voor chaos’:
[In onze samenleving is] alles onder controle, niet is meer in de war. En als je nu op een
gemeentehuis een nieuw paspoort aanvraagt of op Eurosonic helemaal uit je dak staat te gaan,
het is allemaal gereguleerd. Overal zijn regels, voorschriften, gedragscodes, etiketten,
benchmarks, best practices, procedures, protocollen, algoritmes en scripts.410
Eenduidige eenheden, categorieën, meetscores en correlatiescores tussen twee fenomenen
moeten deze orde aanbrengen in de realiteit die zelf veel te chaotisch is voor menselijke
bestuurders om te vatten. Als naïeve sociologiestudent leerde ik ook dat het beter was om een
grafiek te krijgen zoals in Figuur 1 dan Figuur 3, want dan kon je tenminste duidelijke conclusies
presenteren aan je docent, en later aan je minister, aan het marketingteam, aan de
onderzoeksfinancier of aan de redactie van het prestigieuze wetenschappelijke tijdschrift. De taak
van de sociale wetenschapper, de marktonderzoeker of de beleidsonderzoeker is tegenwoordig
eigenlijk het ordenen van de grote berg aan heel verschillende lokale ordeningen die voor het
menselijke oog van bovenaf eerder lijkt op een grote chaos. De onderzoeker moet daar een
zodanige structuur uit afleiden dat deze leesbaar is voor dat van bovenaf turende mensenoog.
Want zo krijgen leiders een gevoel van controle, of het nu gaat om marketeers die consumenten
willen sturen of om de minister die een bevolking wil sturen. De hierboven al zijdelings
genoemde zelflerende algoritmes, de laatste jaren sterk in opkomst, kunnen dit voorspellingswerk
wellicht veel beter doen dan traditionele kwantitatieve onderzoekers. Zelflerende modellen
kunnen veel beter rekening houden met de grote diversiteit aan lokale ordeningen, verschillen
tussen mensen: ze zijn in staat om een beter beeld te krijgen van de daadwerkelijke complexe
orde achter wat voor menselijke bestuurders chaos lijkt. Maar wat deze modellen nog niet goed
kunnen, is op een presenteerblaadje aanreiken wat bestuurders nu eigenlijk moeten doen. Hoe
laten we burgers beter gehoorzamen aan politie? Complexe modellen geven daarop complexe
antwoorden: gehoorzaamheid hangt in de complexe realiteit af van een duizendtal aan factoren
waarop mensen en situaties verschillen, en de voorspelkracht van deze factoren hangt weer af van
een duizendtal verschillende contexten, zoals tijdstip van de dag, welke dag van de week het is,
welk seizoen, wat het zero tolerancebeleid is in de wijk, het algehele veiligheidsgevoel, wat er de
vorige dag in de krant stond, et cetera. Eigenlijk zijn juist de veel simpelere, traditionele
statistische modellen voor het doel van regeren een soort escapistische speeltuin waarin de leiders
even kunnen vergeten hoe oncontroleerbaar en absurd de realiteit eigenlijk wel niet is:411
Het effect van deze retraite is om kleine, relatief vrijstaande utopische ruimten te creëren waar
de gewenste perfectie beter kan worden gerealiseerd. Modelwijken, modelsteden, militaire
kazernes, demonstratieprojecten en demonstratieboerderijen bieden aan politici, bestuurders
en specialisten een kans om een scherpomlijnd experimenteel terrein te creëren waar het
aantal rauwe variabelen en onkenbare elementen kan worden geminimaliseerd.412
In deze bestuurlijke hang naar de perfecte orde, worden de ‘deviant cases’ zelfs voor het gemak
maar even buiten die perfecte orde geplaatst. Tijdens mijn statistiekpracticum kreeg ik van
psychologiedocenten zelfs de suggestie om de ‘deviant cases’ uit het model te halen, om meer
‘zicht’ te krijgen op de getoetste samenhang tussen twee fenomenen. Niet met onze modellen is
dan iets mis, maar met de buitengeplaatste mensen: ze zijn eigenlijk vreemd in die orde, niet
helemaal van die orde, ze zijn ‘in de war’. Hun orde, logische keuzes, begrijpelijke
beweegredenen, lokale praktijkkennis en structurele routines verdwijnt in de statistische
modellen, doemt op als ‘gekke schommelingen’ in de grafieken, als structuurloze patronen, als
chaos. Dat komt doordat deze modellen alleen factoren meenemen die niet samenhangen met
het gedrag van deze mensen. Hun gedrag blijft een onbegrijpelijke chaos. Vanuit het neerwaartse
perspectief van bestuurders – en soms ook van onderzoekers zelf – wordt die chaos niet geweten
aan de statistische modellen, aan de ‘bevooroordeelde’ selectie van factoren, maar aan de
betreffende bevolkingsgroep zélf. De groepen die geen patroon laten zien in de data, worden
beticht van een innerlijke neiging naar chaos, zoals in de donkere-kamer-dwaling. En deze
‘innerlijke neiging naar chaos’ pleit dan voor repressief en corrigerend beleid jegens deze
groepen. ‘Gedefinieerd worden als een vreemde, betekent gedefinieerd worden als de antithese
van de orde in moderne zin’, zo constateert ook de eerdergenoemde socioloog Mansson. 413
En inderdaad: kijken we weer naar de ‘verwarde persoon’, dan wordt haar belichaming als
chaos in de orde duidelijk als we kijken naar hoe de ‘verwarde persoon’ terugkomt in illustraties
vanaf 2015. Of in elk geval zit er een dikke brei aan chaos in het hoofd van de ‘verwarde’ in de
logo’s van de speciaal voor de ‘door hen’ veroorzaakte ‘problemen’ opgerichte commissies: het
Aanjaagteam Verwarde Personen414 (zie Figuur 4a) en Schakelteam Personen met Verward
Gedrag en op een factsheet over ‘verward gedrag’ van het RIVM (Figuur 4b).415

Figuur 4 Illustraties gebruikt voor ‘verwarde personen’


In alle afbeeldingen zit hetzelfde imperatief als in de term ‘verward persoon’, namelijk het bevel
om uit deze besluiteloze status te komen, om te ont-warren. Wie ‘verward’ wordt genoemd, heeft
volgens deze premisse altijd hulp nodig. Gedrag dat vanaf een neerwaartse blik onbegrijpelijk is,
wordt uiteindelijk zo geduid als dat iemand niet in staat zou zijn ‘structuur’ aan te brengen in het
leven en ‘in de war’ is. Deze mensen hebben volgens Schakelteam-voorzitter Onno Hoes
‘dringend hulp’ nodig, vooral als ze meerdere malen vanwege hun afwijkend gedrag worden
gemeld.418 Ze hebben hulp nodig om weer terug in de voorspelbare vorm van normaal-zijn te
komen.
Eigenlijk herhaalt zich midden in het de-institutionaliseringstijdperk een 18e eeuwse
gewoonte die de 20e eeuwse Franse filosoof Michel Foucault beschreef in zijn werk Geschiedenis
van de Waanzin in de Zeventiende en Achttiende Eeuw: ‘de moderne mens [heeft] geen
communicatie meer met de gek.’419 We voeren daarentegen ‘een monoloog van de rede over de
waanzin’, met gebruik van een ‘medisch’ begrippenapparaat en anders wel door ‘een al even
abstracte rede die orde, fysieke en morele dwang, anonieme druk van de groep en verplichting tot
conformisme is.’420 Ditmaal is het alleen niet louter een ‘medisch’ begrippenapparaat, maar een
psychiatrie-overstijgende politiecategorie die uit is gegroeid tot een algehele beleidscategorie voor
een brede groep onkenbaren in een op normalen gestructureerde maatschappij. Zoals gezien in
het eerderbesproken onderzoek naar het gezag van de politie, weigeren de onderzoekers degenen
te interviewen die door de politie werden aangewezen als ‘verward persoon’ – en wel omdat van
deze mensen ‘geen ‘normaal’ burgergedrag verwacht mag worden.’421 Een explorerend gesprek
over de beweegredenen (te gehoorzamen of niet te gehoorzamen aan politie) met de niet-
normale is kennelijk uitgesloten. De moderne mens, de normale, behoort alleen de donkere
boven-kamer van de ‘verwarde’ binnen te komen als de autoriteiten deze kamer al voor ze hebben
verlicht, met protocollen, gepolijste muren en – met name – uitgestippelde richtingaanwijzers.
Met de ‘verwarde’ dient dan alleen gecommuniceerd te worden na een geruststellend mandaat
van het Schakelteam Personen met Verward Gedrag, ‘Oog voor Elkaar’. Dat communiceren moet
dan gebeuren via categorieën, ‘zorgelijke signalen’, vroegsignalering en met de zekerheid van
‘meldpunten’ die we altijd kunnen bellen. Op ‘hoger’ niveau communiceren we met de
genormaliseerde ‘ervaringsdeskundige’, degene die de codes van het normaal-zijn genoeg onder
de vingers heeft (zie Hoofdstuk 3). Ons innerlijke kind zal zo al snel ‘leren’ dat de afwezigheid
van enige enge monsters in de kamer verklaard wordt door het feit dat het licht is aangegaan in
de kamer – want het donker is de veronderstelde oorzaak van de aanwezigheid van de gevreesde
dreiging.
Maar onder die historisch ingebakken neiging van de normaliteit om de gedachtewisseling
met de abnormaliteit te weigeren, om een monoloog te houden óver abnormaliteit via het
uitvinden van begrippen zoals de ‘verwarde persoon’, vindt er in de praktijk desondanks veel
gedachtewisseling plaats. Er is namelijk een deel in onze menselijke, lokale verbindingen dat
resistent is tegen de dagelijkse storm aan categorisatiepogingen, officiële campagnes en
mediagenieke angstdebatten. Maar anderzijds is die resistentie ook zeker niet absoluut, ze is geen
vanzelfsprekendheid. Het behouden van deze vrijzones van communiceren en samenleven vereist
– zoals al eerder gesteld in dit boek – constante beoefening, zeker binnen een samenleving die
ingericht wordt om steeds meer controle te houden, te vroegsignaleren, classificeren, melden,
uniform-maken – en die gewelddadige concepten bedenkt zoals de ‘verward persoon’. Kortom:
de zones van ons menselijk handelen waarin nog vrij kan worden gecommuniceerd met de
abnormaliteit, bestaan nog; maar ze staan onder druk, lopen gevaar, en moeten actief verdedigd
worden.
Voor het verdedigen van deze vrije gedachtewisselingen zijn goede bedoelingen alléén niet
toereikend. Goedbedoelende hulpverleners die worden opgetrommeld om de ‘kwetsbare
verwarde mensen’ te helpen met het vergroten van de ‘macht over hun eigen leven te vergroten’,
moeten rekening houden met de effecten die hun goedbedoelde handelen heeft. Binnen de
context van een uniformiserende controlesamenleving, komt dat effect vaak neer op het
vergroten van de macht van anderen op hun levens. De burger die weer een baas boven zich
krijgt, ‘participeert’ – ofwel economisch winstgevend is – onder de discipline van het tijdelijke
arbeidscontract, heeft meer ‘grip’ over het leven dan een werkloze burger. Een cliënt die de hele
dag thuiszit heeft geen ‘dagstructuur’, zo hoorde ik bij een overleg tussen sociaal werkers dat ik
bijwoonde. En degene die zich aan de financiële verplichtingen houdt, ook al zijn deze steeds
betwistbaarder en niet echt vrij onderhandeld tussen partijen – zoals een maandelijkse huur
neertellen van zeshonderd euro voor een broodnodige studentenkamer – heeft meer ‘grip’ over
het leven dan degene die zoiets weigert te betalen. Onderwerping is macht en zoals ook al
opgemerkt door George Orwell in zijn dystopisch boek 1984, vrijheid is slavernij.422 Dat is het
frame vanuit die neerwaartse blik.
Een horizontale blik kan onthullen dat deze onbegrepen mensen wel degelijk een structuur
hebben, maar dat die zich gewoonweg niet toont aan degenen die van bovenaf turen. Een diep
begrip van de werkelijke leefwereld vereist een horizontaal gezichtspunt en dus het opheffen van
de leiderspositie, of het nu gaat om het begrijpen van de spanningen in een bepaald wijkgedeelte,
of het wel en wee van kleine ondernemers in de binnenstad, of de dagelijkse interacties en
verschillen binnen een asielzoekerscentrum. Vereist is het breken van de hiërarchische afstand
die een intieme zoektocht belemmert. Maar een autoriteit die de leefwereld omarmt en deze zou
proberen te begrijpen zoals deze is, zou daarmee bezig zijn de hiërarchie kapot te maken, en
indirect zichzelf. Nieuwsgierigheid en serieuze verbeeldingskracht aanwenden is een directe
aanval op het hart van de hiërarchie. Meestal gebeurt dat dus ook niet vanuit de autoriteiten: de
hiërarchische blik wordt aangehouden en de omgeving moet daarom op een bijbehorende
manier veranderen. Het toeschrijven van chaos aan onbegrepen minderheden is aldus een
typische neiging van een samenleving gebaseerd op hiërarchie en overheersing, in combinatie
met rationele, efficiënte datavergaring. Niet in staat om het onbegrepene te begrijpen, gaan hoge
ambtenaren over tot een agressieve uitdrijving van diversiteit: het abnormale moet zich
comformeren aan het voorspelbare normaal, of anders verdwijnen.
5.5 Ordeverslaafd
De angst voor het onbekende, voor de donkere ruimte, waar de overheerser onder lijdt, lijkt zich
door de geschiedenis heen te hebben verspreid naar het algemene denken in beleid en bestuur, en
ook onder steeds meer gewone mensen – die vervolgens ook de uniforme samenleving zijn gaan
nastreven. Dit verklaart mogelijk het verband dat de Franse historicus Febvre zag tussen de
‘alomtegenwoordigheid van angstigheid’ van de 16e eeuwse Europeaan, en de ‘diepgaande
bestuurlijke rationalisering en classificatie van de sociale wereld’ die toen zouden gaan
beginnen.423 De overtuiging bedreigd te worden door groepen die ‘geen structuur’ hebben in hun
levens en een intrinsieke neiging naar chaos en ordeverstoring, leeft daadwerkelijk onder diverse
Kamerleden, ministers, beleidscommissieleden, burgemeesters, politie-agenten en
beleidsonderzoekers. De neiging om de chaos in de statistische modellen en de registraties toe te
schrijven aan specifieke groepen, en om diversiteit uit te drijven, is niet enkel een rationeel
gecoordineerde slimme strategie van bovenaf om beter te kunnen regeren. Maar het is inmiddels
deel van de alledaagse gewoonte geworden. We zijn door de geschiedenis heen zo gewend geraakt
aan de huidige ordening van de maatschappij, dat het ‘onze verwachtingen, onze
persoonlijkheden, en onze routines heeft gevormd’ – zo stelt Scott.424 Voor velen van ons
vandaag is het lastig te verbeelden hoe er orde kan schuilen in de fenomenen die opdoemen als
totale chaos vanuit het neerwaartse perspectief, zoals in Figuur 3, of in het ‘verwarde’ leven. We
hebben geleerd onze straten als het ware te benaderen als een statistische grafiek vol met puntjes
(personen) die min of meer in de buurt van de lijn, het gemiddelde, komen. Zoals de
eerdergenoemde filosoof Hacking zei, is ‘de wereld statistisch geworden’. De puntjes (personen)
die er ver van af staan worden een ‘probleem’.
5.6 Van ordeverslaafd naar nieuwsgierig
De kracht van elke heerser ligt in een bevolking waarvan de leden elkaar onvoorspelbaar en
vreemd vinden, maar die zich tegelijkertijd perfect voorspelbaar gedragen voor de heerser. Een
bevolking die zich zo ‘normaal’ mogelijk gedraagt omdat het voorspelbare ‘normale’ beloond
wordt met superieure status en zogenaamde ‘vrijheid’, terwijl het onvoorspelbare ‘abnormale’
wordt afgestraft met dwang door de politie of ‘psycholances’, met het risico getaxeerd te worden
en in een isoleercel te belanden als je je hiertegen verzet.
De heerser wint nog meer terrein, ten koste van de vrijheid van ons allemaal, als we de soort
samenleving die voor heersers voorspelbaar is zelf onderling gaan handhaven. De burger heeft de
sterkere afwijkingen van het normale leren omcoderen tot calamiteiten of incidenten en om hier
toezicht op te houden – indien nodig de afwijkingen te melden aan de autoriteiten die de ‘noise’
zullen uitpoetsen. Met politie-auto’s, ziekenwagens of onopvallende auto’s stormen ze op de
getraceerde ‘deviant case’ af. Onze ‘arme bliksem’ is ‘gevaporiseerd’ – zoals Orwell’s ‘Mr.
Winston’ reflecteerde in zijn dagboek uit de roman 1984.425 De voorspelbaarheid van de straat
zal zijn hersteld, iedereen doet weer uniform: dan is de wereld weer ‘makkelijker om te plannen,
makkelijker om te bouwen, makkelijker om te onderhouden, makkelijker om te handhaven en
[…] ligt ze makkelijk op het oog’.426 In een wereld waar het ‘verwarde’, de waanzin en alle andere
geabnormaliseerde fenomenen zo lang al zijn uitgesloten en uitgebannen naar de marge,427
wordt het als onbekende, onvoorspelbare eigenaardigheid per definitie iets dat botst met
hiërarchische organisatie. Kunnen we het abnormale weer uit die greep bevrijden? Is onbekend
altijd onbemind?
We kunnen beslist ook anders handelen, het abnormale bevrijden uit de greep van de
normaliteit. De onbekendheid van het onbekende accepteren. En daarmee maken we onze
samenleving weer wat speelser, diverser en vrijer. Laten we het namelijk omdraaien. In plaats van
voorspelbaar voor degenen die van bovenaf turen, kunnen we van bovenaf gezien allemaal wat
minder voorspelbaar en stuurbaar worden, terwijl we voor elkaar juist begrijpelijker en
voorspelbaarder worden. Hoe zoiets kan werken, zal ik laten zien in het allerlaatste hoofdstuk.
358 Politie #PRO247. (2017, 29 juni). Politie #PRO247 inzet taser. Youtube.nl. Geraadpleegd 14
oktober 2018 van https://www.youtube.com/watch?v=GDUDhlaIUlU
359 The possessed man had been inhabited by devils for a long time. He lived in the open,
without shelter or clothing. His fearful neighbours tried restraining him with chains and
fetters. In his mad fury he tore them asunder, and the Devil drove him into the wilderness.
Yet though the villagers greatly feared him, they nonetheless continued to feed him. It
would scarcely be the last occasion when insanity was seen as an affront to civilized
existence and associated with nakedness, with chains and fetters, and with the movement of
the madman to the very margins of society. Such indeed would continue to be the fate of
many of the deranged for centuries.’ Uit: Scull, A. (2016). Madness in Civilization. A
Cultural History of Insanity from the Bible to Freud, from the Madhouse to Modern
Medicine. London: Thames and Hudson, p. 20.
360 Bergen, Van, A. & Horst, Van, Der, P. (2018, 5 juli). Onbekend maakt onbemind. Movisie.
nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van https://www.movisie.nl/artikel/onbekend-maakt-onbe-
mind
Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Onbekend maakt onbemind.
Samensterkzonderstigma.nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.samensterkzonderstigma.nl/onbekend-maakt-onbemind/
361 Bauman, Z. (2006). Liquid Fear. Malden, MA: Polity Press, 2.
362 Bauman, Z. (1982). Memories of Class: The Pre-History and After-Life of Class. London:
Routledge & Kegan Paul, 49 cited in Jacobsen, M. H. & Poder, P. (2008). The Sociology of
Zygmunt Bauman – Challenges and Critique. London: Routledge, 161.
363 Dewey, J. (1998[1927]). Philosophy and Civilization. In L. Hickman and T.M. Alexander
(eds.) The Essential Dewey: Pragmatism, Education, Democracy (pp. 79-83). Bloomington,
IN: Indiana University Press, p. 81.
364 ‘This second mode is characterized by interpretation. […] the interpretive model fosters
open-ended, unpredictable conversation’. Uit: Stark, D. (2009). The Sense of Dissonance.
Accounts of Worth in Economic Life. Princeton/ Oxford: Princeton University Press, p. 3.
365 Ibid, pp. 2-3.
366 Gavroche, J. (2014, 3 mei). An anarchism of the vernacular: James C. Scott’s ‘Two Cheers for
Anarchism’. Autonomies. Geraadpleegd op 11 juli 2018 van
https://autonomies.org/2014/05/an-anarchism-of-the-vernacular-james-c-scotts-two-
cheers-for-anarchism/).
367 Scott, J. (1998). Seeing Like A State. How Certain Schemes to Improve the Human Condition
Have Failed. New Haven, CO: Yale University Press.
368 Ibid.
369 Habermas, J. (1986[1981]). The Theory of Communicative Action. Cambridge: Polity Press.
370 ‘It is no exaggeration, I think, to view the past three centuries as the triumph of
standardized, official landscapes of control and appropriation over vernacular order.’ Scott,
J. C. (2012). Two Cheers for Anarchism. Six Easy Pieces on Autonomy, Dignity, and
Meaningful Work and Play. Princeton, MA: Princeton University Press, 36.
371 ‘Commoditized freehold land tenure has replaced complex local land-use practices, planned
communities and neighborhoods have replaced older, unplanned communities and
neighborhoods, and large factories and farms have replaced artisanal production and
smallholder, mixed farming’ (p. 36). ‘Over the past two centuries, vernacular practices have
been extinguished at such a rate that one can, with little exaggeration, think of the process as
one of mass extinction akin to the accelerated disappearance of species’ (p. 53). Uit: ibid, pp.
36; 53.
372 Foucault, M. (1965[2013]). Geschiedenis van de Waanzin in de Zeventiende en Achttiende
Eeuw. Boom: Amsterdam.
373 ‘According to Bauman, the system reaches even the master-less women and men, or the
dangerous classes, the mobile vulgus, which have not yet been immobilized by the factory
walls …’. Baumans ideëen verwoord door Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers –
Unwanted Peculiarities. In M. H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt
Bauman – Challenges and Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 161, daarbij
verwijzend naar Bauman, Z. (1982). Memories of Class: The Pre-History and After-Life of
Class. London: Routledge & Kegan Paul, p. 41.
374 Oorspronkelijk: ‘Dangerous classes’. Ibid.
375 Baumans ideëen verwoord door Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted
Peculiarities. In M. H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman –
Challenges and Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 161, verwijzend naar twee
werken van Bauman:
1. (1982). Memories of Class: The Pre-History and After-Life of Class. London: Routledge & Kegan
Paul.
