You are on page 1of 155

Stoppen met vlees

Voor alle mensen en dieren op deze planeet, voor de komende zeven


generaties.
Inleiding: van carnivoor tot veganist
De eerste 29 jaar van mijn leven was ik de grootste carnivoor die je je
kunt voorstellen. Als klein jongetje zat ik regelmatig bij mijn
grootouders aan tafel. Het was een half uurtje rijden de stad uit om bij
ze te komen. Opa was een gepensioneerd politieman en verbouwde
in de achtertuin groenten en aardappelen. Hij had drie veldjes en was
er het hele jaar druk mee. Vaak mocht ik een overall en laarzen aan
en meehelpen. Zaaien, oogsten, verwerken én opeten. En daar
hoorde een lekker stukje vlees bij. Oma had ’s middags de
sudderlapjes of het sucadevlees al opstaan voor ’s avonds. Kip, koe,
varken, alles ging er bij ons in. Ik groeide op met driemaal daags
vlees, zuivel en regelmatig een eitje. Een bord eten bestond uit
aardappelen, groenten en altijd een stukje vlees. Ik vond het heerlijk.
Vlees eten hoorde bij het leven. Ik kende ook niemand die daar
anders over dacht.

Rond mijn veertiende kreeg ik interesse in een baan in de horeca. Ik


begon als afwasser bij restaurant de Librije in Zwolle. Nu als
driesterrenrestaurant één van de dertien beste restaurants van
Europa, toen ook al een ster en een toegewijd, hardwerkend team als
collega´s. Ik stopte op mijn 16e met school en besloot dat ik kok wilde
worden, geïnspireerd door Jonnie Boer. Dit uiteraard tot groot
ongenoegen van mijn ouders. Maar dat deerde me niet, want ik mocht
stage lopen in de keuken van De Librije. Niet dat het leven van een
stagiair altijd over rozen gaat. Ik zie mezelf nog zitten op de trap,
gekleed in koksuitrusting. Lichaam en hoofd scheiden van drieduizend
langoustines in een krat, vier kratten vol. Ik hoor het gepiep van de
kreeften nog als ze (gelukkig meteen in kokend water en niet eerst in
koud water) in het water gegooid werden.

Na mijn stage bij de Librije vervolgde ik mijn koksopleiding. Ik bleef


binnen de betere horeca werken en leerde vlees, vis, organen, allerlei
soorten schelpdieren, schaaldieren en gevogelte verwerken, bereiden
en waarderen. Het meest hield ik van eenden- en ganzenlever en als
de chef vrij was kon er zomaar een hele plak foie gras op een broodje
mijn spijsverteringskanaal inzakken. Ook voor kalfszwezerik kon je me
´s nachts wakker maken. Na mijn opleiding werkte ik in verschillende
restaurants in Nederland, tot ik drie maanden op reis wilde naar Peru
en mijn kooklust verdwenen was. Ik ging de bediening in, werkte een
jaar in Zwitserland en nog even als steward voor Transavia en kwam
vervolgens via via in de bouwdienstverlening terecht. Ik begon als
accountmanager, rondde in de avonduren een HBO-opleiding af, werd
weggekocht als regiomanager en uiteindelijk algemeen directeur van
een onderneming met tachtig vaste medewerkers. Timmerlieden,
steigermonteurs, schilders uitvoerders en administratieve
medewerkers. Niet alleen mijn carrièrester steeg overigens. Ook mijn
lichaamsgewicht. Als jong kokkie had ik al moeite mijn gewicht onder
controle te houden maar in de bouwwereld was gezond eten niet
bepaald de norm en werd ik veel te dik. Ik had alles wat mijn hartje
begeerde. Mooie vrouw, mooie auto, huis, goed inkomen en een groot
netwerk.

Tot mijn leven in 2008 voorgoed veranderde. Ik kwam in een conflict


terecht met mijn zakenpartner en de holding waar wij voor werkten. Zij
wonnen en ik lag eruit. Toen gelijktijdig mijn huwelijk op de klippen
liep, zat ik er flink doorheen. Ik ging door een diep dal, de pijn over
mijn ontslag en scheiden waren me te veel geworden en ik vroeg me
bovendien af: was ik de persoon die ik werkelijk wilde zijn? Mijn
carrière in de bouw en horeca hadden me hard, arrogant en geslepen
gemaakt.

Via via maakte ik kennis met verschillende bewustwordingsmethoden


en dit veranderde mijn leven. Ik leerde met de pijn omgaan en er
opende zich een geheel nieuwe wereld voor me. Ik begon dagelijks te
mediteren, verminderde mijn alcoholgebruik drastisch en stopte met te
veel en te vet eten. Ik durfde me weer compassievol en open op te
stellen en besloot er mijn werk van te maken om anderen te
inspireren. Ook hield ik op met het eten van vlees. Ik vond het
gewoonweg niet meer nodig dieren te eten. Binnen zes maanden was
ik dertig kilo lichter.

Hoeveel dieren ik gedurende mijn leven heb verschalkt durf ik niet te


zeggen. Ik at van alles en vooral: veel. Quarter pounders en Big Macs,
cavia’s en lama’s in Peru, casselrib en bratwurst in Zwitserland.
Spareribs, gehaktballen en tartaartjes thuis, kip en stoofvlees bij opa
en oma, de meest exquise vleesgerechten in de keukens waar ik
werkte en beroepshalve at. De mensen om me heen waren dan ook
verbaasd toen ik ineens vegetariër werd. Maar het idee dat een dier
moest sterven voor mijn genot begon me ontzettend tegen te staan.
Na twee jaar onderzoek voor dit boek besloot ik nog een stap extra te
zetten en veganist worden. Ik weet teveel om nog structureel dierlijke
producten te kunnen eten. Dat risico loop jij als lezer nu ook trouwens.

Ik heb ondertussen volgens mij elke documentaire die er bestaat over


het onderwerp gezien, heel veel boeken gelezen. Pagina’s en
pagina’s artikelen doorgespit en alle relevante wetenschappelijke
publicaties doorgenomen die ik kon vinden. Het heeft me een volledig
beeld gegeven van de situatie waar wij ons in bevinden. Het heeft me
de antwoorden gegeven op de vragen die ik had over vlees. Ik had
eigenlijk een volstrekt objectief boek willen schrijven over
vleesconsumptie in Nederland, maar ik heb ontdekt dat dat onmogelijk
is. Hoe meer je te weten komt, hoe dieper je in de materie zakt, hoe
groter de realisatie dat het zo echt niet meer verder kan. Ik heb
ontdekt dat ik als consument macht heb. Dat ik een stevige stem heb
in dit hele proces. En dat begint bij de macht om zelf nee te zeggen.
Zoals Gandhi zei: Be the change you want to see in the world. En dat
is wat ik kan doen. Ik kan er samen met mijn vrouw voor proberen te
zorgen dat onze foodprint en die van onze drie zoons zo klein mogelijk
blijft. Ik kan mijn kennis en inzichten delen via de middelen die ik tot
mijn beschikking heb en zo anderen proberen te inspireren. Nooit
overtuigen! Ik heb de wijsheid niet in pacht. Ik wil je met dit boek
aanzetten tot nadenken en je stimuleren om zelf op onderzoek uit te
gaan.
1 De macht ligt bij de vork
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: niemand hoeft zich
onmachtig te voelen. Je hoeft niet het idee te hebben dat er iets
gaande is waar wij als individu geen invloed op hebben. De macht ligt
namelijk juist bij het individu, bij de gewone man en vrouw, bij ons. De
macht ligt bij de vork.
De bio-industrie is geen kwaadaardige creatie van bloeddorstige
mensen die zich tot doel hebben gesteld zoveel mogelijk wezens te
laten lijden. Ze is ontstaan doordat er na de Tweede Wereldoorlog
steeds meer mensen waren die steeds meer vlees wilden eten.
Wereldwijd zijn we grofweg van 2 miljard mensen op aarde in 1950
naar 7 miljard mensen in 2016 gegroeid, en in Nederland gingen we in
diezelfde periode van zo’n 10 miljoen inwoners naar de huidige 17
miljoen. Doordat wij steeds meer vlees, melkproducten en gevogelte
gingen eten, moest de branche opschalen. Groter, efficiënter en
sneller, werd het devies. Banken werkten daaraan mee door met
name leningen te verstrekken voor forse uitbreidingen en daarmee
dwongen ze boeren om grote stappen te maken. Tegelijkertijd moest
vlees goedkoop zijn. Net als brood en melk werd vlees gezien als
basisvoeding. Supermarkten lokken hun klanten met goedkoop vlees.
Let maar eens op de reclamefoldertjes, vlees is hét stuntproduct.
Meer en goedkoper vlees, dat is heel simpel, kan niet leiden tot
meer kwaliteit en beter dierwelzijn. Dieren worden gefokt op snelle
groei. Een kip moet in een paar weken te eten zijn, een varken binnen
een paar maanden. Dieren zijn gebruiksartikelen geworden die
nauwelijks nog het predicaat dier dragen. Deze wezens zijn zwak en
kwetsbaar, hebben zwakke botten en worden snel ziek. Het antwoord
daarop is preventief vaccineren, onder andere met antibiotica, om
ziekten tegen te gaan. Het gevolg: stallen vol trieste, gestreste dieren
die zo snel mogelijk dienen te groeien om zo efficiënt mogelijk
geslacht te worden. De boeren gingen hierin mee. Het was en is
tenslotte hun brood, hun leven, vaak een bedrijf van vader op zoon.
Deze boeren zijn overwegend eerlijke, hardwerkende lui die hun best
doen een goed leven te hebben, net als iedereen. Maar de vraag bleef
stijgen en zij bleven die beantwoorden met meer, sneller en
goedkoper.
Het probleem dat is gecreëerd door deze ontwikkeling heeft drie
grote nadelen, namelijk onze gezondheid, het milieu en het welzijn
van dieren.
Gezondheid
Het eerste nadeel van de manier waarop wij vlees produceren betreft
de menselijke gezondheid. Door grote hoeveelheden dieren in
afgesloten ruimten te houden, verzwakken de dieren en neemt de
kans op ziekten, pandemieën en infecties toe. Denk bijvoorbeeld aan
het ruimen van miljoenen kippen na de fipronilbesmetting in de zomer
van 2017. Door een foutje met een antivlooienmiddel raakten kippen -
en daardoor hun eieren - besmet met fipronil, een stof die in grote
hoeveelheden schadelijk kan zijn voor mensen. Hierdoor moesten 138
bedrijven hun deuren – tijdelijk - sluiten en werden miljoenen kippen
‘geruimd’. Dat wil zeggen: bedwelmd met koolzuurgas en vervolgens
omgebracht.
Grote hoeveelheden dieren vergroten het gevaar op het uitbreken
van pandemieën en vormen daarmee een risico voor mensen. Denk
bijvoorbeeld aan de Q-koorts die 74 mensen het leven kostte, mond-
en klauwzeer (MKZ) en vogelgriep. De steroïden en groeihormonen
die worden ingespoten, de gebruikte medicatie die preventief en bij
ziekte wordt ingespoten en het voedsel dat dieren eten - vaak
genetisch gemodificeerde soja en mais uit Brazilië – dat alles wordt
door consumptie overgebracht op het menselijk lichaam, hetgeen de
gezondheid niet bevordert.
Milieu
De gevolgen van het houden van al deze dieren bestemd voor
consumptie op het milieu zijn enorm. De uitstoot die dieren
veroorzaken is evenredig aan of zelfs groter dan de uitstoot van alle
transportmiddelen op aarde samen. Het houden van dieren op deze
schaal heeft dus een direct effect op de opwarming van de aarde.
Bovendien leidt het op grote schaal houden van dieren tot
waterverspilling, en heeft de grootschalige vleesconsumptie veel
invloed op de wereldwijde voedselverdeling.
De sector zelf roept dan wel initiatieven in het leven om de bio-
industrie duuurzaam te maken - stallen met luchtfilters,
waterterugwinning en meer – maar dat is slechts een druppel op de
gloeiende plaat. Hoe maak je iets duurzaam dat niet duurzaam te
maken is? Het voorkomen van uitstoot door bijvoorbeeld
luchtfilterinstallaties maakt dat dieren vrijwel continue binnen moeten
blijven.
Dierenwelzijn
Hiermee komen we bij punt drie: het dierenwelzijn. Voor dieren die in
grote stallen gehouden worden en die in feite leven om te sterven,
moet het leven een verschikking zijn. Ze leven dicht op elkaar gepakt,
worden gefokt op een snelle en onnatuurlijke groei en zijn extreem
vatbaar voor bacteriën en virussen. Dieren hebben wel degelijk gevoel
en intelligentie, zoals we later zullen zien. Het is dan ook de vraag of
we met droge ogen kunnen blijven beweren dat dit door de beugel
kan.
Dit is een gevoelig punt voor de branche. Ondernemers en boeren
voelen zich van alle kanten enorm onder druk gezet. Overheden,
banken, supermarkten én de kritiek van de moderne consument
vraagt veel van deze mensen. Hun kijk op dieren is wezenlijk anders
geconditioneerd. Ik zal nooit het gesprek vergeten dat ik had met een
aantal leerlingen van de Hogere Agrarische School (HAS) in Den
Bosch. Het ging over dierenliefde, waarbij een van de jongens uit het
gezelschap me op het hart drukte dat hij intens van zijn dieren hield,
hij werkte in de varkenshouderij van zijn vader. De jongen vertelde me
dat hij soms, als een zeug moeite had met biggen, keer op keer ging
kijken en de wekker zette om er ’s nachts bij te kunnen zijn. Hij zag dit
als een bevestiging van zijn dierenliefde. Tot ik hem de volgende
vraag stelde: ‘Maar snap je dat wij als consumenten iets heel anders
zien? De consument ziet dat je zo’n zeug in een veel te klein hokje
stopt, waarin ze niet kan bewegen. Dat je haar kunstmatig bezwangert
om haar vervolgens van onnatuurlijk veel biggen te laten bevallen. Die
je na een paar weken bij hun moeder weghaalt.’
Hierop keek de jonge student me aan alsof hij water zag branden en
hij begreep niet wat ik bedoelde. ‘Ja, maar dat is toch normaal? Als
een zeug kan lopen, vertrapt ze haar biggen.’
Als je opgroeit in de branche zijn dit soort taferelen de normaalste
zaak van de wereld. Je weet niet beter. Natuurlijk moet die zeug veel
biggen geven, dan zijn er meer varkens en dan wordt er meer
verkocht. Daarmee draait het bedrijf beter en dat is toch waar het om
gaat? Als je leeft van je bedrijf, of het nu een bouwbedrijf, een
restaurant of een megastal is, dan is dat voor jou je dagelijkse realiteit.
Kritiek van buitenaf kan heel confronterend zijn omdat ze je in
kernovertuigingen en in je identiteit raakt.
Carnivoren, omnivoren of herbivoren?
Vroeger dacht ik dat ik een carnivoor was. Ik was er zelfs trots op en
vond het stoer om vlees te eten. Dat had iets mannelijks, iets van een
overwinnaar. Aan de top van de voedselketen, als koning van de
wereld was vlees een prachtig statussymbool. Hoe beter je macht te
demonstreren dan door het opeten van anderen? In de horeca is
vlees een onmisbaar element. Het hoort op de kaart te staan in
verschillende hoedanigheden, afgewisseld met vis- en
orgaangerechten en, ja natuurlijk, één of twee vegetarische
mogelijkheden. Je moet als kok met je tijd meegaan, nietwaar? Veel
mensen die vlees eten zien zichzelf als carnivoor, of minstens als
omnivoor. De Dikke van Dale geeft als definitie voor carnivoor:
vleesetend dier. Volgens Wikipedia is een carnivoor (van Latijn caro,
vlees en vorare, eten) een organisme dat dierlijk materiaal als voedsel
gebruikt. De term wordt gebruikt voor dieren, maar ook voor
vleesetende planten en bacteriën.1 Carnivoren voeden zich overigens
bijna volledig met dierlijk materiaal. Tot de carnivoren worden
gerekend roofdieren zoals leeuwen, roofvogels en wolven.
Een carnivoor die meer dan 5% van zijn voedsel uit planten haalt
wordt omnivoor genoemd. Een omnivoor (Latijn omnis, elke) is een
alleseter. Een dier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel kan eten.
Tot de omnivoren worden beren, chimpansees en varkens gerekend.
Van onze voorouder de Australopithecus2 die tussen de 4,3 en 2
miljoen jaar geleden leefde, wordt gedacht dat hij een dieet van
plantaardig voedsel at. De Homo erectus heeft waarschijnlijk ook vis
en schaaldieren gegeten en was de eerste mensachtige die grotere
herbivoren at.3 Echter wel met behulp van wapens om mee te jagen
en gereedschappen om vlees te snijden. Het menselijk lichaam is niet
gemaakt op de jacht of het eten en verteren van vlees. De Griekse
filosoof Plutarchus (46 – 120 nc) zei daar het volgende over 100 jaar
na Christus:

Het menselijk lichaam lijkt allerminst op dat van dieren die zich van
nature met vlees voeden; de mens heeft geen kromme snavel, geen
puntige klauwen, geen scherpe tanden, geen maag die sterk genoeg
is en niet voldoende lichaamswarmte om het zwaar te verteren rauwe
vlees te kunnen koken en verwerken (…) Als je koppig vol wilt houden
dat de natuur je heeft gemaakt om zulk vlees te eten, dood dan zo’n
dier, zeg ik je, maar zonder mes of bijl. Maar net als wolven, beren en
leeuwen die dieren doden voor zover ze zich daarmee voeden: dood
maar eens een koe of een wild zwijn met je tanden, verscheur maar
eens een lam of een haas met je klauwen en verslind het dier levend,
zoals de roofdieren doen (…) Geen mens durft rauw vlees te eten; we
koken en braden het, veranderen het met behulp van vuur en allerlei
kruiden, we vermommen en versluieren de afschuwelijke moord opdat
onze smaak, bedrogen door al die vermommingen, niet afwijst wat
vreemd is.

Het menselijk lichaam lijkt niet op dat van een carnivoor. We hebben,
zoals Plutarchus aangeeft, geen klauwen, scherpe tanden of een
kromme snavel. Onze hoektanden zijn misschien net sterk genoeg om
een appel door te bijten, maar niet om een stuk vlees uit de lende van
een koe te scheuren. Ook is ons maagzuur niet sterk genoeg voor de
verwerking van rauw vlees op grote schaal. Daarbij hebben carnivoren
veel kortere darmstelsels dan planteneters. Er zijn trouwens wel
uitzonderingen. Natuurvolken in koude delen van de wereld waar
weinig plantengroei is, zijn vaak aangepast aan het eten en verwerken
van vlees. Denk aan de Inuit-eskimo’s - die van zeezoogdieren,
kariboes en vis leven in het hoge, koude noorden. Of het Saami-volk
dat in bovenin scandinavie leeft en met name gevoed wordt door
rendiervlees. Of het Quechua-volk hoog in de Andes in Peru dat van
lama-achtigen leeft. Deze volken gebruiken echter speren en geweren
om hun prooi te vangen en bewerken het vlees. Ook hebben ze een
aantal andere belangrijke kernmerken van carnivoren niet:
transpireren via de tong - denk aan hijgende honden -, zelf vitamine c
kunnen aanmaken, nachtzicht en speciale enzymen die bacteriën in
rottend vlees doden. Ook het vermogen om rauw vlees met huid en
haar te verteren ontbreekt.
Hoe zit het dan met ons, de Hollanders. Om carnivoor te zijn moet
meer dan 95% van je dieet uit vlees bestaan. Dan is het misschien
zelfs een beetje dom van me dat ik überhaupt dacht een carnivoor te
kunnen zijn met alle aardappels, broodsoorten en snacks die ik in mijn
Hollands dieet at. We kunnen dus voor eens en voor altijd een streep
zetten door de illusie dat de Nederlander een carnivoor is.
Zouden we dan omnivoren zijn? Dat is een gedachtegang die
redelijk algemeen is en door veel biologen geaccepteerd wordt. Wij
mensen kenmerken ons echter door een kleine mond, zwakke kaken,
kleine tanden, een kleine maag en korte darmen. Die laatste kunnen
wijzen op het eten van vlees, maar ook op het feit dat mensen al
200.000 jaar hun eten koken. Een periode die lang genoeg is voor het
menselijk lichaam om zich aan te passen.4
Mensen hebben opvallend veel eigenschappen van herbivoren
(Latijn herba, gras). Onze platte maalkiezen en slecht ontwikkelde
hoektanden - zeker als je ze vergelijkt met omnivoren als beren,
varkens en chimpansees – wijzen erop dat de mens kan overleven op
een strikt plantaardig dieet. Sterker nog, zoals we aan de hand van
wetenschappelijk onderzoek zullen zien, een plantaardig dieet is vele
malen gezonder voor een mens. Naar mijn idee overschat de mens
zichzelf graag. Het is natuurlijk geweldig om je te identificeren met
krachtige omnivoren als beren, maar de werkelijkheid is minder
rooskleurig. In tegenstelling tot een beer doodt de gemiddelde
Nederlander zijn of haar prooi niet. Het vlees is door een ander
gedood. En een dier dat een prooi eet die door andere dieren is
gedood, noemen we eigenlijk een aaseter. Een aaseter leeft van
dierlijke resten en kadavers en jaagt zelf niet op voedsel, net als de
moderne mens.5 Er is dan ook voor de mens niets nobels, mannelijks
of stoers aan het eten van vlees. Geen vergelijking te trekken met
leeuw of tijger, wolf, beer of zelfs wild zwijn.
Zelf sluit ik me liever aan bij de herbivoren. Daar ben ik in het
gezelschap van gorilla’s, olifanten en pandaberen. De laatste is
overigens geëvolueerd van omnivoor naar herbivoor. Mijn gebit, mijn
spijsverteringsstelsel - zolang ik niet ga grazen - en mijn metabolisme
blijken uitermate geschikt voor een plantaardig dieet. Dit was voor mij
een groot argument in de overstap naar een voor 80% veganistisch
dieet.
Varkens en wat ze eten
Op 1 april 2015 telde Nederland ruim 4,1 miljoen runderen en 12,6
miljoen varkens. (bron: CBS) Al die varkens moeten eten. Ongeacht
de beeldvorming worden ze allang niet meer met gras en hooi
gevoed, maar overwegend met soja en mais. Deze laatste twee
worden op grote schaal in het Amazonegebied in Zuid-Amerika
verbouwd. Men hakt per jaar een gebied ter grootte van half
Nederland kaal om veevoer te kunnen verbouwen.
Nederland is één van de grootste afnemers. Hoe dat kan? Zonder
dat veel Nederlanders het in de gaten hebben, is ons land een van de
grootste exporteurs van vee, met name van varkens, in de wereld. Wij
Nederlanders zijn daarmee voor een groot deel verantwoordelijk voor
het verdwijnen van het regenwoud in de Amazone.
Niemand kan nog ontkennen dat er een enorm probleem is ontstaan
door de manier waarop wij moderne westerlingen vlees consumeren.
Hoewel tegenstanders van de bio-industrie graag naar de branche
wijzen als de grote schurk, ligt de werkelijkheid genuanceerder. Het
probleem dat door onze vleesconsumptie is ontstaan, heeft minstens
vijf aanstichters: de bio-industrie, de banken, de supermarkten, de
overheid én de consument. Wij allemaal dus. Zolang de vraag naar
goedkoop vlees bestaat, zal het aanbod blijven bestaan.
We leven in een tijd waarin we minder dan tien procent van onze
inkomsten aan voeding besteden. Dat is ongekend in de
geschiedenis. Voedsel is nog nooit zo beschikbaar en zo betaalbaar
geweest. We beseffen het misschien niet, maar dat is een ongekend
luxe positie. En wellicht een overbodige positie. Want waarom zouden
we zo weinig geld aan eten besteden? In landen als Frankrijk en Italië
kijken ze veel meer naar kwaliteit en is men bereid daarvoor te
betalen. Het lijkt alsof de naoorlogse drang om het volk efficiënt te
voeden is doorgeslagen. De wederopbouw is voorbij en volgens mij
wordt het tijd om ons eetgedrag weer eens onder de loep te nemen.
Laten we het paradigma van goedkope voeding slechten en
accepteren dat vlees met een lage prijs niet mogelijk is zonder
desastreuze gevolgen op grote schaal. Leveranciers van
supermarkten worden uitgeknepen en platonderhandeld tot de laatste
cent. De prijzenoorlogen van supermarktketens hebben geleid tot
faillissementen van bedrijven die niet mee konden komen. De
leveranciers die bleven, moesten fors opschalen en/of grof inleveren
op kwaliteit. Voor groenten, aardappelen en kant-en-klaarmaaltijden is
daar wellicht nog wel iets voor te zeggen, maar bij het houden van
levende dieren leidt dit tot een directe negatieve invloed op
gezondheid, milieu en dierenwelzijn.
We mogen concluderen dat de strategie van goedkoop en voor
iedereen beschikbaar eten niet werkt. Dat de catastrofale gevolgen
ervan - die destijds nog niet goed te overzien waren, maar
tegenwoordig heel duidelijk zijn - de positieve resultaten in de
portemonnee van supermarkt, bank en consument doen verdampen?
Kunnen we inzien dat het pad dat we met elkaar ingeslagen zijn niet
het juiste pad is en zullen we op onze schreden terugkeren? Om
zover te komen, moeten de Nederlanders zich eerst massaal bewust
worden van de werkelijke situatie. De gemiddelde Nederlander ziet
nog niet wat de correlatie is tussen goedkoop en makkelijk eten op
tafel en de problemen die daardoor ontstaan zijn.
Zolang de vraag naar vlees en dierlijke producten blijft groeien en
men zo min mogelijk wil betalen, blijft de branche zo efficiënt mogelijk
produceren. Wanneer wij allemaal zouden kiezen voor vlees dat is
geproduceerd door bewuste boeren die tijd en aandacht voor hun
dieren nemen, en wanneer wij bereid zijn daar meer voor te betalen,
dan zou de branche haar aanbod aanpassen aan deze nieuwe vraag.
Als er geen kiloknallers of goedkoop vlees meer gekocht zou worden,
zou het niet meer geproduceerd worden, zo simpel is het. Maar, hoor
ik veel mensen zeggen, het leven is al zo duur, ik kan toch niet nóg
meer betalen voor mijn vlees? Het antwoord hierop is heel eenvoudig:
eet wat minder én bewuster vlees, en misschien kun je er zelfs
helemaal mee stoppen.
Psychologisch gezien dient er een patroon doorbroken te worden
van gewoontes waarin de mens gewend is om bovenaan in de
voedseleten te staan. Niet als onderdeel van de natuur, maar als
heerser over de natuur. Volgens hoogleraar sociale psychologie Roos
Vonk heeft dat te maken met een onbewuste psychologische functie
van vlees eten. Als we nadenken over onze hoofdmaaltijd van de dag,
dan denken we eerst aan het stukje vlees. We kopen waar het
voordelig is. En vervolgens bedenken we de rest van de maaltijd erbij.
Ik besloot Roos op te zoeken in het Radboud.
Roos Vonk
Roos Vonk is hoogleraar Sociale Psychologie aan de Radboud
Universiteit in Nijmegen. Ze doet wetenschappelijk onderzoek en
geeft les over verschillende sociale onderwerpen. Vonk geeft
lezingen, workshops en coaching en ze schrijft columns, artikelen
en boeken. Door actuele wetenschappelijke kennis over gedrag,
sociale beïnvloeding en persoonlijke ontwikkeling en ook door haar
praktijkervaring wil Roos mensen zich bewust maken van
belemmeringen en voordelen van menselijke gebreken en ego’s.

‘Voor een heel belangrijk deel eten mensen vlees uit gewoonte. Je
groeit ermee op in onze samenleving. Je krijgt van kinds af aan vlees
te eten, en een heleboel mensen in ons land denken nog in termen
van vlees, aardappelen en groenten. Het is de reden bijvoorbeeld voor
de vleesstuntaanbiedingen in de supermarkt. Supermarkten weten dat
als mensen gaan bedenken wat ze die avond willen eten, ze eerst aan
het vlees denken. En als het vlees in de aanbieding is, dan gaan
mensen naar die supermarkt en de rest zoeken ze erbij. Dat is de
reden dat die kiloknallers er niet uit te bannen zijn. Maar boven alles is
het eten van vlees een gewoonte.
Er zijn psychologische aanwijzingen dat vlees in rijke landen meer
gegeten wordt. In Nederland is het heel lang een luxeproduct
geweest, want het was duur. Zodra landen rijker worden, gaat de
vleesconsumptie omhoog. Uit onderzoek blijkt dat mensen vlees eten
omdat ze zichzelf zien als de top van de voedselketen. De vleeseter
heeft in die hoedanigheid een symbolische functie, dat gaat om wat
we noemen ‘sociale dominantie oriëntatie’. Deze geeft aan in hoeverre
mensen op een hiërarchische wijze kijken naar relaties tussen
groepen. Dus ‘hoge dominantie oriëntatie’ betekent dat je de mens
ziet als hoger in de pikorde dan andere dieren en als heerser over de
natuur.
Deze zienswijze gaat vaak gepaard met bijvoorbeeld ontkenning
van klimaatverandering, want de mens heerst over de natuur en dat
willen we graag zo houden. Je ziet mensen niet meer als onderdeel
van de natuur, maar als heerser. Uit eigen ervaring weet ik dat
mensen met een hoge dominantie-oriëntatie meer vlees eten. Maar
inAustralië is er uitgebreid onderzoek gedaan naar dit fenomeen.
Wetenschappers noemen deze mensenHigh Meat Identifiers, wat
betekent dat vlees eten voor deze groep een onderdeel is van hun
identiteit. In landen als Australië en de VS gaat het vooral om rood
vlees: koeien en varkens. Voor zover ik weet is dit in Nederland nooit
onderzocht. Maar wel is het een feit dat toen het RIVM onlangs zei:
“We moeten echt minder vlees eten als we de klimaatdoelen willen
halen,” deze organisatie meteen werd uitgemaakt voor fascistisch. We
hadden hier aan de Radboud hetzelfde toen in de kantine meatfree
Monday werd ingevoerd. De keuzevrijheid van de vleeseter zou
worden aangetast. Ik denk dan: zou het ook zo gaan als het over
plastic ging? Het eten van vlees ligt denk ik echt gevoelig.
We eten vlees omdat het een traditie is. Je groeit op met vlees en
op een gegeven moment ondek je dat het om levende dieren gaat.
Dat vind je zielig en dat is precies het moment dat bij veel mensen het
zelfbedrog intreedt. Daar helpen we elkaar bij. Als kinderen zeggen
dat ze het zielig vinden dat we dieren eten, zegt moeder dat die dieren
dat niet erg vinden omdat ze daar speciaal voor worden gefokt.
Ouders bedriegen hun kinderen en als je volwassen bent bedrieg je
jezelf.
Er is experimenteel onderzoek gedaan in Engeland en Nieuw-
Zeeland waar uitkwam dat mensen nadat ze vlees hebben gegeten,
geneigd zijn de morele status van dieren naar beneden te halen. In
het onderzoek kreeg de ene helft van de mensen een hapje met vlees
en een ander deel een hapje met nootjes. De mensen die net vlees op
hadden, beantwoordden de vragen over de morele status van dieren
anders dan de mensen die nootjes op hadden. Het aspect dat
samenhangt met sociale dominantie oriëntatie heet de Human Animal
Divide. Het komt erop neer dat er een grote kloof is tussen mensen en
andere dieren. Deze manier van kijken helpt ons rechtvaardigen dat
we dieren gebruiken voor van alles en nog wat. Als je ervan overtuigd
bent dat dieren weinig tot niets voelen, dan geeft het ook niet dat je ze
eet. Vleeseters, zo weet ik uit eigen onderzoek, maakt het nogal wat
uit of ze denken aan huisdieren of aan landbouwdieren. Bij huisdieren
is in hun optiek die kloof tussen mens en dier kleiner dan bij
landbouwdieren.’

We hebben dus te maken met een systeem dat in een heel korte tijd
tot stand is gekomen, maar wel snel genoeg om hele generaties erin
vast te zetten. Een systeem dat de mensheid problemen op grote
schaal oplevert, maar voor een individu moeilijk los te laten is vanweg
allerlei psychologische factoren. Genoeg reden dus om alle
individuele vragen onder de loep te nemen en te kijken wat er nou
feitelijk aan de hand is. In de volgende hoofdstukken beantwoorden
wetenschappers, bekende Nederlanders en specialisten samen met
mij de vragen die veel mensen hebben over vleesconsumptie en de
effecten ervan.
2 Gezondheid
Na zeven jaar als vegetariër door het leven te zijn gegaan wilde ik wel
eens weten wat de effecten daarvan op mijn gezondheid waren. Ik
heb destijds besloten om vlees, gevogelte en vis uit mijn dieet te
schrappen en zo min mogelijk koemelkproducten te consumeren. Zo
heel nu en dan zondigde ik met kibbeling (kon ik gewoon niet
weerstaan), geitenkaas (idem dito) en ijs met slagroom (juist…). Hoe
ik echter de eiwitten binnen moest krijgen die ik door dit eetpatroon
dacht te missen, dat wist ik eigenlijk niet. Ik deed maar wat. Ik had wel
eens gehoord dat peulvruchten belangrijke bronnen van proteïne
waren en dat je ze in combinatie met noten moest eten om de juiste
aminozuren binnen te krijgen. Ook had ik wel eens iets gehoord over
B12. Die slikte ik dan ook braaf in pilvorm, maar geen idee of dat de
juiste manier was. Inmiddels weet ik dat sommige vegetariërs zelfs
een B12-spuit halen. Daar had ik nog nooit van gehoord en wilde ik
meer van weten.
Proteïne (eiwitten)
Het voedingscentrum meldt over vegetarisch eten: Het maakt niet uit
of je de maaltijd met of zonder vlees eet. En dat klopt. Het gaat
namenlijk om de samenstelling van de maaltijd. De meeste mensen
eten vlees omdat ze ervan overtuigd zijn dat het bijdraagt aan hun
proteine-inname. Een onderzoeksteam van de universiteit van
Wageningen zegt hierover:

Dierlijk eiwit is voor de mens een uitstekende bron van eiwit.


Bovendien is de kwaliteit van dierlijke producten hoog (qua voeding en
smaak). Om die reden zijn dierlijke producten gewild. Vleesloos of
dierlijkeiwitloos consumeren is vaak een (westerse) luxe. Het is de
vraag of het vanuit humane gezondheid verstandig is vlees en zuivel
af te zweren en of het inderdaad wel zo gemakkelijk is om het te
vervangen door plantaardig voedsel. Zuivel is een integraal onderdeel
van deze discussie. Dat laat onverlet dat in onze dieetsamenstelling in
relatie tot gezondheid en milieu natuurlijk nog winst is te boeken.
Zowel door minder dierlijk eiwit te consumeren, alsook door anders te
produceren.6

Steeds meer artsen en wetenschappers echter zijn het er overeens


dat de meeste mensen teveel proteine binnen krijgen en dat het best
wat minder kan. Bovendien hebben wij mensen in tegenstelling tot de
meeste carnivoren een keuze. Een leeuw bijvoorbeeld kan geen
proteine uit planten halen en is aangewezen op vleesconsumptie. Wij
mensen zijn omnivoren en hebben wel het vermogen om zelf
rechtstreeks uit plantaardige voeding halen.
B12
Tegenwoordig bevat vlees zo weinig B12 dat het wordt toegevoegd
aan dierenvoeding, zodat dieren alsnog genoeg B12 aanmaken in het
korte leven dat ze leiden. B12 krijgen koeien normaal gesproken
binnen door gras te eten, laag bij de grond, maar ze kunnen het ook
zelf aanmaken. Aangezien koeien tegenwoordig niet altijd of niet vaak
genoeg buiten lopen, krijgen koeien ook B12 gesupplementeerd. Dus
of je B12 nou via de koe binnenkrijgt of het zelf slikt, maakt in feite niet
uit. Ook vind je B12 in de meeste vleesvervangers. Het grote verschil
is dat als je het via de koe binnenkrijgt, je ook nog eens veel
milieuschade veroorzaakt én veel verzadigd vet binnenkrijgt, wat niet
goed is voor je lichaam. Het lijkt dus logischer om het direct in te
nemen. Je hoeft B12 ook niet in te spuiten, je kunt het in pil- of
capsulevorm innemen.
Omega 3
Hetzelfde geldt in feite voor omega 3. Een vis eet zeewier en algen,
dus je kunt net zo goed die vis overslaan.Zeewier bevat de minste
zware metalen. Wier wordt gegeten door een vis en die wordt weer
opgegeten door grotere roofvissen. Een tonijn bevat dus heel veel
lood, omdat er een ophoping van zware metalen heeft
plaatsgevonden. Als je de algen direct eet, krijg je geen zware
metalen binnen, die je hormonen uit balans kunnen brengen en die
kankerverwekkend kunnen zijn. Je plukt echter wel alle voordelen,
bijvoorbeeld omega 3 en chlorofyl.
Lisa Steltenpool
Lisa Steltenpool studeerde Voeding & Diëtetiek en richtte in 2016
haar eigen diëtistenpraktijk op om mensen te helpen hun
gezondheid te verbeteren. Al op jonge leeftijd werd ze eerst
vegetariër en later veganist. Lisa heeft twee boeken geschreven:
De Vegarevolutie en Kickstart. En ze is medeoprichter van Viva las
Vegas, een platform voor bewuste vegetariërs.

‘Het begon toen ik een jaar of tien was. Op tv zag ik een documentaire
over hoe koeien werden geslacht. Ik schrok daar zo van dat ik me
afvroeg hoe het mogelijk was dat zoiets moest gebeuren zodat ik
vlees kon eten. Ik besloot vegetariër worden, net als mijn broer. Ik was
overtuigd van wat ik deed als vegetariër, maar ik kon het nooit goed
onderbouwen. Veel klasgenoten pestten mij met dingen als: Er zit ook
moederkoek in mascara.
Ik ging mij steeds meer verdiepen in het vegetarisme en zo kwam ik
automatisch terecht bij de zuivel- en de eierindustrie. Toen leerde ik
dat ook de productie van zuivel gepaard gaat met heel veel
dierenleed. Dat kalfjes al vroeg bij hun moeder weggehaald worden,
dat koeien die normaal gesproken twintig jaar oud worden maar vier
jaar oud worden. Ik vond dat heel raar. Melk heb je eigenlijk niet nodig
en eieren toch ook niet? Waarom eten we het dan? Het is per definitie
onnodig leed. Het gaat puur om smaak! Daarna wilde ik alle dierlijke
producten uit mijn dieet schrappen en kijken of ik helemaal plantaardig
kon eten. Ik woonde nog thuis en mijn ouders vonden het geen handig
plan, dus moest ik even wachten. Toen ik eenmaal op kamers ging,
heb ik nooit meer iets dierlijks gekocht en sindsdien voel ik me alleen
maar beter, energieker. Dus ik ben heel blij met mijn keuze.
Het is absoluut niet nodig om dierlijk producten te eten, sterker nog,
het heeft juist veel gezondheidsvoordelen als we meer plantaardig
zouden eten. Ook grote instanties als het World Cancer Research
Fund, die onderzoek naar kanker doen, geven aan dat je zoveel
mogelijk plantaardig moet eten om de kans op kanker te verminderen.
De aanbeveling voor het verminderen van hart- en vaatziekten is
minder verzadigd vet eten. En verzadigd vet zit juist in dierlijke
producten! Dus veel onderzoeken bewijzen het, maar de stap naar
volledig plantaardig eten is groot. Organisaties die met deze
onderzoeken naar buiten komen, zoeken de middenweg, terwijl ik zeg:
geef mensen de kans om hun eigen mening te vormen en te kijken
wat het beste is voor hen. En dat is een volledig plantaardig
eetpatroon.
Dit is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Tijdens mijn studie
heb ik geleerd wat je nodig hebt aan nutriënten, maar ook aan
vitamines en mineralen. En alles wat je nodig hebt, kun je makkelijk uit
planten halen. Ik kan aantonen dat als je eet zoals ik mijn
voedingspiramide heb ingedeeld, je alle voedingsstoffen binnenkrijgt.
Het enige wat je niet binnenkrijgt is vitamine B12, omdat dit enkel en
alleen in dierlijke producten zit. B12 kun je nemen als supplement. Dat
is een zuivere vorm.
Het gaat om de juiste samenstelling van maaltijden. Noten, fruit,
groenten, zaden en olieen aangevuld met de juiste supplementen. Als
je dat goed doseert krijg je alle voedingsstoffen binnen die je nodig
hebt. Niet eens zozeer vanwege de mineralen of vanwege de energie
die in plantaardige voeding zit. Maar vooral vanwege bijvoorbeeld de
bioactieve stoffen, die krijgen veel mensen veel te weinig binnen. De
gemiddelde Nederlander eet maar één stuk fruit en 100 gram groente
per dag. Ik adviseer vier keer zoveel. Vandaar dat ik zeg: je kunt je
gewoon niet overeten aan groente en fruit.’
Lisa Steltenpool adviseert 400 gram fruit, 400 gram groenten, 300
gram peulvruchten, 50 gram noten, avocado’s, zaden, volkoren
granen. En dat op een bodem van 2 liter water. ‘Dat is echt de basis.
Wat ik altijd zelf aanhoud is de 80/20 regel: ik probeer zoveel mogelijk
onbewerkt en puur te eten. Omdat je daar echt al je voedingsstoffen
uit haalt, dan heb je 20 procent over voor lekkere dingen of voor een
beetje speling in het menu.’
Heb je vlees nodig om te sporten?
Guido Weijers houdt van krachtsport. Sinds een aantal jaren is hij fors
gaan bodybuilden met zichtbaar resultaat. Ik vraag hem hoe hij aan
zijn eiwitten komt, aangezien veel sporters zweren bij eiwitten, uit kip
bijvoorbeeld.
‘Ik train vijf of zes keer in de week,’ zegt Guido, ‘maar ik heb echt
geen kip nodig. De zogenaamde kip van de Vegetarische Slager
bevat 21% eiwit, een echte kip 19%. In vleesvervangende producten
zitten echt extreem veel eiwitten. Ik heb een tijd heel erg op mijn
voeding gelet en toen ben ik veel shakes gaan drinken. Daar kreeg ik
wel een plofkop van. Dus nu heb ik bedacht: ik sport gewoon veel en
zorg dat ik geen honger krijg, en voor de rest eet ik gezond. Maar ga
ik ga geen extra shakes nemen of creatine of zoiets. Doe maar
normaal. Mensen doen er vaak heel ingewikkeld over, maar je kunt
ook gewoon groente eten. Het is uiteindelijk een kwestie van bewust
eten. Je hoeft niet elke dag zoveel gram eiwitten en zoveel gram
koolhydraten, als jij veel groente eet en veel eiwitten, dan eet je in
ieder geval beter dan de gemiddelde Nederlander.’
Steeds meer topsporters stappen over op een vegetarisch of
veganistisch dieet. Sprinter Carl Lewis bijvoorbeeld. Hij werd in 1990
vegetariër en al snel daarna veganist. In 1991 liep hij zijn beste race
ooit, een wereldrecord op de 100 meter. Zelf gaf hij aan dat zijn
veganistisch dieet voor het beste seizoen ooit had gezorgd.
Ook in de wereld van het ultra lopen (verder lopen dan de
marathon) zijn veel veganisten te vinden. Scott Jurek won de
Hardrock 100 zeven keer op rij. 100 mijl (161 kilometer) over steile
bergpaadjes.7 Jurek heeft een boek geschreven over veganistisch
eten en sport dat in het Nederlands werd vertaald als: Eet en ren.
Catra Corbett heeft 250 ultraruns gelopen op een veganistisch dieet.
Hardlopen, zelfs marathons lopen kan dus prima zonder dierlijke
producten.
Als krachtsporter kun je eveneens uitstekend functionere op basis
van plantaardige proteïne. Torre Washington is al sinds 1998 veganist
en sinds 2009 bodybuilder. Op zijn website leert hij je hoe dat in zijn
werk gaat.8 Sanne Visser is Nederlands kampioen powerliften en kan
210 kilo boven haar hoofd houden. Ook Sanne is veganist. De
sterkste man van Duitsland, Patrik Baboumian, leeft op een
veganistisch dieet. Op de website greatveganathletes.com vind je een
lange lijst met veganistische sporters.9 De bekendste vegetarische en
veganistische sporters zijn toptennisters Martina Navratilova, Venus
en Serena Williams. Bokser Mike Tyson en American footballspeler
David Carter.
Kortom, voor sporten is de absentie van dierlijke producten
allesbehalve een bezwaar. Veganistisch diëtiste Lisa Steltenpool zegt
over de combinatie sport en plantaardige proteïne: ‘We zijn nu wel
voorbij de fase dat we niet geloven dat er in planten ook eiwitten
zitten. Plantaardige proteïne heeft juist veel voordelen, omdat je
herstel na een training veel beter kan gaan. Voor spierherstel heb je
niet alleen eiwitten nodig, maar ook vitamines en antioxidanten om je
hele lichaam weer te herstellen. En die vind je niet in dieren. Daarin
vind je helemaal niks aan extra waarden. In plantenbesjes, en groene
groenten daarentegen wel. En natuurlijk in tofoe en tahoe. Zelf train ik
intensief. Daarom supplementeer ik mijn plantaardig-volkoren dieet
met vitamine B12- zuigtabletjes. Ook neem ik dagelijks een
(plantaardige) eiwitshake, multivitamine, zeewier in de vorm van
spirulina en aminozuren. Ik train vijf keer per week, dus ik mag wel
wat extra’s hebben.’
Krijg je kanker van vlees?
Er valt zoveel te zeggen over dierlijk eten en gezondheid dat de
Amerikaan Kip Andersen er een hele documentaire over maakte:
What the Health. De film was onder andere via Netflix in vele landen
te zien en deed veel stof opwaaien. Anderson maakte een, in
Nederlandse ogen, typisch Amerikaanse film, die hier en daar wat kort
door de bocht is. Toch is de film meer dan de moeite waard. Kip
Anderson begint met een wetenschappelijke meta-analyse - een
studie op basis van andere studies - die de World Health Organization
liet uitvoeren door een werkgroep van 22 wetenschappers uit tien
landen, op basis van 800 epidemiologische studies uit verschillende
landen. Vele van deze studies lopen al vijftig jaar Een samenvatting is
gepubliceerd in The Lancet Oncology. In deze wereldberoemde studie
is te lezen dat bewerkt vlees kankerverwekkend is. Sterker nog, elke
vijftig gram bewerkt vlees verhoogt de kans op dikke darmkanker met
18%. Ook is er een - minder sterk - verband aangetoond tussen
bewerkt vlees en maagkanker, alvleeskanker en (gevorderde)
prostaatkanker.
Dat had mijn opa moeten weten. Die was namelijk dol op bewerkt
vlees als salami, ham, worst, spek, hamburgers, filet americain, en
verschillende soorten vleesbeleg. Dan was hij misschien niet
overleden aan darmkanker. Ik zag trouwens tijdens het onderzoeken
van deze cijfers dat het Nederlandse voedingscentrum mensen
waarschuwt niet meer dan 500 gram bewerkt vlees per week te eten.
Waarmee ze dus feitelijk de kans op kanker met 180% vergroten.
De onderzoekers van het International Agency for Research on
Cancer (IARC) vinden de bewijzen zo overtuigend dat ze het eten van
bewerkt vlees inschalen als kankerverwekkend voor mensen.10 De
wetenschappers hebben ook gekeken naar de effecten van rood vlees
op het kankerrisico. Dat werd geklassificeerd als waarschijnlijk
kankerverwekkend voor mensen. Het dagelijks eten van 100 gram
rood vlees vergroot het risico op kanker met 17 procent ten opzichte
van mensen die dat niet eten. Het IARC besloot bewerkt vlees op de
lijst met kankerverwekkende stoffen te zetten, naast tabak, asbest en
plutonium.
In verschillende documentaires over gezondheid en vlees, zoals
Forkes over Knives kwam ik dezelfde man tegen: dr. T. Colin Cambell.
Cambell is emeritus professor of Nutritional Biochemistry aan Cornell
University. De professor is met name bekend door zijn China-Cornell-
Oxford Project. Later samengevat in het boek The China Study. Dit is
een grootschalig onderzoek naar de correlatie tussen voeding en
hartziekten, diabetes 2 en kanker. Tussen 1973 en 1975
onderzochten Cambell en zijn team meer dan 6500 mensen uit
verschillende delen in China. De uitkomst van dit project was dat
mensen in gebieden waar meer dierlijk voedsel werd gegeten, een
hogere kans op verschillende kankervormen en andere westerse
ziekten hadden. The New York Times omschreef deze studie als de
Grand Prix van de epidemiologie en de meest uitgebreide studie ooit
over de relatie tussen dieet en het risico op ziekten. Cambell ontdekte
bijvoorbeeld de relatie tussen caseïne in melk en tumoren. Ook laten
zijn statistieken zien dat landen met een hoge kaasconsumptie, zoals
Nederland en Denemarken, de landen zijn met de hoogste
borstkankercijfers. Volgens Cambell worden kankercellen gevoed
door de verhoogde hormoonwaarden die dierlijk eiwit met zich
meebrengt.

