You are on page 1of 27

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 1



Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta

nummer 3/2013
Juli 2013
Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 49
ste
jaargang
Verschijnt als het past
Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage


Het eerste woord


We treuren nu om ons verlies en wenen voor de
terugkeer van wat we ooit haatten. Wij zijn nu
onafhankelijk, maar in plaats van dat we blij zijn,
kunnen we alleen maar huiveren
Mihli Babits (Hongaars schrijver)


Ofschoon aanvankelijk met een ander onderwerp bezig voelen wij ons verplicht de troonsbestijging van
Prins Filip ditmaal voorrang te geven.

Als koning zal Filip het ongetwijfeld niet gemakkelijk krijgen. Zoals steeds zal de Monarchie dienen op te
boksen tegen de bende usurpatoren die onze democratische instellingen heeft bezet, met al enigste doel:
de macht en niets anders dan de macht. Nadat zij de staat tot een lege doos hebben gemaakt met hun
pseudo- federalisme, waarin in feite alleen nog hun zogenaamde gewesten en gemeenschappen iets
betekenen, zullen zij ook de koning elke ware invloed trachten te ontnemen ontnemen en de Monarchie
verlagen tot een poppenkast van lintjesknippers en openers van tentoonstellingen. Een louter protocollaire
Monarchie dus. Het uiteindelijk doel is: twee onafhankelijke staten die door niets of niemand boven hen
gehinderd worden.

Bij voorbaat zegen royalty-watchers en zich superieur voelende mediafiguren dat Filip geen goede koning
zal zijn, hij kan het niet. Waarop steunt men zich om dergelijke domme en dwaze uitspraak te doen?
Bovendien vergeet men dat men met dergelijke uitspraken gewoonweg onbeschoft is. Als wij zulke
uitspraken zouden doen over onze politici, zou men ons daar vlug op wijzen! In een krant las ik zelfs dat hij
niet kan lachen! Heeft men dan echt geen betere argumenten? Heeft ons land dan soms een nar nodig?
Wij in elk geval niet. Zij wel misschien?

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 2

Inderdaad toegegeven, Filip is ietwat stijfjes, spreekt wat stuntelig (tenminste in het Nederlands, wij
hoorden hem nog niet in een andere taal), is zelfs wat houterig en kan op dat vlak niet opboksen tegen de
vlotheid van zijn Nederlandse collega Willem-Alexander. Maar wat doet dat er toe? Elke vorst heeft
noodzakelijk zijn eigen stijl. Ook Boudewijn en Albert ll waren verschillende typen. Maar uiteindelijk zijn dit
toch maar bijkomstigheden. Wachten wij liever op zijn daden alvorens onverantwoorde uitspraken te doen.
Voor sommigen zal het natuurlijk nooit goed zijn. Het publiek heeft zijn populistisch leedvermaak en daar is
het hen om te doen.

Mogen wij hopen nu onze beide landen een jonge en nieuwe vorst hebben, dat zij binnen de perken van
hun mogelijkheden de samenwerking zullen bevorderen?

Men vergeet dan dat een koning een symbolische rol speelt en wat er misloopt in dit land kan dan ook niet
op zijn rekening geschreven worden, daar dienen uitsluitend de politici voor verantwoordelijk gesteld. En
gelukkig kan een koning hen soms nog de les spellen. Maar juist in zulke moeilijke en delicate tijden loopt
hij hen natuurlijk in de weg. Enkel door er te zijn vervult hij een onvervangbare politieke rol. En dat een
Monarchie niet democratisch zou zijn? Gelukkig maar, want de Monarchie is geen persoon, maar wel een
instelling, een instituut. Zijn de republikeinen trouwens wel zo zeker dat hun staatsvorm democratischer
zou zijn? Partijpolitici doen er trouwens goed aan om over hn democratisch gehalte nederig te zwijgen.

En dan dat eeuwig gezeur over de kosten van een Monarchie. Heren politici, mogen wij u herinneren aan
het gezegde in het huis van de gehangene spreekt men niet over de koord?




Nous sommes arrivs au point o lOcident peut tout, mme se dtruire. Une civilisation se dtruit
en se reniant. Elle se dfait comme une conscience de soi, sous la menace, plus grave que la mort,
de la schizophrnie

Pierre Chaunu





Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 3

In Memoriam : Adolphe Evrard


Op zaterdag 8 juni had onze goede vriend Adolphe Evrard de gezegende leeftijd van 94 jaar bereikt, op
zondag 30 juni heeft hij in de namiddag dit aardse leven verlaten. Zonder lijden weliswaar, als het ware
stilaan uitgedoofd, maar ook kalm en zonder weeklagen. Hij wist dat zijn tijd gekomen was en hij heeft het
lot aanvaard.



Adolphe was een van de merkwaardigste mensen die ik in mijn leven heb ontmoet. Niet alleen christelijk
gelovig, maar zelfs uitermate vroom en ongelooflijk belezen. De Franstalige literatuur had voor hem geen
geheimen. Wat had hij niet gelezen? Niet alleen een verstandig man, mr: een wijs man, zoals men er
zelden ontmoet. Had onze wereld maar meer dergelijke mensen en luisterde men maar meer naar hen!
Ik heb herhaaldelijk het voorrecht gehad met hem te mogen spreken, telkens was het voor mij een genot,
altijd stak ik er wat van op. En zijn brieven die ik allemaal bewaard heb, nodigden niet alleen tot lezen,
maar ook tot meermaals her-lezen uit.

Hij was een echte Henegouwer niet voor niets werd de achterkant van zijn tuin zijn passie begrensd
door de Samber, maar bovendien stond hij met zijn volle persoonlijkheid achter de idee van de Zeventien
Provincin. Hij leerde reeds in 1941 Louis Gueuning kennen en volgde hem onmiddellijk en dit tot het
einde. Samen hebben zij vele gevaren getrotseerd. Met hem ging n van de laatste van de zeldzaam nog
levende, maar uiterst trouwe leden van de Orde heen.

Zijn levensloop is des te merkwaardiger omdat hij het tot ere-secretaris van het CPAS (het huidige OCMW)
van zijn gemeente Chtelineau (toen nog zelfstandig) gebracht heeft. Wie weet wat dit dr op politiek vlak
inhoudt en wie rekening houdt met zijn levensovertuiging, beseft meteen hoeveel tegenkanting hij heeft
moeten overwinnen. Hij heeft mij daar meermaals smakelijke anekdotes over verteld: ach, zegde hij dan,
ik ken die kerels immers, ik heb ze van dichtbij bezig gezien Op de meesten van de huidige generatie
partijpolitici keek hij inderdaad met een vleugje sarcasme neer.

Adolphe, wij zullen u nooit in ons gebed tijdens onze middagoverweging - zoals ons opgelegd door de regel
van de Orde - vergeten, gij blijft voor altijd een voorbeeld voor ons.

Sancte Michael, defende nos in praelio.

V.E.



Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 4

Feiten en Beschouwingen

OMTRENT DE REGIONALISERING VAN HET ARBEIDSMARKTBELEID
De zogenaamde zesde staatshervorming zal het leven van de modale Belg ingrijpend veranderen.
Er worden miljarden euros overgeheveld naar de gewesten en de gemeenschappen. Maar zal
Belgi daardoor beter functioneren? Het loont in dat opzicht de moeite in te gaan op de
regionalisering van het arbeidsmarktbeleid.
De arbeidsmarktcontrole op de beschikbarheid van werklozen.
Vandaag ligt het volledige beleid inzake de controle op de beschikbaarheid van werklozen en hun
bestraffing op Belgisch niveau. De begeleiding van werklozen is nu reeds gewestelijk. Als de zesde
staatshervorming wordt uitgevoerd, wordt deze bevoegdheid gewestelijk, tenzij het om de vrijstellingen
van de beschikbaarheid gaat hiervoor moet de federale regering een eensluidend advies geven , tenzij
een gewest de sanctionering aan de federale overheid wil overlaten, met uitzondering van de materile
uitvoering van de sanctionering die nationaal blijft en behoudens de verplichte samenwerkingsakkoorden
om aan Europese maatregelen te voldoen terzake en dit alles binnen een federaal wetgevend kader.
Wat die Europese maatregelen betreft, komt men zo in een tegenstrijdige situatie waarbij men splitst om ...
daarna tussen gewesten samen te werken.
Deze maatregelen zorgen alvast niet voor meer homogene bevoegdheidspaketten, maar wel voor nog
mr versplintering van het beleid en dus verspilling.
Zelfs Marie-Kristine Vanbockestal, algemeen beheerder van het Forem, de openbare Waalse dienst voor
tewerkstelling en opleiding, en nochtans voorstander van deze regionalisering waarschuwt tegen de
ingewikkeldheid van het systeem (La Libre Belgique, 31 januari 2013, p. 4): Het risico bestaat dat
personen die naar het Forem komen niet meer weten of ze komen om een vraag te stellen of om
gecontroleerd te worden. En ze geeft toe : Het is erg ingewikkeld, te meer daar de RVA een zekere
invloed zal behouden op de controle, met name in vast te leggen wat een actief zoekgedrag is.. Wat te
doen? Ik pleit ervoor dat de RVA daarover beslist in samenspraak met de regios. Maar samenspraak
betekent weer efficintieverlies en zelfs chaos.
Bovendien brengt de ene splitsing opnieuw een andere met zich mee totdat het federale niveau geen
bevoegdheden meer heeft. Dat is de vicieuze cirkel van het taalfederalisme: er is geen logisch einde aan
de splitsingen.
Bovendien houdt een splitsing van de controlebevoegdheid in dat de situatie op het terrein kan verschillen,
waardoor de eenheid van het Belgische arbeidsrecht onder druk zal komen te staan, hetgeen zonder twijfel
de bedoeling van de taalnationalisten is.
Opnieuw dienen we dus vast stellen dat deze splitsing niet door de nood aan een efficinte staat is
ingegeven, maar door de onwil van de politici om over de taalgrens samen te werken in een klein land als
Belgi. Waarom willen diezelfde splitsers dan dat Belgi of hun gewest lid van de Europese Unie blijft, die
23 talen erkent en die reeds aan de oorsprong van een groot deel van onze wetgeving ligt?
Het doelgroepenbeleid
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 5

De regeling inzake de gedeeltelijke regionalisering van het doelgroepenbeleid is zo mogelijk nog
complexer dan die betreffende de controle op de werklozen...
Een overzicht.
a) De doelgroep RSZ-kortingen
Allereerst besliste de particratie om over te gaan tot een partile regionalisering van de zogenaamde
doelgroep RSZ-kortingen. In het huidige systeem zijn er drie vormen van verminderingen van sociale
bijdragen: a) de structurele vermindering van de sociale bijdragen die voor alle werkgevers en werknemers
geldt; b) de doelgroepvermindering voor werkgevers en werknemers en tenslotte c) de
doelgroepvermindering voor specifieke categorien van werknemers.
De structurele vermindering blijft een exclusief nationale materie. Binnen de doelgroepvermindering voor
werkgevers en werknemers worden acht doelgroepen onderscheiden en heeft men ervoor gekozen om
willekeurig de toekenning van sociale bijdragen aan vier doelgroepen te regionaliseren: de oudere
werknemers, de jonge werknemers, de langdurig werkzoekenden en de herstructureringen. Anderzijds
blijven vier doelgroepverminderingen nationaal: de collectieve arbeidsduurvermindering en de
vierdagenweek, de mentors, de opleiders/begeleiders, en tenslotte de eerste aanwerving.
Ook inzake de regionalisering van de doelgroepvermindering voor enkele categorien van werknemers is
het willekeur troef. Zo worden bijv. kortingen op de sociale bijdragen voor onthaalouders en kunstenaars
een gewestelijke materie, terwijl die voor wetenschappelijk onderzoek en de teruggave van de
loonmatigingsbijdrage voor universiteiten nationaal blijven.
Alweer is er geen enkele coherentie te bespeuren in de maatregelen die de splitsers willen treffen, temeer
daar enkel de RSZ de technische en administratieve operator blijft. Anders gezegd, een federale instelling
zal regionale maatregelen uitvoeren. Wie kan daar nog aan uit ?
Bovendien zal de federale overheid blijven bepalen wat de criteria voor een doelgroep zijn en maatregelen
mogen blijven treffen i.v.m. de loonkost. Waarom dan splitsen? Dwazer is nog dat de federale overheid na
de overheveling geen nieuwe doelgroepen meer mag bij creren, terwijl de gewestelijke overheden daar
eveneens niet de bevoegdheid voor hebben.
En alsof alles nog niet ingewikkeld genoeg was, ontstaat er mogelijk een concurrentie tussen de gewesten
en de nationale regering. Want enkel die laatste is bevoegd voor de personenbelasting. Indien een
gewestelijke regering een subsidie uitreikt van 100 EUR voor bepaalde werknemers, wordt dat bijkomende
loon nationaal belast als inkomenbelasting. Deze situatie zal de taalnationalisten ertoe aanzetten om in de
naam van homogene bevoegdheidspaketten de gehele of gedeeltelijke splitsing van de
personenbelasting te eisen.
In zon absurd systeem kan n gewest de sociale bijdragen voor oudere werknemers verlagen, terwijl een
ander ze verhoogt. Het feit dat de gewesten (partieel) bevoegd worden voor verminderingen van sociale
bijdragen schept dus een bijkomende ongelijkheid tussen de Belgen.
b) De activering van de RVA-werkloosheidsuitkeringen
Ook de activering van de RVA-werkloosheidsuitkeringen met het oog op de inschakeling van
werkzoekenden wordt geregionaliseerd. Anders gezegd, de gewesten bepalen wie in aanmerking komt
voor een werkloosheidsuitkering, maar de federale overheid bepaalt het bedrag ervan en keert de
werkloosheidsuitkering uit. Net als bij de doelgroep-RSZ kortingen, voert enkel de RVA alle maatregelen
uit. Ook hier probeert men bewust verschillen in het leven te roepen die latere splitsingen moeten
rechtvaardigen.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 6

