You are on page 1of 3

Met de trein naar Brussel

Ergens halverwege de jaren zeventig volgde ik een opleiding in Brussel. Omdat ik hierdoor
gedurende een paar maanden dagelijks naar Brussel moest, opteerde ik voor verplaatsing met
de trein.

Meedenderend door Vlaanderens vlakke velden, bezaaid met kerktorentjes ’t allen kante,
vergaapte ik mij aan onze pittoreske dorpjes. Keurige huisjes meestal, met mooi verzorgde
tuintjes. Met iedere kilometer die ik aflegde, voelde ik de fierheid in mij groeien bij het besef
dat dit mooie, rijke land het mijne was.

Ieder gammel schuurtje, elk verlaten autowrak, het zwerfvuil her en der en de rokende
sluikstorten langs de bosrand ergerden mij. Samen met een schaarse rookbrakende
fabrieksschouw die, soms nog gekneld tussen huizen, haar omgeving vergiftigde, vormden zij
dissonanten, etterende wonden die zo vlug mogelijk dienden weggebrand te worden uit dit
anders zo uitnodigende, rijke landschap.

“De mensen vertellen dat de studenten aan de universiteiten te horen krijgen dat de
bevolkingsexplosie in de armenwijken de hoofdoorzaak is voor de armoede. Er gaan
geruchten rond over vrouwen die naar aanleiding van een bevalling onvruchtbaar gemaakt
werden zonder dat hun toestemming gevraagd werd of zonder dat ze hierover zelfs maar
ingelicht werden! – Het militaire bewind van Pinochet verklaart de gevolgen tot oorzaak en
probeert de armoede uit te roeien door het aantal armen te beperken.

De weinige mensen uit Vlaanderen die hier op bezoek komen, staan versteld over de
omstandigheden waarin de mensen hier moeten overleven. Vaak zeggen ze mij dan: ‘je zit
hier vijftig tot honderd jaar achteruit in de tijd. Dit soort armoede kenden wij bij ons in de
eerste decennia van deze eeuw ook nog!’ Dan zie ik dat de mensen zichzelf sussen met de
gedachte dat het ook hier binnen pakweg dertig jaar al veel beter zal zijn. Mijn angst is
echter dat ik niet terug gegaan ben in de tijd door naar Zuid Amerikaan een armenwijk te
komen werken, maar dat ik een gruwelijke toekomst zie die ook ons bedreigt! Ik ben vijftig
jaar vooruit gegaan en leef nu in een wereld waar de rijken een stuk rijker, maar de armen
ook een stuk talrijker en armer zijn.”

Toevallig reisde ik deze week voor het eerst sinds lang opnieuw met de trein naar Brussel. In
mijn oude, getrouwe documentenmap vond ik een brief van mijn zus terug, die ik destijds
tijdens een pendeltocht naar Brussel op de trein gelezen had. “We zijn dertig jaar later nu”,
realiseer ik mij.

De trein rijdt onder een brug door, waarop in grote letters geverfd staat: “Geen mens is ooit
illegaal”. Onwillekeurig bedenk ik dat wij dan misschien de mensen niet in het geheim
steriliseren, maar dat de strijd tegen de armoede ook hier verdacht veel gelijkt op een strijd
tegen de armen. Met goede redenen misschien: ons welvaartstelsel kreunt zo reeds onder de
druk van een verzwarende, vergrijzende bevolking. Maar toch …

We rijden door de polders. Buiten flitsen de boerderijen voorbij. Sommige zien er echt
lieftallig uit met hun witte muren en keurig geverfde poorten. Andere getuigen van vroeger
tijden en heersen trots over hun omgeving. Eén ding hebben ze gemeen: ze worden langzaam
gewurgd, opgeofferd aan de belangen van een Verenigd Europa, dat niet langer in staat bleek
hen te beschermen tegen de concurrentie uit de nieuwe Europese staten en de ontwikkelings-
landen.

Ons aller welvaart is onder druk gekomen de voorbije dertig jaar. Ik vraag me af of de
toenmalige Directeur van de Nationale Bank, Fons Verplaetse vandaag nog altijd trots zou
durven verklaren: “Een land als België heeft geen industrie meer nodig.”

Geen landbouw, geen textiel, geen industrie, geen auto-assemblage, … uitverkoop van
nutsbedrijven en financiële instellingen aan Frankrijk … Ergens stopt het. Ergens moet het
stoppen, of de nachtmerrie van mijn zus wordt morgen werkelijkheid.