In het boek Waarom ik mijn vrienden niet eet van Matthieu Ricard
staan verschillende interessante onderzoeken mét bronvermelding:
Een onderzoek van EPIC (European Prospective Investigation Into
Cancer and Nutricion) onder 521.000 mensen heeft aangetoond
dat deelnemers die meer rood vlees aten 35% meer kans maakten
om darmkanker te krijgen dan deelnemers die minder rood vlees
aten. Volgens een Human Development Report van de Verenigde
Naties (2007- 2008) vermindert het risico op darmkanker en rectale
kanker met ongeveer 30% wanneer men de dagelijkse consumptie
van rood vlees met 100 gram vermindert. Landen waar veel rood
vlees gegeten wordt zoals Argentinië en Uruguay, zijn ook de
landen waar darmkanker in verhouding tot de rest van de wereld
het vaakst voorkomt. Aan Harvard University werd een onderzoek
gepubliceerd van An Pan en Frank Hu en hun team. Ze volgden
meer dan 100.000 mensen een aantal jaren. Uit het onderzoek
kwam dat dagelijkse vleesconsumptie een verhoogd risico gaf van
18% op overlijden aan een hart- of vaatziekte bij mannen en 21%
bij vrouwen. Sterker nog: als mensen die veel rood vlees eten dat
vlees vervangen voor volkorengraan of andere bronnen van
plantaardige eiwitten, neemt hun risico op een voortijdige dood met
14% af. Vanwege het verschijnsel bio-accumulatie bevat rood
vlees veertienmaal zoveel restanten van pesticiden als groenten,
en melkproducten vijfmaal zoveel.11

Ik wendde me tot het KWF. Als iemand in Nederland moet weten wat
de relatie is tussen vlees eten en kanker zou het deze instantie
moeten zijn. Op de website van het KWF staat het volgende:

Wat moet je wel of niet eten om de kans op kanker te verkleinen?


Voeding kan je kans op kanker vergroten of juist verkleinen. Hoewel
we niet altijd weten hoe voeding je kans op kanker beïnvloedt, weten
we voor bepaalde voeding of voedingsstoffen wel dát het zo is:
groenten en fruit bevatten belangrijke vitaminen en mineralen die je
kans op kanker verkleinen; rood vlees (bijvoorbeeld rundvlees,
lamsvlees en varkensvlees) en bewerkt vlees (vlees dat is
geconserveerd door middel van roken, drogen, zouten of door
toevoeging van conserveringsmiddelen, zoals boterhamworst)
vergroten het risico op kanker.

Het KWF lijkt ervan overtuigd dat het eten van rood en bewerkt vlees
de kans op kanker groter maakt. De website voedingenkankerinfo.nl
lijkt het daarmee eens. Deze site is een samenwerkingsverband
tussen Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), Wageningen
University, Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO), Alpe
d’Huzes en het KWF. Op de website staat:

Eet minder rood vlees (zoals rund- en varkensvlees) en eet liever


geen bewerkt vlees (zoals ham, spek of salami). Onderzoek toont aan
dat het eten van rood en bewerkt vlees het risico op darmkanker
verhoogt. Rood vlees is bijvoorbeeld rundvlees, lamsvlees en
varkensvlees. Bewerkt vlees is al het vlees dat is gerookt, gezouten of
op een andere manier geconserveerd door het toevoegen van
conserveringsmiddelen. Eet per week niet meer dan 500 gram
(gewicht van bereid vlees) rood vlees. Vermijd het eten van bewerkt
vlees zoals ham, salami en worst.12

Vóór 2007 waren hart- en vaatziekten doodsoorzaak nummer 1,


volgens de website van het RIVM.13 In 2015 overleden meer dan
18.000 Nederlandse mannen en meer dan 20.000 Nederlandse
vrouwen aan hart- en vaatziekten, 39.300 in totaal. Hart- en
vaatziekten staan nu op de tweede plek als doodsoorzaak. De
nummer 1 doodsoorzaak in Nederland is kanker. In 2015 overleden
meer dan 24.000 mannen en meer dan 21.000 vrouwen aan kanker,
in totaal 45.716 mensen.14

De conclusie die ik op basis van al deze bronnen trek, is dat bewerkt


en rood vlees de kans op darmkanker vergroten. Dat het effect van
vlees op andere vormen van kanker wel waarschijnlijk is, maar niet
aangetoond. De belangrijkste uitkomst voor mij is echter dat het
omgekeerd zo is dat een plantaardig dieet, dus het uitsluiten van
zuivel, eieren én vleesproducten de kans op kanker drastisch
verkleint. Voor mij is dat de uiteindelijke, doorslaggevende reden om
zo plantaardig mogelijk te eten.
Hart- en vaatziekten
De afzetting van een vetachtige stof in je aderen noemen we plaque.
Plaque vormt zich in de kransslagaders. Dit veroorzaakt
aderverkalking. Aderverkalking is de verharding van de aderen door
vetafzetting (rijk aan cholesterol) dat zich opbouwt in de bloedvaten,
waardoor het pad voor je bloed heel nauw wordt. Een vermindering
van bloedcirculatie kan zorgen voor pijn en druk op de borst. Door de
plaque kan een bloedprop worden gevormd. Deze blokkade kan
leiden tot een hartaanval. Een hartaanval kan het hart ernstig
beschadigen en het hart kan hierdoor voor een deel zelfs afsterven.
Je hart kan er ook ineens mee ophouden. In het Engels heet dit ‘a
sudden cardiac death’. Binnen een paar uur vanaf de eerste
symptomen kan het leven voorbij zijn. Daarom is het essentieel om
hartziekten te voorkomen. Zijn hart- en vaatziekten niet simpel
ouderdomskwalen? Nee. In het eerdergenoemde China-Cornell-
Oxford project (The China Study) werden eetgewoontes in relatie tot
chronische ziektes onderzocht op het platteland van China. In de
Guizhouprovincie bijvoorbeeld. Daar wonen ongeveer een half miljoen
mensen. Over een periode van drie jaar kon geen enkele dood gelinkt
worden aan hart- en vaatziekten onder mannen jonger dan 65 jaar
oud.15 Allemaal dankzij een plantaardig dieet.
Onderzoek onder mensen tussen de drie en de zesentwintig jaar
oud, die overleden tijdens ongelukken, heeft aangetoond dat de
eerste tekenen van aderverkalking en vetophoping in de aderen al
rond het tiende levensjaar aanwezig waren.16 De vraag is dus niet:
hoe kan ik hart- en vaatziekten voorkomen? Maar: hoe kan ik hart- en
vaatziekten terugdringen, als die al in mijn systeem zitten?
Artherosclerose of aderverkalking kan vanaf de geboorte of zelfs
eerder te zien zijn in de aderen. Italiaanse onderzoekers
onderzochten de aderen van overleden foetussen en te vroeg
geboren baby’s. In de aderen van foetussen wier moeder een hoog
cholesterol had was er meer kans op slagaderlijk letsel.17
Volgens William C. Roberts, hoofdredacteur van The American
Journal of Cardiology, is cholesterol de enige kritische risicofactor
voor de afzetting van plaque in de aderen.18
‘Om het niveau van het cholesterol drastisch te verlagen, moet je
drie dingen drastisch veranderen,’ zegt de arts Michael Gregor in zijn
boek How not to die. ‘Verlaag je inname van transvet, dit komt van
verwerkt voedsel en van vlees en melk; verzadigd vet, dit komt van
dierlijke producten en junk food; en in mindere mate cholesterol, dit
komt uit voedsel geproduceerd door dieren, in het bijzonder eieren.’19
Deze drie (transvet, verzadigd vet en cholesterol) komen voor in
dierlijke producten en verwerkt voedsel. Dit verklaart waarom mensen
die puur plantaardig eten nauwelijks of niet te maken hebben met
hart- en vaatziekten. We hadden het zojuist al even over dr. Roberts.
Naast hoofdredacteur van The American Journal of Cardiology is hij
ook executive director van The Baylor Heart and Vascular Institute.
Verder heeft hij meer dan duizend wetenschappelijke publicaties op
zijn naam staan en een aantal studieboeken over cardiologie. Hij weet
dus waar hij het over heeft. In zijn stuk ‘It’s the Cholesterol, stupid!’
vertelt dr. Roberts dat er maar één risicofactor is voor het krijgen van
hartziekten: cholesterol.20 Dr. Roberts zegt verder dat er twee
manieren zijn om hartproblemen te voorkomen: medicijnen nemen of
een plantaardig voedingspatroon aannemen21.
Stress
Naast kanker en hart- en vaatziekten kunnen dierlijke stresshormonen
een effect hebben op vleeseters. Ik weet dat stress invloed heeft op
de smaak van vlees. Uit de jaren dat ik in Vietnam woonde weet ik dat
in landen als China, Korea en Vietnam rond Chinees nieuwjaar
honderdduizenden honden worden gevangen en geslacht voor
consumptie. Deze Aziatische volken zijn dol op hondenvlees. En niet
zomaar hondenvlees. Hoe meer van de stresshormonen adrenaline
en cortisol er in het vlees zitten, hoe lekkerder het is. Een gevolg
daarvan is dat de honden op de meest gruwelijke manieren werden
omgebracht. Ze werden levend gevild, doodgeknuppeld of levend
gekookt om de stresshormonen op te wekken. Hoe meer stress, hoe
beter. Stress heeft dus een direct effect op de smaak van het vlees.
Dat geldt ook voor de koeien, varkens en vogels die wij eten. Ik
vraag me af of stress invloed heeft op de kwaliteit van vlees. Hoe dan
ook is duidelijk dat als je vlees, zuivel en eieren eet, je onvermijdelijk
hormonen binnenkrijgt. Ze maken deel uit van het metabolisme van
een dier. Oestrogeenhormonen (vrouwelijke hormonen) uit dierlijke
producten zijn duizenden keren krachtiger dan de gemiddelde
hormoon-ontregelende chemicaliën waar we vaak bang voor zijn.
De grootste hoeveelheid hormonen krijg je binnen door het eten van
dierlijke producten. Neem melk: uit onderzoek blijkt dat kinderen die
een glas melk drinken, 150 keer meer hormonen binnenkrijgen dan
kinderen die een glas water drinken. Uit onderzoek blijkt ook dat
hormonen in zuivelproducten acne kunnen bevorderen, bijdragen aan
het risico op vroegtijdige puberteit, verslechterde spermakwaliteit,
overmatig oestrogeen en hartziekten.
Door de intensieve veehouderij zijn dierlijke afvalstoffen zoals mest
verantwoordelijk voor ongeveer 90% van de totale
oestrogeenbelasting van het milieu. Het probleem is dat deze
hormonen in de voedselvoorziening terechtkomen. Het is bekend dat
het eten van dierlijke producten ervoor zorgt dat stresshormonen in
het lichaam omhooggaan. Zelfs één maaltijd hoog in dierlijke eiwitten
kan binnen een half uur na consumptie het niveau van het
stresshormoon in het bloed bijna verdubbelen. Als iemand een
maaltijd eet met krab, tonijn en/of kaas, schieten de stresshormonen
omhoog. Als je iemand een maaltijd geeft met gerstesoep en
roerbakrijst met groente, dan daalt het stresshormoonniveau in het
lichaam na de maaltijd.
Als je dag in dag uit maaltijden eet met dierlijke producten, heeft dat
een chronisch negatief effect op het cortisolniveau in het lichaam. Een
te hoog cortisolniveau wordt tevens geassocieerd met een hoge
bloeddruk en verhoogde niveaus van insuline en cholesterol.
Het effect van een plantaardig voedingspatroon op de
gezondheid
We kunnen nu de vraag stellen: wat is het effect van een plantaardig
voedingspatroon op de gezondheid? We hebben het al gehad over de
relatie tussen vlees eten en kanker. Maar wat zijn de effecten van een
plantaardig voedingspatroon op het voorkomen en misschien ook het
terugdringen van als hart- en vaatziekten?
In de documentaire Forks over Knives vertelt dr. Caldwell Esselstyn
een verhaal dat me bijgebleven is. Het gaat over Noorwegen in de
Tweede Wereldoorlog. In de grafiek die Esselstyn laat zien, is er in
1939 plotseling een enorme daling in doden aan cardio vasculaire
ziekten. In 1945 neemt het aantal mensen dat aan hart- en
vaatziekten overlijdt weer toe. Wat gebeurde er in de tussentijd? In
1939 kwamen de Duitsers. Ze roofden het vee; koeien, varkens en
kippen werden meegenomen om hun eigen troepen te voeden. In
1945 werden de Duitsers verslagen en kwam het vee weer terug in de
Noorse maatschappij, met alle negatieve gevolgen van dien op hart-
en vaatziekten.
Dr. Esselstyn is de auteur van het boek Prevent and Reverse Heart
Disease. Hij ontwikkelde een plantaardig dieet waarmee hij
hartaandoeningen voorkomt en geneest. Een van zijn grootste
ambassadeurs is voormalig president Bill Clinton, die een hartaanval
overleefde. In de CNN documentaire Last Heart Attack brengt dr.
Sanjay Gupta, CNN’s huisdokter, in beeld hoe het aantal
hartaanvallen teruggebracht kunnen worden met een plantaardig
dieet. In de Verenigde Staten krijgt iedere dertig seconden iemand
een hartaanval. Bill Clinton vertelt in de korte documentaire uitgebreid
over zijn hartaanval, zijn openhartoperatie en zijn bypass. Een bypass
is een operatie waarbij een ader uit het been gehaald en rondom het
hart gelegd wordt. Een hartaanval ontstaat namelijk door een
ophoping van plaque. En plaque ontstaat door cholestorol. Clinton had
maar liefst vier bypasses gehad en was al ver over de gevarengrens.
Zijn huidige veganistisch dieet helpt hem zijn hartaandoening terug te
brengen naar een acceptabel peil.
Dr. Esselstyn laat in zijn onderzoeken zien dat een plantaardig dieet
hartziekte kan voorkomen en genezen. Nederland telt ruim een
miljoen hart- en vaatpatiënten. Per dag overlijden ruim honderd
mensen aan hart- en vaatziekten en komen er duizend mensen in het
ziekenhuis terecht.22 Op de website van de hartstichting lees ik dat
gezonde voeding bestaat uit onverzadigd vet in plaats van verzadigd
vet, weinig zout, veel groente en fruit, volkoren producten, magere en
halfvolle melk(producten), ongezouten noten, minder vlees, meer
plantaardig voedsel, kraanwater, thee en filterkoffie. De website zegt
verder: Minder vlees en méér volkoren graanproducten, groenten, fruit
en plantaardige vleesvervangers geven een lager risico op hart- en
vaatziekten.
Blijkbaar heeft het werk van dr. Esselstyn ook de Nederlandse
hartstichting bereikt.
Henny Huisman
Van de Mini-playbackshow tot de Surprise show. Henny Huisman
begon in de muziekwereld als drummer in bands als Lucifer. Hij
werd presentator nadat hij werd ontdekt door Joop van den Ende,
toen Henny tijdens een voetbalwedstrijd André Hazes
aankondigde. Na een succesvolle carrière van 35 jaar met een
indrukwekkend oeuvre en vele prijzen en onderscheidingen gaat
Henny een meer spirituele richting in. Nog altijd is hij een icoon in
de Nederlandse televisiewereld. Hij eet inmiddels 35 jaar geen
vlees meer. Om die reden zoek ik hem op in zijn huis in Castricum.

‘Een goede vriend van mij, die jammer genoeg vorig jaar overleden is,
was Frits Löhnen, een soort ziener. Een bijzonder mens die me altijd
begeleid heeft bij televisieopnames, bij moeilijke dingen. Hij wist meer
van mij dan mijn eigen vrouw bij wijze van spreken. Hij was vegetariër.
Hij zei op een gegeven moment: “Wil jij later je kinderen groot zien
worden en je kleinkinderen zien opgroeien? Dan zou je eigenlijk
vegetariër moeten worden, want je houdt vreselijk veel van dieren.”
We praten over 35 jaar geleden, toen had het nog echt een
geitenwollensokkenimago. Maar goed, toen was ik een paar dagen bij
hem op vakantie in Spanje en zijn vrouw maakte vegetarische
gerechten en ik wist niet dat dat zo lekker kon zijn! Ik had vier dagen
geen beest aangeraakt, niets dood gemaakt, geen dierenleed
veroorzaakt en evengoed heerlijk gegeten. Je moet een omschakeling
maken in je hoofd: ik wil dat niet meer, ik wil gezond leven en verder
kijken dan mijn neus lang is. Na die vier dagen heb ik nooit meer vlees
gegeten. En onze kinderen niet, onze kleinkinderen niet en de
aangetrouwde figuren ook niet. Je kwam er bij ons alleen maar in als
je vegetariër was.
Het was een prachtig moment waar ik nog steeds heel trots op ben.
Ik ben blij dat ik hem heb ontmoet, maar ook blij dat we die keuze
hebben gemaakt. Het enige vervelende altijd is dat je je altijd moet
verdedigen. Je moet altijd de waarom-vraag beantwoorden. “Is dat uit
principe, meneer Huisman, of voor uw gezondheid?” Ik draai het altijd
om. Ik zeg tegen die mensen: “Eet u nou uit principe vlees of voor uw
gezondheid? Want als u het voor uw gezondheid doet, is het heel
stom en uit principe lijkt het mij helemaal vreemd.”
Het wordt gelukkig steeds populairder, steeds meer mensen gaan
nadenken over wat ze eten en wat voor dierenleed daarachter zit. Als
ik een vrachtwagen zie met varkentjes die naar de slacht gaan dan
denk ik: niet door mij. Dan ben ik trots. Maar ik zou graag willen dat
meer mensen zouden nadenken over wat ze eten. Als je vegetariër
bent, denk je ook over de E-nummers na en over veel meer dingen.
Je wordt toch een ander mens.

Sowieso vind ik het naar als iemand niet van dieren houdt. Want hoe
kun je nou niet van dieren houden? Uiteindelijk hebben alle beestjes
wel een functie. Maar dat is voor mij ook het geloof, hè. Niet dat met
een man met een baard op een wolk. Maar het goddelijke zit hem in
het feit dat de natuur zo prachtig in elkaar zit, dat mens en dier, maar
vooral dieren, zich aanpassen aan alles wat er is.
Kijk, ik heb een niertumor gehad. Gelukkig was ik er op tijd bij en
kon ik geopereerd worden. Dan denk ik: een mens heeft van zichzelf
twee van die mooie dingetjes die dat regelen. Het lichaam is een soort
fabriek. Je gooit er wat in en alle goede stoffen worden daaruit
gehaald en uiteindelijk wordt het overbodige ontlast. Het brein, je
hersenen, hoe dat allemaal in elkaar zit, het is een wonder. Dus ga
daar dan ook goed mee om. Een mens is zuiniger op zijn spulletjes
dan op zijn eigen lichaam.
De gekkenkoeienziekte en de salmonellabacterie, daar heb ik geen
last van. Het is logisch dat er ziektes ontstaan en uitbreken als je ziet
hoe wij dieren behandelen. Gelukkig worden mensen zich steeds
meer bewust van het dierenleed. En als je kijkt naar het milieu: er is
een mestoverschot. Er zijn nu boeren die koeien slachten zodat ze
weer voldoen aan het melkquotum. Ik vind het echt zo’n schande dat
wij de hoogste rang die we onszelf hebben toebedeeld misbruiken! Ik
voel me niet verheven, maar ik voel mij wel verstandiger. Denk nou
na, doe nou niet zo stom, al die beestjes die je daarmee kunt redden.’
Henny vertelt dat hij één keer in de drie maanden een vitamine B12
injectie haalt. ‘Ik gebruik daarnaast ook voedingssupplementen, zoals
D3 en magnesium. Innemen met een beetje water. Mijn dochters, hun
mannen en kinderen zijn allen vegetariër. De oudste is veertien en die
heeft nog nooit vlees gegeten. Nou, dat is een beer van een meid,
hoor. Die komt niks tekort. Ze zijn allemaal zo gezond als een vis. Ik
zou dit aan iedereen die gezond oud wil worden aan willen bevelen.
Ik hoop echt dat er over vijftig jaar geen dieren meer geslacht
worden. Dat we dan zullen zeggen: “Vroeger aten de mensen die
beesten op… Wat gek! Ze dachten dat dat goed was. Kun je je het
voorstellen?”’
Pandemieën
Henny Huisman noemde al de gekkekoeienziekte en salmonella. Het
klinkt misschien een beetje ver van je bed, maar dat zijn deze ziekten
allerminst. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is zestig
procent van alle ziekteverwekkers bij mensen afkomstig van dieren.
Door al het op elkaar gestapelde vee lopen we een enorm risico op
allerlei ziekten. Mond en klauwzeer (MKZ), gekkekoeienziekte, Q-
koorts, en ga zo maar door. Volgens bloedbank Sanquin heeft 1 op de
500 bloeddonoren hepatitis E onder de leden, een ziekte die veel
voorkomt bij biggen.
Dat de link tussen de bio-industrie en ziekten een feit is, bleek in
2005 toen Partij voor de dieren-oprichtster Marianne Thieme de
campagne ‘Rem het virus, eet geen kip’ begon tegen de consumptie
van kippen, om zo te voorkomen dat de vogelgriep zich zou
verspreiden. Zeven pluimveebedrijven klaagden haar aan, maar de
rechter oordeelde dat de relatie tussen de pluimvee-industrie en het
virus te duidelijk was en de vrijheid van meningsuiting in het geding
als Marianne de mond gesnoerd zou worden.
In november 2016 dook de vogelgriep helaas weer op. Karen
Soeters is directeur van het wetschappelijk bureau van de Partij voor
de Dieren: de Nicolas G. Pierson Foundation. Als ik haar spreek in
Amsterdam vertelt ze dat zoönosen dierziekten zijn die overgaan van
dier op mens, bijvoorbeeld de Q-koorts en de vogelgriep. ‘Er zijn veel
boeren geweest die varkens hielden en door de varkenspest zijn
overgestapt op het houden van geiten. Die boeren zijn de geiten op
dezelfde manier gaan houden, net zo intensief als de varkens. Daar is
de Q-koorts door ontstaan, die nog veel erger had kunnen zijn.’
De Q-koorts ontstond bij een geitenboerderij in Herpen. 65 mensen
overleden aan de chronische variant en nog eens negen mensen
overleden aan acute Q-koorts.
‘In de veehouderij, bij varkens bijvoorbeeld, lijken varkens genetisch
heel erg op elkaar. Ze leven in dezelfde ruimte, krijgen precies
hetzelfde voer. Ze worden snel ziek, daarom geven we ze antibiotica.
Als er één varken ziek wordt, dan wordt zo’n hele stal ziek. Zo is het
ook met kippen en de vogelgriep.’
Mensen met chronische Q-koorts hebben nog steeds grote kans op
een vroege dood. En Q-koortspatiënten hebben ook meer kans op
lymfeklierkanker. Door al die ziekten moet er steeds weer worden
gevaccineerd met antibiotica en andere ziekteremmers. Dit heeft tot
gevolg dat wanneer het vlees gegeten wordt, de consument grote
kans heeft resistent te worden tegen antibiotica, met alle gevolgen
vandien. Bovendien komen de antibiotica en hormonen die koeien en
rioolstelsel terecht. Uiteindelijk belanden ze in de zee, waar
koraalriffen aangetast worden en het leven in de oceanen eronder te
lijden heeft.
Daarom is de regelgeving op het gebied van vaccinatie en
antibiotica verscherpt. Op de website van de Nederlandse Voedsel en
Warenautoriteit (NVWA) lees je het volgende:

Het grootschalig en onzorgvuldig gebruik van antibiotica in de


veehouderij is een probleem. Hierdoor neemt het risico op het
ontstaan van resistente bacteriën toe. Er ontwikkelen zich dan
bacteriën die ‘ongevoelig’ zijn voor bepaalde antibiotica. Ze kunnen de
resistentie doorgeven aan andere dan de ziekteverwekkende
bacteriën. Sommige bacteriën kunnen terechtkomen bij de veehouder,
zijn medewerkers of op voedsel. Na toepassing van antibiotica mogen
er geen overblijfselen (residuen) achterblijven in producten van
behandelde dieren die schadelijk kunnen zijn voor de
volksgezondheid. Mensen die bacteriën bij zich dragen die resistent
zijn voor bepaalde antibiotica kunnen in de gezondheidszorg mogelijk
niet goed genoeg geholpen worden bij ziekte. Het ontstaan van
resistente bacteriën is niet alleen een toenemend probleem in
Nederland. Ook op Europees niveau is er groeiende aandacht voor
antibioticumresistentie en zorgvuldig gebruik van antibiotica. Omdat
voorkomen beter is dan genezen, wordt toenemend gevaccineerd en
de bedrijfsvoering aangepast.23

Op de website van de NVWA staan strikte voorwaarden waaronder de


veehouder zelf nog antibiotica mag toedienen. Deze voorwaarden
gelden alleen voor veehouders met meer dan vijf vleesvarkens,
vleeskalveren of melkkoeien, 250 vleeskuikens of meer dan 250
konijnen. Houders met minder dieren mogen antibiotica toedienen op
basis van een behandeladvies van de dierenarts. Grote bedrijven
moeten schriftelijke afspraken met hun dierenarts maken, een
bedrijfgezondheidsplan hebben, en een behandelplan met allerlei
voorwaarden en evaluaties.
Klopt dat eigenlijk wel? De dierenarts is dus onderdeel van de
branche. Eén van de belangrijkste rollen van de dierenarts is
bijdragen aan de winstmaximalisatie. De veehouders gaat het er niet
om gezonde dieren te fokken, maar om te vermijden dat dieren snel
doodgaan. Ik ben benieuwd wat het langetermijneffect is van deze
verscherpte regelgeving. Maar het begin is er.
Het is me duidelijk geworden dat de keuze om vegetariër te worden
lang niet gek was. Ook de keuze om veganist te zijn is niet altijd
makkelijk, maar aan motivatie geen gebrek. Het helpt me de kans op
kanker, hart- en vaatziekten, diabetes, stress, resistente antibiotica en
wie weet wat nog meer te reduceren. Natuurlijk, ook supergezonde
mensen krijgen kanker of hartaanvallen, het is uiteindelijk niet meer
dan risicomanagement, net als bij roken, suikerconsumptie en alcohol.
Belangenverenigingen als de Hartstichting, het KWF en
Diabetesfonds adviseren minder dierlijk en meer plantaardig.
Verzekeraars zien het ook. Avéro bijvoorbeeld heeft de Vegapolis
gelanceerd. Een verzekering gericht op vegetariërs, veganisten en
vleesverlaters.24 Hoe minder dierlijke producten je tot je neemt, des
te gezonder word je. Van dierlijke producten gaat je levenskwaliteit
achteruit. Sporters, zelfs bodybuilders doen het uitstekend op een
plantaardig dieet. Dus als milieu- en klimaatproblematiek niet
voldoende motivatie geeft, dan je eigen gezondheid misschien wel. Er
is echter nog een argument om te stoppen met vlees, namelijk
dierenwelzijn.
3 Zijn dieren intelligente wezens?
Peter Singer is een van de eersten die de effecten van vlees eten
beschreef. Deze van oorsprong Australische filosoof is hoogleraar bio-
ethiek aan Princeton University. Singer schreef in 1975 het boek
Animal liberation, dat nog altijd wordt beschouwd als een toetssteen
voor het dierenrechtenactivisme. Zijn meningen worden niet per se
algemeen geaccepteerd, maar vaak wel degelijk als toonaangevend
gezien. Van Richard Ryder, een psycholoog van Oxford University,
nam hij de term speciesisme over. Speciësisme staat sinds de 15de
editie zelfs in de grote Van Dale:

Speciësme: Discriminatie naar soort, m.n. onterecht


geachtebevoordeling van de mens boven dieren

En al sinds 1985 in het Oxford English Dictionary:

Speciësisme: Analoog aan racisme en seksisme duidt deze term op


een duurzame houding van onterecht gebrek aan het leven, de
waardigheid en de behoeften van andere diersoorten dan de mens.

En op Wikipedia:

Speciësisme is een onder dierenrechtenactivisten gangbare term om


te verwijzen naar het discrimineren tussen dieren op basis van hun
diersoort. In de praktijk komt het vaak neer op het discrimineren van
andere diersoorten door de mens.25

Speciësisme betekent simpel geformuleerd dat de ene soort zichzelf


belangrijker vindt dan een andere soort en zich daarnaar gedraagt.
Veel mensen vinden dat wij als mensensoort aan de top van de
voedselketen staan. Wij zijn heer en meester over alle dieren en
mogen met ze doen wat ons goeddunkt. We mogen ze inzetten om
voor ons te werken, om ons te vermaken, om testen op uit te voeren
en om te eten als we daar behoefte aan hebben.
Maar is de mens wel de top van het voedselketen? Als we
teruggaan in de geschiedenis is dat zeker niet altijd zo geweest. De
mens zoals wij deze kennen, de Homo sapien, sapiens, de mens die
weet dat hij weet, is als soort tussen de 40.000 en 50.000 jaar oud. De
eerste mens hoeft helemaal geen vleeseter geweest te zijn. Daar is hij
niet op gebouwd. De vroege mens leefde op planten, vruchten,
knollen, wortels, zaden en andere plantaardige voedingsmiddelen en
wellicht, zo nu en dan, een al eerder gedood dier. Pas later, toen voor
het eerst instrumenten als speren en messen werden ontwikkeld, ging
de mens jagen op dieren. Dat jagen ging met respect en verering voor
de dieren. Toen de Europese jager-verzamelaar 12.000 jaar geleden
op een vaste plek ging leven en aan landbouw en veeteelt begon te
doen, nam de vleesconsumptie juist weer af. Deze is pas in de
twintigste eeuw weer toegenomen.26
Volgens James Serpell, professor dierenethiek aan de universiteit
van Pennsylvania, leven allen die culturen die dieren getemd hebben
in de veronderstelling dat dieren inferieur zijn aan de mens. De jagers-
verzamelaars hadden veel respect voor dieren.
Ik heb dit zelf ervaren toen ik samen met cameraman Lex Olthof
kort in North Dakota bij de Sioux-indianen - de Lakota, Dakota en
Nakota - verbleef voor de opnamen van dedocumentaire, More than a
pipeline.27 Voor de Sioux is de jacht nog altijd een belangrijk element
in hun leven. Ze nemen echter nooit meer dan ze nodig hebben en ze
jagen met groot respect voor het dier dat ze doden, vaak de bizon.
Siberische jagers erkennen zelfs dat rendieren logisch kunnen
denken en dat ze met elkaar communiceren via eenvoudige
taalvormen.28 Pas toen de mens zich begon te vestigen en
akkerbouw in zwang raakte, begon het temmen en houden van
dieren. Voor melk, huiden, eieren en vlees werden dieren als koeien,
varkens en kippen geknecht. De beroemde evolutiewetenschapper
Charles Darwin, die vegetariër was, schreef: ‘Dieren die wij hebben
geknecht, zien we liever niet als onze gelijken.’29
Het lijkt erop dat volkeren die van de jacht leefden, zoals de Sioux
en vele andere natuurvolken, veel respect voor dieren hebben. Ze
gaven ze vaak een god-achtige status. De bizon bijvoorbeeld geeft de
Sioux warmte door zijn huid, voedsel door zijn vlees en instrumenten
door zijn botten. Naar verluidt wordt geen onderdeel onbenut gelaten.
Tatanka, het Lakota-woord voor bizon, is een belangrijk element in het
leven en er worden hem vele wijsheden en vaardigheden
toegeschreven. Tatanka heeft scherpe hoeven die de prairie van
luchtgaten voorzien, waardoor de planten kunnen groeien, zo vertelde
een Lakota Grandmother me eens. Ook kijken de Lakota naar het
gedrag van Tatanka. Als er een aanval is, worden de kinderen en
vrouwen in het midden gezet en gaan de mannen eromheen staan.
Eind 2016 zat ik samen met een Dakota-hoofdman in een tipi die
onderdeel was van The Horn. The Horn bestond uit een groep tipi’s
die stonden opgesteld in de vorm van een bizonhoorn, waar de
hoofdmannen resideerden. The Horn was voor het eerst in 185 jaar
opgezet vanwege een protest tegen een oliepijpleiding: de Dakota
Access Pipeline die door hun gebied gelegd werd. National
Geographic kwam dit unieke fenomeen filmen. In die tipi heb ik de
verbondenheid met het dier sterk ervaren. De verering van Tatanka
klinkt door in relaties, gedrag, voedsel, gedachtevormen en de
spirituele beleving van de Sioux. Een indiaan zal nooit een poging
doen om Tatanka op te sluiten, te vaccineren tegen ziekten en door te
fokken zodat hij sneller eetbaar is. Er is simpelweg teveel liefde en
respect voor het dier.
Volkeren die dieren temden, keken steeds meer neer op de dieren
die ze getemd hadden en die ze beesten gingen noemen. De
Amerikaanse onderzoekster Elisabeth Fisher schreef er het volgende
over: ‘Mensen knoopten eerst vriendschapsbanden aan met dieren
door ze eten te geven, en vervolgens doodden ze de beesten. Om
zover te komen, moesten ze hun eigen gevoelens deels om zeep
helpen.’30 Het lijkt erop dat agrarische samenlevingen hun gevoelens
richting dieren steeds meer uitschakelden omdat het nu eenmaal
lastig is om van iets te houden en het vervolgens af te slachten. Ook
religie en filosofie speelden echter een rol bij het speciësisme, dat
steeds meer vorm kreeg in het Westen.
Religie en filosofie
In zijn boek Waarom ik mijn vrienden niet eet31 geeft de Tibetaans
boeddhistische monnik en wetenschapper Matthieu Ricard een
uitstekende uiteenzetting over de invloed van geloof op het eten van
dieren. Ik ontmoette Ricard in 2015, toen hij een lezing gaf over zijn
boek in Amsterdam. Hij begint in het boekte vertellen hoe de joodse,
christelijke en islamitische leer het dier geen ziel toedichten. Deze drie
monotheïstische (één god) religies worden ook wel de Abrahamitische
religies genoemd.. Volgens de Abrahamitische religies bestaan dieren
slechts om de mens te dienen:

God schiep de mens naar zijn beeld en zei: Wees vruchtbaar en word
talrijk. Bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: Heers over de
vissen in de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die
op aarde rondkruipen.32

Ricard voegt hier een opmerking van de Tsjechische schrijver Milan


Kundera aan toe, die zei: ‘Per slot van rekening is Genesis
geschreven door een mens en niet door een paard.’ De
Abrahamitische religies zijn niet diervriendelijk, maar in de Thora staat
bijvoorbeeld wel dat het niet is toegestaan om een levend wezen te
laten lijden. Milan Kundera vervolgt:

“Dit recht lijkt ons vanzelfsprekend omdat wij ons aan de top van de
hiërarchie bevinden. Maar er hoeft zich alleen maar een derde mee te
bemoeien, bijvoorbeeld een bewoner van een andere planeet, wiens
god zou hebben gezegd: Jij zult over de schepselen van alle
hemellichamen heersen, of Genesis zou onmiddellijk alle
overtuigingskracht verliezen. De mens die door een Marsbewoner
voor een kar wordt gespannen en mogelijk door een bewoner van de
Melkweg aan het spit zou worden gebraden, zou zich misschien het
kalfskoteletje herinneren dat hij regelmatig op zijn bord vond en (te
laat) de koe zijn excuses aanbieden”.33

De islamitische geleerde al-Hafiz Basheer Ahmad Masri schreef in zijn


boek Animal Welfare in Islam dat de profeet Mohammed gezegd zou
hebben: ‘Aan iemand die zelfs medelijden heeft met een mus en diens
leven spaart, zal Allah op de dag des oordeels barmhartigheid tonen.’
Ook zou Mohammed hebben gezegd: ‘Doe niets wat tegen het leven
is gericht.’34 Aanhangers van het islamitisch geloof echter eten wel
degelijk dieren en slachten deze bij voorkeur halal. Joden willen hun
vlees koosjer. Zowel halal als koosjer slachten betekent in feite ritueel
en onverdoofd slachten door met een mes de keel van een dier, dat
vol bij bewustzijn op de kop aan de poten hangt, door te snijden. Een
deel van de runderen en schapen wordt op deze manier omgebracht
zonder eerst buiten westen te worden gebracht door middel van gas
of elektriciteit.35

Wat zegt de filosofie over dieren eten? Matthieu Ricard haalt in zijn
boek René Descartes aan, die gezegd zou hebben dat alle dieren
‘machines’ zijn die niets voelden en enkel de mens dienden.36 Ook
filosofen als Immanuel Kant37, Jean Paul Sartre38 en Spinoza39
beschouwden dieren als instrumenten.
Zowel de Abrahamitische religies als de filosofie lijken daarmee
mensen toestemming te geven om straffeloos andere levensvormen
te gebruiken, te misbruiken en te doden. Er waren echter ook
tegengeluiden. De filosoof Voltaire bijvoorbeeld was vegetariër, net als
Pythagoras40 en de Griekse filosoof Plutarchus41. Van Isaac Newton
is bekend dat hij het gebod ‘Gij zult uw naasten liefhebben als uzelf’
ook voor dieren wilde laten gelden.42 George Bernard Shaw en Leo
Tolstoj en zijn familie waren eveneens vegetariër. Toen een tante er
een keer op stond vlees te eten aan de tafel van de familie Tolstoj,
vond ze een levende kip op de stoel vastgebonden en naast haar bord
een scherp mes.43
Twee harten
Boeddhistische en hindoeïstische religies zijn iets minzamer als het
gaat om vleesconsumptie. Volgens Ricard treffen we in meerdere
hindoeïstische teksten de veelzeggende volgende verzen aan:

Het bloed van dieren die je hebt gedood


Ligt in een plas aan je voeten.
Als we zo een verheven bestemming bereiken
Wat zal ons dan naar de hel lijden?44

Mahatma Gandhi was er ook heel duidelijk over: ‘Ik zal er nooit mee
instemmen het leven van een lam op te offeren aan een menselijk
lichaam. Hoe machtelozer een schepsel is, zo verzeker ik u, des te
meer recht heeft het door de mens te worden beschermd tegen de
wreedheid van de mens.’
Ik heb tijdens mijn eigen reizen veel boeddhistische monniken,
nonnen en meesters ontmoet in landen als India, Thailand, Vietnam
en Nepal. Sommigen aten vlees, anderen niet.Het verschilde per land
en traditie hoe vaak en waarom ze vlees aten. In een aantal tradities
mogen monniken en nonnen bijvoorbeeld alleen vlees eten wanneer
ze dat aangeboden wordt tijdens hun bedeltochten. Ik ben eens
meegelopen met een bedeltocht met een groep Thaise monniken toen
ik drie weken in een Thais klooster mediteerde. We liepen met een
dozijn monniken in een rij vlak na zonsopkomst een dorp binnen. De
bewoners stonden klaar om eten in onze bedelnappen te stoppen,
een geschenk dat hun karma positief zou beïnvloeden. En inderdaad,
er werd naast rijst en groenten ook vlees in mijn bedelnap gestopt.
Toch is het vaak onwetendheid dat de monniken vlees doet eten. Ze
zijn zich niet bewust van het lijden in de intensieve veehouderij.
Bovendien leven ze vaak nog in de illusie dat dierlijk eiwit nodig is
voor het menselijk lichaam. In het boeddhistische land Bhutan is jagen
en vissen overigens helemaal verboden.

De grote filosoof Arthur Schopenhauer werd door zowel het


hindoeïsme als het boeddhisme beïnvloed. Hij betwistte Descartes,
Kant en de Abrahamitische kijk op dieren en zei:

We beweren dat dieren rechteloos zijn. We maken onszelf wijs dat


ons gedrag tegenover hen niets met moraal te maken heeft, of, om in
de taal van die moraal te spreken, dat we tegenover dieren geen
verplichtingen hebben. Dat is een schandelijke, grove en barbaarse
leer, eigen aan het Westen en geworteld in het jodendom. Maar in de
filosofie baseerde men die leer op een absoluut verschil tussen mens
en dier, ondanks alles wat op het tegendeel leek.45

Ook de Engelse dichter Percy Bysshe Shelley dacht er het zijne van.
Hij zei: ‘Het vlees waarmee de rijken zich volstoppen, is graan dat
letterlijk uit de mond van de armen is gestolen.’46
Schopenhauer voegde eraan toe: ‘Compassie voor dieren staat zo
nauw in verband met goedheid, dat we mogen zeggen dat iemand die
wreed is voor dieren geen goed mens kan zijn.’47
In haar boek Why we love dogs, eat pigs and wear cows legt
psychologe Melanie Joy ons de volgende kwestie voor:

Stel je het volgende voor. Je bent uitgenodigd voor een chic diner. Je
zit met de andere gasten aan een prachtig gedekte tafel, de
temperatuur is aangenaam, de kaarsvlammen weerkaatsen in de
kristallen glazen, de gesprekken zijn ongedwongen. Uit de keuken
komen aanlokkelijke geuren van heerlijke gerechten, je hebt de hele
dag niet gegeten en je maag rammelt. Eindelijk, het lijkt wel of het
uren heeft geduurd, komt de gastvrouw uit de keuken met een
dampende schaal heerlijke ragout. De geuren van vlees, kruiden en
groenten vullen het vertrek. Je schept een flinke portie op, nadat je
een paar happen van het malse vlees hebt genomen, vraag je je
vriendin om het recept.