c) De middelen voor de gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing in enkele sectoren
Voorts is er nog besloten om middelen voor de gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing in enkele
sectoren te regionaliseren. Een motivering werd evenwel niet gegeven. Zo worden de middelen van de
bedrijfsvoorheffing inzake binnenvaart regionaal, maar die in de zeevisserij blijven nationaal. De middelen
inzake de sleepvaart worden regionaal, die van de koopvaardij niet. Anderzijds en in volledige
tegenspraak hiermee bepaalt het gedeelte aangaande de financieringswet van het communautair
akkoord dat de hele bedrijfsvoorheffing integraal federaal blijft. Begrijpe wie kan!
d) De GESCO-banenplannen
Tenslotte werd nog beslist om de GESCO (gesubsidieerde contractuelen)-banenplannen te regionaliseren.
Dit is wel een erg vreemde maatregel. Want hoewel het om een regionalisering van meer dan 1 miljard
euro zou gaan, behoren deze banenplannen al sedert 1988 tot de bevoegdheden van de gewesten.
Misschien vinden de splitsers zelf niet meer de weg in hun eigen institutioneel labyrinth.
Kortom, de zesde staatshervorming versnippert het doelgroepenbeleid, dat tot op heden een exclusieve
bevoegdheid van de nationale staat was over verschillende beleidsniveaus, wat uiteraard nefast is voor de
efficintie van het beleid.
Bovendien mogen de gewesten naar hartelust en eenzijdig met het geld van alle Belgen cadeaus uitdelen
bijvoorbeeld door sociale bijdragen te verminderen. Niet alleen krijgen ze zo vat op aanzienlijke bedragen
uit de federale sociale zekerheid, maar zal ook de ongelijkheid tussen de Belgische werknemers toenemen.
Het is onvoorstelbaar en ongehoord dat een rechtsstaat de juridische ongelijkheid tussen haar inwoners
invoert en versterkt
De homogenisering der bevoegdheden
Het gaat hier om de arbeidsbemiddeling, de loopbaanonderbreking voor het personeel van de
gemeenschappen en de deelstaten en, tenslotte, om de economische migratie.
a) De arbeidsbemiddeling
Wat de arbeidsbemiddeling betreft die reeds in 1988 geregionaliseerd werd worden de gewesten
bijkomend bevoegd voor:
1. De programmas voor de arbeidsmarktbegeleiding van leefloners (art. 60/61 OCMW-wet). Het gaat
hier om programmas waarbij het OCMW een baan bezorgt aan iemand die uit de arbeidsmarkt is gestapt
of gevallen, met als doel deze terug in te schakelen in het stelsel van de sociale zekerheid en in het
arbeidsproces. Zo krijgen de gewesten onrechtstreeks greep op de federale sociale zekerheid.
Nochtans was het behoud van de federale sociale zekerheid een belangrijk strijdpunt voor vele partijen en
voor de vakbonden Ze hebben dus hun kiezers en hun leden bedrogen !
2. De PWAs
Momenteel zijn er in Belgi ca. 20.000 personen die een PWA-arbeidsovereenkomst afsloten. Ze kunnen
activiteiten uitoefenen voor priv-personen, lokale overheden, VZWs, onderwijsinstellingen en in de
landbouwsector. De PWA-werknemers opereren vanuit de gemeenten en voeren een aantal activiteiten die
niet in de normale arbeidscircuits worden uit. Ze voldoen aan de vraag naar werk vanwege de langdurige
werklozen, de leefloners en sommige begunstigden van financile maatschappelijke hulp. Na de
regionalisering kunnen de gewesten zelf beslissen om de PWAs al dan niet te behouden.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 7

Indien ze dit doen, zal de federale overheid de werkloosheidsuitkeringen (maar niet de uitkeringen voor hun
PWA-activiteiten) betalen.
Het systeem zal enkel nog gelden voor de langdurige werklozen en zij die ver van de arbeidsmarkt staan.
Daaruit valt af te leiden dat deze regionalisering ook asociaal is: tot vandaag kunnen bijv. alle
werkzoekenden die recht hebben op het leefloon gebruik maken van het PWA-systeem. Dat zal in de
toekomst dus niet meer het geval zijn. Terloops dient ook opgemerkt te worden dat deze overheveling het
federale voogdijrecht over de gemeenten verder uitholt.
3. Outplacement
Inzake outplacement (de begeleidende diensten en adviezen die in opdracht van de werkgever aan de
werknemer worden verleend om hem in staat stellen binnen een zo kort mogelijke termijn een betrekking
bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsbezigheid als zelfstandige te ontplooien) is er sprake
van een gedeelde bevoegdheid. Zo worden de gewesten bevoegd voor de terugbetaling van
outplacementkosten aan de bedrijven, het opleggen van sancties aan werkgevers bij gebrek aan
outplacement en de inhoudelijke vereisten die niet vastliggen in CAO nrs. 51 en 82.
Dat impliceert echter dat de federale overheid bevoegd blijft voor outplacement voor werknemers van 45
jaar en ouder die worden ontslagen, alsook voor het toepassingsgebied, de instemming van de werknemer,
de verbintenissen van het outplacement-bureau enz.
Kortom, alweer een nodeloze en onlogische versnippering van middelen alsook een vermindering van de
synergie.
2) De deelstatelijke loopbaanonderbreking
Vandaag zijn de gemeenschappen en de gewesten bevoegd voor de criteria inzake de
loopbaanonderbreking van hun eigen personeel. Dit communautair akkoord voegt er nog de bevoegdheid
inzake de financiering en de voorwaarden aan toe. Deze defederalisering heeft ook betrekking op het
onderwijspersoneel (met uitsluiting van contractuele personeelsleden die onder het tijdskrediet vallen).
Anders gezegd: de ene splitsing rechtvaardigt zogezegd nieuwe splitsingen.
3) Economische migratie
Inzake economische migratie reiken de gewesten vandaag de arbeidsvergunningen voor vreemde
werknemers uit, met dien verstande dat de regelgeving federaal is. Het gaat om de arbeidskaart A (voor
werknemers), B (voor arbeidsmigranten) en C (voor migranten met een onzeker verblijfsstatuut). Dit
akkoord draagt de regelgevende vergunning voor de arbeidskaarten A en B maar niet voor C aan de
gewesten over. Ook wordt de regelgevende bevoegdheid inzake de beroepskaart voor zelfstandigen
geregionaliseerd. Het verblijfsrecht wordt evenwel niet geregionaliseerd.
Zo wordt er niet alleen een nieuw onontwarbaar regelgevend kluwen, maar ook een nieuwe manifeste
ongelijkheid gecreerd: de werknemer die een arbeidskaart A in n van de gewesten krijgt, kan immers
op basis van diezelfde vergunning eveneens in de twee andere gewesten werken. (Waarom moet de
vergunning dan geregionaliseerd worden?) Maar de zelfstandige die in n gewest een beroepskaart heeft
gekregen kan zich niet in een ander gewest vestigen, maar er wel zijn activiteit uitoefenen.
Overigens zijn de partijen blijkbaar snel vergeten dat ze beloofden om in de toekomst nog maar met n
groot ministerie van immigratie te werken
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 8

Het eufemisme homogenisering van de bevoegdheden staat hier synoniem voor een machtsuitbreiding
van de deelstaten door splitsingen. Voor wie versnippering, complexiteit en onoverzichtelijkheid hoog in het
vaandel draagt, moet deze staatshervorming een ware zegen zijn Efficintie en taalnationalisme zijn
duidelijk antagonismen. Tevens blijkt de particratie er niet voor de Belgische burgers te zijn maar alleen
voor zichzelf
4. OVERIGE BEVOEGDHEDEN
En dan zijn er nog een pak bevoegdheden die in het vizier van de splitsers liggen. Meer jobs zullen deze
splitsingen niet opleveren. Maar laat dat een zorg zijn van de partijpolitiek.
a) De sociale economie
In het nooit uitgevoerde communautaire akkoord uit 2008 stond een passage over de sociale economie (de
economie die erop gericht is om mensen die moeilijk een plaats vinden in het reguliere arbeidscircuit
tewerk te stellen). Die passage werd in het Vlinderakkoord van november 2011 hernomen. Het politieke
akkoord voorziet met name in de regionalisering van 1) de startbaanovereenkomsten in het kader van
globale projecten; 2) de start- en stagebonus voor de stagiaires uit het alternerend onderwijs; 3) de
werkhervattingstoeslag voor oudere werklozen en eenoudergezinnen; 4) de overige federale programmas
inzake sociale economie.
Hoewel het hier op het eerste gezicht lijkt te gaan over enkele kleinere bevoegdheden, is niets minder
waar. De sociale economie omvat de beschutte en sociale werkplaatsen, de bedrijven voor vorming door
arbeid, de erkende adviesbureaus in de sociale economie, de startcentra, de invoegbedrijven, de
kringloopcentra, de activiteitencoperaties, de buurt- en nabijheidsdiensten, de alternatieve financiers van
de sociale economie, de coperatieve bedrijven en organisaties en de OCMW- en welzijnsinitiatieven met
het oog op de professionele herinschakeling.
In 2008 verantwoorde men de defederalisering door erop te wijzen dat het ging om bevoegdheden die
versnipperd waren tussen de nationale overheid, de gewesten en gemeenschappen (Senaat stuk 4-602/1,
5.03.2008). Daardoor zou bij de burger onduidelijkheid ontstaan over wie bevoegd is (alsof dat niet geldt
voor het hele federalisme). Overigens bestaan er in andere federale staten eveneens gedeelde
bevoegdheden, maar daar beschikt de centrale staat over een substitutierecht. Ook werd gezegd dat
sociale economie dicht aanleunt bij de economische bevoegdheid van de gewesten. Met dat argument kan
nochtans de hele Belgische economie opgesplitst worden Men zei verder ook het volgende: ook [is] voor
de overheden [...] een dubbele ondersteuningsstructuur en -infrastructuur geen optimale inzet van
overheidsmiddelen. Dat laatste is een regelrecht argument tegen het verspillende taalfederalisme met zijn
verschillende ministers voor n bevoegdheid !
b) de dienstencheques
Om n of andere reden bevat het uiteindelijke politieke akkoord ook de regionalisering van de
dienstencheques, hetgeen zelfs niet in de ultra-radicale nota-De Wever was opgenomen (maar wel in de
zeer nationalistische nota Vande Lanotte). Enkel de aspecten i.v.m. het arbeidsrecht, zoals die inzake de
arbeidsvoorwaarden in de sectoren, zouden federaal blijven.
Deze splitsing is uiteraard onzinnig aangezien :
1) de gebruiker verschillende bijdragen in de drie gewesten zal betalen (wat op zich al discriminerend is) ;
2) vandaag de dienstencheques gebruikt worden voor een geheel aan huishoudelijke taken. Morgen zal de
dienstencheque alleen maar in n gewest geldig zijn voor tuinieren, in een ander om garages te reinigen
en in nog een ander om parkings schoon te maken;
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 9

