You are on page 1of 14

De TURMAC LIEMERS PRIJS 1973 Uitreiking door mevrouw Mr J. M. C.

van Driel, lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland Duiven -Centraal Instituut voor Stottertherapie 10 oktober 1973 De Turmac-Liemers-prijs werd voor het eerst uitgereikt in 1969. De prijs heeft de bedoeling de aandacht te vestigen op een persoon of personen, instelling, stichting, vereniging of instituut, die of dat zich op enigerlei wijze bijzondere verdiensten heeft of hebben verworven voor het gebied 'De Liemers' of een deel daarvan. Voor het doel van de prijs wordt onder 'De Liemers' verstaan het gebied, dat wordt begrensd door de Rijn en Oude IJssel en omvat de gemeenten Angerlo, Bergh, Didam, Duiven, Herwen en Aerdt, Pannerden, Wehl, Westervoort en Zevenaar. Een onafhankelijke jury is jaarlijks verantwoordelijk voor het toekennen van de Turmac-Liemers prijs.

Leden van de jury Mevrouw A. Dietz-Jansen Mevrouw M. van Stigt Thans-Visse A. L. Borst Ds F. J. Dun H. J. Geurts C. F. L. Kok Ir T. C. H. Peters

Juryrapport Spreken is het meest elementaire communicatiemiddel tussen mensen. Door met elkaar te praten, kunnen wij gedachten, ideen en gevoelens overbrengen. De spreektaal biedt de mogelijkheid om door variaties in toonhoogte, klemtoon en melodie de woorden en zinnen een specifieke gevoelswaarde te geven. Het ligt daarom voor de hand, dat elke afwijking in hel, geaccepteerde spreekpatroon de onderlinge communicatie zal belemmeren. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk van de graad van de afwijking. Die afwijking kan een duidelijk aanwijsbare fysieke oorzaak hebben, een psychosomatisch karakter dragen of geheel psychisch van aard zijn. Tot die laatste groep behoort veelal het stotteren. Onder stotteren wordt verstaan een storing in de spontane spraakuiting waarvan het herhalen van letters op basis van angst en spanning een belangrijk kenmerk is. De volgende afbeelding maakt duidelijk hoe verschillende factoren in elkaar grijpen nadat de stotterende mens, als regel onder invloed van opmerkingen uit de omgeving, zich van zijn storing bewust is geworden. Vicieuze cirkel 1 herinnering van anticipatie van mislukkingen 2 angst onrust 3 spanning 4 ademstoring 5 stotteren 6 beleving en bevestiging van de mislukking

Het verschijnsel treedt o.a. op bij kinderen, die in een omgeving opgroeien, die hoge eisen stelt. Deze kunnen liggen op het vlak van het onevenredig zwaar de nadruk leggen op het behalen van prestaties of het toekennen van een uitzonderlijk hoge waarde aan goed spreken. Onzekerheid speelt bij het ontstaan van stotteren altijd een grote rol. Onzekerheid, die onder meer samen kan hangen met de plaats, die het kind in de gezinsconstellatie inneemt en de belemmeringen, die het daardoor in zijn ontplooiing ervaart. Onzekerheden als gevolg van een gestoorde vader-moeder of ouders-kindrelatie en voortvloeiende uit inconsequente houdingen in de opvoedingseisen. Invloeden uit de directe omgeving van het kind en zijn eigen interpretatie van de indrukken uit die omgeving zijn de directe aanleiding tot het ontstaan, instandhouden en verergeren van het stotteren. Het stotteren is dan een noodsignaal, dat naar de buitenwereld wordt uitgezonden om kenbaar te maken, dat de psychische belasting de grens van het toelaatbare heeft overschreden. Als gevolg van het stotteren dreigt een goede communicatie te worden belemmerd. Het luisteren wordt tot een charitatieve welwillendheid en de in zijn spreekvaardigheid gestoorde mens heeft de neiging zich terug te trekken om geleidelijk in een isolement te geraken. Dit zal veelal het geval zijn bij mensen die van nature introvert zijn. Het optreden van de extraverte stotteraar zal door de luisteraar aangevoeld worden als agressie. Dit kan afstotend werken. De cirkel is dan weer gesloten. Het is daarom niet verbazingwekkend te constateren, dat het stotteren op volwassen leeftijd dikwijls aanleiding is tot het vormen van zelfmoordgedachten. Daar het stotteren beschouwd wordt als een aangeleerd gedrag, is genezing van deze spreekhandicap, hoe groot de moeilijkheden daarbij ook mogen zijn, in principe in alle gevallen mogelijk. Geschat wordt dat ongeveer 1 % van de Nederlandse bevolking in mindere of meerdere mate stottert. Opvallend daarbij is, dat 80% van de stotteraars een intelligentieniveau heeft dat boven het gemiddelde ligt. Om de stotteraar te genezen, zijn er verschillende therapeutische methoden. Bij veel van deze therapien ligt de nadruk vooral op het verbeteren van de spreektechniek. Deze behandelwijze kan wellicht het stotteren verminderen of in enkele gevallen geheel opheffen, aan de oorzaak van het stotteren wordt vaak niet of nauwelijks aandacht besteed. Langzamerhand rijpt de mening, dat de genezing van een stotteraar voor ongeveer 10% berust op verbetering van de spreektechniek en voor 90% op een verantwoorde psychotherapeutische of educatieve begeleiding. Alleen door aan het laatste aandacht te besteden, zal de onmiddellijke aanleiding tot het stotteren en daarmede het stotteren zelf kunnen worden gelimineerd. Het logopedistenechtpaar Ton en Theo Schoenaker heeft vanaf de oprichting van hun stotterinstituut in Doetinchem in 1964, zich intensief beziggehouden met de ontwikkeling van een stottertherapie, die een integratie van spreekvaardigheids-, ontspannings- en groeps-therapie in de behandeling van stotteraars beoogt. Daarbij hebben zij voor Nederland nieuwe wegen bewandeld. In de eerste plaats waren zij de mening toegedaan, dat stotteren niet verborgen moest blijven achter eufemistische termen zoals stamelen, hakkelen enz. Dit belemmert een vrij uitzicht op het werkelijke probleem en maakt dat het niet de aandacht krijgt die het verdient. In de tweede plaats stelden zij nog eens vast, dat het stotteren vooral een probleem wordt in het contact met anderen. Het is een storing in het sociaal gedrag. Deze storing kan meestal alleen opgeheven worden in samenwerking met anderen. Logische consequenties van deze