‘Dat wil ik je best geven,’ zegt ze. ‘Je neemt tweeënhalve kilo vlees
van een golden retriever, laat het goed marineren en dan…’

Golden retriever? Je verstijft en neemt geen hap meer als het tot je
doordringt wat je zojuist hebt gehoord: het vlees dat je eet is
hondenvlees! En nu? Eet je gewoon door? Of word je boos omdat er
stukjes golden retriever op je bord liggen en je er zojuist een paar
naar binnen hebt gewerkt? Schuif je het vlees opzij en eet je alleen de
groenten op? Als je een doorsnee mens bent, verandert je
welbehagen in afkeer als je hoort dat je zojuist hondenvlees hebt
gegeten.48

‘We hebben niet twee harten, één voor mensen en één voor dieren.
We hebben één hart of geen hart,’ zei de Franse dichter Alphonse de
Lamartine. Dit gaat volgens mij in het extreme op als je kijkt naar de
manier waarop we met varkens, koeien en kippen omgaan. Een
werknemer van een grote kippenslachter verklaarde eens: ‘Je bent
bezig kippen met duizenden tegelijk – wel 75.000 tot 90.000 per nacht
- te doden. Je bent een moordernaar.’49

De filosoof Martin Gibert zegt:

Het is tegelijkertijd verbazend en nogal treurig dat we het in principe


allemaal eens zijn over een ethische behandeling van dieren. Er is
niemand die zegt dat de intensieve veeteelt en de abbatoirs niet
afschuwelijk zijn. Niemand gelooft werkelijk dat het moreel
aanvaardbaar is een gevoelig, intelligent en sociaal dier als een
varken te mishandelen en te doden. Alleen omdat spek zo lekker is.
Als we daar milieufactoren aan toevoegen, zou iedereen toch veganist
worden? Of op zijn minst veganisme moeten onderschrijven. Waarom
is dat niet zo?50

Het argument dat dieren geen emoties voelen is niet te


rechtvaardigen. Charles Darwin heeft hier een heel boek aan gewijd:
The expression of emotions in men and animals.51 In de loop der
jaren zijn er talloze onderzoeken gedaan naar het emotionele leven
van dieren. Wetenschappers als Jane Goodall, Frans de Waal en vele
anderen hebben dierlijke signalen waargenomen voor pijn, angst,
woede, liefde, vreugde, verrassing, ongeduld, verveling, seksuele
opwinding en talrijke gemoedstoestanden die dus niet uitsluitend
kenmerkend zijn voor mensen.52 Over bewustzijn bij dieren is
eigenlijk geen twijfel mogelijk.
De drie stappen van Harari
Vanuit het temmen van dieren in de prehistorie en onder invloed van
religie en filosofie kun je verklaren waarom mensen dieren zijn gaan
houden op de manier waarop we dat tegenwoordig doen. Daarmee is
het geenszins goed te praten. Dieren hebben relaties met andere
dieren, net als mensen. Dieren hebben gedragspatronen, net als
mensen. Dieren hebben een lichaam, net als mensen. Dieren kennen
emoties, net als mensen, en dieren hebben bewustzijn, net als
mensen. Er ontbreekt nog één schakel in dit pleidooi en dat is
intelligentie. Zijn de dieren die wij eten intelligent? Dat is de grote
vraag. Ik ontmoette geschiedkundige en opiniemaker Rutger Bregman
toen we samen eens in een panel van de Kamer van Koophandel
zaten. Sindsdien volg ik hem met interesse. Rutger beschrijft in zijn
column in De Correspondent hoe de drie stappen van de Israëlische
historicus Yuval Noah Harari over intelligentie van dieren hem raakten
en tot het vegetarisme brachten. Omdat ik het zo belangrijk vind wat
Bregman te zeggen heeft, en dit zelf niet beter zou kunnen
verwoorden, citeer ik hier hem hier zodat ook jij als lezer
meegenomen kunt worden in deze drie stappen van Harari:

Stap 1: De cijfers. Als we het tegenwoordig over dieren hebben, dan


hebben we het eigenlijk over maar vier soorten. Koeien, varkens,
schapen en kippen. Als je deze vier soorten op een weegschaal zou
zetten, dan zouden ze samen ongeveer 700 miljoen ton wegen. Alle
wilde dieren van minstens een paar kilo bij elkaar - giraffen, pinguïns,
walvissen, olifanten, leeuwen, noem maar op - wegen bij elkaar
slechts 100 miljoen ton. Er zijn wereldwijd ongeveer 20 miljard kippen,
1,5 miljard koeien, 1,2 miljard schapen en 1 miljard varkens. Bedenk
je vervolgens hoe snel deze dieren worden opgekweekt en
opgegeten. Op dit moment zijn er 20 miljard kippen. Over een paar
maanden zijn er weer 20 miljard nieuwe kippen. En dan weer. En
weer. Uiteindelijk worden er ongeveer 65 miljard dieren per jaar
geslacht. Ter vergelijking: het aantal mensen dat ooit heeft geleefd (in
de afgelopen 50.000 jaar) is ongeveer 110 miljard. We doen er nu
minder dan twee jaar over om evenveel dieren te slachten.

Stap 2: Het leven van deze dieren is gruwelijk. Het is niet zo


moeilijk om aan te tonen dat, wereldwijd, bijna al die koeien, varkens,
schapen en kippen afschuwelijk worden behandeld. Iedere dag weer.
Ze worden opgesloten in kleine hokken, gescheiden van hun moeder,
gecastreerd en volgepompt met voedsel, antibiotica en hormonen. Als
vleeseter is het belangrijk om te beseffen dat dit geldt voor vrijwel al
het vlees dat je eet. Natuurlijk, er is ook zoiets als ‘diervriendelijk’
vlees. Sommige dieren worden enigszins normaal behandeld. Maar
vergis je niet: dit is een marginaal fenomeen. In Nederland komt
bijvoorbeeld slechts 3 procent van de koeien, 2 procent van de
kippen, 1,5 procent van de schapen en 0,6 procent van de varkens uit
de biologische veeteelt.

Stap 3: Koeien, varkens, schapen en kippen zijn intelligent en


hebben een rijk gevoelsleven. Dit is de stap die de meeste mensen
niet zetten, maar waar het wetenschappelijk bewijs zich voor
opstapelt. Kippen kunnen tellen en zich inleven in de pijn van
anderen. Schapen onderhouden hele sociale netwerken en hebben
een uitstekend geheugen. Koeien maken snel vrienden en leren graag
nieuwe dingen, maar kunnen ook depressief worden en rouwen bij het
verlies van een naaste.
Varkens spannen de kroon: het zijn speelse, emotionele en
empathische wezens. Ze hebben behoefte aan een moeder, maken
graag vrienden en zijn razend nieuwsgierig. Een varken leert in een
paar uur tijd zichzelf in de spiegel te herkennen, iets waar een kind
maanden over doet. En o ja, varkens zijn erg goed in
computerspelletjes, beter nog dan chimpansees. Uiteindelijk zijn
varkens zelfs intelligenter dan peuters, mensen met een verstandelijke
beperking en ouderen met dementie - wezens die we stuk voor stuk
met zorg behandelen (en terecht!). ‘Bijna elke week is er wel een
nieuwe ontdekking over geavanceerde cognitie bij dieren,’ schrijft de
beroemde bioloog Frans de Waal. Voor wetenschappers is het zo
klaar als een klontje dat er geen fundamenteel verschil bestaat tussen
ons en hen. De Waal: ‘We spreken openlijk over cultuur bij dieren en
over hun empathie en vriendschappen. Niets is meer verboden, zelfs
niet de ratio die ooit werd beschouwd als het handelsmerk van de
mensheid.’ Dat die miljarden varkens, koeien, schapen en kippen een
rijk gevoelsleven hebben, is dus allang niet meer controversieel. Wie
enige waarde hecht aan de wetenschap (wie bijvoorbeeld ook gelooft
in de evolutietheorie en de realiteit van klimaatverandering) kan er in
ieder geval niet omheen. Maar nu komt het: de industriële veeteelt
behandelt dieren niet als wezens met gevoel, maar als hompen vlees.
Ja, ze krijgen genoeg voedsel (of eerder: Ze krijgen veel te veel te
eten - als we ze niet slachten voor hun pubertijd gaan ze aan tumoren
ten onder). Maar al hun andere natuurlijke behoeftes - aan ruimte,
geborgenheid, vriendschap en spel - worden zwaar onderdrukt. Zo
wordt een zeug kunstmatig zwanger gemaakt om 110 dagen later
ongeveer vijftien biggen te baren (in de natuur zijn het er vijf à zes),
die na drie weken worden weggehaald om te worden vetgemest,
waarna de zeug meteen weer zwanger wordt gemaakt. Dit proces kan
zich drie jaar herhalen - in een donker hok van een paar vierkante
meter - waarna de uitgewoonde zeug - die normaal twintig kan worden
- wordt geslacht en verwerkt. Is een afschuwelijker leven denkbaar?

Tel stap 1, 2 en 3 bij elkaar op en ineens is de stelling van die


vermaarde historicus Yuval Noah Harari zo gek niet meer: De
moderne veeteelt is de grootste misdaad in de menselijke
geschiedenis.53

Tot slot had ik nog dat laatste argument: ‘Ja maar, uiteindelijk is de
ethiek alleen bedoeld voor mensen. Die beesten zijn lang niet zo slim
als wij, dus mogen we ze uitbuiten.’ Nu realiseer ik me pas hoe
onzinnig deze redenering is. Baby’s, peuters, ouderen met dementie
en mensen met een verstandelijke beperking zijn ook niet zo slim als
ik. En dus? Stel je eens voor dat we honderden miljoenen baby’s
zouden opkweken en afslachten. Ik weet ook wel: die vergelijking is
gruwelijk en zal je misschien zelfs verontwaardigen. Maar worden we
boos omdat de vergelijking nergens op slaat, of omdat de waarheid te
pijnlijk is? Ik heb me vaak afgevraagd welke gewoonten onze
kleinkinderen straks barbaars zullen vinden. Zullen zij naar de
industriële veeteelt kijken zoals wij terugblikken op de Romeinse
gladiatorengevechten? Of op de slavernij? Nog maar kort geleden
werden miljoenen zwarte lichamen verhandeld en uitgebuit. Maar haat
en sadisme waren toen niet de grootste drijfveren. Het werd allemaal
mogelijk gemaakt door onverschilligheid. Onze voorouders negeerden
de behoeften, de emoties en het leed van de mensen die ze
verhandelden. Dat is een constante in de geschiedenis - of het nu
over de slavernij gaat of de moderne kledingindustrie. We zien het
immense leed dat we aanrichten gewoon niet. De vleesindustrie is
hier perfect voor ontworpen. In Nederland werkt minder dan 2 procent
van de beroepsbevolking in de landbouw. De dieren worden door
machines gevoed, gedood, verwerkt, ingepakt en opgestuurd.
Ondertussen hoeven wij niet na te denken over het leed van die
miljarden koeien, varkens, schapen en kippen. En dus blijven we ze
zien als dingen, terwijl het wetenschappelijke bewijs voor hun rijke
gevoelsleven zich opstapelt. Eén ding is zeker: als we voor iedere
schnitzel een kort filmpje moeten bekijken over het leven van het
geslachte dier, zouden we geen hap door de keel krijgen.
Intelligente dieren
Rutger Bregman zegt een aantal interessante dingen in bovenstaand
artikel. Hij heeft het bijvoorbeeld over de intelligentie van varkens en
verwijst naar een onderzoek van Stanley Curtis aan de universiteit van
Pennsylvania. Stanley en zijn team leerden varkens een videospel te
spelen met behulp van hun snuit. Ze deden het net zo snel en soms
zelfs beter dan honden en chimpansees.
Kenneth Kephardt, emeritus hoogleraar aan Pennsylvania
University, meldt dat varkens even goed een grendel kunnen openen
om uit hun hok te komen als honden, dat ze dat vaak met z’n tweeën
doen en dat ze er ook in slagen hokken van andere varkens te
openen.54 Dit is trouwens geen nieuws. Varkens hebben een soort
eigen taal en herkennen zichzelf en elkaar.
Suzanne Held van Bristol University heeft aangetoond dat varkens
zich kunnen voorstellen wat een van hun soortgenoten al dan niet kan
zien. Ze kunnen dus vanuit het perspectief van een ander dier kijken
als ze met elkaar concurreren bij het zoeken naar voedsel.55 Ook
toonde Held aan dat varkens een geheugen hebben.56
In 2011 presenteerden de universiteit van Wageningen en de
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht een iPad-spel speciaal voor
varkens.57 Varkens zijn hygiënisch, binnen zeven dagen zindelijk en
ze herkennen zichzelf in de spiegel, iets wat een mensenkind bij
anderhalf tot twee jaar pas kan.58

Het speciësisme in de vee-industrie maakt een onderscheid tussen


mens en dier, waarbij het dier gedegradeerd wordt tot Untertier. Stel je
eens voor dat de rollen omgedraaid zouden worden. In zijn boek
Animal Farm59 schrijft de legendarische schrijver George Orwell over
een groep dieren die er genoeg van heeft om als slaven van mensen
te moeten leven en de macht in eigen handen neemt. Uiteindelijk loopt
het slecht af voor de dieren, maar dat komt omdat het boek een
aanklacht is tegen het Sovjetregime. Na een revolutie op de boerderij
nemen de varkens de touwtjes in handen. Alle dieren zijn gelijk en
mens en varken zijn, volgens Orwell, zo goed als identiek.
Slimme kippen
Ook kippen blijken heel intelligent. Waar vroeger over de kip zonder
kop gesproken werd, kijkt de wetenschap nu anders. Dr. Lesley
Rogers, een vooraanstaand dierenfysioloog, ontdekte veertig jaar
geleden de cerebrale lateralisatie bij vogels, dit wil zeggen de
scheiding tussen linker- en rechterhersenhelft. Er werd in die tijd
aangenomen dat dit uniek voor mensen was. Na vier decennia
onderzoek kan Rogers stellen dat de cognitieve vermogens van
vogels gelijk zijn aan die van zoogdieren. Zelfs aan die van primaten.
Vogels hebben volgens Rogers een behoorlijk ontwikkeld
herinneringsvermogen, ‘waarbij een soort chronologische reeks
ontstaat die uitgroeit tot een unieke autobiografie’. Kippen kunnen
informatie overdragen van de ene op de andere generatie. Ze kunnen
elkaar misleiden en een directe beloning afwijzen voor een grotere. It
is iets wat de meeste mensen zelfs moeite kost.
Gedachte-experiment
Stel nu dat je het met me eens zou zijn. Stel dat Rutger, Yuval en ik
gelijk hebben en we hier te maken hebben met een van de grootste
misdaden in de geschiedenis van de mensheid? Wat zouden we er
dan aan kunnen doen? Is het mogelijk iets te veranderen dat zo
ingebed is in de maatschappij? Een systeem waar zulke zware
(financiële) belangen spelen voor betrokken partijen als overheid,
banken, voedselverwerkers en supermarkten? Een fenomeen waar
gebruikers zich zodanig mee identificeren? Is het mogelijk een
complexe entiteit als de industriële veeteelt te transformeren?
Ja, natuurlijk is dat mogelijk. Tot de jaren vijftig bestond deze
industrie niet eens. We praten over vier tot vijf betrokken generaties.
We hebben te maken met een mensheid die zich mee bewust wordt
van dieren en planten en die beter geïnformeerd is.
Uit de geschiedenis blijkt dat zo’n immense verandering niet
ondenkbaar is. Rond 1621 vond er een vergelijkbare ontwikkeling
plaats toen Nederland zich mengde in de internationale slavenhandel
met de oprichting van de VOC . Honderdtachtig jaar later was slavernij
diep ingebed in de genen van de Nederlandse maatschappij. Rond
1800 begon in Amerika een tegenbeweging te ontstaan. Pas in 1863
werd ook de slavernij in de Nederlandse koloniën afgeschaft, doordat
er mensen opstonden die nadachten en het lef hadden hun mening te
uiten: ‘Dit kan niet zo doorgaan! Het lijden is te groot.’ Het ging hier
puur en alleen over het welzijn van een heel grote groep mensen.
Met de intensieve veeteelt hebben we een enigszins vergelijkbare
situatie gecreëerd. Slavernij en bio-industrie zijn ontstaan omwille van
kortetermijnwinst. Slaven werden gehouden voor de hulp bij het
uitvoeren van zware klussen; dieren worden gehouden voor het genot,
omwille van lekker eten. Niemand denkt eraan ermee te stoppen. Tot
op een gegeven moment mensen beginnen in te zien dat dit echt niet
meer kan. Die mensen verzamelen bewijslast en beeldmateriaal om
het publiek ervan te overtuigen dat wat er gebeurt inhumaan is en niet
door de beugel kan.
Sinds 1971 zijn er bewegingen als Lekker Dier, Wakker Dier, Eyes
on Animals, de Dierenbescherming, Varkens in Nood en de Partij voor
de Dieren. De stalbranden die jaarlijks honderdduizenden dieren het
leven kosten, helpen het publiek te laten zien dat het zo niet verder
kan. De intellectuele elite schaart zich achter Marianne Thieme en de
Partij voor de Dieren. Inmiddels zijn er wereldwijd al 19 partijen voor
dieren en wordt gesproken over de oprichting van een Europese partij.
Het is een kwestie van tijd voordat er meer mensen opstaan. Van de
Nederlanders is al veertig procent flexitariër, dat wil zeggen dat je
twee keer of minder vlees eet per week. Bedrijven als de Vegetarische
Slager groeien als kool. Aan boord van vliegtuigen wordt steeds vaker
vegetarisch eten geserveerd. Op scholen, in ziekenhuizen en in
andere zorginstellingen groeit langzaam het besef dat vlees
ongezond, niet duurzaam en ethisch onverantwoord is. Het is een
kwestie van tijd totdat het grote publiek haar omslagpunt bereikt en
massaal in protest komt.
Net als in de nadagen van de slavernij lijkt een dergelijke
verandering onmogelijk. Maar net zoals de slavernij uiteindelijk is
afgeschaft, zullen we uiteindelijk komen tot de afschaffing van de
industriële veeteelt.
Yvonne Kroonenberg
Yvonne Kroonenberg is dierenliefhebber, psychologe en schrijfster
van meer dan 35 boeken voor volwassenen en kinderen.
Daarnaast is Yvonne ambassadeur van de stichting Varkens in
Nood. Voor deze organisatie bezocht ze boerderijen en
slachterijen. Ze sprak met politici, dierenartsen en actievoerders.
Het resultaat is het boek Alleen de knor wordt niet gebruikt.

‘Ik vind alle dieren leuk, maar varkens zijn echt superleuk. Ze kijken je
aan, ze lijken heel erg op mensen. Ze hebben vaak blauwe ogen. Alle
varkensgezichtjes zien er anders uit. Ik zie al snel een individu. Dat
individu wil leven, plezier maken en zijn varkentjesleven leiden, maar
daar krijgt een varken in de Nederlandse varkensindustrie geen kans
voor. Zo is het bijvoorbeeld voor een zeug natuurlijk om een ketel te
bouwen, dat is een nest van stro waar ze haar bevalling voorbereidt.
Alleen dat kan niet in Nederland, want ze ligt tussen vier ijzeren
stangen omdat men bang is dat ze op de varkentjes gaat liggen,
hoewel een normale zeug zelden op haar varkentjes ligt. Het zijn er
veel te veel en ze heeft geen enkele gelegenheid gehad om haar
moedergevoel te ontwikkelen. De varkentjes kunnen geen kant uit.
Het moedervarken heeft te weinig spenen voor zoveel varkens, dus
een paar halen het niet. En die worden gewoon aan de rand van het
hok doodgeslagen en dan zijn we daar ook weer vanaf. De biggen die
achterblijven worden in een half jaar tijd vetgemest tot slachtvarken.
Terwijl ze normaal gesproken misschien wel vijftien jaar oud kunnen
worden, net als een hond. In dat half jaar hebben ze niets anders te
doen dan boven hun eigen urine en uitwerpselen te staan. Op een
betonnen open vloer zonder enige afleiding. De zeugen krijgen terwijl
ze zwanger zijn op sommige boerderijen een paar weken de
gelegenheid om op stro te verblijven, maar het grootste deel van de
tijd liggen ze tussen die stangen en worden ze zo snel mogelijk
opnieuw geïnsemineerd. Zeugen worden dus continue zwanger
gehouden in een heel beperkte ruimte.
Sommige boeren lijden eronder, die houden werkelijk van hun
dieren en vinden het erg. Stro is essentieel voor dierengeluk, maar dat
gaat in het afvoerputje zitten, dus dat ligt niet in de stal. Een boer die
aangaf veel van zijn varkens te houden had zelfs speelgoed voor die
varkens. Maar tegelijkertijd was hij ook degene die probeerde de
zeugen nog eerder te insemineren. Toen ik vroeg of hij werkelijk geen
respect had voor het leven, de schepping - hij was tenslotte christen -
gaf hij aan dat hij respect had voor de Schepper. Ik heb veel ruzie
gehad, ik kan hier heel slecht tegen. Ik weet dat boeren het moeilijk
hebben, ze krijgen maar heel weinig geld voor hun inspanningen. Ze
worden als ze het wel goed willen doen echt tegengewerkt door de
politiek en door de supermarkten. Supermarkten zijn heel schuldig en
de politiek ook, met name het CDA.
Er moet geld verdiend worden in de veeteelt en dat gaat ten koste
van dieren. Veel boeren stemmen op het CDA, want ze willen gewoon
geld verdienen. Natuurlijk willen ze dat. Dat wil je ook als je een
boekhandel hebt. Maar je werkt met levende wezens. Ik vond dat het
respect heel vaak ontbrak. Castreren bijvoorbeeld gaat heel snel,
zonder verdoving. De staart wordt afgeschroeid, het balzakje
opengesneden en dan worden heel snel die balletjes eruit gehaald.
Als het snel gebeurt, zien ze het niet aankomen, is het argument.
Maar dieren hebben veel pijn en stress. Ze verdoven met CO2 en dat
is heel pijnlijk in de longen.
Het zou helpen als de dieren langzamer zouden mogen groeien,
stro zouden krijgen, in kleinere groepen gehouden worden met meer
ruimte. En ja, vlees wordt dan duur. Maar leven en dood mag niet
goedkoop zijn. Dan zou het kunnen dat je minder vlees moet eten.
Nederland is een van de grootste exporteurs in de varkensindustrie.
Voor de Nederlandse varkensindustrie worden grote delen van het
Amazoneregenwoud gekapt om soja en mais te produceren als
voedsel voor de dieren. Vervolgens worden de varkens naar allerlei
landen geëxporteerd, waardoor daar weer markten kapotgemaakt
worden. In Tanzania, waar ik veel geweest ben, is alles heel
kleinschalig. Afrikanen vinden taai vlees lekker. Ze houden van
kauwen. Al die stukken vlees die wij niet eten, kun je daar dus mooi
kwijt. De Nederlandse industrie kan heel goedkoop vlees dumpen in
dat soort landen en daarmee maak je alle humane manieren van
dieren houden kapot. Die boeren daar gaan er ook aan kapot, die
hebben geen eten meer. De bevolking wil alles zo goedkoop mogelijk
en dat regelt Nederland wel even. En de bossen: dat kan ze geen reet
schelen, echt niet. Die worden ook voor de koeien gekapt, en die
zorgen weer voor een enorme uitstoot van CO2. Als we allemaal over
zouden stappen op kleinschaligheid, dan kan de wereld echt wel
gevoed worden. Maar als Nederlanders snel geld kunnen verdienen,
zullen ze het niet nalaten. Hierdoor zijn Nederlanders enorm grote
exporteurs van dierenleed.’

Exporteurs van dierenleed. En het wordt er niet minder op. De


verwachtingen zijn dat met de groei van de middenklasse in landen
als China en India, de welvaart alleen maar toeneemt. Nederland
heeft een goede concurrentiepositie in de markt. Mede door de hoge
overheidssubsidies kan de Nederlandse vleesindustrieel zijn varkens
voor een laag bedrag verkopen.
4 Dierenleed
Uit onderzoek van NRC blijkt hoe ernstig de misstanden in de
Nederlandse slachthuizen zijn en hoe het welzijn van dieren – zelfs
van eigen medewerkers – ondergeschikt wordt gemaakt aan
bedrijfsbelangen. Helaas staan de omschreven wantoestanden,
gesignaleerd door onze dappere collega Thiadrik Blom, niet op
zichzelf. Wij, een groeiende groep kritische dierenartsen, willen onze
zorg hierover uitspreken. De omstandigheden in de intensieve
veehouderij zijn steeds verder weggeraakt van datgene waar wij als
dierenarts pal voor zouden moeten staan: het bevorderen van
dierenwelzijn, hulpverlening aan dieren die lijden, het melden van
ernstige tekortkomingen in de verzorging en het respecteren van de
intrinsieke waarde van het dier. De gehele intensieve veehouderij is
regelmatig onderwerp van discussie. Veel burgers zetten vragen bij
megastallen, onbedwelmd ritueel slachten, lange afstandstransporten,
stalbranden, dierziekten, volksgezondheid, mestoverschotten en
klimaatverandering. Dierenartsen en hun beroepsorganisatie staan in
deze discussie aan de zijlijn: Ze spreken zich zelden uit en áls ze dat
al doen, lijken hun uitspraken gericht op handhaving van de status
quo en bescherming van gevestigde belangen – bijvoorbeeld toen het
onlangs ging om de scheiding van koe en kalf in de melkveehouderij.

Dit bericht komt uit een open brief die door een groep van zeventig
dierenartsen werd ondertekend. De brief gaat over misstanden in de
Nederlandse veehouderij. De artsen reageren op een onderzoek van
NRC waarin dierenarts Thiadrik Blom in de periode 2013-2015
misstanden in slachthuizen filmde die hij meldde bij de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit, de NVWA. De overheidsdienst greep na
de meldingen niet in. Sterker nog, de rapportages van Blom werden in
twijfel getrokken. De dierenarts kwam een paar jaar later ziek thuis te
zitten.
In de brief van de dierenartsen in de NRC van 26 juni 2017 schrijven
de artsen verder dat de ingeslagen weg van goedkope bulkproductie
niet alleen geleid heeft tot ernstige aantasting van milieu, natuur en
klimaat, maar ook van dierenwelzijn. In de brief melden de artsen ook
dat het dier wordt aangepast aan de veehouderij in plaats van
andersom. Dieren worden te krap gehouden, met te weinig uitdaging
of afleiding, waardoor ze, ‘voor hun eigen veiligheid’ mutilaties of
schendingen moeten ondergaan. Zo worden kalf en koe bij de
geboorte gescheiden, kalveren en lammetjes onthoornd, zeugen in
kraamkooien gestald, staarten bij biggen zonder pijnstilling
geamputeerd en snavels bij kippen gekapt, hetgeen vanaf 2018
trouwens niet meer mag.60 Dit zijn allemaal structurele schendingen
van het dierenwelzijn. Sommige ervan zijn zelfs wettelijk verboden,
maar worden noodzakelijk geacht vanwege stalinrichting of simpelweg
gedoogd of over het hoofd gezien door slecht controlebeleid.
Varkens worden in het slachthuis met het heftig prikkende
koolstofdioxidegas bedwelmd, met een afschuwelijke en verstikkende
doodstrijd tot gevolg. Kippen bereiken het slachthuis vaak met blaren
op borst en poten, onder meer door het hoge ammoniakgehalte in de
stal. Ze breken vleugels of poten doordat ze zo snel mogelijk en dus
hardhandig in vervoerskratten worden gepropt. Honderdduizenden
dieren worden levend vervoerd omdat het in het ene land een paar
cent goedkoper is om het dier vet te mesten of te slachten dan in het
andere. Dieren worden vaak vervoerd naar landen waar
dierenwelzijnswetten nauwelijks bestaan of overtreden worden. Dit
zijn slechts een paar voorbeelden van praktijken die dierenartsen en
onze beroepsorganisatie faciliteren of gedogen. Soms met onze
handtekening, maar nog vaker met ons zwijgen.61 Aldus de zeventig
dierenartsen. Onder aan het artikel wordt vermeld dat vlak voor het
plaatsen van het stuk een aantal dierenartsen, werkzaam binnen de
NVWA en intensieve veehouderij, zich helaas terugtrokken uit angst
voor de mogelijke consequenties van hun openlijke steun. Ik telde nog
66 namen onder de brief. De dierenartsen hekelen Nederland als
gidsland. Alles draait om kostenefficiëntie en financiële druk door
banken en supermarkten, schrijven ze in de brief. Het dierenwelzijn in
Nederland is beter geregeld dan in andere landen. Maar dat het elders
slechter is, is geen reden tot tevredenheid. De artsen besluiten de
brief met de veelzeggende tekst:

Daarom pleiten wij voor een fundamentele verandering van de


intensieve veehouderij. Geen varkens met geamputeerde staarten, op
betonnen vloeren, in kraamkooien en megastallen. Geen koeien die
nooit hun eigen kalf mogen grootbrengen of in een wei mogen grazen.
Geen plofkippen die met gebroken vleugels het slachthuis bereiken.
Geen langeafstandtransporten met levende dieren, laat staan dieren
jonger dan twee maanden. Geen handjeklap ten koste van
dierenwelzijn. En dierenartsen die boven alles dieren in bescherming
nemen. Wie anders dan wij, dierenartsen?
Doodstrijd in de gondel
Het gaat hierboven niet om een tekst van activisten van Wakker Dier
of Varkens in Nood. Dit is geen brief van de Partij voor de Dieren of
een andere belangenbehartiger. Dit schrijven wordt ondertekend door
maar liefst zesenzestig dierenartsen uit de bio-industrie. Professionals
die dagelijks zien wat er gebeurt. Specialisten die het volledige
vertrouwen van de veehouders hebben en alles mogen zien, alles
mogen horen. Deze mensen zien de zaken die maken dat wij met
onze camera’s niet binnen mogen komen in stallen en slachthuizen.
Iemand die wel naar binnen mocht, is schrijfster Yvonne
Kroonenberg in de periode dat ze onderzoek deed voor haar boek
Alleen de knor wordt niet gebruikt. Wat haar destijds het meest
gechoqueerd heeft, was zonder enige twijfel de verdoving met CO2 in
een gondel, zo vertelde ze me. ‘Varkens worden met zes tegelijk naar
beneden getakeld en proberen in blinde paniek uit de gondel te
komen. Ze ademen brandend gas in. Ze kunnen geen kant op, een
afschuwelijke manier van bedwelmen. Veel erger dan met de tang en
een elektrische stok. Het gaat ook allemaal veel te snel, de machines
staan te snel afgesteld. Er gebeuren voortdurend ongelukken, of
beesten ontsnappen.’ Kroonenberg stond bij de slachtlijn, waar de
varkens een voor een door een sluis naar boven gedreven werden
met elektrische stokken, naar de plek waar de bedwelming plaats zou
vinden. ‘Ze waren zo bang en ze wisten zo zeker dat ze daar niet
moesten zijn. Toen heb ik verschrikkelijk hard staan huilen. Ik zie
individuen. Die individuen hebben maar een half jaar geleefd, een
heel naar en kaal half jaar. En dit was een kleine slachterij. Men denkt
vaak dat het in een grote slachterij nog erger is, maar dat is niet zo,
het is er alleen nog grootschaliger. Dan gaat het met zo’n 10.000
varkens tegelijk in plaats van 2000. Er wordt zorgvuldiger gewerkt,
alles is brandschoon. Het voer is precies afgemeten, om maar zoveel
mogelijk geld te verdienen. De dieren lijden niet intenser, maar alles is
op efficiëntie ingericht en dierenwelzijn speelt geen rol.’
Harde cijfers
Een varken levert de boer tussen de 50 en 150 euro op. Bizar weinig
geld als je ziet waar varkensbestanddelen voor gebruikt worden. Denk
bijvoorbeeld aan varkensgelatine in bier en wijn. Aan appelsap,
roomkaas, nougat, koffiemelk, tompouces, drop, medicijncapsules,
veiligheidshandschoenen, kogels, kunstmest, foto’s, verf, en
sigaretten. Varkensvet wordt in zeep, wasverzachter, tandpasta, verf,
kaarsen, biodiesel en treinremmen gebruikt. Varkensbotten zitten
naast in gelatine, in behangpapier, fotopapier, porselein, en zuivel met
extra calcium.62 Varkens zijn daarmee een integraal onderdeel van
ons leven. Het is bijna niet mogelijk geen delen van een varken te
gebruiken.
Probeer het je eens voor te stellen: een enorme hal met meer dan
zevenduizend varkens of meer dan tweehonderdduizend kuikens. En
een paar mensen om al die dieren te managen. Sinds 1950 heeft de
branche twee derde van haar medewerkers laten gaan. Tussen 1950
en 2016 zijn zes van de zeven landbouwbedrijven verdwenen. De
bedrijven die overbleven, groeiden van 5,7 hectare naar 32,4 hectare,
en het aantal dieren per bedrijf steeg in rap tempo. En het stijgt nog
steeds tot op de dag van vandaag.
Onderzoek van de Universiteit van Wageningen in 2015 in opdracht
van Milieudefensie laat zien dat het aantal megastallen in Nederland
in acht jaar tijd is verdrievoudigd van 301 naar 803 bedrijven, waarvan
er 259 in Noord-Brabant liggen.63 Een gemiddelde megastal gaat ten
koste van drie gezinsbedrijven. Een gemiddelde varkenshouder had in
1950 nog zeven varkens. Tegenwoordig zijn er op een bedrijf met
varkens gemiddeld 1,6 duizend varkens. Het gemiddeld aantal
runderen steeg van 13 naar bijna 160 dieren volgens het CBS. Over
het hele land bekeken zijn we van 2 miljoen varkens in 1950 naar 12,5
miljoen varkens in 2016 gegroeid. Het aantal kippen groeide van 33
miljoen in 1956 naar 46 miljoen in 2016,64 en het aantal koeien steeg
naar 4,1 miljoen.65
Tijdens het uitpluizen van CBS-statistieken zag ik dat er in
Nederland nog altijd 923.312 pelsdieren zijn in de vorm van nertsen.
Ik dacht dat die industrie niet meer bestond. Wel begrijp ik dat het
aantal dieren met tien procent gedaald is in 2016 en dat het parlement
een wet heeft aangenomen die de nertsenfokkerij per 2024
verbiedt.66 De nertsenbranche wist de wet door de rechter te laten
vernietigen, maar de overheid ging in hoger beroep en won. De
nertsenfokkerij is dus een voorbeeld dat afschaffen heel goed mogelijk
is.
Hoeveel vlees eten wij?
Er leven in ons land zo’n 12,5 miljoen varkens. Tegelijkertijd worden
er 30 miljoen biggen per jaar geboren. Zeker 5 miljoen biggen worden
doodgeboren of sterven in de eerste levensweken. Ook sterven er
jaarlijks zo’n 550.000 volwassen dieren in de industrie. Deze cijfers
zijn afkomstig van Rendac,67 een kadaverophaaldienst die tot voor
kort een dochterbedrijf van VION,68 Nederlands grootste slachterij,
was. Zes tot zeven miljoen biggen worden op jonge leeftijd naar
Duitsland, België, Spanje en Portugal geëxporteerd, vaak zware
reizen waar de dieren weinig water en voer krijgen. Niet alle biggen
overleven dan ook de reis, maar die verliezen zijn ingecalculeerd.
Vervolgens worden er nog drie tot vier miljoen slachtvarkens
geëxporteerd richting Duitsland.
Acht miljoen varkens worden in Nederland geslacht en als vlees
geexporteerd, en zelf eten we de resterende zes miljoen varkens op.
De totale omzet van varkens bedraagt 3 miljard euro per jaar. Daar
staan enorme maatschappelijke kosten tegenover als vervuiling door
mest, epedemieën, fijnstofvervuiling voor omwonenden,
klimaatverandering en ontbossing.69 En niet te vergeten het
dierenwelzijn.
Er worden in Nederland op jaarbasis circa 450 miljoen dieren
geslacht. Dat zijn bijna 27 dieren per Nederlander.70 We eten in
Nederland gemiddeld zo’n 1800 dieren in een mensenleven.71 We
slachten tussen de miljoen en 1,6 miljoen dieren per dag, elke dag.
Dag in, dag uit. Per minuut worden er in Nederland gemiddeld een
koe, een lam, drie kalveren, 28 varkens en 1093 kippen
omgebracht.72 In de tijd dat jij dit boek gelezen hebt, laten we ervan
uitgaan dat je er vijf uur voor nodig hebt, zouden dat zomaar 300
koeien, 300 lammeren, 900 kalveren, 8.400 varkens en 327.900
kippen kunnen zijn.
Als je alleen kijkt naar de onderverdeling van varkensvlees, kip en
rund, dan zien we dat we in Nederland het meeste varkensvlees eten.
Dit is ongeveer de helft van wat we consumeren aan vlees.
Varkensvlees zet echter ook de sterkste daling in als het gaat om
hoeveel we ervan eten in de afgelopen jaren.
Dan komt kip. In de jaren zeventig heeft kip een enorme vlucht (nee,
geen woordgrap) genomen en kip eten we nu inmiddels meer dan
rundvlees. Als je alles optelt, kom je op een jaarlijkse consumptie van
ruim 20 kilo varkensvlees, ruim 10 kilo pluimveevlees en ongeveer 10
kilo rundvlees. Daarnaast een marginaal kleine hoeveelheid van
paarden, geiten en schapen. Dat maakt in totaal ongeveer 37 kilo
geconsumeerd vlees per persoon.73
Megastallen
Om aan de wereldwijde en groeiende vraag te kunnen beantwoorden,
gaat de opschaling van bedrijven in de branche continu door. In 2004
voorspelde het Landbouw Economisch Instituut dat bij voortgaande
schaalvergroting in Nederland er rond 2050 ongeveer 1000 varkens-
en pluimveebedrijven bij zouden komen met gemiddeld 16.000
varkens per bedrijf.74 We zien nu al in de pluimveesector bedrijven
met meer dan 200.000 vleeskuikens. Je hebt vast gehoord van het
fenomeen megastallen.
Er zijn enkele criteria waar deze stallen aan moeten voldoen, zo is
er een maximum aantal dieren per stal:75

Vleesvarkens 7500
Fokvarkens 1200
Leghennen 120.000
Vleeskuikens 220.000
Melkkoeien 250
Vleeskalveren 2500
Tragiek in slachterijen
Op 23 juni 2017 schrijven Esther Rosenberg en Joep Dohmen in
NRC:

Afgedankte melkgeiten stommelen met drie tegelijk een kooi in. In de


hoek houdt een man een elektrische tang op hun koppen, een voor
een. Alleen, de tang past soms niet op beide kanten van de hersens,
zoals het hoort – alleen zo zouden de dieren meteen bewusteloos
raken. En dus volgt een extra stroomstoot. Een op de kaken, een op
de nek. Uiteindelijk verstomt het gemekker en liggen de geiten stil op
de grond. Dan gaat de wand van de kooi omhoog en vallen ze op een
lagere vloer. Drie nieuwe geiten stommelen de kooi in. Op de lagere
vloer staat een slachter. Stuk voor stuk snijdt hij de geiten met een
mes de halzen door. Maar dan. Terwijl het bloed uit de hals van een
geit gutst, knippert het dier ineens met zijn ogen. Het hapt naar adem
en probeert zich op te richten. Het blijkt nog bij bewustzijn te zijn.
Secondenlang, dan pas gaat het dood. Een volgende geit heeft meer
geluk. Die lijkt niet door te hebben dat een mes door zijn hals gaat.
Dan komt er weer een die spartelt en knippert. Zo gaat het door. In
strijd met wettelijke regels gaan niet alle geiten in slachthuis Van
Hattem in het Gelderse Dodewaard verdoofd de slacht in.76

De beelden waarop deze misstanden te zien zijn, werden gemaakt


door eerdergenoemde dierenarts van de NVWA Thiadrik Blom. In april
2017 speelde de zaak met het slachthuis in het Belgische Tielt, die
heel Nederland opschrok. Staatssecretaris van Economische Zaken
Van Dam (PvdA) sprak met de sector af dat Nederlandse slachterijen
zelf video-opnames gaan maken die de NVWA mag inzien op
verzoek. Ik heb de beelden van de undercoverfilmer in het Belgische
slachthuis bekeken. Tragische beelden waarin je de angst en het
lijden ziet van de varkens die naar de slacht worden geleid. Dat leiden
gaat niet met zachte hand. Dieren worden aan hun oren meegesleurd,
geschopt en geslagen. Vaak worden dieren niet voldoende verdoofd
en je ziet ze spartelen met doorgesneden keel, langzaam verdrinken
in een bad van 60 graden en met gebroken ledematen
uitbraakpogingen doen. De NVWA beschikt volgens Rosenberg en
Dohmen al jaren over beelden van misstanden in Nederlandse
slachthuizen, gefilmd door Thiadrik Blom. Niet alleen de geiten bij Van
Hattem, maar ook runderen, biggen en kippen in andere slachterijen.
De dierenarts met twintig jaar ervaring filmt bij slachthuis Beerten in
het Achterhoekse dorp Zieuwent. Biggen worden niet goed verdoofd
voor de slacht en hij ziet zieke en zwakke biggen liggen die niet eens
vervoerd hadden mogen worden. Biggen met longontsteking, met
abcessen en met gebroken poten. Zieke dieren die gewoon op het
bord van de consument terechtkomen. Misschien wel op dat van jou.
Later filmt Blom ook misstanden in kippenslachterijen. Op 4 april
2017 meldt het AD dat er in de twee jaar voorafgaand aan het artikel
zeker 397 hoogzwangere koeien naar de slacht zijn gebracht. Dat
blijkt uit waarschuwingen en boetes van de NVWA.
Dierenwelzijnsorganisatie Eyes on Animals vroeg de cijfers op via een
beroep op de Wet Openbaar Bestuur (WOB). De organisatie volgt al
jaren nauwgezet veetransporten en maakt zich grote zorgen. In het
begin van 2017 hebben 500 melkveehouders met meer dan 40.000
dieren overheidssubsidie gekregen om met hun bedrijf te stoppen. Per
koe die ze naar de slacht brachten, ontvingen ze 1200 euro. Eerder
waarschuwde het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) al dat
door de snelheid waarmee de dieren moesten worden geslacht het
makkelijk fout zou kunnen gaan. Omdat een koe jaarlijks moet
kalveren om de melkproductie op gang te houden is in een
gemiddelde stal 80% van de melkkoeien drachtig. De wet zegt dat
koeien tot 90% van hun draagtijd mogen worden verplaatst. Voor deze
stoppersregeling is dat vijfenhalve maand. Vele koeien werden
zwanger vervoerd en geslacht.
Lesley Moffat
Lesley Moffat is al begaan met dierenleed sinds ze op jonge leeftijd
voor het eerst zag hoe dieren werden behandeld in de intensieve
veeteelt. Ze besloot zich in te zetten voor boerderijdieren. In 2001
werd ze inspecteur voor Animals’ Angels in Frankrijk, een
dierenwelzijnsorganisatie gericht op veetransport. In 2008 richtte
Lesley Eyes on Animals op in Nederland. Eyes on Animals werkt in
heel Europa, maar ook in Turkije en in Canada. Bevindingen
worden gerapporteerd aan de Nederlandse Voedings en Waren
Autoriteit (NVWA) Naast inspecties leidt Eyes on Animals politie-
en douanepersoneel in verschillende landen op hoe om te gaan
met dierentransporten.