3) het niet duidelijk is hoe bedrijf, dat dienstencheques verschaft, zal behandeld worden als ze haar
maatschappelijke zetel in Brussel heeft en een of meerdere exploitatiezetels in een ander gewest of in
andere gewesten;
4) het niet duidelijk is hoe iemand (bv. een huishoudster) die bijvoorbeeld in Charleroi en in Gent op basis
van een dienstencheque werkt, zal behandeld worden;
Kortom, het beleid inzake dienstencheques zal er zeker niet eenvoudiger op worden. Nochtans lijkt het ons
een essentile taak van de overheid dat ze het leven van de burgers gemakkelijker maakt, niet moeilijker.
De dienstencheques bestaan tien jaar en zijn erg succesvol. Welke andere houding dan een anti-Belgische
kan de opsplitsing daarvan verklaren?
c) Het industrieel leerlingenwezen en het betaald educatief verlof
Het betaald educatief verlof wordt geregionaliseerd en het industrieel leerlingenwezen
gecommunautariseerd. Hieraan is echter een samenwerkingsakkoord gekoppeld: met betrekking tot het
betaald educatief verlof zullen de gewesten met de gemeenschappen een samenwerkingsakkoord moeten
sluiten om de opleidingen te organiseren en te erkennen. Kan het nog ingewikkelder? Wat als n van de
zes gewesten/gemeenschappen weigert dat akkoord te sluiten? Wordt er dan geen beleid meer gevoerd?
d) Beheersstructuur RVA
Hoewel de RVA niet gesplitst wordt, wordt zijn beheerstructuur wel aangepast. Zo zullen in de toekomst
de drie gewesten aan de vergaderingen van de RVA deelnemen. Omgekeerd zullen vertegenwoordigers
van de RVA nochtans niet deelnemen aan de vergaderingen van de gewestelijke instanties, hoewel dit niet
meer dan logisch zou zijn. Het coperatief federalisme blijkt eens te meer nrichtingsverkeer te zijn
alsook een excuus om de macht van de deelstaten te vergroten.
Nergens is er een inhoudelijke visie met het oog op bijvoorbeeld betere beschutte werkplaatsen, een
performante beroepsopleiding of een optimalisering van de dienstencheques. Men wil de burger blijkbaar
doen geloven dat splitsen per definitie gelijk staat aan beter bestuur. In het federale Belgi kan men
blijkbaar elk motief aanhalen om een splitsing te rechtvaardigen, nl. de bevoegdheden worden vandaag
door verschillende overheden uitgeoefend, er is versnippering van middelen, de gewesten dienen bij het
beleid betrokken te worden, de bevoegdheden moeten gesplitst worden om beter aan te sluiten bij
gewest- of gemeenschapsbevoegdheden of gewoon omdat het moet. De hierboven opgesomde
maatregelen tonen dit eens te meer ten overvloede aan. Nochtans kunnen deze argumenten ook gebruikt
worden om Belgi weer n te maken
TOT BESLUIT: WAAR ZIJN WE EIGENLIJK MEE BEZIG?
Erg opmerkelijk is de commentaar van Monica De Coninck, federaal minister van Werk (SP.a).
Op 27 april 2013 verklaarde ze in een krantenartikel in De Tijd dat de zesde staatshervorming tijdverspilling
is. Als ik zie hoeveel energie er wordt gestoken in de staatshervorming, vraag ik me soms af waar we mee
bezig zijn, stelt ze verontwaardigd. Heel de discussie over structuren, die intussen al een jaar bezig is,
who cares eigenlijk?. De minister vreest terecht dat die staatshervorming haar doel voorbij zal schieten.
Het is belangrijk om te streven naar homogene bevoegdheidspaketten, maar ik betwijfel of we daarheen
aan het evolueren zijn.
En gelijk heeft ze. Want homogeniteit zit er niet in, wel een extreme versnippering.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 10

Waarom wordt de staatshervorming dan doorgevoerd? Hierover wordt door de politici niet
gecommuniceerd. Misschien doen ze het om de N-VA terug te dringen. Maar aangezien geen enkele Belg
weet waarover die staatshervorming gaat en nog minder hoe die zijn of haar leven gaat verbeteren, is de
invloed op de score van Bart De Wever en co. nihil. Men zou zelfs kunnen stellen dat zulk een absurde
hervorming nog meer zin geeft om op radicale partijen te stemmen, waardoor de traditionele politici exact
het tegenovergestelde bereiken van wat ze beogen ...

Een menhir in het Zuidnederlandse Landschap

De naam Maurits Naessens (1908-1982) zegt de jongere generatie vermoedelijk weinig of niets meer.
Nochtans heeft deze man een niet te onderschatten rol gespeeld in het culturele en zelfs het politieke leven
in Belgi tijdens het interbellum en vooral na de Tweede Wereldoorlog. Toen in 1960 de Franstalige Paul
Haesaerts hem Naessens een eerste maquette toestuurde van zijn boek Histoire de la Peinture
Moderne en Belgique, beeldde hij zichzelf, Haesaerts, op de befaamde en alom bekende miniatuur af als
Jean Wauquelin, terwijl die Filips de Goede (=Naessens, overigens goed herkenbaar) de Chroniques de
Hainaut aanbiedt - met de opdracht Nouveau mcne de Flandres, cette esquisse dune nouvelle et
brilliante priode de notre pays.

Inderdaad, Maurits Naessens heeft de Vlamingen meer zelfbewustheid en meer fierheid gegeven dan
louter politieke blaaskaken hadden kunnen doen. Hij was de gastheer van Vlaanderen, een functie die
sedert de fantastische Bourgondische hertogen door niemand was ingenomen (dixit de auteur). Het was
dan ook niet toevallig dat sommigen hem vergeleken met een Vlaamse de Medici: Maurice le Magnifique!

Over Maurits Naessens heeft zijn kleinzoon Peter J.H. Pauwels, onder de titel een Menhir in het Zuid-
Nederlandse Culturele Landschap, tijdens het academisch jaar 2008-2009 aan de Gentse universiteit een
masterstudie geschreven met als promotor dr. Claire Van Damme. Een onontgonnen terrein!

Het is niet onze bedoeling deze scriptie, die overigens voor 90% gaat over Naessens culturele activiteiten,
hier in onze Delta-Brief te publiceren. Dit zou trouwens ondoenbaar zijn gezien haar lengte, maar wel willen
wij er een aantal zinsneden uit aanhalen, met enige commentaar van onzentwege, die bewijzen dat het
Heel-Nederlands besef niet uitsluitend gebonden is aan wat men steeds noemt rechtse middens en
hier denken wij natuurlijk in eerste instantie aan Joris van Severen en het Verdinaso maar dat het
ook voorkwam (komt?) in uitgesproken intellectuele linkse kringen, wat door die twee vage en
inhoudsloze termen rechts en links ook moge bedoeld worden.
Enige rechtzetting is dus aangewezen.

Maurice (Maurits) Naessens, verder in de tekst afgekort tot M.N., werd te Antwerpen geboren op 26
september 1908 als zoon van een arbeider, die later concirge werd van het Phenix Belge-gebouw op de
Antwerpse Amerikalei en van een dienstmeisje. Beiden waren herkomstig van boerenfamilies uit de streek
rondom Beernem. Niets liet toen vermoeden dat dit kind van dergelijke nederige mensen het later zou
schoppen tot iemand die in de hoogste politieke en culturele kringen van het land zou bekend worden. Na
zijn overlijden zou Robert Vanes, een van zijn bankmedewerkers, tijdens een huldebetoon aan zijn persoon
in de Bank van Parijs en de Nederlanden, in het rococo-paleis Osterrieth op de Antwerpse Meir, over hem
zeggen:
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 11


Hij deelde met de hertogen van het beroemde Bourgondische hof het grootse in visie en ambitie, de durf
en soms het lef in het nemen van nieuwe initiatieven en ook een zin voor luister en pracht ten dienste van
de instelling, de boodschap meer dan de eigen persoon. Zoals de Bourgondirs ijverde hij voor de
verbondenheid van Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden en entte hij, door zijn persoonlijke inzet, de bloei
van kunst en cultuur op de productie van materile welvaart.

Het is niet onze bedoeling binnen het bestek van dit korte artikel kort, want over M.N. zijn ettelijke
bladzijden te vullen (men leze de scriptie) een gedetailleerd overzicht te geven over het vele werk en de
nog talrijkere verdiensten van M.N.:

Enkel dit ter toelichting: M.N. werkte (o.a. zelfs even als matroos) en studeerde gelijktijdig.
Handelswetenschappen aan de Antwerpse Rijkshandelshogeschool, Politieke wetenschappen aan de
U.L.B. en Economische wetenschappen in Gent. Hij was de socialistische gedachte toegedaan en was
samen met zijn vrouw levenslang lid van de socialistische partij. Hij leidde voor de oorlog het Nationaal
Actiebureau van het Plan Van de Arbeid, het bekende Plan De Man dat hij hartstochtelijk verdedigde en
hij stond volledig onder diens invloed. Na de Tweede Wereldoorlog vervulde hij diverse hoge functies o.a.
in het kader van de Missie Kronacker. In 1950 begon hij te werken voor de Belgische afdeling van een
Franse Bank, de Banque de Paris et des Pays-Bas, in het Nederlands: de Bank van Parijs en de
Nederlanden, of afgekort: Parisbas, die onder zijn leiding uitgroeide tot een grote bank met internationale
uitstraling, gevestigd zoals al gezegd in het fameuze Osterriethhuis.

Even toelichten: dat Parijs de leiding van haar Belgisch filiaal toevertrouwde aan een Vlaming en zich in
Antwerpen vestigde toont aan dat zij hier prominenter aanwezig wilde zijn. De wortels van de bank lagen
trouwens in de Lage Landen (in brede zin weliswaar). Zij werd in 1822, de tijd van het Verenigd Koninkrijk,
opgericht door de Rijnlander L.R. Bischofsheim, als gevolg van de revolutie in 1830, verhuisde de bank
kortstondig naar Brussel en werd er geleid door baron de Hirsch, zijn schoonzoon. Het Antwerpse huis zou
geleid worden door zijn neef Louis Bamberger en ging zich, net als de Rothschilds, specialiseren in
kredieten voor spoorwegnetten. Zij fusioneerde met de Banque de Crdits et de Dpots des Pays-Bas, die
enorme winsten zou halen uit de koloniale politiek van Leopold ll. In de jaren 30 van vorige eeuw werd
vooral financile steun verleend aan de wapenwedloop van het interbellum, een politiek die overigens fel
aangeklaagd werd door de socialisten, ook door M.N.!
Parisbas fusioneerde later met Bacob, veranderde zijn naam in Artesia en ging op, en ten slotte ten onder,
als Dexia. Het is in dit kader dat M.N. uitgroeide tot kunstmecenas die contacten en vriendschappen
onderhield met talrijke kunstenaars, vooral dan grote namen uit de moderne kunstwereld: Masereel,
Seuphor, Peire, Cox, Mara, Raveel, de gebroeders Landuyt, Smits, Felix De Boeck, Gentils, Van
Hoeydonck, Servranckx, Tytgat, Roel Dhaese. om er slechts enkelen uit tientallen te noemen. Een alles
behalve homogeen gezelschap, dat wel en wrijvingen waren dan ook meermaals aan de orde.

Als kroon op zijn werk dient de oprichting vermeld van de cultuurvereniging het Mercatorfonds die
bekendheid verwierf door de uitgave van verscheidene prestigieuze kunst-en geschiedenisboeken. Het
Mercatorfonds kende natuurlijk een voorgeschiedenis. Model stond de internationaal bekende Frans-
Zwitserse uitgeverij SKIRA, nadien werd samengewerkt met de uitgeverij Arcade en andere uitgeverijen tot
M.N. besloot op eigen benen te gaan staan. De samenwerking met Parisbas gaf hem natuurlijk financile
mogelijkheden die hij anders niet zou gehad hebben.

Mogen wij vernoemen de titels zijn al een programma op zichzelf:
Karel V van Charles Terlinden,
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 12

De Vlasschaard (in een versie van Michel Seuphor),
De Nederlanden van Eugeen De Bock

En van het zelfstandige Erasmus:
Wij sommen op, zonder de bedoeling te hebben volledig te zijn.
Een boek over de Vlaamse Wandtapijten, over de Luikse Goudsmeedkunst, de Kunst uit het Maasland, de
Gouden Eeuw van Antwerpen, Luik, van Prinsbisdom tot Metropool, enz. enz.
De reeks zou trouwens achtereenvolgens de titels krijgen: Flandria Illustrata (naar Sanderus), Bibliotheca
Flandria, Bibliotheca Neerlandia, Bibliotheca Belgica, begrippen die elkaar allemaal dekken. Zij hadden
immers allemaal betrekking op de Lage Landen, waarin ook Nederland, Walloni en in het bijzonder Luik
en het Maasland betrokken waren om, zoals Marnix Gijsen schreef in eerste instantie de eigen bevolking
dit rijke erfgoed te doen kennen en haar de trots om haar groot verleden terug te schenken.
De idee van de Bibliotheca kwam tot stand aan de voet van de Ruwenzori in Zwart Afrika tijdens een
gesprek van M.N. met de Franstalige Carlo Bronne.
In 1970 werd zelfs overgeschakeld naar de natuur met een werk over Ardenne et Gaume (de Gaume was
overigens een streek waar M.N. zijn hart had aan verloren).