2. (1991). Modernity and Ambivalence. Cambridge: Polity Press.
376 Baumans ideëen verwoord door Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted
Peculiarities. In M. H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman –
Challenges and Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 158, verwijzend naar:
Bauman, Z. (1989). Hermeneutics and Modern Social Theory. In D. Held & J. B. Thompson
(red.). Social Theory of Modern Societies: Giddens and His Critics. Cambridge: Cambridge
University Press.
377 ‘[…] Bauman (1989b) informs his readers that the structuring activities through which we
shape and reshape the social world are by no means symmetrical or innocent processes and
argues that some people are more likely to be structuring the world and some are more
likely to be structured by it. The degree of control one group (those who structure) has over
another group (those who become structured) depends, in other words, on how much the
behaviour of the other side can be determined and predicted’. Ibid.
378 Oorspronkelijk: ‘stranger’. Zoals Georg Simmel. Zie: Simmel, G. (1950). The Stranger. In: K.
H. Wolff (ed.). The Sociology of Georg Simmel. New York: Free Press), op wiens werk
Bauman vervolgens verder bouwde. ‘[…] all liminal individuals and groups falling between
two well-defined groups, while not belonging to any of them (Bauman, 1995a) (p. 162);
‘Strangers appear, in other words, as a third and liminal category that falls betwixt and
between conventions, customs and clear-cut categories’ (p. 159). Baumans ideëen verwoord
door Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted Peculiarities. In M. H.
Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman – Challenges and Critique.
(pp. 155-171). London: Routledge, pp. 159; 162, verwijzend naar: Bauman, Z. (1995). Life in
Fragments: Essays in Postmodern Morality. Oxford: Basil Blackwell.
379 Conversatie tussen Lennart Booij en Anja Schouten. (2019, 6 maart). Gekte op straat
[Interview]. Debatprogramma De Balie. Amsterdam. Geraadpleegd van
https://debalie.nl/agenda/gekte-op-straat/
380 Kusters, W. (2014[2004]). Pure Waanzin. Een Zoektocht naar de Psychotische Ervaring.
Rotterdam: Lemniscaat.
381 Voor een sociologische analyse over de ‘werkzoekende’ als ‘tussen-categorie’, als
buitenstaander, zie: Guimarães, N.A., Demazière, D., Hirata, H. & Sugita, K. (2010).
Unemployment, A Social Construction. Economic Sociology, The European Electronic
Newsletter, 11(3), 10-24.
382 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 10.
383 Bauman, Z. (1982). Memories of Class: The Pre-History and After-Life of Class. London:
Routledge & Kegan Paul, p. 49 geciteerd in Jacobsen, M. H. & Poder, P. (2008). The
Sociology of Zygmunt Bauman – Challenges and Critique. London: Routledge, p. 161.
384 ‘‘Dangerous classes’ and the ‘dark districts’ of the town must have had something to do with
the obsessive fear of darkness, invisibility, opacity; and the overwhelming wish to pierce the
mist enveloping crowded new cities, to placet he people in a space so organized that
whatever they did was immediately visible, and visible so clearly that the people themselves
were aware of their openness to public gaze, and would therefore refrain from performing
acts which they would not enjoy being seen to do (Bauman, 1982: 49)’. Ibid
385 Redactie. (2012, 29 februari) PvdA will verwarde mensen beter in beeld. Zorgwelzijn.nl.
Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://www.zorgwelzijn.nl/pvda-wil-verwarde-mensen-
beter-in-beeld-zwz017783w/
386 Redactie. (2018, 12 september). Kamer verbolgen over falende aanpak verwarden. RD.nl
Geraadpleegd 17 september 2018 van https://www.rd.nl/vandaag/politiek/kamer-verbolgen-
over-falende-aanpak-verwarden-1.1512180
387 Han, B. C. (2015[2014]). Psychopolitiek. Neoliberalisme en de nieuwe machtstechnieken [E-
book] (M. Hardoar & H. Driessen, Vert.). Amsterdam: Van Gennep, p. 10.
388 Kuppens et al. (2016). Stijging Meldingen Verwarde Personen in de Regio Rotterdam.
Arnhem: Bureau Beke, p. 14. Geraadpleegd 20 december 2017 van
https://www.beke.nl/doc/2016/Download_Stijging_melding_verwarden_reg%20Rotterdam.pdf
Nadruk toegevoegd.
389 Aanjaagteam Verwarde Personen. (2016). Samen Doorpakken. Op weg naar een
meerpersoonsgerichte aanpak voor en met mensen met verward gedrag. Den Haag.
Aanjaagteam Verwarde Personen, p. 8.
390 ‘[…] in the darkness anything may happen, but there is no telling what will. Darkness is not
the cause of danger, but it is the natural habitat of uncertainty – and of fear.’ Uit: Bauman,
Z. (2006). Liquid Fear. Malden, MA: Polity Press, p. 2.
391 EO. (2018). NieuwLicht. Verwarde mensen 16-09-2018. NPO. Geraadpleegd 16 september
2018 van https://www.npostart.nl/nieuwlicht/16-09-2018/VPWON_1289239
392 Schippers, E. I. (2015, 30 juni). Plan van aanpak problematiek rond verwarde personen.
[Kamerbrief met correspondentienummer 791520-138830-CZ]. ’s-Gravenhage: Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
393 Anonieme professional in Aanjaagteam Verwarde Personen. (2016). Samen Doorpakken. Op
weg naar een meer persoonsgerichte aanpak voor en met mensen met verward gedrag. Den
Haag. Aanjaagteam Verwarde Personen, p. 26.
394 ‘Living as strangers within, but not as people of the orderly world, they will be bound to be
the unwanted peculiarities in our midst.’ Uit: Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers –
Unwanted Peculiarities. In M. H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt
Bauman – Challenges and Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 166.
395 ‘Standing as an undecidable among already clear-cut categories, strangers produce fear in
the hearts of those who belong by their very and endemic position of being in but not of a
given society. Due to their ambivalent position, strangers become unwanted peculiarities
who are constantly kept at bay since they are considered to be viruses within and parasites
upon a host body’. Ibid, p. 158.
396 Schuil, H. (2018, 29 september). Bang voor verwarde buurman: ‘Elke dag vraag ik me af of
mijn huis er nog staat’. DeGelderlander.nl. Geraadpleegd 13 oktober 2018 van
https://www.gelderlander.nl/veenendaal/bang-voor-verwarde-buurman-elke-dag-vraag-ik-
meaf-of-mijn-huis-er-nog-staat~a867dcad/
397 In augustus 2017 verscheen een vanuit het Instituut Fysieke Veiligheid uitgegeven factsheet
‘brandveiligheid in relatie tot verwarde personen’, zie
https://www.ifv.nl/kennisplein/Documents/20170814-BA-Factsheet-Brandveiligheid-
verwarde-personen.pdf en https://www.ifv.nl/advieseninnovatie/Paginas/Brandveiligheid-
in-relatie-tot-verwarde-personen.aspx
398 Galbo, Lo, C. (2014, 6 oktober). Psychiater en filosoof Damiaan Denys: ‘De angst voor
elkaar, dat is nu dé grote angst’. Vrij Nederland. Geraadpleegd van vn.nl op 8 september
2018 van https://www.vn.nl/psychiater-filosoof-damiaan-denys/
399 ‘Would it not be a great satisfaction to the king to know at a designated moment every year
the number of his subjects, in total and by region, with all the resources, wealth & poverty of
each place; [the number] of his nobility and ecclesiastics of all kinds, of men of the robe, of
Catholics and of those of the other religion, all separated according to the place of their
residence? … [Would it not be] a useful and necessary pleasure for him to be able, in his
own office, to review in an hour’s time the present and past condition of a great realm of
which he is the head, and be able himself to know with certitude in what consists his
grandeur, his wealth, and his strengths?’ Uit: een voorstel van Marquis de Vauban (1686)
aan de koning om een jaarlijkse census te houden, geciteerd in Scott, J. (1998). Seeing Like A
State. How Certain Schemes to Improve the Human Condition Have Failed. New Haven, CO:
Yale University Press, p. 11.
400 ‘Society became statistical. A new type of law came into being, analogous to the laws of
nature, but pertaining to people. These new laws were expressed in terms of probability.
They carried with them the connotations of normalcy and of deviations from the norm. The
cardinal concept of the psychology of the Enlightenment had been, simply, human nature.
By the end of the nineteenth century, it was being replaced by something different: normal
people’. Uit: Hacking, I. (1990). The Taming of Chance. Cambridge: Cambridge University
Press, p. 1.
401 Statistics How To. (geen datum). Practically Cheating Statistics Handbook. Statistical Noise:
Simple Definition. Statisticshowto.datasciencecentral.com. Geraadpleegd op 7 augustus 2018
from http://www.statisticshowto.com/statistical-noise/
402 Altom, T. (2016, 7 januari). What do we mean when we use the word noise in data science
and statistics? Adequate answer. Quora. Geraadpleegd op 7 augustus 2018 van
https://www.quora.com/What-do-we-mean-when-we-use-the-word-noise-in-data-science-
and-statistics
403 Ibid.
404 Scholtens, A., Helsloot, M. & Helsloot, I. (2019). Politiestraatgezag en (on)gehoorzaam
burgergedrag. Den Haag & Renswoude: Politie en Wetenschap & Crisislab, p. 17; 94.
405 Ostaijen, Van, M. (2018, 2 oktober). Sociologisch denken is niet voor bange mensen.
Socialevraagstukken.nl. Geraadpleegd 20 maart 2019 van
https://www.socialevraagstukken.nl/sociologisch-denken-is-niet-voor-bange-mensen/
406 Oosterling in Raeymaecker, De, J. & Kooij, Van, De, H. (2018, 16 juli). Volgens Henk
Oosterling en Awee Prins is filosofie geen masturbatie maar copulatie. Versbeton.nl.
Geraadpleegd 10 oktober 2018 van https://versbeton.nl/2018/07/volgens-henk-oosterling-
en-awee-prins-is-filosofie-geen-masturbatie-maar-copulatie/
407 Zie bijvoorbeeld het interview met hem in Filosofie Magazine: Bellens, S. J. (2018, 27 juli).
Neuro-informaticus Sennay Ghebreab strijdt tegen racistische machines. Filosofie.nl.
Geraadpleegd 1 september 2018 van https://www.filosofie.nl/nl/artikel/49888/neuro-
informaticus-sennay-ghebreab-strijdt-tegen-racistische-machines.html
408 Scholtens, A., Helsloot, M. & Helsloot, I. (2019). Politiestraatgezag en (on)gehoorzaam
burgergedrag. Den Haag & Renswoude: Politie en Wetenschap & Crisislab.
409 ‘As incarnations of ambivalence, then, strangers become the main victim of modernity’s
will-to-order. Modernity’s efforts to keep the world free from ambivalence have, however,
not disappeared in the postmodern society where the quest for order ‘expresses itself daily in
punitive action against the residents of mean streets and no-go areas, vagabonds and
layabouts (Bauman, 1997: 16)’. Uit: Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted
Peculiarities. In M. H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman –
Challenges and Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 168, verwijzend naar:
Zygmunt, B. (1997). Postmodernity and its Discontents. Cambridge: Polity Press, p. 16.
410 Kuitenbrouwer, J., De verwarde mensen hype [Gesproken column], Amersfoort, De
Rijtuigenloods (Slotsymposium Schakelteam Personen met Verward Gedrag), 2018.
411 Tenzij bestuurders het zouden opgeven en alle beleidsbeslissingen zouden overlaten aan
artificial intelligence.
412 ‘The effect of this retreat is to create small, relatively self-contained utopian spaces where the
desired perfection might be more nearly realized. Model villages, model cities, military
colonies, show projects, and demonstration farms offer politicians, administrators, and
specialists a chance to create a sharply defined experimental terrain where the number of
rogue variables and unknowns is minimized.’ Uit: Scott, J. C. (2012). Two Cheers for
Anarchism. Six Easy Pieces on Autonomy, Dignity, and Meaningful Work and Play.
Princeton, MA: Princeton University Press, p. 140.
413 ‘To be defined as a stranger, is to be defined as the antithesis of modern order’. Uit:
Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted Peculiarities. In Jacobsen, M. H. &
Poder, P. (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman – Challenges and Critique. London:
Routledge, p. 166.
414 Zie de kaft van Schakelteam Personen met Verward Gedrag (2018). Op weg naar een
persoonsgerichte aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag.
Den Haag: Schakelteam Personen met Verward Gedrag. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://vng.nl/files/vng/publicaties/2018/20180926-pmvg-eindrapportage-schakelteam.pdf
415 RIVM (2018). Verward Gedrag Nader Bekeken: Analyse van E33 en E14 Meldingen in de
Politieregistratie. RIVM: Bilthoven.
416 Zie de kaft van Schakelteam Personen met Verward Gedrag (2018). Op weg naar een
persoonsgerichte aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag.
Den Haag: Schakelteam Personen met Verward Gedrag. Geraadpleegd 10 oktober 2018 van
https://vng.nl/files/vng/publicaties/2018/20180926-pmvg-eindrapportage-schakelteam.pdf
417 RIVM (2018). Verward Gedrag Nader Bekeken: Analyse van E33 en E14 Meldingen in de
Politieregistratie. RIVM: Bilthoven.
418 Houwelingen, H, Van. (2018, April 11). Hoes: 13 Duizend Verwarde Personen hebben
Dringend Hulp Nodig. Algemeen Dagblad. Retrieved 19 August 2018 from
https://www.ad.nl/binnenland/hoes-13-duizend-verwarde-personen-hebben-dringend-
hulp-nodig~a1c32f11/
419 Foucault, M. (1965[2013]), vertaling C.P. Heering-Moorman. Geschiedenis van de Waanzin
in de Zeventiende en Achttiende Eeuw. Boom: Amsterdam, p. 8.
420 Ibid. Nadruk in origineel, p. 8-9.
421 Scholtens, A., Helsloot, M. & Helsloot, I. (2019). Politiestraatgezag en (on)gehoorzaam
burgergedrag. Den Haag & Renswoude: Politie en Wetenschap & Crisislab, p. 17.
422 Orwell, G. (2013[1950]). 1984 (T. Davids, Vert.). Utrecht/ Amsterdam: De Arbeiderspers.
423 Verwoord door Mansson, N. (2008). Bauman on Strangers – Unwanted Peculiarities. In M.
H. Jacobsen, & P. Poder (2008). The Sociology of Zygmunt Bauman – Challenges and
Critique. (pp. 155-171). London: Routledge, p. 160.
424 Scott, J. C. (2012). Two Cheers for Anarchism. Six Easy Pieces on Autonomy, Dignity, and
Meaningful Work and Play. Princeton, MA: Princeton University Press, 76.
425 Orwell, G. (2013[1950]). 1984 (T. Davids, Vert.). Utrecht/ Amsterdam: De Arbeiderspers.
426 ‘it was easier to plan, easier to build, easier to maintain, easier to police, and, they thought,
easier on the eye.’ Uit: Scott, J. C. (2012). Two Cheers for Anarchism. Six Easy Pieces on
Autonomy, Dignity, and Meaningful Work and Play. Princeton, MA: Princeton University
Press, p. 41.
427 Interessant werk hierover bestaat van de Amerikaanse historisch socioloog Andrew Scull,
hoewel werken vanuit een niet-westers perspectief onmisbaar zijn voor een fundamenteel
begrip van de uitsluiting van waanzin in niet-westerse gebieden – maar nog lijken te
ontbreken. Zie: Scull, A. (2016). Madness in Civilization. A Cultural History of Insanity from
the Bible to Freud, from the Madhouse to Modern Medicine. London: Thames and Hudson.
‘Verwarde personen’ in een ingebeelde wereld zonder banaal kwaad
6.1 7 september 2016, Amsterdam
In Amsterdam-Zuid lopen een psychiater en diens team de trappen op richting het
tweekamerappartement op de eerste verdieping. De hoge zomertemperatuur op deze
septemberdag maakt dat er niet veel traptreden nodig zijn om ze het zweet te laten uitbreken.
Achter de hulpverleners klinkt het gestamp van vijf paar politielaarzen. Cyprian hoort zijn
voordeur bij de entreehal opengebroken worden. Hij had geprobeerd te negeren dat de
voordeurbel rinkelde en dat zijn naam aanhoudend werd geroepen door bezorgde stemmen.
Geen antwoord is ook een antwoord. Maar daar gaan hulpverleners van het assertieve soort niet
mee akkoord. Cyprian blijft suf op bed liggen. Hij is te moe om zich erg druk te maken, maar
weet wel dat hij nooit meer naar de psychiatrische inrichting wil. Nooit meer. Als een vermoeide
bejaarde die weet dat de onheilspellende golven uit een tsunami hem binnen enkele seconden
zullen bedwelmen, blijft Cyprian passief luisteren hoe de brengers van zijn noodlot naar hem toe
wandelen vanuit de hal, richting de woonkamer, en dan… Een onwerkelijk tableau. Er staan vijf
brede gedaantes in uniform in een donkere slaapkamer, rondom een bed, met het doel om de 23-
jarige jongen van normaal postuur voor te bereiden op een gedwongen opname. Geschrokken
van deze plotselinge aanwezigheid tast Cyprian naar zijn zaklantaarn. Of was het een mes?
Cyprian zal zijn slaapkamer nooit meer levend verlaten.428
6.2 Schizofreen met mes
Het zouden zes kogels worden die zijn jonge lichaam zouden doorboren. De eerste uren na het
tragische voorval wordt de politieverklaring dat de jongen een mes trok klakkeloos overgenomen
in het nieuws: “Politie schiet op man die mes trekt in woning Wagenaarstraat”429 en “Man trekt
mes en wordt door agenten neergeschoten in woning Wagenaarstraat.”430 Cyprian krijgt de
traditionele rol aangemeten van de schizofreen-met-mes. Het is een hardnekkige karikatuur die
door vele Hollywoodfilms en spektakeljournalistiek is verspreid: schizofrenen die met messen
over straat hollen. Een variant is de manisch depressieveling die schoolgebouwen of winkelcentra
transformeert tot bloedbaden. De psychiatrisch-patiënt-met-wapen is een sterk beeld dat
behoorlijke schrik aanjaagt.
6.3 De normaliteit van het kwaad431
Waar het kwaad betreft, moord en allerlei ander geweld, zien we gewoonlijk afbeeldingen van
abnormaal kwaad, zoals bijvoorbeeld ‘verwarde’ messtekers en moordenaars. Als tegenwicht
exploreer ik in dit hoofdstuk het kwaad dat daarentegen uit ‘normale’ hoek komt – oftewel de
‘banaliteit van het kwaad’432, in de termen van Hannah Arendt. En net zoals ten tijde van
Arendts schrijven, lijkt juist dit kwaad zo hard ontkend te worden. Want waarom is alleen
abnormaal gedrag iets waar ‘risicofactoren’ voor bestaan, terwijl normaal gedrag niet iets waar je
‘risico’ op loopt? Het is tijd om de hiërarchie in het onderscheid zelf aan te pakken. Dat ga ik in
dit hoofdstuk doen. Ik ga de huidige morele status die het normale en het abnormale krijgen
kritisch bevragen.
Voordat we verdergaan, is het wel belangrijk om even stil te staan bij wat hier bedoeld wordt
met ‘normaal’. Normaal is ondefinieerbaar, zoals gesteld in de inleiding van dit boek. Zoals ik
daar stelde, zit de macht van normaal juist in haar vage ondefinieerbaarheid. Wat normaal is, dat
hoor je aan te voelen. Degenen voor wie normaal niet vanzelfsprekend is, zijn van haar privileges
uitgesloten en worden systematisch onderworpen aan een problematisering van hun vermeende
abnormaliteit.
6.4 Schizofreen zonder mes
“Maar iemand waarvoor vijf agenten worden ingeroepen, moét toch ook wel gewelddadig of
gevaarlijk zijn?” – vermoedde iemand waarmee ik de zaak van Cyprian besprak. “Agenten gaan
echt niet zomaar schieten. Hij zal wel ergens agressief geweest zijn.” – speculeerde een ander.
Maar inmiddels kennen we genoeg zaken waarin niet agressiviteit de aanleiding was van fataal
politiehandelen, maar het eerder de angstprojectie was van agressie op mensen met een niet-witte
huidskleur of op degene met een geabnormaliseerde mentale toestand.
De schizofreen-met-mes leek uiteindelijk niet goed te passen bij Cyprians zaak, want de
gediagnosticeerde schizofreen in casu had waarschijnlijk helemaal geen mes getrokken. Maar de
psychiatrisch-patiënt-met-wapen was wel degelijk aanwezig, namelijk in het uniform van een van
de agenten. De betreffende agent had blijkbaar een officieel gediagnosticeerde depressie en deze
stoornis werd erbij gesleept als de aanleiding van de ‘impulsieve’ schietreactie. Wie gestoord is, is
impulsief, en kan ‘dus’ met vier politiekogels op een roerloze jongeman gaan schieten.433 Het
klinkt plausibel: want wie depressief is, schat situaties doorgaans negatiever in dan dat ze zijn.
Daarom zou de agent sneller zijn uitgegaan van een mes in de broekzak van Cyprian. Het was
volgens de politie een irrationele paniekaanval van een individuele agent die zelf ook niet
helemaal normaal was. Misschien was deze agent met zo’n stoornis in deze functie met een
dienstpistool zelfs een soort tikkende tijdbom – zo redeneerde men. De fout van de politie zou er
dan mogelijk in liggen dat ze deze agent geen ‘passendere’ taak hadden gegeven, zoals
bureauwerk.
Hier gebeurt in feite iets cruciaals, iets dat heel ‘productief’ is voor de huidige
machtsverhoudingen – zo zouden sociologen als Pierre Bourdieu en Willem Schinkel kunnen
zeggen. De kogel kwam volgens bovenstaande redenatie van een ‘gestoorde’, niet van de politie.
De fatale knal kwam vanuit het abnormale, en hing niet samen met de genormaliseerde
impliciete vooroordelen waarmee het instituut politie als centrale diender van de normale orde is
doordrenkt. De politie lijkt hiermee de mogelijke rol te ontkennen die vooroordelen spelen in de
inschatting die de agent maakte om te schieten, en verwijst deze vooroordelen naar een buiten
haar liggende problematiek. Degene die schoot was ‘gek’ en had toevallig helaas een dienstpistool
en een uniform.