Eyes on Animals is een dierenwelzijnsorganisatie die al jaren, met


minimale middelen, aandacht probeert te krijgen voor de
omstandigheden waarin dieren verkeren tijdens het transport. Lesley
Moffat is een van oorsprong Canadese dierenrechtenactiviste en ze
nodigde me uit op haar kantoor in Amsterdam. Lesley wil graag aan
de hand van videobeelden laten zien wat er gebeurt. Ze heeft het
nodige beeldmateriaal klaarstaan. Beeldmateriaal van bijna alle
aspecten van de veehandel. Een kijkje achter de schermen van het
stukje vlees op je bord.
Lesley laat eerst de bedwelming van varkens zien. ‘Hier worden ze
bedwelmd met de hoogste concentratie van CO2. Dit duurt tussen de
15-30 seconden. Het is heel pijnlijk om dit in te ademen. Hun reactie is
pure stress. De stresservaring moet lang en heftig zijn, voordat je het
ziet in het vlees. Je kunt het zien als een blauwe plek die diep in het
vlees gaat. Als een dier tijdens transport een verwonding oploopt,
moet die er uitgesneden worden. Dit is vooral bij runderen zo. Als je
de veel voorkomende Nederlandse Holstein-koeien (de zwartbonte
koeien) op transport zet met twee verdiepingen, staan ze vaak met de
ruggen tegen het plafond. Behalve als je een bijzondere schaalcruiser
hebt, maar die zijn vrij nieuw. Die blauwe plekken moeten dan
weggesneden worden. Als je de dieren niet genoeg water geeft kan
het karkas krimpen. Dat noemen ze DFD – Dark, Firm and Dry Meat.
Dan heeft het dier best veel stress gehad. En dan gaat het niet over
de laatste 30 seconden, maar over de laatste 30 minuten. Dus
transport geeft stress, lossen geeft stress en de slacht geeft stress,
hoge stress.’
Volgens Lesley is het niet goed om dat gestreste vlees te eten. ‘Dat
wordt überhaupt niet verkocht. Veel vlees wordt weggegooid omdat
het bijvoorbeeld geen mooie kleur heeft. Een ander type vlees komt in
gehakt en kroketten terecht, dat is vaak het geval met vlees van oude
zeugen en oudere melkkoeien. Dat zijn fragiele dieren die slechter
aankomen bij het slachthuis. Zodra je vlees minder van kwaliteit is,
dan wil je dat fijnhakken en bewerken met kruiden, zodat het nog
verkocht kan worden.’
Nederland, de slager van Europa?
Nederland wordt wel de slager van Europa genoemd. Maar waar gaat
ons vee eigenlijk naartoe? Nederland stuurt bijna al haar legkippen
naar andere landen voor de slacht. ‘Naar Polen bijvoorbeeld,’ zegt
Lesley Moffat, ‘omdat wij in Nederland maar één slachthuis hebben
dat legkippen slacht en heel veel legkippen. Wij rijden achter de
transporten aan, tot in het noorden van Polen. Dat is zo’n 16,5 uur
rijden. Daar wordt het pluimvee geslacht. We zien vaak een heel hoge
laaddichtheid. Samen met de Poolse snelwegpolitie hebben we
onlangs een pluimveetransportwagen aan de kant gehaald. Deze was
onderweg vanuit Brabant en had zeventien kippen per krat. Het
mogen er maximaal zestien zijn. Alle pluimveetransporten die langer
dan 12 uur duren moeten de dieren water geven. Nu is er één
waternippel per krat, op 16, en soms dus op meer dan 16 kippen. Er is
echter geen ruimte om te wisselen van plek. Kippen die achteraan
staan komen er nooit bij. En kippen die onder de nippel staan worden
constant nat, want zodra de nippel aangeraakt wordt, komt er water
uit.
We gaan vaak naar een markt waar melkkoeien voor de slacht
worden verkocht die 5 à 6 jaar oud zijn. Soms blijven deze koeien in
Nederland of ze gaan naar het noorden van Duitsland. Die koeien
komen aan op de markt in een toestand waar wij niet blij mee zijn. De
laatste tien jaar zijn er gelukkig veel verbeteringen aangebracht. In
2005 was ik op de veemarkt in Leeuwarden. Daar zag ik geketende
koeien die op de grond lagen en niet meer op konden staan. Ze
werden met een elektrische prikkel gestimuleerd om met hun laatste
krachten op te staan in de hoop dat ze de vracht in gaan. Nu is er
water, er zijn meer groepskooien en ze hebben een melkmachine.
Helaas zijn er nog steeds boeren, melkveehouders, die hun koeien
willen verkopen terwijl de koe op is. Dan is het veel beter om de
koeien op de boerderij te laten en daar te laten inslapen.’
Veehandelaren
‘We hebben meer problemen met de veehandelaren dan met de
boeren, want handelaren hebben geen echte band met de dieren. Hun
handel bestaat uit kopen en verkopen. Koeien zijn vaak best lang
onderweg voordat ze op de markt arriveren. Vorig jaar zagen we een
enkeling in elkaar zakken op de veemarkt. Gelukkig kunnen we dan
meteen de marktmeester bellen. Die komt met de veearts die het dier
euthanaseert. Of dat ook gebeurt als we er niet zijn, kan ik niet
zeggen. We hebben nu wel een goede dialoog.
Tijdens de koeientransporten is de stahoogte vaak niet voldoende.
Dit is voor de dieren verschrikkelijk. Stel je eens voor dat je eerst 10
tot 18 uur op een markt staat en dan nog uren onderweg bent en in
een pijnlijke positie moet staan. Wat we deze winter bij lange reizen
hebben gezien, is dat veel koeien geëxporteerd zijn naar Rusland en
Kazachstan, waar een sneeuwstorm raasde. Enkele transportwagens
waren drie dagen geblokkeerd. De watersystemen bevroren, dus kon
er geen water aan de dieren worden gegeven. De chauffeurs raakten
in paniek, maar konden niets doen.’
De slacht en sterren
‘In Nederland worden koeien verdoofd met een Captive Bolt Pistol.
Stroom is niet genoeg voor de grotere koeien. Uit het pistool komt een
stuk metaal en dat beschadigt het brein. Als het goed gaat, valt het
dier meteen om en is het bewusteloos. Een goede slager kijkt naar
tekenen van bewusteloosheid voordat hij de keel doorsnijdt. Bij halal
en koosjer vlees worden de dieren niet bedwelmt.
Soms worden we slecht ontvangen als we in een slachthuis komen
kijken, maar we proberen altijd vriendelijk en neutraal te zijn. We
zeggen altijd wie we zijn. Soms mogen we überhaupt niet op de
boerderij komen. Daarom hebben we in de afgelopen vijf jaar maar
drie video’s kunnen maken van het vangen van kippen bijvoorbeeld,
terwijl we er heel vaak bij aanwezig zijn geweest.
Ons doel is om te helpen, zodat de dieren het beter hebben. We
hebben in slachterijen in Turkije geholpen bijvoorbeeld. Als je mensen
helpt en respect toont voor hun harde werk, dan gaan de oren wel
open. Het werkt niet altijd, maar ik probeer altijd positief te blijven.’
Eyes on Animals traint politieagenten en gaat in gesprek met
chauffeurs. ‘We zijn nu begonnen met een cursus voor
pluimveevangers. Op de boerderijen waren we gechoqueerd over de
manier waarop kippen worden gevangen. Dit blijft moeilijk op te
lossen, want er is bijna geen geld om dat op een goede manier te
doen. Als je meer tijd neemt om te kippen rechtop te pakken en één
voor één in een krat te stoppen, dan heb je veel meer mensen nodig
en daar is geen geld voor. Nu worden drie of vier kippen per hand
ondersteboven in de kratten geduwd. Het gebeurt vaak dat de
vleugels en de poten breken. Sommige legboerderijen hebben 80.000
kippen. Het vangen mag niet te lang duren, want je wilt niet dat die
kippen 20 uur moeten wachten tot de transportwagen klaar is om te
vertrekken. We geven een cursus waarin wij praktische suggesties
doen om ten minste de kippen met code 0 tot 1, biologische en
diervriendelijke eieren, op een betere manier te vangen. Dat betekent
wel dat de kosten omhooggaan.’
Ik heb gezien dat veel vlees – biologisch, met drie sterren en zonder
sterren – in dezelfde slachthuizen worden geslacht en op dezelfde
manier als het andere vlees. Volgens Lesley zijn er ook slachthuizen
die alleen biologische dieren slachten. ‘Maar je hebt slachthuizen die
slachten tussen zes en acht uur in de ochtend de zogenaamde “drie
sterren beter leven”-varkens en de rest van de dag de andere
varkens. Het verschil zit in hoe lang ze moeten wachten tot de slacht.
Zo gaat het ook met de eieren. Qua vangen, transport en slachting
is er geen verschil, een ster zegt alleen iets over de levenskwaliteit.
Men staat wel open voor ideeën om ook voor het vangen een soort
sterrensysteem in te voeren. Voor de slacht van kippen zijn er twee
systemen, die hebben niets met een sterrensysteem te maken. Maar
wel met het land en het slachthuis waar een kip geslacht wordt. Het
kan zijn dat kippen in een waterbad worden gestopt dat onder stroom
staat. Vanuit de krat worden de kippen opgehangen aan boeien
gedurende 20-50 seconden, waarna ze bij het waterbad komen. Het
kan zijn dat een kip zijn hoofd optrekt en zijn dood nog even uitstelt.
Gelukkig hebben ze in veel slachthuizen een systeem dat het hoofd
wel door het water moet. Maar wat vaker voorkomt, is dat de
stroomsterkte niet op het juiste niveau wordt gezet. Als je namelijk
zorgt voor een adequate bedwelming, dan kan het vlees beschadigd
raken. Dan heb je gespatte bloedvaten en dus bloed in het vlees. Om
die reden zetten ze soms het voltage wat lager.’ Lesley vertelt dat
medewerkers het voltage op het juiste niveau zetten zodra er iemand
van de NWVA langskomt. Dus echte controle is er niet.
‘In Nederland is er maar één slachthuis dat nog gebruik maakt van
het waterbad. Er is nu een nieuw systeem met CO2, dat is heel erg
pijnlijk om in te ademen, vooral voor varkens. Voor kippen heeft het
voordelen ten opzichte van het stroombad. Het is voor kippen het
minst pijnlijk om met krat en al in 6 minuten bedwelmd te worden. In
die 6 minuten hebben ze het niet fijn, maar het is gelukkig niet zo
heftig als bij de varkens. CO2 zou vervangen kunnen worden door
een ander gas, dat niet pijnlijk is. Misschien Argon of stikstof. Er moet
druk worden uitgeoefend op de industrie om dat verder te
onderzoeken.’
In een artikel in NRC begin 2017 verschijnen rapporten van de
NVWA over hoe slachterijen de regels naleven, sinds de dienst
verscherpt is gaan controleren. De NVWA heeft gekeken in welke
mate bedrijven zich houden aan de regels voor dierenwelzijn en
hygiënisch werken. De slachterijen van roodvlees (runderen, varkens,
geiten, schapen) doen het beter dan die van witvlees (pluimvee). Bij
roodvlees blijkt bij 16 procent van de onderzochte grote bedrijven het
vlees te vaak verontreinigd te worden tijdens het slachtproces. Bij
witvlees is dierenwelzijn nog steeds een probleem. In een kwart van
alle slachterijen worden kippen onvoldoende bedwelmd vlak voor de
slacht. Hygiëne is een probleem in bijna de helft van deze
slachterijen.77
Slachthuizen
Nederland is heel groot in de varkenshandel. Dus ook
varkenstransporten worden door Eyes on Animals gevolgd. ‘Veel
varkens worden in Nederland geslacht, maar ook worden ze
getransporteerd naar Kroatië, Hongarije en Slovenië. Ze worden
verkocht daar waar men de beste prijs kan krijgen. Dit kan zelfs per
week verschillen. We hebben een filmpje gemaakt over varkens die
bedwelmd worden met CO2 met toestemming van de slachthuizen.
Men zei dat bedwelming met CO2 diervriendelijker zou zijn, dat wilden
wij wel eens zien. Je ziet de varkens een gondel in gaan. Die laten ze
zakken en dan worden ze vergast met CO2, waardoor ze bewusteloos
raken. De reactie van de varkens gaat je door merg en been. Ze gillen
de longen uit hun lijf. In de wet staat dat een bedwelming direct moet
plaatsvinden. Bedwelmingstechnologie is ontwikkeld om de pijn bij het
slachtproces te voorkomen. Maar als het bedwelmingsproces zo
pijnlijk is, waarom doen we het dan überhaupt. Wij willen graag dat de
industrie overschakelt op een nieuwer systeem.
Stroombedwelming is ook niet perfect. De stroom zelf is wel goed
geregeld, maar het proces ervoor is niet zo makkelijk te doorlopen
zonder stress te veroorzaken. Dus wij vragen ons af: waarom niet een
ander gas? Een gas dat niet aversief is. Een ander systeem is met
een deeplift: hierbij gaan ze in één keer naar een hogere concentratie
CO2. Deze lift is wat opener en je hebt dezelfde groep varkens. Die
gaan naar beneden en weer naar boven. Dit zie ik minder vaak dan
het gondelsysteem.
Een derde manier van verdoven is elektrisch. We hebbben een
filmpje van een van de betere slachthuizen in Nederland. Hier zie je
de stroomprikkers. Ze prikken op het hoofd en het hart. Als je vlees
wilt eten, dan is deze methode het snelst en het minst pijnlijk. Dit
systeem is wel een beetje ingewikkeld, vooral als je veel varkens per
uur wilt slachten. Bij kleinere slachterijen kun je meer rekening houden
met dierenwelzijn. Maar de grotere slachterijen slachten bijna duizend
varkens per uur. De dieren staan bij deze methode achter elkaar en
dat vinden ze niet fijn. Ze gaan van een groep naar een enkele baan
en met duizend dieren per uur gebeurt het bijna nooit op een rustige
manier.’
Lesley laat me tot slot een filmpje zien uit een klein slachthuis in
Nederland. Ze probeert altijd onaangekondigd langs te komen. ‘Hier
waren veel varkens met gebroken poten. Ze konden niet zelf lopen en
de medewerker schopte varkens het slachthonk in. Er wordt ook
harde rockmuziek gedraaid. En deze medewerker gooit koud water op
het dier zodat de stroombedwelmer beter werkt. Dit zijn allemaal
dingen die enorm veel stress veroorzaken’.
Diervriendelijk slachten
In een klein slachthuis in Duitsland wordt gebruik gemaakt van een
soort koraalsysteem voor bedwelming met stroom voor varkens waar
Lesley enthousiast over is ‘Dit is veel beter dan wat we tot nu toe
hebben gezien, omdat het veel kleinschaliger is. Men heeft tijd om het
op een juiste manier te doen, om rustiger met het dier om te gaan.
Dan kun je geen duizend varkens per uur slachten maar dertig of
veertig. Hier nemen ze echt de tijd.
Mensen willen twee, drie keer per dag vlees eten, voor heel weinig
geld. Dat is helaas niet te doen. Maar als we vlees willen eten, moeten
we juist vlees kopen van zo’n kleinschalige slachterij. Het is moeilijk
om erachter te komen waar een dier geslacht is. Het is een goed
begin om biologisch vlees en “beter leven”-vlees te kopen. De
bedoeling van deze labels is om het leven van een dier te verbeteren.
Niet alleen op de boerderij, maar langzaam aan ook tijdens transport
en in het slachthuis. Er moet nog veel onderzoek gedaan worden naar
hoe je dieren op een meer humane manier zou kunnen slachten. Om
te beginnen naar verschillende gassystemen, waarbij het dier geen
ademhalingsproblemen heeft. Het mooiste zou zijn als er een ruimte
was met gas waar een dier in één keer flauwvalt. Dan kun je dieren
als groep bij elkaar houden. Met dit soort gas kun je nog steeds veel
dieren doodmaken, dat is immers het belang van de industrie.’
Ik moet eerlijk zeggen dat ik niet graag in de schoenen van Lesley
zou staan. Maar wat een waardering heb ik voor wat ze doet. Ik vraag
haar hoe ze tegen de industrie aankijkt aangezien ze zelf geen vlees
en zuivel nuttigt. ‘Ik vind het waanzin. Het is zo snel gegaan sinds de
Tweede Wereldoorlog. Te snel, mensen weten niet waar we mee
bezig zijn. Mensen in de branche hebben soms geen andere keus.
Die wilden gewoon naar de bank gaan voor een kleine lening om een
beetje groter te worden. Nee, was het antwoord, je krijgt alleen geld
als je veel groter wordt. En dan ben je opeens zo groot dat je niet
meer kunt slapen, want je hebt alleen maar werk en schulden. Dit
thema is geen oorlog tussen veganisten en de vleesindustrie,
daarmee ga je immers niets bereiken. Het is veel beter om samen te
praten en te kijken hoe de branche op een humane manier geld kan
verdienen. Het zou een supermooi begin zijn als mensen minder vaak
vlees eten en dan uitsluitend drie sterren of biologisch vlees. Een “drie
sterren beter leven”-boerderij maakt echt verschil. Als consument laat
je zo de vleesindustrie weten dat we willendat er iets verandert.’
‘De macht ligt bij de vork,’ zeg ik, en Lesley is het daar helemaal
mee eens.
Stalbranden
Op maandag 28 augustus 2017 meldt de website NU.nl: ‘Een boer in
het Brabantse Nijnsel mag een stal bouwen waar bijna 18.000
varkens in passen. De gemeenteraad van Meijerijstad, waar Nijnsel
deel van uitmaakt, besloot donderdagavond toestemming te geven
voor de bouw.’78 Een dierenrechtenorganisatie had nog 15.000
handtekeningen ingezameld en kwam met 18.000 bloemzaadjes, één
voor ieder varken. De gemeenteraad was onverbiddelijk: ‘Het college
van burgemeester en wethouders oordeelde eerder al dat het plan
niet in strijd is met de regels. De stal voldoet bovendien aan “de meest
recente normen op het gebied van duurzaamheid” en zal geen
onaanvaardbare gezondheidsrisico’s opleveren.’
De afgelopen jaren wordt in de media steeds weer bericht over
stalbranden. In 2016 stierven meer dan 200.000 dieren tijdens
branden in stallen. In 2017 bijna 250.000. Het hoogtepunt was in het
rampjaar 2011 toen meer dan 300.000 dieren omkwamen door
branden. Wakker Dier79 rekende uit dat sinds 2008 anderhalf miljoen
dieren in stalbranden zijn omgekomen.80 Sinds dat jaar is Wakker
Dier de aantallen gaan bijhouden. De brandveiligheidseisen in stallen
zijn bijzonder laag. Ook in nieuwbouwstallen zijn
bluswatervoorzieningen, brandwerende muren en rookmelders niet
verplicht. Met name VVD en CDA hielden dit zo lang mogelijk tegen in
de Tweede Kamer om de sector niet met nog meer regelgeving te
confronteren.
De kans op brand in een kippenstal is acht keer groter dan op die op
een woningbrand. Door alle mestgassen is er een verhoogde kans op
kortsluiting. Als de brand eenmaal is ontstaan, is er geen houden aan.
Stallen zitten vol brandbare materialen en de mechanische
ventilatiesystemen verspreiden de brand snel. Als de brandweer
arriveert, kan ze vaak niet veel meer doen. Dieren stikken in de rook
en worden levend verbrand, ontsnappen is meestal onmogelijk.
Daarbij vluchten dieren die nooit buiten zijn geweest niet snel de open
lucht in.
In 2011 is het Actieplan Stalbranden geïnitieerd door Wakker Dier,
LTO Nederland, de Dierenbescherming, de brandweer, verzekeraars
en de overheid. Sindsdien zijn nieuwere stallen beter beschermd,
maar de aantallen verbrande dieren in de jaren erna zeggen genoeg
over de effectiviteit van het plan. Veertig procent van de branden
wordt door kortsluiting veroorzaakt. Dertig procent door
verwarmingssystemen, explosie en blikseminslag en de oorzaak van
de overige dertig procent is onbekend.
Je zult het met me eens zijn dat deze branden naast het ruimen bij
pandemieën tot de meest heftige uitwassen van de bio-industrie
behoren. Wel moet hierbij vermeld worden dat het me vreselijk lijkt
voor de boeren die hun levende have en hun bedrijf op deze manier in
rook zien opgaan. Dieren gillen en piepen, proberen te vluchten en
zich los te maken. Overlevende dieren worden meestal alsnog
omgebracht omdat ze of in shock zijn, of te veel pijn hebben door de
brandwonden. Je kunt je afvragen of het verstandig is zulke grote
stallen te blijven bouwen als de stal in Nijnsel.
Loretta Schrijver
Loretta Schrijver is presentatrice van meerdere
nieuwsprogramma’s, een dierenprogramma, verschillende Unicef-
en WNF-programma’s en talkshows. Samen met Quinty Trustfull
en Pernille LaLau presenteert Loretta het programma Koffietijd.
Naast presenteren is Loretta ook regelmatig te horen als voice-
over voor documentaires en tv-programma’s. Sinds de jaren
negentig heeft Loretta presentaties gegeven, radiospotjes
ingesproken en tv-optredens verzorgd voor het WNF.

Loretta Schrijver is al 25 jaar vegetariër. Niet omdat ze geen vlees


lust, maar om naar eigen zeggen ‘een statement te maken naar de
maatschappij. Ik wil niet bijdragen aan dierenleed. Ik kan dat leed niet
eten.’ Loretta is in varkensstallen en kippenfarms geweest: ‘Het zijn
natuurlijk beelden die we intussen wel kennen. Wakker Dier geeft de
consument door middel van spotjes zo nu en dan speldenprikken:
weet wat je eet. Varkens in donkere stallen, boven op elkaar. De
varkens worden steeds groter, maar de stallen houden hetzelfde
formaat. Er is geen plek waar ze hun behoefte kunnen doen terwijl het
zulke zindelijke en intelligente dieren zijn. Maar ook al waren het
domme dieren, dan nog hebben ze dit niet verdiend. Alles wat leeft en
wat kan lijden, verdient het niet om te lijden.
De liefde voor dieren - honden, katten, konijntjes - is ons allen niet
vreemd en dat krijgen we eigenlijk met de paplepel ingegoten. Maar ik
herinner me een tv-spotje uit de tijd dat ik nog maar net zelfstandig
woonde. Het was een spotje tegen de vleesindustrie getiteld Lekker
Dier. Toen werd ik voor het eerst geconfronteerd met beelden van
slachthuizen en dierenleed op grote schaal. Ik werd lid van Stichting
Lekker Dier, nu Wakker Dier.
In 1989 zat ik elke avond in de kantine bij RTL mezelf in het zweet
te werken om een stukje vlees weg te krijgen. Toen ben ik gaan
nadenken: wat ben ik nu eigenlijk aan het doen? Ik zag iedere avond
vlees teruggaan naar de keuken. Dieren laten hun leven ervoor en
belanden in de prullenbak. Dat is voor mij een moment van
bewustwording geweest.
Ik heb het vermoeden dat er met al die campagnes en actiegroepen
nu meer bewustwording is. Iedereen kent nu de termen plofkip of
kiloknaller. Twintig jaar geleden noemden we dat doodgroeiers en nu
is iedereen ermee bezig. De publieke opinie begint wel te kenteren.
Het gaat het mij persoonlijk niet eens om gezondheid en milieu. Dat
mogen niet de redenen zijn waarom je stopt met vlees eten. Ik wil
graag dat iedereen deelt in de liefde en de schoonheid van de natuur,
van de dieren die leven, van hun eigenheid, van hun wezen, van hun
zijn. Van hun afhankelijkheid van ons wordt misbruik gemaakt. Dat
kan ik niet hebben. Dat is onrechtvaardig. Onrechtvaardig in het leven
en in het bestaan. Dat heeft voor mij niets met spiritualiteit te maken,
maar wel me het feit dat wij en dieren allemaal recht hebben op het
leven. Wij zijn niet meer en ook niet minder dan anderen. We zijn
gelijkwaardig. Wij gaan niet aan elkaar knabbelen en elkaar afmaken
of pijn doen. Omdat wij een bepaald niveau van civilisatie hebben
bereikt, doen wij dat ook niet met andere soorten. Wij mensen zijn ook
maar een soort, alleen wel verheven en machtig. Als soort weten we
dat we alleen maar uit zijn op ons eigen gewin en ons eigen belang.
Dat is volgens mij wat er in de oermens zit.
Bovendien zijn we gewoontedieren. We hebben altijd gedacht dat
drie glazen melk per dag je sterker maken, terwijl we nu weten dat
juist door een hoge consumptie van melk je botten brozer worden. De
industrie zit echter niet te wachten op een vermindering van de
melkconsumptie, die is economisch gebaat bij groei. Zo werkt de
industrie, daar kun je mensen niet persoonlijk voor aanwijzen, want
dat is de maatschappij waarin wij leven. We passen ons aan en doen
wat er van ons verwacht wordt. Als je het hebt over dierenwelzijn,
word je meteen weggezet als dierenactivist. Als jij je afvraagt of je
dierenleed kunt en mag veroorzaken omwille van je eigen genot, dan
is dat voor mij een uitgemaakte zaak. Dierenleed voor het genot van
de mens kan niet.
Het is vaak het aanbod dat de vraag bepaalt. Als er alleen maar
biologisch vlees in de schappen zou liggen, kunnen we niets anders
doen dan biologisch eten. Vroeger wilde ik biologisch vlees kopen en
dat was vaak niet te krijgen. Dus dan ging ik maar biologische
spruitjes kopen om de vraag naar biologische producten aan te geven.
In alles waar geld en dieren samenkomen, delven de dieren het
onderspit. Dieren zijn het slachtoffer van alles wat met geld te maken
heeft. Zij zijn de dupe en het geld trekt aan het langste eind.’

Het aanbod bepaalt de vraag volgens Loretta. Ik denk dat dit net
zozeer waar is als dat de vraag het aanbod bepaalt. Dat maakt het
schuldvraagstuk in deze zo gecompliceerd. Er is mijns insziens geen
schuldige in dit verhaal. Geen enkele partij die de oplossing in handen
heeft. De consument kan geen goedkoop vlees meer eten als er
alleen biologisch vlees in de schappen zou liggen. De macht ligt niet
alleen bij de vork. De macht ligt net zozeer bij de sector en bij wat zij
aanbiedt. De macht ligt ook bij de overheid en de regelgeving die zij
doorvoert, en bij de supermarkten en hun beleid. De macht ligt net zo
goed bij de banken en hun investeringskeuzen. Al deze partijen
samen hebben de macht en zonder dialoog en gemeenschappelijke
bewustwording blijft alles zoals het is. Daar heeft uiteindelijk niemand
baat bij. Geen boer ziet zijn kinderen graag met mondkapjes lopen
omdat de lucht zo vervuild is dat dat noodzakelijk is. Geen ambtenaar
wil medeplichtig zijn aan het verdwijnen van de Amazone. Geen
supermarktmarketeer ziet haar opa graag aan darmkanker sterven en
geen enkele bankmanager durft zijn dochtertje van twaalf mee te
nemen een slachthuis in. We doen dit samen. Uiteindelijk raken de
effecten van de vleesconsumptie in Nederland iedereen. Wat wel heel
duidelijk is, is dat de groep die het meest geraakt wordt de dieren zijn.
Dieren die, als we 66 dierenartsen uit de sector mogen geloven, wel
degelijk lijden en in vreselijke omstandigheden leven.
5 De bio-industrie
Minder dan tienduizend jaar geleden woonden er op aarde één tot tien
miljoen mensen. Nu is de mensheid gegroeid naar zeven miljard. Tot
de jaren vijftig verliep de groei redelijk gestaag, ook in Nederland.
Maar de groei van tien miljoen naar zeventien miljoen Nederlanders in
de laatste vijftig jaar bracht een palet aan moeilijkheden met zich mee.
Of het nu ging om zorg, onderwijs, infrastructuur, woningbouw of
voedselvoorzieing, er moest flink worden opgeschaald om aan de
groeiende behoeften te voldoen. Zo ontstond de bio-industrie.
Het ontstaan van de sector wordt toegeschreven aan de
Amerikaanste kippenhoudster Cecile Steele in 1923. Bij toeval
ontdekte ze dat schaalvergroting werkte en ze veel meer winst kon
maken. De eerste industriële kippenfarms ontstonden dus in Amerika.
Deze grote hoeveelheden dieren in een relatief beperkte ruimte
brachten direct problemen met zich mee. De kippen worden ziek en
gaan afwijkend gedrag vertonen. In plaats van te concluderen dat
deze manier van dieren houden blijkbaar niet werkt, wordt als
oplossing het vaccineren met vitamines en antibiotica en het
afbranden, later knippen, van de snavels gezien.
In Nederland is er pas sprake van opschaling van de veeteelt na de
Tweede Wereldoorlog. De bevolking groeit exponentieel en de
herinneringen aan de hongerwinter van 1945 zijn nog vers. Vlees is
tot dan toe een luxe product dat slechts enkele keren per week
genuttigd wordt. De lonen stijgen echter met de wederopbouw en
daarmee stijgt de vraag naar luxe mee.
Hans Dagevos
Consumptiesocioloog en senior onderzoeker aan het
onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research Hans Dagevos
verdiept zich in beleid rond voeding, voedselveiligheid en
eetgewoonten. Hij bekijkt het voedselconsumptiegedrag vanuit de
moderne consumptiesamenleving en de consumptiecultuur. Dagevos
is (co-)auteur van meer dan 250 publicaties (wetenschappelijke
artikelen, boeken, blogs, onderzoeksrapporten), waaronder de boeken
The Food Economy en De obesogene samenleving: maatschappelijke
perspectieven op overgewicht en het rapport Vleesminnaars,
Vleesminderaars, Vleesmijders.
De Universiteit Wageningen is een beetje het hol van de leeuw. De
bio-industrie en universiteit worden gezien als twee handen op één
buik. Hans Dagevos staat er net iets anders in. Hij is geenszins tegen
de branche, maar ziet helder waar de problemen liggen. ‘We kunnen
beter iets verder terug in de tijd gaan. We denken dat goedkoop en
breed beschikbaar vlees de normaalste zaak van de wereld is. Het is
eigenlijk nog maar sinds de jaren vijftig zo dat vlees beschikbaar werd
voor de gemiddelde Nederlander. Dat het normaal werd om een
aantal keer per week vlees op het bord te hebben. Daarvoor werd
vlees slechts bij hoge uitzondering gegeten, ook de slechte delen van
het vlees werden gegeten. Het huidige eetpatroon voor de doorsnee
Nederlander is dus nog maar een halve eeuw oud.’
Dit zet het verhaal van de Nederlandse vleesconsumptie wel
enigszins in perspectief. De Nederlandse overheid besluit in de jaren
vijftig een nieuwe weg in te slaan met de vleesproductie. Specialisatie
en schaalvergoting zijn speerpunten in het beleid van het ministerie
van Landbouw. De boer mag kiezen: kippen, koeien of varkens. De
minister van Landbouw op dat moment is Sicco Mansholt. Zijn
bijnaam is ‘De architect van de grootschaligheid’. Mansholt had goede
bedoelingen en zei:

Met nadruk wil ik erop wijzen dat een goede voedselvoorziening pas
kan werken als iedereen meewerkt. Dat wil zeggen: Alle hens aan
dek.

Mansholt is de grondlegger van de bio- industrie in Nederland en later


als eurocommisaris (1965) verantwoordelijk voor de immense
Europese landbouwsubsidies. De subsidies bedragen miljarden per
jaar en boeren zijn industriëlen geworden. Zijn beleid leidt tot
intensieve veehouderij met dieren als producten voor economische
groei, tot bureaucratie, tot mestoverschotten en tot
concurrentievervalsing ten opzichte van boeren uit
derdewereldlanden. Aan het eind van zijn carrière zag Mansholt het
drama in dat hij gecreëerd had. Zelf zei hij daarover:

Door de vaste graanprijzen in Europa blijft er veertig miljoen ton graan


per jaar over. Die dumpen we tegen ramsjprijzen op de wereldmarkt
waardoor we de boeren in derdewereldlanden in wanhoop naar de
sloppenwijken drijven. Tegelijk hebben we de vrije invoer van
graanvervangend veevoer toegestaan. Daardoor zitten we nu met de
intensieve veehouderij en het mestoverschot. Het is een onhoudbare
toestand. Een stroperige brij van belachelijke maatregelen.

Uit cijfers van het CBS blijkt dat er in 1950 in Nederland 271.000
bedrijven zijn met varkens. In 1970 is daar nog maar tien procent van
over. In 2015 zijn er nog 6000 bedrijven die varkens houden en de
schatting is dat dit aantal de komende decennia meer dan halveert. In
1950 werd er 236 miljoen kilo varkensvlees geproduceerd. In 2015 is
dat zes keer zoveel: 1456 miljoen kilo.81
In 1957 wordt de Europese unie opgericht. Deze biedt enorme
kansen voor de nieuwe veeteeltindustriëlen. Vlees uit Nederland heeft
een uitstekende naam en Nederland wordt een van de
toonaangevende partijen op de internationale vleesmarkt. Al gauw
wordt goedkoop veevoer uit het zonnige Brazillië geïmporteerd. Het
warme Brazilliaanse klimaat is ideaal voor mais- en sojaproductie en
staat toe dat er meerdere malen per jaar geoogst wordt. Mais en soja
worden met miljoenen tonnen naar Nederland verscheept. De bio-
industrie wordt in Engeland factory farming genoemd.
Fabrieksboerderijen. In 2014 levert de branche een bijdrage van 45
miljard euro aan de Nederlandse economie.82 De bijdrage aan de
Nederlandse werkgelegenheid is 2% in 2016.83

De Nederlandse veevoederbedrijven Nutreco, DSM en De Heus


zijn inmiddels, door overnamen, belangrijke spelers op de
Braziliaanse diervoedermarkt. Deze markt produceerde in 2014 67
miljoen ton diervoeder. Na China en de VS komt Brazilië daarmee
op de derde plaats in de wereldranglijst. 30% van het
geproduceerde voer wordt geëxporteerd. Brazilië zelf is de
grootste exporteur van rund- en pluimveevlees en de vierde
exporteur van varkens wereldwijd. Het Braziliaanse ministerie van
Landbouw verwacht dat de rundvleesproductie de komende tien
jaar met 23% zal toenemen, de varkensproductie met 32% en de
pluimveeproductie met 36%.84
De kentering
De overheid stimuleerde de groei van de branche door subsidies,
voorlichters en speciale programma’s aan te bieden. In
voorlichtingsfilmpjes uit die tijd is te zien hoe boeren tot specialisatie,
mechanisatie en schaalvergroting werden aangemoedigd. Het
ministerie van Landbouw, het productschap en betrokken banken
zoals Rabobank zetten druk op de boeren om fors te investeren en uit
te breiden. Alles ging om de boer, zijn effectiviteit, zijn omzet en zijn
winst. Al waren de marges minimaal. In 1968 wordt de Gezondheids-
en welzijnswet van kracht waarmee er een kleine verandering komt in
het omgaan met en kijken naar dieren.
In 1971 gaat het mis. Prinses Beatrix en prins Claus openen de
Flevohof, een permanente demonstratie van de landbouwsector in
Nederland. De vee-industrie heeft er trots een legbatterij met 5000
kippen en 36 zeugen in hokken tentoongesteld. Het publiek reageert
geschokt. Hierdoor komen de eerste protestbewegingen op gang met
Lekker Dier, het huidige Wakker Dier. Later voegen zich Varkens in
Nood, de Dierenbescherming en uiteindelijk de politieke Partij voor de
Dieren zich bij deze tegenbeweging. Sinds het Flevohofdrama is de
branche meer aan beeldvorming gaan werken. Naar de consument
toe wordt nog steeds een mooi plaatje gepresenteerd van de
ouderwetse, sympathieke, boer op de boerderij die van zijn dieren
houdt en goed voor ze zorgt op een plek waar de dieren buiten in het
gras lopen. Op melkpakken, in tv-reclames, in slagerijen en
advertenties wordt dit beeld tot op de dag van vandaag aan de
consument voorgespiegeld.
De werkelijkheid wordt afgeschermd. Stallen en slachthuizen zijn
onbenaderbaar. Sporadisch mag er bezoek komen. Op open dagen
van slachterijen worden schone, dierloze hallen getoond en niemand
mag ooit bij het slachten zelf aanwezig zijn.
We weten dat er gemiddeld jaarlijks zo’n 550.000 volwassen
varkens sterven in Nederlandse stallen.85 Deze cijfers zijn afkomstig
van Rendac, een kadaveropruimdienst. Het gaat hier dus niet om
varkens die geslacht worden, maar om dieren die overlijden aan de
slechte omstandigheden waaronder ze gehouden worden. Tot 2011
toonde Rendac trots het grote aantal opgehaalde kadavers. Dat stopte
toen Varkens in Nood de cijfers naar buiten bracht. Sindsdien worden
de aantallen angstvallig geheim gehouden voor het publiek.
In stallen, grote hallen met opeengepakt vee, mag vrijwel nooit
gefilmd worden. Natuurlijk hebben natuurbeschermers daar hun deel
aan gehad. Als documentairemaker weet ik hoe je iets in beeld kunt
brengen. Dezelfde stal kan als nette, goedlopende fabriek én als
gruwelijke, vreselijke moordmachine gefilmd worden. Het ligt er maar
net aan welke beelden je laat zien en waar je op inzoomt. Interviews
worden bewerkt en daarbij heeft de producent het laatste woord. Zo
kun je als geïnterviewde ondernemer ineens heel anders overkomen
dan je wilde. Misbruik door media en activisten heeft tot meer
terughoudendheid van de branche geleid. Het is niet vreemd dat ook
op de Hoge Agrarische School (HAS) nagedacht wordt over de
ethische kant van de industrie en de beeldvorming richting
consument. De branche beseft dat ze klem zit en wil graag
veranderen. Daarvoor heeft ze hulp van buitenaf nodig. Van buiten
wordt er bijna alleen maar geschopt richting de industrie en haar
mensen, wat openheid en kwetsbaar opstellen vanuit de branche niet
makkelijker maakt.
De geslotenheid was in de jaren zeventig al een belangrijk kenmerk
van de sector en de overheidsdiensten die ermee te maken hadden.
Bioloog Gerrit van Putten was actief binnen het ministerie van
Landbouw. In het televisieprogramma Andere tijden vertelt hij over
een rapport dat hij had geschreven over vreemd gedrag van varkens.
In 1972 maakte hij een film om zijn collega’s te informeren over de
gang van zaken in stallen. Onmiddellijk kreeg hij een spreekverbod
opgelegd van de minister. Via toenmalig secretaris-generaal Van
Zetten werd hem verstaan gegeven dat zijn uitingen slecht waren voor
de goede naam van de veehouderij.
Het lijkt paradoxaal. Als varkens onnatuurlijk gedrag vertonen en
zichzelf en elkaar bijten en beschadigen, wordt als oplossing bedacht
om tanden bij biggen af te slijpen en hun staartjes af te knippen in
plaats van naar meer natuurlijke oplossingen te kijken voor
gedragsverandering. Als er door de opeengepakte en kwetsbare
dieren ziekten uitbreken als de varkenspest, vogelgriep of Q-koorts
worden er geen maatregelen genomen om dieren meer ruimte te
geven en te werken aan een sterker immuunsysteem, maar wordt het
ruimen van de dieren of het toebrengen van schadelijke vaccinaties
als oplossing gezien. De industrie lijkt daarmee van elke menselijke
emotie vervreemd.
Als je echter contact hebt met mensen uit de branche, blijkt het
tegengestelde het geval. Het zijn vaak aardige en betrokken mensen
die vol passie over hun vak praten. Gedurende dit onderzoek
probeerde ik te achterhalen hoe deze cognitieve dissonantie tot stand
is gekomen en belangrijker nog, blijft bestaan tot op de dag van
vandaag. Een van de mensen die een duidelijke en heldere visie heeft
op de vleesconsumptie en haar gevolgen is cabaretier Guido Weijers.
Ik besloot een afspraak met hem te maken en hem te vragen naar zijn
ongezouten mening.
Guido Weijers
Guido Weijers kennen we als cabaretier van oudjaarsconferenties
en bijzondere shows met een filosofisch tintje. Guido houdt van
reizen, fotograferen en humor. Hij heeft een stichting, Loens4Life
waarmee hij geld inzamelt voor onderzoek naar kanker. Guido
houdt van de aarde en vindt het behoud ervan belangrijk. Om die
reden eet Guido geen vlees. In 2017 trad hij met andere
caberetiers voor 12.000 mensen op in de Ziggodome.
Guido vertelt dat hij voor het eerst vegetariër werd toen hij elf jaar oud
was, ‘want toen vond ik het gewoon zielig voor dieren’. Elk kind heeft
natuurlijk empathie voor de aaibaarheidsfactor van een biggetje of een
koe, dus het is gewoon zielig om een dier dood te maken, zeker als je
jong bent.
‘Rond mijn achttiende was dat principe een beetje weg. Ik vind het
wel zielig voor dieren, maar het is niet zo dat ik zelf nooit een dier zou
kunnen doden. Als ik in een bos loop en ik verdwaal en ik heb drie
dagen honger, ja dan denk ik dat ik toch voor het recht van de sterkste
ga en een konijntje de nek omdraai. Dus het argument is nu dat ik het
niet meer zielig vind, het argument is dat de balans er moet zijn. Op
mijn achttiende ben ik weer vlees gaan eten, omdat het principe van
zielig vinden weg was. Tien jaar later keek ik naar een documentaire
van de Keuringsdienst van Waarde over de plofkip en de
tienduizenden kippen die op zo’n loopband staan en in een shredder
gaan, en toen dacht ik: ja, dit is helemaal niet zielig voor dieren, ik
vind het zielig voor de méns dat wij op een punt zijn gekomen dat dit
ons niet meer raakt. Dat wij dieren als een product zijn gaan zien. Die
dieren hebben geen enkel ander doel dan winst opleveren. Voor de
eiwitten hoef je ze niet te eten, want daar zijn ook andere dingen voor
en voor de smaak ook niet, want die kunnen ze nabootsen. Dus de
enige reden dat die kip geproduceerd wordt, is omdat die kip net iets
goedkoper is dan vleesvervangers. We zijn als mensheid echt de
balans helemaal kwijtgeraakt.’
Guido vindt echter dat hij niet degene moet zijn die mensen gaat
vertellen wat ze moeten doen. Hij kijkt meer naar zichzelf: ‘De vraag
die ik aan mezelf stel is: kan ik het moreel verantwoorden? En wat is
mijn reden om vlees te eten? De Gehacktbal van de Vegetarische
Slager hebben ze in een gehaktballentest van De Telegraaf met 42
andere gehaktballen laten meedoen en die kwam als derde uit de bus.
Dat is geen echt gehakt, maar de vakjury van slagers zei gewoon dat
dit nummer drie is. Dus waarom eet je vlees? Omdat je het lekker
vindt? Maar die vegetarische bal is dus net zo lekker. “Smaak” of “ik
eet gewoon graag vlees”, dat zijn geen argumenten meer. Dan komt
de volgende vraag: wil ik bijdragen aan het feit dat er elke dag
duizenden varkens of koeien ergens in een stal staan die nooit het
daglicht zien, die alleen maar zijn geboren omdat ik ze wil eten? Als je
jezelf die vraag stelt… Voor mij is het moreel niet meer te
verantwoorden om vlees te eten. Daarmee wil ik niet zeggen dat
iedereen die overstap zou moeten maken, maar als mensen zich hier
bewuster van zouden worden, dan zou dat al heel veel schelen.
Ik vind het niet per se fout als er een balans is. Als wij om te
overleven een keer een dier slachten. Alleen ben ik gewoon te lui. Ik
ga echt niet in elk restaurant vragen of de kip biologisch is en of dat ze
weten waar het varkentje is grootgebracht. Ik heb gewoon voor mezelf
uit een soort van gemak gezegd: geen vlees, geen vis, punt.’
6 Het klimaat
In mijn jeugd al vond ik bijvoorbeeld de teloorgang van het
Amazonewoud verschrikkelijk.s. Wie over het gebied in Zuid-Amerika
vliegt, ziet hoe enorme lappen van het oeroude bos verdwenen zijn.
Omgehakt en in beslag genomen door mijnbouw, oliewinning, houtkap
en nederzettingen. Wat veel mensen echter niet weten, is dat een
groot deel van de omgekapte woudegronden worden gebruikt als
agrarische grond. Logisch, het klimaat in Argentinië en Brazilië is vele
malen beter geschikt voor het verbouwen van soja dan ons Hollandse
klimaat. Niet vreemd dus dat de Nederlandse veeteelt, samen met die
uit andere landen, richting Zuid-Amerika toog om daar aan de slag te
gaan. Inmiddels is daarmee een probleem van ongekende omvang
gecreëerd.
De documentaire Cowspiracy van Kip Anderson laat zien hoe met
name Amerikaanse organisaties als Greenpeace zich er niet aan
willen wagen om dit probleem op de kaart te zetten. Op zich niet
vreemd als je beseft dat de afgelopen 20 jaar 1100 activisten zijn
vermoord in Brazilië.86 Als vergelijking geeft Anderson de productie
van palmolie waarvoor inmiddels 26 miljoen hectare regenwoud moest
wijken. Voor veeteelt, aldus Cowspiracy, is dat inmiddels 136 miljoen
hectare. Amazon Watch zegt dat over 10 jaar het regenwoud weg kan
zijn. Moet je je voorstellen. De vleesindustrie laat oeroude wouden
omhakken om koeien er te laten grazen, of voor de eindeloze
plantages met soja, mais en graan die dienen als veevoer. Denk eens
aan de inheemse stammen, wilde plantsoorten, wilde dieren en
mogelijke medicijnen die hierdoor verloren gaan. Daarbij is het
Amazone woud een belangrijk deel van de zuurstofvoorziening op
aarde. Een van de eerste ontdekkingen die ik deed tijdens mijn reis
door de wereld van de vleesproductie, was dat de Food and
Agricultural Organization (FAO) van de Verenigde Naties uitgebreid
onderzoek had gedaan naar de effecten van intensieve veeteelt op
milieu, natuur en aarde. Het werd me al snel duidelijk dat
vleesconsumptie alles te maken heeft met het kappen van oerwoud in
de Amazone. Dat komt dus niet alleen door oliewinning, de
houtindustrie en mijnbouw. Onbegrijpelijk dat Nederlandse bedrijven
zijn die hiermee geasscieerd zouden willen worden. Sterker, dat
bedrijven als DSM en De Heus een actief betrokken zijn bij de
vernietiging van het Amazonewoud.
De politiek lijkt dit enorme probleem ook niet te willen erkennen. Ken
je de beelden van een bijna komisch debat tussen PvdA Tweede
Kamerlid Luuk Blom met PvdD Kamerlid Esther Ouwenhand? Blom
had het over de vee-industrie en Ouwenhand legde de link met de
ontbossing van de Amazone. Blom gaf ruiterlijk toe geen idee te
hebben wat de relatie van ontbossing tot veehouderij was. Hij had
werkelijk geen flauwe notie.
‘Dat siert u niet,’ zei Esther Ouwenhand. Ten eerste is Brazilië zelf
een van de grootste vleesproducenten ter wereld. Maar ook Europa,
met Nederland voorop, is een groot afnemer van op soja en mais
gebaseerd veevoer uit Brazilië. Een paar feiten zeggen genoeg: in het
Amazonewoud worden per minuut ongeveer 50 voetbalvelden
regenwoud gekapt. Bijna een voetbalveld per seconde. Dat is per jaar
een gebied ter grootte van ongeveer half Nederland. Sinds de jaren
zestig wordt er in het land 57 keer meer soja geproduceerd voor de
bio-industrie. Van al het regenwoud dat de Amazone rijk was, is naar
schatting nog maar de helft over. De groene longen van de aarde
verdwijnen en allerlei nog niet ontdekte medicijnen verdwijnen voordat
we ze gevonden hebben. 83% van alle diersoorten in de Amazone is
al verdwenen. Het Wereld Natuur Fonds schat dat de populatie wilde
dieren de afgelopen veertig jaar met 50% geslonken is.
Ik wilde met iemand praten die me antwoorden kon geven op mijn
prangende vraag: waar zijn we in godsnaam mee bezig?
Karen Soeters
Karen Soeters is oprichter van de dierennieuwssite
animalstoday.nl, oprichter van internetcommunity PiepVandaag.nl
en sinds augustus 2007 directeur van de Nicolaas G. Pierson
Foundation, het wetenschappelijk bureau van de Partij voor de
Dieren. Hiernaast is Karen docent mediapsychologie aan de
Hogeschool van Amsterdam en bestuurslid van de Nederlandse
Vegetariërsbond en Bont voor Dieren.
Karin heeft veel onderzoek gedaan naar de productie van vlees en de
invloed daarvan op het milieu. ‘We hebben gigantisch veel dieren in
Nederland en die moeten allemaal gevoerd worden. Daarom halen we
soja uit andere landen. Ze kappen daar het regenwoud om soja te
kunnen verbouwen. Op dit moment wordt 70% van de landbouwgrond
gebruikt voor de veehouderij wereldwijd. Dus 70% van de
sojaopbrengst wereldwijd en 50% van de graanopbrengst wereldwijd
gaat direct naar dieren. Dat is eigenlijk een heel inefficiënte manier om
voedsel te produceren.
De diersoorten en de natuur die we verliezen is wereldwijd voor
30% toe te schrijven aan de veehouderij. En in Europa zelfs voor
40%. Wij zijn de slager van Europa. De mest die alle dieren
uitscheiden blijft in Nederland, en dat is erg belastend voor het milieu.
In totaal stoot de veehouderij 40% meer broeikasgassen uit dan al het
verkeer samen.’
Na de Tweede Wereldoorlog hebben we heel erg ons best gedaan
om Nederland van voedsel te voorzien. Toen zijn we heel intensief
dieren gaan houden en daar zijn we nooit meer mee gestopt. Op het
moment dat we voldoende voedsel hadden, is er een volstrekt
doorgedraaid systeem ontstaan. Met 9 miljard mensen in 2050
hebben we volgens de FAO 60 tot 70% meer voedsel nodig. Het
positieve nieuws is dat de universiteit van Minnesota heeft
uitgerekend dat je vier miljard mensen extra kunt voeden als je puur
plantaardig voedsel zou verbouwen. Op basis van de huidige
landbouw. Vier miljard, daar zou alle honger mee de wereld uit zijn.
Het is jammer dat we de oplossing heel erg zoeken in het produceren
van meer dierlijke eiwitten. Dat gaat nooit de oplossing zijn om het
wereldvoedselprobleem op te lossen.
Als iedereen zou consumeren zoals wij in Nederland, hebben we
vier aardbollen nodig om de hele wereldbevolking te voeden. Maar we
kunnen al een grote slag slaan als mensen zich bewuster worden van
het probleem en hun dierlijke eiwitconsumptie terugdringen. Dat moet
dan wel nu gaan gebeuren. De voedselschaarste in armere gebieden
wordt immers steeds groter. Hetzelfde geldt voor waterschaarste. En
er komen steeds meer klimaatvluchtelingen, mensen die moeten
vluchten voor stijgend water bijvoorbeeld.’