Bij dit alles was M.N. zeer beginselvast. Toen M. Seuphor met een ander onderwerp uitpakte wees hij hem
resoluut af al was het commercieel gezien geen slechte zaak. Waarop Seuphor hem terug schreef:
Je suis trs touch par tes bonnes paroles au sujet de mes deux livres et, au demeurant, je me doutais
bien quaucun ne ferait laffaire pour les ditions de la Banque. Tu seras toujours forc de mettre laccent
sur les Pays-Bas et de laisser Paris entre parenthses


Zo werd deze eenvoudige man, overtuigd socialist van in zijn jeugdjaren en medewerker van Hendrik De
Man een gerenommeerd bankier, de rode bankier zegden sommigen, in alle middens gewaardeerd, en
bovendien een pionier ter bevordering van de (Vlaamse) kunst. Wat deze linkse rakker niet belette om de
Heel-Nederlandse gedachte te bevorderen. Het is dan ook uitsluitend in dit verband dat wij uit de scriptie
citeren, het overige bewaren wij wellicht voor later of voor elders.

M. N. dus als overtuigd Vlaming en vooral als verdediger van de Vlaamse kunst.
Maar hier moeten wij toch even verduidelijken dat hij dit begrip zeer ruim zag, helemaal in de zin van de
Bourgondische droom, de Lage Landen. Vlaanderen betekende voor hem al naar gelang dus ook
Franstalig Belgi, Nederland, Luxemburg en een deel van Noord-Frankrijk. M.N. beschouwde het feit dat in
een land meerdere talen werden gesproken als een duidelijk teken van rijkdom.
Letterlijk van hem zijn de woorden:

Onze allereerste opgave is het erfgoed van ons volk aan de mensen te doen kennen, hen ervan te
doordringen. Een tweede en niet minder belangrijke taak is de wereld te tonen wat de Belgen verwezenlijkt
hebben. En ik druk op het woord Belgen, niet alleen de Vlamingen zoals men mij vaak en volkomen ten
onrechte verwijt.
Waar hebben we dit nog gehoord?

Uit dit alles creerde M.N., op grond van zijn ervaringen in het interbellum voor zichzelf een zeer specifieke
levenshouding, benvloed door pacifisme, socialisme, volksverheffing en vooral de ideen van De Man.

Even ingaan op zijn socialisme:
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 13

Als student al aan het Atheneum in Antwerpen koos M.N. voor een flamingantische koers, en gaf hij samen
met Frans Detige en Arthur Draulans het duidelijk socialistisch en Vlaams genspireerde blad De
Goedendag uit.
De twee laatste jaren van zijn Humaniora volbracht hij evenwel in het Waalse Ciney om er perfect Frans te
leren, eigenschap die hem in zijn latere bankloopbaan nog uitstekend van pas zou komen. Niet
onbelangrijk overigens als wij weten dat hij er kennis maakte met Discours de la Mthode van Descartes
en met persoonlijkheden als Jean Jaurs, Romain Rolland, Jules Romain en Charles Vildrac. Na zijn
Humaniora ging hij studeren aan de Antwerpse Rijkshandelshogeschool, toen nog het Institut Suprieur
de Commerce genoemd, waar hij de latere socialistische voorman Jef Rens leerde kennen, die gans zijn
leven een intieme vriend zou blijven en die later de directeur zou worden van het Internationaal
Arbeidsbureau te Genve.

In mei 1928 wierp M.N. zich samen met Draulans en Eduard Rombouts met volle overtuiging in de
socialistische jeugdbeweging, de z.g. Rode Valken, met de bedoeling de arbeidersjeugd opnieuw een
gevoel van eigenwaarde te geven.
Zij gaven o.a. boeken uit bij de Vlaamse uitgeverij Regenboog die onder leiding stond van Lode Rigouts
(terloops nog een familielid van mijn onlangs overleden echtgenote!), uitgeverij die eveneens brochures
van Borms en andere activisten uitgaf. Ook films stonden regelmatig geprogrammeerd, zoals bv. de film
Potemkin.
In 1930 behaalde hij zijn diploma als licentiaat in de Handelswetenschappen en werd door toedoen van
Willem Eekelers aangesteld als secretaris van het Werk van de Vrije Tijd en de Arbeid, tevens 2
de

secretaris van de B.W.P. (Belgische Socialistische Arbeiderspartij) voor het arrondissement Antwerpen.

M.N. vestigde al vroeg zijn aandacht op het culturele aspect van de socialistische jeugdwerking in
samenwerking met figuren als Ger Schmook, Gust De Muynck (van de toenmalige radio-omroep) en
Yvonne De Man. In dat kader was hij medeoprichter en hoofdredacteur van het blad Menschen dat een
virulent socialisme en pacifisme huldigde in zijn strijd tegen wat genoemd werd het burgerlijk
nationalisme. De illustrator van het blad was Frans Dille (Masereel viel toen nog buiten het budget!).

Het blad richtte ook regelmatig voordrachten in, o.a. een Congres waar de jonge P.H. Spaak kwam
spreken en in december 1930 studiedagen, waar het debat geopend werd door Lode Craeybeckx, die later
burgemeester van Antwerpen zou worden en waar als sprekers o.a. de Nederlander Hendrik Brugmans,
Cohen uit Parijs en Hoffmann uit Keulen zouden aanwezig zijn. De overtuiging was dat naarmate het volk
zou stijgen op de ladder der beschaving het zich meer en meer bewust zou worden van zijn sociale en
culturele behoeften. Daarom vatte men het begrip Vlaams dubbel op. Het omvatte zowel een stuk
sociaal als een stuk cultureel, cultureel dan in de betekenis van nationaal. Het doel was de strijd aan te
gaan tegen een burgerlijk nationalisme. Men keek uit naar Groot-Nederland (Vlaanderen samen met
Nederland) in een Europese eenheid, maar dan wel een rood Europa, economisch ontdaan van zijn
parasieten
De Man en M.N. beschouwden de Akkoorden Kellog-Aristide Briand dan ook als bedrog van de gewone
man.

In de visie van M.N. moest het doel zijn van het socialisme: het arbeidende volk een hoger niveau van
cultuur te verzekeren; tevens door meer cultuur de maatschappij tot een hogere vorm van democratie te
verheffen.
Mogen wij er even de aandacht op vestigen dat het huidig socialisme wel erg ver van deze doelstelling is
afgedwaald?

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 14

Binnen de B.W.P. was Menschen vrij marginaal en hier en daar binnen het socialistische establishment
werd het zelfs wantrouwend bekeken. Maar toch dient het gezegd dat het een zekere invloed uitoefende.
Op korte tijd was het een flinke rode blauwvoeter geworden. Uit het blad zou trouwens op 22 februari
1931 de Internationale Socialistische Anti-oorlogsliga groeien, waarvan Menschen de beginselverklaring
anoniem publiceerde.
Hierover schreef M.N. Wij leven in een overgangstijdperk. Het individu loopt op zijn laatste benen. De
georganiseerde gemeenschap treedt in zijn plaats.

De standpunten die de Liga, zoals ze kortweg genoemd werd, verkondigde, stoten niet alleen op onbegrip
maar zelfs op vijandigheid bij velen in de socialistische leiding. Enkel in Antwerpen zelf bestond er een
zeker begrip voor. Een toespraak van Jef Rens n.a.v. 40 jaar Algemeen Verbond van Socialistische
Studenten werd zodanig gecensureerd dat Jef Rens ze weigerde uit te spreken.

Het pacifisme van de Liga werd redelijk gauw vervangen door het anti-fascisme, proces waartoe de
fameuze Zaalslag, waarbij de leden van de Liga een zware afstraffing hadden gekregen door de
militanten van het Verdinaso, niet weinig heeft toe bij gedragen.
Nog datzelfde jaar riep de B.W.P.-leiding Menschen ter verantwoording, maar een sanctie werd evenwel
niet uitgesproken. Dat had als gevolg dat de Liga zich steeds gewelddadiger ging gedragen en uiteindelijk
door de partij werd verworpen. Ook M.N., die zich niet geschuwd had aan sommige straatgevechten deel te
nemen, vond het nu welletjes en trok zich terug.

Menschen organiseerde nog in september 1931 in Essen Vredesfeesten waarop de Belgische en
Nederlandse verbroedering centraal stond en die op vraag van M.N. gefilmd werden door de bekende
cineast Henri Storck, wat het begin betekende van een levenslange vriendschap tussen beide mannen.
Menschen fusioneerde daarop met het Nederlandse Kentering.

Wij mogen onze lezers evenwel niet onthouden te vertellen dat M.N op 25 juli 1931 in het huwelijk was
getreden met Yvonne Verhasselt. Zij was evenals M.N. zelf herkomstig uit een heel eenvoudig milieu, maar
haar moeder, Odile Van Hoorick, was een heel merkwaardige vrouw: herkomstig uit een boerengezin in
Sint-Amands-aan-de-Schelde, had zij zich uit haar milieu opgewerkt en sprak vloeiend Frans. Ook Yvonne
was ontwikkeld, intelligent, ambitieus, geboeid door cultuur en zeer actief in de socialistische beweging.
Het cultureel werk van M.N. kan men zich niet voorstellen zonder haar bijdrage.

Wij vermoeden dat wij daarmede voldoende hebben aangetoond dat M.N. wel degelijk van linkse
strekking was. Dat hij later bankier werd, zij het dan ook een rood exemplaar, is hem door velen in de
socialistische rangen (om van communisten nog maar te zwijgen) trouwens erg kwalijk genomen.
Toch willen we het nog even hebben over zijn samenwerking met Hendrik De Man, al verdient dit
onderwerp misschien eens een apart artikel.

M.N. bewonderde De Man buitengewoon en heeft bij meer dan n gelegenheid gezegd Ik werd gekneed
door zijn socialistisch humanisme, door zijn humanistische ordeningsgedachte van de maatschappij.
Hendrik De Man had inderdaad al in 1926 de socialistische doctrine herwerkt en van de meeste van haar
marxistische invloeden ontdaan. Hij verwierp, o.a. in zijn Zur Psychologie des Sozialismus ((later in het
Frans vertaald als Au del du Marxisme) een socialisme dat louter en zuiver op economische
beweegreden gevestigd was en hij ijverde daarbij vooral naar begrippen als vrijheid en gelijkheid.
Mede onder invloed van zijn echtgenote Yvonne en van de lectuur van De Mans Der Kampf um die
Arbeitsfreude stelde hij: de mens moeten niet alleen eisen stellen aan anderen, maar vooreerst aan
zichzelf door zelfverheffing en zelfbevrijding
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 15

.
Voor De Man (en uiteraard M.N.) was socialisme in allereerste instantie een culturele beweging die zou
moeten leiden naar de volksstaat, anders gezegd: een zaak van en voor het ganse volk. Voor M.N. moest
de Vlaamse Beweging, waar hij met beide voeten had ingestaan, dan ook mr dan zo maar louter een
taalbeweging zijn.