Hiernaast doet ze nog iets anders door op deze manier de zaak af te doen: de politie toont
opnieuw haar systematische vooroordelen tegen het geabnormaliseerde: haar discriminatoire
angst jegens mensen wiens keuzes, expressiewijze of denken afwijkt van het normale stramien.
Want de enigen die geweld initiëren of de grens van proportioneel geweld overschrijden, zijn
gestoorden. Of ‘uiteraard’ een andere ‘buitenstaander’, zoals niet-westerse migranten en hun
nakomelingen, of een combinatie van ‘gek’ en ‘migrant’.
Juist deze systematische vooroordelen, deze diepgewortelde aannamen over het grote gevaar
in het abnormale, of in het niet-witte en het niet-westerse, zijn vaak bepalend voor de kans dat de
trekker wordt overgehaald. Over Cyprian was bij de autoriteiten bekend dat hij ‘psychotisch’ kon
zijn, ‘schizofreen’ was. En ‘psychotisch’ of ‘schizofreen’ zijn woorden die vaak al op zichzelf
voldoende zijn om aan te duiden dat er gevaar op komst is. Er verschilt in de praktijk zowel qua
intonatie als implicatie maar weinig tussen de zinnen ‘Deze man is psychótisch!’ en ‘Deze man is
geváárlijk!’ Als in: ‘Waarom laten we deze man zelfstandig boven een kinderopvang wonen? Deze
man is psychótisch!’ Het woord is als een bel die bij het publiek een pavloviaanse angstreflex
teweegbrengt, de rillingen bezorgt, een woord waarmee je een zaal stil krijgt. Want nu zijn we
serieus. Iemand wordt psychótisch!
6.5 Abnormaal kwaad onder een vergrootglas: een dubbele standaard
Zoals ik al eerder besprak wordt het abnormale al snel gezien als de drager van kwaad en ellende,
of anders wel als een voorbode daarvan, een voorstadium, een vroegsignaal. Of het nu gaat om
een psychose, bizarre dagrituelen of een excentrieke afzonderdrift: abnormaliteit wordt een soort
boodschapper van het kwaad; een voldoende ingrediënt voor ellende. Zo lezen we in het
Algemeen Dagblad dat agenten er ‘niet raar [van] op [kijken]’ als een vervelende treinpassagier
die een mes trok achteraf een reeds geregistreerde ‘verwarde persoon’ blijkt.434 Want mensen die
bekend staan om ‘verward gedrag’, zijn zoals gezien in de voorgaande hoofdstukken per definitie
al potentiële messentrekkers.
De meeste inspanning van anti-stigmacampagnes gaat voorbij aan deze scheve toeschrijving
van het kwaad aan het abnormale, en richt zich bijna uitsluitend op een veel kleiner probleem:
het vooroordeel dat mensen met mentaal ‘abnormale’ kenmerken ook niet tevens normale
kenmerken kunnen hebben. De Nederlandse belangenorganisatie Samen Sterk Zonder Stigma,
stelt bijvoorbeeld het volgende op hun website:
Stigmatisering, oftewel een negatief label opgeplakt krijgen, zien we overal in de maatschappij.
Mensen met een psychiatrische aandoening vertonen soms gedrag dat voor anderen
onbekend of onbegrijpelijk is. We vinden dat ‘niet normaal’; het gedrag roept daardoor
onzekerheid en angst op.435
Ik vind dat het hoog tijd wordt om psychische aandoeningen te normaliseren. Hou op met
net te doen alsof het iets bijzonders is. Dat is het namelijk niet. Het is een veel voorkomende
menselijke ervaring… […] De overgrote meerderheid van mensen die ooit in hun leven met
een psychische aandoening te maken hadden, hebben of nog krijgen, zijn aan het werk,
hebben een gezin, gaan naar Frankrijk op vakantie en vragen zich op dit moment vooral af
welke maaltijd ze vanavond eens zullen koken of welk cadeautje ze zullen kopen voor die
verjaardag morgenavond.436
Het meest neutrale frame is dat mensen met een psychische aandoening gewone mensen
zijn, met een specifiek probleem. Dit is tegelijk ook het meest realistische frame. Maar vaak
worden mensen met een psychische aandoening juist neergezet als ‘anders’.437
Is zoiets wel een ‘neutraal frame’? Hier gebeuren namelijk eigenlijk twee dingen. Abnormaal
wordt hier gereduceerd tot ‘psychische aandoening’ en het hebben van een ‘probleem’, waar ik
straks op zal ingaan. Ook wordt er over degenen van wie de abnormaliteiten worden gezien als
‘aandoeningen’ of ‘problemen’, geconcludeerd dat ze tóch heel normaal zijn. De Amerikaanse
psychiater Patrick Corrigan’ waarschuwt dat zulke campagnes kunnen uitdragen dat we vooral
de normale aspecten van onze ‘identiteiten’ moeten tonen: kijk eens, wij hebben ook betaald werk
en hebben ook gewoon een schone woning.438 Maar is zoveel mogelijk assimilatie daadwerkelijk
het best denkbare antigif tegen ‘de duidelijk negatieve beeldvorming rond mensen met een
psychische aandoening’439: het benadrukken dat we toch erg veel op jullie (normalen) lijken? De
delen van onze ‘identiteiten’ die níet zo makkelijk stroken met ‘normaal’, moeten we dan nog
steeds verborgen houden. Dawn-Joy Leong, een autisme-activist en onderzoekster uit Singapore
die zich luid weet uit te spreken tegen stigma in onder andere in een TEDx-talk, blikt in een
interview kritisch terug op een veelgehoorde opmerking die ze krijgt:
“Je lijkt helemaal niet zo autistisch! Je bent zo normaal! […] Het is geen compliment. Voor
mij is het hetzelfde als zeggen: ‘Je lijkt geen Chinees te zijn, je bent zo Westers!’”440
Wie stelt dat we allemaal best wel normaal zijn, of het equivalent dat we als mensen allemaal wel
een beetje abnormaal zijn, is daarmee een diepe strijd aan het vervalsen, verflauwen, verdoezelen,
aan het ontkennen. Het probleem is niet dat we ‘niet normaal’ worden genoemd wanneer we ons
‘voor anderen […] onbegrijpelijk’441 gedragen. Eerder is er het fundamentelere probleem dat
abnormaal wordt gezien als iets dat inferieur is aan normaal. Met de verhandelingen hierboven
bevestigen stigmabestrijders deze hiërarchie tussen normaal en abnormaal zelfs. Corrigan zegt:
‘Aan mensen met een psychische aandoening wordt in essentie gezegd om aspecten van hun
identiteit geheim te houden.’ [vertaling K.R.]442 Alleen dan ‘bewijzen’ we immers dat de
mediabeeldvorming en alle vooroordelen over gevaar niet kloppen. De aspecten aan ons dat níet
stroken met de ijzeren verwachtingen van normaliteit, blijven daarentegen in het
verdachtenbankje: het gedrag wordt in verband gebracht met gevaar, met agressie,
kwetsbaarheid, of geen controle hebben over jezelf. Mensen worden potentieel ‘gevaarlijk’,
‘kwetsbaar’ of ‘verstoord in het oordeelsvermogen’ op het moment waarop ze naast het hebben
van ‘werk, gezin, vakanties naar Frankrijk en verjaardagen’, activiteiten of oriëntaties hebben die
níet direct te begrijpen zijn vanuit de referentiekaders die normaal heten. Deze essentiële
onderbodem van het te bestrijden ‘stigma’ wordt niet aangepakt. Om die aan te pakken moeten
we, zo stel ik, niet zozeer nagaan welke mensen of fenomenen, gedragingen of oriëntaties we
‘normaal’ en welke ‘abnormaal’ dienen te noemen. Het is eerder zaak om de hele hiërarchie
achter normaal en abnormaal beter te begrijpen.
Een vaak voorgestelde remedie zou liggen in het weghalen van ‘mythes over psychische
stoornissen’ bij het publiek, het verloop van de ‘stoornis’ bekender maken en daardoor minder
onvoorspelbaar.443 Want ‘[o]nbekend maakt onbemind’, zo stellen Movisie en Samen Sterk
Zonder Stigma.444 Daarom hoort bij ‘stigmabestrijding in de wijk’ dus ook eventueel ‘het
aanbieden van de cursus Mental Health First Aid (MHFA, Eerste hulp bij psychische
problemen).’445 Dit soort publiekscampagnes moeten het publiek ‘beter’ informeren over de
toedracht, aard en verloop van psychiatrische stoornissen, waardoor mensen met ‘psychiatrische
aandoeningen’ minder onbekend en onvoorspelbaar worden.
Maar het is goed mogelijk dat juist dit reduceren van de algehele abnormaliteit tot ‘psychische’
of ‘psychiatrische aandoeningen’, één van de voedingsbodems is van het hele stigma. Met het
reduceren van abnormaalheid tot ‘psychische aandoening’, lijkt het wel alsof normaal hier tegen
zichzelf zegt: ‘Mensen die afwijken van normaal zijn in enig opzicht een defecte versie van
onszelf.’ De abnormale buurtbewoner of collega waarover ‘gedestigmatiseerd’ moet worden,
wordt – zoals gezien in Hoofdstuk 2 – een tegenovergesteld spiegelbeeld van normaal, dat
zichzelf als superieure terugziet in deze weergave. Normaal is rationeel, beheerst en autonoom,
terwijl mensen ‘met een psychische aandoening’ ontleed kunnen worden in vroegsignalen, een
stoornisverloop en typerende reacties. Er doorklinkt een onderliggende hiërarchische relatie die
zomaar wordt toegeschreven aan vermeende verschillen in menselijke aard of geconstateerde
verschillen in neurologische processen. De eerdergenoemde Leong schrijft: ‘Het is gewoon een
neurologisch verschil. Het is net alsof je een Mac-computer hebt terwijl andere mensen Windows
gebruiken.’446 De Nederlandse filosoof en ‘ex-psychoot’ Wouter Kusters stelt iets vergelijkbaars:
De andersoortige hippocampus en verhoogde dopamineniveaus gelden enkel als kenmerken
van een hersenstructuur die afwijkt van het ‘normale’. De gevonden variatie in soorten van
hippocampus en dopamineniveaus wordt meteen omgezet in een hiërarchie. Er is één goede
hippocampus, die van de ‘normale’ mens, en daarvan afwijkende hippocampussen zijn
‘stoornissen’.447
‘Eerste hulp bij psychische problemen’-cursussen zijn, net als de gehele ‘verwarde-
personenaanpak’, eigenlijk een soort normaliseringsrituelen waarin de onbekende valleien van
het abnormale worden toegeëigend en geïnferioriseerd. Dat de concrete ‘zorgstappen’ ook
daadwerkelijk bepaalde individuen kunnen helpen in concrete gevallen binnen specifieke
contexten, doet niets af aan deze secundaire werking van zulke interventies: het mysterieuze
‘abnormale’ proberen te doorgronden om het te beheersen – zoals aangestipt in Hoofdstuk 2. En
ervaringsdeskundigen en sommige ‘ambassadeurs’ van Samen Sterk Zonder Stigma doen hier
gewoon aan mee. Zij hebben zichzelf aangeleerd de eigen mysterieuze ‘abnormaliteit’ te
ontcijferen en te duiden binnen de normaliteit. Dit zouden we wellicht zelf-abnormalisme
kunnen noemen, in analogie op de term ‘oriëntalisme’ van de in hoofdstukken 1 en 2 genoemde
denker Edward Saïd, en nog meer op de variant daarvan van de Japanse socioloog Koichi
Iwabuchi: ‘zelf-oriëntalisme’.448 Zelf-abnormalisme duidt dan niet zozeer op het onszelf als
abnormaal en dus als ‘anders’ presenteren – maar op het feit dat we dit doen binnen de kaders en
concepten die de normaliteit aanreikt.449 En dit soort kaders beeldt ons ook nog, bewust dan wel
onbewust, af als minderen: als defect, onderontwikkeld, onsamenhangend, irrationeel,
incoherent, woest. Het is dus niet verrassend dat veel onderzoeken naar de effectiviteit van zulke
‘voorlichtingscampagnes’, in het beste geval, geen enkel wegebbend effect aantonen op de mate
van publiek stigma.450 Soms maakt de opgedane ‘kennis’ dit juist erger, toont onderzoek aan.451
Naast het zojuist besproken pseudoprobleem452 dat het publiek te weinig weet over
‘psychische aandoeningen’, is er nog een ander. Ditmaal is het er één die speelt onder de
beleidskaste. Het Schakelteam Personen met Verward Gedrag nuanceert in hun rapporten: ‘De
meeste mensen met verwardheid zijn geen gevaar.’453 Diens voorganger, het Aanjaagteam
Verwarde Personen stelde: ‘Een relatief klein deel veroorzaakt overlast of pleegt misdrijven.’454
En ik zal waarschijnlijk ook niemand treffen op straat die bij navraag zal beweren dat elke
‘verwarde persoon’ agressief is of op één of andere wijze een acuut gevaar vormt. Er wordt
opnieuw voorbijgegaan aan een veel dieper probleem, dat helaas ook flink is gevoed door een
Aanjaagteam en een Schakelteam. De meeste ‘verwarde’ mensen zijn weliswaar geen gevaar,
benadrukken deze commissies, maar de ‘verwarde’ wordt door hen wél op een onheilspellende
vier-fasen schaal gelegd waarop ze kunnen afglijden naar strafbaar gedrag als een
‘persoonsgerichte aanpak’ uitblijft.
Bovendien: laten we niet om de olifant in de kamer heenlopen. Gevaar staat nog steeds in de
definitie van ‘personen met verward gedrag’ door het Schakelteam: ‘Het gaat om mensen die de
grip op hun leven (dreigen te) verliezen, waardoor het risico aanwezig is dat zij zichzelf of anderen
schade berokkenen.’455 Bij elke ‘verwarde’ doemt met zo’n definitie tóch weer het schrikbeeld op
van iemand met een steekwapen, die het in zichzelf zal steken of in een ander. Het nuanceren dat
de meeste ‘verwarden’ niet gevaarlijk zijn, in de onschadelijke fasen van ‘verwardheid’ zitten, sluit
niet het vooroordeel uit dat zij gevaarlijker gaan worden dan mensen zonder ‘verwardheid’. Juist
daarom wordt een stevige preventieve ‘persoonsgerichte aanpak’ ook zo belangrijk bij die
onschuldige dame met een korte paniekaanval. Want ‘[h]oe eerder je kunt behandelen dus ook,
en hoe kleiner de kans zal zijn dat iemand aan het einde van de rit op straat zwaait met een mes.’
– zo stelde een lokale beleidsmaker.456
Het probleem wordt geïllustreerd door het feit dat we bij normale mensen niet steeds hoeven
te benadrukken dat maar een ‘klein’ percentage ‘gevaarlijk’ is. Bij geabnormaliseerde mensen die
‘personen met verward gedrag’ heten, is dat steeds wél zo. Juist het steeds benadrukken van de
nuancerende zinnetjes ‘het is maar een kleine groep die…’ fungeert als een soort
stigmabarometer. Hoe zouden normale mensen zich voelen als we een ‘top X lijst’ zouden maken
van meest ‘hoog-risico normalen’457 na elk verwijtbaar sterfgeval in de isoleercel? Abnormaal
staat als zodanig wél steeds in het beklaagdenbankje. Als een man in Den Haag op voorbijgangers
insteekt met een mes, kondigt de burgemeester aan om een ‘top X lijst’ met ‘meest ernstige hoog
risico-verwarden’ te gaan aanleggen.458
Het probleem is veeleer dat het kwaad dát zich voordoet in onze maatschappij, of het nu gaat
om een zoon die zijn moeder neersteekt of een politieagent die een ongewapende, niet-agressieve
jongeman lijkt te hebben doodgeschoten, naar verhouding veel te vaak wordt toegeschreven aan
het abnormale terwijl het normale buiten schot blijft. Wat ik mensen dan vaak direct hoor zeggen
is: ‘Dan ben je toch niet goed bij je hoofd, als je zoiets doet?’ en ‘Iemand die zoiets doet moét wel
ziek zijn of in de war’. Deze scheefverdeelde toeschrijving van kwaad is zelfs in onze wet
verankerd. We kunnen mensen over wie een vermoeden bestaat dat zij gevaarlijk zijn door
toedoen van een ‘psychische stoornis’ al beperken in hun bewegingsvrijheid zonder dat er enig
strafbaar feit is gepleegd.459 Hoewel er denkbare gevallen zijn waarin iemand die als abnormaal
wordt gezien, ook gevaarlijk is, kunnen we ons afvragen waarom er dan niet dergelijke dingen
gebeuren bij ‘gevaarlijke normalen’. Vooral als ik kijk naar de bevindingen van de eerder in dit
boek genoemde onderzoeker Bauke Koekkoek, namelijk dat het percentage moorden dat door
‘mensen met GGz-achtergrond’ wordt gepleegd zelfs lager is dan dat vanuit iemand ‘zonder
GGz-achtergrond’.460 Bij deze veel grotere groep mensen die in feite ‘gevaarlijk normaal’ zijn,
kan de vrijheidsbeperking alleen intreden bij een strafbaar feit. Daar mogen we wél ‘wachten tot
het misgaat’. Dat heeft te maken met fundamentele burgerrechten, die kennelijk alleen kunnen
worden opgeschort voor mensen met een ‘psychische stoornis’. Bij abnormalen daarentegen ga je
toch niet ‘ wachten tot het misgaat, als je er eerder bij kunt zijn?’ – scandeert de Limburgse
psychiater Joost à Campo,461 die erom bekend staat dat hij graag zijn patiënten laat ‘zitten vóór
het strafbare feit.’462
De assumptie achter deze dubbele wettelijke status is dat een psychiatrische stoornis – iets
waar mentale abnormaliteit vaak toe wordt gereduceerd – mensen kan aanzetten tot destructief
handelen, waaronder geweldsdelicten. Of het kan, in elk geval, het risico op destructief gedrag
verhogen. Ook Samen Sterk Zonder Stigma vermeldt dat ‘[m]ensen met psychosegevoeligheid en
bipolariteit gemiddeld genomen drie tot vier keer zo vaak gewelddadig [zijn] als anderen.’463
Maar destructief gedrag komt tot stand door een complex samenspel aan factoren. Een
onderzoek waarin vele eerdere onderzoeksresultaten eens goed naast elkaar zijn gelegd, wees uit
dat er geen wezenlijk verschil was tussen veroordeelde geweldsplegers in hun mentale
gezondheid.464 De grote risicofactor bleek harddrugsgebruik te zijn, niet het hebben van een
‘psychiatrische diagnose’. Nu worden hard drugs wellicht vaker gebruikt bij bepaalde
gediagnosticeerde groepen, maar in feite verhoogt het gebruiken van hard drugs de kans op
geweld net zozeer bij normale mensen als bij de ‘abnormalen’.465 Ondanks deze bevindingen,
hebben veel niet-harddrugsgebruikende ‘psychotici’ beslist veel meer last van een gevaarstigma
dan harddrugsgebruikende ‘normale’ mensen. Het feit dat we bepaalde fundamentele
vrijheidsrechten kunnen opschorten bij niet-delictenplegers met een psychiatrische diagnose, is
dus discriminerend. Dat is ook wat het relatief nieuwe Verdrag van de Rechten van Mensen met
een Beperking (in het Engels afgekort als CRPD), zegt.466
Wetten die de vrijheden van ‘psychiatrisch patiënten’ inperken blijven overigens
discriminerend, ongeacht wat onderzoek aantoont: ook al zou later onderzoek uitwijzen dat
mensen met een psychiatrische diagnose tóch een grotere kans hebben op het plegen van
geweldsdelicten dan anderen. Bij het handelen op basis van statistische risicogroepen is er sprake
van nog een andere vorm van discriminatie, namelijk statistische discriminatie. Als jouw
‘stoornis’, werkstatus (‘werkloos’), geslacht, of sociaal-economische leefomstandigheid toevallig
in de bevolking samenhangt met meer geweld, wat dan nog? Moet je dan een ‘rood vlaggetje’
krijgen in de excel-sheet van de handhavingsambtenaar – zoals een krantenartikel over ‘verwarde
personen’, ‘tikkende tijdbommen’ genoemd, suggereerde?467 Moeten we jou langer opsluiten áls
je eenmaal een delict begaat, dan daders die géén lid zijn van een ‘risicogroep’? Is dat wel eerlijk?
En komt het feit dat je een delict begaat, wel echt door die risicofactoren – in de context van jouw
specifieke geval? Goed is daarom de oproep tot ‘nuanceren’van Samen Sterk Zonder Stigma : de
zaken per individueel geval bekijken en niet al gelijk een bepaalde oorzakelijke conclusie trekken
als er sprake blijkt van een GGz-diagnose. ‘Is het gedrag van iemand waar anderen last van
hebben wel gerelateerd aan de psychische aandoening? Dat hoeft niet zo te zijn. Misschien is
iemand wel ‘gewoon een klootzak’.’468
Maar juist dát, het concluderen dat iemand ‘gewoon een klootzak’ is, lijkt heel erg moeilijk.
Want ‘gewoon een klootzak’, dat klinkt zo … normaal. Door het kwaad ‘normaal’ te noemen, zou
je het bagetalliseren qua ernst! Maar waarom eigenlijk? Laten we daar eens dieper naar gaan
kijken om het dan te gaan uitdagen.
6.6 Normaal in alledaags taalgebruik
Als ik een vriendin spreek over de uit de hand gelopen controledrang in de huidige dominante
cultuur in Nederland, dan hoor ik haar terugzeggen: ‘Ja, dat is toch niet normáál, die
controledrang van tegenwoordig?!’ Eigenlijk bedoelde zij te zeggen: ‘Dat is toch niet wenselijk, die
controledrang van tegenwoordig?!’ Maar ‘niet normaal’ is een synoniem geworden voor
onwenselijk, immoreel, of contraproductief. Een ander voorbeeld zien we in de politiek.
Gedurende de agendering van de ‘verwarde-personenproblematiek’ heeft Nederland een premier
wiens leus luidde: ‘Doe Normaal!’ Teksten op verkiezingsposters van zijn partij communiceerden
welke praktijken moreel wenselijk waren door ze ‘heel normaal’ te noemen: ‘Een arm om iemand
heen slaan’: ‘Heel normaal.’ 469 Een onwenselijke praktijk (‘Ambulancepersoneel het ziekenhuis
intrappen’) was daarentegen ‘Niet normaal.’ 470 Natuurlijk lokte deze campagne allemaal
parodieposters uit, wijzend op de onwenselijke praktijken waaraan VVD-politici zich zelf wel
niet schuldig aan maken (‘Glashard liegen tegen de Kamer én de kiezer? Heel normaal.’471) Geen
enkele van de vele parodieposters die ik onder ogen kreeg, richtte de pijlen op de daarachter
schuilende superiorisering van het ‘Heel normaal’ versus ‘Niet normaal’. Sterker nog: ze namen
het over.
