Professional Documents
Culture Documents
Het menselijk lichaam lijkt allerminst op dat van dieren die zich van
nature met vlees voeden; de mens heeft geen kromme snavel, geen
puntige klauwen, geen scherpe tanden, geen maag die sterk genoeg
is en niet voldoende lichaamswarmte om het zwaar te verteren rauwe
vlees te kunnen koken en verwerken (…) Als je koppig vol wilt houden
dat de natuur je heeft gemaakt om zulk vlees te eten, dood dan zo’n
dier, zeg ik je, maar zonder mes of bijl. Maar net als wolven, beren en
leeuwen die dieren doden voor zover ze zich daarmee voeden: dood
maar eens een koe of een wild zwijn met je tanden, verscheur maar
eens een lam of een haas met je klauwen en verslind het dier levend,
zoals de roofdieren doen (…) Geen mens durft rauw vlees te eten; we
koken en braden het, veranderen het met behulp van vuur en allerlei
kruiden, we vermommen en versluieren de afschuwelijke moord opdat
onze smaak, bedrogen door al die vermommingen, niet afwijst wat
vreemd is.
Het menselijk lichaam lijkt niet op dat van een carnivoor. We hebben,
zoals Plutarchus aangeeft, geen klauwen, scherpe tanden of een
kromme snavel. Onze hoektanden zijn misschien net sterk genoeg om
een appel door te bijten, maar niet om een stuk vlees uit de lende van
een koe te scheuren. Ook is ons maagzuur niet sterk genoeg voor de
verwerking van rauw vlees op grote schaal. Daarbij hebben carnivoren
veel kortere darmstelsels dan planteneters. Er zijn trouwens wel
uitzonderingen. Natuurvolken in koude delen van de wereld waar
weinig plantengroei is, zijn vaak aangepast aan het eten en verwerken
van vlees. Denk aan de Inuit-eskimo’s - die van zeezoogdieren,
kariboes en vis leven in het hoge, koude noorden. Of het Saami-volk
dat in bovenin scandinavie leeft en met name gevoed wordt door
rendiervlees. Of het Quechua-volk hoog in de Andes in Peru dat van
lama-achtigen leeft. Deze volken gebruiken echter speren en geweren
om hun prooi te vangen en bewerken het vlees. Ook hebben ze een
aantal andere belangrijke kernmerken van carnivoren niet:
transpireren via de tong - denk aan hijgende honden -, zelf vitamine c
kunnen aanmaken, nachtzicht en speciale enzymen die bacteriën in
rottend vlees doden. Ook het vermogen om rauw vlees met huid en
haar te verteren ontbreekt.
Hoe zit het dan met ons, de Hollanders. Om carnivoor te zijn moet
meer dan 95% van je dieet uit vlees bestaan. Dan is het misschien
zelfs een beetje dom van me dat ik überhaupt dacht een carnivoor te
kunnen zijn met alle aardappels, broodsoorten en snacks die ik in mijn
Hollands dieet at. We kunnen dus voor eens en voor altijd een streep
zetten door de illusie dat de Nederlander een carnivoor is.
Zouden we dan omnivoren zijn? Dat is een gedachtegang die
redelijk algemeen is en door veel biologen geaccepteerd wordt. Wij
mensen kenmerken ons echter door een kleine mond, zwakke kaken,
kleine tanden, een kleine maag en korte darmen. Die laatste kunnen
wijzen op het eten van vlees, maar ook op het feit dat mensen al
200.000 jaar hun eten koken. Een periode die lang genoeg is voor het
menselijk lichaam om zich aan te passen.4
Mensen hebben opvallend veel eigenschappen van herbivoren
(Latijn herba, gras). Onze platte maalkiezen en slecht ontwikkelde
hoektanden - zeker als je ze vergelijkt met omnivoren als beren,
varkens en chimpansees – wijzen erop dat de mens kan overleven op
een strikt plantaardig dieet. Sterker nog, zoals we aan de hand van
wetenschappelijk onderzoek zullen zien, een plantaardig dieet is vele
malen gezonder voor een mens. Naar mijn idee overschat de mens
zichzelf graag. Het is natuurlijk geweldig om je te identificeren met
krachtige omnivoren als beren, maar de werkelijkheid is minder
rooskleurig. In tegenstelling tot een beer doodt de gemiddelde
Nederlander zijn of haar prooi niet. Het vlees is door een ander
gedood. En een dier dat een prooi eet die door andere dieren is
gedood, noemen we eigenlijk een aaseter. Een aaseter leeft van
dierlijke resten en kadavers en jaagt zelf niet op voedsel, net als de
moderne mens.5 Er is dan ook voor de mens niets nobels, mannelijks
of stoers aan het eten van vlees. Geen vergelijking te trekken met
leeuw of tijger, wolf, beer of zelfs wild zwijn.
Zelf sluit ik me liever aan bij de herbivoren. Daar ben ik in het
gezelschap van gorilla’s, olifanten en pandaberen. De laatste is
overigens geëvolueerd van omnivoor naar herbivoor. Mijn gebit, mijn
spijsverteringsstelsel - zolang ik niet ga grazen - en mijn metabolisme
blijken uitermate geschikt voor een plantaardig dieet. Dit was voor mij
een groot argument in de overstap naar een voor 80% veganistisch
dieet.
Varkens en wat ze eten
Op 1 april 2015 telde Nederland ruim 4,1 miljoen runderen en 12,6
miljoen varkens. (bron: CBS) Al die varkens moeten eten. Ongeacht
de beeldvorming worden ze allang niet meer met gras en hooi
gevoed, maar overwegend met soja en mais. Deze laatste twee
worden op grote schaal in het Amazonegebied in Zuid-Amerika
verbouwd. Men hakt per jaar een gebied ter grootte van half
Nederland kaal om veevoer te kunnen verbouwen.
Nederland is één van de grootste afnemers. Hoe dat kan? Zonder
dat veel Nederlanders het in de gaten hebben, is ons land een van de
grootste exporteurs van vee, met name van varkens, in de wereld. Wij
Nederlanders zijn daarmee voor een groot deel verantwoordelijk voor
het verdwijnen van het regenwoud in de Amazone.
Niemand kan nog ontkennen dat er een enorm probleem is ontstaan
door de manier waarop wij moderne westerlingen vlees consumeren.
Hoewel tegenstanders van de bio-industrie graag naar de branche
wijzen als de grote schurk, ligt de werkelijkheid genuanceerder. Het
probleem dat door onze vleesconsumptie is ontstaan, heeft minstens
vijf aanstichters: de bio-industrie, de banken, de supermarkten, de
overheid én de consument. Wij allemaal dus. Zolang de vraag naar
goedkoop vlees bestaat, zal het aanbod blijven bestaan.
We leven in een tijd waarin we minder dan tien procent van onze
inkomsten aan voeding besteden. Dat is ongekend in de
geschiedenis. Voedsel is nog nooit zo beschikbaar en zo betaalbaar
geweest. We beseffen het misschien niet, maar dat is een ongekend
luxe positie. En wellicht een overbodige positie. Want waarom zouden
we zo weinig geld aan eten besteden? In landen als Frankrijk en Italië
kijken ze veel meer naar kwaliteit en is men bereid daarvoor te
betalen. Het lijkt alsof de naoorlogse drang om het volk efficiënt te
voeden is doorgeslagen. De wederopbouw is voorbij en volgens mij
wordt het tijd om ons eetgedrag weer eens onder de loep te nemen.
Laten we het paradigma van goedkope voeding slechten en
accepteren dat vlees met een lage prijs niet mogelijk is zonder
desastreuze gevolgen op grote schaal. Leveranciers van
supermarkten worden uitgeknepen en platonderhandeld tot de laatste
cent. De prijzenoorlogen van supermarktketens hebben geleid tot
faillissementen van bedrijven die niet mee konden komen. De
leveranciers die bleven, moesten fors opschalen en/of grof inleveren
op kwaliteit. Voor groenten, aardappelen en kant-en-klaarmaaltijden is
daar wellicht nog wel iets voor te zeggen, maar bij het houden van
levende dieren leidt dit tot een directe negatieve invloed op
gezondheid, milieu en dierenwelzijn.
We mogen concluderen dat de strategie van goedkoop en voor
iedereen beschikbaar eten niet werkt. Dat de catastrofale gevolgen
ervan - die destijds nog niet goed te overzien waren, maar
tegenwoordig heel duidelijk zijn - de positieve resultaten in de
portemonnee van supermarkt, bank en consument doen verdampen?
Kunnen we inzien dat het pad dat we met elkaar ingeslagen zijn niet
het juiste pad is en zullen we op onze schreden terugkeren? Om
zover te komen, moeten de Nederlanders zich eerst massaal bewust
worden van de werkelijke situatie. De gemiddelde Nederlander ziet
nog niet wat de correlatie is tussen goedkoop en makkelijk eten op
tafel en de problemen die daardoor ontstaan zijn.
Zolang de vraag naar vlees en dierlijke producten blijft groeien en
men zo min mogelijk wil betalen, blijft de branche zo efficiënt mogelijk
produceren. Wanneer wij allemaal zouden kiezen voor vlees dat is
geproduceerd door bewuste boeren die tijd en aandacht voor hun
dieren nemen, en wanneer wij bereid zijn daar meer voor te betalen,
dan zou de branche haar aanbod aanpassen aan deze nieuwe vraag.
Als er geen kiloknallers of goedkoop vlees meer gekocht zou worden,
zou het niet meer geproduceerd worden, zo simpel is het. Maar, hoor
ik veel mensen zeggen, het leven is al zo duur, ik kan toch niet nóg
meer betalen voor mijn vlees? Het antwoord hierop is heel eenvoudig:
eet wat minder én bewuster vlees, en misschien kun je er zelfs
helemaal mee stoppen.
Psychologisch gezien dient er een patroon doorbroken te worden
van gewoontes waarin de mens gewend is om bovenaan in de
voedseleten te staan. Niet als onderdeel van de natuur, maar als
heerser over de natuur. Volgens hoogleraar sociale psychologie Roos
Vonk heeft dat te maken met een onbewuste psychologische functie
van vlees eten. Als we nadenken over onze hoofdmaaltijd van de dag,
dan denken we eerst aan het stukje vlees. We kopen waar het
voordelig is. En vervolgens bedenken we de rest van de maaltijd erbij.