Hierop bouwende maakten zij een verschil tussen begrippen als cultuur en beschaving. Waar het
eerste, cultuur, een scheppende en gevende werkzaamheid is en duidt op een fase van opkomst, van
productie van nieuwe waarden, is het tweede, beschaving, een ontvangende houding, een fase van
verstarring, verval en gebruik van waarden. Maar elke cultuur dient wel in de eigen beschaving te wortelen,
wat meebrengt dat ze het verleden dient te eren. In die zin zal M.N. later kunstwerken aankopen. Een
opvatting die tijdens het interbellum door meerderen, werd gedeeld, denken wij o.a. maar aan Johan
Huizinga (In de schaduwen van morgen bv.). Creativiteit, daar komt het op aan, want als de creativiteit uit
de gemeenschap verdwijnt, gaat deze ten onder. Daarom moet cultuur dan ook samengaan met materile
vooruitgang.
Een opvatting die onze leden beslist bekend in de oren zal klinken!
Met de geestelijke vooruitgang wordt bedoeld dat de arbeidscultuur de genotcultuur dient te vervangen. Dit
standpunt hebben zowel De Man als M.N. hun ganse leven verdedigd, ook al heeft M.N. De Man na 1940
niet meer gevolgd en zijn houding tegenover de bezetter afgekeurd. Het moet een ware kwelling voor hem
geweest zijn en waarschijnlijk wel de voornaamste reden dat hij na 1945 niet meer naar de partijpolitiek
terug keerde. Al dient er volledigheidshalve bij gezegd dat zijn vooroorlogse verhouding tot De Man hem bij
velen in de socialistische rangen ook niet meer welkom maakte. Een geschiedenis die wij als gekend
beschouwen. Maar zelfs al in 1951, amper 5 jaar na De Mans veroordeling en na de conspiration du
silence die er toen nog in socialistische middens over hem en zijn gedachten heerste, heeft M.N. de
planistische methode nog publiek verdedigd. Voegen wij er nog aan toe dat M.N. secretaris was geweest
van het Nationaal Actiebureau voor het Plan, dat het Plan, een ongelooflijke enthousiasme had weten op
te wekken (Leve het Plan, gansch het Plan en niets dan het Plan!) en dat de B.W.P. in 1933 het Plan zij
het ook niet met ieders instemming als haar leidraad had aangenomen.
Besluit: M.N. is heel zijn leven trouw gebleven aan deze visie op het socialisme, dat moest leiden tot een
geestelijke hernieuwing van de socialistisch-humanistische idealen.
Wel moeten wij erbij zeggen dat M.N. na de oorlog en tijdens de repressie nooit vervolgd is geweest, zoals
Maurits De Wilde in 1980 tijdens zijn bekende TV-reeks verkeerdelijk beweerd heeft (zelfs verkeerdelijk
overgenomen in de kranten en in de Encyclopedie van de Vlaamse Beweging). Bij zijn overlijden heeft
trouwens de toenmalige partijvoorzitter Karel Van Miert een huldetelegram naar zijn weduwe gestuurd.

Eerlijk, zijn hier op cultureel en sociaal vlak geen verbindingslijnen te trekken naar Van Severens
opvattingen? Op het vlak van de Heel-Nederlandse perspectieven, maar evenzeer bij het streven naar een
humane samenlevingsopbouw, lijken ons hun streefdoelen volkomen compatibel te zijn.

Als wij Prof. Lode Wils even mogen parafraseren:
Maurits Naessens? Een dinaso verdwaald in het socialisme.

Vik Eggermont

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 16

Uit oude geschriften
L'ALLIANCE DE LA PRINCIPAUT DE LIGE AVEC LES PAYS-BAS AU XVIe SICLE

La nouvelle de la mort d'rard de La Marck, en 1538, ne fut pas accueillie sans inquitude, Bruxelles.
Sans doute, depuis seize ans, Charles-Quint avait dsign comme coadjuteur Corneille de Berghes et
celui-ci prit paisiblement possession du sige piscopal. Mais qu'allait devenir le trait d'alliance? Il devait
ncessairement tre confirm et si son renouvellement ne faisait aucun doute de la part de l'vque,
crature de l'empereur, il n'en tait pas de mme des tats. Aussi Charles-Quint dputa-t-il deux
ambassadeurs Lige avec mission de rafreschir, renouveller, ratifier et, se besoing est, de nouveau
traicter semblable ou plus ample alliance, amytie et confdration

Le 18 juin, les ambassadeurs des Pays-Bas comparurent devant les tats et donnrent lecture de leurs
propositions. Il s'agissait surtout de rendre l'alliance perptuelle par l'adjonction de quatre nouveaux
articles. Seuls le premier et le troisime ont une grande importance : A scavoir qu'il ne seroit loisible aux
parties de contracter aultre alliance contraire a ceste, avecques aultre prince ou potentat quelconques,
sans le sceu et consentement de l'autre; Que vous, mes seigneurs du chapitre, advenant la vacance du
siege episcopal ne feryez dlivrance des fortes places au successeur evesque jusques a ce qu'il auroit
promis et jur de garder ceste alliance.Tout cela, disaient les ambassadeurs, ne vise qu' resserrer les
liens d'amiti entre les deux pays et viter une nouvelle confirmation chaque changement de prince.

La dlibration des tats fut longue. Le 29 juin, ils donnrent leur rponse : ils ont dcid de confirmer
l'ancienne alliance en tous ses endrois, poincts et articles sans autres choeses nouvelles y adiouster ny
aussy diminuer. C'est donc le rejet pur et simple des quatre articles demands. Il y a mieux : avant de
dlivrer leurs lettres de ratification ils rclament la convocation d'une confrence, ainsi qu'il est prvu par
l'article 7 de l'alliance, pour rgler tous les petits diffrends que les Ligeois peuvent avoir avec les Pays-
Bas. Et comme les Ligeois attendront l'anne 1548 pour avoir satisfaction, on peut dire que le trait
d'alliance n'a pas t, en droit, confirm en 1538. Mais, en fait, il a subsist normalement.

Pendant prs d'un quart de sicle, la principaut avait vcu trangre tout conflit. A cette priode de
calme, va succder une re de discordes et de troubles occasionns d'un ct par les intrigues toujours
renaissantes de la famille des La Marck et, de l'autre, par l'intervention du facteur tranger.

Un trait d'alliance s'tait conclu le 17 juillet 1540 entre Franois I et le duc de Clves. Ds 1542, la
frontire de la principaut va se trouver en continuel danger. Mais, chose curieuse, c'est peine si
l'alliance avec les Pays-Bas se fera sentir de manire plus effective. On verra de nombreuses ngociations,
de multiples ambassades, on changera une volumineuse correspondance, mais on ne constate gure que
cette activit se soit au dbut communique aux oprations militaires. Si l'on met part l'pisode des
forteresses dont il sera question plus loin, on est oblig de reconnatre que, jusqu' l'anne 1551, la
principaut n'a pour ainsi dire pas connu la guerre. En 1552, seulement, la prise de Bouillon par les
Franais constituera le premier pisode militaire marquant de l'histoire de son alliance. Mais ce n'est pas
dire qu'avant cette date, les pripties de celle-ci ne soient d'aucun intrt: au contraire, c'est au cours de
ces annes que l'on voit se dessiner assez clairement la nature des rapports juridiques qui unissaient les
deux contractants de 1518.

En juin 1542, des dputs du duc de Clves vinrent demander aux Ligeois de rester neutres. L'vque en
informa Marie de Hongrie, pendant que le chapitre envoyait son chancelier, Guillaume de Poitiers,
Bruxelles. La gouvernante objecta naturellement que la neutralit n'tait pas compatible avec leurs
obligations), mais, justement inquite de cette dmarche des Ligeois, elle dpcha des ambassadeurs
la Cit. A ceux-ci les tats rpondirent adroitement qu'ils entendaient entretenir, guarder et observer
l'alliance, mais qu'il fallait l'interprter exactement: or si celle-ci dfend de livrer passage aux ennemis de
son cocontractant qui viendraient pour l'assaillir, elle ne dfend en rien le passage paisible de qui que ce
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 17

soit). Aussi Marie de Hongrie redoutait-elle vivement que les Ligeois n'en vinssent quand mme
s'accommoder avec les Clvois.

Les tiraillements commencrent. Le sire de Longueval, ambassadeur franais la cour du duc de Clves,
offrit de son ct la neutralit aux Ligeois, au nom de son matre. Aussitt, dputation ligeoise
Bruxelles: on demandait sur quel secours on pouvait compter en cas de rejet des propositions franaises?
Pour toute rponse, la gouvernante fit requrir l'ouverture des villes et forteresses du pays en invoquant
avec mauvaise foi le texte du trait du 27 avril 1518 qui n'avait pas t reproduit le 14 novembre.
Qu'auraient pu faire les Ligeois? tant les plus faibles, ils finirent, aprs de longues discussions par
accorder l'ouverture... mais seulement pour passer, repasser et soy retirer en cas de ncessite et par
maniere de refuge, quand ils (les troupes des Pays-Bas) seroient pressez de leurs ennemis).

L'anne suivante, les tiraillements s'accentuent. Les Ligeois taient irrsistiblement attirs par les
propositions des Clvois et, malgr les objurgations de Marie de Hongrie, ils avaient convenu de tenir une
confrence Maeseyck. Et Granvelle s'attendait tellement un trait de neutralit avec les Clvois qu'il
mandait la gouvernante les clauses dont on devrait tcher d'obtenir l'insertion: refus de passage aux
ennemis des Pays-Bas, dfense de les ravitailler. Mais la princesse ne put se rsoudre cette extrmit:
elle envoya un ambassadeur Lige pour assister la session des tats. Ce fut encore l'interprtation du
trait de Saint-Trond qui donna lieu de longues discussions. La gouvernante dsirait tre fixe sur
plusieurs points. Le 28 juin, les tats dcidrent qu'ils continueraient observer l'alliance sans prendre
neutralit, tractet ou appoinctement au contraire d'icelle, qu'ils ne livreraient pas passage aux Franais.
Mais, en mme temps, ils protestaient contre les nouveaux impts qui taient levs aux Pays-Bas sur les
sujets ligeois.

En somme, on le voit, la pression des Pays-Bas finissait souvent par avoir raison de l'obstination des
Ligeois, cramponns un concept toujours plus triqu de neutralit, dont on usait selon les occurrences.
C'est ainsi que l'anne 1545 nous en montre un exemple curieux. La principaut se trouvait traverse par
des troupes allemandes qui s'attardaient et l pour piller. Le sire de Longueval, ambassadeur de
Franois I, vint offrir l'aide de son matre pour les faire dloger. Georges d'Autriche, le nouvel vque de
Lige, dclina sa proposition en lui faisant habilement observer: Vous scavez que mondict pays est
membre du Sainct Empire et neutral et que cest cause ne m'appartient, aussi il n'estoit lors en moy,
d'empescher le passaige ausdictz Allemands. La rponse tait d'ailleurs parfaitement fonde et Marie de
Hongrie, qui l'vque la communiqua, n'eut garde de s'en formaliser : elle en approuva la forme et promit
de faire sortir les soldats allemands.

Aprs une nouvelle re de calme, l'effervescence reparut lors de l'ouverture de la cinquime guerre de la
rivalit, celle o Henri II s'empara en 1552 du chteau de Bouillon. A ce moment, certes, il ne peut plus tre
question de neutralit: sous la pression des circonstances, les Ligeois font appel aux troupes des Pays-
Bas et raffermissent leur alliance en concluant un trait analogue avec le duc de Juliers et l'archevque de
Cologne. La campagne de 1554 fut particulirement pnible pour eux. Chose curieuse, ce sont maintenant
les Ligeois qui se montrent les plus ardents invoquer le trait de 1518. Ainsi, en fvrier 1557, ils
envoyrent Bruxelles le doyen de Saint Lambert et le chancelier pour connatre les intentions de Philippe
II, le nouveau souverain des Pays-Bas. Le procs-verbal de la sance qui runit les dputs des deux
parties atteste l'importance des rsolutions prises: le prince de Lige devait dclarer quel effectif de forces
militaires il pourrait fournir; il sera tenu d'ouvrir ses forteresses et ses villes aux troupes des Pays-Bas
venant pour la dfense du pays et la rciprocit lui sera garantie. Philippe II dclarait d'ailleurs vouloir
renouveler l'alliance.

A leur session d'avril, les tats furent saisis du rsultat de ces ngociations. On ignore peu prs tout de
cette assemble; toutefois, les tats primaire et noble finirent par consentir la ratification de l'alliance;
quant au Tiers, il ne semble pas s'tre prononc car les dbats furent interrompus par l mort de l'vque.
Quoiqu'il en soit, on parat bien avoir considr le trait de Saint Trond comme de nouveau ratifi.

Deux ans plus tard, le trait de Cateau-Cambrsis rtablissait la paix et rendait Bouillon l'glise de Lige.
Mais, en mme temps, le dmembrement de l'vch tait dcid. On a parfaitement montr comment la
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 18

cration des nouveaux vchs aux Pays-Bas porta un coup fatal l'alliance. Cependant, par la force des
choses, cette situation se prolonge et mme, sous la pression de circonstances tragiques, va se renforcer.

Nous sommes parvenus au moment o la rvolution religieuse du XVIe sicle commence bouleverser les
Pays-Bas. La principaut en ressentira directement les effets. On a fort bien indiqu comment les
lieutenants de Philippe II et l'vque de Lige se trouvrent ncessairement unis dans la lutte contre
l'hrsie).

La guerre acharne que se livrrent pendant six annes le prince Guillaume d'Orange et le duc d'Albe aura
maintes fois le territoire de la principaut pour thtre. La Cit de Lige courut le danger d'un sige et
Grard de Groesbeek, le nouvel vque, se vit l'objet de nombreuses sollicitations de la part du Taciturne.
Mais l'aide espagnole ne fit pas dfaut aux Ligeois et le duc d'Albe obtint le libre passage travers leur
pays.