Na het gesprek met Karen blijft dat laatste even hangen. Ik denk aan
klimaatontkenners als Donald Trump. Ik vraag me af waarom mensen
klimaatproblemen blijven ontkennen. Het is toch zo duidelijk als wat?
Er spelen enorme belangen binnen de fossiele-brandstofwereld, de
industrie en de veeteelt. Belangen die op korte termijn groot genoeg
zijn om de ogenschijnlijk langetermijnproblematiek van
klimaatverandering, ontbossing en voedselschaarste voor ons uit te
schuiven. Terwijl er overtuigend wetenschappelijk bewijs is geleverd
door een groot aantal onafhankelijke wetenschappers dat de
klimaatproblemen en alles wat daarbij hoort wezenlijk zijn en eigenlijk
niet meer als langetermijnprobleem beschouwd kunnen worden. We
ervaren de effecten ervan hier en nu.
Als ik denk aan mijn kinderen en de kinderen van mijn kinderen,
vraag ik me wel eens af in wat voor wereld, op wat voor planeet we ze
laten opgroeien? Hoe komt het toch dat de moderne mens daar zo
weinig over nadenkt en alleen maar met zijn eigen belang bezig is. Als
vader van drie kan ik me daar niets bij voorstellen.
Oervolken kenden al de wijsheid: Dat alles wat je doet mag zijn voor
het welzijn van alles, om al het leven te steunen. Nu en voor de
komende zeven generaties. De indianenstammen, sjamanen en
wijzen die ik heb ontmoet tijdens mijn wereldwijde onderzoeksreizen
van de afgelopen tien jaar leven tot op de dag van vandaag vanuit
deze intentie. Feitelijk leeft elke plant en elk dier vanuit deze intentie.
Alleen wij, de moderne mens, niet. We lijken de verbinding met de
kringloop, met de natuur en de aarde volledig te zijn kwijtgeraakt. En
daarmee ook de verbinding met onszelf. De gevolgen van wat we
aanrichten zijn zo enorm. Niet voor de planeet, die overleeft het wel.
Zelfs als we alle natuur vernietigen en daarna zelf ten onder gaan zal
de aarde zich weer herstellen. Ze heeft daar misschien een paar
miljoen jaar voor nodig, maar dat is voor haar een peulenschil. Net als
na het uitsterven van de dinosauriërs 65 miljoen jaar geleden, waarna
het leven opnieuw vorm heeft gekregen. We doen dit echt onszelf
aan. Wij zijn het die lijden onder ons eigen handelen. Zoals Chief
Seattle, de naamgever van de stad in Amerika, het treffend zei: We
hebben de aarde niet georven van onze voorouders, we hebben haar
in bruikleen van onze kinderen. En zoals het er nu naar uitziet doen
wij ons werk als rentmeesters op zijn zachtst gezegd niet optimaal.
Feitelijk maken we er een puinhoop van. En de manier waarop we
dieren consumeren en met ze omgaan levert daar een flinke bijdrage
aan.
Ongelijkheid
Wat dacht je van de grote groep mensen die nog altijd honger lijdt
wereldwijd. Terwijl 30% van het landoppervlak op de planeet door
koeien wordt bewoond of gebruikt voor het verbouwen van veevoer.
Eén miljard mensen gaan volgens schattingen van de Verenigde
Naties elke avond met honger naar bed. Tegelijkertijd wordt 60 tot
70% van alle landbouwgrond gebruikt om soja en mais te verbouwen
voor het vee dat in de rijke landen gegeten wordt.
Een koe heeft 15-25 kilo voer (soja, mais en tarwe) nodig om een
kilo vlees te produceren. Als we de grond waar dat voer op verbouwd
wordt zouden gebruiken om voedsel op te verbouwen dat rechtstreeks
door mensen gegeten kan worden, zouden we dan misschien de hele
wereld kunnen voeden? Ik denk dat we een beetje uit moeten kijken
met het noemen van dit soort absolute getallen. Wel kunnen we kijken
naar de beweging en het proces. In het FAO-rapport Livestock’s Long
Shadow87 stellen de onderzoekers dat de veehouderij een groot
beslag legt op de schaarse grond, water en energie. In de film Meat
the Truth stelt Marianne Thieme op basis van het FAO-rapport: ‘Waar
we nu 400 miljoen hectare nodig hebben voor het verbouwen van
soja, is dat bij het rechtstreeks consumeren nog maar 40 miljoen
hectare.’88 400 miljoen hectare is evenveel land als alle 27 staten van
de Europese Unie bij elkaar.
Klopten de feiten in Meat the Truth?
Drie onderzoekers van Wageningen University & Research, Léon
Sebek, Peter Kuikman en Paul Vriesekoop, onderzochten in 2008 in
opdracht van de toenmalige minister van Landbouw Gerda Verburg of
de feiten in de film Meat the truth, gemaakt door de Nicolaas G.
Pierson Foundation van de Partij voor de Dieren op juistheid waren
gebaseerd. Ze rapporteerden na onderzoek dat de feiten uit de film op
enkele onjuistheden na geen grote rekenfouten bevatten. Met 400
miljoen hectare zijn ze het echter niet eens. De onderzoekers
schrijven erover:

Volgens gegevens van de FAO is in 2007 212 miljoen ton soja


verbouwd op 81 miljoen hectare grond. De helft hiervan wordt gebruikt
voor de productie van sojaolie voor humane consumptie. Een
bijproduct van deze olie is het schroot dat aan dieren wordt gevoerd.
De EU importeerde in 2006 37.3 miljoen ton soja. 56% uit Brazilië en
33% uit Argentinië. Hiervan was 62% schroot (sojameel), 36%
sojabonen en 2% olie. Mais wordt geschat op krap 150 miljoen
hectare, zodat tezamen geen 400, maar 200 miljoen hectare gebruikt
wordt.89

De Wageningse onderzoekers stellen verder dat de verhouding 400


miljoen ha voor veevoer op 40 miljoen ha voor directe menselijke
consumptie niet juist is omdat hier met een conversie van 10%
gerekend wordt, terwijl de omzetefficiëntie van eiwit uit soja in de
intensieve veehouderij in Nederland hoger ligt. Zelfs drie op tien in
plaats van één op tien. Dat zou nog altijd betekenen dat voor het
verbouwen van veevoeder drie keer zoveel land nodig is dan voor het
verbouwen van gewassen voor menselijke consumptie.
Marianne Thieme zegt in Meat the truth: ‘Voor de productie van
vlees is 16 keer meer oppervlak nodig dan voor de productie van het
equivalent in plantaardig voedsel.’
Dit nuanceren de Wageningse onderzoekers met het volgende
argument: ‘Deze vergelijking is niet correct, omdat er geen rekening
mee gehouden wordt dat een deel van de oppervlakte die gebruikt
wordt voor dierlijke consumptie niet geschikt is voor het leveren van
producten die geschikt zijn voor humane consumptie.’ Ook is
interessant dat de onderzoekers uit Wageningen stellen dat 70% van
het rantsoen voor melkvee ruwvoer, gras en mais, van eigen bodem
is. De overige 30% is krachtvoer plus bijproducten waarvan de helft uit
het binnenland en de helft uit het buitenland komt. Kortom, in de
melkveehouderij in Nederland komt 85% van eigen bodem en 15% uit
het buitenland.90
Daarmee zou de soja- en maisproductie vooral aangewend worden
als varkensvoer. Of dat helemaal klopt, laat ik in het midden. Hoe dan
ook, feit is dat er meer grond nodig is voor het voeden van vee dan
voor het direct verbouwen van door mensen eetbare gewassen. Het
dier is daarmee een uiterst inefficiënte schakel in een wereld met een
exponentieel groeiende menselijke bevolking. De Volgens
Milieudefensie zijn voor de productie van vlees, eieren en zuivel in
Nederland jaarlijks ruim één miljoen voetbalvelden aan sojaplantages
nodig. Daarnaast gebruiken we voor onze export nog een keer een
gebied ter grootte van Nederland aan sojaplantages volgens de
organisatie.91
Voedselvoorziening en werkgelegenheid
Om de voedselvoorziening optimaal te houden kunnen we in mijn
optiek het beste met deze schakel en overstappen op plantaardige
voeding. Vaak hoor je dat het eten van soja door vegetariërs of
veganisten juist tot ontbossing leidt. Dit is niet waar. Een klein deel
van de verbouwde soja wordt gebruikt door vleesvervangers, ketjap
en wasmiddelenVoor de productie van vleesvervangers bijvoorbeeld
is een derde van de soja nodig die voor vleesproductie wordt gebruikt.
Uit een publicatie92 door adviesbureau Profundo in opdracht van het
Wereld Natuur Fonds blijkt dat een gemiddelde inwoner van Europa
jaarlijks 61 kilo soja eet. 93% daarvan zit in het veevoer van de dieren
die gegeten worden. Indirect eet je dus al veel soja. Waarom dan de
schakel van het dier ertussen houden?
Ook is het interessant om te kijken naar werkgelegenheid. In de
grootschalige sojateelt kunnen twee mensen per 400 hectare werken,
terwijl kleinschalige landbouw op diezelfde 400 hectare werk geeft aan
tachtig mensen. De oprukkende sojateelt leidt zo tot een toename van
werkloosheid in Zuid-Amerikaanse landen.93
Overigens gebruikt Nederland een gebied van ongeveer viermaal
ons landoppervlak om ons allen te kunnen voeden. Wat we ons af
mogen vragen is wie er daardoor niet gevoed kunnen worden elders
in de wereld.
Drinkwater
Een van de grootste problemen van deze tijd is het opraken van
drinkwater. Slechts 2,5 tot 3% van het water op de planeet is zoet en
daarmee drinkbaar. Bijna drie kwart daarvan is opgeslagen in gletsjers
en eeuwige sneeuw. In arme landen is het normaal dat mensen
kilometers lopen om water te halen. Toen ik een aantal jaar geleden in
een afgelegen Masaidorpje in Tanzania was, zag ik met eigen ogen
hoe vrouwen 40 kilometer moesten lopen naar een rots waar een heel
klein stroompje uitkwam. Ze vulden hun emmer en keerden na uren
pas terug naar het dorp. Ik heb ze maar niet verteld dat wij hier onze
wc doorspoelen en onze auto wassen met schoon drinkwater. Ik denk
ook niet dat ze dat begrepen hadden.
Door het smelten van de gletsjers en het intensieve gebruik van
water door industrieën gaat het heel snel. 40% van de
wereldbevolking, verdeeld over vierentwintig landen, heeft last van
waterschaarste.94 Meer dan 3 miljoen kinderen sterven ieder jaar aan
diaree door besmet water en via voedsel. De Verenigde Naties
verwachten hierdoor 750.000 klimaatvluchtelingen in 2030 en twee
miljard vluchtelingen in 2050. En weet je waar ze naar alle
waarschijnlijkheid voor een groot deel naartoe zullen vluchten? Juist,
naar Europa. Ook hier creëren we, naast het humanitaire probleem
van deze vluchtelingen, ons eigen langere termijn probleem.
De schatting is dat 50% van ons drinkwater gebruikt wordt voor de
intensieve veeteelt. De vervuiling van water en viskwekerijen worden
dan meegerekend.95 In de Verenigde staten is 80% van het
drinkwater voor de intensieve veehouderij. Bij het huidige tempo van
groei in de vleesconsumptie neemt de hoeveelheid zoet water voor de
industrie met 50% toe richting 2050. De volgende stelling is
veelgehoord: Voor één biefstuk is 3000 liter water nodig. Daar kun je
60 keer van douchen à 50 liter water per douchebeurt.
Marianne Thieme schat in Meat the Truth dat de productie van een
kilo rundvlees (op gras) zelfs 100.000 liter water nodig heeft. Terwijl
de productie van bijvoorbeeld aardappels ‘slechts’ 500 liter water kost.
De onderzoekers uit Wageningen vinden dat het waterprobleem
wordt overschat: ‘Het getal van 100.000 liter is mogelijk heel beperkt
geldig. Namelijk alleen voor droge gebieden, waar de productie op
graslanden via irrigatie wordt ondersteund. In alle andere gevallen ligt
het vele factoren lager.’ Hoeveel factoren lager vermelden de
onderzoekers niet.
Wetenschappers van de Universiteit Twente concluderen dat met de
productie van vlees en andere dierlijke producten veel meer water
verloren gaat dan met de productie van plantaardige producten het
geval is. Zij stellen dat de productie van een kilo rundvlees 15.000 liter
water kost.96 Een kilo varkensvlees 6000 liter water en een kilo kip
4300 liter. Een kilo sojabonen daarentegen vraagt daar een deel van:
2100 liter water.
Waar wordt dat water dan voor gebruikt? Ten eerste voor het voer:
mais, graan, gras en soja, dat de dieren eten en de irrigatie die nodig
is om het te kunnen verbouwen. Vervolgens de verwerking en het
transport van dat voer. De dieren zelf zijn ook een belangrijke factor.
Een koe eet zo’n 64 kilo per dag en drinkt 40 tot 150 liter water,
afhankelijk van de grootte, leeftijd, activiteit en productiviteit van het
dier.97 Als je daar het water dat nodig is voor de verwarming en
koeling van de stallen, voor transport, voor slacht, voor verwerking en
verpakking en voor distributie aan toevoegt, kom je aan die
buitengewone hoeveelheden water.
Ken je die reclame van Sire waarin een groep jongens op kamp is
en bij de wasbakken hun tanden staat te poetsen? Ze laten de kranen
lopen. Een van de jongens begint ‘nee, nee, nee’ schreeuwend door
de kleedkamer te rennen en doet alle kranen dicht. Waterbesparing,
een beter milieu begint bij jezelf. Deze jongens zouden het
tienduizendvoudige aan water besparen als ze de frikadellen en
kroketten die avond bij de patat niet zouden nuttigen en de
boterhamworst de volgende dag bij het ontbijt zouden verruilen voor
pindakaas.
Vervuiling
Een koe stoot evenveel koolstofdioxide per jaar uit als een auto die
70.000 kilometer rijdt, aldus het Centrum voor Landbouw en Milieu.
Van de FAO, de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde
Naties, weten we dat 18% van alle uitstoot wereldwijd wordt
veroorzaakt door koeien. Dat is meer dan alle auto’s, vrachtwagens,
schepen en vliegtuigen bij elkaar. Die hebben een uitstoot van 14,5%.
Het methaan dat koeien uitboeren en scheten plus alle uitstoot voor
het transport en de klimaatbeheersing in de hallen waar de dieren
gehouden worden vervuilt enorm. Dit heeft een direct en groot effect
op de opwarming van de aarde en op de overstromingen en andere
problematiek die daarmee gepaard gaat.
Volgens een onderzoek van de universiteit van Wageningen was
het aandeel van de veeteelt aan de totale emissie in Nederland 9%.98
Dat geeft een ander beeld. De industrie in Nederland is dus minder
vervuilend. Sterker nog, de FAO99 adviseert om de invloed van
veehouderij op het klimaat te verkleinen via intensivering van de
productie. Intensief producerende westerse landen zoals Nederland
en Denemarken met veel aandacht voor dierenwelzijn blijken een lage
broeikasgasemissie per kilogram geproduceerd vlees te realiseren,
aldus de Wageningse onderzoekers.
Kortom, meer en intensiever produceren zou tot een lagere uitstoot
leiden. Dat daarmee de belasting op oerwoud, de watervoorraad en
dierenwelzijn extreem hoog wordt, laten de onderzoekers buiten
beschouwing.
Volgens Livestock and Climate Change,100 een rapport van
Worldwatch uit 2009, produceert vee zelfs 51% van alle broeikassen.
De transportsector scoort daar 13%. Volgens de Franse auteur en
klimaatconsultant Jean-Marc Jancovici worden bij de productie van
één kilo rundvlees vijftigmaal zoveel broeikassen uitgestoten als bij de
productie van één kilo graan. Die uitstoot zit hem in de ontbossing,
productie en transport van mest, brandstoffen voor
landbouwmachines, fabricatie van groeihormonen en
voedingssupplementen, ontlasting van het vee, transport van het vee
naar de abbattoirs, het slachtproces, verwerking en verpakking van
het vlees en transport naar de verkooppunten.101
In het boek van Matthieu Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet eet,
wordt de bijdrage van de veeteelt aan het broeikaseffect duidelijk
uiteengezet. Het broeikaseffect wordt door drie gassen veroorzaakt:
methaan, kooldioxine en stikstofmonoxide. Een molecuul methaan
draagt vijf keer zoveel bij aan het broeikaseffect als een molecuul
kooldioxide. Van de wereldwijde uitstoot van methaan staat 15 to 20%
in verband met de veeteelt. Gedurende de afgelopen 200 jaar is de
concentratie van methaan in de atmosfeer verdubbeld. De laatste
jaren vertraagt de toename. Herkauwers als koeien, stieren, buffels,
schapen, geiten en kamelen zijn de belangrijkste oorzaken van de
uitstoot van methaan, ze veroorzaken 37% van de uitstoot die
geassocieerd wordt met menselijke activiteiten. Technisch gezien
praten we hier over het poepen, boeren en scheten laten van een koe.
Een beetje (melk)koe scheidt 500 liter methaan uit op een dag.102
Het derde gas, stikstofmonoxide, is het meest agressieve van de drie.
320 maal actiever dan kooldioxide. Het blijft 120 jaar bestaan in de
atmosfeer. De belangrijkste uitstoot van dit gas komt van
stikstofhoudende mest en het afval van de veehouderij. 65% van de
door menselijk handelen veroorzaakte stikstofmonoxide wordt
toegerekend aan de veeteelt.103 Uit een onderzoek van Oxford
University onder 65.000 Britten bleek dat iemand die meer dan 100
gram vlees per dag eet, twee- tot driemaal meer kooldioxide
produceert dan een veganist. Biologisch vlees is overigens even
schadelijk voor het milieu, aldus Ricard.104 Verder verwijst hij naar
een onderzoek van het Integrated Pollution Prevention and Control
(IPPC) uit 2014 waarin staat dat de uitstoot van stikstofmonoxide en
methaan door de veeteelt tot 2070 kan verdubbelen als er niets aan
gedaan wordt.
Duurzame veehouderij
Ons Nederlandse ministerie van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (LNV) wil dat de Nederlandse veehouderij duurzamer
gaat produceren en klimaat- en emissieneutraal gaat opereren. Op
zich geweldig nieuws natuurlijk, zolang we dierenwelzijn buiten
beschouwing laten. En dan hebben we de ontlasting nog. Een koe
schijt drieëntwintig ton ontlasting per jaar uit. Deze ontlasting is niet te
managen en vervuilt grond, rivieren en oceanen. Volgens het
Amerikaanse ministerie van Milieubescherming is dierlijke ontlasting
een grotere vervuiler dan alle industrieën bij elkaar. De hoge mate van
amoniak leidt tot algenexplosies die op diverse kusten leiden tot
zogenaamde Dead zones in oceanen.105 Met name aan de kust van
de Verenigde staten, Noord-Europa en Korea/ Japan kom je deze
gebieden tegen waar vissen en andere zeedieren, waterfauna en
koraal massaal sterven. Feitelijk is het simpeler dan simpel. We
hebben te veel vee dat te veel schadelijke gassen uitstoot en te veel
mest afscheidt, hetgeen onze planeet niet kan verwerken. Het
antwoord is nog eenvoudiger: minder vlees eten en daardoor minder
vee houden. Minder vee betekent minder uitstoot en minder mest.
Moeilijker is het niet. Toch?

Was het maar waar. De mondiale vraag naar veehouderijproducten


gaat de komende 50 jaar verdubbelen als er niets verandert.106
Wereldwijd eten we nu 233 miljard kilo vlees per jaar. Met 9 miljard
mensen in 2050 gaat de vleesproductie naar 450 miljard kilo vlees per
jaar.107 Deze groei komt mede door met betrekking tot
vleesconsumptie opkomende landen als China en India, maar ook
door ons. Nederland is een van de grootste varkensvleesproducenten
ter wereld. We exporteren veel, maar we eten zelf ook nogal wat
dieren. Voor elke driekamerflat hebben we hier zo’n 120 dieren nodig
om de bewoners te voeden.108 Stel je de schaal waarop we rond
2050 dieren gaan houden eens voor.
Aan de andere kant zijn er mensen zoals universiteitshoogleraar
prof. Rudy Rabbinge, die stelt dat mensen die meer gaan verdienen
meer vlees gaan eten, maar ook dat er steeds meer technologische
oplossingen zijn die de emissie in stallen kunnen voorkomen,
waardoor de uitstoot van broeikasgassen wordt verminderd. Wederom
geweldig, maar dat verandert niets aan het dierenleed dat door de
opschaling wordt veroorzaakt.
Wat kunnen wij doen?
Het blijft een mysterie dat, hoewel mensen weten dat de effecten van
vleesconsumptie op milieu, voedselverdeling en water zo enorm zijn,
we toch blijven consumeren. Het doet me denken aan de uitspraak
van de Canadese activist David Suzuki: ‘We zitten met z’n allen in een
gigantische auto en rijden met 120 kilometer per uur op een blinde
muur af. Het enige wat we doen is ruzie maken over wie waar mag
zitten.’
Hoogleraar psychologie Roos Vonk denkt er het hare van. Ik vroeg
haar waarom mensen zichzelf zo onwetend houden, terwijl de
werkelijkheid zo duidelijk is. Roos Vonk: ‘Ik geloof niet dat vleeseters
weten dat de veehouderij zo’n belangrijke rol speelt in het
klimaatprobleem of dat we vlees niet nodig hebben. Dat heeft te
maken met dat zelfbedrog. Dat geldt overigens niet alleen voor vlees,
dat geldt ook voor andere onderwerpen. Mensen houden er niet van
als ze informatie krijgen die erop wijst dat hetgene wat zij doen niet
goed is. Dan zie je dat ze veel kritischer gaan denken daarover. Het
vermogen van mensen om kritisch te denken wordt heel selectief
gebruikt om de informatie te verwerpen die hun niet uitkomt. Dat zie je
ook als het over vlees gaat.
Ik denk dat als we kijken naar de veehouderij en de rol ervan bij
klimaatveranderingen dat je ziet dat mensen met sociaal dominantie
oriëntatie dit sneller ontkennen. Het inzicht dat de veehouderij daar
een grote rol in speelt, is een stap die veel mensen niet hebben gezet.
In de documentaire van Al Gore over An Inconvenient Truth kwam het
eten van dieren ook helemaal niet voor. Boeren ontkennen de
standpunten en zeggen: hoezo bossen kappen voor veeteelt? Kijk
eens naar die vegetariërs en hun soja, dat is pas slecht voor het
milieu. Als je dan uitlegt dat je als vleeseter via dieren veel meer soja
eet, dan komt dat gewoon niet binnen. Je onthoudt wat past in wat je
wilt denken en datgene wat daarmee in strijd is niet.
Ik geloof niet dat alle mensen weten dat vlees eten slecht is voor de
aarde en voor henzelf. Er zijn hele volksstammen overtuigd van het
feit dat je vlees nodig hebt en dat je er anders heel pips en iel uit gaat
zien. In mijn omgeving zie ik veel mensen die het echt wel weten en
toch doodleuk vlees blijven eten. Op bijeenkomsten van hoogleraren
staan ze allemaal vrolijk saucijzenbroodjes weg te happen, dan denk
ik: hoe is het mogelijk! Het zijn nota bene mensen van de faculteit
sociale wetenschap, dus mensen met een hoog maatschappelijk
engagement. Als je naar elkaar kijkt en niemand doet er iets aan, dan
lijkt het alsof het niet zo erg is. In de psychologie kennen we het
verschijnsel het omstandereffect: als er ergens een noodgeval is en
het is niet helemaal duidelijk wat er aan de hand is, dan kijken
mensen naar anderen om te bepalen wat er aan de hand is en wat ze
moeten doen. En als die anderen dat ook doen, dan doet niemand
wat. Dus de vuistregel is: hoe meer omstanders er zijn bij
noodgevallen, hoe kleiner de kans dat iemand iets gaat doen want al
die mensen kijken naar elkaar en als niemand iets doet, dan zal het
wel meevallen. Dat is op grote schaal in de samenleving aan de hand
op het gebied van vlees eten. Het is niet iets waar je elkaar op
aanspreekt, want als je dat wel doet, dan kun je wat terug verwachten.
De overheid doet er ook niets aan, want die subsidieert de hele
sector. De media doet er doodleuk aan mee. Recepten met vlees,
restaurantrecensies, het is één grote sponsoring van de veehouderij.
Dan is het ook logisch dat iedereen zo denkt. Bijvoorbeeld bij klimaat
verandering, dat is typisch een ambigue abstracte manier van denken.
Je weet niet wat je ervan moet denken, het is ver weg, het is
ingewikkeld, het is niet meteen duidelijk. Mensen zitten helaas zo in
elkaar dat als dingen niet meteen effect hebben, ze niet interessant
genoeg zijn. Je ziet de schade van vleesconsumptie niet meteen, het
is ambigu, dus kijk je naar anderen om te bepalen hoe erg dit eigenlijk
is, en wat zie je dan: een overheid, een supermarktketen, media en al
die medemensen die er niks aan doen. Dan voelt het dus helemaal
niet als een urgent probleem waar je verantwoordelijkheid voor moet
nemen.’
7 De schuldvraag
Melanie Joy is een bekende Amerikaanse psycholoog en socioloog.
Ze introduceerde een voor mij nieuw begrip: carnitisme. Volgens Joy
is carnitisme het onzichtbare overtuigingssysteem dat ons
conditioneert om dieren te eten. Het eten van dieren is tenslotte niet
meer nodig om te overleven en daarmee is het, aldus Joy, een
overtuiging geworden. Dominante overtuigingssystemen hebben het
kenmerk dat ze als normaal worden gezien. In de Tweede
Wereldoorlog was het dominante overtuigingssysteem bij de nazi’s dat
zij de übermensch waren. Daaraan werd niet getornd, dat was de
waarheid. De filosoof Immanuel Kant zou zeggen: ‘Dat was de bril
waar men door keek.’
De bril waar de moderne westerse samenleving doorheen kijkt, is
dat het normaal is om drie keer per dag goedkoop vlees op je bord te
hebben liggen. Een opmerkelijke bril als je erbij stilstaat dat nog maar
zo’n zeventig jaar geleden vlees een absoluut luxeproduct was. We
zijn daarmee de afgelopen zeven decennia gaan geloven dat het een
soort recht is om goedkoop vlees tot ons te nemen.
Laten we eens kritisch kijken naar die dominante overtuiging van het
carnitisme. Wat houdt dat nu eigenlijk in? Het carnitisme is de
dominante ideologie op het gebied van voeding in onze maatschappij.
Ze is gebaseerd op geweld. Zonder geweld is carnitisme niet mogelijk.
Dieren gaan niet vrijwillig naar de slacht, maar moeten gedwongen
worden. Slachten is een mooi woord voor vermoorden of met opzet
doden. En doden zonder geweld is nu eenmaal niet mogelijk. Het
carnitisme heeft daarom volgens Joy psychologische en sociologische
beschermingsmechanismen nodig om humane mensen mee te laten
doen aan inhumane zaken zonder dat ze zich realiseren wat ze doen.
Het leert ons niet te denken en niet te voelen.
De consument
Wie realiseert zich nu wanneer hij door de supermarkt loopt dat achter
ieder stuk verpakt vlees een lijdensweg schuilgaat? Wie staat erbij stil,
vlak voor de eerste hap van een chateau briand, dat hier een koe voor
door het hoofd geschoten werd? Misschien werd er wel misgeschoten
waardoor het nog een keer moest. Misschien bleef de koe per ongeluk
bij bewustzijn toen ze om het leven werd gebracht. En wie denkt er
nu, kluivend aan een botje kip, fazant of kalkoen, aan de megahal
waar deze vogel met honderddertigduizend andere vogels opgesloten
zat? Dat de eerste keer dat ze daglicht zag, op transport was naar de
slachterij. Aan de elektrische schok die haar moest verdoven alvorens
ze onthoofd werd door een machine? Niemand toch?
Maar stel dat de gemiddelde Nederlandse mandaar wel bij stil zou
staan. Ik bedoel: werkelijk bij stil zou staan. Zou hij dan nog steeds
genieten van zijn rund, varken of gevogelte? Of zou hij een afkeer
krijgen van het vlees. Zich onmachtig voelen omdat zijn driften hem
smeken om dat heerlijke vlees te eten. Die filet americain op toast
achter de tv, de beenham op brood met honing bij de lunch, de
gehaktbal bij het avondeten, de zachtgegaarde lamsbout op een bedje
van rozemarijn en salie, met een schuim van knolselderij in een jus
van eigen vet in een restaurant, de stiekeme kroket onderweg? Het
wordt langzaam duidelijk. Het is niet de schuld van de branche. Het is
de consument die willens en wetens zijn of haar tijdelijk genot inruilt
voor het leven van een ander wezen. Hebben we dan de schuldige te
pakken?
De supermarkt
Het is de consument tenslotte die de aanschaf doet. Maar waarom
moet juist vlees zo goedkoop zijn? Professor Roos Vonk gaf als
argument dat de supermarkt daar hoofdaanstichter in is. Een
supermarkt lokt mensen met vlees. ‘Wie z’n vlees koopt bij je, koopt
de rest van zijn boodschappen ook in jouw winkel,’ zo luidt de
redenatie van de supermarkten met hun prijzenoorlogen. Mijn eigen
schoonvader is gepensioneerd tuinder uit het Westland en hij heeft de
gevolgen van die prijzenoorlogen ervaren in zijn branche. Tuinders
werden uitgeperst tot op de laatste cent want alles moet zo goedkoop
mogelijk aangeboden worden. Ze moesten sneller gaan produceren,
de koude grond werd substraat, een chique benaming voor steenwol.
De zon werd kunstlicht en soorten werden gekweekt op snelheid van
groei.
Fruit wordt onrijp ingevlogen of -gevaren en in ruimten met gassen
die het rijpen tegengaan gehouden. Bananen liggen 1 tot 2 maanden
bij 10˚Celsius in een scheepsruim en worden versneld gerijpt na
aankomst. . Het traject van donkergroen naar geel met bruine vlekjes
duurt maar vier dagen.109 Dan kan de kunstmatig gerijpte banaan de
winkel in. Het gevolg? Een dramatische daling in mineralen, vitamines
en anti-oxidanten.
Gezondheid is één aspect, faillissementen van kleine
ondernemingen een tweede. Wat dacht je van alle groente- en
fruittelers die de supermarktoorlogen niet hebben overleefd? De
bedrijven die over zijn, bestaan uit grote en megaondernemingen die
het van hun volume moeten hebben, zowel in hun marge als in hun rol
onderhandelpartij voor de supermarkt. Groente en fruit onder druk
zetten al ernstig genoeg. De consument wordt bedot met lagere
kwaliteit en trucjes.
Datzelfde gebeurt in de veeteelt. Daar gaat het ook nog eens om
levende ‘producten’. Leveranciers in deze branche onder druk zetten
levert direct gevolgen op als het gaat om millieu, gezondheid van de
consument en welzijn van dieren. En dan heb ik het nog niet eens
over het belazeren van de consument Een gekookte ham bijvoorbeeld
kan tot 40% uit water bestaan. Een machine injecteert een oplossing
van water, kleurzout en fosfaat in het separatorvlees van het varken.
Hierdoor ontstaat de mooie, roze, glimmende ham die veel mensen zo
graag op hun brood doen. 110 Ik zeg: eet smakelijk! Je betaalt voor
water. Duurdere gerookte hammen hebben weer hun eigen bijsmaak
volgens Jorg Zipprick, auteur van De supermarktleugen.
In 2008 stelde het Beierse ministerie voor Gezondheid en
Voedselveiligheid vast dat 22% van de Spaanse serranohammonsters
die ze namen te veel van diverse insecticiden bevatten. Soms tot 80
keer te veel. Zipprick is een Duitse schrijver die onderzoek deed naar
hoe supermarkten hun leugens verkopen. Over de bio- industrie
vermeldt hij het volgende:

Vlees uit de bio-industrie is geen traktatie, want de


levensomstandigheden hebben rechtstreeks invloed op de smaak.
Wat hebben de dieren gegeten? Hebben ze vrije uitloop gehad?
Hadden ze last van stress? De consumenten weten het niet -en willen
het misschien ook helemaal niet weten - maar de kwaliteit van het
vlees hangt ervan af. Goedkoop vlees is niet altijd een koopje. Het is
vaak waterig en krimpt in de pan snel, waarbij veel vocht vrijkomt. 111

Kortom, supermarkten nemen een loopje met de consument. Het lijkt


soms wel of de enige waarden die een gemiddelde supermarktketen
nog kent omzet en winst zijn. Gelukkig zie je nu een kentering in de
supermarktbranche waar zowel klant als medewerker bewuster aan
het kiezen is. Het sterrensysteem van de Dierenbescherming heeft
hieraan bijgedragen, fabrikanten van bewerkt vlees kiezen steeds
vaker voor twee of drie, het maximale aantal, sterren. Dit zegt iets
over de ruimte die het dier gekregen heeft en over de voeding die het
gehad heeft. Een, twee of drie sterren. Uiteindelijk eindigen ze in
dezelfde slachterij, weten we van Lesley Moffat, waar ze dezelfde
stress ervaren.

Als de gemiddelde Nederlander meer tijd en geld over zou hebben


voor zijn stukje vlees, zouden veel problemen van een heel andere
orde zijn. Dat blijkt ook uit de gesprekken die ik met de jonge
brachegenoten voerde. De gemiddelde Nederlandse man eet bijna
een kilo vlees per week.112 En het mag allemaal niets kosten, we
willen tenslotte ook nog mooie kleren kopen, twee keer per jaar op
vakantie en in een mooie wagen rijden. Dat is veel belangrijker dan
die dieren die we toch niet zien. Gezondheid is een zorg voor later en
als we ziek worden hebben we pech. Dit alles terwijl het
voedingscentrum 500 gram per week aanbeveelt, waarvan maximaal
300 gram rood vlees.
Ik vroeg schrijfster Yvonne Kroonenberg waarom zij denkt dat we zo
kortzichtig bezig zijn. ‘Tussen je 17de en je 20ste ga je zelf
boodschappen doen, met weinig geld. Je leert zo goedkoop mogelijk
boodschappen te doen. Van huis uit denk je dat vlees erbij hoort. En
dan ga je dus goedkoop vlees kopen door op aanbiedingen en
afgeprijsd vlees te letten. Dat leer je nooit meer af. Je moet jezelf
bestrijden, “nee” leren zeggen en: “Als ik vlees eet, eet ik zuiver
biologisch.” Dat wordt kleinschaliger geproduceerd en die dieren
krijgen onbewerkt voedsel. Alle biologische artikelen zijn duurder, dus
dat vergt wat meer. Maar ook biologisch vlees wordt in gangbare
slachterijen geslacht, net zo afschuwelijk. De supermarkten hebben
geen enkel medelijden met de consument. Als ze jou naar binnen
kunnen trekken met een plofkip, dan doen ze dat.’
Op zich zijn de branche en zijn tegenstanders het hierover eens, ze
zeggen in feite hetzelfde: Nederlanders wordt wakker en hou eens op
met voor een dubbeltje op de eerste rang te willen zitten. Eet minder
vlees en trek er meer geld voor uit. Dat geeft de branche de ruimte
anders te gaan produceren. Supermarkten bewegen met de vraag van
de consument mee en banken voegen zich wel.
In 2017 geeft Wakker Dier de onderscheiding Liegebeest 2017 aan
Albert Heijn.113 De NOS schrijft erover: ‘De supermarktgigant heeft
zijn klanten verkeerd voorgelicht over de omstandigheden waaronder
de varkens worden gehouden die de Spaanse serranoham leveren.’
Bij een artikel over de ham in het AH- blad Allerhande stond een foto
van varkens in een Spaans weiland. In werkelijkheid leven de dieren
in een krappe stal zonder stro. Anno 2017 worden we als
consumenten opgelicht door een winkelketen als Albert Heyn die
beweert het beste met ons voor te hebben.
We zeiden het al eerder: supermarkten hebben vlees nodig om
klanten te lokken. Volgens Wakker Dier besteed Albert Heijn 6 miljoen
euro per jaar aan reclames voor vlees. Vleesvervangers daarentegen
krijgen nauwelijks reclame en moeten vaak zelfs betalen voor
advertenties. De winstmarge op vleesvervangers ligt op 30% terwijl
vlees op of onder kostprijs wordt verkocht.114
Uit een onderzoek door arts en microbioloog Jan Kluytmans van het
Amphiaziekenhuis in Breda op 214 stukken kip uit vier supermarkten,
bleek dat 14% van de kippen met vrije uitloop en 30% van de
reguliere kippen niet resistent zijn voor het antibioticum colistine. Een
antibioticum dat gezien wordt als laatste redmiddel bij gevaarlijke
infecties. Supermarkten spelen dus niet alleen met het welzijn van
dieren, ze spelen ook met de gezondheid van hun klanten. Daarbij zijn
zij het die de sector enorm onder druk zetten. De marketeers die
ingehuurd worden om vlees te verkopen hebben een geheim wapen.
De consument. Wij als consument willen heel graag de andere kant
op kijken en daar helpt de vleesmarketing ons bij. Dit doen ze door te
kiezen voor positieve woorden, als ‘boerderij-vers’ en ‘natuurlijk’.
Terwijl ze eigenlijk wel beter weten. En wij ook.

Het blijft de grote vraag of de supermarkten en vleesverwerkers dan


de grote aanstichters zijn. Zij zijn het die de consument voor de gek
houden en lokken met goedkoop vlees. Zij wekken de illusie dat het
mogelijk is om op duurzame, gezonde en diervriendelijke wijze
kiloknallers te produceren. Zij zijn het ook die de vleesbedrijven onder
druk zetten en de laagste prijzen uitonderhandelen. Duidelijk, zou je
kunnen zeggen. We hebben de schuldigen gevonden! Het zijn de
supermarkten!
De banken
Maar wat is de rol van de banken dan? Banken financieren al sinds
jaar en dag het boerenbedrijf. De Rabobank bijvoorbeeld is er groot
mee geworden. Om een beter beeld te krijgen van de invloed van de
bancaire sector nam ik contact op met Eerlijke Bankwijzer, een
initiatief van Oxfam Novib, Amnesty International, het FNV,
Milieudefensie, PAX en de Dierenbescherming. Eerlijke Bankwijzer
vergelijkt de tien belangrijkste aanbieders van particuliere betaal- en
spaarrekeningen op de Nederlandse markt op duurzaamheid.
Zusterinitiatief Eerlijke Verzekeringswijzer vergelijkt de tien
belangrijkste aanbieders van levensverzekeringen op de Nederlandse
markt. Het achterliggende doel is dat banken en verzekeraars hun
(financiële) invloed aanwenden om bedrijven en overheden te
verduurzamen.115 De Bankwijzer kijkt naar geldverstrekkers en welke
eisen ze stellen voordat ze een financiering verstrekken. Criteria
kunnen zijn: moet de geldlener zich aan bepaalde eisen houden met
betrekking tot veetransport of investeert de lener in duurzaamheid en
dierenwelzijn.
Als je naar de score van banken op het gebied van dierenwelzijn
kijkt op de website van Eerlijke Bankwijzer, dan zie je Triodos bank
met een score 10 en ASN bank met een score 9 bovenaan staan,
gevolgd door SNS bank met een 8. ABN AMRO volgt op de vierde
plaats met een 7. ABN scoort matig volgens Eerlijke Bankwijzer omdat
ze geen voorwaarden stelt aan investeringen in welzijn en
duurzaamheid in de varkenssector. Tevens stelt ABN geen eisen aan
dierenwelzijn bij veetransport. Eerlijke Bankwijzer:

Er worden dagelijks duizenden dieren door Europa over de weg


vervoerd. Een derde van die transporten duurt langer dan 8 uur. Ook
overzee worden veel dieren getransporteerd en sommige routes
duren wel drie weken. Het transport van dieren kan leiden tot
uitputting, uitdroging, verwonding, stress, ziekte en zelfs sterfte onder
de betrokken dieren.116
Banken NIBC en Rabobank scoren net voldoende en ING Bank scoort
onder de maat. ING krijgt een 5 omdat ze geen criteria voor
dierenwelzijn aan de veehouderij blijkt te stellen en met name op
transporteisen scoort de bank zeer slecht. Delta Loyd scoort een 4
omdat het bedrijf voor derden investeert in de varkenssector zonder
bedrijven aan te spreken op verbetering van dierenwelzijn. Van
Lanschot maakt er met een 3 helemaal een potje van en Aegon scoort
een 1 omdat dierenwelzijn niet in het beleid van de organisatie
voorkomt. Aegon scoort trouwens een 2 als het gaat om beleggen in
palmolieplantages waarvoor hectares regenwoud worden gekapt in
Indonesië en Maleisië. Ik heb de plantages in Maleisië met eigen ogen
gezien en het is vreselijk wat daar gebeurt. Voor mij reden genoeg om
mijn spaarrekening bij Aegon per direct op te zeggen.
Door blindelings mee te gaan met de overheid in de tijd van minister
Sicco Mansholt hebben banken als Rabobank, ING en ABN AMRO
zich medeschuldig gemaakt aan het ontstaan van de intensieve
veehouderij en alle milieu, gezondheids- en dierenwelzijnschade
vandien. Gelukkig kunnen banken hun invloed aanwenden om in ieder
geval iets van verbetering te bewerkstelligen. Banken kunnen
bijvoorbeeld investeringen uitsluiten voor ondernemingen waarvan
bekend is dat ze betrokken zijn bij misstanden op het gebied van
doerenwelzijn. Ze kunnen financiering weigeren aan ondernemingen
die zich met pels- of bontproductie bezighouden en ze kunnen ervoor
kiezen bedrijven die dierproeven doen niet te financieren. Binnen de
industriële veeteelt kunnen ze druk zetten op dierenwelzijn, ruimte en
het naleven van transportregels. Uit een onderzoeksartikel van
Eerlijke Bankwijzer uit 2013117 bleek dat de meeste banken zich
allerminst met dierenwelzijn bezighielden. Ze scoorden toen een één
op schaal van tien. Je ziet dus, op Aegon na, wel degelijk verbetering.
Binnen Nederland moet ik erbij zeggen.
Banken als Rabobank, ABN en ING zijn ook actief in het buitenland.
Er worden miljarden Nederlandse euro’s geïnvesteerd in megastallen
in landen als China, Brazilië en Thailand.118 Volgens
onderzoeksbureau Profundo is de Rabobank met € 4,2 miljard in een
periode van drie jaar tijd de grootste investeerder in overzeese
veeteelt. Eigenlijk vreemd dat de grote boerenleenbank investeert in
de concurrentie in lagelonenlanden waar de wet- en regelgeving van
een heel ander niveau is dan hierING Bank staat op de negende
plaats met een investering van € 1,4 miljard en ABN AMRO staat op
de 51e plaats met €225 miljoen aan leningen.119 Ook zijn
Nederlandse banken actief in het financieren van diervoerbedrijven als
De Heus, DSM, Nutron en Nutreco die zich in Brazilië bezighouden
met de productie en verkoop van veevoeder en vleesproducten. Ze
zijn daarmee medeverantwoordelijk voor de ontbossing van de
Amazon met alle gevolgen van dien.
Ik sprak Myrna van de Laar die vanuit de Dierenbescherming actief
is binnen Eerlijke Bankwijzer. Ook Myrna gaf aan dat het in haar ogen
tijd wordt dat de uiterst inefficiënte en overbodige schakel van het dier
uit onze voedselketen wordt verwijderd. Ook Myrna bracht de
argumenten milieu, gezondheid en dierenwelzijn ter tafel als
belangrijkste reden. Banken zouden wel eens mogen ophouden met
hun bijdrage aan de intensieve veehouderij. Je hebt meer invloed op
je bank dan je denkt. Toen ik in 2016 de documentaire More than a
pipeline maakte over de gewelddadige onderdrukking van de Sioux
indianen in Noord Amerika rondom de aanleg van een oliepijpleiding
in hun gebied, werd duidelijk dat ING Bank en ABN AMRO
geinvesteerd hadden in het oliebedrijf achter de operatie. Ik schreef
een open brief aan Ralf Hamers, de CEO van ING bank die meer dan
100.000 keer gelezen werd, schreef een opiniestuk voor Trouw en
had telefonisch contact met de ING bank. ABN AMRO nodigde ons uit
voor een gesprek en wilde alles weten. We sloten ons aan bij
Greenpeace, Eerlijke bankwijzer en Banktrack die fantastische acties
ondernamen. Duizenden Nederlanders zegden hun rekening op bij de
betrokken banken of dreigden ermee. De banken zwichtten en stapten
beide uit het project. Internationaal uniek. Van de 18 betrokken
banken waren alleen de Nederlandse en een Noorse bank zo moedig
geweest de stap te zetten. De eer hiervoor gaat naar de duizenden
mensen die zich inzetten om druk op de banken te zetten en naar
Greenpeace, Eerlijke bankwijzer en Banktrack. Het laat zien dat er we
als consumenten invloed kunnen uitoefenen op het beleid van onze
banken.
De politiek

Veel vragen die ik krijg, gaan over de rol van de politiek en de lobby
van de bio-industrie. Veel mensen kunnen zich er geen voorstelling
van maken dat de Nederlandse politiek een bepalende rol heeft. Toch
is dat wel degelijk het geval, al is het vaak een kwestie onwetendheid.
Het CDA en de VVD vinden bijvoorbeeld dat vlees een primaire
behoefte is die voor iedereen betaalbaar moet blijven. Varkens in
Nood zegt daarover:

De ware kosten van een kilo vlees liggen vele malen hoger dan de
prijs die de consument ervoor betaalt, daar zijn alle deskundigen het
over eens. Een belasting op vlees in de vorm van een accijns kan dit
compenseren. Maar de machtige vleeslobby, in Den Haag
vertegenwoordigd door CDA en VVD, houdt stug vol dat vlees een
primaire levensbehoefte is die betaalbaar moet zijn voor iedereen.
Ook PVV en SP zien weinig in een vleestax. Hun achterban, ‘de
gewone man’, mag immers niet de dupe worden. Hem mag zijn recht
op betaalbaar vlees niet afgenomen worden. Mensen moeten zich
echter realiseren (a) dat zeker de gewone man veel te veel vlees eet
(en dus veel extra gezondheidsrisico’s loopt) en (b) dat kip zevenmaal
goedkoper is dan in de jaren zestig en varkensvlees 2,5 maal. Met die
betaalbaarheid zit het in verhouding dus wel goed, ook met accijns,
maar de gezondheid kan een stuk beter.120

De VVD zegt over vleesconsumptie op haar website dit geen


belangrijk issue te vinden:

We zien namelijk dat wereldwijd het klimaat verandert. Daardoor stijgt


de zeespiegel en gaat het vaker hevig regenen. Met de gevolgen
daarvan krijgen we vroeg of laat te maken. Maar wij willen geen
nepoplossingen. De overheid moet ons leven niet beïnvloeden zonder
dat het klimaat daarmee echt wordt geholpen. Wij zijn dus tegen
maatregelen om ons minder vlees te laten eten, minder vliegvakanties
te laten boeken of de auto vaker te laten staan. In plaats daarvan
moeten we problemen bij de bron aanpakken. Door met zo veel
mogelijk landen afspraken te maken over het verminderen van de
uitstoot van CO2. Zo profiteert het klimaat het meest.121

Zowel CDA als VVD heeft meerdere malen hun best gedaan een
verbod tegen vegavlees te bewerkstelligen. VVD’ers Ziengs en
Lodders stelden Kamervragen over de vegetarische curryworst. Ze
vonden deze titel misleidend en ‘geen juiste weergave van de
werkelijkheid’. Het CDA ging zelfs voor een verbod op het vegetarisch
kookboek van het voedingscentrum. De partij zag dat als propaganda
voor het niet eten van vlees. Liever had de partij gezien dat het geld
dat voor het kookboek was bestemd, uitgegeven zou worden aan een
voorlichtingscampagne over het maatschappelijk nut van dierproeven.
Het vegetarisch kookboek van het voedingscentrum is echter al meer
dan 10 jaar oud en werd herzien toen dit speelde.122
Het CDA wil dat iedereen vlees kan eten zo vaak en zo veel hij wil.
Zelfs toen het eigen CDA- Duurzaamheidsberaad stelde dat minder
vlees eten beter is voor gezondheid, klimaat en biodiversiteit, werd
door de partij het promoten van een vleesvrije dag weggestemd. Toen
tijdens een havo-examen leerlingen vragen van hoogleraar Roos
Vonk moesten beantwoorden over vegetarisme kwam het CDA in
beweging. CDA-Kamerlid Geurts vond de teksten van Roos Vonk niet
kunnen. Nu moet ik zeggen dat ze ook wel een beetje provocerend
waren voor de gemiddelde vleeseter. In de tekst staan passages als:
Dit betekent niet noodzakelijk dat je asociaal en immoreel bent als je
vlees eet. Mensen kunnen immers ook gewoon onwetend of dom zijn,
waardoor ze de gevolgen van hun keuzes niet ten volle beseffen. En:
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat al deze mensen hun persoonlijk
comfort belangrijker vinden dan de hoge en onomkeerbare kosten die
hun keuzes voor anderen teweegbrengen.123
Tijdens een debat over goedkoper vlees bij het
levensmiddelendebat in maart 2017 werd het volgende gezegd:

Op de vraag of vlees goedkoop mag zijn werd de hele zaal wakker.