Ik besloot Roos op te zoeken in het Radboud.
Roos Vonk
Roos Vonk is hoogleraar Sociale Psychologie aan de Radboud
Universiteit in Nijmegen. Ze doet wetenschappelijk onderzoek en
geeft les over verschillende sociale onderwerpen. Vonk geeft
lezingen, workshops en coaching en ze schrijft columns, artikelen
en boeken. Door actuele wetenschappelijke kennis over gedrag,
sociale beïnvloeding en persoonlijke ontwikkeling en ook door haar
praktijkervaring wil Roos mensen zich bewust maken van
belemmeringen en voordelen van menselijke gebreken en ego’s.
‘Voor een heel belangrijk deel eten mensen vlees uit gewoonte. Je
groeit ermee op in onze samenleving. Je krijgt van kinds af aan vlees
te eten, en een heleboel mensen in ons land denken nog in termen
van vlees, aardappelen en groenten. Het is de reden bijvoorbeeld voor
de vleesstuntaanbiedingen in de supermarkt. Supermarkten weten dat
als mensen gaan bedenken wat ze die avond willen eten, ze eerst aan
het vlees denken. En als het vlees in de aanbieding is, dan gaan
mensen naar die supermarkt en de rest zoeken ze erbij. Dat is de
reden dat die kiloknallers er niet uit te bannen zijn. Maar boven alles is
het eten van vlees een gewoonte.
Er zijn psychologische aanwijzingen dat vlees in rijke landen meer
gegeten wordt. In Nederland is het heel lang een luxeproduct
geweest, want het was duur. Zodra landen rijker worden, gaat de
vleesconsumptie omhoog. Uit onderzoek blijkt dat mensen vlees eten
omdat ze zichzelf zien als de top van de voedselketen. De vleeseter
heeft in die hoedanigheid een symbolische functie, dat gaat om wat
we noemen ‘sociale dominantie oriëntatie’. Deze geeft aan in hoeverre
mensen op een hiërarchische wijze kijken naar relaties tussen
groepen. Dus ‘hoge dominantie oriëntatie’ betekent dat je de mens
ziet als hoger in de pikorde dan andere dieren en als heerser over de
natuur.
Deze zienswijze gaat vaak gepaard met bijvoorbeeld ontkenning
van klimaatverandering, want de mens heerst over de natuur en dat
willen we graag zo houden. Je ziet mensen niet meer als onderdeel
van de natuur, maar als heerser. Uit eigen ervaring weet ik dat
mensen met een hoge dominantie-oriëntatie meer vlees eten. Maar
inAustralië is er uitgebreid onderzoek gedaan naar dit fenomeen.
Wetenschappers noemen deze mensenHigh Meat Identifiers, wat
betekent dat vlees eten voor deze groep een onderdeel is van hun
identiteit. In landen als Australië en de VS gaat het vooral om rood
vlees: koeien en varkens. Voor zover ik weet is dit in Nederland nooit
onderzocht. Maar wel is het een feit dat toen het RIVM onlangs zei:
“We moeten echt minder vlees eten als we de klimaatdoelen willen
halen,” deze organisatie meteen werd uitgemaakt voor fascistisch. We
hadden hier aan de Radboud hetzelfde toen in de kantine meatfree
Monday werd ingevoerd. De keuzevrijheid van de vleeseter zou
worden aangetast. Ik denk dan: zou het ook zo gaan als het over
plastic ging? Het eten van vlees ligt denk ik echt gevoelig.
We eten vlees omdat het een traditie is. Je groeit op met vlees en
op een gegeven moment ondek je dat het om levende dieren gaat.
Dat vind je zielig en dat is precies het moment dat bij veel mensen het
zelfbedrog intreedt. Daar helpen we elkaar bij. Als kinderen zeggen
dat ze het zielig vinden dat we dieren eten, zegt moeder dat die dieren
dat niet erg vinden omdat ze daar speciaal voor worden gefokt.
Ouders bedriegen hun kinderen en als je volwassen bent bedrieg je
jezelf.
Er is experimenteel onderzoek gedaan in Engeland en Nieuw-
Zeeland waar uitkwam dat mensen nadat ze vlees hebben gegeten,
geneigd zijn de morele status van dieren naar beneden te halen. In
het onderzoek kreeg de ene helft van de mensen een hapje met vlees
en een ander deel een hapje met nootjes. De mensen die net vlees op
hadden, beantwoordden de vragen over de morele status van dieren
anders dan de mensen die nootjes op hadden. Het aspect dat
samenhangt met sociale dominantie oriëntatie heet de Human Animal
Divide. Het komt erop neer dat er een grote kloof is tussen mensen en
andere dieren. Deze manier van kijken helpt ons rechtvaardigen dat
we dieren gebruiken voor van alles en nog wat. Als je ervan overtuigd
bent dat dieren weinig tot niets voelen, dan geeft het ook niet dat je ze
eet. Vleeseters, zo weet ik uit eigen onderzoek, maakt het nogal wat
uit of ze denken aan huisdieren of aan landbouwdieren. Bij huisdieren
is in hun optiek die kloof tussen mens en dier kleiner dan bij
landbouwdieren.’
We hebben dus te maken met een systeem dat in een heel korte tijd
tot stand is gekomen, maar wel snel genoeg om hele generaties erin
vast te zetten. Een systeem dat de mensheid problemen op grote
schaal oplevert, maar voor een individu moeilijk los te laten is vanweg
allerlei psychologische factoren. Genoeg reden dus om alle
individuele vragen onder de loep te nemen en te kijken wat er nou
feitelijk aan de hand is. In de volgende hoofdstukken beantwoorden
wetenschappers, bekende Nederlanders en specialisten samen met
mij de vragen die veel mensen hebben over vleesconsumptie en de
effecten ervan.
2 Gezondheid
Na zeven jaar als vegetariër door het leven te zijn gegaan wilde ik wel
eens weten wat de effecten daarvan op mijn gezondheid waren. Ik
heb destijds besloten om vlees, gevogelte en vis uit mijn dieet te
schrappen en zo min mogelijk koemelkproducten te consumeren. Zo
heel nu en dan zondigde ik met kibbeling (kon ik gewoon niet
weerstaan), geitenkaas (idem dito) en ijs met slagroom (juist…). Hoe
ik echter de eiwitten binnen moest krijgen die ik door dit eetpatroon
dacht te missen, dat wist ik eigenlijk niet. Ik deed maar wat. Ik had wel
eens gehoord dat peulvruchten belangrijke bronnen van proteïne
waren en dat je ze in combinatie met noten moest eten om de juiste
aminozuren binnen te krijgen. Ook had ik wel eens iets gehoord over
B12. Die slikte ik dan ook braaf in pilvorm, maar geen idee of dat de
juiste manier was. Inmiddels weet ik dat sommige vegetariërs zelfs
een B12-spuit halen. Daar had ik nog nooit van gehoord en wilde ik
meer van weten.
Proteïne (eiwitten)
Het voedingscentrum meldt over vegetarisch eten: Het maakt niet uit
of je de maaltijd met of zonder vlees eet. En dat klopt. Het gaat
namenlijk om de samenstelling van de maaltijd. De meeste mensen
eten vlees omdat ze ervan overtuigd zijn dat het bijdraagt aan hun
proteine-inname. Een onderzoeksteam van de universiteit van
Wageningen zegt hierover:
‘Het begon toen ik een jaar of tien was. Op tv zag ik een documentaire
over hoe koeien werden geslacht. Ik schrok daar zo van dat ik me
afvroeg hoe het mogelijk was dat zoiets moest gebeuren zodat ik
vlees kon eten. Ik besloot vegetariër worden, net als mijn broer. Ik was
overtuigd van wat ik deed als vegetariër, maar ik kon het nooit goed
onderbouwen. Veel klasgenoten pestten mij met dingen als: Er zit ook
moederkoek in mascara.
Ik ging mij steeds meer verdiepen in het vegetarisme en zo kwam ik
automatisch terecht bij de zuivel- en de eierindustrie. Toen leerde ik
dat ook de productie van zuivel gepaard gaat met heel veel
dierenleed. Dat kalfjes al vroeg bij hun moeder weggehaald worden,
dat koeien die normaal gesproken twintig jaar oud worden maar vier
jaar oud worden. Ik vond dat heel raar. Melk heb je eigenlijk niet nodig
en eieren toch ook niet? Waarom eten we het dan? Het is per definitie
onnodig leed. Het gaat puur om smaak! Daarna wilde ik alle dierlijke
producten uit mijn dieet schrappen en kijken of ik helemaal plantaardig
kon eten. Ik woonde nog thuis en mijn ouders vonden het geen handig
plan, dus moest ik even wachten. Toen ik eenmaal op kamers ging,
heb ik nooit meer iets dierlijks gekocht en sindsdien voel ik me alleen
maar beter, energieker. Dus ik ben heel blij met mijn keuze.
Het is absoluut niet nodig om dierlijk producten te eten, sterker nog,
het heeft juist veel gezondheidsvoordelen als we meer plantaardig
zouden eten. Ook grote instanties als het World Cancer Research
Fund, die onderzoek naar kanker doen, geven aan dat je zoveel
mogelijk plantaardig moet eten om de kans op kanker te verminderen.
De aanbeveling voor het verminderen van hart- en vaatziekten is
minder verzadigd vet eten. En verzadigd vet zit juist in dierlijke
producten! Dus veel onderzoeken bewijzen het, maar de stap naar
volledig plantaardig eten is groot. Organisaties die met deze
onderzoeken naar buiten komen, zoeken de middenweg, terwijl ik zeg:
geef mensen de kans om hun eigen mening te vormen en te kijken
wat het beste is voor hen. En dat is een volledig plantaardig
eetpatroon.
Dit is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Tijdens mijn studie
heb ik geleerd wat je nodig hebt aan nutriënten, maar ook aan
vitamines en mineralen. En alles wat je nodig hebt, kun je makkelijk uit
planten halen. Ik kan aantonen dat als je eet zoals ik mijn
voedingspiramide heb ingedeeld, je alle voedingsstoffen binnenkrijgt.