Toutefois, on sent encore du ct ligeois le dsir de n'accorder que l'aide indispensable. Ainsi le duc
ayant requis l'occupation, de la ville de Tongres, l'vque lui objecta qu'il ne pouvait l'autoriser sans
expres sceu et adveu de ses tats. Ce fut souvent en vain. Le gouverneur espagnol jouait la partie trop
serre pour avoir gard aux scrupules de Grard et lorsqu'il rclama l'ouverture de certaines de ses
forteresses dans leur intrt commun), le prince dut donner l'ordre aux commandants de Bouillon, de
Dinant, de Franchimont, de Huy et de Stockem d'accueillir les soldats de Philippe II.

Dans ces circonstances, on ne saurait s'tonner de trouver une nouvelle confirmation explicite de l'alliance.
Ce n'est pourtant que d'une manire tout indirecte qu'il en fut alors question. Depuis les accords de 1546 et
de 1548 qui avaient rgl un certain nombre de questions litigieuses pendantes avec le Brabant, de
nouvelles difficults relatives des conflits de juridiction et au statut de la ville de Maastricht avaient surgi.
Une petite confrence se tint Bruxelles en 1569 pour amener une solution dfinitive. Le 24 aot, on arriva
un accord sur la procdure suivre pour le rglement dfinitif par voie d'arbitrage, mais, comme on
appliquait ainsi l'article 7 du trait de Saint Trond, les Espagnols firent insrer au dbut du protocole ces
mots dcisifs: lequel (trait) entendons encore durer et voulons de nostre part maintenir et observer. Ce
nouveau pacte reut la sanction de Philippe II et de Grard de Groesbeek.
Telle est la dernire confirmation de l'alliance de 1518. Avant d'essayer d'en caractriser la nature, il
importe d'lucider une dernire question: quand et comment ce rgime prit-il fin?

Tous les historiens qui ont admis l'opinion combattue dans la premire partie de cette tude ont avec la
mme unanimit adopt une opinion commune pour expliquer le soi-disant retour des Ligeois la
neutralit. Dans leur systme en effet, aprs avoir mis en opposition neutralit et alliance, il tait
ncessaire d'expliquer comment du rgime de l'alliance, on en est revenu celui de la neutralit. Car il est
un fait vident et non contest: la fin du XVIe sicle, la principaut vit dans une parfaite neutralit. Mais la
question se pose de savoir quel moment s'est produit ce changement, si changement il y a?

Celui qui a le premier et le mieux tudi ce problme, en puisant, ou peu s'en faut, les ressources de
archives de Bruxelles, Henri Lonchay, a ici encore propos une rponse qui a fait fortune. C'est du rgne
de Grard de Groesbeek, du 30 novembre 1577, qu'il faut dater la nouvelle neutralit ligeoise.
Dcouvrant en effet la rponse de ce prince des propositions d'alliance du gouverneur des Pays-Bas,
Lonchay y vit la dnonciation du trait de 1518 et la proclamation de la neutralit.

Relisons nanmoins la partie de ce document o il est question de l'alliance: Que quant a ce que lesdits
seigneurs dputez ont remonstre a l'endroict d'alliance dentre sa Majest catholique et ses paiz bas d'une,
et sa Grace et son pays et subjectz d'autre part, Comme cestuy poinct est de si grande et principalle
importance qu'il seroit ncessaire qu'il fust propose aux Estats du pais de sa Grace et que iceulx Estats y
dlibrassent dessus et donnassent leur resolution, lesquels Estats ne sont prsentement ensemble
(s'estans puis nagueres retirez vers leur logiz, pour la garde et asseurance en ceste turbulente saison de
ce qui leur touche), sa Grace et le dit chapitre ne pourroient pour le present plus avant respondre sur le dict
poinct, ny aussy ny pourroient icelle sa Grace et sesdits Estats, quand mesmes ils fussent icy presens,
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 19

riens resouldre sans prealablemant y dessus avoir eu la resolution et consentement de la Majest
imperialle leur souverain seigneur et du St Empire.

Qu'y trouvons-nous? Deux choses diffrentes; d'abord une dclaration d'incomptence du prince sur la
matire propose, ensuite l'existence d'un tat de fait que l'on- peut qualifier de neutralit, ce moment.
De dnonciation du trait de 1518, il n'en est pas question, d'une proclamation de neutralit, moins encore,
car non seulement ce mot ne figure pas une seule fois dans le document complet, mais la chose qui, elle,
s'y montre clairement, parat loin d'tre une nouveaut.

Pour expliquer de manire satisfaisante ce document, il est indispensable de reprendre brivement le rcit
des vnements des deux ou trois annes qui prcdent, mais auparavant, il faut dnoncer l'obstacle
invincible auquel doivent se heurter les partisans de l'opinion traditionnelle.

On l'a vu, si l'on oppose l'alliance dfensive de 1518 au rgime de neutralit, on est oblig de rechercher le
moment o les Ligeois en sont revenus celui-ci. Or, la date du 30 novembre 1577 tant carte, il va
falloir pousser ses recherches dans la priode plus ancienne, tout en conservant comme terminus post
quern la date de 1569, dernier renouvellement de l'alliance. C'es t entre ces deux dates de 1569 et de 1577
que l'on va devoir s'acharner trouver le texte dcisif, le document rvlateur. Or ce texte, on ne le pourra
trouver, parce qu'il n'existe pas.

Si l'on admet au contraire la thse dfendue ici, la difficult disparat. S'il n'y a ni incompatibilit ni
opposition entre les rgimes d'alliance dfensive et de neutralit, il est inutile de rechercher la date d'un
changement, puisqu'il ne peut y avoir changement. Mais indpendamment de cette utilit d'ordre pratique,
cette opinion a l'avantage de n'tre en dsaccord avec aucun texte et surtout de pouvoir en invoquer de
multiples en sa faveur.

On a vu dans quelles circonstances le trait de 1518 s'tait vu confirm par Grard en 1569 et la part
importante prise par cet vque dans les pripties troubles de la guerre des Pays-Bas. La complication
mme de la situation ne permet pas toujours de saisir avec aisance le rle du prince ni celui de ses sujets.
Toutefois, on constate qu'en 1574 encore le gouverneur des Pays-Bas, Requesens, sut faire respecter le
trait: il fit dfendre aux Ligeois d'accorder le passage aux troupes du prince de Nassau. Mais il est bien
certain que l'alliance espagnole ne comptait plus Lige aucun dfenseur: la propagande calviniste avait
achev de la discrditer. Elle reut cependant son application jusqu' la fin du gouvernement de
Requesens.

Mais alors la situation change considrablement aux Pays-Bas; la mort soudaine de ce dernier amne une
sorte d'interrgne dont profite le Conseil d'tat, puis les tats Gnraux, pour s'emparer du pouvoir.
L'opposition l'Espagne prend une couleur nationale et constitutionnelle. Telle est la situation Bruxelles
au cours de l'anne 1576. La guerre qui va se pour suivre prendra de plus en plus le caractre de guerre
civile puisque les adversaires aux prises seront d'une part le gouvernement de Madrid et de l'autre les
reprsentants des XVII Provinces, et mme, lorsque l'Acte d'Union de 1579 disloquera le Cercle de
Bourgogne, la lutte continuera de la part de l'Espagne contre ceux de ses anciens sujets qu'elle considrait
comme rebelles. Dans ces circonstances, les deux adversaires vont faire appel l'vque de Lige et vont
lui demander d'excuter le trait de 1518. Il eut t difficile de les satisfaire l'un et l'autre, mais il tait
prudent de ne les mcontenter ni l'un ni l'autre. C'est pourquoi les Ligeois se garderont bien de rpondre
avec quelque prcision. Dnoncer le trait de 1518 eut t dangereux, et puis, ce qu'il ne faut pas oublier,
c'et t renoncer ses vidents avantages commerciaux. Les Ligeois vont se borner ne plus en
excuter les clauses prilleuses et, pour reprendre l'expression de Lonchay, l'alliance de Saint Trond
mourra de sa belle mort.

Mais tout cela n'est pas compatible avec une soi-disant dnonciation brutale du trait en 1577, ni mme
avec une proclamation de la neutralit un certain moment. La chose s'est faite en douceur et l'tude des
faits va le prouver de manire saisissante.

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 20

A peine s'tait-il empar du gouvernement des Pays-Bas que le Conseil d'tat dputa Lige le clbre
professeur Elbertus Leoninus pour solliciter adjonction et assistence ou du moins intercession contre
ceux qu'il appelait les ennemis communs, les Espagnols. Un mois aprs, il envoyait deux nouveaux
ambassadeurs pour invoquer la paix publique de l'Empire, les concordatz de l'an 48 et les droicts et loix
de tant ancienne et bonne amiti et voisinance qu'il y a eu et sont encoires entre les pays de Liege et ceulx
de par de...

Ces dputs furent reus aux tats o ils firent valoir leurs griefs communs contre les Espagnols; ils
proposrent vraisemblablement une alliance. La rponse du prince fut extrmement rserve: Grard
dclarait en substance que, membre du Saint Empire, il tait li par les constitutions impriales qui ne lui
permettaient pas d'intervenir dans les affaires intrieures d'un cercle voisin. Ce sera en effet le thme
continuel des dclarations de l'vque; certains dits, mans des Dites rglaient ce que l'on appelait la
paix publique, interdisant en gnral toute intervention sans l'autorisation impriale). Il y avait l un
vritable fondement la neutralit ligeoise d'alors et Grard les invoqua pour justifier son abstention.

Vers la fin de 1576, pour tcher d'apaiser le diffrend qui avait clat entre Don Juan d'Autriche et les tats
Gnraux, l'vque fut, avec d'autres princes, choisi par l'empereur comme arbitre. Au cours des
laborieuses ngociations qui suivirent on ne constate pas que l'on ait fait appel lui, un autre titre qu'
celui de neutre. Bien mieux, fin fvrier 1577, Don Juan crivait Philippe II: si l'vque m'inspirait toute
confiance, je n'en pouvais avoir autant dans la ville de Huy, laquelle est assez peu obissante son prince
et tient pour les tats, alors qu'elle devrait rester neutre.
Lorsque la rupture fut complte entre l'Espagne et les Pays-Bas, Grard se vit de nouveau l'objet de
sollicitations de la part des deux belligrants. Le 5 octobre 1577, don Juan lui dputa le docteur Houst,
conseiller Luxembourg: il demandait que l'on refust aux rebelles la facult de s'approvisionner et surtout
de procder des leves dans la principaut.
Un mois aprs, ce fut de la part des tats Gnraux qu'arrivrent deux ambassadeurs .Cette fois, l'alliance
de 1518 fut formellement invoque : les envoys firent valoir qu'il convenait pour la sret des deux pays
non seulement entretenir estroitement les anchiens accordais et traictez mais aussi de faire nouvelles
confederations et aliances tant offensives que deffensives de faon qu'il ne ft permis ni l'un ni l'autre
tat de fournir des soldats, des munitions ou de l'argent aux ennemis de son alli. La rponse du prince fut
habile: il ne peut, dit-il en substance, prendre de dcision sur la proposition des tats Gnraux sans avoir
au pralable le consentement de l'empereur et du cercle de Westphalie; il ne peut au surplus empcher la
libre circulation des vivres et des munitions de guerre car les constitutions impriales ordonnent libre
trafique et commerce.

A peine les ambassadeurs belges avaient-ils quitt la Cit, emportant cette peu favorable rponse, que
survinrent deux nouveaux dputs de la part de Don Juan. Leur instruction semble singulirement
modre ; on n'y parle des anciens traits que par allusion, il n'est en apparance question que d' amiti et
bonne voisinance, mais il n'est pas douteux qu'ils demandrent l'alliance militaire des Ligeois. Les tats
n'tant plus runis, on ne pouvait prendre de dcision dfinitive, mais l'vque se hta d'crire, au nom du
chapitre de Saint Lambert, Don Juan pour lui faire part de la situation: il lui rpta exactement ce qu'il
avait rpondu vingt jours plus tt aux envoys des Pays-Bas tout en renouvelant ses plaintes au sujet des
dvastations des soldats espagnols.

De cette attitude, le prince de Lige ne se dpartira pour ainsi dire plus. Il continuera se retrancher
derrire les ordonnances impriales pour justifier son abstention. Jamais, au surplus, Grard et ses
successeurs ne feront allusion une soi-disant dnonciation de l'alliance en 1577 ou une autre poque,
ils se borneront ergoter sur la porte des textes invoqus par les Espagnols et Ernest de Bavire qui, lui
du moins, n'avait aucun moment confirm le trait de Saint Trond, put tranquillement opposer le principe
de la res inter alios acta.