Mensen die zich asociaal gedragen, een ander uitschelden of bespugen, worden vaak op hun
plaats gezet met een ‘Doe eens normaal joh!’ Maar eigenlijk bedoelen we: ‘Hou eens op met dat
onrechtvaardige, respectloze gedrag!’ Of ‘Behandel een ander eens gelijkwaardig!’ Eigenlijk
betekent ‘Doe normaal!’ precies al die dingen: ‘Doe moreel juist!’ Het feit dat we al deze
duidingen soms vervangen door één ‘Doe normaal!’, doet me denken aan wat Erich Fromm
schreef, een Duitse maatschappijcriticus en psychoanalist uit de twintigste eeuw: ‘Ik moet me niet
afvragen of ik goed of slecht handel maar of ik aangepast ben, niet ‘vreemd’, niet verschillend van
de anderen.’472 Wat mij betreft, zijn we nog een stap verder gegaan: we vragen onszelf wellicht
wel af of we goed of slecht handelen, maar die hele vraag is precies hetzelfde geworden als de vraag
of je aangepast bent. De Nederlandse filosoof Richard De Brabander schrijft in zijn bespreking
van Fromms ideeën, het volgende hierover: ‘In de uitroep ‘Doe normaal’ wordt het ‘aanpassen’
tot norm verheven.’473
Dit speelt ook in het debat over ‘verwarde personen’, bij de opmerking dat ‘we’ allemaal zélf
‘verward’ zijn, of allemaal ‘een beetje in de war’. Vaak wordt dan verwezen naar scènes van
normaal gedrag die agressiviteit, egoïsme en overlast laten zien. Iedereen schreeuwt wel eens,
roept dingen waar ze later spijt van hebben. Een psychologiestudent schrijft: ‘Mijn vriend en ik
hebben ook dronken, schreeuwende ruzies gehad waarbij de fotolijstjes door het huis vlogen.
Onze feestjes zijn soms te wild en de politie heeft ook bij ons wel eens op de stoep gestaan. […]
Zijn we niet allemaal een beetje ‘gek’?’474 Normaal gedrag dat luidruchtig, woest of
grensoverschrijdend is, geeft kennelijk niet aan dat normaal ook haar luidruchtige, bizarre,
agressieve, asociale of anderszins problematische kanten heeft. Daarentegen toont het aan dat
iedereen wel een beetje abnormaal is. Want overlast en agressie, dat kan alleen bij het abnormale
horen. Abnormaal is kortom steeds de negatieve spiegelreflectie van wat deze samenleving en de
mensen daarbinnen níet willen zijn. Het normale is redelijk, georganiseerd, gepolijst, rationeel,
functioneel en constructief. Datgene dat erbuiten valt is ondergeschikt, problematisch,
overschrijdend en gevaarlijk.
Maar is dat wel terecht? Kan de ‘normale’ persoon niet ook veranderen in een agressor die
zich verliest in overdreven angsten en obsessies, vervreemd is van morele intuïtie en niet in staat
zich aan te passen aan concrete situaties?
6.7 Normaal kwaad: Goede wil, kwader trouw
Tussen 2009 en 2011, Amsterdam: het documentaire-interview
“Zijn dood, hoe dat is gegaan, dat zal heel erg zijn geweest.” zegt de case-manager psychiatrie, een
tengere man van begin veertig, met peinzende donkere ogen die in schril contrast staan met zijn
spierwitte huid. De ogen staan naar links gericht alsof hij zich een sterfscène aan het inprenten is
in de hoek van de kamer, een donkere karig ingerichte huiskamer. Hij ademt diep in om zich
voor te bereiden op een moeilijk, emotioneel interview.
“Was het niet ook min of meer onnodig?” – vraagt Kees Hin. Hij is een documentaire aan het
maken over Wims dood.
“Neah, dat weet ik niet.” – antwoordt de case-manager. Zijn zeer dunne lippen staan
gespannen, tonen een ongemakkelijk grijnsje. Het bleke en langwerpige, dunne gezicht staat iets
neerwaarts gericht, terwijl de grote koffiekleurige ogen opwaarts blikken.
“Als je het hebt over medisch handelen, èh, dan is het voor zover ik weet een ongeluk
geweest.” Met vochtige knipperende ogen kijkt hij even recht in de ogen van de uit beeld zittende
interviewer. “Maar tegelijkertijd weet ik, die kliniek ging dicht en dat was wel terecht.” Hij zet de
punt achter zijn antwoord door er een bevestigende knik aan toe te voegen en de dunne lippen
eventjes te pruilen.
De blik wordt weer wat zelfverzekerder, de ogen opener. Er glundert even een vlaag van
autoriteit door de ogen, zoals hij die ook waarschijnlijk opzette bij het aanmanen van zijn
patiënten, als hij zegt:
“Hij was blijven leven, vooral, als hij medicijnen was blijven gebruiken.”475
Bij het verstommen van zijn stemgeluid klinkt er door mijn eigen huiskamer, vanaf waar ik
het interview terugkijk, een rechtstreekse na-echo van de gewelddadigheid van de
omstandigheden van Wims einde. De impliciete boodschap is onbedoeld meedogenloos: Wim
had gewoon nog geleefd als hij had meegewerkt. Wim is zodanig geëscaleerd dat hij niet meer te
redden was. De fatale fout zou erin liggen dat de psychiater in het besluit van Wim was
meegegaan, dat ze waren gaan afbouwen met de medicatie, en niet het gewelddadige
handelingsarsenaal dat zich manifesteerde na Wims medicatiestop en excentrieke gedrag:
‘opsluiting in een eenzame cel, het platgespoten zijn met antipsychotica en de aanwezigheid van
op z’n best ongeïnteresseerd en op z’n slechts kwaadaardig personeel.’ – zoals de filosoof Wouter
Kusters het treffend stelt.476
Wat er hier namelijk gebeurt, is de volledige uitwissing van de reeks morele beslissingen die
hebben plaatsgevonden tussen Wims besluit te stoppen met de medicatie en het stikken in een
boterham. Deze volledige uitwissing geschiedt met het oordeel dat er slechts sprake was van een
medische fout. Erger nog: Wims strijd wordt afgedaan als een puur medische strijd met het eigen
woekerende brein. Wims einde bracht wat deze man betreft geen maatschappelijk of politiek
vraagstuk naar boven – over macht, vrijheid en de gevolgen van dehumaniserende angst jegens
een excentrieke Ander. Kennelijk moet er een ‘ex-gek’, namelijk de zojuist genoemde filosoof
Kusters, aan te pas komen om het veel fundamentelere, politieke eruit te vissen:
Nadat hij dood was, werd in veel media een verband gelegd tussen Wims beslissing te stoppen
met antipsychotica en zijn uiteindelijke dood in de isoleercel. Zelfs de verder overigens
schitterende documentaire van Kees Hin uit 2011 over Wim Maljaars draagt de misleidende
titel De beslissing van Wim Maljaars, alsof het de kern van de ‘zaak’ zou zijn dat Wim Maljaars
stopte met antipsychotica. Maar Wim Maljaars ging niet dood doordat hij was gestopt met
antipsychotica. Integendeel, hij stierf juist toen hij net helemaal was platgespoten met grote
hoeveelheden antipsychotica – tegen zijn wil. […] Zoals zo vaak kwam ook bij Wim Maljaars
veel ellende niet voort uit de psychose zelf, maar uit het chemisch opsluitingsgeweld waarmee
hij ‘behandeld’ werd.477
Met verklaringen zoals die van de bovengenoemde case-manager wordt een levensgevaarlijke
manifestatie van het normale omgecodeerd tot een individuele foute keuze van een abnormaal
individu. Het bloed wordt van de corrigerende handen gewist, zodat er vervolgens bevestigend
gedacht kan worden: zie je wel, het abnormale is roekeloos, destructief en leidt alleen maar tot
dood en ellende. Het was Wims eigen onredelijke keuze geweest die hem naar zijn eigen dood
had geleid. Abnormale mensen maken immers sneller destructieve keuzes dan normale mensen.
Goede wil, kwader trouw478
Normaal wast zichzelf onschuldig met de goede bedoelingen die er op het moment waren, en die
ik hier overigens niet betwist, want de hulpverleners willen immers helpen. Zij willen zelfs het
aantal separaties in isoleercellen terugdringen. Maar normaal blijft ondanks deze goede
bedoelingen, te kwader trouw. Dit concept ‘kwade trouw’, van de Franse filosoof Jean-Paul Sartre
de grondlegger van het existentialisme, gaat niet over kwade bedoelingen. Eerder komt het neer
op iets anders: het oneigenlijke ontkennen van onze vrijheid (en daarmee onze
verantwoordelijkheid). Als we gaan ontkennen dat bepaalde aspecten van ons handelen feitelijk
een (stilzwijgende) keuze zijn, zoals ‘ik moet dit nu eenmaal van mijn baas doen’, dan kunnen dat
in bepaalde contexten grove ontkenningen zijn van onze daadwerkelijke vrijheid (en daarmee
van onze verantwoordelijkheid). Hiermee zijn we dan ‘te kwader trouw’ volgens Sartre. We
hebben de vrijheid om van gedachten te wisselen met andersdenkenden, om buiten het protocol
te handelen, om diepliggende mores te betwisten, ga maar door. Maar daarentegen blijft men
zichzelf bij een volgende ‘separatie’ oneigenlijk wijsmaken dat er nu écht geen andere optie van
handelen was, dat er geen andere manier was om de ‘patiënt’ ‘rustig’ te krijgen, dat er geen opties
bestonden buiten de gedwongen-pillen-of-isoleercel dichotomie. Dat ‘separeren’ en ‘volspuiten’
zelf nu eenmaal een onvermijdelijk ding is. Maar is dat wel zo? Is het ‘gebrek aan opties’ een
neutrale constatering geweest?
Het is de stilzwijgende politiek van normaliteit, zoals besproken in de eerste twee
hoofdstukken, waardoor de professionals hun keuzemogelijkheden vaak oneigenlijk laten
inperken. Het is de politiek die de oordelen kleurt over wanneer er sprake is van een ‘laatste
redmiddel’. Deze politiek bepaalt welke opties worden meegewogen en welke niet bij de vraag of
‘al het andere’ al is geprobeerd, of – nog een stap terug – wat precies als ‘escalatie’ telt, en wat een
‘lastige patiënt’ of ‘agressieve patiënt’ is. Deze politiek maakt dat een agent als in een reflex eerder
denkt dat een pen een mes is in de hand van een schizofrene man, dan in de hand van een
‘normale’ tegenpartij. Het is de stilzwijgende weerzin jegens de gillende ‘psychiatrische patiënt’.
Het is de onzichtbare hand van angst, die verplegers weghoudt bij de deurklink van de isoleercel;
de macht die hen ervan weerhoudt om polshoogte te nemen als degene aan de andere kant
schreeuwt dat hij stikt.
Het is dus van cruciaal belang om kritisch door te vragen of je alle opties kent en of je tenslotte
goed afweegt welke optie de moreel juiste is. Dat is wat vrijheid en verantwoordelijkheid
betekenen bij Sartre. Het moge duidelijk zijn dat deze betekenis heel anders is dan bij de
Nederlandse partijliberalen die de twee aanbeden woorden aandragen als hun twee eerste
kernwaarden.479 Bij Sartre betekenden deze twee beslist niet de onhaalbare doch dringend
opgedrongen eenzame strijd om je eigen economische voortbestaan. Het betekent een discipline
om je eigen handelen oprecht te kunnen rijmen met je ‘verstand en geweten’ – in de
bewoordingen van Fromm.480 Een moreel verantwoordelijk, vrij oordelend, of beter, vrij
handelend, persoon kan dan best wel eens moreel onverstandige keuzes maken, maar erkent dat
dit keuzes waren en neemt de verantwoordelijkheid voor deze keuze op zich. Het goede nieuws is
dat een zeker deel van de hulpverleningspraktijk inspirerende initiatieven toont in die richting;
zich verzet tegen de machtsbevestigende politiek van normaliteit. Laten we eens kijken naar één
van deze inspirerende voorbeelden: iemand die, achteraf, geconstateerd heeft dat hij ‘te kwader’
trouw was als normale hulpverlener.
6.8 Bekentenissen van een dader
“Wat jullie doen is tegen de moraliteit!” – zegt de twaalfjarige jongen tegen zijn begeleider. Zijn
stem staat kalm, maar de tranende ogen branden in die van de verpleegkundige. De
verpleegkundige, een forsgebouwde man van dubbel de leeftijd van de jongen, kijkt dwars door
hem heen. Routinematig loopt hij uit de ‘veiligheidskamer’ weg en doet de deur op slot. Hij
evalueert nog even na met collega’s en noteert de ‘Nonviolent Crisis Intervention’, zodat die is
afgehandeld.481
Jaren later staat die verpleegkundige, ditmaal als docent sociaal werk, te praten op een een
Canadees congres in kritische psychiatrie.482 Hij noemt zichzelf ‘dader’. Vandaag de dag
verbijstert het idee hem dat hij ooit in staat is geweest om de kinderen van een
jeugdzorginstelling vast te binden.483 Instellingsbewoners vastbinden is het buitenlandse
equivalent van het in Nederland relatief vaak voorkomende ‘separeren’. Chapman is gaan
onderzoeken hoe hij op dat punt heeft kunnen komen, en nodigt uit tot nadenken: ‘hoe komen
wij […] op het punt aan dat we het schaden en onderdrukken van anderen zijn gaan
normaliseren en accepteren, en vervolgens weer verder gaan met onze levens? [vertaling K.R.]’484
Deze kinderen, schrijft hij, deden een beroep op onze gevoelens, ‘in allerlei vormen en
intensiteiten [vertaling K.R.].’485 Ze ‘vroegen waarom we deden wat we deden […]’. ‘En zelfs
wanneer ze ons’ dit ‘kalm, welgearticuleerd, nieuwsgierig of met tranen vroegen […], zelfs dan
waren we geheel zeker van de moraliteit van onze handelingen, of op z’n minst de
onvermijdelijkheid ervan [vertaling K.R.]’ – reflecteert hij ontsteld.486 Hij voegt toe:
Eén van de dingen die ik vandaag, terugdenkend eraan, zo ontstellend vindt, is dat al deze
woorden en daden [van de kinderen, K.R.] alleen maar dienden als een bevestiging van de
opvatting dat wat we deden, het juiste was [vertaling K.R.].487
Regelmatig haalt Chapman in zijn analyse de ideeën aan van de eerder in dit boek genoemde
filosofe Hannah Arendt. Eén van de grote lessen die Chapman haalt uit Arendts werk is dat ook
mensen die ‘stinknormaal’ zijn, tot groot kwaad in staat kunnen zijn.488 De theoretische
implicaties die Arendt uit de zaak rondom de nazi-oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann haalde,
gaan volgens Chapman op voor een veel bredere reeks aan ‘banale’ kwaden, waaronder ook de
veel kleinere. Chapman schrijft:
Laat me eerst stellen […] dat ik niet wil suggereren dat ik of andere woonbegeleiders
gelijkgesteld kunnen worden aan Eichmann, want dat zou natuurlijk onrecht doen aan vele
mensen op allerlei manieren. […] [Maar] we kunnen allen leren van de manieren waarop hij
reflecteerde op het proces van het ethisch normaliseren en rationaliseren van zijn eigen
daderschap van geweld. […] [Het] resoneert met hoe ik zelf op het punt kwam van het
normaliseren van mijn eigen gebruik van geweld. […] Wanneer ik de term ‘resoneren’
gebruik, moet dit niet gelezen worden als een suggestie van enige equivalentie [met Eichmann,
K.R.]. Veeleer gebruik ik deze term volgens de betekenis van Tamboukou’s (2003) ‘dissonante
harmonie’ – wat duidt op een bepaalde gemeenschappelijkheid, die tegelijkertijd ook erg
‘dissonant’ is of afzonderlijk [vertaling K.R.].489
Arendt kwam tot de ‘schrikwekkende’490 bevinding dat het kwaad niet altijd gelokaliseerd is in
personen die we niet begrijpen, in gekken en moordmaniakken of mensen met gruwelijke
ideologieën: in degenen die de ‘onrespectabele’ steegjes van de samenleving bevolken. Zij
beschreef een kwaad dat juist rust in genormaliseerde opvattingen, in de gerespecteerde kern van
onze samenleving, in haar meest gezagsloyale ‘burgers’ en moreel gezaghebbende instituties, in
de staat, en in al die ‘ normale’ mensen die zich braaf aan de regels houden. Wat zo
angstaanjagend is aan dit ‘type dader, stelt Arendt, is dat ze laten zien dat het grote kwaad niet
alleen kan voortkomen uit de beruchte vlaag van waanzin, maar ook uit een vlaag van
normaalheid: de normale vervreemding van eigen morele intuïtie en context. Het aanpassen
wordt een statisch gebeuren waarin we ongeacht de context doen zoals de anderen doen. We
stoppen ermee steeds opnieuw uit te vinden hoe we ons moreel en praktisch verhouden tot een
unieke, altijd-veranderende situatie. Hierover schreef de eerdergenoemde Fromm:
Ik behoor te doen wat iedereen doet, en moet bijgevolg conformeren om niet anders te zijn,
‘uit de toon te vallen’. […] Niemand heeft mij in zijn macht behalve de kudde waarvan ik een
deel ben en waaraan ik onderworpen ben. […] Conformisme is het mechanisme waardoor het
anoniem gezag werkt.491
Een eeuw vóórdat Arendts en Fromms boeken tot veel discussie leidden, wees de Amerikaanse
activist, politicus, schrijver en ooit weggelopen slaaf Frederick Douglass ons ook al op het
conformisme aan de normaliteit als grote bron van het kwaad:
Zoek uit welke mensen stilzwijgend zullen gehoorzamen en je hebt de precieze meting
gevonden van onrecht en kwaad, […] en deze zullen blijven voortbestaan totdat ze bestreden
worden met woorden of klappen, of met beiden.492
Dit normale kwaad verhult zich vaak achter oprechte goede bedoelingen. Ook Chapman had
goede bedoelingen bij het werk dat hij deed. Hij had dit werk gekozen uit politiek idealisme. ‘Ik
was ervan overtuigd dat het werken met de ‘achtergestelde’ jeugd een manier was om een verschil
te maken in de wereld. [vertaling K.R.]’493 Toen hij er vervolgens achter kwam dat hij de
kinderen moest vastbinden als ze ‘lastig’ waren, voelde hij eerst behoorlijk wat innerlijke
tegenstand. Maar wat achteraf nog veel meer aan hem knaagt, schrijft hij, is dat hij deze mentale
weerstand ‘te boven moest leren komen’– bijvoorbeeld door psychologische technieken – ‘in
plaats van er enige serieuze politieke of ethische aandacht aan te schenken. [vertaling K.R.]’494 De
ethische en politieke bezwaren die hij in het begin voelde jegens zijn toegeschreven taak, werden
dus handig gedepolitiseerd door ze weg te zetten als de psychologische reactie die het heftige
gedrag van de cliënten nu eenmaal heeft op het verzorgende personeel. [vertaling K.R]495 Het
geweld van het personeel gold dan als de logische reactie op de vermeende agressie van de
instellingsbewoner.
Het idee dat er een wereld mogelijk was zonder vastbinden en opsluiten leek overduidelijk
onjuist, zoals geïndiceerd door de kinderen waarmee we werkten (zoals we ze inbeelden en
percepieerden). […] Zelfs de kamer waar de kinderen werden opgesloten […] heette de
‘veiligheidsruimte’ [‘safe room’], een duidelijke perceptie-manipulerende naamspraktijk […].
Ik denk dat we als personeelsleden allen ook echt in die naamsduiding geloofden. We namen
het zo waar. Er was geen veiligheid zonder de veiligheidsruimte, zeiden we, ‘dat is nu eenmaal
de ongelukkige waarheid’ [vertaling K.R]. 496
‘En dit had’, reflecteert Chapman, ‘tot gevolg dat we actief werden weerhouden om te reflecteren
op ons eigen geweld en op het trauma dat we aan het veroorzaken waren. [vertaling K.R]’497 ‘We
werden opgesloten in een soort ethisch zelfregulatieproject dat diende om ons comfortabeler in
onze rollen te laten staan van de systematische onderdrukker. [vertaling K.R.]’498
Dit resoneert duidelijk, zoals deze oud-hulpverlener ook zelf zegt, met wat Arendt
constateerde over de psychologische manieren waarop onderdrukkers hun agressieve daden leren
rechtvaardigen naar zichzelf. Voor hen is het zaak om ‘het dierlijke medelijden te overwinnen
waar alle normale [mensen] door worden geraakt bij het geconfronteerd worden met fysiek
lijden.’ [vertaling K.R.]: 499
[H]et medelijden [werd] […] als het ware in omgekeerde richting […] gestuurd en in plaats
van op anderen op de eigen persoon […] gericht; zodat een moordenaar, wanneer hij weer
eens de gruwelijkheid van zijn daden besefte, niet meer zou denken: Wat doe ik eigenlijk?!,
maar: ‘Wat ik bij de vervulling van mijn verschrikkelijke plicht niet allemaal moet
doorstaan!’500
Dit inzicht van Arendt beschrijft volgens Chapman precies wat er gebeurde op de afdeling:
In het behandelingscentrum werd het routinematig erkend dat het heftig is om iemand fysiek
te moeten vastbinden. Dit werd gezien als een ‘ongelukkig’ aspect van het werk. […] [I]emand
van ons moest dit ‘ongelukkige’ werk nu eenmaal doen – dat niet als geweld werd gezien,
maar als een veiligheidsmaatregel voor de kinderen zelf en voor anderen. […]. Wanneer we
kinderen vastbonden, bespraken we dit altijd na [‘debriefing’] met nieuwere personeelsleden,
omdat we wisten dat het moeilijk was om getuige of deelnemer te zijn in een
fixeringsmaatregel, en we wendden dit [de nabespreking, edit] aan als een ‘praattherapie’
[‘talking cure’] met een voorafbepaalde bestemming: om het begaan van geweld als
noodzakelijk te accepteren. [vertaling K.R.]501
Dit gedachteloze kwaad ziet er heel normaal uit, zoals Chapman ook zegt. Want je bent immers
een normale, voorbeeldige burger met een zwaar doch eerbaar beroep in een beschaafde westerse
samenleving. De normale kwaadverrichter drinkt samen koffie in de kantine, lacht om een
mopje, praat over het aankomende weekend, en gaat op zaterdagavond uit in hetzelfde kroegje
als de voormalige vastgebonden instellingspatiënt. Vanuit de kliniek hoor je de gesepareerde
patiënte schreeuwen om vrijheid terwijl haar vuisten bonken tegen de deur om die vrijheidskreet
extra kracht bij te zetten. “Ik lag vastgebonden in een kamer met de deur dicht, terwijl ik
verderop mensen kon horen lachen” – vertelde Jolijn Santegoeds, activist tegen de isoleercel, in
een interview in NRC.502 De verpleger die niet meedoet aan de comfortabele illusie van ‘geen
andere keuze’, wordt waarschijnlijk letterlijk zélf gek in de inrichting. Het personeel ‘leeft door’ in
hun luchtballon van banaliteit, ondanks het gekrijs, gaat onverstoord verder met de koffie, de
plannen voor het weekend. Zij hebben hun eigen isoleercel gecreëerd, behangen met goede wil en
afgesloten met kwader trouw. Ze zijn beiden subject van een ‘parallel politiek proces’ [vertaling
K.R], zo stelt Chapman.503 Want zowel het personeel als de bewoner leeft onder de dreiging om
de eigen rationaliteit ontkend te zien, van pathologisering of, in het geval van de bewoners: van
een nóg sterkere pathologisering. Die dreiging heeft reële effecten op degene die de hiërarchie of
het onderdrukkende geweld niet onderschrijft:
De kinderen waarmee ik werkte werden natuurlijk gepathologiseerd, waardoor ons geweld
noodzakelijk leek, maar de interne conflicten van de personeelsleden over het begaan van
geweld, werden op hun beurt ook gepsychologiseerd en geïndividualiseerd, waardoor we
weerhouden werden van het bekijken van deze interne conflicten als politiek of ethisch. […].