Het enige wat je niet binnenkrijgt is vitamine B12, omdat dit enkel en
alleen in dierlijke producten zit. B12 kun je nemen als supplement. Dat
is een zuivere vorm.
Het gaat om de juiste samenstelling van maaltijden. Noten, fruit,
groenten, zaden en olieen aangevuld met de juiste supplementen. Als
je dat goed doseert krijg je alle voedingsstoffen binnen die je nodig
hebt. Niet eens zozeer vanwege de mineralen of vanwege de energie
die in plantaardige voeding zit. Maar vooral vanwege bijvoorbeeld de
bioactieve stoffen, die krijgen veel mensen veel te weinig binnen. De
gemiddelde Nederlander eet maar één stuk fruit en 100 gram groente
per dag. Ik adviseer vier keer zoveel. Vandaar dat ik zeg: je kunt je
gewoon niet overeten aan groente en fruit.’
Lisa Steltenpool adviseert 400 gram fruit, 400 gram groenten, 300
gram peulvruchten, 50 gram noten, avocado’s, zaden, volkoren
granen. En dat op een bodem van 2 liter water. ‘Dat is echt de basis.
Wat ik altijd zelf aanhoud is de 80/20 regel: ik probeer zoveel mogelijk
onbewerkt en puur te eten. Omdat je daar echt al je voedingsstoffen
uit haalt, dan heb je 20 procent over voor lekkere dingen of voor een
beetje speling in het menu.’
Heb je vlees nodig om te sporten?
Guido Weijers houdt van krachtsport. Sinds een aantal jaren is hij fors
gaan bodybuilden met zichtbaar resultaat. Ik vraag hem hoe hij aan
zijn eiwitten komt, aangezien veel sporters zweren bij eiwitten, uit kip
bijvoorbeeld.
‘Ik train vijf of zes keer in de week,’ zegt Guido, ‘maar ik heb echt
geen kip nodig. De zogenaamde kip van de Vegetarische Slager
bevat 21% eiwit, een echte kip 19%. In vleesvervangende producten
zitten echt extreem veel eiwitten. Ik heb een tijd heel erg op mijn
voeding gelet en toen ben ik veel shakes gaan drinken. Daar kreeg ik
wel een plofkop van. Dus nu heb ik bedacht: ik sport gewoon veel en
zorg dat ik geen honger krijg, en voor de rest eet ik gezond. Maar ga
ik ga geen extra shakes nemen of creatine of zoiets. Doe maar
normaal. Mensen doen er vaak heel ingewikkeld over, maar je kunt
ook gewoon groente eten. Het is uiteindelijk een kwestie van bewust
eten. Je hoeft niet elke dag zoveel gram eiwitten en zoveel gram
koolhydraten, als jij veel groente eet en veel eiwitten, dan eet je in
ieder geval beter dan de gemiddelde Nederlander.’
Steeds meer topsporters stappen over op een vegetarisch of
veganistisch dieet. Sprinter Carl Lewis bijvoorbeeld. Hij werd in 1990
vegetariër en al snel daarna veganist. In 1991 liep hij zijn beste race
ooit, een wereldrecord op de 100 meter. Zelf gaf hij aan dat zijn
veganistisch dieet voor het beste seizoen ooit had gezorgd.
Ook in de wereld van het ultra lopen (verder lopen dan de
marathon) zijn veel veganisten te vinden. Scott Jurek won de
Hardrock 100 zeven keer op rij. 100 mijl (161 kilometer) over steile
bergpaadjes.7 Jurek heeft een boek geschreven over veganistisch
eten en sport dat in het Nederlands werd vertaald als: Eet en ren.
Catra Corbett heeft 250 ultraruns gelopen op een veganistisch dieet.
Hardlopen, zelfs marathons lopen kan dus prima zonder dierlijke
producten.
Als krachtsporter kun je eveneens uitstekend functionere op basis
van plantaardige proteïne. Torre Washington is al sinds 1998 veganist
en sinds 2009 bodybuilder. Op zijn website leert hij je hoe dat in zijn
werk gaat.8 Sanne Visser is Nederlands kampioen powerliften en kan
210 kilo boven haar hoofd houden. Ook Sanne is veganist. De
sterkste man van Duitsland, Patrik Baboumian, leeft op een
veganistisch dieet. Op de website greatveganathletes.com vind je een
lange lijst met veganistische sporters.9 De bekendste vegetarische en
veganistische sporters zijn toptennisters Martina Navratilova, Venus
en Serena Williams. Bokser Mike Tyson en American footballspeler
David Carter.
Kortom, voor sporten is de absentie van dierlijke producten
allesbehalve een bezwaar. Veganistisch diëtiste Lisa Steltenpool zegt
over de combinatie sport en plantaardige proteïne: ‘We zijn nu wel
voorbij de fase dat we niet geloven dat er in planten ook eiwitten
zitten. Plantaardige proteïne heeft juist veel voordelen, omdat je
herstel na een training veel beter kan gaan. Voor spierherstel heb je
niet alleen eiwitten nodig, maar ook vitamines en antioxidanten om je
hele lichaam weer te herstellen. En die vind je niet in dieren. Daarin
vind je helemaal niks aan extra waarden. In plantenbesjes, en groene
groenten daarentegen wel. En natuurlijk in tofoe en tahoe. Zelf train ik
intensief. Daarom supplementeer ik mijn plantaardig-volkoren dieet
met vitamine B12- zuigtabletjes. Ook neem ik dagelijks een
(plantaardige) eiwitshake, multivitamine, zeewier in de vorm van
spirulina en aminozuren. Ik train vijf keer per week, dus ik mag wel
wat extra’s hebben.’
Krijg je kanker van vlees?
Er valt zoveel te zeggen over dierlijk eten en gezondheid dat de
Amerikaan Kip Andersen er een hele documentaire over maakte:
What the Health. De film was onder andere via Netflix in vele landen
te zien en deed veel stof opwaaien. Anderson maakte een, in
Nederlandse ogen, typisch Amerikaanse film, die hier en daar wat kort
door de bocht is. Toch is de film meer dan de moeite waard. Kip
Anderson begint met een wetenschappelijke meta-analyse - een
studie op basis van andere studies - die de World Health Organization
liet uitvoeren door een werkgroep van 22 wetenschappers uit tien
landen, op basis van 800 epidemiologische studies uit verschillende
landen. Vele van deze studies lopen al vijftig jaar Een samenvatting is
gepubliceerd in The Lancet Oncology. In deze wereldberoemde studie
is te lezen dat bewerkt vlees kankerverwekkend is. Sterker nog, elke
vijftig gram bewerkt vlees verhoogt de kans op dikke darmkanker met
18%. Ook is er een - minder sterk - verband aangetoond tussen
bewerkt vlees en maagkanker, alvleeskanker en (gevorderde)
prostaatkanker.
Dat had mijn opa moeten weten. Die was namelijk dol op bewerkt
vlees als salami, ham, worst, spek, hamburgers, filet americain, en
verschillende soorten vleesbeleg. Dan was hij misschien niet
overleden aan darmkanker. Ik zag trouwens tijdens het onderzoeken
van deze cijfers dat het Nederlandse voedingscentrum mensen
waarschuwt niet meer dan 500 gram bewerkt vlees per week te eten.
Waarmee ze dus feitelijk de kans op kanker met 180% vergroten.
De onderzoekers van het International Agency for Research on
Cancer (IARC) vinden de bewijzen zo overtuigend dat ze het eten van
bewerkt vlees inschalen als kankerverwekkend voor mensen.10 De
wetenschappers hebben ook gekeken naar de effecten van rood vlees
op het kankerrisico. Dat werd geklassificeerd als waarschijnlijk
kankerverwekkend voor mensen. Het dagelijks eten van 100 gram
rood vlees vergroot het risico op kanker met 17 procent ten opzichte
van mensen die dat niet eten. Het IARC besloot bewerkt vlees op de
lijst met kankerverwekkende stoffen te zetten, naast tabak, asbest en
plutonium.
In verschillende documentaires over gezondheid en vlees, zoals
Forkes over Knives kwam ik dezelfde man tegen: dr. T. Colin Cambell.
Cambell is emeritus professor of Nutritional Biochemistry aan Cornell
University. De professor is met name bekend door zijn China-Cornell-
Oxford Project. Later samengevat in het boek The China Study. Dit is
een grootschalig onderzoek naar de correlatie tussen voeding en
hartziekten, diabetes 2 en kanker. Tussen 1973 en 1975
onderzochten Cambell en zijn team meer dan 6500 mensen uit
verschillende delen in China. De uitkomst van dit project was dat
mensen in gebieden waar meer dierlijk voedsel werd gegeten, een
hogere kans op verschillende kankervormen en andere westerse
ziekten hadden. The New York Times omschreef deze studie als de
Grand Prix van de epidemiologie en de meest uitgebreide studie ooit
over de relatie tussen dieet en het risico op ziekten. Cambell ontdekte
bijvoorbeeld de relatie tussen caseïne in melk en tumoren. Ook laten
zijn statistieken zien dat landen met een hoge kaasconsumptie, zoals
Nederland en Denemarken, de landen zijn met de hoogste
borstkankercijfers. Volgens Cambell worden kankercellen gevoed
door de verhoogde hormoonwaarden die dierlijk eiwit met zich
meebrengt.