Mais on conoit aisment que les souverains des Pays-Bas se refusrent admettre le fait accompli.
Pendant vingt ans, ils discuteront avec les Ligeois pour obtenir un renouvellement du pacte. Quelques-
unes de leurs tentatives sont des plus instructives sur les positions rciproques. Ainsi, en 1591, le
conseiller Broissia vint demander Lige le respect du trait de Saint Trond. La rponse du prince-vque,
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 21

en accord avec le chapitre, exprime dans un langage volontairement obscur le dsir de ne se mler de rien
et de ne pas mcontenter Philippe II. La riposte de Farnse fut singulirement nette : il veut savoir quoi
s'en tenir; les Ligeois entendent-ils maintenir le trait de 1518, oui ou non; ils ont six semaines pour se
dcider.

Ernest de Bavire dut faire la sourde oreille car, lanne suivante, Mansfeld, le nouveau gouverneur, lui
envoyait le conseiller Graesbeck aux mmes fins. Dans sa longue rponse, l'vque numra toute la srie
des griefs que les Ligeois nourrissaient depuis longtemps contre les Espagnols, puis invoqua encore les
ordonnances impriales sur la paix publique pour chapper l'application du pacte de Saint Trond. Mais,
chaque fois qu'il touche la brlante question de l'excution de l'alliance, ce sont de subtiles chappatoires
qui exasprent le gouverneur des Pays-Bas. Aprs avoir somm l'vque de se prononcer nettement,
Mansfeld n'obtient qu'une dclaration de ce genre: Je ne veulx icy tirer en dispute si l'alliance de l'an 1518
faicte par mes prdcesseurs en considration de guerre estrangere et point civile, m'oblige et si je
pourrois faire la dclaration que prtendiez sans l'adveu de sa Ma
te
imprialle.... On comprend ds lors
fort bien que le gouverneur ait qualifi de maligne la rponse du prince. L'intervention personnelle de
Philippe II auprs d'Ernest de Bavire n'eut d'ailleurs pas plus de succs.

En 1593, le chancelier Carondelet fit une dmarche Bruxelles pour essayer de persuader Mansfeld de la
justice de la cause ligeoise: le trait de 1518, dit-il, n'est pas perptuel puisqu'il a d tre ratifi par le
successeur d'rard de La Marck, il ne peut donc tre question pour le prince actuel de l'excuter puisqu'il
ne l'a pas renouvel et il n'est plus possible de le confirmer, les circonstances ayant compltement chang.
De part et d'autre, on coucha sur ses positions.

Toutefois, un vnement imprvu allait rendre quelque vie l'alliance languissante. A la faveur d'un
audacieux coup de main, les Hollandais surprirent, en fvrier 1595, la ville et le chteau de Huy et s'y
installrent. C'tait une violation flagrante de la neutralit ligeoise en dpit des protestations vraiment
cyniques des Provinces-Unies et du prince d'Orange. Le roi de France n'ayant promis que l'intercession de
sa vaine bonne volont, Ernest de Bavire fut contraint, comme Georges d'Autriche aprs la prise de
Bouillon en 1552, de faire appel la cour de Bruxelles. Rompant une abstention de vingt annes, le prince-
vque dut invoquer le pacte d'alliance dfensive, la grande satisfaction des Espagnols, grce auxquels
la place de Huy fut reconquise.

Mais alors le gouverneur des Pays-Bas rclama sa rcompense! Le trait, qui venait d'tre subitement
appliqu, n'attendait plus que la confirmation explicite et solennelle d'Ernest de Bavire. De longs
pourparlers, encore mal connus, s'engagrent: l'lecteur finit par chapper cette obligation extrme et se
tira d'affaire en promettant de confier dsormais le commandement de la place une personne agre par
le roi d'Espagne et de livrer passage aux troupes de celui-ci chaque fois qu'il en serait requis. C'est l, en
somme, la remise en vigueur, au moins d'une manire partielle, de deux des clauses du trait de Saint
Trond. Or l'on ne voit pas qu'il y ait une incompatibilit quelconque entre ce nouveau rgime et l'tat de
neutralit, preuve nouvelle et non quivoque de l'exactitude de la thse que nous avons dfendue. Ce
rgime particulier dura jusqu' la paix de Tongres de 1640, mais il faudra attendre l'anne 1654 pour voir
l'Espagne reconnatre solennellement la neutralit ligeoise.

Nous avons ainsi esquiss l'histoire des diffrentes phases de l'alliance belgo-ligeoise. S'il nous fallait
caractriser, en terminant, la nature du rgime auquel a t soumise, en droit aussi bien qu'en fait, la
principaut, elle nous apparatrait singulirement complexe. Aucune expression juridique ne pourrait la
traduire adquatement. Cependant l'preuve en a t tente.

A coup sr, en ngociant en 1518, les deux tats n'ont pas trait d'gal gal. La disproportion a mme
paru si forte qu'on a cru devoir qualifier de protectorat le rgime sous lequel a vcu le pays de Lige
pendant la plus grande partie du XVIe sicle). Cette expression nous semble bien difficile admettre,
malgr le rgime des coadjuteurs et les tentatives continuelles de resserrer l'alliance. Si, en effet, Charles-
Quint sut imposer Corneille de Berghes comme successeur d'Erard, les propositions nouvelles des Pays-
Bas pour rendre l'alliance plus troite n'en chouent pas moins compltement en 1538. S'il fit conferer le
sige piscopal son oncle naturel Georges d'Autriche; il ne put empcher les Ligeois d'interprter le
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 22

trait de la manire la plus large. Les tiraillements incessants entre Bruxelles et Lige, que nous avons
retracs, en disent long cet gard. L'abstention complte des princes-vques de 1575 1594, en dpit
des instances des gouverneurs des Pays-Bas, s'accorderait mal avec l'ide d'une sujtion trangre.
Mme si l'on devait retenir le mot de tutelle applique par un historien pour caractriser l'intervention
impriale, au moment le plus troubl de cette priode, l'pisode de la conjuration des La Marck, on ne
pourrait l'tendre toute la vie d'un pays qui, pendant la plus grande partie du temps qu'a dur l'alliance,
n'a connu que le calme et la paix. Ce que l'on constate plutt c'est que le pays de Lige, pleinement
indpendant l'intrieur, a conserv l'extrieur une certaine libert d'action et une grande libert de
dcision. Au rgime de souverainet absolue qui tait celui de la principaut au dbut du XVe sicle, la
neutralit perptuelle de 1492 est venue apporter une premire limitation; l'alliance dfensive de 1518 en a
apport une seconde, celle qui rsulte des clauses d'ailleurs rciproques du trait. Le droit international
public ne propose, notre connaissance, aucune expression propre dterminer un tel tat juridique, peu
frquent assurment, mais il ne viendra l'ide de personne que ces deux restrictions volontaires de
l'exercice normal de la souverainet extrieure soient de nature porter une atteinte grave l'autonomie
ou mme l'indpendance d'un tat.

Ne serait-ce pourtant pas l'occasion d'voquer en faveur d'un rgime de protectorat l'pisode des
forteresses, pourtant encore assez mal connu? Dans cette espce de main-mise brutale sur trois parcelles
du territoire ligeois aux fins d'y btir des forteresses, ne pourrait-on voir le tmoignage irrcusable d'une
souverainet trangre s'exerant sur la principaut? Il s'en faut, car de l'ensemble des documents publis,
il ne ressort nullement qu'il y ait eu l l'acte de violence qu'on se plait dnoncer.

En 1544, le chapitre de Saint Lambert, stimul par Marie de Hongrie, faisait inspecter ses frontires pour la
dfense de son territoire. Son attention fut attire par la situation de Couvin. Aprs avoir convoqu un
commissaire espagnol une entrevue, il dcida de fortifier cet endroit. Mais, sans que l'on sache pourquoi,
l'affaire en demeura l. Deux ans aprs, la gouvernante priait l'vque d'envoyer quelques dputs
Binche o il serait question de la dfense de la frontire du Hainaut. L'accord fut rapide car, un mois plus
tard, Georges d'Autriche cdait aux Pays-Bas le lieu dit Pont Fraisne pour qu'on y btit une forteresse, en
changer d'une gale superficie de terrain prendre de la terre de Herstal). Sans doute il fallut un sicle
pour que Lige pt entrer en possession de ce territoire, mais ce retard n'est en rien imputable l'Espagne.
La baronnie de Herstal tant en effet trois fois plus tendue que le territoire cd (o l'on leva la place de
Mariembourg), l'vque dclara vouloir se contenter de la partie situe sur la rive gauche de la Meuse, et,
pour assurer l'quivalence des parties changes, il arrondit, quelque peu sa cession antrieure. Mais voil
que la maison d'Orange-Nassau, titulaire de certains droits de souverainet sur Herstal, se mit faire des
difficults : pour pouvoir consentir l'alination, il fallait attendre, disait-elle, que le jeune prince d'Orange
et atteint sa majorit. On attendit; mais alors, malgr de trs srieux efforts du gouvernement des Pays-
Bas, on ne put arriver aucun accord. Et lorsqu'au XVIIe sicle les Ligeois revinrent la charge, il fallut
de nouveau essayer d'emporter l'agration du prince d'Orange. Celui-ci ne cda que dix ans aprs qu'un
nouveau contrat d'change et t pass entre la principaut et le gouvernement de Bruxelles. On cherche
en vain dans tout cela les traces d'une violence.

Quant aux deux autres forteresses, le cas est un peu diffrent. Au sujet de Philippeville, nous ne savons
pas grand chose. Mais ce qui est tout fait certain, c'est que l'abb de Lobbes, propritaire des terres o
l'on avait bti la forteresse, reut une indemnit importante en 1616.

Pour Charlemont, tout se passa rgulirement. La frontire ligeoise avait t envahie par les Franais au
cours de l'anne 1554 au sud de Dinant. La ville d'Agimont avait notamment t prise. Mais, quelques mois
aprs, les troupes des Pays-Bas chassrent les assaillants et le prince de Lige, constatant que la ville
tait dpourvue de tout, demanda de l'artillerie pour la fortifier. L'importance de la place tait tout aussi
grande pour le gouvernement de Bruxelles ; aussi ngocia-t-il l'acquisition de la seigneurie d'Agimont avec
son possesseur actuel, le comte de Stolberg, vassal de l'glise de Lige. Le contrat fut sign le 6 avril
1555, sous rserve de la ratification piscopale.Charles-Quint envoya aussitt un ambassadeur Georges
d'Autriche: il demandait en recevoir l'investiture de la seigneurie en question, justifiant l'rection d'un fort
par le commun profit qu'ils en retireraient et sans parler d'indemnit quelconque. L'vque et le chapitre
se dclarrent satisfaits et donnrent leur ratification le 25 juin 1555. Ce n'est que peu aprs et d'une
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 23

manire tout indirecte qu'il sera question de compensation territoriale. Mais ce qu'il faut reconnatre, c'est
que tout s'est pass trs rgulirement et que le consentement des Ligeois fut non seulement sollicit
mais obtenu. Sans doute, certaines indemnits se firent attendre longtemps, et d'autres toujours, mais il n'y
a rien l qui soit une consquence du soi-disant protectorat exerc sur le pays. Et si les plaintes des
Ligeois, l'gard de ces forteresses, furent constantes, c'est raison des pillages que leurs garnisons
auront coutume de pratiquer sur leurs frontires. Dans tous les cas, s'il reste encore beaucoup savoir sur
cet pisode, il semble qu'on ne puisse plus dsormais le considrer comme le tmoignage le plus clatant
de la sujtion ligeoise pendant le XVe sicle. Il ne signifie mme rien cet gard.

Notre conclusion sera brve. De 1518 la fin du XVIe sicle, la neutralit ligeoise a travers une priode
critique. Pendant la majeure partie de ce temps cependant elle a pu subsister en fait aussi bien qu'en droit,
faute d'une excution effective du trait d'alliance. Au cours des quatrime et cinquime guerres de la
rivalit, elle fut compromise par suite du rapprochement du thtre des hostilits. A trois moments bien
prcis, de 1552 1557, de 1568 1569 et en 1595, mais ces trois moments seulement, elle dut s'effacer
et faire place la coopration militaire avec les allis espagnols. Il serait fort intressant de pouvoir
apprcier les charges qui ont pes sur la principaut la suite des oprations militaires et de les comparer
au profit que celle-ci a pu retirer: car la ville de Bouillon, deux fois perdue, fut chaque fois rcupre par les
armes ou la diplomatie du souverain alli. C'est seulement lorsque cette tude aura t entreprise qu'il sera
possible de porter un jugement dfinitif sur l'alliance belgo-ligeoise de 1518, encore nigmatique sous
bien des rapports.

Paul Harsin.