[O]ns verwachte en daarmee ‘normale’ ongemak met betrekking tot het vastbinden […]
fungeerde als een impliciete dreiging jegens personeelsleden om als ‘emotioneel gestoord’ te
worden aangewezen, als ongeschikt om haar initiële emotionele ongemak ‘los te laten’. Dit
was in feite hoe wij als personeel keken naar de ‘gewetensvolle bezwaarmakende’ collega […]:
ze was ‘niet in orde’ of ‘niet gezond genoeg’ om het werk te kunnen doen, of iets in die trant.
[vertaling K.R.]’504
Zo ontstaat dus een interne informele hiërarchie tussen ‘normalere’ versus ‘emotioneel
abnormale’ collega’s. En deze informele hiërarchie blokkeert een vrije gedachte-uitwisseling
tussen verscheidene ideeën. En dat zou volgens Arendt nu juist een zo cruciaal antigif zijn tegen
‘normaal’ gedachteloos kwaad. Door de tijd heen, reflecteert Chapman, had hij zichzelf zodanig
bekwaamd in de verwachte rol van de strakke handhaver, dat hij dit niet eens meer doorhad. Zijn
manier van omgaan met de kinderen was onderdeel geworden van het stilzwijgend normale: iets
dat niet ter discussie hoeft te staan. Het behoefde geen actieve rationaliserende uitleg meer. Het is
dan niet meer eenvoudig om je voor te stellen dat er ook alternatieven mogelijk zijn op deze gang
van zaken.
Gegeven de constante dreiging van pathologisering, kunnen we ons wel indenken hoe deze
processen vooral ook spelen bij ervaringsdeskundige zorgverleners. Zoals geconstateerd in
Hoofdstuk 3, hebben ervaringsdeskundigen een sterke – en ook zeer begrijpelijke – behoefte aan
het bevestigende knikje van de voormalige onderdrukker. Hoewel het waarschijnlijk niet van een
ervaringsdeskundige werker wordt verwacht dat deze fysiek meehelpt met separeren, heeft ook
dit personeelslid een spectrum aan handelingen voor zich waarmee die zich als meer of juist als
minder rationeel, emotioneel stabiel of normaal kan presenteren. Juist bijvoorbeeld door het
bevestigen tegen de psychiater van het team dat ‘deze patiënt inderdaad zal escaleren zonder
gedwongen opname’, etaleert de ervaringsdeskundige de eigen normaliteit. Deze
ervaringsdeskundige onderschrijft immers dan duidelijk de grenzen tussen ziek en gezond,
verstandig en onverstandig, superieur normaal en inferieur abnormaal, en onderkent het belang
van hiërarchiserend ingrijpen. Een ervaringsdeskundige die kan zeggen dat een cliënt gedwongen
opgenomen moet worden, of onderkent dat een ‘lastige’ cliënt inderdaad gesepareerd moet
worden, dat er een ‘escalatie’ was, et cetera, heeft zichzelf kunnen distantiëren en onderscheiden
van datgene wat de cliënt is: pathologisch, onverstandig en irrationeel. Ook de
ervaringsdeskundige blik transformeert de cliënt dus tot hetzelfde zelfbevestigende omgekeerde
spiegelbeeld als de eerderbesproken normaliserende blik.
Via allerlei processen fungeert de normaal-abnormaal hiërarchie dus als een val: het houdt de
normale partij muurvast in de rol van onderdrukker, terwijl de abnormale partij in de
onderdrukte rol ligt vastgeklemd. Maar hoe hardnekkig de processen ook zijn, ze ontslaan
niemand van de verantwoordelijkheid tóch kritisch te blijven nadenken en tegen het dominante
oordeel in te gaan. Degene die de eigen tegenzin tegen een handelingsroute uitschakelt omdat dit
door het team als ‘rationeel en onvermijdelijk’ wordt gezien, ontkent de eigen morele
verantwoordelijkheid. Zonder er zich wellicht sterk bewust van te zijn, had Chapman in feite
gekozen voor zijn reputatie als ‘normaal’ en ‘rationeel’, en dit gedaan ten koste van het welzijn
van de instellingsbewoners. Met Sartre zouden we kunnen stellen dat Chapman te kwader trouw
was. Goedbedoelend, dat zeker, maar te kwader trouw.
We hebben, zoals gezegd, de optie om van het protocol of van de dominante mores binnen
een afdeling of zelfs een samenleving, af te wijken. Chapman noemt in zijn verhaal enkele
collega’s die dat al deden, zelfs ten koste van hun reputatie. En daarbuiten zijn er, ook in
Nederland, talloze verplegers, afdelingshoofden, psychiaters, en anderen die daarmee dag in, dag
uit, het verschil maken. Dat betekent niet dat het afwijken het nieuwe imperatief moet worden,
maar we kunnen onze volgzaamheid niet zomaar verexcuseren. We hebben volgens Sartre een
morele plicht zelf na te denken, na te gaan of de dominante instituties zélf niet van het morele
pad zijn afgeraakt, wanneer we hebben geoordeeld dat wetten de belangen van gemarginaliseerde
groepen ernstig schaden. Zoals Arendt stelde: ‘De [enigen] die nog tussen goed en kwaad
[kunnen] onderscheiden [oordelen] op eigen gezag.’505
Het klinkt wellicht wat individualistisch, zélf moeten oordelen, tegen de achtergrond van een
sociale wereld waarin we juist altijd betekenis geven met anderen. We leven altijd binnen sociale
contexten, en eigenlijk zijn we geen individuen maar een netwerk aan ideeën, ervaringen en
beweegredenen – iets dat de Nederlandse filosoof Henk Oosterling terecht benadrukt.506 Maar
juist die radicale verbondenheid maakt ons des te meer verantwoordelijk, zouden we met
Hannah Arendt kunnen concluderen. Want juist het feit dat we zo in verbinding staan met elkaar
geeft ons de optie, de vrijheid, en dus ook de verantwoordelijkheid, om ook vrijelijk van
gedachten te wisselen.
En een belangrijke stap daarvoor is, simpel gezegd, van gedachtewisselen met anderen en
kritisch nadenken over wat we doen – zo zou Arendt bepleiten. In haar beroemde boek The
Human Condition schreef zij: ‘Wat ik voorstel, daarom, is eigenlijk heel simpel: het betreft niet
meer dan na te denken over wat we aan het doen zijn. [vertaling K.R.]’507
428 Deze reconstructie is gebaseerd op de beschikbare openbare documentatie (documentaire
en krantenberichten) over het fatale politiecontact van Cyprian.
429 Redactie. (2016, 7 september). Politie schiet op man die mes trekt in woning
Wagenaarstraat. Parool.nl, geraadpleegd 20 oktober 2017 van
https://www.parool.nl/nieuws/politie-schiet-op-man-die-mes-trekt-in-woning-
wagenaarstraat~b2cc0491
430 Redactie. (2017, 7 september). Man trekt mes en wordt door agenten neer geschoten in
woning Wagenaarstraat. AT5.nl. Geraadpleegd 20 oktober 2017 van
https://www.at5.nl/artikelen/160082/man-trekt-mes-en-wordt-door-agenten-
neergeschoten-in-woning-wagenaarstraat
431 Afgeleid van Hannah Arendts ondertitel bij het boek Eichmann in Jeruzalem. Zie: Arendt,
H. (2014[1963]). Eichmann in Jeruzalem. De Banaliteit van het Kwaad. [E-book] (W.J.P.
Scholtz, Vert.). Amsterdam: Olympus.
432 Ibid, p. 320.
433 Vier kogels: de andere twee werden gevuurd door een andere collega die de paniek van de
eerst-schietende agent overnam
434 Brouwer, W. (2019, 23 februari). Rotterdamse (33) misdraagt zich en bedreigt conducteur
met mes. AD.nl. Geraadpleegd 27 februari 2019 van https://www.ad.nl/roosendaal/rotter-
damse-33-misdraagt-zich-en-bedreigt-conducteur-met-mes~af218100/
435 Bergen, Van, A. & Horst, Van, Der, P. (2018, 5 juli). Onbekend maakt onbemind. Movisie.
nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van https://www.movisie.nl/artikel/onbekend-maakt-onbe-
mind
Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Onbekend maakt onbemind.
Samensterkzonderstigma.nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.samensterkzonderstigma.nl/onbekend-maakt-onbemind/
436 Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Media in blogs. Samensterkzonderstigma.nl.
Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-
media/goede-voorbeelden/
437 Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Framing. Samensterkzonderstigma.nl.
Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-
media/kennis/framing/. Nadruk in origineel.
438 Corrigan, P. W. (2016). Lessons learned from unintended consequences about erasing the
stigma of mental illness. World Psychiatry, 15: 67-73, p. 71.
439 Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Media in blogs. Samensterkzonderstigma.nl.
Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-
media/goede-voorbeelden/
440 Redactie. (2019, 3 januari). Autisme – geen aandoening maar een andere manier van
denken. GGZnieuws.nl. Geraadpleegd 3 januari 2019 van
https://www.ggznieuws.nl/home/autisme-geen-aandoening-maar-een-andere-manier-van-
denken/ (vertaalde en bewerkte versie van: White, M. (geen datum). A different way of
thinking. SBS.com.au. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.sbs.com.au/news/feature/different-way-thinking.
441 Bergen, Van, A. & Horst, Van, Der, P. (2018, 5 juli). Onbekend maakt onbemind. Movisie.
nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van https://www.movisie.nl/artikel/onbekend-maakt-
onbemind
442 ‘People with mental illness are fundamentally told to keep aspects of their identity secret.’
Uit: Corrigan, P. W. (2016). Lessons learned from unintended consequences about erasing
the stigma of mental illness. World Psychiatry, 15: 67-73, p. 71.
443 Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Feiten. Samensterkzonderstigma.nl.
Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-
media/kennis/feiten/
444 Deze generalistische, contextloze slogan ‘onbekend maakt onbemind’ wordt in het volgende
hoofdstuk bekritiseerd. Het ligt namelijk aan de sociale en fysieke omgeving af of ‘onbekend’
inderdaad ‘onbemind’ maakt, en we er samen wat aan doen om het ‘onbekende’ wat meer te
‘laten’.
De slogan is gehaald van: Bergen, Van, A. & Horst, Van, Der, P. (2018, 5 juli). Onbekend maakt
onbemind. Movisie.nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.movisie.nl/artikel/onbekend-maakt-onbemind
Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Onbekend maakt onbemind.
Samensterkzonderstigma.nl. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.samensterkzonderstigma.nl/onbekend-maakt-onbemind/
445 Altrecht & Samen Sterk Zonder Stigma. (2018). Draaiboek. Welkom in je wijk! Utrecht:
Altrecht & Samen Sterk Zonder Stigma, p. 4. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.samensterkzonderstigma.nl/assets/Vormgeving-draaiboek-export-3-LOSSE-
PAGINAS.pdf
446 Redactie. (2019, 3 januari). Autisme – geen aandoening maar een andere manier van
denken. GGZnieuws.nl. Geraadpleegd 3 januari 2019 van
https://www.ggznieuws.nl/home/autisme-geen-aandoening-maar-een-andere-manier-van-
denken/ (vertaalde en bewerkte versie van: White, M. (geen datum). A different way of
thinking. SBS.com.au. Geraadpleegd 9 april 2019 van
https://www.sbs.com.au/news/feature/different-way-thinking.
447 Kusters, W. (2014[2004]). Pure Waanzin. Een Zoektocht naar de Psychotische Ervaring.
Rotterdam: Lemniscaat, p. 23.
448 Oorspronkelijk van de socioloog Koichi Iwabuchi die dit begrip baseert op een stelling van
de linguïst Roy Andrew Miller (1982): ‘It is rather as if the Japanese were…determined to do
it to themselves and to their own culture before others can do it for and to them…what Said
calls establishing the Other…in the case of Japan, we have to deal instead with the rare
spectacle of a culture vigorously determined to Orientalise itself.’ Uit: Miller, R. A. (1982).
Japan’s Modern Myth: The Language and Beyond. New York: Weather Hill, p. 209,
geciteerd in Iwabuchi, K. (1994). Complicit exoticism: Japan and its other. Continuum: The
Australian Journal of Media & Culture, 8(2), beschikbaar online op
http://wwwmcc.murdoch.edu.au/ReadingRoom/8.2/Iwabuchi.html.
449 In analogie op ‘zelf-oriëntalisme’, zou dat de correcte invulling zijn: niet het jezelf definiëren
als anders op zichzelf, maar het daartoe aanwenden van het discours dat de dominante
groep over jou hanteert. Zie bijvoorbeeld Chikako Nihei: ‘In regards to the discourse of
‘Otherness’, another interesting phenomenon is Japan’s self-Orientalising: through the
internalisation of the Western Orientalist discourse, Japan identifies itself and constructs its
own subjectivity’, uit: Nihei, C. (2009). Thinking outside the Chinese Box: David Mitchell
and Murakami Haruki’s subversion of stereotypes about Japan. New Voices, 3, p. 86.
450 Pescosolido, B. A., Martin, J.K., Long, J. S., Medina, T. R., Phelan, J. C., Link, B. G. (2010). ‘A
disease like any other’? A decade of change in public reactions to schizophrenia, depression,
and alcohol dependence. American Journal of Psychiatry, 167, 1321–1330.
451 Angermeyer MC, Matschinger H (2005). Causal beliefs and attitudes to people with
schizophrenia. Trend analysis based on data from two population surveys in Germany.
British Journal of Psychiatry, 186, 331–334.
452 Term van de socioloog Merton, verwijzend naar vraagstukken waar veel (wetenschappelijke
of beleids-)aandacht voor komt, terwijl de problemen waarnaar de vraagstukken verwijzen
niet in de werkelijkheid spelen. Merton, R. K. (1987). Three Fragments From a Sociologist’s
Notebook: Establishing the Phenomenon, Specified Ignorance, and Strategic Research
Materials. Annual Review of Sociology, 13: 1-28, p. 4.
453 Aanjaagteam Verwarde Personen. (2016). Samen Verder Doorpakken. Tweede
Tussenrapportage Aanjaagteam Verwarde Personen. Den Haag: Aanjaagteam Verwarde
Personen, p. 9.
454 Schakelteam Personen met Verward Gedrag. (2018). Op weg naar een persoonsgerichte
aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag. Den Haag:
Schakelteam Personen met Verward Gedrag, p. 6.
455 Schakelteam Personen met Verward Gedrag. (2018). Op weg naar een persoonsgerichte
aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag. Den Haag:
Schakelteam Personen met Verward Gedrag, p. 6. Nadruk toegevoegd.
456 Interview met Sandra Seles, ‘projectsecretaris van de schakelteams’, in Boonstra, J. (2018, 20
mei). Hoe voorkom je ontploffing van tikkende tijdbommen? AD.nl. Geraadpleegd op 22
mei 2018 van https://www.ad.nl/binnenland/hoe-voorkom-je-ontploffing-van-tikkende-
tijdbommen~a50eb257/
457 Zoals met ‘vijftig van de steeds terugkerende hoog-risico verwarden’ nadat een messteker op
straat op drie willekeurige mensen instak: Jonge, De, L. & Waard, De, T. (2018, 17 mei).
Krikke wil nieuwe aanpak verwarde personen. AD.nl. Geraadpleegd 22 mei 2018 van
https://www.ad.nl/den-haag/krikke-wil-nieuwe-aanpak-verwarde-personen~a13e3bbd/.
Later is deze lijst ook landelijk afgekondigd: Rijksoverheid. (2018, 7 november). Regionale
top X-aanpak voor personen met verward gedrag. Rijksoverheid.nl. Geraadpleegd 9 april
2019 van https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/11/07/regionale-top-x--aanpak-
voor-personen-met-verward-gedrag
458 Ibid.
459 Zie Artikel 3:3 Wet Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg (WvGgz) en Hoofdstuk 4 over
deze wet.
460 Bij deze cijfers werd ook rekening gehouden met het percentage mensen met en zonder
GGz-achtergrond in de bevolking. Koekkoek, B. (2016). Verward in Nederland. Hoe we
omgaan met mensen met psychische stoornissen. Uitgeverij Lannoo Campus: 107.
461 Joost à Campo in Blok, De, A. (2017, 30 juli). ‘Waarom wachten tot het misgaat, als je er
eerder bij kunt zijn?’ DeMonitor.kro-nrcv.nl. Geraadpleegd 30 oktober 2017 van
https://demonitor.kro-ncrv.nl/artikelen/waarom-wachten-tot-het-misgaat-als-je-er-eerder-
bijkunt-zijn
462 Verslaggever. (2016, 8 juli). Vóór het strafbare feit gaan zitten. Limburger.nl. Geraadpleegd
30 oktober 2017 van https://www.limburger.nl/cnt/dmf20160708_00022033/voor-
hetstrafbare-feit-gaan-zitten
463 https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-media/kennis/feiten/
464 Royal College of Psychiatrists London. (2008). Rethinking risk to others in mental health
services. Final report of a scoping group. June 2008. College Report CR150. London: Royal
College of Psychiatrists London, pp. 16; 18-20.
465 Ibid.
466 Zie ook het standpunt van VN-rapporteur en rechtsgeleerde Juan E. Méndez, in: Méndez,
J.E. (2013). Report of the Special Rapporteur on torture and other cruel, inhuman or
degrading treatment or punishment, Juan E. Méndez. Twenty-second session, Agenda item 3.
New York: United Nations. Geraadpleegd 14 april 2017 van
https://www.ohchr.org/Documents/HRBodies/HRCouncil/RegularSession/Session22/A.HRC.22.53_English
467 Verslaggever. (2016, 12 mei). ‘Tikkende tijdbommen krijgen rood vlaggetje’. De Gooi- en
Eemlander.
468 Samen Sterk Zonder Stigma. (geen datum). Framing. Samensterkzonderstigma.nl.
Geraadpleegd 8 april 2019 van https://www.samensterkzonderstigma.nl/stigma-in-de-
media/kennis/framing/
469 VVD. (2017, 30 januari). Een arm om iemand heen slaan. Heel normaal. VVD.nl.
Geraadpleegd 3 februari 2019 van https://www.vvd.nl/nieuws/een-arm-om-iemand-heen-
slaanheel-normaal/
470 VVD. (2017, 30 januari). Ambulancepersoneel het ziekenhuis in trappen. Niet normaal.
VVD.nl. Geraadpleegd 3 februari 2019 van https://www.vvd.nl/nieuws/ambulancepersoneel-
het-ziekenhuis-in-trappen-niet-normaal/
471 Danny. (2017, 31 januari). Jottem. Maak je eigen VVD-verkiezingsposter! Frontpage.fok. nl.
Geraadpleegd 19 februari 2019 van https://frontpage.fok.nl/weblog/758346/1/1/50/jottem-
maak-je-eigen-vvd-verkiezingsposter.html?token=cc9ce1d6ee95df-
83130ba5373a62edb6&allowcookies=ACCEPTEER+ALLE+COOKIES
472 Fromm, E. (1977[1955]). De Gezonde Samenleving. Psychopathologie van Democratie en
Kapitalisme. Utrecht: Bijleveld, p. 119.
473 Brabander, De, R. (2011). Van Gedachten Wisselen. Filosofie en Ethiek voor Sociale Beroepen.
Bussum: Uitgeverij Coutinho, p. 85.
474 Ali, H. (2019, 22 februari). Haroon Ali woont naast cliënt uit een zorginstelling. Maar zo gek
zijn deze buren niet. Volkskrant.nl. Geraadpleegd 3 maart 2019 van
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/haroon-ali-woont-naast-clienten-uit-een-
zorginstelling-maar-zo-gek-zijn-deze-buren-niet~b8ead326/
475 Interview met case-manager in Hin, K. (Producent en regisseur) & Beek, Van S. (Producent
en regisseur). (2011). De Beslissing van Wim Maljaars [Documentaire]. Hin, K. & Beek, Van
S. Geraadpleegd 3 januari 2019 van
https://www.2doc.nl/documentaires/series/hollanddoc/2011/de-beslissing-van-wim-
maljaars.html.
476 Kusters, W. (2014). Filosofie van de Waanzin. Fundamentele en Grensoverschrijdende
Inzichten. Rotterdam: Lemniscaat, p. 481
477 Ibid, p. 481.
478 Op Filosofie Magazine wordt ‘te kwader trouw’, afkomstig van de Franse filosoof Jean-Paul
Sartre, goed en toegankelijk uitgelegd: ‘Volgens Sartre zijn we te kwader trouw als we het
nalaten om zelf betekenis te geven aan ons leven’. Filosofie Magazine (2017, 12 april). Dit
bedoelt Sartre met vrijheid. Filosofie.nl. Geraadpleegd 4 april 2019 van
https://www.filosofie.nl/nl/artikel/47468/dit-bedoelt-sartre-met-vrijheid.html
479 Zie https://www.vvd.nl/liberalisme/
480 ‘[…] know that a free person owes an explanation only to himself – to his reason and his
conscience […]’. Uit: Fromm, E. (2015[1993]). The Art of Being. London: Robinson, p. 24.