Simonse van SGP: ‘Ik weiger te geloven dat goedkoper vlees slecht
is. Wij waarderen de initiatieven voor verduurzaming en dierenwelzijn
enorm, maar het is niet zo dat de andere manier van veehouderij
slecht is.’ Daarover is niet iedereen het met Simonse eens. De meeste
Kamerleden vinden dat er best betaald mag worden voor vlees, als
het maar van goede kwaliteit is. Supermarkten moeten erop worden
aangesproken dat zij vlees te goedkoop aanbieden, vindt Renate
Ouwehand (Partij voor de Dieren). CBL-directeur Marc Jansen
reageerde fel op de kritiek van de PvdD. ‘We moeten niet vergeten dat
er al heel veel gedaan is door de supermarkten en de industrie om te
verduurzamen. Al het varkensvlees heeft al een ster. Dat vlees
goedkoop wordt aangeboden betekent alleen maar dat er te veel
aanbod is, er is een overschot,’ aldus Jansen. 124
De lobby van de bio-industrie
De vleessector is allerminst zwak of zielig. Ze heeft een enorme lobby
in de Nederlandse politiek. Op de website van de Centrale Organisatie
voor de Vleessector (COV) valt te lezen:

De leden van de COV zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor circa


90% van de totale Nederlandse omzet van vlees. In waarde uitgedrukt
bedraagt deze omzet jaarlijks ruim 8 miljard euro.
Door de bundeling van krachten en expertise kunnen bedrijven via de
COV ook een stevige vuist maken in het overleg met andere partijen
in de keten, met de overheid, de VWA en met diverse andere
stakeholders en maatschappelijke organisaties. Wij zijn aangesloten
bij VNO-NCW en lid van de Europese koepelorganisatie voor de
vleessector UECBV. Deze laatste vervult een belangrijke taak in de
belangenbehartiging op Europees niveau en de informatie-uitwisseling
van en naar Brussel.
Als producent van vlees en vleesproducten wordt u dagelijks met heel
veel problemen geconfronteerd. Soms heeft u hiervoor eigen mensen
in dienst, maar vaak ontbreekt het de bedrijven aan tijd en menskracht
om dit allemaal zelf op te lossen. De COV beschikt over de nodige
expertise en menskracht om u daarin te ondersteunen. Dankzij de
contacten met de beleidsdirecties van de diverse ministeries en
andere overheidsdiensten, zoals de Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit worden dreigende problemen al in een vroeg stadium
gesignaleerd en voorkomen.125

Kortom, de COV is een belangenbehartiger (lobbyist) met goede


contacten in de beleidsdirecties van diverse ministeries en
overheidsdiensten en met een lange arm in Brussel. Met name
partijen als CDA en VVD zijn vatbaar voor deze beweging. Het CDA is
van oudsher een partij voor de agragische sector. CDA-politicus Henk
Bleker was tot 2012 staatssecretaris van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie. Nu is hij voorzitter van Vee & Logistiek
Nederland waarin de belangen van de veeteeltindustrie en van het
veeteelttransport behartigd worden. Vee & Logistiek Nederland
spreekt veel met NVWA om tot overeenstemming te komen.
Bijvoorbeeld over drinkwatersystemen bij kalverenvervoer.126
Henk Bleker is daar trots op. Op de website van Vee & Logistiek
Nederland roept hij hoe de veehandelaren, importeurs en exporteurs
het beter doen dan Schiphol.127 Hij roept over hoe 7 miljoen biggen
in 20.000 transporten verplaatst werden. 14 miljoen varkens in 70.000
transporten en 1,8 miljoen runderen in 30.000 transporten. In totaal
gaan er volgens Bleker zo’n 25 miljoen dieren ‘door onze handen’ in
200.000 transporten van veetrailer tot varkenscruiser. Je kunt er maar
beter trots op zijn.
De schuldvraag
Wie is nou schuldig aan deze catastrofe? Is het de overheid met
voormalig landbouwminister Sicco Mansholt die als geestelijk vader
van de bio-industrie gezien kan worden? Zijn het de mensen uit de
branche die kortetermijngewin boven langetermijnduurzaamheid en
welzijn lijken te stellen? Met de lobbyisten die de overheid onder druk
zetten? Is het de consument die voor een dubbeltje op de eerste rij wil
zitten? Zijn het de supermarkten en vleesverwerkers die de
consumenten én de branche een rad voor ogen draaien? Of zijn het
de banken die de supermarkten, vleesverwerkers en vleesindustrielen
financieren? Wat nu als het geen van bovenstaande partijen is, maar
een optelsom van allemaal? Het carnitisme van Melanie Joy heeft alle
partijen in haar greep. Een sluier van onwetendheid hangt over de
maatschappij die deze moordmachine op gang houdt. Ik denk dat het
heel belangrijk is dat we stoppen met wijzen naar individuele partijen.
Een schuldige is er niet in mijn optiek. Dit hele proces is ontstaan door
oorzaak en gevolg. Als er geen Tweede Wereldoorlog was geweest
en daarmee geen hongerwinter en wederopbouw, had minister
Mansholt dan het draagvlak gehad voor zijn beleid van specifieker,
mechanischer en effectiever? Als de opschaling door de overheid niet
was ingezet, waren de ondernemers dan uit zichzelf begonnen? En
kun je het banken kwalijk nemen dat ze financierden wat ze konden?
Met wat we nu weten kun je stellen dat geen weldenkende bank zich
daar aan zou moeten branden, maar met de kennis van toen kun je
daar niet veel over zeggen. En de consument? Die ineens vlees kon
eten? Drie keer per dag? Dag in dag uit? Zonder in de gaten te
hebben wat daar de effecten van waren? En de supermarkten die een
gat in de markt zagen en de vleesproducenten onder druk zetten?
Marketeers die dachten slim te zijn? En consumenten die goedkoop
vlees belangrijk vonden. Wie van hen ga je het kwalijk nemen? Het
probleem is er, het is gebeurd, terugdraaien kan niet meer. Of toch?
Hoe nu verder
Met de kennis van nu kunnen we er niet meer onderuit, het kan niet
langer zo doorgaan. Met wat we weten en hebben gelezen in dit boek,
onderbouwd met wetenschappelijke onderzoeksuitslagen, kan geen
consument nog doorgaan met het kopen van goedkoop vlees. Geen
zichzelf respecterende overheid kan bewust doorgaan met het
vernielen van de planeet waar we afhankelijk van zijn. Geen
fatsoenlijke ondernemer kan een bedrijf runnen dat op moord
gebaseerd is en geen bank kan zo’n onderneming financieren. Geen
moderne supermarkt kan het resultaat van zoveel lijden verkopen.
Toch? Natuurlijk kan dit wel helaas.
In een wereld waar wapenhandel door overheden gereguleerd
wordt, mensenhandel een bedrijfstak is met een door de Verenigde
Naties geschatte omzet van anderhalf miljard dollar op jaarbasis en
mensen zichzelf vergiftigen met grote hoeveelheden suiker, alcohol en
bewerkte voedingsmiddelen, is het niet vreemd dat een ideologie als
het carnitisme hoogtij viert. Hoe kunnen we zorgen dat de gevolgen
ingeperkt worden? Dat kan alleen door middel van bewustwording.
Zonder bewustwording geen vrije keuze. De sluiers van onwetendheid
dienen te worden opgeheven en de naakte waarheid moet onder ogen
gezien worden. Geen struisvogelpolitiek meer van de consument.
Geen verstoppertje spelen meer door de branche en overheid. Het is
tijd voor volledige transparantie en inzicht. Tijd dat we het konijnenhol,
dat achter de voedselvitrines ligt, inspringen. Ik sluit me aan bij het
pleidooi van de Wageningse onderzoekers Hans Dagevos en Erik de
Bakker voor een Deltaplan waar alle partijen in en buiten de branche
bij betrokken zijn. Een Deltaplan gebaseerd op de pijlers: menselijke
gezondheid en respect voor dier & milieu. Alleen dan kunnen we een
verschil gaan maken. Uiteindelijk ligt de macht bij de vork. Als de
consument massaal besluit te stoppen met het eten van vlees is het
probleem onmiddellijk opgelost.
De gevolgen van het beeindigen van de bio- industrie
Maar wat zijn daarvan de gevolgen? Is de schade voor de economie
en werkgelegenheid niet te groot? 2% van de beroepsbevolking in
Nederland werkt in de intensieve veehouderij. Volgens het CBS
werkten in de totale landbouw in 2016 zo’n 170.000 mensen. Daarvan
werkt een deel in de veehouderij. Deze mensen zouden een nieuwe
betrekking moeten vinden, iets wat me niet een heel grote uitdaging
lijkt. Als we dit afzetten tegen het lijden en sterven van
vierhonderdvijftig miljoen dieren per jaar, dan lijkt het in verhouding
wel mee te vallen. Neem daarbij ook mee dat er in 1950 nog 580
duizend mensen werkzaam waren in de landbouw.128 De branche
heeft zichzelf in de loop der jaren door schaalvergroting en efficientie
gesaneerd en meer dan 400 duizend mensen laten gaan. Het dubbele
aantal van de mensen die nu nog actief zijn binnen de industrie.
Betrokken banken, supermarkten en overheidsorganen zouden er
trouwens niet van omvallen. De dieren die we niet meer eten na een
massale stop van vleesconsumptie zouden mettertijd vanzelf
overlijden. Sommige binnen een maand, andere binnen een paar jaar.
8 De branche
De volgende stap voor mijn onderzoek was om te gaan kijken binnen
de sector. Je kunt tenslotte wel van alles lezen over en vinden van
iets, maar feitelijk weet je pas echt waar het over gaat wanneer je het
zelf ervaren hebt. Eigenlijk is het als een appel eten. Je kunt uitleg
krijgen over de smaak van de appel en in een boek lezen hoe een
appel eruitziet. De enige manier echter om erachter te komen hoe de
appel smaakt, is door het te ervaren. Door in de appel te bijten.
De eerste voorzichtige stapjes die ik binnen de branche zette,
kwamen onverwachts. Ik werd uitgenodigd om een presentatie te
geven aan leraren en managers van de Hogere Agrarische School, de
HAS, op de campus in Den Bosch. De lezing ging over de hersenen,
mindfulness en emotionele intelligentie op het werk, maar aan het
einde mocht ik Project Vlees kort presenteren. De docenten
reageerden verrassend positief en er kwam een interessant gesprek
op gang, waaruit bleek dat ook zij zich zorgen maakten over de impact
van de sector op de planeet en menselijke gezondheid. Dierenwelzijn
was ook een onderdeel van hun scope. De branche bleek te worstelen
met de gang van zaken en de HAS wilde haar leerlingen dit in een
relatief vroeg stadium meegeven. Enerzijds om hen bewust te maken
van de problematiek, anderzijds om zich bewust te zijn van de
beeldvorming.
Aan het einde van mijn lezing vroeg een van de
opleidingsmanagers of ik het leuk zou vinden een college te geven
aan leerlingen van de studie Dier- en Veehouderij en de studie
Bedrijfskunde & Agribusiness, over de kijk van de consument op de
sector. Daar kon ik natuurlijk geen nee tegen zeggen.
Eating animals
De minor waarbinnen ik lesgaf, heette Eating animals en was opgezet
rond de vraag: Zou het produceren én consumeren van dierlijke
producten anders kunnen? Een van de thema’s was zelfonderzoek bij
de leerlingen naar wat ze vonden van de productie en consumptie van
dieren. Een prachtig thema in mijn optiek dat laat zien dat de sector
zich bewust is van de problematiek én er verandering in zou willen
brengen.
Zoals je gelezen hebt in eerdere hoofdstukken geloof ik niet in
schoppen tegen de mensen in de branche. Met samenwerking en
dialoog bereiken we veel meer en het college geven binnen deze
minor was een prachtige gelegenheid om die dialoog op gang te
brengen. Op een doordeweekse dag in juni 2016 liep ik het
Hogeschoolgebouw in. Nadat ik alles had opgesteld begon het
klaslokaal vol te stromen. De meeste leerlingen hadden thuis een
varkens- of pluimveebedrijf of werkten er. Mijn presentatie heette Wat
ziet de buitenwereld? De ethische kant van de industrie. Ik vertelde
over de effecten op het milieu, op de gezondheid van consumenten en
op dierenwelzijn. Ook wijdde ik uit over de beeldvorming van de
consument in Nederland, de mogelijke alternatieven en wat ik als
toekomst voor de branche zag.
Wat me opviel was enerzijds de oprechte interesse van de
studenten en anderzijds de onwetendheid bij ze als het ging om de
effecten als ontbossing, watergebruik en klimaatproblematiek. Ik
vertelde dat de Food and Agricultural Organization van de VN
verwacht dat we over 35 tot 40 jaar 60% meer vlees gaan
consumeren wereldwijd door opkomende landen als China. Ik
beschreef de pandemieën: MKZ, gekke koeienziekte, vogelgriep en
Q-koorts. Over de relatie tussen het houden en slachten van vee op
de schaal waarop dat nu gebeurt en hongersnood in de wereld
raakten we niet uitgepraat. Deze link vonden de leerlingen lastig te
leggen. We spraken over de honderdduizenden koeien, schapen,
varkens en kippen die vanuit Nederland naar landen in het voormalige
Oostblok en naar Turkije worden getransporteerd. Europees vee
wordt zelfs tot in Irak getransporteerd. Ook gaan er ieder jaar 600.000
varkens vanuit de EU naar Rusland. De jongeren waren
geïntresseerd, al vonden de meesten de Amazone, Rusland en
Turkije wel heel ver van hun bed. Ik sprak over hoe consumenten zich
steeds bewuster worden en steeds minder vlees gaan eten. We
bespraken hoe veevoer steeds oerwoudvrijer wordt en dat de
veehouderij uiteindelijk weer teruggaat naar kleinschalige bedrijven.
Tot slot bespraken we de alternatieven op de markt als kweekvlees,
soja en lupine-, insecten- en zeewierproducten.
Studenten
Na het college interviewde ik een groep van zeven studenten. Ik was
benieuwd hoe zij dachten over de effecten van vleesproductie en -
consumptie. Ik vroeg ze wat ze vonden van het stigma dat hun
branche gekregen had in de beeldvorming de afgelopen jaren. Eén
van de studenten, Maarten, de zoon van een varkenshouder,
reageerde: ‘Jammer dat er zoveel misverstanden bestaan over de
intensieve veehouderij. Ik denk dat wij die erin werken er anders
tegenover staan. We weten hoe het echt zit en er worden vaak
misstanden in de media gebracht. Sommige dingen zijn waar,
sommige ook niet. De mooie dingen van de sector worden te weinig
verteld.’
Ik vroeg of hij wilde vertellen hoe de vork dan wel in de steel zat. Hij
vervolgde: ‘Agrarische ondernemers werken hard voor hun bedrijf en
stralen trots uit naar de buitenwereld. Ze zijn 24/7 bezig met hun
bedrijf en doen er alles aan om daar hun brood aan te verdienen. Het
is dan ook frustrerend als er over misstanden geroepen of verteld
wordt die misschien nergens op slaan of die een heel andere beeld
van de sector schetsen dan eigenlijk de bedoeling is.’
Suzanne, de dochter van een pluimveehouder met 170.000 kuikens,
sluit zich bij Maarten aan. ‘Ik denk dat de Nederlandse intensieve
veehouderij het heel erg goed doet als we kijken naar Europa, laat
staan de rest van de wereld. Hoeveel wij investeren in innovatieve
oplossingen op het gebeid van milieu, dier en welzijn.’
Ik vraag of het in de rest van de wereld heel anders is.
Ank, studente Agribusiness, weet dat de rest van de wereld moet
voldoen aan andere eisen. ‘In Spanje ligt hetzelfde vlees in de
supermarkt als hier. Wij hebben dat alleen veel duurder moeten
produceren, we hebben te maken met veel hogere eisen. Als het
vlees vanuit Spanje naar Nederland komt, dan eet de burger dat
gewoon. In Nederland moeten we het perfect produceren.’
Suzanne: ‘Dat is eigenlijk het meest frustrerende. Vlees dat in
andere landen geproduceerd is en in Nederland verkocht wordt, dat
geproduceerd is op een manier die wij niet mogen toepassen.’
Rens heeft ook varkens thuis. ‘Ondanks al deze punten gebeurt het
nog steeds dat het vak wordt bedreven uit liefde voor dieren en het
hele reilen en zeilen in en om het bedrijf. Dat wordt ook nooit verteld.”
Suzanne reageert: ‘Nou, ik kan je wel vertellen dat als je bij ons
door de kippenstal loopt en je dieren ziet die door te snel groeien door
de poten zakken, daar word je als boer ook niet gelukkig van. Juist als
agrarisch ondernemer wil je door je stal lopen en gezonde dieren om
je heen zien. Bovendien worden zieke dieren bij de slachterij
afgekeurd, dus daar verdien je ook niets aan”.
Plofkippen
‘Hebben jullie plofkippen?’ vraag ik.
Suzanne reageert: ‘Nou ja, plofkippen is een begrip dat door
Wakker Dier op de reguliere vleeskuikens is gedrukt. Dat hebben ze
heel slim gedaan en iedereen associeert een vleeskuiken nu met een
plofkip.’
‘Maar een plofkip is toch een vleeskuiken dat heel snel gefokt is?’
vraag ik.
‘Het is gewoon het reguliere vleeskuiken dat wij hier in Nederland
hebben,’ weet Suzanne me te vertellen. ‘Wij hebben thuis reguliere
vleeskuikens en de standaard is niet dat die door hun poten zakken.
Het is aan de maatschappij om dat een plofkip te noemen. Kijk, hier
gaat het al mis met de beeldvorming en de agrarische sector.’
Twan, een vakbroeder van Suzanne, zit ook in de piepkuikens. Hij
vindt er het zijne van: ‘Waarom zou er iets veranderd moeten worden?
Niet iedere kip zakt door zijn poten. Het gaat nu om 1 op de 100.000
op een bedrijf en die ene wordt helemaal uitgelicht. En Wakker Dier
noemt dat een plofkip.’
Suzanne: ‘ Een plofkip bestaat eigenlijk helemaal niet. Dat is een kip
die niet meer zou kunnen scharrelen of lopen, maar wat voor beeld
heb jij van een plofkip of regulier vleeskuiken?’
Nina, die Bedrijfskunde & Agribusiness studeert en vrijwilligerswerk
bij de Partij voor de Dieren doet, bemoeit zich ermee: ‘Nou, in mijn
ogen gaat het om een bedrijf waar veel te veel dieren op een klein
stukje grond rondlopen, die eigenlijk geen scharrelkippen meer zijn
omdat ze zo weinig kunnen bewegen. Te snel groeien, te snel pijn
krijgen aan de poten.’
Suzanne, die steeds scherper wordt, zegt tegen Nina: ‘Nou, dan wil
ik je heel graag een keer uitnodigen om bij ons thuis te komen kijken.
Want ik denk dat je beeldvorming van wat wij doen verkeerd is. De
vleeskuikensector is de consument tegemoetgekomen. Er zijn nieuwe
concepten op de markt gebracht als gevolg van de vraag van de
consument. De hele keten heeft zich flexibel opgesteld. Denk aan het
sterrensysteem of de nieuwe standaardkip van Jumbo, de
goednestkip.’
Kwaliteit
Als je kijkt naar de FAO, die een paar jaar geleden met cijfers is
gekomen, dan blijkt dat de totale bio- industrie meer uitstoot dan alle
voertuigen die we hebben op aarde, inclusief vliegtuigen. Het blijkt dat
er enorme effecten zijn op de waterschaarste en voor een kilo biefstuk
is 15.000 liter water nodig. Er zijn veel problemen rond hormonen
antibiotica en dergelijke. Veel landbouwgrond, 30% van het
aardoppervlak, wordt gebruik voor vee en veevoer.
Wanneer ik hierover vertel, zit Suzanne rechtop. Ze heeft het
woordvoerderschap van de sector op zich genomen. ‘In Nederland
wordt er geen water toegevoegd aan het vlees en ook geen
hormonen.’
‘Maar het kost wel heel veel water, een koe drinkt gemiddeld 83 liter
water per dag. Als je dan 300 koeien hebt, dan is dat behoorlijk wat
water,’ zeg ik.
‘Dat klopt, maar nergens is men zo efficiënt als in Nederland. Dus
aan dat waterprobleem kunnen we eigenlijk niets doen,’ reageert
Suzanne. ‘Ik denk dat we juist trots moeten zijn op onze Nederlandse
bedrijven. En onze Nederlandse producten moeten blijven kopen om
ervoor te zorgen dat de producten uit Thailand, de VS en de Oekraïne
niet hier worden verkocht. Als je kijkt hoeveel antibiotica er in die
landen wordt gebruikt, hoe die producten bewerkt worden met
hormonen en water, dan zou ik juist zeggen: we moeten ontzettend
trots zijn op onze sector.’ Met een trotse glimlach laat ze zich
achteroverzakken in haar stoel.
Slachten en voeding
Ik besluit het gesprek op de slacht te brengen en ben benieuwd naar
de visie van deze jonge branchegenoten.
Suzanne is degene die weer als eerste het woord neemt: ‘Ik weet
alleen dat er voor de vleeskuikensector een maximaal aantal
transporturen is en er dus alleen in Nederland, Duitsland of België
wordt geslacht.’
‘Levende kippen mogen niet door heel Europa worden
getransporteerd. Die worden lokaal geslacht,’ legt Rens uit.
Twan legt uit hoe het in zijn optiek met varkens gaat: ‘Voor zover ik
weet, zijn onze varkens nog nooit helemaal naar Polen gereden. Die
gaan naar Duitsland en verder worden ze gewoon in Nederland
geslacht. En om terug te komen op voeding, wij hebben thuis brijvoer,
daardoor kunnen wij ongeveer 50% van de afval- en
voedingsmiddelenindustrie opvoeren aan onze varkens. Dus in dat
opzicht werken wij mee aan het rondmaken van de kringloop.’
‘Importeren jullie ook voedsel?’ vraag ik.
‘Daarvoor moet je bij de voerleverancier wezen, zo diep zit ik er niet
in.’
Maarten komt tussenbeide: ‘Wij hebben gewoon droogvoer, dus
brokken, granen gemalen en geperst tot korrels. Voor echte herkomst
van die producten moet je bij de voerleverancier zijn.’
‘Zou je niet willen weten waar het vandaan komt?’ vraag ik.
Maarten antwoordt: ‘Ik denk wel dat het belangrijk is. Ik denk dat er
veel verschil zit in grondstoffen. Tarwe uit Frankrijk is wellicht beter
dan tarwe uit Oekraïne bijvoorbeeld.’
‘Weet je dan ook wat de effecten zijn als je bijvoorbeeld producten
uit Brazilië haalt? We hakken zo’n 50 voetbalvelden per minuut kaal
om bijvoorbeeld sojaplantages en maisplantages te aan te leggen.
Sinds 1960 wordt er 57 keer zoveel soja en mais geproduceerd in dat
land. We zijn volgens het WNF een enorm percentage van alle
diersoorten kwijt, omdat er veevoer verbouwd wordt. Hoe kijken jullie
daartegenaan?’
Nu neemt Rens de leiding. ‘We kunnen er niet omheen dat er in
onze veehouderij veel soja wordt gebruikt en het gaat niet op een
duurzame manier in die landen. Daarom vind ik het belangrijk om
projecten te steunen om dierlijk eiwit uit de sector te halen, die ze dan
gebruiken in het veevoer. Of om op korte termijn soja te produceren in
Europa.’
Milieu
Wat zijn nou de oplossingen? We hebben toch een groot probleem op
het gebied van milieu. Weegt de opbrengst dan op tegen die impact?
Suzanne zegt het treffend: “Ik denk dat dat voor ons een ver-van-
ons-bedshow is. We zijn een gezinsbedrijf dat met onze dieren een
leuke boterham wil verdienen, met gezonde dieren om ons heen. En
we vinden het belangrijk om gezond en veilig voedsel te produceren.’
Nina denkt mee: ‘Ik denk wel dat het belangrijk is dat we als
maatschappij kijken naar de toekomst. Hoe laten wij onze kinderen en
hun kinderen achter als we doorgaan op de manier waarop we nu
bezig zijn.’
Rens kijkt haar aan en zegt: ‘Ik denk dat de meeste boeren een
duurzamere productie willen.’
Suzanne valt hem bij: ‘Maar we zijn continu aan het verduurzamen,
dat moeten we niet vergeten. We zijn continu aan het innoveren om
oplossingen te zoeken.’
Rens: ‘ls sector zijn we daar sterk genoeg voor. De laatste jaren is
dat wel gebleken. We hebben concepten opgesteld om tegemoet te
komen aan dier- en welzijnseisen.’
Maarten heeft er zijn bedenkingen bij: ‘Ja, maar het brengt hoge
investeringskosten met zich mee. Sommige stallen moeten vervangen
worden, maar als je dat niet terugziet in de prijs, dan kan dat niet voor
de boeren. Het kan dan niet uit.’
Suzanne: ‘Als je overstapt op zo’n concept en dieren lopen langer in
de stal rond, dan is dat niet altijd per definitie duurzamer. Ze leven
langer, maar de CO2 footprint van onze dieren is veel lager dan de
footprint van dieren die meer ruimte nodig hebben.’
Dus hoe beter het leven van het dier, hoe groter de effecten op het
milieu.
Dierenliefde
Het wordt tijd ons gesprek af te sluiten. ‘Wat moet de consument
volgens jullie weten en wat zou je ze willen vertellen?’
Maarten zegt het mooi: ‘Hoe wij werken. Hoe wij thuis met het gezin
het bedrijf draaiende houden. Daar ben ik echt trots op. Wij vinden het
leuk om - in ons geval - met varkens te werken. Wij willen geen dikke
boterham verdienen. Iedereen probeert aan ons iets te verdienen en
op het laatst blijft er nog een klein deel over dat wij krijgen. En dat
laatste deel, hoe klein dat ook is, proberen wij weer terug te steken in
het bedrijf. Wij proberen echt goed te zijn voor onze dieren. Dat mag
men gerust weten.’
Twan: ‘Ik wil met name kwijt hoeveel passie wij erin steken. Als een
zeug bigt en het gaat niet goed met haar, dan gaan wij daar wel vier of
vijf keer langs. Ook al is het ’s nachts, dan zet ik even mijn wekker om
langs dat beestje te lopen.’
Ik denk na over wat Twan zegt. Zit daar niet juist de discrepantie in
de beeldvorming? Twan zegt dat hij ‘s nachts zijn bed uitkomt voor die
zeug, maar die ligt ondertussen in een hok, kan bijna niet bewegen
met 14 biggetjes, en er zijn extra spenen bijgefokt. Kan hij zich
voorstellen dat mensen dan denken: dat klopt niet?
Twan kijkt me met grote ogen aan. Hij weet even niet wat hij moet
zeggen. Suzanne valt hem bij: ‘Ik denk dat dat een misverstand is,
want het heeft natuurlijk een reden dat zo’n beest in een hokje zit.’
‘Dat klopt,’ zegt Ank, ‘het is voor het dierenwelzijn. Als een zeug los
gaat lopen in het kraamhok, dan komen er doodliggers, dus biggetjes
komen te overlijden. Dat wil de consument ook niet! Nu zijn die er veel
minder, nu kan een zeug niet op de biggen gaan liggen.’
Ik ben nog niet tevreden met haar antwoord. ‘Maar zo’n zeug is een
moeder, die heeft moedergevoelens en die gaat voor die biggetjes
zorgen, een nest maken.’
Ank: ‘Maar als een zeug in een hok komt te liggen waar ze wel kan
draaien, en die hokken die zijn er, dan zijn er nog meer biggen die
komen te overlijden. Je wilt er wel wat aan doen om toch die biggen
op de wereld te krijgen.’
Uiteindelijk komen we hier misschien wel bij de kern van het
onoverbrugbare verschil tussen de manier waarop buitenstaanders
ernaar kijken en hoe mensen uit de sector het zien.
Familiebedrijven
De studenten die ik sprak zijn kinderen uit familiebedrijven. Het soort
bedrijf dat te lijden heeft onder de megastallen en de schaalvergroting.
Het bedrijf van Suzannes ouders is welliswaar een heel groot
familiebedrijf, maar dit blijven ondernemers die werken om hun
boterham te verdienen. Die het heel normaal vinden hun boterham te
verdienen met het ‘produceren’ van dieren. De boeren in de sector zijn
niet bezig met milieu, met gezondheid en dierenwelzijn, tenzij het hun
wordt opgelegd door de overheid en door kwaliteitskeurmerken als het
sterrensysteem van de dierenbescherming. De ontbossing van de
Amazone is ver weg en voer moet vooral niet te duur zijn. Het gaat er
uiteindelijk om dat je een bedrijf runt en geld verdient om alle
rekeningen te betalen. I
Hetvoorbeeld van Twan spreekt voor zich. Voor hem is dierenliefde
zijn wekker zetten om bij een biggende zeug te zijn. Dat die zeug een
rotleven heeft in een veel te kleine ruimte komt niet eens in hem op.
Dat is al zo normaal dat hij ervan opkijkt als ik het benoem.
De uitnodiging van Suzanne houdt geen stand; ze reageert niet op
mailtjes van mij om eens bij haar bedrijf te mogen filmen. Ik vermoed
dat haar ouders dat toch niet zo’n goed idee vonden. Dat komen we
vaker tegen in de twee jaar dat we aan dit project werken. Boeren zien
de camera als bedreiging. Ze hebben een bloedhekel aan activisme.
Niet om de argumenten van tegenstanders, maar om het doodsimpele
feit dat die raddraaiers hun bedrijf en portemonnee bedreigen. De
studenten zijn trots op het harde werk in hun bedrijven. Trots op de
technologie, trots op de saamhorigheid. En die trots is terecht, het zijn
efficiënte, gestroomlijnde bedrijven die menig ondernemer in een
andere branche jaloers zouden maken. Het enige minpuntje is dat
deze specialistische machines geen kopieerapparaten produceren en
verkopen, maar levende, voelende en intelligente wezens.
De economie
Nu denk je misschien dat al die transporten toch mooi bijdragen aan
de werkgelegenheid in Nederland. Natuurlijk is dat zo, maar per saldo
kost de bio-industrie met al haar nevenbranches ons als Nederlandse
samenleving geld. Veel geld. Als je kijkt naar vlees betalen we
natuurlijk voor productie, verwerking en transport. Maar kosten als
milieuschade door ontbossing voor sojateelt, broeikasgassen,
emissies tijdens transport en leed door het houden en transporteren
van dieren worden niet in de supermarkt afgerekend. En dan heb ik
het nog niet eens over de enorme overheidssubsidies die betaald
worden en de kosten van het ‘ruimen’ van vee bij een volgende
uitbraak van een ziekte.
In 2008 publiceerden wetenschappers van de Vrije Universiteit
Amsterdam (VU) dr. Michiel van Drunen, dr. Pieter van Beukering en
professor dr. Harry Aiking De echte prijs van vlees129, een onderzoek
waarin de werkelijke maatschappelijke kosten voor varkensvlees
werden verkend. De studie werd gedaan in opdracht van de Nicolaas
G. Pierson Foundation. De onderzoekers keken naar
klimaatverandering, dierenwelzijn, biodiversiteit en dierziektes. Ze
maakten daarbij gebruik van de volgende formule: Maatschappelijke
kosten = Marktprijs + externaliteiten + subsidies. Per kilo varkensvlees
zijn, volgens deze studie, de kosten op het gebied van
klimaatverandering € 0,44. Voor dierenwelzijn € 1,10 tot € 4,60. De
kosten van biodiversiteit € 0,44 en de kosten van dierenziektes € 0,32.
Dat is nogal wat als je beseft dat de gemiddelde Nederlander 36,6 kilo
varkensvlees per jaar naar binnen werkt. Kortom, de prijs die we
betalen met elkaar voor de luxe van het eten van vlees is immens.
Het vreemde is dat de subsidiestroom die Sicco Mansholt destijds in
het leven riep nooit is teruggedraaid. Sterker nog, ze is alleen maar
gegroeid. Producenten van dierlijke producten ontvangen tot op de
dag van vandaag relatief veel steun van de overheid,130 uit
onderzoek van Wageningen UR bleek dat melkveehouders (waar veel
rundvlees vandaan komt) in 2009 430 miljoen euro aan subsidie
ontvingen, terwijl de tuinbouw slechts 10 miljoen euro ontving.131 En
terwijl vorig jaar extreem noodweer 500 miljoen euro aan schade
berokkende aan de tuinbouw in Brabant, besloot de overheid niet bij
te springen met financiële compensatie.132 Dit is anders voor de
pluimveehouderij: bij de uitbraak van vogelgriep in 2014 stond de
overheid klaar met financiële steun.
Boer Gerjo
Boer Gerjo werkt op Boerderij Ruimzicht in Halle (bij Doetinchem)
en hij verzorgt het vee. De koeien eten alleen maar lokaal voer en
verse producten worden lokaal verkocht. Boerderij Ruimzicht staat
voor een bewuste omgang met de aarde en de mens. Hierbij is
bewustwording de sleutel. Boer Gerjo vindt dat goede
voedselproductie wordt bepaald door respectvol om te gaan met
natuur, plant, dier, mens en jezelf. De koeien van boer Gerjo
hebben hoorns en zijn antibiotica-vrij. De kalfjes blijven bij hun
moeder. De koeien lopen van pasen tot kerst buiten. Gerjo zorgt
voor vier generaties koeien, dit maakt de kudde een echte
familiekudde, wat uniek is in Nederland.
Boer Gerjo legt uit hoe Boerderij Ruimzicht te werk gaat: ‘Boerderij
Ruimzicht is een biologisch-dynamisch landbouwbedrijf met twee
hectare tuinderij voor groentes, die we voor onze abonnees kweken.
Verder hebben we een melkveetak met onze eigen familiekudde en
een stukje zorg in de boerderij - niet alleen naar planten en dieren toe,
maar ook naar mensen. We proberen een plek te zijn waar mensen
zichzelf kunnen zijn. Daarom hebben we vanuit arbeidsintegratie een
sociale werkplaats die hier meedraait. Ten slotte hebben we een
boerderijwinkel waar we zoveel mogelijk eigen producten verkopen.
Ik ben geboren en getogen op deze plek en heb altijd gedacht dat ik
zo natuurlijk mogelijk wil boeren. Eind jaren negentig heb ik dit
opgepakt en dit is wat er van geworden is. We hebben gekozen voor
een zo natuurlijk mogelijke manier van koeien houden. Hiervoor
houden we de kalfjes niet alleen drie maanden bij de moeder, maar
ook later, als groot kalf, brengen we ze weer terug in de kudde. Dat
geeft een mooie, rustige, sterke en gezonde kudde van kalveren,
pinken, vaarzen en melkkoeien. Verder is de beginontwikkeling voor
een kalf heel belangrijk, volop melk op het juiste moment, op de juiste
temperatuur. Daar krijg je echt heel gezonde vitale dieren van en dat
vertaalt zich later terug in het feit dat we antibioticavrij kunnen
produceren.
We hebben een heuvelstal, dat is een zandheuvel in de stal waar ik
een laag beton op gestort heb en die strooien we op met stro boven
op de heuvel. De koeien trappen de mest naar beneden en liggen
boven op de heuvel. De mest is in beweging en de koeien hebben alle
ruimte om makkelijk te liggen en staan en rangordegevechten te
kunnen hebben. Die zijn heel belangrijk is. Zodra de rang is bepaald,
is er rust in een groep dieren. Wanneer dieren niet de kans krijgen om
de rangorde uit te maken, is er blijvende stress in de groep.’
Gerjo vertelt dat zijn koeien de hoorns behouden, omdat dat
belangrijk is bij de rangordegevechten. Het schijnt zelfs zo te zijn dat
de melk van hogere kwaliteit is wanneer de hoorns behouden blijven.
Samen met Milieudefensie geeft Gerjo de koeien lokaal geproduceerd
veevoer. ‘Als je zo natuurlijk mogelijk boert, is het fijn om het voer uit
de regio te hebben. Samen met Milieudefensie hebben we nu een
project, dat zij opgezet hebben en waar wij in mee mogen draaien,
waarbij we 100% lokaal voer geven aan de dieren. Dus wat we niet
zelf hebben, kopen we in de regio bij akkerbouwers uit de buurt. Als
boeren niet lokaal produceren, dan halen ze het voer van ver weg. En
we weten gewoon dat er heel veel soja geteeld wordt in Brazilië en
Argentinië, waar oerwouden voor gekapt worden. En dat is not done,
dat kan gewoon niet. Dus we moeten met z’n allen meer lokaal gaan
produceren.’ Gerjo geeft aan dat zijn veevoer anders van
samenstelling is omdat hij beperkt is tot een aantal akkerbouwers in
de regio waar hij z’n producten vandaan haalt om bijvoorbeeld
krachtvoer te maken. ‘Hierdoor is er minder variatie in de
samenstelling. Dat is niet heel erg als je een hoge biodiversiteit in je
grasland hebt. Wij hebben ontzettend veel verschillende soorten gras
en kruiden in ons grasland.’ Ik heb me laten vertellen dat een
gevarieerd grasland dezelfde functie heeft als antibiotica, maar dan
puur natuur.
Is dit dan de toekomst van Nederland? vraag ik me af. ‘Als je
bedenkt dat het lukt zoals we het nu doen, dan denk ik dat het
mogelijk is om in heel Nederland op deze manier te produceren. Maar
veel mensen werken nog op een andere manier en we kunnen
mensen niet dwingen om te veranderen. Er is zeker een kentering aan
de gang, je ziet bij veel jongeren dat het bewustzijn echt toeneemt,
dus ik denk dat we het misschien wel meemaken nog!’
Op biologische bedrijven wordt vaak meer rekening gehouden met
dieren. Biologische varkens bijvoorbeeld kunnen vaker op een
natuurlijke manier bevallen. Een zeug vindt het fijn om een nest te
maken van stro en dergelijke. Tijdens de bevalling heeft ze een zacht
bed. Na de bevalling hebben de biggetjes de ruimte om rond hun
moeder te scharrelen. Ze hebben de ruimte om te drinken en om zich
af te zonderen van de groep wanneer ze hun behoefte doen (dit doen
varkens instinctief).
Volgens het onderzoek De echte prijs van vlees is er nauwelijks
verschil in de maatschappelijke kosten tussen biologische en
convenionele veehouderij. Als het gaat om klimaatverandering is
biologisch vlees zelfs iets duurder. Maar het is toch eigenlijk vreemd
dat sinds de jaren vijftig de prijzen van auto’s en huizen exponentieel
gestegen zijn en de prijs van vlees niet eens verdubbeld is. Wanneer
gaan we inzien dat vlees niet goedkoop hoort te zijn? Biologisch vlees
zou de norm moeten zijn, niet de afwijking.
Jacomijn Pluimers
Tot 2016 was Jacomijn Pluimers Campagneleider Duurzaam
Voedsel bij Milieudefensie. Haar persoonlijke missie is een
bijdrage leveren aan een gezonde en eerlijke landbouw met
toekomst. Milieudefensie werkt aan een duurzaam en eerlijk
Nederland vanuit de kracht van mensen. Milieudefensie wil dat we
zuinig zijn op de aarde en niet meer van haar nemen dan nodig is.
Sinds 2016 werkt Jacomijn als Senior Footprint & Innovation bij het
WNF. Ook in deze rol wil ze een bijdrage leveren aan een gezond
en eerlijk agrarisch landschap.
Gerjo had het over de samenwerking met Milieudefensie, Jacomijn
zegt daarover: ‘Boer Gerjo is echt een koploper, hij is onderdeel van
een coöperatie van 11 boeren die melk leveren voor Aurorakaas. Hij is
een van de boeren die steeds lokaler veevoer gebruikt en daardoor
hoef je niet steeds soja van ver weg te importeren en kunnen we hier
meer de cirkel sluiten. Hij deed het al, maar doet het nu nog dichterbij
en wij promoten dat en samen gaan we bijvoorbeeld naar een
Ekoplaza of andere supermarkten en zeggen dan dat dit een product
is dat goed is voor het milieu, voor mensen en voor dieren. Niet alle
boeren zullen massaal in één keer overstappen op deze manier, maar
Gerjo is een goed voorbeeld voor andere boeren en zodoende kunnen
wij laten zien dat het anders kan. Hij is een belangrijke inspiratiebron
voor anderen om ook die omslag te maken, maar daarvoor moet ook
de overheid stappen nemen zodat dit gestimuleerd wordt. ‘
We halen in Nederland een groot deel van ons veevoer van ver
weg. Uit Zuid-Amerika importeren we soja. Voor de teelt van soja
wordt er veel ontbost, worden boeren van hun land verdreven en dat
is slecht voor de natuur en voor de boeren daar. Door het hier te telen
hebben we geen ontbossing en hebben we ook een ander probleem
opgelost, namelijk ons mestoverschot. We kunnen de mest terug op
het land brengen en zo heb je de kringloop rond. De veeteelt wordt
steeds intensiever met als gevolg steeds grotere stallen.’ Is een
boerderij als die van boer Gerjo het duurzame antwoord daarop? ‘We
zien dat de veehouderij steeds groter wordt. We zien steeds meer
dieren in één stal en steeds meer input van veevoer en antibiotica. En
wat schieten we ermee op? Het schaadt ons milieu en de boeren
krijgen er nauwelijks een goede prijs voor. Dit is een race to the
bottom, een gevecht dat onhoudbaar is omdat we ook nog eens de
rekening bij de toekomstige generaties leggen. Zo’n bedrijf als
Ruimzicht laat zien dat het anders kan. Het is in evenwicht met de
natuur, er wordt geen grote voetafdruk gezet in Zuid-Amerika en de
boer verdient er een eerlijke boterham mee. Dus ja, dit is het antwoord
op de bio-industrie. En wat consumenten kunnen doen, is producten
als deze kopen, dus biologische lokale producten. Dan betaal je een
eerlijke prijs voor een eerlijk product. En ze kunnen de gedachte
verspreiden dat dit het alternatief is voor de industriële landbouw. Dus
koop lokaal en koop biologisch.’
Mooi dat ook hier weer terugkomt dat de macht bij de vork ligt.
Steeds meer mensen zijn zich bewust van de status quo in Nederland.