In het boek Waarom ik mijn vrienden niet eet van Matthieu Ricard
staan verschillende interessante onderzoeken mét bronvermelding:
Een onderzoek van EPIC (European Prospective Investigation Into
Cancer and Nutricion) onder 521.000 mensen heeft aangetoond
dat deelnemers die meer rood vlees aten 35% meer kans maakten
om darmkanker te krijgen dan deelnemers die minder rood vlees
aten. Volgens een Human Development Report van de Verenigde
Naties (2007- 2008) vermindert het risico op darmkanker en rectale
kanker met ongeveer 30% wanneer men de dagelijkse consumptie
van rood vlees met 100 gram vermindert. Landen waar veel rood
vlees gegeten wordt zoals Argentinië en Uruguay, zijn ook de
landen waar darmkanker in verhouding tot de rest van de wereld
het vaakst voorkomt. Aan Harvard University werd een onderzoek
gepubliceerd van An Pan en Frank Hu en hun team. Ze volgden
meer dan 100.000 mensen een aantal jaren. Uit het onderzoek
kwam dat dagelijkse vleesconsumptie een verhoogd risico gaf van
18% op overlijden aan een hart- of vaatziekte bij mannen en 21%
bij vrouwen. Sterker nog: als mensen die veel rood vlees eten dat
vlees vervangen voor volkorengraan of andere bronnen van
plantaardige eiwitten, neemt hun risico op een voortijdige dood met
14% af. Vanwege het verschijnsel bio-accumulatie bevat rood
vlees veertienmaal zoveel restanten van pesticiden als groenten,
en melkproducten vijfmaal zoveel.11
Ik wendde me tot het KWF. Als iemand in Nederland moet weten wat
de relatie is tussen vlees eten en kanker zou het deze instantie
moeten zijn. Op de website van het KWF staat het volgende:
Het KWF lijkt ervan overtuigd dat het eten van rood en bewerkt vlees
de kans op kanker groter maakt. De website voedingenkankerinfo.nl
lijkt het daarmee eens. Deze site is een samenwerkingsverband
tussen Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL), Wageningen
University, Landelijke Werkgroep Diëtisten Oncologie (LWDO), Alpe
d’Huzes en het KWF. Op de website staat:
‘Een goede vriend van mij, die jammer genoeg vorig jaar overleden is,
was Frits Löhnen, een soort ziener. Een bijzonder mens die me altijd
begeleid heeft bij televisieopnames, bij moeilijke dingen. Hij wist meer
van mij dan mijn eigen vrouw bij wijze van spreken. Hij was vegetariër.
Hij zei op een gegeven moment: “Wil jij later je kinderen groot zien
worden en je kleinkinderen zien opgroeien? Dan zou je eigenlijk
vegetariër moeten worden, want je houdt vreselijk veel van dieren.”
We praten over 35 jaar geleden, toen had het nog echt een
geitenwollensokkenimago. Maar goed, toen was ik een paar dagen bij
hem op vakantie in Spanje en zijn vrouw maakte vegetarische
gerechten en ik wist niet dat dat zo lekker kon zijn! Ik had vier dagen
geen beest aangeraakt, niets dood gemaakt, geen dierenleed
veroorzaakt en evengoed heerlijk gegeten. Je moet een omschakeling
maken in je hoofd: ik wil dat niet meer, ik wil gezond leven en verder
kijken dan mijn neus lang is. Na die vier dagen heb ik nooit meer vlees
gegeten. En onze kinderen niet, onze kleinkinderen niet en de
aangetrouwde figuren ook niet. Je kwam er bij ons alleen maar in als
je vegetariër was.
Het was een prachtig moment waar ik nog steeds heel trots op ben.
Ik ben blij dat ik hem heb ontmoet, maar ook blij dat we die keuze
hebben gemaakt. Het enige vervelende altijd is dat je je altijd moet
verdedigen. Je moet altijd de waarom-vraag beantwoorden. “Is dat uit
principe, meneer Huisman, of voor uw gezondheid?” Ik draai het altijd
om. Ik zeg tegen die mensen: “Eet u nou uit principe vlees of voor uw
gezondheid? Want als u het voor uw gezondheid doet, is het heel
stom en uit principe lijkt het mij helemaal vreemd.”
Het wordt gelukkig steeds populairder, steeds meer mensen gaan
nadenken over wat ze eten en wat voor dierenleed daarachter zit. Als
ik een vrachtwagen zie met varkentjes die naar de slacht gaan dan
denk ik: niet door mij. Dan ben ik trots. Maar ik zou graag willen dat
meer mensen zouden nadenken over wat ze eten. Als je vegetariër
bent, denk je ook over de E-nummers na en over veel meer dingen.
Je wordt toch een ander mens.
Sowieso vind ik het naar als iemand niet van dieren houdt. Want hoe
kun je nou niet van dieren houden? Uiteindelijk hebben alle beestjes
wel een functie. Maar dat is voor mij ook het geloof, hè. Niet dat met
een man met een baard op een wolk. Maar het goddelijke zit hem in
het feit dat de natuur zo prachtig in elkaar zit, dat mens en dier, maar
vooral dieren, zich aanpassen aan alles wat er is.
Kijk, ik heb een niertumor gehad. Gelukkig was ik er op tijd bij en
kon ik geopereerd worden. Dan denk ik: een mens heeft van zichzelf
twee van die mooie dingetjes die dat regelen. Het lichaam is een soort
fabriek. Je gooit er wat in en alle goede stoffen worden daaruit
gehaald en uiteindelijk wordt het overbodige ontlast. Het brein, je
hersenen, hoe dat allemaal in elkaar zit, het is een wonder. Dus ga
daar dan ook goed mee om. Een mens is zuiniger op zijn spulletjes
dan op zijn eigen lichaam.
De gekkenkoeienziekte en de salmonellabacterie, daar heb ik geen
last van. Het is logisch dat er ziektes ontstaan en uitbreken als je ziet
hoe wij dieren behandelen. Gelukkig worden mensen zich steeds
meer bewust van het dierenleed. En als je kijkt naar het milieu: er is
een mestoverschot. Er zijn nu boeren die koeien slachten zodat ze
weer voldoen aan het melkquotum. Ik vind het echt zo’n schande dat
wij de hoogste rang die we onszelf hebben toebedeeld misbruiken! Ik
voel me niet verheven, maar ik voel mij wel verstandiger. Denk nou
na, doe nou niet zo stom, al die beestjes die je daarmee kunt redden.’
Henny vertelt dat hij één keer in de drie maanden een vitamine B12
injectie haalt. ‘Ik gebruik daarnaast ook voedingssupplementen, zoals
D3 en magnesium. Innemen met een beetje water. Mijn dochters, hun
mannen en kinderen zijn allen vegetariër. De oudste is veertien en die
heeft nog nooit vlees gegeten. Nou, dat is een beer van een meid,
hoor. Die komt niks tekort. Ze zijn allemaal zo gezond als een vis. Ik
zou dit aan iedereen die gezond oud wil worden aan willen bevelen.
Ik hoop echt dat er over vijftig jaar geen dieren meer geslacht
worden. Dat we dan zullen zeggen: “Vroeger aten de mensen die
beesten op… Wat gek! Ze dachten dat dat goed was. Kun je je het
voorstellen?”’
Pandemieën
Henny Huisman noemde al de gekkekoeienziekte en salmonella. Het
klinkt misschien een beetje ver van je bed, maar dat zijn deze ziekten
allerminst. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is zestig
procent van alle ziekteverwekkers bij mensen afkomstig van dieren.
Door al het op elkaar gestapelde vee lopen we een enorm risico op
allerlei ziekten. Mond en klauwzeer (MKZ), gekkekoeienziekte, Q-
koorts, en ga zo maar door. Volgens bloedbank Sanquin heeft 1 op de
500 bloeddonoren hepatitis E onder de leden, een ziekte die veel
voorkomt bij biggen.
Dat de link tussen de bio-industrie en ziekten een feit is, bleek in
2005 toen Partij voor de dieren-oprichtster Marianne Thieme de
campagne ‘Rem het virus, eet geen kip’ begon tegen de consumptie
van kippen, om zo te voorkomen dat de vogelgriep zich zou
verspreiden. Zeven pluimveebedrijven klaagden haar aan, maar de
rechter oordeelde dat de relatie tussen de pluimvee-industrie en het
virus te duidelijk was en de vrijheid van meningsuiting in het geding
als Marianne de mond gesnoerd zou worden.
In november 2016 dook de vogelgriep helaas weer op. Karen
Soeters is directeur van het wetschappelijk bureau van de Partij voor
de Dieren: de Nicolas G. Pierson Foundation. Als ik haar spreek in
Amsterdam vertelt ze dat zoönosen dierziekten zijn die overgaan van
dier op mens, bijvoorbeeld de Q-koorts en de vogelgriep. ‘Er zijn veel
boeren geweest die varkens hielden en door de varkenspest zijn
overgestapt op het houden van geiten. Die boeren zijn de geiten op
dezelfde manier gaan houden, net zo intensief als de varkens. Daar is
de Q-koorts door ontstaan, die nog veel erger had kunnen zijn.’
De Q-koorts ontstond bij een geitenboerderij in Herpen. 65 mensen
overleden aan de chronische variant en nog eens negen mensen
overleden aan acute Q-koorts.
‘In de veehouderij, bij varkens bijvoorbeeld, lijken varkens genetisch
heel erg op elkaar. Ze leven in dezelfde ruimte, krijgen precies
hetzelfde voer. Ze worden snel ziek, daarom geven we ze antibiotica.
Als er één varken ziek wordt, dan wordt zo’n hele stal ziek. Zo is het
ook met kippen en de vogelgriep.’
Mensen met chronische Q-koorts hebben nog steeds grote kans op
een vroege dood. En Q-koortspatiënten hebben ook meer kans op
lymfeklierkanker. Door al die ziekten moet er steeds weer worden
gevaccineerd met antibiotica en andere ziekteremmers. Dit heeft tot
gevolg dat wanneer het vlees gegeten wordt, de consument grote
kans heeft resistent te worden tegen antibiotica, met alle gevolgen
vandien. Bovendien komen de antibiotica en hormonen die koeien en
rioolstelsel terecht. Uiteindelijk belanden ze in de zee, waar
koraalriffen aangetast worden en het leven in de oceanen eronder te
lijden heeft.
Daarom is de regelgeving op het gebied van vaccinatie en
antibiotica verscherpt. Op de website van de Nederlandse Voedsel en
Warenautoriteit (NVWA) lees je het volgende:
En op Wikipedia:
God schiep de mens naar zijn beeld en zei: Wees vruchtbaar en word
talrijk. Bevolk de aarde en breng haar onder je gezag: Heers over de
vissen in de zee, over de vogels van de hemel en over alle dieren die
op aarde rondkruipen.32
“Dit recht lijkt ons vanzelfsprekend omdat wij ons aan de top van de
hiërarchie bevinden. Maar er hoeft zich alleen maar een derde mee te
bemoeien, bijvoorbeeld een bewoner van een andere planeet, wiens
god zou hebben gezegd: Jij zult over de schepselen van alle
hemellichamen heersen, of Genesis zou onmiddellijk alle
overtuigingskracht verliezen. De mens die door een Marsbewoner
voor een kar wordt gespannen en mogelijk door een bewoner van de
Melkweg aan het spit zou worden gebraden, zou zich misschien het
kalfskoteletje herinneren dat hij regelmatig op zijn bord vond en (te
laat) de koe zijn excuses aanbieden”.33
Wat zegt de filosofie over dieren eten? Matthieu Ricard haalt in zijn
boek René Descartes aan, die gezegd zou hebben dat alle dieren
‘machines’ zijn die niets voelden en enkel de mens dienden.36 Ook
filosofen als Immanuel Kant37, Jean Paul Sartre38 en Spinoza39
beschouwden dieren als instrumenten.