481 Situatie beschreven in Chapman, C. (2014). Becoming perpretrator: How I came to accept
restraining and confining disabled aboriginal children. In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S.
Diamond (red.), Psychiatry Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting the (R)evolution
[E-book]. (pp. 34-51). Montreal/ London: MCGill-Queen’s University Press, p. 46.
Oorspronkelijke tekst: ‘The children very clearly told us as staff that what we were doing to
them was “contrary to morality” […].’
482 Chapman, C. (2010). Becoming perpretrator: How I came to accept restraining and
confining disabled aboriginal children. [Conferentiepaper], Toronto, OISE (PsychOut),
2010. Geraadpleegd 9 april 2019 van
http://www.individual.utoronto.ca/psychout/papers/Chapman_paper.pdf
483 De kinderen in het zorgcentrum waar hij werkte waren Aboriginals met een vermeende
beperking en gedragsproblemen. Chapman zelf was en is een witte volwassen man die
doorgaat als ‘normaal’. Mogelijk waren de kinderen ook nog eens uit huis geplaatst vanuit
een lang na slepende kolonialistische gewoonte om dit te doen bij Aboriginal kinderen. Er
speelden in de verhouding tussen verpleger en inwoner dus allerlei dimensies van macht
mee, van onderwerping en overheersing: mentaal normaal versus abnormaal, wit versus
zwart (Aboriginal), kolonialisator versus gekolonialiseerde, volwassene versus kind. Maar
los van al die bijkomende dimensies van macht, spelen veel van de door Chapman ontlede
processen ook al gedeeltelijk in contexten waar zowel verpleger als de ‘patiënt’ wit zijn en
volwassene – hoewel waarschijnlijk minder heftig.
484 Oorspronkelijk: ‘[…] I’m inviting curiosity about how […] we […] – and the rest of us when
we do harm – come to accept hurting and oppressing others as normal or acceptable, and
then go on with our lives.’ Uit: Chapman, C. (2014). Becoming perpretrator: How I came to
accept restraining and confining disabled aboriginal children. In B. Burstow, B. A.
LeFrançois & S. Diamond (red.), Psychiatry Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting
the (R)evolution [E-book]. (pp. 34-51). Montreal/ London: MCGill-Queen’s University
Press, p. 35.
485 Oorspronkelijk: ‘The children […] “appeal [ed] to our feelings” (Arendt, 1964: 131) in deeds
and words of a wide variety of forms and intensities.’ Uit: Chapman, C. (2014). Becoming
perpretrator: How I came to accept restraining and confining disabled aboriginal children.
In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S. Diamond (red.), Psychiatry Disrupted. Theorizing
Resistance and Crafting the (R)evolution [E-book]. (pp. 34-51). Montreal/ London: MCGill-
Queen’s University Press, p. 46.
486 Oorspronkelijk: ‘Even when they questioned our violence and control in calm, articulate,
curious ways, or through tears, even then we as staff were entirely sure about the morality of
what we were doing – or at least its inevitability.’ Ibid. Nadruk in origineel.
487 Oorspronkelijk: ‘[…] one of the things that today I find so astounding in thinking back on
this is that all of those words and deeds only served to justify what we were doing […].’ Ibid.
488 Oorspronkelijk: ‘stinknormal’ (Duits). Brief van Hannah Arendt aan Heinrich Blücher,
Jeruzalem, 20 april 1961. Geciteerd in Haan, De, I. (2014). Voorwoord. In H. Arendt,
Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad. [E-book] (W.J.P. Scholtz, Vert.). (pp.
5-22). Amsterdam: Atlas Contact, pp. 5; 21.
489 Oorspronkelijk: ‘I am not suggesting that other residential counsellors or I can be equated
with Eichmann. This would surely do an injustice to many people in various ways. […]. […]
[W]e can all learn from the ways that he accounts for the process of having ethically
normalized and rationalized his own perpetration of violence. […]. When I use the term
‘resonance’ to describe a relationship between our respective processes of normalizing and
rationalizing violence, this should not be read as a making of equivalencies. I am rather
using this term along the lines of what Tamboukou (2003) calls ‘dissonant harmony’- -
which is to say a sense of some commonality, which is also very much ‘dissonant’ or
distinct.’ Uit: Chapman, C. (2010). Becoming perpretrator: How I came to accept restraining
and confining disabled aboriginal children. [Conferentiepaper], Toronto, OISE (PsychOut),
2010, pp. 2-5. Geraadpleegd 9 april 2019 van
http://www.individual.utoronto.ca/psychout/papers/Chapman_paper.pdf
490 Arendt, H. (2014[1963]). Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad. [E-book]
(W.J.P. Scholtz, Vert.). Amsterdam: Atlas Contact, p. 276.
491 Fromm, E. (1977[1955]). De Gezonde Samenleving. Psychopathologie van Democratie en
Kapitalisme (H. Redeker, Vert.). Utrecht: Bijleveld, p. 119.
492 Oorpronkelijk: ‘Find out just what any people will quietly submit to and you have found out
the exact measure of injustice and wrong which will be imposed upon them, and these will
continue till they are resisted with either words or blows, or both.’ Uit: Douglass, F., There Is
No Progress Without Struggle, (HERB: Resources for Teachers), 1857. Geraadpleegd 3 maart
2019 van https://herb.ashp.cuny.edu/items/show/1245.
493 Oorspronkelijk: ‘I’d sought out a social services job out of a sense of political commitment. I
believed that working with “disadvantaged” youth was a way to make a difference in the
world […].’ Uit: Chapman, C. (2014). Becoming perpretrator: How I came to accept
restraining and confining disabled aboriginal children. In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S.
Diamond (red.), Psychiatry Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting the (R)evolution
[E-book]. (pp. 34-51). Montreal/ London: MCGill-Queen’s University Press, p. 38.
494 ‘But I also had to physically restrain children, which was initially incredibly emotionally
complicated for me, and was something which nothing in my previous life had prepared me
for. […]. And, perhaps, even more disturbing, somehow, I knew that this disturbance was to
be psychologically “worked through” and “overcome” rather than politically and ethically
attended to.’ Ibid, p. 41
495 Ibid, p. 42.
496 ‘The idea that there could be a world without restraints and locked confinement seemed
clearly untrue, as eidenced by the children we worked with (as we framed and perceived
them). […]. Even the room where children were locked up, which usually followed a
physical estraint, was called a “safe room,” which was clearly an act of manipulating
perception […]. As staff, I think we all believed it. We perceived it. There was no safety
without the safe room, we said, “unfortunately”.’ Ibid, pp. 41-42.
497 ‘But by psychologizing and thus depolicizing our emotional and at least potentially ethical
and political struggles, we were actively steered away from interrogating our own violence
and the trauma we were causing.’ Ibid, p. 43. Nadruk in origineel.
498 ‘It was, rather, a process of becoming invested in a project of ethical self-governance that
would allow us to more comfortably occupy and perpetuate our respective positions in
systemic oppression.’ Ibid.
499 ‘[…] Arendt writes that, in terms of affect and ethical self-governance, “the problem was
how to overcome… the animal pity by which all normal [people] are affected in the
presence of physical suffering”.’ Ibid, p. 41.
500 Arendt, H. (2014[1963]). Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad. [E-book]
(W.J.P. Scholtz, Vert.). Amsterdam: Atlas Contact, p. 158.
501 ‘At the treatment centre, it was routinely acknowledged tht it was disturbing to physically
restrain someone. This was spoken about as an “unfortunate” aspect of the job. […] [S]ome
of us had to do the “unfortunate” work involed – narrated not as violence, but as
maintaining safety for them and others. (p. 41) […]. When we restrained children, we
“debriefed” newer staff afterwards, knowing it was difficult to witness or participate in a
restraint, and approaching it as something to address through something like a “talking
cure” with a predetermined destination: to accept perpetrating violence as necessary.’ (p.
42). Uit: Chapman, C. (2014). Becoming perpretrator: How I came to accept restraining and
confining disabled aboriginal children. In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S. Diamond (red.),
Psychiatry Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting the (R)evolution [E-book]. (pp. 34-
51). Montreal/ London: MCGill-Queen’s University Press, pp. 41-42.
502 Rijlaarsdam, B. (2008, 24 september). Bij een psychose in de isoleercel, of toch maar een
prikje? NRC.nl. Geraadpleegd 3 januari 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2008/09/24/bij-
een-psychose-in-de-isoleercel-of-toch-maar-een-11612378-a1026313
503 Oorspronkelijk: ‘parallel, political journey’. Uit: Jenkins, A. (2009). Becoming ethical: A
parallel, political journey with men who have abused. Dorset: Russell House Publishing.
Geciteerd in: Chapman, C. (2014). Becoming perpretrator: How I came to accept restraining
and confining disabled aboriginal children. In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S. Diamond
(red.), Psychiatry Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting the (R)evolution [E-book].
(pp. 34-51). Montreal/ London: MCGill-Queen’s University Press, p. 43.
504 ‘The children I worked with were pathologized of course, making our violence seem
necessary, but workers’ struggles with perpetrating violence were also psychologized and
individualized, thereby steering us away from approaching these struggles as political or
ethical concerns. […]. […] [O]ur expected and therefore “normal” discomforts resulting
from restraining were differentiated from those of the children we worked with, which
served the purpose of implicitly threatening the staff with the identification of “emotionally
disturbed” if we were unable to “work through” our initial discomforts. In fact, this was how
we as staff made sense of the “conscientious objector” staff person […]: she was “not right”
or “not healthy enough” to do the job, or something along those lines.’ Uit: Chapman, C.
(2014). Becoming perpretrator: How I came to accept restraining and confining disabled
aboriginal children. In B. Burstow, B. A. LeFrançois & S. Diamond (red.), Psychiatry
Disrupted. Theorizing Resistance and Crafting the (R)evolution [E-book]. (pp. 34-51).
Montreal/ London: MCGill-Queen’s University Press, p. 43.
505 Arendt, H. (2014[1963]). Eichmann in Jeruzalem. De banaliteit van het kwaad. [E-book]
(W.J.P. Scholtz, Vert.). Amsterdam: Atlas Contact, p. 36.
506 Oosterling, H., Vragen naar verantwoordelijkheid. Van doemdenken naar doendenken,
Rotterdam, RSM (Rotterdam School of Management alumni college), 2018. Nadruk
toegevoegd.
Zie ook zijn boekhoofdstuk: Oosterling, H. (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien
& W. Kusters (red.), Filosofie bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke
gezondheid. (pp. 126-141). Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en
Filosofie.
507 ‘What I propose, therefore, is very simple: it is nothing more than to think what we are
doing.’ Uit: Arendt, H. (1998). The Human condition. Chicago: The University of Chicago
Press, p. 5.
Verwardheid hebben we nodig
7.1 Een weg uit de dystopie?
In dit boek heb ik geanalyseerd wat het ontstaan van een publiek debat over ‘verwarde personen’
zegt over macht in onze samenleving. Welke processen hebben de behoefte gevoed voor het
optekenen van de figuur van de ‘verwarde persoon’? Ik heb dit debat en de macht waarvan ze een
manifestatie is zoveel mogelijk geprobeerd te bestuderen vanuit het abnormale, uitgesloten
perspectief. Met behulp van een vaag doch daadkrachtig wij-zij onderscheid mobiliseert de
samenleving een veelheid aan repressie die geen enkele normale burger voor zichzelf zou
accepteren.508 Ik heb laten zien hoe deze ordehandhaving samenhangt met bredere processen,
zoals de destabilisering van de samenleving door het neoliberalisme. Maar ik besprak het niet
alleen als politiek economische kwestie, maar beschreef ook de diepverankerde culturele
impulsen die losstaan van de economische organisatie van onze samenleving; ik beschreef een
veel oudere angst voor het afwijkende. Daarnaast is er de hardnekkige hiërarchische
bovenschikking van het Normale boven het Abnormale, die ik heb geprobeerd te doorgronden.
De manier waarop er in dit debat over ‘verwarde personen’ wordt omgesprongen met datgene
dat is buitengesloten van normaal, noemde ik in Hoofdstuk 1 ‘sociaal hypochondrisch’
(gebaseerd op het werk van de Nederlandse socioloog Willem Schinkel).509 Net als de sociaal
hypochondrische debatten over (niet-westerse) migranten en hun (klein)kinderen, waar Schinkel
over schreef, heeft het debat over ‘verwarde personen’ ernstige nadelige effecten op mensen van
wie de aanwezigheid in de ‘samenleving’ geproblematiseerd wordt. Deze effecten beschreef ik in
dit boek. Mijn conclusie luidt dan ook dat er een wereld te winnen valt door de frase ‘verward
persoon’ en het bijbehorende handelingsscript los te laten. Maar hoe kunnen we iets doen tegen
zulke uitsluitende termen en routines, in het hier en nu, wanneer de processen die er achter
schuilen zo groot zijn, zo onbeïnvloedbaar en hardnekkig?
In dit hoofdstuk bespreek ik deze vraag. Eerder in het boek, met name in Hoofdstuk 5,
noemde ik de zogenaamde resistente vrije zones die zich niet zomaar laten verdrijven door een
systeemwereld geënt op uniformiteit en centralistische controle. In deze zones van onze sociale
omgeving wordt spontaan en onvoorspelbaar gehandeld. In het huidige hoofdstuk zal ik laten
zien dat we eigenlijk niet ver hoeven te zoeken voor zulke alternatieve praktijken of houdingen,
want ze bestaan al. In feite zijn er allerlei kleine en grotere subversieve handelingen die goed
werken, al uitgevoerd worden door hulpverleners en burgers, en die een vrijruimte slaan voor
anderszijn en onvoorspelbaar-zijn, zowel binnen als buiten het dwingende statistische
assenstelsel. Eigenlijk lijkt de sterke taal van handhaven, normaal-doen en controlezucht ook
juist heel veel mensen richting die alternatieven te drijven, snakkend naar meer ademruimte,
open horizonnen, ruimte voor anderszijn, en iets dat dichterbij een zekere resistente
anarchistische intuïtie ligt: elkaar behandelen als gelijken en samenwerken.
Ik zal in de traditie van de in dit boek veelgenoemde filosofe Hannah Arendt pleiten voor ‘de
onvoorspelbare ontmoeting’. Het aanvaarden van onvoorspelbare ontmoetingen in het leven kan
tevens een remedie zijn voor het probleem van ‘kwade trouw’ dat ik in het vorige hoofdstuk
aankaartte. Zulke ontmoetingen dwingen immers tot dieper nadenken en het verbreden van ons
voorstellingvermogen naar meerdere handelingsmogelijkheden. Laten we dat
voorstellingsvermogen eens gaan prikkelen.
7.2 Macht op straat
Je betreedt een treinstation op een winterse koude zaterdagmiddag. Dan stuit je ineens op een
ongeveer zestig jaar oude vrouw die naast de deur van de stationsbistro bezig is zichzelf uit te
kleden. Zwijgzaam en ongestoord door jouw aanwezigheid gaat ze door met waar ze mee bezig is.
Ook de snijdende winterkou lijkt haar niet te ontmoedigen. Maar koel is ze niet. Haar blik
verraadt een innerlijke brandende paniek, zo lijkt het. Of toch niet? Je kijkt om je heen wat
andere mensen doen. Sommige ouders trekken angstvallig hun nieuwsgierige kinderen bij haar
weg. Enkele adolescenten filmen en schreeuwen scheldwoorden naar haar. Anderen kijken net zo
vertwijfeld als jou, vragend aan hun partner of vrienden wat ze zullen doen. En wat ga jij doen?
Wat doe je als er iemand in zichzelf pratend door een A-klasse winkelcentrum loopt? Hij
loopt daar middenin de hoge hal. Zijn doffe, stoffige winterjas die ruikt naar zweet en sigaretten
staat in groot contrast met de kleding achter de glanzende etalageruiten die hem omringen als
een indringer. Met warrige haren net zo vet als spaghettislierten besprenkeld met olijfolie, steekt
zijn hoofd opvallend uit tussen de massa strakgereguleerde kapsels.
Wat doe je als je in datzelfde winkelcentrum stuit op een zonderlinge man die, ditmaal zonder
warrige krullenbos maar met gemillimeterd haar, temidden van de drukke menigte ineens
stilstaat. De in zwart geklede gedaante sluit de gespannen ogen, spreidt één arm naar voren en de
ander opzij, en stort zich vervolgens geheel in perfect-ogende T’ai Chi dansbewegingen?
Er is geen blauwdruk over wat het beste is om te doen, of juist niet te doen. Het zijn allemaal
unieke personen met eigen verhalen, beweegredenen, et cetera. Maar tot nu toe beschreef ik
alleen nog maar op wat er wél of niet ‘in’ deze mensen zich zou kunnen afspelen. Er gebeurt
daarnaast ook van alles ‘tussen’ ons als mensen in de situatie. En ‘belangrijker dan wat er in
mensen gebeurt, is wat er tussen mensen gebeurt’ – stelde de filosoof Henk Oosterling.510 Elk van
ons in dat winkelcentrum staat in verbinding met elkaar. Ook al wisselen we geen enkel woord
met elkaar en lopen we straal langs elkaar heen. Oosterling noemde dit gebied inter (tussen) –
esse (zijn): tussen-zijn. De in zichzelf pratende wandelaar of de spontane T’ai Chi beoefenaar zal
ons opvallen, we zullen er onze gedachten over hebben, beslissen iets wel of niet te doen.
Laat ik eens gaan kijken naar die stilzwijgende verbinding tussen de passanten in de
omschreven contexten. Door het dominante discours over ‘verwarde personen’ dat een schaduw
werpt op de situatie, het discours waarin we ingebed zijn, is er sowieso al een bepaalde
machtsverhouding tussen de personen die elkaar nu wellicht zwijgend voorbijlopen: de één kan
de ander namelijk op erkende wijze ‘melden’ bij de politie of een speciaal meldpunt, maar de
ander kan dit niet andersom. In termen van macht, staan er dingen op het spel als een ‘normale’
passant – of een passant die voor ‘normaal’ doorgaat – stuit op iemand die in een discours als
‘verward’ geldt.
Het is belangrijk om hierbij stil te staan, te reflecteren op de positie die jij hebt in termen van
macht, en de ander. Want deze machtsposities hebben diepe consequenties op de interactie, op
jou en de ander. Reflecteren we hier niet op, dan blijven ze onze omgang met elkaar beheersen.
Het is dan geen onvoorspelbare, vrije interactie meer. Of we nu in de termen van de overheid,
‘oog’ hebben ‘voor elkaar’ of niet.511 Eerst zullen we naar macht moeten kijken: de doorzichtige
massa in de lucht om ons heen die overal het sociale verkeer kneedt.
Laten we daar eens wat dieper op ingaan. Jij als ‘normale’ observant bent in de positie om een
heel arsenaal aan interventieplannen uit te broeden, ook als de uitvoerder van het ‘afwijkend
gedrag’ dat niet wil. De ander is het lijdend voorwerp van een ‘normale’ duiding van de situatie,
omdat deze duiding toevallig dominant is – en bevestigd wordt door instanties, in
krantenberichten en officiële campagnes.
Je hebt mogelijk niet de intentie om een persoon die zich afwijkend gedraagt, te zullen
melden, of in elk geval niet meteen. Mogelijk wil je eerst gewoon eens gaan praten met de
persoon, de situatie ‘peilen’ voorzover dat ‘veilig is’ – precies zoals het Schakelteam Personen met
Verward Gedrag je ook aanraadde in hun campagne.512 Maar omkijken naar elkaar zonder ook
oog te hebben voor de machtsverhoudingen tussen jou en de ander, zal sneller ontaarden in
corrigerend toezicht, in alarmistische surveillance. Omkijken naar een ander en de ander eens
aanspreken, neemt de achtergrond van de hele bredere machtsverhouding tussen jullie namelijk
niet zomaar weg: dat jij, door jouw positie in de samenleving die een ‘verwarde-
personenproblematiek’ ervaart, in potentie wél altijd op die knop kan duwen op je telefoon, altijd
kan bellen en melden, de sluimerende ‘verwarde-personenaanpak’ als het ware kan aanzetten. Jij
hebt, in andere woorden, een heel apparaat aan instanties en mobiliserende begrippen achter je
staan. Of je er nu gebruik van maakt of niet. De ander tegenover je, de oude vrouw, de in zichzelf
pratende vreemde man, of de zwartgeklede spontane T’ai Chi beoefenaar, staan daarentegen
alleen. De verhouding is vanaf begin al ongelijk, hoe vredelievend en dialoogvriendelijk je de
interactie ook ingaat. Zoals Oosterling terecht opmerkt, ‘verandert [i]edere interventie de relatie
tussen degene die ingrijpt en dat wat gegrepen en begrepen wordt’.513 Een Meldpunt Verwarde
Personen is zo’n interventie, ook als daar op dit moment geen gebruik van wordt gemaakt: het is
een latente interventie. Dit zal de interactie dus ook onvermijdelijk beïnvloeden.
We kunnen ons bewust worden van bepaalde microsociologische machtverhoudingen en hun
invloed op onze ontmoetingen. Dit bewustzijn maakt het mogelijk om vooraf bepaalde
handelingsscripts en rollen los te laten. Laten we teruggaan naar het station waar we de oude
vrouw aantroffen. Het is een koude zaterdagmiddag en veel mensen komen terug van een dag
winkelen in de stad. We horen het zelfvoldane gelach van wat tieners en kijken om en zien het
tafereel waarom ze lachen: iemand die zich lijkt uit te kleden midden in de openbare ruimte. Het
is een onvoorspelbare situatie omdat er iemand is die zich buiten de parameters van het
voorspelbare normaal bevindt. Hoe gaat dit aflopen? Wat gaan de andere mensen doen? Hoe te
reageren?