Het blijft een vreemde gewaarwording dat we in de tweeënhalf jaar


van dit onderzoek niet verder zijn gekomen dan een gesprek met een
aantal studenten uit de branche. We mogen niet filmen in stallen en
slachterijen en de meeste boeren, slagers en industriëlen die we
aanschrijven, willen niet met ons praten. Off the record hebben we
mensen uit de branche gesproken, die echter niet in dit boek
genoemd willen worden. Iemand van een veevoederbedrijf, iemand
van een reclamebureau uit de branche en een aantal boeren.
Om met eigen ogen te kunnen zien hoe varkens worden gehouden,
ben ik naar Spanje uitgeweken waar ik in een stal de dieren in de
ogen heb gekeken. Voor Project vlees moest ik het een keer ruiken,
voelen en met mijn eigen ogen zien. Wat me is bijgebleven is hoe
ieder varken een persoonlijkheid heeft. Geen varken is hetzelfde. Niet
alleen heeft de een de oren naar voren over z’n ogen hangen en de
ander spitse oortjes die rechtop staan, ook kijken ze stuk voor stuk
anders uit hun ogen.
De sector is als de dood voor een vertekend beeld. Ze mogen
zichzelf afvragen wat daar de oorzaak van is. Boeren en slachters
zien kritische filmmakers, journalisten en activisten als een bedreiging
voor hun brood. Zij leven tenslotte van het produceren van dieren. Ze
identifceren zich ermee en vinden het niet meer dan normaal wat er
gebeurt. Gelukkig zijn er op YouTube talloze filmpjes te zien van hoe
het er aan toegaat in de bio-industrie. Beelden die iedere Nederlander
zou moeten zien én die je aan je kinderen zou moeten tonen als ze er
oud genoeg voor zijn. Beelden van de werkelijkheid achter het vlees
op je bord.
Biologische boeren daarentegen zetten hun deuren wagenwijd
open. Bedrijven met twee of drie sterren van het beter leven-keurmerk
willen graag dat je komt. Zij hebben niets te verbergen en zijn trots op
de manier hoe ze met hun dieren omgaan. Biologische boeren dragen
echter nog steeds bij aan de milieuproblematiek en het is de vraag of
hun vlees niet de kans op kanker en andere aandoeningen verhoogt.
Ook is het dierenwelzijn bij deze boeren geborgd tot aan de slacht. De
dieren komen overwegend in dezelfde slachthuizen terecht als de
dieren uit de bio-industrie. Ze worden vaak vroeg in de ochtend
geslacht zodat ze niet zo lang hoeven te wachten. Een soort eerste
klas vliegen in een vliegtuig dat hoe dan ook neer gaat storten.
Maar als je dan toch vlees wilt blijven eten, ondanks alles wat je tot
nu toe gelezen hebt, zoek dan een boer als Gerjo. En zorg dat deze
boer zijn vee naar een kleinschalige slagerij brengt waar het met
aandacht geslacht wordt. Dat is het minste wat je voor deze dieren
kunt doen. Steeds meer Nederlanders zijn er klaar mee. Ze weten te
veel, zien te veel en horen te veel. Alle documentaires en boeken die
de laatste jaren zijn uitgebracht over het eten van dieren hebben een
gezamenlijk effect. Misschien is het niet die ene film, of dat ene boek
dat iemand wakker doet schrikken, maar door de verschillende
invalshoeken en argumenten raken steeds meer Nederlanders ervan
overtuigd dat het zo niet langer kan. Langzaam maar zeker zie je de
flexitariërs, vegetariërs en veganisten oprukken. Mensen die dierlijke
producten de rug toe keren.
9 Flexitariërs, vegetariërs en veganisten
Steeds meer bekende wereldburgers, topsporters, politici, acteurs en
muzikanten eten geen vlees. Denk bijvoorbeeld aan vegetariërs als
Bryan Adams, Beyoncé, Ariane Grande, Pink en Paul McCartney. Of
acteurs als Leonardo di Caprio en Brad Pitt. Maar ook in ons eigen
land zijn er veel meer vega’s dan je denkt. Zo zijn de caberetiers
Guido Weijers, Dolf Jansen en Claudia de Breij vegetariër. Schrijvers
als Yvonne Kroonenberg, Mensje van Keulen en Maarten het Hart
eten ook geen dieren. Presentators als Henny Huisman, Loretta
Schrijver en Viola Holt reken zich tot de vegetariërs en politici als
Diederik Samson (PvdA) en Wouter Bos (PvdA). Tot de meest sexy
vegetariërs van Nederland worden actrice Maryam Hassouni en Noah
Valentyn gerekend en wat dacht je van model Miro Kloosterman die
veganistisch eet. En niet te vergeten vegetarische wetenschappers als
professor dr. Roos Vonk. En zelfs Gordon en Patty Brard zijn onlangs,
na het zien van de film What the Health, begonnen met plantaardig
eten. Al deze mensen voldoen allang niet meer aan het stereotype dat
gek genoeg nog steeds leeft in de verbeelding van veel Nederlanders.
Als ik er dan ook nog aan toevoeg dat bijna de helft van de
Nederlanders minder dan drie tot vier per week vlees eet en daarmee
flexitariër mag worden genoemd133 Hoe kan het dat we al zover zijn?
Waar komt die enorme toename van vegetariërs vandaan? Nog geen
vijfendertig jaar geleden was Henny Huisman vrijwel de enige
vegetariër onder de bekende Nederlanders en nu lijkt het haast een
trend. En waar komt die teruggang in vleesconsumptie onder de
Nederlanders vandaan?

Op dit moment zijn er naar schatting van Wageningen University


zo’n 800.000 vegetariërs in Nederland. Het aantal veganisten ligt
lager, dat zijn er zo’n 70.000 schat de Nederlandse vereniging voor
veganisten.
De markt wordt kleiner
In september 2017 laat het voedingsmiddelenconcern Zwanenberg
Food Group uit Almelo weten dat ze de transitie gaan maken van
vleesverwerker tot voedingsmiddelenconcern. Deze organisatie is de
producent van onder andere Unox-knakworst en Kips-leverworst. Op
termijn, zo luidt een persbericht in de Volkskrant,134 wil het in 1929
opgerichte bedrijf terug naar vijftig procent vleesproducten. Hiermee
spelen ze in op de veranderende gewoonten van bewuste
consumenten die een groeiende belangstelling hebben voor
groenteburgers, vleesvervangers en plantaardige voedingsmiddelen.
In het Financieel dagblad zegt Aldo van der Laan, de eigenaar, dat ze
niet anders kunnen: ‘De trend is onomkeerbaar en daar gaan wij als
voedingsmiddelenbedrijf op inspelen. We kijken of we door gerichte
overnames of het bouwen van eigen fabrieken mee kunnen gaan in
de voedingstrend.’
Zwanenberg Food Group verwacht dat het vleesverbruik in Europa
verder zal teruglopen door de opkomst van de flexitariër. Dit zijn
meestal jonge consumenten die bewust enkele malen per week geen
vleesproducten eten. Ik vraag dr. Hans Dagevos tijdens ons gesprek
in Wageningen wat zijn visie is op deze afname van de
vleesconsumptie. Hans vertelt: ‘Op het terrein van vlees gebeuren er
eigenlijk verschillende dingen. We zien aan de ene kant nog steeds
dat vlees goedkoop wordt aangeboden om de klant naar de
supermarkt te lokken. Aan de andere kant zien we dat mensen minder
vlees zijn gaan eten, of in elk geval minder frequent. Als je kijkt naar
de cijfers die wij hebben, dan zegt meer dan 40% van de
Nederlanders de helft van het aantal dagen (3 tot 4 dagen) geen vlees
te eten. En binnen die 40% zie je dat 10% tot 15% van de populatie
nog maar 1 of 2 keer in de week vlees eet. Dat zijn toch grote
groepen. En als we daar de groep vegetariërs en veganisten bij
optellen, zit je algauw op een 20% van de Nederlanders die heel
bewust aan het minderen is. Dit zijn de Heavy Flexitariërs. Als je aan
de andere kant naar de Light Flexitariërs kijkt, dan is dat algauw
driekwart van de bevolking. Dus daar zit maatschappelijke beweging
in. Dat kunnen we nog niet helemaal corresponderen met de
hoeveelheid vlees die gegeten wordt, maar ook daar zie je sinds 2010
een daling. Elk jaar eten we ongeveer een kilo vlees minder per
persoon. Het gaat allemaal heel langzaam, maar je ziet een dalende
trend. Het is alleen een veel lichtere dalende trend dan de grote
stijging van het aantal flexitariërs die we de afgelopen jaren hebben
gezien.’
Waarom veranderen zo moeilijk is
Onze voorouders werden continu geconfronteerd met gevaar:
roofdieren, vijandige stammen en andere risico’s die het overleven
bedreigden. Logisch dat er een mechanisme in hun brein actief was
dat zorgde dat ze maakten dat ze wegkwamen bij pijnprikkels en dat
werd geactiveerd bij genotsprikkels. Pijnprikkels kunnen tenslotte de
dood betekenen en genotsprikkels iets lekkers te eten of een kans op
voortplanting. Dit pijn- genotprincipe wordt toegewezen aan ons
limbisch systeem dat tussen je oren zit. Dit is vanuit de evolutie gezien
een ouder hersendeel dan het redenerende, plannende, de-gevolgen-
van-keuzes-overziende deel dat zich achter je voorhoofd bevindt: de
Prefrontale cortex. Onder het limbisch systeem bevindt zich het
reptielbrein bestaande uit de hersenstam en kleine hersenen. Dit deel
van je brein houdt van herhaling, de dingen doen zoals je ze altijd al
deed. Dat vergroot de kans op overleven. Dit wordt ook wel de
comfort zone genoemd. Kortom, je bewuste brein is slechts 5% van je
breincapaciteit. 95% van je hersenen bestaat uit onbewuste
overlevingsmechanismen en automatismen.
In de loop der millenia is onze beschaving wel veranderd, maar het
onbewuste deel van ons brein deel van ons brein is allerminst
meegeëvolueerd. Wij mensen zijn eigenlijk de hele dag bezig pijn te
vermijden en genot na te streven en houden de dingen graag zoals ze
zijn. Als we niet lekker zitten, gaan we verzitten. Als we honger
hebben, gaan we eten. Als we ons gestrest, voelen nemen we een
glaasje wijn of een stukje chocolade en als we hoofdpijn hebben, gaat
er een paracetamol in. Tegelijkertijd zijn we continu op zoek naar
comfort. We willen een mooi huis waar we ons kunnen ontspannen,
we nemen massages, bezoeken de sauna en eten vooral heel veel en
heel lekker. De recordomzetten in de supermarkten rond de
feestdagen zijn daar getuige van. Het gaat ons brein om
kortetermijnpijn- en genotsprikkels. Dit is een van de redenen dat ons
gedrag zo lastig te veranderen is. Stel, je wilt gaan sporten, maar je
doet feitelijk al een behoorlijke tijd veel te weinig aan sport. Je zet je
wekker eerder zodat je voor je werk kunt hardlopen. Als je wakker
wordt, kijk je naar de wekker en besef je dat je eruit moet.
Kortetermijnpijnprikkel: uit bed gaan en buiten gaan zwoegen.
Kortetermijngenotsprikkel: lekker omdraaien in je warme bed en nog
even snoozen. Grote kans dat je voor het laatste kiest. Gebrek aan
discipline? Nee hoor. Gebrek aan motivatie? Zeker niet. Gewoon een
overlevingsmechanisme in je brein dat graag wil dat je blijft waar je
bent. Dat je niet te veel verandert en in je comfortzone blijft.
Vegetariërs en veganisten worden dagelijks met hun pijn-
genotprincipe en met hun comfort zone geconfronteerd. Op een
gemidelde dag zijn er steeds weer keuzemomenten. Thuis kun je
aardig kiezen wat je in de koelkast zet, maar op je werk, bij anderen
en in horecagelegenheden ben je vaak overgeleverd aan wat er is. De
meeste vega’s lukt het niet overal eten mee naartoe te slepen en je
wilt ook niet overal uit de toon vallen met je zelf meegebrachte bakje
avocado-notensalade. Keer op keer vecht je in feite met je brein. Keer
op keer komen die genotsprikkels op en moet je jezelf vermannen om
er niet in te trappen.
De onbewuste programma’s in het brein kunnen wel eens de
grootste redenen zijn dat mensen een vegetarisch of plantaardig dieet
zo ingewikkeld vinden. Mensen lukt het vaak al niet eerder uit bed te
komen, te minderen met alcohol of het bingewatchen op Netflix onder
controle te krijgen, laat stáán dat ze dan ook nog die sinds de
kindertijd aangeleerde genotsprikkels van het eten van dierlijke
producten kunnen onderdrukken. Vooral bij beginnende vega’s speelt
dit een enorme rol. De kunst is niet meteen te streng te zijn voor
jezelf. Ontspannen en strategisch omgaan met je pijn-
genotsmechanisme is de sleutel. De ene keer ben je sterk, de andere
keer laat je de teugels iets vieren. Je zult merken dat het na verloop
van tijd makkelijker gaat. Ook kun je je omgang met het pijn-
genotmechanisme trainen door bijvoorbeeld yogabeoefening,
meditatie of koud douchen. Dit zijn allemaal manieren om je pijn-
genotsmechanisme te overstijgen en meesterschap over jezelf te
ontwikkelen. Vlees eten is voor veel mensen een genotsprikkel en
daarom lastig los te laten. Wat enorm helpt is het voeden van je
bewuste brein met motiverende informatie. Als je wilt stoppen met
roken, laat je dan goed voorlichten over alle gifstoffen in een sigaret
en de gevolgen voor je gezondheid. Als je wilt stoppen met vlees, lees
boeken en bekijk documentaires over de effecten van
vleesconsumptie. Je geeft je bewuste brein hiermee het momentum
dat nodig is om te veranderen.
(Flexi)veganist
Al die verlokkingen waar vlees- en zuiveleters gedachteloos aan toe
kunnen geven zijn voor onthouders momenten waarop ze heel even
met zichzelf moeten knokken. Dit is ook voor mij een van de meest
ingewikkelde kanten van het plantaardig eten. Vanuit mijn jeugd ben ik
geconditioneerd dat vlees, zuivel en ei lekker zijn. Op een verjaardag
zat overal iets dierlijks in, behalve in de tomaatjes en plakjes
komkommer. Alle hapjes bevatten ofwel kaas, ofwel vleeswaar, ofwel
ei of alle drie. Als je uit eten gaat in een gemiddeld restaurant is het
bijna niet mogelijk veganistisch van de kaart te eten. Steeds meer
restaurants hebben vegetarische gerechten, maar die bevatten
meestal kaas of ei. Voor veganisten moeten uitzonderingen gemaakt
worden en een deel van het bedienend personeel in Nederland laat
nog altijd maar wat graag weten welk een moeite er gedaan moet
worden voor een veganistisch gerecht. Als ze al weten wat het is.
Sinds ik kinderen heb, is die uitdaging alleen maar groter geworden.
Onze zoons eten geen vlees of gevogelte, maar zo nu en dan vis en
ook zuivelproducten en ei. We vinden dat we ze, net als met
spiritualiteit en geloof, wel een heel eind in de juiste richting mogen
meenemen, maar dat ze zelf mogen kiezen. Vlees willen ze niet. Onze
oudste, nu vijf, weigert vleesproducten bij vriendjes thuis. Ook
producten met varkensgelatine zoals pepermunt en jelly beans zijn
niet aan hem besteed. Kaas en ei echter vinden zijn broertje en hij
echter heerlijk. Het is nog te vroeg om mijn kinderen de beelden van
de vleesproductie te laten zien. Maar ik vind dat ze pas een werkelijke
keuze kunnen maken als ze weten wat er gebeurt om die kaas of dat
ei op hun bord te krijgen. Als ze een jaar of acht zijn, zal ik ze daarom
de beelden van stallen, transport en slachting laten zien. Ik ben van
mening dat iedere Nederlander die beelden zou moeten bestuderen
alvorens te kiezen of er wel of geen dierlijke producten gegeten
worden. Dus dat geldt ook voor mijn eigen kinderen.
Ik eet overwegend veganistisch en weet 80% van de tijd mijn pijn-
genotsmechanisme onder controle te houden. Ik mediteer dagelijks en
douche elke dag koud af, maar toch blijft die laatste 20% een heel
taaie dobber. Even die laatste happen geitenyoghurt van mijn jongste
opeten, anders moet ik ze weggooien en dat is zonde. Een stukje
appelgebak meesnoepen als we met de kinderen bij oma zijn of toch
een hapje slagroom meepikken van mijn vrouw. Een stiekem blokje
Tony Chocolonely als niemand kijkt of een lepeltje van het vanille ijsje
van mijn oudste. Lisa Steltenpool hielp me door de juiste naam te
opperen voor mijn stijl van eten. Ze noemt het flexivegan, een term
waar ik me uitstekend in kan vinden. Ik kan alleen maar heel oprecht
de intentie van veganisme volhouden. Vlees komt er bij mij niet in.
Varkens, koeien en kippen zijn, door alles wat ik gezien heb,
pijnprikkels geworden voor mijn hersenen en ik hoef er niets voor te
doen om ze niet tot me te nemen. Dat is namelijk wat er gebeurt als je
de filmbeelden bekijkt en je verdiept in wat er werkelijk gebeurt. Dan
zie je bij elke hap hoeveel lijden er aan vooraf ging, waarmee je pijn-
genotprincipe steeds meer afkeer krijgt van het eten van dieren.
Ik vraag Hans Dagevos hoe hij deze ingewikkelde paradox ziet. Hij
denkt even na en zegt: ‘Ik denk dat het een lastig aspect is omdat
Nederlanders hechten aan variatie op het bord. Ze vinden het soms
lastig vanwege huisgenoten die aan vlees gewend zijn en er is
natuurlijk het bereidingsaspect. Men moet anders leren koken. In
Nederland hebben veel mensen maar een beperkt kookrepertoire.
Daarbij is de hele omgeving ingesteld op het koken van vlees. Het
wordt gebruikt als lokkertje door supermarkten, het staat op iedere
menukaart. Daar staat vlees altijd in het midelpunt. We zien in de
sterrenkeukens dat de chef-koks bezig zijn met flexitarisme. De
doelstelling zal gaan naar 80% plantaardig op het bord en 20% vlees
en vis.’
Deze laatste ontwikkeling is een interessante. De Franse sterrenkok
Alain Passard van het driesterrenrestaurant l’Arpège in Parijs geeft
groenten de hoofdrol in zijn menu’s. Hij schreef er een boek over dat
zelfs in het Nederlands vertaald is. Passard serveert banaan met
madras-kerrie, salie en rode ui. Of wortel en paarse basilicum met
kaneelappels uit de oven en hibiscusbloemen. En amandeldragees-
boleten met citroen, tijm en olijfolie. Je betaalt algauw 300 euro voor
een menu met een uitstekende wijn-spijscombinatie, maar dan eet je
wel vegetarisch op topniveau.
Ik wilde wel eens ervaren hoe een sterrenzaak zou omgaan met een
100% veganistisch dieet. Ik besloot de proef op de som te nemen en
met mijn vrouw Monique te gaan dineren bij mijn oud-werkgever
Restaurant de Librije. Nu is eten bij de Librije per definitie een
godenreis. Dit driesterrenrestaurant is het beste restaurant van
Nederland en staat op nummer 34 in de top 50 van beste restaurants
ter wereld. We werden ontvangen en van de menukaart voorzien door
Jonnie Boer himself die geen krimp gaf toen we hem vertelden dat ik
veganistisch wilde eten en Monique vegetarisch. We bestelden een
vijfgangenmenu. Die lange, magische avond hebben we met alle
amuses en tussenhapjes misschien wel 20 gangen opgepeuzeld. De
veganistische keuken op topniveau. Ook dat kan gewoon. Onlangs
waren we bij saunacomplex Thermen Busloo in Voorst. Naast een
vegetarische kaart hebben ze daar een veganistische kaart.
Langzaam maar zeker wordt veganistisch eten steeds normaler. Het
is een kwestie van tijd.
Sinds deze ervaringen heb ik geen mededogen meer met
restaurants die het lastig vinden vegetarische en veganistische gasten
op een fatsoenlijke manier te bedienen. Het zegt meer over de
competentie van de keuken dan over de veganist.
Wat zijn flexitariërs, vegetariërs en veganisten?
Het wordt tijd de definities van de verschillende vleesweigeraars in
kaart te brengen. Te beginnen met de flexitariër. Dit woord komt in de
Van Dale niet voor. Vreemd eigenlijk voor iets wat 40% van onze
bevolking is. Als ik kijk op de website van de Vereniging voor
Nederlandstalige Terminologie staat er:

Flexitariërs zijn mensen die overwegend vegetarisch eten, maar af en


toe ook een stukje vlees lusten. Het gaat niet alleen om flexibele
vegetariërs, maar ook om een groeiende groep vleeseters die trek
heeft in organische producten en een gezonde voeding met veel
groenten. Het woord flexitariër komt overgewaaid uit de Verenigde
Staten. De American Dialect Society heeft in 2003 flexitarian gekozen
als ‘most useful word’.

Ik wil hierbij een oproep doen aan Van Dale om met een kortere meer
treffende definitie te komen. Flexitariërs zijn mensen die flexibel met
vlees omgaan. Een soort semi-vegetariërs. Het is de eerste stap op
weg naar een plantaardig dieet. Bij het woord vegetariër hebben we
meer geluk bij Van Dale: Iemand die geen vlees of vis eet. Kort maar
krachtig en inderdaad, wat valt er meer over te zeggen.
Veganist dan? Volgens Van Dale is dat: Iemand die geen dierlijke
producten eet of op een andere manier gebruikt. En dat is interessant.
Ikzelf eet veganistisch, maar dat betekent niet dat ik al mijn leren
schoenen, riemen en andere van dieren gemaakte voorwerpen en
gebruiksartikelen in de vuilnisbak heb gegooid. Ook eet ik nog best
wel eens honing. Gelatine, op dieren geteste producten en dierlijke e-
nummers vermijd ik wel waar ik kan. Er is dus een verschil tussen
veganistisch eten en veganistisch leven. Het mooie is dat in deze tijd
voor werkelijk alles alternatieven zijn. Hippe schoenen van
bijvoorbeeld hennep of zelfs fruitschillen zijn niet van leren te
onderscheiden en ook riemen worden van allerlei materialen gemaakt
tegenwoordig. Veganistisch leven is best een complex iets en
daarmee een keuze. Volgens de vereniging voor veganisme is:

Veganisme een levensstijl waarbij – voor zover praktisch haalbaar -


wordt afgezien van exploitatie van en wreedheid naar dieren voor
eten, kleding of andere doeleinden135.

Vooral die zinsnede – voor zover praktisch haalbaar – spreekt me aan


omdat dit de realiteit onderstreept. Je hoeft als vleesweigeraar niet
fanatiek te zijn. Je hoeft niet te schoppen tegen de mensen die nog
niet jouw bewustzijn hebben en die wel dierlijke producten eten en
gebruiken. Je hoeft jezelf niet met de zweep te bewerken als je een
keertje naast de pot hebt gepist en toch iets dierlijks in je mond hebt
gestopt. Van dat fanatisme word je een rigide, boos en ontevreden
mens. Dat zijn vaak niet de leukste types en anderen die overwegen
minder vlees te gaan eten zullen zich niet heel erg aangetrokken
voelen tot identificatie met jou. Ze gaan niet doen wat jij doet omdat je
geen voorbeeld voor ze bent van hoe ze zouden willen zijn. Je bereikt
dus het tegenovergestelde van wat je wilt bereiken en stoot mensen
juist af. Flexitariër, vegetariër of veganist zijn is een levensstijl waar je
trots op mag zijn. Die je met allure en elan mag uitdragen. Je sluit je
aan bij steeds meer groten der aarde en je bent onderdeel van een
enorme beweging die leidt tot het einde van de consumptie van
dierlijke producten. Met alle positieve gevolgen voor mens, wereld en
dier vandien.
Als iemand me zou kunnen vertellen waarom mensen toch zo aan dat
vlees blijven hangen is dat hoogleraar psychologie Roos Vonk. In de
collegezaal van het Radboud legt ze me uit hoe de vork in de steel zit.
‘We zijn aan het schuiven met z’n allen. Heel langzaam schuiven we
naar een natuurlijk en diervriendelijker leven en ik denk dat de
klimaatverandering daar een rol bij speelt. Een heleboel mensen die
allang vegetariër waren, zijn net als ik vegetariër geworden omdat ze
met dieren meeleven. Nu we weten dat klimaatverandering een urgent
probleem aan het worden is dat de veehouderij daar een grote rol in
speelt, begint dat besef heel langzaam binnen te sijpelen en dat geeft
de dierenbeschermers enorm de wind in de rug. Want die
klimaatverandering, zelfs als je niets met dieren hebt, dan is dat toch
nog steeds iets waar we iets aan moeten doen.
Daarnaast zijn vleesvervangers veel beter geworden. Daar zit een
enorme ontwikkeling in. En dat helpt ook. Als je vlees niet meer nodig
hebt, is het makkelijk om te zeggen dat het niet zo goed is. En als het
het gewoon wordt dat je geen vlees eet, dan komt er een soort
groepsnorm. Dan komt die laatste groep vanzelf mee en die zeggen
dan waarschijnlijk dat ze altijd al gezegd hebben dat ze niet zoveel
vlees moesten eten.
Van carnisme tot veganisme
Langzaam maar zeker is er een kentering gaande van een
maatschappij die vleesgericht eet, naar een samenleving die
plantgericht eet. Het heersende carnitisme verliest langzaam maar
zeker terrein. In de modewereld zijn het Milaan en Parijs die de trends
dicteren, in de foodwereld zijn dat de driesterrenrestaurants. Juist
daar zie je een beweging op gang komen van diergeörienteerd naar
plantaardig.
Vegetariër of veganist zijn is niet meer stoffig of alternatief, het is hip
en trendy en breidt steeds verder uit. Miljoenen Nederlanders zijn
flexitariër zonder het te weten, zelfs zonder dat er een definitie van
bestaat in ’s lands belangrijkste woordenboek, de Van Dale. Steeds
meer jonge mensen weigeren dieren te eten. De mensheid is
bewuster aan het worden en dat brengt verantwoordelijkheid met zich
mee. Het is niet langer te rechtvaardigen om ondergeschikt te zijn aan
lagere breinfuncties als het pijn-genotprincipe en je comfort zone. Net
als dat het niet oké is een ander mens te misbruiken voor je eigen
genot, is niet oké een dier te misbruiken voor je eigen genot. Steeds
meer mensen zien dit in en overstijgen zichzelf. Milieu- en zeker ook
gezondheidsaspecten spelen mee in de overweging van steeds meer
Nederlanders om zich te onthouden van het eten van dieren.
Langzaam maar zeker gaan we naar een plantaardige samenleving.
Stallen en slachthuizen zullen verdwijnen, de vraag is alleen hoe lang
dat nog gaat duren. De alternatieven van vlees zijn legio.
Vleessoorten worden steeds beter nagemaakt in allerlei soorten
vleesvervangers. De eerste biefstukmachine is in ontwikkeling op
Wageningen Universiteit. Andere eiwitbronnen als insecten komen
steeds meer aan bod. Bovenal realiseren we ons dat we überhaupt
geen vlees, zuivel of ei nodig hebben om aan onze proteinebehoefte
te voldoen. Uit planten, zaden, noten en fruit kunnen we alles halen
wat we nodig hebben. In het volgende hoofdstuk onderzoeken we de
alternatieven voor het eten van dieren.
10 Toekomstmuziek
In China zijn inmiddels megastallen met 40.000 stuks vee. Niet eentje,
maar al een stuk of zes of zeven. In Nederland hebben we ook steeds
meer megastallen met vijfhonderd, duizend tot binnenkort wel 18.000
dieren. Ik vraag Guido: ‘Is het niet een beetje vechten tegen de
bierkaai wat we doen?’
Guido hoeft niet lang na te denken en zegt: ‘Absoluut niet. Ik zeg
altijd: vlees eten is het nieuwe roken. Ik denk echt dat over twintig jaar
veel mensen zullen zeggen: “Goh, eet jij nog vlees?” Niet omdat
mensen geen vlees mogen eten, maar omdat mensen zich ervan
bewust zijn dat het zo’n dikke footprint achterlaat. Ik heb echt een
hekel aan vegetariërs die de discussie met anderen aangaan tijdens
het eten, dat trek ik echt niet. Laat mensen gewoon genieten. Wat ik
belangrijk vind is dat als je dan een biefstukje eet, je er ook van
geniet. Weet waar het vandaan komt, wees er dankbaar voor dat het
voor jou gestorven is en geniet er oprecht van. Ik heb vooral iets tegen
het onbewuste. Gewoon een kipfilet uit het schap trekken, in de wok
gooien en niet eens proeven. Dat is echt zonde van die kip.’
Ons gesprek gaat al snel over de toekomst. De toekomst van de
mensheid en van het vlees eten. Ik geef aan dat we 50 jaar geleden
met 2,6 miljard mensen waren. We zijn nu met 7 miljard mensen en
we zijn vlees blijven eten alsof we nog met 2,6 miljard zijn. ‘Sterker
nog,’ zegt Guido, ‘over 40 jaar zijn er waarschijnlijk 10 miljard mensen
en als we allemaal willen blijven eten zoals we nu doen, dan hebben
we gewoon vier planeten nodig. Nou, verrassing, die zijn er niet! Dus
laat het maar gebeuren, dan gaan we sneller onder ogen zien dat we
tegen een muur rennen. Nu is de vleesindustrie een sluipmoordenaar
waarvan we de gevolgen niet vandaag zien, maar pas over 20, 30
jaar. Het menselijk brein is er volgens mij niet op getraind om zo ver in
de toekomst te kijken. Dat wil alleen vandaag overleven. Het gaat nog
niet hard genoeg, mensen schrikken er nog niet van. Er wordt een
voetbalveld per seconde gekapt aan bos. Dat gaat waanzinnig snel,
alleen zien we het niet.’
Terroristen en het rookverbod
‘Het milieuprobleem is geen vijand van ons, daarom hebben wij niet
de veerkracht om er iets tegen te doen. Als morgen een man met een
baard en een tulband zou zeggen dat hij de wereld naar de klote gaat
helpen en elke dag een voetbalveld in het oerwoud gaat kappen, dan
zou Amerika meteen ertegenin gaan en zeggen: “Hé, maar dat laten
we niet gebeuren.” Terwijl we het nu gewoon laten gebeuren voor de
winst, de economie en andere redenen.’
‘Wat betekent verantwoordelijkheid nemen in deze voor jou?’ vraag
ik.
Guido reageert zonder aarzelen: ‘Nadenken over wat je belangrijk
vindt, over hoe de wereld over 80 jaar nog leefbaar kan zijn. Wat is
belangrijker: een mooi flatgebouw of schone lucht? Voor je kinderen!
Voor mij is die verantwoordelijkheid helemaal niet zo groot. Ik heb
helemaal niet het idee dat ik ontzettend grote concessie moet doen. Ik
eet geen vlees en vis, dat heb ik ooit besloten en daar denk ik verder
ook niet meer over na. Ik hoef daar geen moeite voor te doen. Ik hoef
er alleen maar iets voor te laten, verder niets. Heel makkelijk dus.’
‘Maar als het zo makkelijk is, waarom lukt het veel mensen dan
niet?’ vraag ik.
‘Ik denk dat het steeds meer mensen wel lukt,’ zegt Guido. ‘En ik
denk dat steeds meer mensen zich wel bewust worden. Het hoeft ook
niet meteen hardcore. Minderen naar twee dagen in de week is al een
hele stap. Ik merk het aan de mensen om mij heen die allemaal
langzaam steeds minder vlees gaan eten. Het zijn allemaal
hoogopgeleide mensen die steeds meer informatie krijgen over wat
het doet met de wereld en ik zie hen allemaal langzaam steeds
bewuster worden.’
Het blijft raar dat een salade bij McDonalds €4,75 kost en een
hamburger een euro. Daar zit een probleem. Gelukkig gaan mensen
steeds bewuster om met vlees, maar wanneee er geld verdiend kan
worden, is dat vaak niet zo.
‘Het heeft gewoon tijd nodig. In 2008 is het rookverbod ingegaan,
toen stond iedereen op zijn achterste benen. Nu zijn we acht jaar
verder en als nu iemand op een feestje van buiten komt en heeft
gerookt en ik zit drie stoelen verderop, denk ik: het stinkt hier. Binnen
tien jaar tijd is het overal roken omgeslagen naar dat het not done is
om te roken in de kroeg of waar dan ook. We zijn ons er niet van
bewust dat dat echt een grote omslag is geweest. En met vlees eten
gaat dat net zo gebeuren.’
Maar stel je nou eens voor dat er een oplossing is gevonden voor
de uitstoot van methaan, dat soja lokaal wordt verbouwd, dus daar
hoeft geen oerwoud meer voor te worden omgehakt, dat
landbouwgrond niet meer gebruikt hoeft te worden voor veevoer
omdat daar andere oplossingen voor gevonden zijn. Is het dan goed?
‘Bij mij blijft de vraag: wie zijn wij om te zeggen dat een dier wordt
geboren en nooit z’n hok uit hoeft te komen en daar ook sterft, want
dan heb ik te eten,’ zegt Guido stellig. ‘Ik zou met levende wezens niet
zo omgaan. Maar dat ben ik. Als ik op de snelweg een vrachtwagen
inhaal met honderden van die varkentjes erin – en ze rijden alleen ’s
nachts want overdag mag je ze niet zien – en altijd denk ik: ik heb hier
niets mee te maken. En dat voelt voor mij gewoon heel fijn. Ik vind dat
iedereen die wel vlees eet daar voorbij zou moeten rijden en moet
denken: ja, het is een verschrikkelijk gezicht, en het komt door mij. Ik
ben hier medeplichtig aan.’
Disruptie
Wat heel duidelijk is geworden uit het onderzoek dat ik nu tweeënhalf
jaar uitvoer, is dat het niet langer zo door kan gaan. Terwijl ik dit schrijf
razen de orkanen over Noord- en Midden-Amerika en kwamen in
Bangladesh vijftienhonderd mensen om het leven door de zoveelste
overstroming. Als we onze kinderen een wereld met een schone lucht,
een leefbaar klimaat en gezonde oceanen willen overdragen, als we
ze gezondheid gunnen en ze niet medeplichtig willen maken aan de
moord op 450 miljoen dieren per jaar, is het essentieel dat we de
vleesconsumptie indammen.
Om deze prangende reden onderzocht ik de mogelijke alternatieven
voor vlees. Want er is met de moderne technologie zoveel mogelijk.
Om beweging in de manier waarop we dierlijke producten produceren
te krijgen is disruptie volgens mij een belangrijk instrument. Disruptie
betekent dat markten worden opgeschud door organisaties met
verrassende producten en diensten, innovatieve businessmodellen,
agressieve marketingstrategieën en innovatieve manieren van
organiseren en managen.136 Het concern Tesla disrupte de
automobielbranche en versnelde de ontwikkeling van batterijen en
elektrische auto’s. Uber schudde de taxibranche op en Spotify de
muziekindustrie. Ook bedrijven als Virgin, Amazon en Airbnb zijn
bekende disrupters.
Ik realiseerde me dat er ook in de bio-industrie disruptieve partijen
actief waren en nam me voor deze te ontdekken en onderzoeken. Zo
stuitte ik op het bedrijf crowdcow.nl uit Seattle. Hun mission
statement: The very best beef from small, independent ranches. Met
een omzet van 7 miljoen dollar een kleine, maar groeiende
organisatie. Op basis van postcode biedt Crowdcow haar leden
koeienvlees aan, rechtstreeks van boerderijen in de buurt. Vlees dat
keurig met de koelwagen aan huis wordt gebracht. Maar goed, het is
nog steeds vlees. Het meest te verduren krijgt de bio- industrie het
straks wel van disrupters die ofwel schoon vlees ofwel plantaardig
vlees produceren. Schoon vlees is een naam voor vlees dat niet
geleden heeft in stal en door slachting. Denk hierbij bijvoorbeeld aan
het kweken van vlees. Plantaardig vlees gaat over vleesvervangers en
nagemaakte vleesproducten. De startup Impossible foods bijvoorbeeld
maakt The impossible burger. Deze bijna echte hamburger wordt
gemaakt van ingrediënten als cocosnoot olie, tarwe en aardappel.
Niemand minder dan Bill Gates investeerde 75 miljoen dollar in
Impossible foods. Schoon vlees wordt door een bedrijf als Memphis
Meats geproduceerd. De organisatie kweekt vlees van dierlijke cellen
waarbij de dieren blijven leven. Het belangrijkste product is de
gehaktbal, die nu nog zo’n 18.000 euro per pond kost. Newsweek
publiceerde een artikel over Memphis Meats onder de naam: Lab
grown beef will save the planet and be a billion dollar business. In
Israel is het bedrijf Supermeat bezig met het kweken van de eerste
kip.
Mark Post
Dr. Mark Post, is als hoogleraar vasculaire fysiologie verbonden
aan Maastricht University. Mark ontwikkelde de duurste hamburger
ooit. Een hamburger gemaakt van kweekvlees, uit de stamcellen
van een koe. Met deze hamburger was professor Post
wereldnieuws in 2013. Sindsdien wordt Mark Post ook wel de
vleesprofessor genoemd.137 Mark Post ziet kweekvlees als de
oplossing voor het wereldwijde voedselprobleem. Met Peter
Verstraete richtte hij het bedrijf Mosa Meat138 op dat ’s werelds
eerste gekweekte hamburger ontwikkelt. Hun belangrijkste
investeerder is Sergey Brin, een van de oprichters van Google.
Mark Post houdt zich al jaren bezig met de effecten van
vleesconsumptie en onwikkelt mogelijke vervangers. ‘Wat duidelijk is
door alle onderzoeken van de Wereldgezondheidsorganisatie, is dat
wij de komende vijfendertig jaar 70% meer vlees zullen eten dan we
nu doen. Dat komt deels omdat we van zeven naar negen miljard
mensen gaan, maar ook en vooral omdat in landen als China en India
de mensen steeds rijker worden en meer vlees gaan eten. Daar
wonen ontzettend veel mensen.
Nu al wordt 70% van onze landbouwgrond gebruikt om vee te
voeren en we hebben niet binnenkort twee keer zoveel land
beschikbaar. We kunnen eigenlijk die hoeveelheid vlees niet
produceren en de productie legt bovendien een ontzettende druk op
landbouwproducten die we ook zelf kunnen eten. De reden daarvan is
overigens dat een koe ontzettend inefficiënt is in het omzetten van
voer naar vlees. Dus al dat voer wat wij die beesten geven, dat
hadden we zelf voor een groot gedeelte kunnen opeten, want dat
bestaat uit tarwe en sojabonen - en natuurlijk gras wat we minder
makkelijk kunnen eten -, als wij al dat voedsel voor onszelf gebruiken,
kunnen we makkelijk de hele planeet voeren, dat is geen enkel
probleem. Maar omdat we die inefficiënte schakel er tussen hebben
zitten, de koe omdat wij nou eenmaal zo graag vlees eten, verliezen
we enorm veel landbouwproducten.
Bovendien is in toenemende mate bekend dat met name koeien,
maar ook andere landbouwdieren, enorm bijdragen aan onze
broeikasgassen. De cijfers variëren een beetje, maar dat aandeel zit
toch zeker tussen de 15 en 20%. Dat is wel eens vergeleken met de
complete transportsector, dus alle vliegtuigen, auto’s, boten die CO2
uitstoten bij elkaar. Dat is echt een enorme bijdrage. Als je deze
uitstoot kunt reduceren door op een veel efficiëntere manier vlees te
produceren of gewoon door met z’n allen op te houden met het eten
van vlees, dan kun je een enorme winst boeken in de
milieuproblematiek in de wereld.’

Ik vraag Mark Post hoe hij erbij is gekomen zich met kweekvlees
bezig te gaan houden. ‘Eigenlijk ben ik er bij toeval ingerold. Het idee
van kweekvlees stamt uit 1930 en is geopperd door Winston Churchill,
die zei dat we op een gegeven moment gewoon vlees zouden gaan
kweken in plaats van dieren te slachten. Churchill vond het efficiënter
om een kippenpoot te produceren dan een hele kip. De Nederlandse
meneer Van Eelen was hierrdoor geobsedeerd en heeft in 2004 een
aantal wetenschappers bij elkaar geroepen en ze met
overheidssubsidie aan het werk gezet. Na twee jaar kwam ik erbij,
omdat ik verstand had van stamcellen en van tissue-engineering. Ik
vond het toen echt een wereldidee niet wetende hoe groot dat
wereldidee eigenlijk was, maar daar kom je dan geleidelijk aan achter.
Op een gegeven moment werden we gefinancierd door Sergey Brin
om die eerste hamburger te maken en die hebben we in 2013
gepresenteerd in Londen.
De grote voordelen van kweekvlees zijn ten eerste dat je alle
kweekomstandigheden zodanig onder controle hebt, dat wij denken
dat het veel efficiënter is dan vlees van een koe. Met andere woorden:
we hebben minder bestanddelen en minder voedingsmiddelen nodig
om dezelfde hoeveelheid vlees te maken. Ten tweede kunnen we dat
doen zonder dat we daar heel veel koeien voor nodig hebben, we
hebben nog steeds enkele koeien nodig om die cellen te leveren,
maar veel minder waardoor we minder methaan- en CO2-uitstoot
hebben en we het milieu minder belasten. Ten derde hoeven we de
koe niet te slachten, en hoeven we geen koeien in enorme stallen
onder weinig humane omstandigheden te houden. Op dit moment zijn
er ongeveer een half miljard koeien op deze aardbol en ik denk dat we
aan zo’n dertig- tot vijfendertigduizend voldoende zouden hebben om
de hele wereldbevolking van vlees te voorzien.’
Kweekvlees is vlees zoals wij dat kennen, niks meer en niks minder.
De effecten van kweekvlees op de gezondheid zijn die van gewoon
vlees op de gezondheid. Maar als je toch bezig bent om dat vlees te
maken, kun je natuurlijk ook overwegen om het gezonder te maken.
Minder of een ander type vet gebruiken, bijvoorbeeld onverzadigde
vetzuren, omega 3 vetzuren, zodat het product gezonder wordt. Dat
zou een mooi doel. Als je kijkt naar ziekten, zijn er meer voordelen
aan kweekvlees. We kunnen dierenziekten vermijden tijdens het
kweken. We kunnen doordat we beginnen met een heel klein stukje
spier met 100% zekerheid vaststellen dat daar geen ziekte in zit. Door
de kweekmethode kunnen we met zekerheid vaststellen dat er nooit
bacteriën inkomen of wurmen of parasieten.
Op zijn vroegst verwacht ik over een jaar of vijf dit product op de
markt te kunnen brengen. Dan zal het nog steeds vrij duur zijn,
minimaal zestig euro per kilo volgens onze berekeningen. Dus of het
meteen in de supermarkt zal liggen, weet ik nog niet, waarschijnlijk
eerst in speciaalzaken of in deftige restaurants. Het duurt het nog wel
een paar jaar voordat we de prijs kunnen terugbrengen naar een
redelijk niveau. We focussen ons nu op de hamburger omdat die
relatief makkelijk te maken is. Het is mogelijk om een biefstuk te
maken, maar dat is technisch wel lastiger. Dan moet je een
bloedvatensysteem aanbrengen, meer gaan bouwen om zo’n dikke
structuur te maken.
Een belangrijke vraag is natuurlijk of mensen dit gaan eten. Of ze
het niet griezelig vinden omdat het uit een laboratorium komt. Dat is
een obstakel dat we natuurlijk in de hand hebben, iets wat je met
marketing kunt beïnvloeden, waar we aan zullen werken. Maar als je
kijkt naar de praktijk, mensen in dit land eten frikadellen. Als je
mensen vraagt of ze weten wat daarin zit, dan zeggen ze nee, en als
je een beetje geluk hebt zeggen ze dat ze het niet willen weten ook.
Dus mensen zijn perfect in staat om dingen te eten zonder dat ze
weten wat daar precies in zit. De reden dat sommige mensen
frikadellen eten is omdat ze weten dat die veilig zijn.
Een andere belangrijke vraag is wat er gaat gebeuren met ons
gewone vleesaanbod. Er hoeft maar één schandaal met kweekvlees
te zijn of dat wordt weer aantrekkelijker, hetzelfde gebeurt als de prijs
stijgt of het aanbod stagneert. Het is goed aan mensen uit te leggen
wat de voordelen zijn van kweekvlees, iedereen begrijpt waarom we
dit eigenlijk zouden moeten eten. Maar de stap om dan uiteindelijk te
gaan kiezen voor iets wat uit een laboratorium komt en wat ze niet
helemaal kennen, die stap moet wel gemaakt worden en die is niet
helemaal vanzelfsprekend. Een onderzoeksbureau deed een enquete
onder 15.000 Nederlanders met de vraag: zou jij kweekvlees eten.
Maarliefst 75% reageerde positief, een veelbelovend getal.
De voordelen van kweekvlees zijn duidelijk: het is efficiënt, geen
transporten, geen dierenlijden en nauwelijks uitstoot. Op termijn
kunnen mensen stamcellen per internet bestellen en dan thuis in de
koelkast vlees kweken. Er zijn zoveel mogelijkheden.’