Zowel de Abrahamitische religies als de filosofie lijken daarmee
mensen toestemming te geven om straffeloos andere levensvormen
te gebruiken, te misbruiken en te doden. Er waren echter ook
tegengeluiden. De filosoof Voltaire bijvoorbeeld was vegetariër, net als
Pythagoras40 en de Griekse filosoof Plutarchus41. Van Isaac Newton
is bekend dat hij het gebod ‘Gij zult uw naasten liefhebben als uzelf’
ook voor dieren wilde laten gelden.42 George Bernard Shaw en Leo
Tolstoj en zijn familie waren eveneens vegetariër. Toen een tante er
een keer op stond vlees te eten aan de tafel van de familie Tolstoj,
vond ze een levende kip op de stoel vastgebonden en naast haar bord
een scherp mes.43
Twee harten
Boeddhistische en hindoeïstische religies zijn iets minzamer als het
gaat om vleesconsumptie. Volgens Ricard treffen we in meerdere
hindoeïstische teksten de veelzeggende volgende verzen aan:
Mahatma Gandhi was er ook heel duidelijk over: ‘Ik zal er nooit mee
instemmen het leven van een lam op te offeren aan een menselijk
lichaam. Hoe machtelozer een schepsel is, zo verzeker ik u, des te
meer recht heeft het door de mens te worden beschermd tegen de
wreedheid van de mens.’
Ik heb tijdens mijn eigen reizen veel boeddhistische monniken,
nonnen en meesters ontmoet in landen als India, Thailand, Vietnam
en Nepal. Sommigen aten vlees, anderen niet.Het verschilde per land
en traditie hoe vaak en waarom ze vlees aten. In een aantal tradities
mogen monniken en nonnen bijvoorbeeld alleen vlees eten wanneer
ze dat aangeboden wordt tijdens hun bedeltochten. Ik ben eens
meegelopen met een bedeltocht met een groep Thaise monniken toen
ik drie weken in een Thais klooster mediteerde. We liepen met een
dozijn monniken in een rij vlak na zonsopkomst een dorp binnen. De
bewoners stonden klaar om eten in onze bedelnappen te stoppen,
een geschenk dat hun karma positief zou beïnvloeden. En inderdaad,
er werd naast rijst en groenten ook vlees in mijn bedelnap gestopt.
Toch is het vaak onwetendheid dat de monniken vlees doet eten. Ze
zijn zich niet bewust van het lijden in de intensieve veehouderij.
Bovendien leven ze vaak nog in de illusie dat dierlijk eiwit nodig is
voor het menselijk lichaam. In het boeddhistische land Bhutan is jagen
en vissen overigens helemaal verboden.
Ook de Engelse dichter Percy Bysshe Shelley dacht er het zijne van.
Hij zei: ‘Het vlees waarmee de rijken zich volstoppen, is graan dat
letterlijk uit de mond van de armen is gestolen.’46
Schopenhauer voegde eraan toe: ‘Compassie voor dieren staat zo
nauw in verband met goedheid, dat we mogen zeggen dat iemand die
wreed is voor dieren geen goed mens kan zijn.’47
In haar boek Why we love dogs, eat pigs and wear cows legt
psychologe Melanie Joy ons de volgende kwestie voor:
Stel je het volgende voor. Je bent uitgenodigd voor een chic diner. Je
zit met de andere gasten aan een prachtig gedekte tafel, de
temperatuur is aangenaam, de kaarsvlammen weerkaatsen in de
kristallen glazen, de gesprekken zijn ongedwongen. Uit de keuken
komen aanlokkelijke geuren van heerlijke gerechten, je hebt de hele
dag niet gegeten en je maag rammelt. Eindelijk, het lijkt wel of het
uren heeft geduurd, komt de gastvrouw uit de keuken met een
dampende schaal heerlijke ragout. De geuren van vlees, kruiden en
groenten vullen het vertrek. Je schept een flinke portie op, nadat je
een paar happen van het malse vlees hebt genomen, vraag je je
vriendin om het recept.
‘Dat wil ik je best geven,’ zegt ze. ‘Je neemt tweeënhalve kilo vlees
van een golden retriever, laat het goed marineren en dan…’
Golden retriever? Je verstijft en neemt geen hap meer als het tot je
doordringt wat je zojuist hebt gehoord: het vlees dat je eet is
hondenvlees! En nu? Eet je gewoon door? Of word je boos omdat er
stukjes golden retriever op je bord liggen en je er zojuist een paar
naar binnen hebt gewerkt? Schuif je het vlees opzij en eet je alleen de
groenten op? Als je een doorsnee mens bent, verandert je
welbehagen in afkeer als je hoort dat je zojuist hondenvlees hebt
gegeten.48
‘We hebben niet twee harten, één voor mensen en één voor dieren.
We hebben één hart of geen hart,’ zei de Franse dichter Alphonse de
Lamartine. Dit gaat volgens mij in het extreme op als je kijkt naar de
manier waarop we met varkens, koeien en kippen omgaan. Een
werknemer van een grote kippenslachter verklaarde eens: ‘Je bent
bezig kippen met duizenden tegelijk – wel 75.000 tot 90.000 per nacht
- te doden. Je bent een moordernaar.’49
Tot slot had ik nog dat laatste argument: ‘Ja maar, uiteindelijk is de
ethiek alleen bedoeld voor mensen. Die beesten zijn lang niet zo slim
als wij, dus mogen we ze uitbuiten.’ Nu realiseer ik me pas hoe
onzinnig deze redenering is. Baby’s, peuters, ouderen met dementie
en mensen met een verstandelijke beperking zijn ook niet zo slim als
ik. En dus? Stel je eens voor dat we honderden miljoenen baby’s
zouden opkweken en afslachten. Ik weet ook wel: die vergelijking is
gruwelijk en zal je misschien zelfs verontwaardigen. Maar worden we
boos omdat de vergelijking nergens op slaat, of omdat de waarheid te
pijnlijk is? Ik heb me vaak afgevraagd welke gewoonten onze
kleinkinderen straks barbaars zullen vinden. Zullen zij naar de
industriële veeteelt kijken zoals wij terugblikken op de Romeinse
gladiatorengevechten? Of op de slavernij? Nog maar kort geleden
werden miljoenen zwarte lichamen verhandeld en uitgebuit. Maar haat
en sadisme waren toen niet de grootste drijfveren. Het werd allemaal
mogelijk gemaakt door onverschilligheid. Onze voorouders negeerden
de behoeften, de emoties en het leed van de mensen die ze
verhandelden. Dat is een constante in de geschiedenis - of het nu
over de slavernij gaat of de moderne kledingindustrie. We zien het
immense leed dat we aanrichten gewoon niet. De vleesindustrie is
hier perfect voor ontworpen. In Nederland werkt minder dan 2 procent
van de beroepsbevolking in de landbouw. De dieren worden door
machines gevoed, gedood, verwerkt, ingepakt en opgestuurd.
Ondertussen hoeven wij niet na te denken over het leed van die
miljarden koeien, varkens, schapen en kippen. En dus blijven we ze
zien als dingen, terwijl het wetenschappelijke bewijs voor hun rijke
gevoelsleven zich opstapelt. Eén ding is zeker: als we voor iedere
schnitzel een kort filmpje moeten bekijken over het leven van het
geslachte dier, zouden we geen hap door de keel krijgen.
Intelligente dieren
Rutger Bregman zegt een aantal interessante dingen in bovenstaand
artikel. Hij heeft het bijvoorbeeld over de intelligentie van varkens en
verwijst naar een onderzoek van Stanley Curtis aan de universiteit van
Pennsylvania. Stanley en zijn team leerden varkens een videospel te
spelen met behulp van hun snuit. Ze deden het net zo snel en soms
zelfs beter dan honden en chimpansees.
Kenneth Kephardt, emeritus hoogleraar aan Pennsylvania
University, meldt dat varkens even goed een grendel kunnen openen
om uit hun hok te komen als honden, dat ze dat vaak met z’n tweeën
doen en dat ze er ook in slagen hokken van andere varkens te
openen.54 Dit is trouwens geen nieuws. Varkens hebben een soort
eigen taal en herkennen zichzelf en elkaar.
Suzanne Held van Bristol University heeft aangetoond dat varkens
zich kunnen voorstellen wat een van hun soortgenoten al dan niet kan
zien. Ze kunnen dus vanuit het perspectief van een ander dier kijken
als ze met elkaar concurreren bij het zoeken naar voedsel.55 Ook
toonde Held aan dat varkens een geheugen hebben.56
In 2011 presenteerden de universiteit van Wageningen en de
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht een iPad-spel speciaal voor
varkens.57 Varkens zijn hygiënisch, binnen zeven dagen zindelijk en
ze herkennen zichzelf in de spiegel, iets wat een mensenkind bij
anderhalf tot twee jaar pas kan.58
‘Ik vind alle dieren leuk, maar varkens zijn echt superleuk. Ze kijken je
aan, ze lijken heel erg op mensen. Ze hebben vaak blauwe ogen. Alle
varkensgezichtjes zien er anders uit. Ik zie al snel een individu. Dat
individu wil leven, plezier maken en zijn varkentjesleven leiden, maar
daar krijgt een varken in de Nederlandse varkensindustrie geen kans
voor. Zo is het bijvoorbeeld voor een zeug natuurlijk om een ketel te
bouwen, dat is een nest van stro waar ze haar bevalling voorbereidt.
Alleen dat kan niet in Nederland, want ze ligt tussen vier ijzeren
stangen omdat men bang is dat ze op de varkentjes gaat liggen,
hoewel een normale zeug zelden op haar varkentjes ligt. Het zijn er
veel te veel en ze heeft geen enkele gelegenheid gehad om haar
moedergevoel te ontwikkelen. De varkentjes kunnen geen kant uit.