In: Revue belge de philologie et dhistoire, Tome 8. Fasc.1, 1929, pp. 93-125

Van stroom tot stroom tot aan de zee

Brabant

Uit onderzoek blijkt dat in de Vlaamse faciliteitgemeente Kraainem (rond Brussel) reeds 29% van de
bevolking van vreemde origine is. Tervuren (zonder faciliteiten) heeft er al 22%. Waar eindigt dit? Een
vraag om ernstig over na te denken.

Frans-Henegouwen

In de nieuwe, onlangs geopende afdeling van het Parijse Louvre in de oude mijnstad LENS loopt nog tot 22
september een (eerste) internationale tentoonstelling met als onderwerp LEurope de Rubens. Niet
minder dan 170 werken van onze grootmeester worden tentoon gesteld.
Een ware eer, laten wij fier zijn op deze grote Nederlander! Rubens, herkomstig uit Antwerpen, geboren in
Keulen en actief in zowat heel Europa, vooral in Spanje. Een artist met Nederlandse wortels dus, maar met
werk in een Europese context, als kunstenaar, maar ook sociaal, religieus en vooral als diplomaat van het
Habsburgse Rijk. Men rekent op ruim 700/000 bezoekers. Laten wij niet ten achter blijven! Lens is
overigens gemakkelijk te bereiken.


Luxembourg/Letzebourg
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 24


Op 7 juni ging in Wiltz een colloquium door ingericht door het Institut de la Grande Rgion, de organisatie
die zich onledig houdt met de samenwerking op allerhande vlakken van de streken die zo ongeveer liggen
tussen Rijn, Moezel, Saar en Maas.
Des communauts saines, un dfit et une promesse essentielle pour le dveloppement harmonieux des
zones rurales en Grande Rgion

Noord-Brabant

Uit Eindhoven bereikt ons het spijtige bericht dat de jarenoude Vereniging Zuidnederlandse
Ontmoetingen einde 2013 haar activiteiten zal stopzetten. Niet bij gebrek aan leden: de beruchte
vergrijzing die bij zovele verenigingen waar te nemen valt. Immers bij elke uitstap moeten tekens weer
inschrijvingen geweigerd worden door het t grote aantal, maar wel omdat het bestuur er niet in slaagde
zich te verjongen. Delta beschouwt dit als een nederlaag voor onze gedachte en betreurt het erg.
Komen er ooit andere tijden?

De boom van goed en kwaad
*Een kijker van de V.R.T. protesteerde omdat de weerman Walloni altijd de voorrang gaf op
Vlaanderen. De brave man sprak immers altijd van een temperatuur tussen 9 en 15, en aangezien het
in Walloni doorgaans kouder is, kreeg het bijgevolg altijd de voorrang op Vlaanderen. Onze weerman
heeft dan om de lieve vrede maar overgeschakeld naar tussen 15 en 9. Gelukkig land waar de inwoners
geen andere problemen hebben! En waarnaar op de koop toe nog geluisterd wordt ook.
*Onderwijshervorming. Eens te meer een heet hangijzer in Vlaanderen. Er wordt altijd maar gesproken
over meer aandacht voor techniek en wetenschap. Niet helemaal onterecht, voor een deel althans, want
dat zijn twee heel belangrijke activiteiten in deze eeuw. Zij beslissen immers mee over onze welvaart. Maar
wanneer praat men eens opnieuw over een echte humaniora? Wanneer wordt die eens opnieuw
geherwaardeerd, de plaats waar de vorming van de homo universalis moet tot stand komen. Wij staan
soms perplex over het gebrek aan algemene vorming van onze jeugd. Of verkiezen wij soms dat onze
toekomstige samenleving in handen rust van weliswaar uitstekende wetenschappers en technici, maar
geestelijke barbaren?

*Jrgen Habermas aan de KULeuven op 26 april jl. In een monetaire unie moet je een
gemeenschappelijke fiscale, economische en sociale politiek organiseren, anders worden de onderlinge
verschillen alleen maar versterkt en uitgediept. We moeten vandaag met andere woorden een stap
voorwaarts zetten. Europa moet een echte politieke unie worden () Zowel de politici als de bevolking
kunnen nog niet de stap zetten naar meer solidariteit over de nationale grenzen heen.
Een echte politieke unie: net wat Delta altijd al heeft voorgehouden!

*Vrijhandelsverdrag. De Europese eenheid is in deze moderne eeuw, met haar snel veranderend imago,
absoluut noodzakelijk, dat standpunt van onze werkgemeenschap is sinds lang algemeen bekend. De
gewezen veiligheidsadviseur van president Jimmy Carter, Zbignieuw Brzezinski gaat zelfs een stap verder
en meent dat op zijn minst de U.S.A., de EU en Canada een grotere samenwerking moeten tot stand
brengen, op zijn minst een vrijhandelsverdrag. Deze eenheid vormt het beste wapen tegen (religieus)
fanatisme, terrorisme en wereldwijde chaos. Hij werd in dit standpunt gesteund door de Estse president
Toomas Hendrik Ilves. Samen vormen deze drie machten een blok van minstens 900, miljoen inwoners
met een BBP, zegt die, dat dit van de snelgroeiende BRIC-landen, vooral dat van China, grotendeels
overschrijdt. Dan wordt Europa weer een interessante partner op economisch, maar vooral ook op politiek
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 25

en cultureel gebied. Het komt er vooraf op aan een aantal heikele punten op te lossen. Een trans-Atlantisch
akkoord kan de wereldkaart grondig hertekenen Zo niet, zegt Brzezinski, dreigt Europa weg te zinken in
irrelevantie en een marginaal aanhangsel van Azi te worden.
Een standpunt om eens ernstig over na te denken.

*Hamburger. Het was te denken dat Vlaams-Nationalisten aanstoot gingen nemen aan de koninklijke
naam Philippe en niet Filip. Zij vergeten dan evenwel dat dit nu eenmaal de voornaam is waaronder hij
ingeschreven staat en dat hij bijgevolg officile documenten met die naam dient te ondertekenen om wettig
te zijn, o.a. nieuwe wetten. Voor de rest verandert er in Vlaanderen niets, laat hij voor ons gerust Koning
Filip blijven en noemen wij hem zo. Overigens Jambon en Bourgeois hebben hun naam toch ook niet
vervlaamst tot Ham en Burger. Dat zou trouwens een lekker duo worden: Hamburger!

*GAS. Er is al heel wat te doen geweest omtrent de zogenaamde GAS-boetes. Wij vinden dat die wet
gerust mag bestaan: snotneuzen die met hun graffiti muren bevuilen of wildplassen in brievenbussen
mogen volgens ons gerust een straf krijgen. Maar niet als het jongeren onder de 14 jaar betreft, want dit
heeft geen zin. De ouders betalen de boete en de kinderen leren bijgevolg niets. Maar men moet bij
toepassing van deze wet ook het gezond verstand gebruiken. Het is normaal dat kinderen spelen en dat
loopt wel eens de spuigaten uit zonder dat ze dat bewust willen. Toen ik jong was speelden wij voetbal in
onze straat. De doelpalen werden daarbij vervangen door onze trui die we als doelpaal gebruikten. En bij
dat voetballen is meer dan n keer een glas van een lantaarn gesneuveld. Of zelfs de ruit van een huis.
Overlast en bijgevolg een GAS-boete? Zelf herinner ik mij dat ik bij dat spel ooit een oude vrouw bijna
omver heb gelopen. Gelukkig kon ze zich nog net vasthouden. Dat zou mij nu een dikke GAS-boete
opleveren. Maar kinderen moeten nu eenmaal spelen! Laten wij bijgevolg ons gezond verstand gebruiken.

*Neerlandia. In Neerlandia van juli 2013 verscheen van de hand van Nelly Maes (!) een Pleidooi voor
Benelux. Daarin vernoemde zij positief het Comit Nieuwe Benelux, waaraan zoals geweten onze
Werkgemeenschap positief meewerkt.
+++






Jessaie, en tout cas, solitaire ou non, de faire mon Mtier.
Et si je le trouve dur, cest quil sexerce principalement dans lassez affreuse socit intellectuelle
o nous vivons
O lon se fait un point dhonneur de la dloyaut,
O le reflexe a remplac la rflexion,
O lon pense coup de slogan.,
Et o la mchancet essaie de se faire passer trop souvent pour lintelligence ().
Je vis comme je peux dans un pays malheureux riche de son peuple et de sa jeunesse,
provisoirement pauvre dans ses lites.

Albert Camus, discours du 22 janvier 1958

Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 26


Uitnodiging aan alle Deltavrienden




DE VREDE VAN UTRECHT 1713, 300 jaar

In het kader van deze Vrede die de grens tussen de Zuidelijke Nederlanden en Frankrijk vastlegde, en
waarvan we dit jaar dus de 300
ste
verjaardag gedenken, hebben onze vrienden van de
VERENIGING/STICHTING ZANNEKIN hun Voorjaarsuitstap in het teken gesteld van een uiterst
gesmaakte bus uitstap langsheen deze toen ontstane grens.

Op zaterdag 26 oktober komt dit onderwerp andermaal aan bod tijdens de HERFSTONTMOETING die dit
jaar doorgaat in de Barrirestad NAMEN in samenwerking met de Orde van den Prince.

Wij hopen dat veel Deltavrienden aan die uitnodiging gevolg zullen geven.









Inlichtingen: M. Cailliau,
Paddevijverstraat 2
8200 Ieper
maurits.cailliau@skynet.be




Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen

Nummer 2013-3 Pagina 27

Ter overweging

Het federalisme is een oplossing waardoor Vlamingen en Walen kunnen blijven samenleven. Voor
Vlaanderen kan men dit evenwel geen onverdeeld succes noemen. De woorden van Van Cauwelaert had
men toen en tegenwoordig beter ernstig kunnen nemen: indien ze (de Vlamingen) eerst tot een macht
groeiden zouden ze het gehele gebied dat historisch Vlaams is, behouden kunnen en daarna vaststellen
dat ze geen scheiding behoeven. Wellicht zouden de Walen ze vragen, maar dat stelt de vraag voor ons
heel wat gunstiger. Wie de situatie vrijwel op dezelfde manier beoordeeld heeft, zijn Walen als Jules
Destre. Hij waarschuwde voor de Vlaamse macht en autonomie en wilde Walloni tegen Vlaanderen
beschermen. De Vlamingen hebben deze gunstige uitgangspositie verloren de dag dat het flamingantisme
zich gehuld heeft in een anti-Belgicisme. Dit inzicht is geen uiting van Vlaams imperialisme, maar gewoon
een vaststelling dat aangaande de federalisering van Belgi Vlaanderen vanuit historisch perspectief
gezien nooit vragende partij had mogen worden.

Een tweede bedenking betreft het autonomiestreven dat hier en daar en soms in hoge bestuurlijke
regionen te beluisteren valt. Voor Vlaanderen maar ook voor Walloni - is een dergelijke doelstelling
ronduit rampzalig. De integratie tussen Vlaanderen en Nederland zal wellicht toenemen. Onze
verwantschap geeft daartoe alle aanleiding. Maar tussen dit en een volledige integratie in de Nederlandse
staat, gaapt een enorme kloof. Zoals ik reeds zei, zijn we inderdaad verwanten, maar verwanten die tot
tweemaal toe een eigen weg zijn gegaan. Een eerste maal in de 16de eeuw scheurde de Bourgondische
Kreits door een externe oorzaak, een tweede keer in 1830 heeft Belgi de scheiding zelf voltrokken en
Nederland had er geen spijt van. Vanuit deze ervaring bekeken is het verantwoord om de contacten verder
te intensifiren, maar dan wel vanuit het eigen huis. Of om het met Jozef Deleu te zeggen: Ik ben een
Vlaming die Nederlands spreekt en dat is heel wat anders dan een Nederlander die Nederlands spreekt.
Laat de rijkdom van die verscheidenheid overeind blijven!

En wat dan met een autonoom Vlaanderen dat ingeklemd zou liggen tussen Nederland in het noorden en
Walloni n Brussel in het zuiden? Het is hoe dan ook niet realistisch te menen dat bij een eventuele
boedelscheiding Brussel voor Vlaanderen zou kiezen. Of anders gezegd, in dat geval zou Brussel, de poort
op Europa, uit Vlaanderen verdwijnen. Vlaanderen zou op die manier een geamputeerd stuk land worden,
waarin herinneringen aan een boeiend verleden langzaam hun kleur verliezen bij gebrek aan een
toekomst. De geschiedenis van Vlaanderen n van Belgi is te rijk om haar dt aan te doen.

Prof. dr. Raoul Bauer
In De Lage Landen, een geschiedenis in
de spiegel van Europa





Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?
Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.

You might also like