Er is nog een hoop te doen als het gaat om kweekvlees. Zo worden


de stamcellen nu nog gewonnen uit bloed van ongeboren kalfjes. Dit
is nodig omdat juist de cellen van foetussen zich volop delen. Die
kalfjes echter krijgen zonder verdoving een naald in hun hart gestoken
en sterven 5 tot 30 minuten later. Peter Vertrate en Mark Post zoeken
al jaren naar de oplossing hiervoor. Deze disrupter vormt nog geen
direct gevaar voor de bio- industrie. De andere grote disrupter
plantaardig vlees timmert al harder aan de weg.
Jaap Korteweg
Jaap Korteweg is oprichter van het merk De Vegetarische Slager.
Hij ontwikkelt vleesvervangers die heerlijk zijn van smaak en goed
voor de gezondheid. Jaap bracht een groot deel van zijn leven
door op de boerderij en is tot op de dag van vandaag ook boer.
Ten tijde van de varkenspest en de gekkekoeienziekte werd Jaap
gevraagd om zijn koelhuizen beschikbaar als opslagplek voor
kadavers, dit heeft hij niet gedaan. Hij werd vegetariër en ging op
zoek om op een andere manier toch de smaak van vlees te
kunnen ervaren. Zijn missie? Vleesliefhebbers duidelijk maken dat
ze helemaal niets hoeven te missen als ze vlees wat vaker laten
staan. Zijn motto: Dieren de voedselketen uit!
In een prachtig groen weiland tussen de koeien ontmoet ik Jaap
Korteweg, de oprichter en het gezicht van De Vegetarische Slager.
Jaap is een charmante en flamboyante verschijning met zijn pak en
zijn breedgerande hoed. We kijken uit over een veld met koeien die
rustig staan te grazen. Zoals het hoort eigenlijk. ‘Dit is een heel
natuurlijk plaatje, zouden de meeste mensen zeggen. Maar dit plaatje
is niet meer representatief voor de melkveehouderij. Je ziet bedrijven
heel groot worden en dan is het niet meer mogelijk om de koeien
buiten te laten lopen. Ze blijven het jaar rond binnen op stal en dan
wordt het voer gewoon aangevoerd. Dus het ouderwetse idee dat die
koeien gras eten op terreinen die we niet kunnen bewerken, dat wordt
steeds minder realiteit. Dit komt door de industrialisering van de
landbouw wereldwijd, vanwege de prijsdruk. Dus ondanks het feit dat
de bedrijven veel groter zijn geworden, kunnen boeren toch nog niet
de kost verdienen. Dus nee, dit is niet representatief. Maar goed, ik
denk dat het echt mooier is als koeien echt buiten rondlopen. Wilde
runderen vind ik nog veel mooier.
Voor mij was het best lastig om vegetariër te worden omdat ik een
enorme vleesliefhebber was. Dus een leven zonder vlees was voor mij
moeilijk voor te stellen, maar in 1987 met de varkenspest ben ik
vegetariër geworden. Er werden 1 miljoen varkens gedood in een
korte tijd, en er was onvoldoende destructiecapaciteit. Ik had op dat
moment een boerderij met koel- en vriescellen, ik had overigens zelf
geen vee- maar een akkerbouwbedrijf, en ze zochten ruimte om die
dieren op te slaan. Dus ze klopten bij mij aan en dat was heel
interessant, want er zouden vijfduizend varkens bij mij in die
koelcellen kunnen en het was erg lucratief, maar uiteindelijk heb ik het
niet gedaan en ben ik vegetariër geworden.
Dat was een grote stap en ook niet eenvoudig. In het begin was ik
alleen thuis vegetariër, als ik dan uit eten ging of met familie at, wilde
ik de kerstmaaltijd bijvoorbeeld niet bederven. Maar ik merkte al snel
dat ik gewoon steeds vaker buiten de deur ging eten om weer een
excuus te hebben om vlees te eten. Toen ben ik op zoek gegaan naar
alternatieven voor vlees. Vanuit mijn technische achtergrond denk ik
graag in technische oplossingen. Want wat is dat dier nu eigenlijk, we
gebruiken het als een machine, we stoppen er bonen en granen in om
er iets lekkers van te maken en dat is vlees. Dat is het enige
argument, dat het lekker is. Want verder is het niet duurzaam, je hebt
heel veel te verliezen, mensen worden niet blij van de bio-industrie en
van hoe we met dieren omgaan. Het is ook niet gezond want we eten
te veel vlees. Dus ik dacht: het zou toch mogelijk moeten zijn om in
deze tijd van hightech een dier te kunnen vervangen door een
kunstdier.. Je hebt bonen nodig om een product te kunnen maken.
Maar een boon is nog geen vleesvervanger. Dus toen gingen we op
zoek naar dezelfde bite, structuur en beleving.’
Waarom maak je iets wat op vlees lijkt? Zitten vegetariërs daar op te
wachten? ‘Ja, zeker wel. Ik was daar zelf het voorbeeld van. Ik was
een enorme vleesliefhebber en toch werd ik vegetariër, niet omdat ik
vlees niet lekker vond, maar vanwege alle andere nadelen. Het
dierenwelzijn was voor mij het belangrijkste argument. Maar
daarnaast ook gezondheid en duurzaamheid. Dus ik was niet eerder
vegetariër geworden omdat ik zo verslaafd was aan vlees. Als ik
nadacht over een leven zonder vlees kreeg ik het gewoon benauwd.
Als je daar met mensen over praat, met name mannen, dan geven zij
aan dat dat geen leven is. Dat gevoel zit heel diep. Voor mij was het
vergelijkbaar met stoppen met roken. Als je kijkt naar de
vleesproducten die we kennen, dat is natuurlijk geen vlees. Een
hamburger of worst groeit niet aan een koe. Dat is een door mensen
gemaakt, daar houden we van en dat vinden we lekker. Dat heeft zich
bewezen in de tijd. Het is belangrijk om daar dichtbij te blijven. De
granen die we normaal aan de dieren voeren gebruiken we nu om een
vegetarische worst en hamburger mee maken. Mijn doelgroep bestaat
uit vleesliefhebbers. Dus of dat nou vegetariërs zijn of vleeseters,
deze mensen houden van vlees. De voedingswaarde van mijn
producten is ongeveer vergelijkbaar, behalve dat je juist meer eiwit en
ijzer binnenkrijgt. De hoeveelheid vitaminen is ongeveer hetzelfde. En
uiteraard zit er geen dierlijk vet in. Verder voegen we B12 toe, want
dat zit van nature niet in die boon.’
Inmiddels heeft De Vegetarische Slager een eigen fabriek in
Brabant. Via de website van De Vegetarische Slager kun je
vegetarische kip, gehaktballen, hamburgers, shoarma, tonijn, gerookte
spekjes, saucijzenbroodjes, beefreepjes, bitterballen, bamischijven,
kroketten, kipsaté, kipnuggets, braadworsten, gamba’s,
boterhamworst, gelderse worst, paté en filet americain kopen, waar
geen dier aan te pas gekomen is. Producten van Jaap vind je ook in
supermarkten als Albert Heijn, Jumbo, Ekoplaza, Coop, Plus en Boni.
In 2017 begon de universiteit van Wageningen met een vierjarige
samenwerking met onder andere De vegetarische slager, Unilever en
Givaudan, om duurzame en plantaardige vleesproducten te
ontwikkelen, waaronder biefstuk. De afgelopen twintig jaar is op de
universiteit gewerkt aan de shear-cell techniek waarmee plantaardige
eiwitten uit soja en tarwe omgezet worden tot een vleesstructuur.
Mark Kulsdom
Als dierenrechtenactivist in de jaren negentig werd Mark gearresteerd
en zat hij een straf uit van zes maanden. Hij realiseerde zich dat het
nodig was om dieren te beschermen van hun levenslange gevangenis
om vervolgens op een bord te eindigen. Hij ontmoette vegan foodie
Lisette Kreischer en samen zetten ze The Dutch Weedburger op. Als
documentairemaker filmde Mark hun zoektocht.

Een andere disruptor in de wereld van het vlees en de


vleesvervangers zijn producten gebaseerd op zeewier. In ons eigen
Zeeland ligt een zeewierboerderij, waar onderzoekers kijken hoe
zeewier commercieel en tegelijkertijd verantwoord en duurzaam
verbouwd kan worden. Op verschillende plekken in Nederland kom ik
The Dutch Weedburger tegen. Ze wordt verkocht in Bagels & Beans
en in de Postillion Hotels. In totaal staat de weedburger in meer dan
130 restaurants en cafés op het menu. Sinds enige tijd heeft de
organisatie een eigen restaurant of Joint in Amsterdam Oud West. De
eerste van vele volgens mede-oprichter Mark Kulsdom. Mark is een
sympathieke, ietwat drukke activist, documentairemaker en pionier.
‘Mijn visie is natuurlijk groot, maar als je het hebt over voedsel, dan
lijkt me dat we nu echt wereldwijd aan het turnen zijn van dierlijk naar
plantaardig. En ja, ik heb een bedrijfje dat daar vol aan meedoet. In de
frontlinie bezig is om mensen mee te nemen in die nieuwe beweging.
Dat doen we met The Dutch Weedburger, een plantaardige
hamburger verrijkt met zeewier en microalgen. Moeilijke termen en
natuurlijk niet sexy, maar we hebben de weedburger speciaal bedacht
om hem wel aantrekkelijk te maken en dat is best goed gelukt, al zeg
ik het zelf.
Er zijn verschillende redenen waarom je plantaardig zou kunnen
eten. Je hebt natuurlijk de ethische argumenten. Die lijken mij op zich
al wel afdoende, maar er is nu een volledig nieuwe invalshoek
ontstaan en dat is de ecologische. De verspilling van hoogwaardige
ingrediënten, van grondstoffen is zo duidelijk! Het is jip-en-janneketaal
die steeds meer mensen begrijpen. Het is een verhaal dat ons
allemaal gaat raken als we niet veranderen en het is een verhaal dat
we allemaal begrijpen. Dus hoe kunnen we gebruikmaken van de
bronnen die er zijn, zonder dat mensen en dieren buiten boord vallen.
Hoe kunnen we iedereen voeden met de planeet zoals we die kennen.
Zeewier is van alle planten de meest krachtige plant, een eiwitrijke
plant. Die eiwitten sluiten heel goed aan bij de structuur die het
menselijk lichaam wil opnemen. Eiwit is een goede bouwsteen, dus
als we die uit een plant kunnen winnen, dan is dat fantastisch.
Zeewier is een macro-alg, naast de macro-alg heb je ook micro-algen
en die hebben we in het broodje gestopt. Het leuke aan micro-algen is
dat wij allemaal denken dat we vis nodig hebben voor omegavetzuren,
maar die vetzuren maakt de vis niet zelf aan, die krijgt hij uit die micro-
algen. Moeilijk verhaal maar uiteindelijk komt het erop neer dat waar
we vroeger vlees en vis nodig hadden om de nutriënten binnen te
krijgen, we nu gewoon zeewier en algen kunnen eten.
De meeste mensen kennen zeewier als dat vervelende goedje dat
op het strand ligt zodat je het water niet in kunt of als garnering bij een
visbuffet. Er zijn een paar honderd soorten zeewier, waarvan veel
soorten nutriëntrijk zijn en goed gedijen in het Nederlandse klimaat.
Wat we dus gebruiken is Nederlands zeewier, dat wordt geteeld in de
Oosterschelde door een bedrijf dat heet Zeewaar. Het is de eerste
zeewierderij in Nederland, en die teelt op een duurzame manier en is
echt een schoolvoorbeeld van wat een duurzame economie kan en
zou moeten zijn. We nemen van de natuur, maar we geven ook terug
aan de natuur. Die balans is heel belangrijk en met de zeewierteelt
werkt dat. Ik hou ook van lekker eten. Je wilt een vettig vlezige burger,
en die hebben we gecreëerd door met getextruïseerde eiwitbonen te
werken, daar hebben we zeewier aan toegevoegd. We hebben een
mooie saus erbij gemaakt die echt langs je vingers druipt als je een
hap neemt én we hebben daar een heel mooi eigen broodje bij
ontwikkeld met micro-alg erin, daarom is het een beetje groen.
Culinair onwijs verantwoord, maar bovenal gewoon heel erg lekker
met friet, saus, gebakken uien, salade en augurken. Je hebt gewoon
een hamburger, maar dan future proof!’
Mark heeft niets te veel gezegd. De textuur is als die van een
‘gewone’ burger en de smaak is super. De saus drupt langs mijn
vingers. Dit is smullen. Zeewier heeft het voordeel dat het niet slecht
is voor het milieu, ervan uitgaande dat het duurzaam wordt verbouwd.
Het is gezond en veroorzaakt geen dierenleed. Een heel mooie
disruptor als je het mij vraagt.
Proteïne uit insecten
Een andere bron van eiwitten vormen insecten. Inmiddels bestaan er
burgers van buffalowormen en balletjes van meelwormen. Rupsen,
larven, bijen en termieten worden gegeten. En ook sprinkhanen doen
het goed. Er is zelfs een naam voor: entomofagie. In Nederland liggen
de insectenproducten al sinds 2015 in Jumbo- en Albert Heijn-
supermarkten. Marcel Dicke is hoogleraar etomologie aan
Wageningen University en auteur van Het insectenkookboek. Hij
schreef het boek om Nederlanders op weg te helpen met
insectenconsumptie. Volgens Dicke zijn insecten net zo eiwitrijk als
vlees en vis, alleen veel gezonder. Ze bevatten meer mineralen als
ijzer en zink en vitaminen. Eigenlijk is insecten eten helemaal niet
vreemd. Meer dan de helft van de wereldbevolking vindt dat al
eeuwen de normaalste zaak van de wereld.139 Alleen in Europa en
Amerika ligt het lastiger. Naar verluidt komt dat doordat de cro-
magnonmens van Afrika naar Europa trok en daar weinig insecten
aantrof. Door de opeenvolgende ijstijden waren deze nagenoeg
verdwenen. Zowel de Romeinen als de oude Grieken zouden insecten
gegeten hebben. Zelfs de grote filosoof Aristoteles schreef over het
eten van insecten. Volgens de website duurzaaminsecten.nl zijn circa
1400 verschillende soorten insecten geschikt voor menselijke
consumptie. Andere bronnen gaan tot 2000 soorten. Professor Dicke
verwacht dat we in 2020 net zo makkelijk sprinkhanen of meelwormen
eten als kip en gamba’s.140 Een kwestie van tijd dus. Het met twee
Michelinsterren bekroonde en wereldberoemde Deense restaurant
Noma heeft inmiddels gerechten met insecten op de kaart staan.
Eigenlijk eten we allemaal allang insecten. In producten als
chocolade, mais, tomatensaus en meel worden delen van of hele
insecten aangetroffen. En ’s nachts als je met je mond open ligt te
snurken, verdwijnt er nog wel eens een vliegje of spinnetje in je keel.
Ook roze koeken worden roze gemaakt met behulp van luizen, net als
M&Ms en aarbeienyoghurt. In 2013 kwam de Food and Agricultural
Organization (FAO) van de Verenigde Naties met het rapport Edible
Insects – Future Prospects for Food and Feed Security. Hoofdauteur
van het onderzoek is een Nederlander. Emeritus hoogleraar
entomologie Arnold van Huis ziet insecten als belangrijk middel om in
de toekomst voedselveiligheid te garanderen.141 Een belangrijk
onderzoek dat dit onderschrijft is de Life cycle analysis142 die dr. ir.
Dennis Oonincx uitvoerde. Oonincx is entomoloog en onderzoeker
aan Wageningen University en hij vergeleek de milieubelasting van
melk, varkensvlees, kip en rundvlees met die van meelwormen. Deze
laatste bleken veel minder land te gebruiken en aanzienlijk minder
broeikasgassen uit te stoten. Maar het energieverbruik per kilo was
hoger dan dat van melk en kip en vergelijkbaar met dat van
varkensvlees en rundvlees. Al met al zijn bijvoorbeeld sprinkhanen
ecologisch niet veel meer verantwoord dan kippen.143
Voor mijzelf blijft het idee dat het om een levend dier gaat dat in
grote hoeveelheden geproduceerd wordt, me opbreken als het gaat
om de stap naar insecten. Ik kan me voorstellen dat deze beestjes
een goede overgangsperiode zijn in de transitie van carnisme naar
plantaardig voedsel, maar meer dan een tussenstation zie ik er niet in.
Conclusie
Als mijn tweeënhalf jaar onderzoek me iets duidelijk heeft gemaakt, is
het dat we niet meer verder kunnen, maar ook niet meer verder
hoeven, op de manier waarop we nu bezig zijn. Om gezond te eten
kunnen we beter overstappen op een plantaardig en volkoren dieet.
Proteïne halen we uit zoveel verschillende bronnen, daar hoeven
dierlijke proteïnen helemaal geen rol meer in te spelen. De moderne
Nederlander leeft in een luxepositie. Als ik terugdenk aan de tijd dat ik
in Azë woonde en me de supermarkten daar voor de geest haal, dan
weet ik zeker dat daar geen amandelmelk, geen vleesvervangers en
geen no egg in de schappen lagen. Voor een groot deel van de
wereldbevolking is plantaardig eten een veel grotere uitdaging dan
voor de Nederlanders. Vaak wordt er geklaagd over de prijs van
vleesvervangers, terwijl ze niet eens zoveel duurder zijn en ze, net
zomin als vlees, niet dagelijks gegeten hoeven te worden. Proteïne
haal je uit de bron: bonen, soja, mais, linzen, kikkererwten,
lupineproducten en zeewier. Dat vraagt misschien een andere manier
van kijken, denken en koken, maar dat is het absoluut waard.
Als je ’s avonds laat over de snelweg rijdt en je passeert een
transportwagen vol met kippen, varkens of koeien, zou het dan niet
goed voelen als je net als Henny Huisman en Guido Weijers kunt
denken: dat komt niet door mij, ik ben daar niet medeplichtig aan. We
leven in een tijd van bewustwording. Langzaam maar zeker zien we
dat de manier waarop wij dieren eten niet langer meer kan. Net als
aan het einde van de slavernij zijn er steeds meer mensen die
opstaan en er wat aan doen. In de Verenigde Staten was er een
oorlog voor nodig om de slavernij te stoppen, in de rest van de wereld
niet. Daar was het op een goed moment gewoon over. Klaar.
Verboden. Ook met vlees gaan we die kant op. Wetenschappers,
intellectuelen, bekende Nederlanders, topsporters en steeds meer
gewone mensen zien het in. Alleen de politiek, de supermarkten, de
sector, de banken en een steeds kleiner deel van de bevolking ziet het
nog niet, of weigert maatregelen te treffen.
Ik hoop dat het project Stoppen met vlees met dit boek, de
documentaire die we aan het maken zijn en het online platform een
bijdrage zal leveren aan het bewustzijn rond vleesconsumptie. Hoe
meer boeken, documentaires, websites, artikelen,
onderzoekspublicaties en mediauitingen er zijn die dezelfde
boodschap zenden, hoe meer bewustzijn er ontstaat, en des te sneller
we dit een halve eeuw durende misverstand achter ons kunnen laten.
Laten we geen schuldige zoeken, geen klopjacht op de daders
houden. De bio-industrie en de vleesconsumptie zijn niet ontstaan
door haat of kwaadwillendheid. Ze zijn door oorzaak en gevolg
geworden zoals ze zijn. Een foutje, een misverstand, een misstap van
de mensheid. Ja, een misstap met veel dierenleed tot gevolg, maar ik
weet zeker dat als wij er nú mee ophouden, er geen haan naar kraait
en geen enkele koe, varken of kip ons aansprakelijk gaat stellen voor
de schade. We hoeven niet bang te zijn voor schadeclaims achteraf
door de getroffenen. Het wordt ons vergeven. Onze kleinkinderen
zullen meewarig hun hoofd schudden als ze denken aan deze periode
en zich afvragen hoe het in godsnaam mogelijk was dat zoveel
mensen betrokken waren bij een schandaal van zo’n enorme omvang.
Ze zullen ons roemen dat we na vijftig jaar het inzicht en het lef
hadden om alsnog te stoppen.
Het is hoog tijd om dit onnodige drama achter ons te laten en als
moderne samenleving een voorbeeld te zijn van hoe het kan.
Nederland als gidsland in de wereld. Zodat in kranten en op televisie
met verbazing gereageerd wordt. Heb je het gehoord? Alle
Nederlanders zijn gestopt met vlees. Het is er zelfs verboden dieren te
houden in grote stallen en ze te slachten. Let maar op, dat zal de hele
wereld aan het denken zetten. En over honderd jaar lezen onze
achterkleinkinderen in de geschiedenisboeken op school hoe wij, hun
overgrootouders, medeverantwoordlijk waren voor het moment
waarop de hele wereld stopte met vlees eten. Vlak voordat de
Aziatische en Afrikaanse massa de vleesconsumptie kon
verviervoudigen drong het door en stopte iedereen met vlees. Kun je
je hun trots voorstellen? Of die van jou? Laat alleen dat idee genoeg
zijn om bij te dragen aan deze beweging. Door zelf te stoppen met het
eten van dieren, maar ook door op te staan en de laatste
consumenten die het niet zien, de politiek, de banken, de
supermarkten en de branche duidelijk te maken dat we dit niet langer
accepteren. Dat we dit niet meer willen en dat we er helemaal klaar
mee zijn.
Wat kan ik doen?
Het verbeteren van de wereld begint bij jezelf. Als je vleeseter bent,
zet dan de stap naar flexitariër. Als je dat al bent, dan kun je de stap
naar vegetariër overwegen. En dan is de volgende stap misschien om
helemaal plantaardig te gaan eten.
Stoppen met vlees heeft een eigen online platform waar je alle
elementen uit dit boek en links, challenges en blogs kunt vinden met
betrekking tot de vleesconsumptie in Nederland, de gevolgen ervan
én de disruptie die plaatsvindt. Ook kun je hier je eigen weg vinden in
de wereld zonder het eten van dieren. De website is
www.stoppenmetvlees.nl. Natuurlijk nodig ik je uit de ducumentaire
die we maken te kijken wanneer ze uitkomt.. Als je direct wilt beginnen
zijn er verschillende gratis online challenges in omloop. De bekendste
is de Veggie Challenge144 van Viva Las Vegas. De Veggie challenge
is een project waar je gratis aan mee kunt doen. Je geeft zelf aan
hoeveel minder vlees je wilt eten, variërend van 1 dag per week geen
vlees tot een hele maand volledig vegan. Je krijgt in die maand gratis
mailbegeleiding met nieuwsbrieven, tips, peptalks en je kunt in contact
komen met andere mensen van de Challenge. Zo wordt je toegelaten
tot een besloten facebookpagina waarop je met elkaar ervaringen
uitdelen. De Nederlandse vereniging voor veganisme heeft een eigen
Vegan Challenge145 die vergelijkbaar werkt. Ook de vegetariërsbond
heeft een Dertig dagen vegetarisch challenge.146
Verder zijn er talloze blogs en receptensites online die je kunnen
helpen om de overstap te maken. Ook dietiste Lisa Steltenpool heeft
een uitstekende website waar je veel kunt vinden.147 Er bestaat een
online vegetarische/vegan supermarkt148 en crossfitter Cilla vertelt je
hoe zij een veganistische en actieve levensstijl in de praktijk
brengt149.
8 stappen die je kunt zetten om anderen te motiveren
Naast je eigen proces kun je anderen motiveren iets te doen.
1. Zo kun je op de website eerlijkegeldwijzer.nl zien of jouw bank
duurzaam is en in de bio-industrie investeert. Vervolgens kun je
overstappen naar een duurzame bank of daarbee schermen naar
je bank zodat ze hun beleid wijzigen.
2. Je kunt je supermarkt aanschrijven en vragen waarom ze vlees
als aanbieding blijven promoten.
3. Om de overheid in beweging te krijgen kun je stemmen op de
Partij voor de Dieren.
4. Je kunt op Facebook video’s delen van Eyes on Animals zodat
mensen zien wat er in werkelijkheid gebeurt. Als meer mensen
dat gaan doen, wordt het normaal en kunnen anderen hun kop
niet langer in het zand steken.
5. Ook donaties aan dierenrechtenorganisaties als Eyes on Animals,
Wakker Dier of Varkens in Nood zijn bijzonder effectief.
6. Je kunt je aansluiten bij Facebookgroepen en petities
ondertekenen.
7. Er worden regelmatig manifestaties en protestmarsen
georganiseerd in Den Haag. Als je echt gemotiveerd bent, zou je
daaraan mee kunnen doen.
8. Praat met je kinderen en de kinderen van anderen. Benader het
onderwijs en andere plaatsen waar jongeren komen. Zorg dat ze
weten wat er speelt zodat ze zelf een bewuste keuze kunnen
maken.
Het belangrijkste is dat je je eigen schaamte voorbij gaat. Ik hoop dat
het lezen van de verhalen van bekende Nederlanders in dit boek je
daarbij geholpen heeft. Dat je beseft dat het niet vreemd is dat je
weerstand voelt tegen de vleesconsumptie, maar dat je het bij het
juiste eind hebt. Vanuit dat nieuwe zelfvertrouwen kun je opstaan en
je verbinden met die miljoenen anderen die er net zo over denken.
Laten we samen een beweging vormen in Nederland. Een
beweging die het houden, slachten en eten van dieren doet stoppen
zoals de slavernij ooit is afgeschaft. We zijn al met velen. Bekende
Nederlanders, voedingsdeskundigen, wetenschappers, kunstenaars,
acteurs, intellectuelen, politici, journalisten en hoogleraren. Samen
kunnen we een liefdevolle vuist maken om dit misverstand van de
afgelopen vijftig jaar voor eens en voor altijd te stoppen. Als wij het
niet doen, verplichten we de generaties na ons het vuile werk op te
knappen. Dat het ophoudt is onvermijdelijk. De vraag is alleen nog
wanneer. En dat hebben jij en ik in de hand. De macht ligt bij ons!
Tot slot hoop ik dat dit boek binnen twintig jaar overbodig is.
Simpelweg omdat er geen vlees meer gegeten wordt in Nederland.
Dat de Engelse vertaling over vijftig jaar ook bij het oud papier kan
omdat de vleesconsumptie wereldwijd is gestopt. Laat dit de
geschiedenis ingaan als een van de vele boeken die aan het begin
van de eenentwintigste eeuw verschenen vlak voordat de mensheid
stopte met het eten van vlees.
Dankwoord
Als eerste wil ik mijn assistent-auteur Petricia Siepman bedanken voor
al het uitzoekwerk, al het onderzoek en al het bewerken dat ze heeft
gedaan. Zonder jou had ik het niet gered. Ten tweede Lex Olthof, mijn
vriend en cameraman met wie ik dit avontuur twee en half jaar
geleden ben aangegaan. Ook Peter Siepman ben ik intens dankbaar
voor het uitwerken van alle interviews. Tevens ben ik veel dank
verschuldigd aan Yvonne Kroonenberg die me stimuleerde, meelas en
recht voor z’n raap van feedback voorzag. Stoppen met vlees is een
omvangrijk project, geïnitieerd door Bridgeman Foundation. Heel
graag bedank ik mijn medebestuursleden Jessica Griekspoor, Rianne
Manten en Johan Broersma voor hun steun en inzet. Marloes Nierop
wil ik danken voor het realiseren van de zevendelige documentaire
Stoppen met vlees. Ook Lieve Gerretsen van Google, Lisa Kippers en
Studio VIV; heel veel dank voor het online platform dat er zo
waanzinnig uitziet. Hans Wijnen, Rianne Manten, en Danny Dekker:
dankjewel! Wat zou ik zonder jullie moeten?
Graag wil ik de mensen bedanken die zich voor de interviews en
quotes hebben ingezet: Guido Weijers dank je wel voor je bijdrage en
prachtige voorwoord. Henny Huisman, dank je voor het vertrouwen
dat je me gaf. Loretta Schrijver, dank voor de mooie lessen en
inzichten. Verder wil ik bedanken; Jaap Korteweg, dr. Hans Dagevos,
de HAS-studenten en Ge-Anneke Hof, Robert Bos van P. Bos
Veevoeders, professor dr. Mark Post, professor dr. Roos Vonk, Lisa
Steltenpool, Wendy Walrabenstein, dr. Hanneke Nijland, Veerle
Vrindts van Viva las Vegas, Lesley Moffat van Eyes on Animals,
Karen Soeters van de Nicolas G. Piersson Foundation, Mark Kulsdom
van Dutch Weed Burger en Geert Kuipers. Jozefine Hupkes en Marije
Derboven van Solidfour wil ik bedanken voor hun tomeloze inzet en
de fijne samenwerking. Alfred van den Heuvel dank ik voor de mooie
gesprekken en de tips. En RJ van Berckel van Google, dank voor je
geloof in mij en je steun. Niko Koffeman hartelijk dank voor het zetten
van de puntjes op de i. Mijn allergrootste dank gaat uit naar mijn liefde
Monique en mijn zoons Ché Zen, Luca en onze jongste Rafa.
Voetnoten
1 https://nl.wikipedia.org/wiki/Carnivoor
2 https://nl.wikipedia.org/wiki/Australopithecus
3 Stephen Cunnane (2005) Survival of the Fattest. The Key to Human
Brain Evolution, World Scientfic. p.254.
4 Wrangham
5 http://www.encyclo.nl/begrip/aaseter
6 http://www.ngpf.nl/downloads/meatthetruth.pdf
7 https://veganchallenge.nl/vegan-topsporters
8 https://www.torrewashington.com
9 http://www.greatveganathletes.com
10 https://nos.nl/artikel/2065160-who-bewerkt-vlees-kan-darmkanker-
veroorzaken
11 Uit: Waarom ik mijn vrienden niet eet, Matthieu Ricard. Pagina 77
12 http://www.voedingenkankerinfo.nl/aanbevelingen
13 www.volksgezondheidenzorg.info
14 https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/sterfte-naar-
doodsoorzaak/cijfers-context/huidige-situatie#node-sterfte-naar-
hoofdgroepen-van-doodsoorzaken
15 Campbell TC, Parpia B, Chen J. Diet, lifestyle, and the etiology of
coronary artery disease: the Cornell China study. AM J Cardiol.
1998;82(10B):18T-21T.
16 Voller RD, Stong WB. Pediatric aspects of atherosclerosis. Am
Heart J. 1981;101(6):815-36.
17 Napoli C, D’Armiento FP, Mancini FP, et al. Fatty streak formation
occurs in human fetal aortas and is greatly enhanced by maternal
hypercholesterolemia. Intimal accumulation of low density lipoprotein
and its oxidation precede monocyte recruitment into early
atherosclerotic lesions. J Clin Invest. 1997;100(11):2680-90.
18 Benjamin MM, Roberts WC. Facts and principles learned at the
39th Annual Williamsburg Conference on Heart Disease. Proc (Bayl
Univ Med Cent). 2013;26(2):124-36.
19 Trumbo PF, Shimakawa T. Tlerabl upper intake levels for trans fat,
saturated fat, and cholesterol. Nutr Rev. 2011;69(5):270-8.
20 Roberts WC. It’s the cholesterol, stupid! Am J Cardiol.
2010;106(9):1364-6.
21 Roberts WC. The cause of atherosclerosis. Nutr Clin Pract.
2008;23(5):464-7.
22 https://www.hartstichting.nl
23 www.nvwa.nl/onderwerpen/antibiotica-in-de-veehouderij/toedienen-
antibiotica-door-veehouder-strikte-voorwaarden
24 www.vegapolis.nl
25 https://nl.wikipedia.org/wiki/Speciesisme
26 Following Caron, No Steak, Kindle edition.
27 www.morethanapipeline.com
28 J. Campbell, Historical Atlas of World Mythology, vol. I, The Way of
Animal powers (New York: Times Books Limited, 1984), 81-122.
29 C. Darwin, Notebook B [1838], ed. J. van Wyhe, in Contre la
mentaphobie [Against mentaphobia], trans. D. Chauvet (Lausanne,
Switzerland: L’Age d’Homme, 2014), 13.
30 E. Fisher, Women’s Creation: Sexual Evolution and the Shaping of
Society (New York: Doubleday, 1979), 190 and 197. Cited in C.
Patterson, Un éternel Treblinka [Eternal Treblinka] (Paris: Calmann-
Lévy, 2008), 32-33.
31 M. Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet eet.
32 M. Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet eet.
33 M. Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan
(Ambo/Anthos Uitgevers)
34 Ibid., 21-22
35 Report of the CGAAER, no. III67, ordered by minister Bruno
Lemaire of the Conseil général de l’alimentation, de l’agriculture et des
espaces ruraux [General Council for Food, Agriculture and Rural
Areas]. Cited by Franz-Olivier Giesbert in F.-O. Giesbert, L’animal est
une personne: Pour nos soeurs et frères les bêtes [The animal is a
person: For our sisters and brothers, the animals] (Paris: Fayard,
2014), 139.
36 R. Descartes, Discours de la méthode, Vepartie [Discourse on
method, part V] (Paris: J. Vrin, 1987).
37 Í. Kant, Leçons d’éthique [Lecture on ethics] (Paris: Le Livre de
poche, 1997), 391.
38 J.-P. Sartre, Cahiers pour une morale [Notes for an ethics] (Paris:
Gallimard, 1983). Cited in P. Rouget, La violence de l’humanisme:
pourqoui nous fait-il persécuter les animaux? [The violence of
humanism: Why must we persecute animals?] (Paris: Calmann-Lévy,
2014), Kindle edition, 493-94.
39 B. Spinoza, Éthique [Ethics] (Éditions Vassade, 2013), Kindle
edition, 3991.
40 Philostrate, Apollonius de Tyane. Sa vie, ses voyages, ses
prodiges (Paris: Les Belles Lettres, 1972), II, 9.
41 Plutarch, Sur l’usage des viandes [On the eating of flesh], in
Traités de morale de Plutarque [Moral treatises of Plutarch], translated
from the Greek by Dominique Ricard (Paris: Lefèvre Éditeur, 1844), t.
IV, 563.
42 Stuart, The Bloodless Revolution, Kindle edition, 23II.
43 Following Élisabeth de Fontenay, in B. Cyrulnik, É. De fontenay, P.
Singer, K. L. Matignon, and D. Rosane, Les animaux aussi ont des
droits [Animals have rights too] (Paris: Le Seuil, 2013), Kindle edition,
2009.
44 M. Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet eet, 37
45 A. Schopenhauer, Le Fondement de la morale [On the basis of
morality], trans. A. Burdeau (Paris: Aubier Montaigne, 1978), 153-54
and 158.
46 C. Tudge, So Shall We Reap: What’s Gone Wrong with the World’s
Food and How to Fix It (London: Penguin UK, 2004).
47 A. Schopenhauer, Le Fondement de la morale [On the basis of
morality], trans. A. Burdeau (Paris: Aubier Montaigne, 1978), 153-54
and 158.
48 M. Joy, Why we Love Dogs, Eat Pigs and Wear Cows: An
Introduction to Carnism (San Francisco: Conari Press, 2010), II.
49 V. Butler, “Inside the Mind of a Killer,” The Cyberactivist, August
31, 2003, www.cyberactivist.blogspot.com.
50 M. Gibert, Voir son steak comme un animal mort: Véganisme et
psychologie morale. (Montreal, Canada: Lux Éditeur, 2015), 13-14.
51 C. Darwin, The Expression of the Emotions in Man and Animals
(New York: D. Appleton, 1899).
52 M. Ricard, Waarom ik mijn vrienden niet eet
53 https://decorrespondent.nl/6200/hierdoor-werd-ik-in-een-klap-
vegetariër-en-jij-misschien-ook/238359000-cf5e1ea5
54 L. Duchene, “Are Pigs Smarter than Dogs?” Penn State University,
Probing Question (2006). Posted online temporarily on the
Pennsylvania State University website at
http://news.psu.edu/tag/probing-question.
55 S. Held, M. Mendl, C. Devereux, and R. W. Byrne, “Behaviour of
Domestic Pigs in a Visual Perspective Taking Task,” Behaviour 138,
no. 11-12 (2001): 1337-54.
56 https://www.varkensinnood.nl/hoe-slim-zijn-varkens
57 http://www.wur.nl/nl/show/Een-game-voor-varkens-en-mensen-Pig-
Chase.htm
58 https://nl.wikipedia.org/wiki/Spiegelproef
59 Geoge Orwell, Animal Farm, 1945.
60 https://nos.nl/artikel/515936-knippen-kipsnavel-in-2018-
verboden.html
61 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/26/kom-in-verzet-dierenarts-dit-
is-geen-dierenwelzijn-11289973-a1564575
62 https://www.varkensinnood.nl/columns/alleen-knor-wordt-niet-
gebruikt
63 https://milieudefensie.nl/vee-industrie/megastallen/wat-is-een-
megastal
64 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/09/sterke-schaalvergroting-in-
de-landbouw-sinds-1950
65 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2015/39/meer-koeien-en-varkens
66 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2016/44/aantal-nertsen-met-10-
procent-gedaald
67 https://www.rendac.nl
68 http://www.vionfoodgroup.com
69 https://www.ftm.nl/artikelen/30-miljoen-varkens-per-jaar-en-bijna-
geen-varkensboeren?share=1
70 https://milieudefensie.nl/vee-
industrie/megastallen/provincies/nederland
71 Meat the truth, de film. Marianne Thieme
72 https://www.quest.nl/video/hoeveel-dieren-worden-er-in-nederland-
per-dag-geslacht-om-te-eten
73 Dr. Hans Dagevos
74 https://milieudefensie.nl/vee-
industrie/megastallen/provincies/nederland
75 Bron: Alterra
76 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/23/hoe-zieke-biggen-en-vieze-
kippen-op-je-bord-belanden-11238181-a1564284
77 https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/23/30-jaar-dierenleed-
voedselfraude-en-slecht-toezicht-a1563898
78 http://www.nu.nl/binnenland/4841534/brabant-krijgt-megastal-met-
18000-varkens.html
79 https://www.wakkerdier.nl/de-vee-industrie/stal-brand
80 https://www.wakkerdier.nl/uploads/media_items/161205-
onderzoeksrapport-stalbrand-2016.original.pdf
81 https://npofocus.nl/artikel/7535/wat-is-bio-indu door Rosanne
Kropman
82 https://npofocus.nl/artikel/7535/wat-is-bio-indu door Rosanne
Kropman
83 https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/
84 http://www.agroberichtenbuitenland.nl/brazilie/brazilie-groeimarkt-
voor-diervoeders/
85 https://www.ftm.nl/artikelen/30-miljoen-varkens-per-jaar-en-bijna-
geen-varkensboeren
86 Cowspiracy, documentaire Kip Anderson
87 Steinfield et al.,2016
88 Meat the truth, Marianne Thieme
89 http://www.ngpf.nl/downloads/meatthetruth.pdf
90 http://www.ngpf.nl/downloads/meatthetruth.pdf
91 https://milieudefensie.nl/veevoer/veelgestelde-vragen-over-soja#-
br-wat-is-er-eigenlijk-mis-met-soja-
92
assets.wnf.nl/downloads/mapping_the_soy_supply_chain_in_europe_wnf
93 https://milieudefensie.nl/veevoer/veelgestelde-vragen-over-soja#-
br-wat-is-er-eigenlijk-mis-met-soja-
94 Waarom ik mijn vrienden niet eet, Matthieu Ricard. Pagina 71
95 Waarom ik mijn vrienden niet eet, Matthieu Ricard. Pagina 71
96 https://www.scientias.nl/vleesliefhebber-doet-aanslag-op-
zoetwater-voorraad/
97 http://www.delaval.nl/-
/Kennisbank/Koecomfort/Drinkwatersystemen/
98 Brandes et al., 2007
99 Livestock’s Long Shadow, 2006
100
https://www.worldwatch.org/files/pdf/Livestock%20and%20Climate%20Change.pd
101 Waarom ik mijn vrienden niet opeet, Matthieu Ricard. Pagina 72
102 Carbon Foorptint of Beef Cattle, sustainability. Desjardins et. al.,
2012
103 FAO (2006)
104 Waarom ik mijn vrienden niet opeet, Matthieu Ricard, pagina 73,
74
105 https://en.wikipedia.org/wiki/Dead_zone_(ecology)
106 http://www.ngpf.nl/downloads/meatthetruth.pdf
107 Volgens Dr. Henning Steinfield, voortrekker van het FAO rapport
Livestock’s Long Shadow (Steinfield et al. 2016).
108 Meat the truth, Marianne Thieme
109 Uit: De Supermarktleugen. Jorg Zipprinick en Will Jansen
110 Uit: De Supermarktleugen. Jorg Zipprinick en Will Jansen
111 Uit: De Supermarktleugen. Jorg Zipprinick en Will Jansen
112 Dutch National Food Consumption Survey 2007-2010 : Diet of
children and adults aged 7 to 69 years’, RIVM, 2011
113 https://nos.nl/artikel/2189367-albert-heijn-verkozen-tot-liegebeest-
2017-om-serranoham-varkens.html
114 Uit: een onsje minder vlees
115 http://eerlijkegeldwijzer.nl/over-ons
116 http://eerlijkegeldwijzer.nl/bankwijzer/nieuws/2013/banken-
scoren-dramatisch-slecht-op-dierenwelzijn-bij-financiering-
veetransporteurs/
117 http://eerlijkegeldwijzer.nl/bankwijzer/nieuws/2013/banken-
scoren-dramatisch-slecht-op-dierenwelzijn-bij-financiering-
veetransporteurs/
118 https://www.wakkerdier.nl/persberichten/nederlandse-banken-
topinvesteerder-in-buitenlandse-megastallen
119 https://www.wakkerdier.nl/uploads/media_items/rapport-profundo-
nederlandse-banken-en-buitenlandse-megastallen-original.original.pdf
120 https://www.varkensinnood.nl/standpunten/laat-die-vleestaks-er-
komen-en-wel-nu
121 https://www.vvd.nl/pijlers/oplossingen-waar-het-milieu-echt-wat-
aan-heeft/
122 http://www.communicatieonline.nl/nieuws/cda-wil-verbod-
vegetarisch-kookboek-voedingscentrum
123 https://nos.nl/artikel/507613-cda-boos-over-vega-tekst-
examen.html
124 http://www.levensmiddelenkrant.nl/nieuws/algemeen/politici-
verdeeld-tijdens-voedsel-verkiezingsdebat
125 http://www.cov.nl/over-cov/vereniging
126 https://www.vee-logistiek.nl/uploads/persberichten/Persbericht_-
_Per_1_juni_2017_weer_lange_afstand_transport_nuka%E2%80%99s_mogelijk.p
127 https://www.vee-logistiek.nl/actueel/columns/wij-doen-het-veel-
beter-dan-schiphol
128 https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2017/09/sterke-schaalvergroting-
in-de-landbouw-sinds-1950
129
http://www.ngpf.nl/downloads/8_Essay_DrunenBeukeringAiking.pdf
130 ‘De koe kan sterven met subsidie’, Trouw, 17 februari 2017.
131 Supermarkten blijven stunten met dierenleed’, AnimalsToday, 2
juni 2017
132 ‘Van Dam: geen steun voor boeren na noodweer’, NOS, 29 juni
2016.
133 Dr. Hans Dagevos, Sr. Onderzoeker Wageningen University
134 https://www.volkskrant.nl/economie/zwanenberg-gaat-op-de-
vegetarische-toer
135 https://www.veganisme.org/veganisme/wat-is-veganisme/
136 https://www.managementsite.nl/kennisbank/disruptie
137 http://www.universiteitvannederland.nl/college/hoe-maak-je-een-
hamburger-in-het-laboratorium/
138 http://mosameat.eu
139 duurzaaminsecteneten.nl
140 www.nrc.nl/nieuws/2016/11/30/kweekvlees-insecten-zeewier-wat-
ligt-er-over-vijf-jaar-op-ons-bord
141 decorrespondent.nl/4370/zijn-insecten-een-duurzaam-alternatief-
voor-vlees
142 Nog zoeken
143 Amerikaans onderzoek nog zoeken (via artikel correspondent
hierboven)
144 veggiechallenge.nl
145 veganisme.org
146 vegetariërs.nl/lekker/30-dagen-vegetarisch
147 lisasteltenpool.nl
148 yourfoodprint.nl
149 squatcilla.nl

You might also like