Het moedervarken heeft te weinig spenen voor zoveel varkens, dus
een paar halen het niet. En die worden gewoon aan de rand van het
hok doodgeslagen en dan zijn we daar ook weer vanaf. De biggen die
achterblijven worden in een half jaar tijd vetgemest tot slachtvarken.
Terwijl ze normaal gesproken misschien wel vijftien jaar oud kunnen
worden, net als een hond. In dat half jaar hebben ze niets anders te
doen dan boven hun eigen urine en uitwerpselen te staan. Op een
betonnen open vloer zonder enige afleiding. De zeugen krijgen terwijl
ze zwanger zijn op sommige boerderijen een paar weken de
gelegenheid om op stro te verblijven, maar het grootste deel van de
tijd liggen ze tussen die stangen en worden ze zo snel mogelijk
opnieuw geïnsemineerd. Zeugen worden dus continue zwanger
gehouden in een heel beperkte ruimte.
Sommige boeren lijden eronder, die houden werkelijk van hun
dieren en vinden het erg. Stro is essentieel voor dierengeluk, maar dat
gaat in het afvoerputje zitten, dus dat ligt niet in de stal. Een boer die
aangaf veel van zijn varkens te houden had zelfs speelgoed voor die
varkens. Maar tegelijkertijd was hij ook degene die probeerde de
zeugen nog eerder te insemineren. Toen ik vroeg of hij werkelijk geen
respect had voor het leven, de schepping - hij was tenslotte christen -
gaf hij aan dat hij respect had voor de Schepper. Ik heb veel ruzie
gehad, ik kan hier heel slecht tegen. Ik weet dat boeren het moeilijk
hebben, ze krijgen maar heel weinig geld voor hun inspanningen. Ze
worden als ze het wel goed willen doen echt tegengewerkt door de
politiek en door de supermarkten. Supermarkten zijn heel schuldig en
de politiek ook, met name het CDA.
Er moet geld verdiend worden in de veeteelt en dat gaat ten koste
van dieren. Veel boeren stemmen op het CDA, want ze willen gewoon
geld verdienen. Natuurlijk willen ze dat. Dat wil je ook als je een
boekhandel hebt. Maar je werkt met levende wezens. Ik vond dat het
respect heel vaak ontbrak. Castreren bijvoorbeeld gaat heel snel,
zonder verdoving. De staart wordt afgeschroeid, het balzakje
opengesneden en dan worden heel snel die balletjes eruit gehaald.
Als het snel gebeurt, zien ze het niet aankomen, is het argument.
Maar dieren hebben veel pijn en stress. Ze verdoven met CO2 en dat
is heel pijnlijk in de longen.
Het zou helpen als de dieren langzamer zouden mogen groeien,
stro zouden krijgen, in kleinere groepen gehouden worden met meer
ruimte. En ja, vlees wordt dan duur. Maar leven en dood mag niet
goedkoop zijn. Dan zou het kunnen dat je minder vlees moet eten.
Nederland is een van de grootste exporteurs in de varkensindustrie.
Voor de Nederlandse varkensindustrie worden grote delen van het
Amazoneregenwoud gekapt om soja en mais te produceren als
voedsel voor de dieren. Vervolgens worden de varkens naar allerlei
landen geëxporteerd, waardoor daar weer markten kapotgemaakt
worden. In Tanzania, waar ik veel geweest ben, is alles heel
kleinschalig. Afrikanen vinden taai vlees lekker. Ze houden van
kauwen. Al die stukken vlees die wij niet eten, kun je daar dus mooi
kwijt. De Nederlandse industrie kan heel goedkoop vlees dumpen in
dat soort landen en daarmee maak je alle humane manieren van
dieren houden kapot. Die boeren daar gaan er ook aan kapot, die
hebben geen eten meer. De bevolking wil alles zo goedkoop mogelijk
en dat regelt Nederland wel even. En de bossen: dat kan ze geen reet
schelen, echt niet. Die worden ook voor de koeien gekapt, en die
zorgen weer voor een enorme uitstoot van CO2. Als we allemaal over
zouden stappen op kleinschaligheid, dan kan de wereld echt wel
gevoed worden. Maar als Nederlanders snel geld kunnen verdienen,
zullen ze het niet nalaten. Hierdoor zijn Nederlanders enorm grote
exporteurs van dierenleed.’
Dit bericht komt uit een open brief die door een groep van zeventig
dierenartsen werd ondertekend. De brief gaat over misstanden in de
Nederlandse veehouderij. De artsen reageren op een onderzoek van
NRC waarin dierenarts Thiadrik Blom in de periode 2013-2015
misstanden in slachthuizen filmde die hij meldde bij de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit, de NVWA. De overheidsdienst greep na
de meldingen niet in. Sterker nog, de rapportages van Blom werden in
twijfel getrokken. De dierenarts kwam een paar jaar later ziek thuis te
zitten.
In de brief van de dierenartsen in de NRC van 26 juni 2017 schrijven
de artsen verder dat de ingeslagen weg van goedkope bulkproductie
niet alleen geleid heeft tot ernstige aantasting van milieu, natuur en
klimaat, maar ook van dierenwelzijn. In de brief melden de artsen ook
dat het dier wordt aangepast aan de veehouderij in plaats van
andersom. Dieren worden te krap gehouden, met te weinig uitdaging
of afleiding, waardoor ze, ‘voor hun eigen veiligheid’ mutilaties of
schendingen moeten ondergaan. Zo worden kalf en koe bij de
geboorte gescheiden, kalveren en lammetjes onthoornd, zeugen in
kraamkooien gestald, staarten bij biggen zonder pijnstilling
geamputeerd en snavels bij kippen gekapt, hetgeen vanaf 2018
trouwens niet meer mag.60 Dit zijn allemaal structurele schendingen
van het dierenwelzijn. Sommige ervan zijn zelfs wettelijk verboden,
maar worden noodzakelijk geacht vanwege stalinrichting of simpelweg
gedoogd of over het hoofd gezien door slecht controlebeleid.
Varkens worden in het slachthuis met het heftig prikkende
koolstofdioxidegas bedwelmd, met een afschuwelijke en verstikkende
doodstrijd tot gevolg. Kippen bereiken het slachthuis vaak met blaren
op borst en poten, onder meer door het hoge ammoniakgehalte in de
stal. Ze breken vleugels of poten doordat ze zo snel mogelijk en dus
hardhandig in vervoerskratten worden gepropt. Honderdduizenden
dieren worden levend vervoerd omdat het in het ene land een paar
cent goedkoper is om het dier vet te mesten of te slachten dan in het
andere. Dieren worden vaak vervoerd naar landen waar
dierenwelzijnswetten nauwelijks bestaan of overtreden worden. Dit
zijn slechts een paar voorbeelden van praktijken die dierenartsen en
onze beroepsorganisatie faciliteren of gedogen. Soms met onze
handtekening, maar nog vaker met ons zwijgen.61 Aldus de zeventig
dierenartsen. Onder aan het artikel wordt vermeld dat vlak voor het
plaatsen van het stuk een aantal dierenartsen, werkzaam binnen de
NVWA en intensieve veehouderij, zich helaas terugtrokken uit angst
voor de mogelijke consequenties van hun openlijke steun. Ik telde nog
66 namen onder de brief. De dierenartsen hekelen Nederland als
gidsland. Alles draait om kostenefficiëntie en financiële druk door
banken en supermarkten, schrijven ze in de brief. Het dierenwelzijn in
Nederland is beter geregeld dan in andere landen. Maar dat het elders
slechter is, is geen reden tot tevredenheid. De artsen besluiten de
brief met de veelzeggende tekst:
Vleesvarkens 7500
Fokvarkens 1200
Leghennen 120.000
Vleeskuikens 220.000
Melkkoeien 250
Vleeskalveren 2500
Tragiek in slachterijen
Op 23 juni 2017 schrijven Esther Rosenberg en Joep Dohmen in
NRC:
Het aanbod bepaalt de vraag volgens Loretta. Ik denk dat dit net
zozeer waar is als dat de vraag het aanbod bepaalt. Dat maakt het
schuldvraagstuk in deze zo gecompliceerd. Er is mijns insziens geen
schuldige in dit verhaal. Geen enkele partij die de oplossing in handen
heeft. De consument kan geen goedkoop vlees meer eten als er
alleen biologisch vlees in de schappen zou liggen. De macht ligt niet
alleen bij de vork. De macht ligt net zozeer bij de sector en bij wat zij
aanbiedt. De macht ligt ook bij de overheid en de regelgeving die zij
doorvoert, en bij de supermarkten en hun beleid. De macht ligt net zo
goed bij de banken en hun investeringskeuzen. Al deze partijen
samen hebben de macht en zonder dialoog en gemeenschappelijke
bewustwording blijft alles zoals het is. Daar heeft uiteindelijk niemand
baat bij. Geen boer ziet zijn kinderen graag met mondkapjes lopen
omdat de lucht zo vervuild is dat dat noodzakelijk is. Geen ambtenaar
wil medeplichtig zijn aan het verdwijnen van de Amazone. Geen
supermarktmarketeer ziet haar opa graag aan darmkanker sterven en
geen enkele bankmanager durft zijn dochtertje van twaalf mee te
nemen een slachthuis in. We doen dit samen. Uiteindelijk raken de
effecten van de vleesconsumptie in Nederland iedereen. Wat wel heel
duidelijk is, is dat de groep die het meest geraakt wordt de dieren zijn.
Dieren die, als we 66 dierenartsen uit de sector mogen geloven, wel
degelijk lijden en in vreselijke omstandigheden leven.
5 De bio-industrie
Minder dan tienduizend jaar geleden woonden er op aarde één tot tien
miljoen mensen. Nu is de mensheid gegroeid naar zeven miljard. Tot
de jaren vijftig verliep de groei redelijk gestaag, ook in Nederland.
Maar de groei van tien miljoen naar zeventien miljoen Nederlanders in
de laatste vijftig jaar bracht een palet aan moeilijkheden met zich mee.
Of het nu ging om zorg, onderwijs, infrastructuur, woningbouw of
voedselvoorzieing, er moest flink worden opgeschaald om aan de
groeiende behoeften te voldoen. Zo ontstond de bio-industrie.