7.3 Een ‘begin maken’
[Z]e [staat] aan de kant van de snelweg. […] De mensen in de auto’s die vastzitten in de file
kijken ongegeneerd naar haar naakte lichaam. […] Ze fronsen hun wenkbrauwen, grijnzen
ironisch of geeuwen onbeschaamd. Of ze staren recht haar kant uit, zonder enige uitdrukking
in hun ogen. Ze wilde dat ze iets aanhad. […] Een lapje stof of een krant is al voldoende. Maar
[…] door bepaalde omstandigheden (wat voor omstandigheden, dat weet ze niet) is ze niet in
staat om haar handen vrijelijk te bewegen. […]
Op dat ogenblik gaat het portier van een zilverkleurige Mercedes-Benz Coupé open en
stapt er een goed geklede dame van middelbare leeftijd achter het stuur vandaan. […] Terwijl
ze tussen auto’s in de file door naar [haar] toe loopt, trekt ze haar jas uit, en die hangt ze om
[haar] lichaam. […] De dame knoopt de jas tot helemaal bovenaan voor haar dicht. […] De
dame zegt niets en schuldt alleen maar even haar hoofd. Dan loopt ze weg […], terug naar de
zilverkleurige Mercedes Coupé. […] Met de lichte zachte voorjaarsjas om zich heen voelt [ze]
zich beschermd. (Murakami, 2009)514
Ook op een Nederlands station stond eens een vrouw met ontblote schouders. Ze staat zich uit te
kleden. Vanuit de kleine menigte die aan het staren is, toeschreeuwen, uitlachen of telefoneren,
stapt een vrouw naar voren die ongeveer dezelfde leeftijd heeft als degene die zich aan het
uitkleden is. Ze beweegt zich rustig richting de mevrouw. Wat volgt is een interactie zonder
woorden. Zwijgend pakt deze gestopte voorbijganger één van haar nieuwgekochte kleren uit de
winkeltas en bedekt daarmee de koude schouders van de vrouw. De gloed in de ogen verandert
en zachtjes spreekt de toegedekte haar dankbaarheid uit voor dit gebaar. Ze voelt zich beter
zonder dat er van haar werd vereist dat ze weer ‘normaal’ moest doen.
Wat er gebeurde op het station tussen twee vrouwen is een waargebeurd verhaal. Ik ken de
vrouw persoonlijk die als de vooruit stappende voorbijganger in het verhaal voorkomt. En ik
denk dat we veel kunnen leren van dit kleine stukje radicale spontane solidariteit dat geschiedde
tussen twee menselijke wezens. Wat ging hier ‘goed’? Hier vond een onvoorspelbare ontmoeting
plaats. Eén van de twee vrouwen handelde namelijk buiten de dominante en dus alom bekende
gedragscodes van ‘normaal gedrag’, en de ander liet dat zo zijn. Er is gehandeld buiten de
standaardduiding van zo’n situatie, die vaststaande rollen impliceert: er is een ‘verwarde persoon’
met een impliciete of expliciete ‘hulpvraag’, en een normale ‘omstander’. De voorbijganger die
warmte kwam brengen aan een vrouw die het misschien koud had, liet de zaken daarentegen in
het midden en ging op vrije verkenning uit. Waarschijnlijk vermoedde ze dat de vrouw in de war
was en ook last had van spanning. Toch pinde ze zich niet aan deze vermoedens vast, en ze ging
niet uit van een ‘verwarde personen’ gedachteschema. Ze ging af op wat ze observeerde, tastte af
wat de ander prettig of misschien niet zo prettig vond, experimenteerde met oogcontact en
schakelde tussen afstand en nabijheid. Had de mevrouw woorden geprefereerd boven blikken en
tast, dan was deze wildvreemde voor haar daarin flexibel geweest. De interactiestappen die hier
zijn doorlopen bieden geen handleiding voor een volgende keer. Er werd ad hoc gehandeld, zou
Arendt zeggen, ofwel: ze improviseerde.
Dit soort ontmoetingen, met mensen die zich op stations ontbloten, of de – volgens normaal
oordeel – ‘slechtverzorgde wartaalmompelaars’, hebben in feite één ding gemeen. De getuigen
van het gedrag zien zich ineens geconfronteerd met gedrag dat buiten hun eigen begrippenkaders
lijkt te staan. Het gedrag staat buiten de gedragscode die men gewend is: normaal gedrag. Wat
dat ‘normale’ gedrag precies is, weet niemand te expliciteren, maar we weten wél dat we niet
‘gestoord’ willen worden door het gedrag dat ons in het oog springt als ‘abnormaal’. Dat is zoals
ik al stelde in dit boek geen onvermijdelijke natuurlijke situatie, maar het gevolg van een
historische samenloop van omstandigheden. Normaal gedrag heeft, niet geheel geweldloos, de
universaliteit geclaimd: het is overal, het moet ook overal zijn, en alles wat deze claim uitdaagt is
een overtreding die niet alleen gestigmatiseerd wordt, maar ook gedwongen wordt tot assimilatie.
Abnormaal is daarmee historischerwijs een interruptie geworden op de voorspelbaar geworden
gewoonte van het voorgeschreven normaal. Geconfronteerd worden met abnormaal gedrag
schudt ons uit de gewenning, uit de actie-reactie schema’s die we inmiddels goed hebben leren
kennen – althans, voor degenen onder ons, de bevoorrechte meerderheid, voor wie dit
genormaliseerde gedrag natuurlijk aanvoelt. Laat ik het nu even bij deze meerderheid houden.
Als we stuiten op iemand die zich opeens abnormaal gedraagt, valt deze zekerheid van de
gewoonlijke regels en interpretaties ineens weg. Ze gelden ineens niet meer, althans niet meer in
praktische zin voor deze specifieke ontmoeting. Ze helpen je namelijk niet om de reactie van de
ander te voorspellen, en ze hinderen je voorstellingsvermogen in wat de ander drijft.
Een ontmoeting met iemand die zich ‘abnormaal’ gedraagt, is dus alsof je met een computer
werkt die hele andere output geeft dan je zou verwachten bij je opdrachtwoorden – een ervaring
die veel beginnende programmeurs bekend zal zijn. Het voelt alsof je voor een leeg blad gezet
wordt met de opdracht om een essay te gaan schrijven (een situatie die deze schrijver en andere
schrijvers maar al te bekend voorkomt). Het Lege Blad is één van onze grootste angsten. Vaak is
het beginnen aan iets nieuws de grootste uitdaging van dat nieuws: of je begint aan een essay of
aan een nieuwe programmeertaal. Je voelt dat je vast loopt en staat perplex, je bent overweldigd
door de verwondering en wil ervoor wegvluchten.
Arendt raadde ons aan om onszelf positief te verwonderen over de grote verschillen, tussen
jou en die ander, waaraan we ons blootgesteld zien in deze ontmoeting. We hoeven niet bang te
zijn, want eigenlijk zijn we nog maar een beginner in de ontmoeting en verwondering is dan heel
‘normaal’. Net als bij de beginnende programmeur. Je moet even door een storm heen voordat je
thuis bent. Of zoals Henk Oosterling schrijft over toen hij als jonge kendo-beoefenaar in het
diepe werd gegooid: ‘Eigenlijk wil ik alleen maar weg. Er is echter wil noch weg: dit is alles wat er
is.’515 De enige manier voor beginners om niet te blokkeren, is door simpelweg ‘een begin te
maken’.516 Als we ‘een begin maken’ in de interactie, dan slaan we een nieuwe nog onbekende
weg in. Het is de weg van de donkere kamer (uit Hoofdstuk 5), waar de clichés van normaal
gedrag ons, zoals gezien, niet helpen in het voorspellen van acties en reacties. We breken met het
‘oude’ zonder dat er al iets nieuws vaststaat. Dit is het beginpunt van ‘al het denken’, zoals de
Amerikaanse filosoof John Dewey, de grondlegger van de pragmatistische denkstroming, stelde:
De geboorte van al het denken zit in het op een bepaald punt effectueren van een knooppunt
tussen het nieuwe en oude, van diepverankerde gewoonten en onbewuste neigingen, die dan
aan het licht worden gebracht door een conflict met nieuwontstane handelsrichtingen.
(Dewey, 1998)517
Een begin maken is wat de naar voren stappende vrouw deed met wat oogcontact, een paar
stappen dichterbij zetten, nog wat oogcontact, en kijken hoe er wordt gereageerd, improviseren.
Of zoals de eerdergenoemde Oosterling vanuit de ‘filosofische grondslagen van budo’, de Japanse
leer van de strijder, concludeert: ‘Durf te doen!’518 Bij dit beginnen staan nog alle mogelijkheden
open. Je kunt – zoals de vrouw die de schouders van een ander bedekte – zélf eventueel wel nog
‘normaal’ blijven doen in het aftasten. Je gaat alleen minder uit van vooronderstelde kennis over
wat er aan de hand is, je ziet de situatie als iets nieuws, als iets waarin je in vrijheid kunt
handelen, en niet als iets ouds en bekends waarvoor een regel of een protocol zou gelden. Henk
Oosterling verwoordt dit beginnersbewustzijn erg treffend in een interview uit 2016 in Trouw, en
zijn analyse past perfect op de samenleving die een ‘verwarde-personenproblematiek’ heeft:
[W]e zijn aan een andere levenshouding toe. We moeten openstaan voor de wereld. Niet
direct een bedreiging zien in alles wat we niet kennen; niet alles indelen in opposities. In mijn
boek vergelijk ik dit met de houding die je in ‘kendo’, de Japanse zwaardkunst, nodig hebt:
‘shoshin’, het bewustzijn van een beginner. We moeten ons in de wereld begeven vanuit een
nieuwsgierige en geïnteresseerde houding, niet gehinderd door allerlei verwachtingen en
ingebeelde angsten. En dus ook niet door misplaatste wensen en opgedrongen verlangens.519
Oosterling noemt hier al ‘shoshin’. In feite zit in de Japanse taal opvallend veel erkenning voor
deze aspecten in de ontmoeting. Niet alleen begroet je elkaar in een eerste kennismaking met
“Hajimemashite”, wat als afgeleide van het werkwoord ‘hajimemasu’ letterlijk betekent: ‘een
begin maken’. Ook is het gebruikelijk om later in de ontmoeting te zeggen “Yoroshiku
onegaishimasu”, waarin je eigenlijk de ander verzoekt aardig te zijn naar je. De betekenis is –
wederom – contextafhankelijk, soms draagt het ook een verzoek in zich om enige ongemakken
door de vingers te zien. Het wordt ook gebruikt in gesprekken waarin j e een ander een concreet
verzoek hebt gedaan, een ‘hulpvraag’ geuit hebt. Eigenlijk heb je als verbaasde, in vertwijfeling
gebrachte omstander een hulpvraag – en hopelijk één die vrijblijvend is, niet dwingend. Excuseer
me, ik wil meer weten over deze situatie en jou ontmoeten, mag dat? Of val ik u lastig?
‘Hajimemashite’ en ‘Yoroshiku onegaishimasu’: dit leken precies de woorden te zijn die een
vrouw die uit de kleine menigte stapte, leek te fluisteren naar de andere vrouw met ontblote
schouders. Non-verbaal, met enkele blikken en een kledingsstuk.
En van Japan gaan we naar Zuid-Korea, waar de boeddhistische denker Haemin Sunim,
auteur van het boek Houden van Dingen die niet Perfect Zijn, vergelijkbare waardevolle reflecties
werpt op de ontmoeting. ‘Wanneer we denken dat we iemand al kennen, nemen we niet meer de
moeite om diegene beter te leren kennen. We menen dan te weten wat iemand ergens van zal
vinden of hoe iemand zal reageren. Maar dat weten we helemaal niet.’ – stelt hij in een interview
met Filosofie Magazine.520 Terwijl niet-weten ruimte maakt voor liefhebben of interesse (of inter-
esse); houdt de pretentie van weten ons vast in controle, discipline, risicobeheersing, harder
aanpakken, ‘verwarde tijdbommen’ verplicht van de straat halen, revanchisme, strijd, conflict,
vijandig ‘wij-zij’ denken. Etiketten als ‘verwarde persoon’ creëren een schijnzekerheid voor de
normale meerderheid die gewend is dat alles zich naar hen moet vormen, maar zich onzeker blijft
voelen in een samenleving die hoe dan ook pluriform en onvoorspelbaar is. Vooronderstellingen
maken dat we de ander niet meer zien, zegt Sunim. Volgens Sunim zien we de ander dan ‘door
het prisma van achterhaalde meningen.’521 ‘We stoppen onszelf in allerlei hokjes, waardoor we
ons op een bepaalde manier moeten gedragen.’522 In het onvoorspelbaar handelen maken we ons
daarvan bewust en proberen we daarvan af te stappen.
Genoeg mensen merken al in het dagelijkse leven dat de ‘hokjes’ waar Sunim het over heeft
niet werken, leiden tot meer onbegrip – ook al lijken ze op het eerste oog de werkelijkheid te
voorzien van de noodzakelijke ordening. Het loslaten van deze hokjes rijmt met een diepe
intuïtie over medemenselijkheid, zoals Toon Walravens, het ervaringsdeskundige lid van het
Schakelteam schrijft: ‘Laten we menselijke allianties sluiten en zoveel mogelijk kennis en
ervaringswijsheid uitwisselen. Een ontmoetingsproces betekent in gesprek gaan met elkaar,
elkaar horen, elkaar zien, elkaars bewustzijn prikkelen en positief stimuleren’.523 Een niet te
onderschatten aantal hulpverleners, buren en voorbijgangers handelt daarom al zoals de vrouw
op het station, die een kledingsstuk legde over de schouders van de wanhopige medemens. In de
alledaagse hektiek van het hulpverlenen zijn er professionals die het volgeschreven protocol en
het 8-stappenplan vervangen door een angstaanjagend leeg blad; zij leggen het recht voor zich,
‘doorstaan’ de ‘schok van de verwondering’ en gaan het blad vervolgens samen beschrijven met
de oude vrouw die zich aan het uitkleden is. Hetzelfde geldt voor buren en voorbijgangers, die
zo’n vrouw treffen in de straten. We gaan kennis met elkaar maken. Hoe reageer jij en hoe
reageer ik?
Het lege blad van onze verbinding raakt langzaam beschreven, door iedereen die zich in de
interactie bevindt en door niemand anders. Nieuw bedachte interpretatiewijzen, principes,
reactieschema’s zullen contextspecifiek zijn en tijdelijk. In termen van Oosterling, behelsen ze
geen ‘definitieve toestand’; ‘[e]r is slechts een weg.’524 Dat betekent dat ze niet gelden voor een
volgende situatie, met een veranderde context, waardoor deze opnieuw weer uitnodigt tot het
maken van een begin. Hoe we doen, wie we zijn, welke kaders we aanhangen, het is niet iets
statisch dat we als individuen met ons meedragen naar een situatie. Daarentegen zijn we eerder
mensen die zijn ingebed in een context die steeds maar weer verandert, waardoor we ons
voortbewegen van het ene nu-moment naar het andere. Het hardhandig vasthouden aan vaste
reactiewijzen of duidingen kan alleen maar voor meer verwarring zorgen.
We kunnen mensen die zich abnormaal gedragen zonder daarbij anderen te schaden,
overigens níet dwingen tot een gesprek. Denk aan de vrouw op het station, de man die vreemd in
zichzelf staat te mompelen in een winkelcentrum. De persoon tegenover ons, is ons geen uitleg
verschuldigd alleen maar omdat zij breken met het dominante plaatje dat de samenleving zichzelf
zo graag aanmeet. Als deze niet met ons willen praten, dan zij dat zo – zoals de psycholoog Erich
Fromm stelt:
Als andere mensen ons gedrag niet begrijpen – wat dan nog? Hun verzoek om ons alleen te
gedragen op een manier die zij begrijpen betreft een poging om ons te commanderen. Als ons
gedrag ‘asociaal’ of ‘irrationeel’ is in hun ogen, dan zij dat zo. Grotendeels zijn ze jaloers op
onze vrijheid en onze moed om onszelf te zijn. We zijn aan niemand een uitleg verschuldigd
of een verklaring, zolang als ons handelen niemand pijn doet of inbreuk maakt op de anderen.
Hoeveel levens zijn er wel niet geruïneerd door deze noodzaak om ‘uit te leggen’, wat meestal
impliceert dat de verklaring ‘begrepen’ moet worden, in andere woorden: goedgekeurd. Laat je
daden beoordeeld worden, en vanuit je daden, je echte intenties, maar weet dat een vrije
persoon alleen maar een uitleg verschuldigd is aan zichzelf – aan diens eigen rede en geweten
– […] [vertaling K.R.].”525
Juist hier is het beter ‘jezelf’ als normale ‘met je verwachtingen en wensen even op [te]
schorten’,526 zoals Oosterling stelde; om die opdringerige vraag waarom iemand de grenzen van
het voor jou begrijpelijke normaal overschrijdt, achterwege te laten. Soms is niks doen juist de
beste handeling die je kunt verrichten. De omstander die op de vrouw in de stationshal afstapte,
verrichte eigenlijk maar een minimaal aantal handelingen: zij toonde de kunst van het weglaten,
het achterwege laten. Dat is erg moeilijk om te accepteren in een samenleving die
interventionistisch is ingesteld. Veel doen is dan de ‘default modus’; afwachten een taboe.
‘Waarom wachten tot het misgaat als je er eerder bij kunt zijn?’527 Want hoe werkt zoiets dan
bijvoorbeeld bij een notoire zorgmijder? Juist hier zou de kunst van het weglaten en het loslaten
van de hokjes vanuit een beginnersbewustzijn wel eens heel verfrissend kunnen uitpakken. We
kunnen onszelf van alles wijsmaken over wat deze mensen al dan niet zullen gaan doen als we
hun gedrag niet meteen begrijpen dan wel begrijpelijk maken. ‘Ze kunnen in de toekomst wel
overlastgevend gedrag gaan vertonen, herrie gaan maken, zich vervuilen en voor stank zorgen,
met een mes gaan zwaaien’. Deze projecties liggen sterk op het netvlies: van burgers, van
wijkverpleegkundigen, een burgemeester, een agent, een buurvrouw, een goede vriend. Maar
eigenlijk weten we helemaal niet wat de ander gaat doen en dat moeten we accepteren.
Iemand die zorg weigert, blijft in de krampachtig vastgehouden hokjes desalniettemin een
‘cliënt’ (of zelfs ‘patiënt’). En een cliënt of patiënt dient ‘zorg’ of ‘ondersteuning’ te krijgen.
Omdat we de ontvanger van de dwanginterventies een ‘cliënt’ of ‘patiënt’ noemen en de
interventies zelf ‘zorg’ noemen, is de discussie over wenselijkheid of andere opties en
betekenissen uitgesloten. Want ‘zorg’ is iets voorschrijvends: wie is er nou tegen ‘zorg’? Of tegen
‘ondersteuning’? Tegen ‘opvang’, of sterker: ‘goéde opvang’ ook nog? Waarom zou je iets
weigeren van mensen die de intentie hebben om jou te ‘ondersteunen’? Door dat soort krachtige
retorische begrippen, wordt het gedwongen handelingsarsenaal dat onder het kopje ‘zorg’ valt,
een dogma, een heilig huisje – zo schrijft de anonieme auteur van een online artikel genaamd
‘Self as Other’.528 ‘Ervaringsdeskundigen’® hebben bovendien van tevoren al aan het ZorgPlan®
meegedacht, en daarmee is de Aanpak® is geformuleerd vanuit de Leefwereld® vanuit de
‘Personen met Verward Gedrag’® zelf. Het wordt een groot IdeaalPlan®, consistent en duidelijk,
en iedereen is het ermee eens: behalve degene van wie het perspectief pas echt is uitgesloten. We
creëren daarmee precies het tegenovergestelde van wat Arendt bedoelde. Er is geen sprake meer
van (onvoorspelbaar) een vrije gedachte-uitwisseling tussen al de verscheidene perspectieven.
Het is alsof er een streep door de visies getrokken is van degenen die er anders over denken, die
andere ervaringen hebben, andere zienswijzen. Zoals de anonieme schrijver uit het ‘Self as Other’
artikel stelt:
‘Vrome unanimiteit heeft ook een keerzijde: in de schaduw van elke kerk, rust een kamer van
onrecht. Het creëert een Ander, trekt een streep zowel door ons heen als tussen ons. […]
[Z]org […] [is] een universeel erkende waarde in deze samenleving. Ieder die voor […] zorg
pleit staat aan de kant van de engelen, […] – wat betekent dat je tegen alle delen van ons staat
die niet in dat heersende waardensysteem passen. Als we ons tegen de dominante orde willen
verzetten, dan moeten we de advocaat an de duivel durven spelen, uitzoeken wat uitgesloten
en gedenigreerd wordt. Zodra een waarde als universeel wordt gezien, vinden we de druk van
de normativiteit […]. [vertaling K.R.]’529
De auteur raadt – heel Arendtiaans – aan om de retorische termen van de heilige huisjes open te
breken, door vrijelijk van gedachten te wisselen met de uitgesloten perspectieven hierop. We
kunnen samen gaan zoeken naar wat ‘zorg’ en ‘ondersteuning’ nou eigenlijk betekenen. ‘Zorg’
heeft in het gesprek over ‘zorgweigeraars’ waarschijnlijk een radicaal andere betekenis dan bij een
Schakelteam of een gemeentelijk wijkteam. Genoeg mensen mijden zorg omdat ze de gesprekken
simpelweg emotioneel niet meer aankunnen met een zoveelste behandelaar of instantie die de
ongelijke machtsverhoudingen tussen normaal en abnormaal niet serieus erkent. Geen zin meer
hebben om als de ‘probleembesef ontbrekende’ cliënt zich te moeten verweren tegen een
‘probleemdefinitie’ die – onbedoeld wellicht – vol zit met neoliberale machtsinstrumenten.530 Of
een ervaringsdeskundige peer supporter tegenover zich krijgen die het eigen zelf-abnormalisme
(zie Hoofdstuk 6) komt opleggen.531 De ‘zorgweigeraar’ wil wellicht best zorg, hulp of contact,
maar niet van het soort dat zich laat doorspekken van aannames over superieure normaliteit en
met vooroordelen over destructieve abnormaliteit. De zorgweigering is dan, met Oosterlings
begrippenapparaat, eerder een ‘netwerkverschijnsel’ dan een ‘psychische dispositie’.532 Zoals de
auteur van het stuk ‘Self As Other’ terecht zegt, is ‘zorg één van de slagvelden waarop de sociale
strijd zich uitspeelt. [vertaling K.R.]’.533 En juist daarom is Arendts gedachtegoed, dat politiek is
tot in de kern, hier zo geschikt voor. Juist een zekere groep psychiaters en andere zorgverleners
lijkt dat sterk te beseffen. Een voorbeeld is de psychiater Zoeteman uit Hoofdstuk 4, die het
schorsen van de dialoog over ‘wat goed is voor iemand’ eigenlijk ziet als een crisis in de relatie. Of
de in Hoofdstuk 6 genoemde Chris Chapman, die kritisch terugblikt op het begrip ‘zorg’ dat hij
vroeger oplegde aan de instellingsbewoners.