0,25 % der Belgen (25.000 mensen) vullen ondertussen een belastingsaangifte in waaruit
blijkt dat zij samen even veel verdienen als de 1.000.000 laagste aangiften. Bijna drie kwart
miljoen gezinnen verdienen bovendien zo weinig dat zij zelfs geen belastingsaangifte moeten
invullen !

1 % van de Belgen incasseert de helft van alle inkomsten uit roerende kapitalen.
1 % bezit een vierde van de totale rijkdom van het land.
2 % van de erfenissen vertegenwoordigen 70% van de waarde van alle erfenissen samen.
5 % van de Belgen verdient zoveel als de helft van de Belgische bevolking.
25 % van alle activiteit gebeurt in het zwart.

Multinationals betalen nauwelijks belastingen in België.

Cijfers, cijfers, cijfers, … dode getallen waarmee je alle kanten uit kan. Als jij en je partner
een goede job hebben, hebben jullie het beter dan enige generatie voor jullie het ooit gehad
heeft. Nooit voorheen reden er meer auto’s hier, nooit voorheen gingen meer landgenoten
vaker op vakantie naar het buitenland. O.K. Ook hier staan krotwoningen. Maar net zoals
vele “goede” woningen de armoede binnenin verbergen, vertekent het beeld van de krotten
soms een andere werkelijkheid: sommige nieuwe Belgen geven er de voorkeur aan om
maximaal te besparen op huisvesting om jaarlijks met de degelijke wagen naar het vaderland
op vakantie te kunnen gaan. Wat niet wegneemt dat het meestal anders is.

Als de trein de grootstad nadert, zie je neer op grauwe binnenkoertjes, omlijst door
afgebladderde muren; fin-de-siècle-kazernes met vensters zonder ruiten, half vergane
kroonlijsten met af en toe een stuk goot dat halfweg tussen dak en grond plots stopt. Slechts
de trein geeft je de gelegenheid om zo onbeschaamd binnen te stappen in de leefwereld van
deze mensen, die hun privacy verbergen achter de dekens die ze ophangen voor de vensters.

Hier, aan de achterkant van de cité-huizen, zoek je vergeefs de gevelsteentjes, verf en valse
gevels die langs de voorkant zo krampachtig elk teken van verval proberen te verbergen. Hier
is niets, enkel het onvergelijkbare panorama op het naakte bestaan van een bevolking die uit
de beknelling van hun woonkamers de straat opvlucht.

Waar de rij krotten te lang wordt, schermen keurig afgewerkte blinde muren haar van alle
ongewenste blikken af. Maar het leven aan de achterkant laat zich niet zo gemakkelijk
isoleren. Op mooie witte achtergrond schreeuwt de graffiti ons van alle kanten toe: dertig jaar
geleden hakenkruisen en “België Barst”. Vandaag vrijwel uitsluitend nog artiesten- en clan-
tekens. Lelijk meestal en voor de niet ingewijden zonder enige betekenis of houvast.

Dertig jaar geleden, met de trein op reis door Engeland, haalde ik mijn neus op omdat de
hoeveelheid zwerfafval langs de sporen er een veelvoud was van wat ik bij ons zag. Alle
berichten over vermindering van zwerfvuil ten spijt, is dat niet meer zo vandaag.

Plots wijkt de muur. Mooie tuinen, half verborgen achter weelderige beplantingen, lachen me
toe. Even verder: volle straten, neonlichten, reclameborden … en dan: glazen torens,
zelfgenoegzaam badend in hun eigen licht. Burelen, hotels, nog meer burelen en steeds meer
rails die ergens achter mij samenvloeien en in een steeds breder wordende vloed met onze
zuchtende, kreunende trein mee oprukken naar de poorten van de stad.

Wij hadden bezoek uit Chili vorige maand. “Is dit Europa?” vroegen onze bezoekers
verwonderd: “Onze metro is veel mooier dan die van jullie. Brussel lijkt wel een derde
wereldstad in vergelijking met Santiago. Voor dezelfde prijs als we hier betalen, krijgen we
thuis gewoon beter en meer van alles…” Behalve met betrekking tot de historische
gebouwen, waren ze niet echt onder de indruk. ’t Is ongetwijfeld juist: voor wie jong en
gezond is en gestudeerd heeft, zijn er kansen in Chili. Je wordt best niet werkloos of ziek
natuurlijk.

In vergelijking met dertig jaar geleden is de kloof tussen onze beide maatschappijen duidelijk
verkleind. Chili ging er politiek, sociaal en economisch onmiskenbaar tastbaar op vooruit.
Dat is één kant van de medaille. De goeie. Het is echter vooral de andere kant die zorgen
baart: Gaan wij hen niet in even snel tempo tegemoet als zij ons?

You might also like