Het ontstaan van de sector wordt toegeschreven aan de
Amerikaanste kippenhoudster Cecile Steele in 1923. Bij toeval
ontdekte ze dat schaalvergroting werkte en ze veel meer winst kon
maken. De eerste industriële kippenfarms ontstonden dus in Amerika.
Deze grote hoeveelheden dieren in een relatief beperkte ruimte
brachten direct problemen met zich mee. De kippen worden ziek en
gaan afwijkend gedrag vertonen. In plaats van te concluderen dat
deze manier van dieren houden blijkbaar niet werkt, wordt als
oplossing het vaccineren met vitamines en antibiotica en het
afbranden, later knippen, van de snavels gezien.
In Nederland is er pas sprake van opschaling van de veeteelt na de
Tweede Wereldoorlog. De bevolking groeit exponentieel en de
herinneringen aan de hongerwinter van 1945 zijn nog vers. Vlees is
tot dan toe een luxe product dat slechts enkele keren per week
genuttigd wordt. De lonen stijgen echter met de wederopbouw en
daarmee stijgt de vraag naar luxe mee.
Hans Dagevos
Consumptiesocioloog en senior onderzoeker aan het
onderzoeksinstituut Wageningen Economic Research Hans Dagevos
verdiept zich in beleid rond voeding, voedselveiligheid en
eetgewoonten. Hij bekijkt het voedselconsumptiegedrag vanuit de
moderne consumptiesamenleving en de consumptiecultuur. Dagevos
is (co-)auteur van meer dan 250 publicaties (wetenschappelijke
artikelen, boeken, blogs, onderzoeksrapporten), waaronder de boeken
The Food Economy en De obesogene samenleving: maatschappelijke
perspectieven op overgewicht en het rapport Vleesminnaars,
Vleesminderaars, Vleesmijders.
De Universiteit Wageningen is een beetje het hol van de leeuw. De
bio-industrie en universiteit worden gezien als twee handen op één
buik. Hans Dagevos staat er net iets anders in. Hij is geenszins tegen
de branche, maar ziet helder waar de problemen liggen. ‘We kunnen
beter iets verder terug in de tijd gaan. We denken dat goedkoop en
breed beschikbaar vlees de normaalste zaak van de wereld is. Het is
eigenlijk nog maar sinds de jaren vijftig zo dat vlees beschikbaar werd
voor de gemiddelde Nederlander. Dat het normaal werd om een
aantal keer per week vlees op het bord te hebben. Daarvoor werd
vlees slechts bij hoge uitzondering gegeten, ook de slechte delen van
het vlees werden gegeten. Het huidige eetpatroon voor de doorsnee
Nederlander is dus nog maar een halve eeuw oud.’
Dit zet het verhaal van de Nederlandse vleesconsumptie wel
enigszins in perspectief. De Nederlandse overheid besluit in de jaren
vijftig een nieuwe weg in te slaan met de vleesproductie. Specialisatie
en schaalvergoting zijn speerpunten in het beleid van het ministerie
van Landbouw. De boer mag kiezen: kippen, koeien of varkens. De
minister van Landbouw op dat moment is Sicco Mansholt. Zijn
bijnaam is ‘De architect van de grootschaligheid’. Mansholt had goede
bedoelingen en zei:
Met nadruk wil ik erop wijzen dat een goede voedselvoorziening pas
kan werken als iedereen meewerkt. Dat wil zeggen: Alle hens aan
dek.
Uit cijfers van het CBS blijkt dat er in 1950 in Nederland 271.000
bedrijven zijn met varkens. In 1970 is daar nog maar tien procent van
over. In 2015 zijn er nog 6000 bedrijven die varkens houden en de
schatting is dat dit aantal de komende decennia meer dan halveert. In
1950 werd er 236 miljoen kilo varkensvlees geproduceerd. In 2015 is
dat zes keer zoveel: 1456 miljoen kilo.81
In 1957 wordt de Europese unie opgericht. Deze biedt enorme
kansen voor de nieuwe veeteeltindustriëlen. Vlees uit Nederland heeft
een uitstekende naam en Nederland wordt een van de
toonaangevende partijen op de internationale vleesmarkt. Al gauw
wordt goedkoop veevoer uit het zonnige Brazillië geïmporteerd. Het
warme Brazilliaanse klimaat is ideaal voor mais- en sojaproductie en
staat toe dat er meerdere malen per jaar geoogst wordt. Mais en soja
worden met miljoenen tonnen naar Nederland verscheept. De bio-
industrie wordt in Engeland factory farming genoemd.
Fabrieksboerderijen. In 2014 levert de branche een bijdrage van 45
miljard euro aan de Nederlandse economie.82 De bijdrage aan de
Nederlandse werkgelegenheid is 2% in 2016.83
Na het gesprek met Karen blijft dat laatste even hangen. Ik denk aan
klimaatontkenners als Donald Trump. Ik vraag me af waarom mensen
klimaatproblemen blijven ontkennen. Het is toch zo duidelijk als wat?
Er spelen enorme belangen binnen de fossiele-brandstofwereld, de
industrie en de veeteelt. Belangen die op korte termijn groot genoeg
zijn om de ogenschijnlijk langetermijnproblematiek van
klimaatverandering, ontbossing en voedselschaarste voor ons uit te
schuiven. Terwijl er overtuigend wetenschappelijk bewijs is geleverd
door een groot aantal onafhankelijke wetenschappers dat de
klimaatproblemen en alles wat daarbij hoort wezenlijk zijn en eigenlijk
niet meer als langetermijnprobleem beschouwd kunnen worden. We
ervaren de effecten ervan hier en nu.
Als ik denk aan mijn kinderen en de kinderen van mijn kinderen,
vraag ik me wel eens af in wat voor wereld, op wat voor planeet we ze
laten opgroeien? Hoe komt het toch dat de moderne mens daar zo
weinig over nadenkt en alleen maar met zijn eigen belang bezig is. Als
vader van drie kan ik me daar niets bij voorstellen.
Oervolken kenden al de wijsheid: Dat alles wat je doet mag zijn voor
het welzijn van alles, om al het leven te steunen. Nu en voor de
komende zeven generaties. De indianenstammen, sjamanen en
wijzen die ik heb ontmoet tijdens mijn wereldwijde onderzoeksreizen
van de afgelopen tien jaar leven tot op de dag van vandaag vanuit
deze intentie. Feitelijk leeft elke plant en elk dier vanuit deze intentie.
Alleen wij, de moderne mens, niet. We lijken de verbinding met de
kringloop, met de natuur en de aarde volledig te zijn kwijtgeraakt. En
daarmee ook de verbinding met onszelf. De gevolgen van wat we
aanrichten zijn zo enorm. Niet voor de planeet, die overleeft het wel.
Zelfs als we alle natuur vernietigen en daarna zelf ten onder gaan zal
de aarde zich weer herstellen. Ze heeft daar misschien een paar
miljoen jaar voor nodig, maar dat is voor haar een peulenschil. Net als
na het uitsterven van de dinosauriërs 65 miljoen jaar geleden, waarna
het leven opnieuw vorm heeft gekregen. We doen dit echt onszelf
aan. Wij zijn het die lijden onder ons eigen handelen. Zoals Chief
Seattle, de naamgever van de stad in Amerika, het treffend zei: We
hebben de aarde niet georven van onze voorouders, we hebben haar
in bruikleen van onze kinderen. En zoals het er nu naar uitziet doen
wij ons werk als rentmeesters op zijn zachtst gezegd niet optimaal.
Feitelijk maken we er een puinhoop van. En de manier waarop we
dieren consumeren en met ze omgaan levert daar een flinke bijdrage
aan.
Ongelijkheid
Wat dacht je van de grote groep mensen die nog altijd honger lijdt
wereldwijd. Terwijl 30% van het landoppervlak op de planeet door
koeien wordt bewoond of gebruikt voor het verbouwen van veevoer.
Eén miljard mensen gaan volgens schattingen van de Verenigde
Naties elke avond met honger naar bed. Tegelijkertijd wordt 60 tot
70% van alle landbouwgrond gebruikt om soja en mais te verbouwen
voor het vee dat in de rijke landen gegeten wordt.
Een koe heeft 15-25 kilo voer (soja, mais en tarwe) nodig om een
kilo vlees te produceren. Als we de grond waar dat voer op verbouwd
wordt zouden gebruiken om voedsel op te verbouwen dat rechtstreeks
door mensen gegeten kan worden, zouden we dan misschien de hele
wereld kunnen voeden? Ik denk dat we een beetje uit moeten kijken
met het noemen van dit soort absolute getallen. Wel kunnen we kijken
naar de beweging en het proces. In het FAO-rapport Livestock’s Long
Shadow87 stellen de onderzoekers dat de veehouderij een groot
beslag legt op de schaarse grond, water en energie. In de film Meat
the Truth stelt Marianne Thieme op basis van het FAO-rapport: ‘Waar
we nu 400 miljoen hectare nodig hebben voor het verbouwen van
soja, is dat bij het rechtstreeks consumeren nog maar 40 miljoen
hectare.’88 400 miljoen hectare is evenveel land als alle 27 staten van
de Europese Unie bij elkaar.
Klopten de feiten in Meat the Truth?
Drie onderzoekers van Wageningen University & Research, Léon
Sebek, Peter Kuikman en Paul Vriesekoop, onderzochten in 2008 in
opdracht van de toenmalige minister van Landbouw Gerda Verburg of
de feiten in de film Meat the truth, gemaakt door de Nicolaas G.
Pierson Foundation van de Partij voor de Dieren op juistheid waren
gebaseerd. Ze rapporteerden na onderzoek dat de feiten uit de film op
enkele onjuistheden na geen grote rekenfouten bevatten. Met 400
miljoen hectare zijn ze het echter niet eens. De onderzoekers
schrijven erover:
Veel vragen die ik krijg, gaan over de rol van de politiek en de lobby
van de bio-industrie. Veel mensen kunnen zich er geen voorstelling
van maken dat de Nederlandse politiek een bepalende rol heeft. Toch
is dat wel degelijk het geval, al is het vaak een kwestie onwetendheid.