De auteur van ‘Self As Other’ stelt voor om ‘elke normatieve invulling van wat het betekent
om te zorgen’ los te laten. ‘Dit is niet simpelweg een postmoderne tegelwijsheid, maar een vraag
omtrent welke soort relatie we willen vestigen met onze uitdagingen en angsten. [vertaling
K.R]’534 Daarmee is dus eigenlijk elke situatie waarin we moeten vaststellen óf iemand zorg nodig
heeft, welke zorg en wat ‘zorg’ hier dan precies betekent, telkens weer een nieuwe onvoorspelbare
zoektocht zoals hierboven beschreven bij het treffen van een onbekende ‘verwarde persoon’. Bij
elke volgende situatie die zich aandient.
Hoe verhoudt zich dit tot de Crisiskaart? Dit is namelijk een initiatief van een paar jaren oud
waarbij mensen op een kaartje dat ze meedragen aangeven aan omstanders of zorgprofessionals
wat zij ‘moeten doen of laten’ als de persoon zelf ‘in crisis is’.535 Het kaartje geeft de
‘samenvatting van een crisisplan, dat wordt opgesteld op het moment dat iemand helder voor
ogen heeft wat er moet gebeuren’ ten tijde van een ‘(psychische) crisis’.536 Het plan wordt samen
opgesteld met een ‘crisiskaartconsulent’: iemand die meestal ervaringsdeskundige is en
‘ondersteunt’ bij het ‘vaststellen van het crisiplan en de samenvatting hiervan in de crisiskaart’
zonder het proces ‘over te nemen’.537 Is dit, gezien het voorgaande besprokene, een goed idee?
Dat ligt eraan, en is voor eenieder een persoonlijke afweging. Maar bij de Crisiskaart zijn er wel
wat zaken waar we op moeten letten. Raken we niet opnieuw gevangen in vastliggende rollen,
patronen en een nieuw protocol? Laat het Crisisplan genoeg ruimte om de boel per situatie
opnieuw te bekijken: deze te benaderen vanuit een beginnersbewustzijn? Als ik bijvoorbeeld in
een Crisisplan ga vastleggen wat er allemaal met mij moet gebeuren als ik een ‘paniekaanval’ heb,
als ik in een ‘crisis’ zit, of als ik me ‘steeds meer’ ga ‘afzonderen’, dan wordt dit mogelijk juist iets
dat me gaat achtervolgen op momenten die misschien wel heel anders zijn dan dat ik me
voorstelde op een rustig moment.
Vrijheid is daarentegen grenzen trekken. Oosterling zei al eens dat we, door autonomie te
definiëren als de vrijheid om bepaalde dingen te willen, we onszelf vastpinnen aan deze
verlangens. Zo worden het dwingende geprojecteerde toekomstplannen waar we gevangene van
worden. ‘Je kunt hooguit iets niet willen’, stelde hij.538 Door de Crisiskaart te gebruiken als een
miniscule lijst van zaken die jij absoluut níet wilt, blijft de situatie opener en de vrije
gedachtenwisseling beter gewaarborgd. Het is, in het moment zelf, ook veel makkelijker om
serieus genomen te worden als je terugkomt op iets dat je volgens de Crisiskaart niet wilde, dan
terugkomen op iets dat je op schrift wél wilde. Er zal sneller naar je geluisterd worden als je
tijdens een crisis zegt dat je – in tegenstelling tot wat op de Crisiskaart staat – stelt dat je nú naar
een gesloten afdeling wil, dan in het omgekeerde scenario: dat de gesloten opname als een
denkbare optie op je Crisiskaart staat en je in de gespecificeerde situatie gaat weigeren mee te
gaan. In dat laatste geval kan je omgeving gaan twijfelen aan je ‘probleembesef’. Want dat is
immers de hele reden om zo’n ‘crisisplan’ op te stellen. Je stelt op een moment waarop je
omgeving je ‘normaal genoeg’ vindt, een crisisplan op, omdat je wilsuiting in ‘verwarde toestand’
minder serieus genomen wordt.
De aanname achter de Crisiskaart is daarmee beslist problematisch vanuit het perspectief van
het handelen. Iemand die ‘verward’ is, is er immers ‘niet helemaal bij’, dus met zo’n persoon hoef
je niet vrij van gedachten te wisselen. Of Oosterlingiaans gesteld: het ‘zijn’ (‘esse’) gaat dan
volgens de omgeving in wat mindere mate op voor de ‘verwarde’ dan voor anderen, en mensen
staken de inter-esse in wat je wilt. Met de Crisiskaart krijg je die inter-esse niet terug, want de
interesse richt zich alleen op jou op een eerder moment, in een andere versie, toen je de
Crisiskaart opstelde. Jij bent verankerd geraakt in die Crisiskaart, gematerialiseerd in dat stuk
papier. Maar misschien ben jij diegene wel helemaal niet meer, en wordt die abstracte papieren
‘persoon’ nu een extra ‘normale’ aan tafel die met de andere ‘normalen’ over jouw lot beslist. Een
‘crisisplan’ kan zo al snel veranderen in HetCrisisPlan® dat, wederom, dient als een oneigenlijke
vlucht uit het ad hoc handelen dat een onvoorspelbare situatie vraagt. Belangrijker dan het
volgen van HetCrisisPlan®, is dan ook altijd om in gesprek te blijven: de stroom aan uitwisselende
gedachten en de inzichten van dit moment niet blokkeren met dichtgetimmerde deuren.
7.4 Een uitnodiging tot een nieuw begin
In een ‘verwarde-personendebat’ is de onvoorspelbare ontmoeting tussen normaal en abnormaal
iets geworden dat we uit handen moeten geven aan een overheid of instanties. Dit kenmerkt ook
de bredere samenleving waarin we leven, zoals gezien in de diverse hoofdstukken. Juist omdat het
vrije handelen zo onvoorspelbaar is, krijgt het – zoals de filosoof De Brabander terecht opmerkt –
‘nauwelijks ruimte’ in deze samenleving.539 Met haar focus op het proces en een permanente weg
zonder doel druist het in tegen de neoliberale obsessie met doelen en resultaten. Het
beginnersbewustzijn, bovendien, botst met het lineaire groeidenken van het neoliberale
kapitalisme. En het horizontale netwerkdenken waarin iedere betrokkene mee-definieert, druist
in tegen de bestuurlijk-instrumentele behoefte aan een voorspelbaar en statisch vogelperspectief.
In deze samenleving vinden we het heel akelig als er geen plan is. Overal bestaan immers plannen
voor: analyseplannen, veiligheidsplannen, inrichtingsplannen, vakantieplannen,
preventieplannen, crisisplannen, onderzoeksplannen, ondernemingsplannen, studieplannen,
toekomstplannen.
Te lang zijn we gewaarschuwd tegen het onvoorspelbare handelen. Te vaak wordt ons verteld
dat situaties waarin een duidelijke, vooraf vastgestelde, standaard ontbreekt, gevaarlijk zijn. Met
de in Hoofdstuk 5 toegelichte donkere-kamer-dwaling worden we aangespoord om onze
kinderlijke nieuwsgierigheid in te wisselen voor de starre obsessie met uniformiteit en controle
van een ware volwassene. Als kind daarentegen begon onze wereld open. Steeds verwonderden
we ons over de magische en mysterieuze aard van de wereld waar we nog maar recent in zijn
geworpen, en we raken opgewonden bij de gedachte dat er nog zoveel meer valt te ontdekken en
te onrafelen. Het gegeven dat er nog zoveel openstaat voor interpretatie, nog zoveel onbekend is,
gaf een soort gevoel van vrijheid. Ondanks dat een nog onbekende wereld niet goed kan worden
beheerst door ons, we er geen controle over hebben, gaf het ambivalente en het open karakter
ervan een gevoel van ruimte in plaats van benauwdheid, van diverse mogelijkheden. Het zijn de
angstige blikken van de moderne of postmoderne volwassene die onze innerlijke kinderziel
benauwde. We raakten een deel van deze nieuwsgierigheid en fascinatie voor het onbekende
kwijt. Deze aanstekelijke angst plantte een afkeer jegens het onverwachtse in ons, naar (nog) niet
te begrijpen gebeurtenissen, verschijnselen of personen. Want als de volwassene bang is, met al
diens ervaring met deze wereld, dan moet er wel een calamiteit zijn. En de volwassenen zijn
kennelijk vaak bang.
Maar zoals gezegd is er gelukkig een deel van onze nieuwsgierige intuïtie die bestand is tegen
deze angstige volwassen blik. De volwassen toehoorder stelt vraagtekens bij de boodschap dat
vrijheid iets engs is: zijn we echt niet in staat om goed te handelen als dit geheel geïmproviseerd
moet buiten bekende hokjes, regeltjes en standaarden? Eigenlijk zit er een hele grote potentie in
de onvoorspelbare ontmoeting met iemand die we nu ‘verward’ noemen: de weg naar meer
vrijheid. Want degene die zich abnormaal gedraagt, nodigt ons als het ware uit om te gaan kijken
buiten de dominante gedragscodes. Door deze ‘uitnodiging’ te accepteren, bevrijden we
tegelijkertijd ook onszelf. We bevrijden onszelf uit de beperkende routine waar we ons zo lang
afhankelijk van voelden, en hebben een ruimte opengeslagen waar we nu vrij in kunnen
experimenteren. Dit moeten we zien als een oefening. Een oefening tot onze shoshin: de zen van
een beginner. Hoe vaker we uitgedaagd worden om de dominante standaarden los te laten en te
improviseren, hoe meer we leren vertrouwen op dit eigen geïmproviseerde oordelen. Een nieuwe
energie kan daaruit ontspringen. We raken vertrouwd met onze vrijheid, we ontdekken dat we ‘er
beter in zijn’ dan we dachten. Vrij oordelen – of beter, vrij doen – is dan niet meer iets waar we
bang voor hoeven te zijn. We kweken meer zelfvertrouwen.
Abnormaal gedrag is, kortom, de uitnodiging om nu abrupt af te stappen van de ‘gedroomde
[uniforme] samenleving’.540 We doen dat lokaal, met alle directbetrokkenen, los van wat er van
bovenaf allemaal over ons wordt uitgestort aan aanpakken, termen, meldpunten, standaarden en
regels, zonder ‘systeemwereld’.541 In het boek Angst voor de Vrijheid hield de eerdergenoemde
Fromm daarom zelfs een pleidooi voor ‘abnormaal’ gedrag (zie Hoofdstuk 6). Want dat kan nu
juist datgene zijn dat ons helpt de aangeprate angst voor vrijheid te doorbreken. Deze
samenleving heeft meer afwijkingen van de normaliteit nodig, meer verwardheid nodig.
Op deze manier, en ongetwijfeld op talloze andere manieren die ik hier niet bespreek, werken
we steeds verder aan het bevorderen van vrijheid en emancipatie. We staan voor een grote
uitdaging, misschien een grotere dan ooit, gezien de maatschappelijke tendensen van angst en
controle. Het is hoog tijd om ons zelfvertrouwen weer te vinden en om zelf te durven oordelen,
zelf fouten te durven maken en hiervoor zelf verantwoordelijkheid te nemen. Of we nu ‘normaal’
zijn of niet. In dit boek geef ik handvatten voor het laatste. Maar de beste handvatten worden
eigenlijk al geboden door degenen om ons heen, en tussen ons in, de vele buurtbewoners in onze
straat, de voorbijgangers zoals de vrouw op het station, of de kritische hulpverleners zoals
Chapman en enkele van zijn kritische collega’s, of de radicale ervaringsdeskundige, die nú al het
verschil maken door op een zekere manier te werken, te communiceren, te improviseren; die
allang zijn ‘begonnen’ en steeds weer opnieuw beginnen. Elkaars bondgenoten worden we echter
niet zomaar. Dat vereist een hoop inspanning en zelfreflectie, maar als creatieve, slimme wezens
zijn we tot een hoop in staat. Ik hoop dat dit boek gebruikt wordt als een wapen in deze
vrijheidsstrijd. Want zoals de theatermaker en dichter Bertolt Brecht schreef: ‘Hongerige lieden,
reik uit naar het boek: het is een wapen.’542 Laten we meer wanorde in de orde aanbrengen. Want
er staat iets op het spel.
508 Zie ook Barnes, M. & Bowl, R. (2001). Taking Over The Asylum. Empowerment and Mental
Health. New York: Palgrave, p. 12: ‘’[T]here is still a view that they should be subject to a
level of control and supervision which most of the population would regard as a wholly
unjustifiable constraint on their own autonomy.”
509 Schinkel, W. (2011). De Gedroomde Samenleving. Kampen: Klement.
510 Oosterling, H., Vragen naar verantwoordelijkheid. Van doemdenken naar doendenken,
Rotterdam, RSM (Rotterdam School of Management alumni college), 2018. Nadruk
toegevoegd.
Zie ook zijn boekhoofdstuk: Oosterling, H. (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien
& W. Kusters (red.), Filosofie bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke
gezondheid. (pp. 126-141). Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en
Filosofie, p. 129-130.
511 In september 2018 lanceerde het eerdergenoemde Schakelteam Personen met Verward
Gedrag een grootschalige campagne voor ‘vroegsignalering’. De campagne heette ‘Oog voor
Elkaar’: https://vng.nl/manifest-oogvoorelkaar
512 Ibid.
513 Oosterling, H (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie
bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke gezondheid. (pp. 126-141).
Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en Filosofie, p. 128.
514 Murakami, H. (2013[2009]). 1q84. De Complete Trilogie. (J. Westerhoven, Vert.).
Amsterdam: Atlas Contact, p. 924-925.
515 Oosterling, H. (2016). Waar Geen Wil Is, Is Een Weg. Doendenken tussen Europa en Japan.
Amsterdam: Boom, p. 11.
516 Zie ook Brabander, De, R. (2011). Van Gedachten Wisselen. Filosofie en Ethiek voor Sociale
Beroepen. Bussum: Uitgeverij Coutinho, p. 89.
517 Dewey, J. (1998[1927]). Philosophy and Civilization. In L. Hickman and T.M. Alexander
(eds.) The Essential Dewey: Pragmatism, Education, Democracy (pp. 79-83). Bloomington,
IN: Indiana University Press, p. 81.
518 Oosterling, H. (2016). Waar Geen Wil Is, Is Een Weg. Doendenken tussen Europa en Japan.
Amsterdam: Boom, p. 21.
519 Henk Oosterling in een Trouw-interview: Kamp, M. (2016, 28 november). ‘Benader elke dag
met de houding van een beginner’. Trouw.nl. Geraadpleegd 2 april 2019 van
https://www.trouw.nl/home/-benader-elke-dag-met-de-houding-van-een-beginner-
~a544ba89/
520 Haemin Sunim in Ditmars, A. (2019, maart). Liefde is een staat van niet-weten. Filosofie
Magazine, (3), p. 12.
521 Haemin Sunim in Ditmars, A. (2019, maart). Liefde is een staat van niet-weten. Filosofie
Magazine, (3), p. 12.
522 Ibid, p. 14
523 Toon Walravens in Schakelteam Personen met Verward Gedrag. (2018). Op weg naar een
persoonsgerichte aanpak. Eindrapportage Schakelteam voor Personen met Verward Gedrag.
Den Haag: Schakelteam Personen met Verward Gedrag, p. 22.
524 Oosterling, H (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie
bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke gezondheid. (pp. 126-141).
Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en Filosofie, p. 129.
525 ‘If other people do not understand our behavior – so what? Their request that we must only
do what they understand is an attempt to dictate to us. If this is being “asocial” or
“irrational” in their eyes, so be it. Mostly they resent our freedom and our courage to be
ourselves. We owe nobody an explanation or an accounting, as long as our acts do not hurt
or infringe on them. How many lives have been ruined by this need to “explain,” which
usually implies that the explanation be “understood,” i.e. approved. Let your deeds be
judged, and from your deeds your real intentions, but know that a free person owes an
explanation only to himself – to his reason and his conscience – […].’ Uit: Fromm, E.
(2015[1993]). The Art of Being. London: Robinson, p. 24.
526 Oosterling, H (2018). Gezondheid is een strijd. In D. Boertien & W. Kusters (red.), Filosofie
bij Herstelondersteuning. Opnieuw denken over geestelijke gezondheid. (pp. 126-141).
Utrecht: Kenniscentrum Phrenos, Stichting Psychiatrie en Filosofie, p. 129.
527 Blok, De, A. (2017, 30 juli). ‘Waarom wachten tot het misgaat, als je er eerder bij kunt zijn?’.
De Monitor. Geraadpleegd 30 november 2017 van https://demonitor.kro-
ncrv.nl/artikelen/waarom-wachten-tot-het-misgaat-als-je-er-eerder-bij-kunt-zijn
528 Anoniem. (2013, 6 september). Self as Other. Reflections on Self-Care. Crimethinc.com.
Geraadpleegd 26 februari 2019 van https://cloudfront.crimethinc.com/pdfs/self-
asother_imposed-for-print.pdf
529 Pious unanimity implies a dark side: in the shadow of every church, a den of iniquity. It
creates an other, drawing a line through as well as between us. […] [C]are […] [is a]
universally acknowledged value[..] in this society. Anyone who endorses […] care is on the
side of the angels, as the saying goes—which is to say, against all the parts of us that don’t fi t
into the prevailing value system. If we wish to resist the dominant order, we have to play
devils’ advocate, searching out what is excluded and denigrated. Wherever a value is
considered universal, we fi nd the pressures of normativity […]. Ibid, p. 1.
530 Zie het werk van de Nederlandse filosoof Fons Klaase voor een sterke, bondige kritische
analyse: Klaase, F. (2017, 18 december). Goed sociaal werk vereist een kritische benadering
van wetenschap. SocialeVraagstukken.nl. Geraadpleegd 19 december 2017 van
https://www.socialevraagstukken.nl/goed-sociaal-werk-vereist-een-kritische-benadering-
van-wetenschap/
531 Term die ik in Hoofdstuk 6 bedacht om het volgende te duiden: de geabnormaliseerde die
het eigen anderszijn duidt volgens het door normale plaatje ervan, dat ons afbeeldt als lager
en minder. De term is een analogie op Chikako Nihei’s ‘self-Orientalising’ uit: Nihei, C.
(2009). Thinking outside the Chinese Box: David Mitchell and Murakami Haruki’s
subversion of stereotypes about Japan. New Voices, 3: 86-103.
532 Oosterling, H. (2018), p. 131.
533 ‘[…] care is one of the battlefields on which social struggles play out.’ Anoniem. (2013, 6
september). Self as Other. Reflections on Self-Care. Crimethinc.com, p. 2. Geraadpleegd 26
februari 2019 van https://cloudfront.crimethinc.com/pdfs/self-as-other_imposed-for-
print.pdf
534 ‘This is not just a postmodern platitude (“different strokes for different folks”), but a
question of what relationship we establish to our challenges and our anguish.’ Anoniem.
(2013, 6 september). Self as Other. Reflections on Self-Care. Crimethinc.com, p. 3.
Geraadpleegd 26 februari 2019 van https://cloudfront.crimethinc.com/pdfs/self-as-
other_imposed-for-print.pdf
535 Zie https://www.crisiskaart.nl/mensen-helpen-met-de-crisiskaart/wat-is-de-crisiskaart/
536 Ibid.
537 Zie https://www.crisiskaart.nl/wp-content/uploads/2017/12/taakomschrijving.pdf
538 Henk Oosterling in een interview met NRC: Koelewijn, R. (2013, 15 juni). ‘Ik ben
godvergeten gedisciplineerd’. NRC.nl. Geraadpleegd 3 april 2019 van
https://www.nrc.nl/nieuws/2013/06/15/ik-ben-godvergeten-gedisciplineerd-1257261-
a918498
539 Brabander, De, R. (2011). Van Gedachten Wisselen. Filosofie en Ethiek voor Sociale Beroepen.
Bussum: Uitgeverij Coutinho, p. 98.
540 verwijzing naar Schinkel’s boek ‘De Gedroomde Samenleving’
541 Habermas, J. (1986[1981]). The Theory of Communicative Action. Cambridge: Polity Press.
542 ‘Hungry men, reach for the book: it is a weapon.’ Uit het gedicht ‘In Praise of Learning’. Uit:
Brecht, B. (1971[1947]). Selected poems of Bertolt Brecht. Boston: Mariner Books.
Dankwoord
Allereerst wil ik mijn redacteur bedanken, Wouter Kusters, voor zijn zeer waardevolle
aanmerkingen en morele steun en, onbedoeld, vele inspiratie via zijn geschreven werken. Ik
bedank Sanne, de medeactivist en collega-schrijver en Tanny, die me cruciale tips gaven toen ik
vastliep. Ik dank Inge, een vriendin, medeactivist en collega-schrijver, die me behalve inspiratie
ook onmisbare morele en praktische steun bood in moeilijke tijden. In het bijzonder dank ik
mijn ouders, aan wie ik mijn doorzettingsvermogen en zelfvertrouwen dank – en aan wie ik
eigenlijk gewoonweg alles dank. Ik denk glimlachend terug aan de soms felle politieke discussies
tussen mij en mijn moeder. Zoals de in dit boek genoemde denker Haenim Sunin zegt is het ook
niet helemaal erg om het met elkaar oneens te zijn. Ik dank mijn jongere broers, die me op het
laatste moment nog moed inspraken. Ik dank Johanna, mijn schoonzus, voor haar compassie en
kracht om anderen te redden. Verder ben ik enorm veel dank verschuldigd aan een goede vriend,
de filosoof Joeri Kooimans, die informeel ook een soort leraar was en mijn filosofische vorming
heeft bevorderd de afgelopen jaren – niet alleen bij onze gesprekken, maar ook bij zijn
uitzonderlijk heldere lezingen (www.joerikooimans.nl). Verder dank ik Alina, die zonder dat ze
dat doorheeft een groot verschil heeft gemaakt op een kritisch moment. En tenslotte zijn er de
vele kameraden die ik wil bedanken: Heinz Mölders van Multiloog, Sara van Spoons, en Pieter, die
me grote morele en praktische steun boden. Ik dank Stephan en Katrien van het Wegloophuis
Utrecht voor de vele inspiratie, gedeelde ervaringen en emotionele steun, en verder: Hadrian,
Kees, Peter, Joop, Charlotte, Bauke, Roy, Ramon, Jolijn, en de ontelbare anderen, waaronder
internationaal, zoals mijn strijdkameraden uit New York, Tokio en Preston (Verenigd
Koninkrijk).

You might also like