Het CDA en de VVD vinden bijvoorbeeld dat vlees een primaire
behoefte is die voor iedereen betaalbaar moet blijven. Varkens in
Nood zegt daarover:
De ware kosten van een kilo vlees liggen vele malen hoger dan de
prijs die de consument ervoor betaalt, daar zijn alle deskundigen het
over eens. Een belasting op vlees in de vorm van een accijns kan dit
compenseren. Maar de machtige vleeslobby, in Den Haag
vertegenwoordigd door CDA en VVD, houdt stug vol dat vlees een
primaire levensbehoefte is die betaalbaar moet zijn voor iedereen.
Ook PVV en SP zien weinig in een vleestax. Hun achterban, ‘de
gewone man’, mag immers niet de dupe worden. Hem mag zijn recht
op betaalbaar vlees niet afgenomen worden. Mensen moeten zich
echter realiseren (a) dat zeker de gewone man veel te veel vlees eet
(en dus veel extra gezondheidsrisico’s loopt) en (b) dat kip zevenmaal
goedkoper is dan in de jaren zestig en varkensvlees 2,5 maal. Met die
betaalbaarheid zit het in verhouding dus wel goed, ook met accijns,
maar de gezondheid kan een stuk beter.120
Zowel CDA als VVD heeft meerdere malen hun best gedaan een
verbod tegen vegavlees te bewerkstelligen. VVD’ers Ziengs en
Lodders stelden Kamervragen over de vegetarische curryworst. Ze
vonden deze titel misleidend en ‘geen juiste weergave van de
werkelijkheid’. Het CDA ging zelfs voor een verbod op het vegetarisch
kookboek van het voedingscentrum. De partij zag dat als propaganda
voor het niet eten van vlees. Liever had de partij gezien dat het geld
dat voor het kookboek was bestemd, uitgegeven zou worden aan een
voorlichtingscampagne over het maatschappelijk nut van dierproeven.
Het vegetarisch kookboek van het voedingscentrum is echter al meer
dan 10 jaar oud en werd herzien toen dit speelde.122
Het CDA wil dat iedereen vlees kan eten zo vaak en zo veel hij wil.
Zelfs toen het eigen CDA- Duurzaamheidsberaad stelde dat minder
vlees eten beter is voor gezondheid, klimaat en biodiversiteit, werd
door de partij het promoten van een vleesvrije dag weggestemd. Toen
tijdens een havo-examen leerlingen vragen van hoogleraar Roos
Vonk moesten beantwoorden over vegetarisme kwam het CDA in
beweging. CDA-Kamerlid Geurts vond de teksten van Roos Vonk niet
kunnen. Nu moet ik zeggen dat ze ook wel een beetje provocerend
waren voor de gemiddelde vleeseter. In de tekst staan passages als:
Dit betekent niet noodzakelijk dat je asociaal en immoreel bent als je
vlees eet. Mensen kunnen immers ook gewoon onwetend of dom zijn,
waardoor ze de gevolgen van hun keuzes niet ten volle beseffen. En:
De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat al deze mensen hun persoonlijk
comfort belangrijker vinden dan de hoge en onomkeerbare kosten die
hun keuzes voor anderen teweegbrengen.123
Tijdens een debat over goedkoper vlees bij het
levensmiddelendebat in maart 2017 werd het volgende gezegd:
Ik wil hierbij een oproep doen aan Van Dale om met een kortere meer
treffende definitie te komen. Flexitariërs zijn mensen die flexibel met
vlees omgaan. Een soort semi-vegetariërs. Het is de eerste stap op
weg naar een plantaardig dieet. Bij het woord vegetariër hebben we
meer geluk bij Van Dale: Iemand die geen vlees of vis eet. Kort maar
krachtig en inderdaad, wat valt er meer over te zeggen.
Veganist dan? Volgens Van Dale is dat: Iemand die geen dierlijke
producten eet of op een andere manier gebruikt. En dat is interessant.
Ikzelf eet veganistisch, maar dat betekent niet dat ik al mijn leren
schoenen, riemen en andere van dieren gemaakte voorwerpen en
gebruiksartikelen in de vuilnisbak heb gegooid. Ook eet ik nog best
wel eens honing. Gelatine, op dieren geteste producten en dierlijke e-
nummers vermijd ik wel waar ik kan. Er is dus een verschil tussen
veganistisch eten en veganistisch leven. Het mooie is dat in deze tijd
voor werkelijk alles alternatieven zijn. Hippe schoenen van
bijvoorbeeld hennep of zelfs fruitschillen zijn niet van leren te
onderscheiden en ook riemen worden van allerlei materialen gemaakt
tegenwoordig. Veganistisch leven is best een complex iets en
daarmee een keuze. Volgens de vereniging voor veganisme is:
Ik vraag Mark Post hoe hij erbij is gekomen zich met kweekvlees
bezig te gaan houden. ‘Eigenlijk ben ik er bij toeval ingerold. Het idee
van kweekvlees stamt uit 1930 en is geopperd door Winston Churchill,
die zei dat we op een gegeven moment gewoon vlees zouden gaan
kweken in plaats van dieren te slachten. Churchill vond het efficiënter
om een kippenpoot te produceren dan een hele kip. De Nederlandse
meneer Van Eelen was hierrdoor geobsedeerd en heeft in 2004 een
aantal wetenschappers bij elkaar geroepen en ze met
overheidssubsidie aan het werk gezet. Na twee jaar kwam ik erbij,
omdat ik verstand had van stamcellen en van tissue-engineering. Ik
vond het toen echt een wereldidee niet wetende hoe groot dat
wereldidee eigenlijk was, maar daar kom je dan geleidelijk aan achter.
Op een gegeven moment werden we gefinancierd door Sergey Brin
om die eerste hamburger te maken en die hebben we in 2013
gepresenteerd in Londen.
De grote voordelen van kweekvlees zijn ten eerste dat je alle
kweekomstandigheden zodanig onder controle hebt, dat wij denken
dat het veel efficiënter is dan vlees van een koe. Met andere woorden:
we hebben minder bestanddelen en minder voedingsmiddelen nodig
om dezelfde hoeveelheid vlees te maken. Ten tweede kunnen we dat
doen zonder dat we daar heel veel koeien voor nodig hebben, we
hebben nog steeds enkele koeien nodig om die cellen te leveren,
maar veel minder waardoor we minder methaan- en CO2-uitstoot
hebben en we het milieu minder belasten. Ten derde hoeven we de
koe niet te slachten, en hoeven we geen koeien in enorme stallen
onder weinig humane omstandigheden te houden. Op dit moment zijn
er ongeveer een half miljard koeien op deze aardbol en ik denk dat we
aan zo’n dertig- tot vijfendertigduizend voldoende zouden hebben om
de hele wereldbevolking van vlees te voorzien.’
Kweekvlees is vlees zoals wij dat kennen, niks meer en niks minder.
De effecten van kweekvlees op de gezondheid zijn die van gewoon
vlees op de gezondheid. Maar als je toch bezig bent om dat vlees te
maken, kun je natuurlijk ook overwegen om het gezonder te maken.
Minder of een ander type vet gebruiken, bijvoorbeeld onverzadigde
vetzuren, omega 3 vetzuren, zodat het product gezonder wordt. Dat
zou een mooi doel. Als je kijkt naar ziekten, zijn er meer voordelen
aan kweekvlees. We kunnen dierenziekten vermijden tijdens het
kweken. We kunnen doordat we beginnen met een heel klein stukje
spier met 100% zekerheid vaststellen dat daar geen ziekte in zit. Door
de kweekmethode kunnen we met zekerheid vaststellen dat er nooit
bacteriën inkomen of wurmen of parasieten.
Op zijn vroegst verwacht ik over een jaar of vijf dit product op de
markt te kunnen brengen. Dan zal het nog steeds vrij duur zijn,
minimaal zestig euro per kilo volgens onze berekeningen. Dus of het
meteen in de supermarkt zal liggen, weet ik nog niet, waarschijnlijk
eerst in speciaalzaken of in deftige restaurants. Het duurt het nog wel
een paar jaar voordat we de prijs kunnen terugbrengen naar een
redelijk niveau. We focussen ons nu op de hamburger omdat die
relatief makkelijk te maken is. Het is mogelijk om een biefstuk te
maken, maar dat is technisch wel lastiger. Dan moet je een
bloedvatensysteem aanbrengen, meer gaan bouwen om zo’n dikke
structuur te maken.
Een belangrijke vraag is natuurlijk of mensen dit gaan eten. Of ze
het niet griezelig vinden omdat het uit een laboratorium komt. Dat is
een obstakel dat we natuurlijk in de hand hebben, iets wat je met
marketing kunt beïnvloeden, waar we aan zullen werken. Maar als je
kijkt naar de praktijk, mensen in dit land eten frikadellen. Als je
mensen vraagt of ze weten wat daarin zit, dan zeggen ze nee, en als
je een beetje geluk hebt zeggen ze dat ze het niet willen weten ook.
Dus mensen zijn perfect in staat om dingen te eten zonder dat ze
weten wat daar precies in zit. De reden dat sommige mensen
frikadellen eten is omdat ze weten dat die veilig zijn.
Een andere belangrijke vraag is wat er gaat gebeuren met ons
gewone vleesaanbod. Er hoeft maar één schandaal met kweekvlees
te zijn of dat wordt weer aantrekkelijker, hetzelfde gebeurt als de prijs
stijgt of het aanbod stagneert. Het is goed aan mensen uit te leggen
wat de voordelen zijn van kweekvlees, iedereen begrijpt waarom we
dit eigenlijk zouden moeten eten. Maar de stap om dan uiteindelijk te
gaan kiezen voor iets wat uit een laboratorium komt en wat ze niet
helemaal kennen, die stap moet wel gemaakt worden en die is niet
helemaal vanzelfsprekend. Een onderzoeksbureau deed een enquete
onder 15.000 Nederlanders met de vraag: zou jij kweekvlees eten.
Maarliefst 75% reageerde positief, een veelbelovend getal.
De voordelen van kweekvlees zijn duidelijk: het is efficiënt, geen
transporten, geen dierenlijden en nauwelijks uitstoot. Op termijn
kunnen mensen stamcellen per internet bestellen en dan thuis in de
koelkast vlees kweken. Er zijn zoveel mogelijkheden.’