stellingname zijn enerzijds de toepassing van groepstherapie, zoals deze al sinds de jaren 30 in de Verenigde Staten wordt toegepast, waarin de stotteraar zelf zijn stottergedrag leert veranderen en anderzijds, de systematische benvloeding van de omgeving van de stotteraar. In de derde plaats zal, omdat het stotteren een uitvloeisel van een spanningssituatie is, de spanning moeten worden opgeheven om het gewenste resultaat te bereiken. Vandaar de ontspanningstherapie als basis van de gehele behandeling. Aangezien verder het stotteren ontstaat als gevolg van een verkeerde pedagogische begeleiding, is het echtpaar Schoenaker van mening, dat intensieve aandacht moet worden geschonken aan de opvoedingsmethoden. Want alleen wanneer de opvoeding het kind bemoedigt en vrijlaat zichzelf te zijn, zal het stotteren in ernstige vorm ophouden te bestaan. Het echtpaar Schoenaker propageert dan ook via de Werkgemeenschap Ouders in Westervoort de theorien van Professor Rudolf Dreikurs, die een democratische en niet een autocratische opvoeding voorstaat. Het uiteindelijke doel van Ton en Theo Schoenaker is, mede te helpen een wereld te creren, die voor stotteraar en luisteraar - en daartoe behoren alle mensen - betere kansen biedt zichzelf te zijn. Alhoewel wij ons niet bevoegd achten een oordeel uit te spreken over de waarde van de therapie zoals die door het echtpaar Schoenaker wordt toegepast, zijn wij onder de indruk gekomen van de wijze waarop Ton en Theo Schoenaker de resocialisering van stotteraars nastreven. Een recentelijk gehouden enqute onder de 800 stotteraars die de therapeutische behandeling volgens de zogenaamde 'Doetinchemse methode' van het echtpaar Schoenaker hebben gevolgd, geeft een zeer positieve waardering voor de behandelingswijze te zien. Opvallend daarbij is, dat in ongeveer 80% van de gevallen wordt gesteld, dat als gevolg van de therapie in meerdere of mindere mate psychische revalidatie heeft plaatsgevonden. Vooral het zelfvertrouwen, onmisbaar voor elk mens om zich in zijn omgeving te handhaven, bleek sterk te zijn toegenomen. Overigens vindt de 'Doetinchemse methode' steeds meer navolging. Ongeveer 80 logopedisten hebben van het echtpaar Schoenaker de 2 jaar durende opleiding in deze methode ontvangen. Op het ogenblik zijn er reeds vijf instituten, die de therapie toepassen. Ook in Duitsland mag de aanpak van het echtpaar Schoenaker zich in een steeds grotere belangstelling verheugen. De wijze waarop het echtpaar Schoenaker zich inzet voor de resocialisering van de stotteraars en het scheppen van een welwillend klimaat voor deze gehandicapte mensen verdient alle achting en bewondering. Gesteld mag worden dat zij met opoffering van praktisch al hun vrije tijd, hun roeping volgen. Hun ijver gaat ver uit boven wat in hun beroep verwacht mag worden. Door het jaarlijks volgen van cursussen in binnen- en buitenland en het bestuderen van artikelen, die over hun beroep en zijn randgebieden verschijnen, proberen zij hun therapie steeds verder te ontwikkelen. De bewogenheid waarmede zij hun taak vervullen, komt ook tot uitdrukking in de persoonlijke relatie, die zij met de stotteraars weten op te bouwen. Om de stotteraars, die volgens de 'Doetinchemse methode' zijn behandeld, de noodzakelijke nazorg te geven, heeft het echtpaar Schoenaker in 1965 de stoot gegeven tot de oprichting van de Vereniging Demosthenes. Gezien de uitzonderlijke verdiensten die Ton en Theo Schoenaker voor de stotteraars in onze streek en ver daarbuiten hebben verworven, hebben wij gemeend dat hen de TurmacLiemersprijs 1973 toekomt.

Zij hebben de pijlers geslagen en de brug naar de werkelijkheid gebouwd. Het doen van een uitvinding is voor 1 % inspiratie en voor 99 % transpiratie. Wat voor een uitvinding geldt, is ongeveer in gelijke mate toepasbaar op het ontwerpen en ontwikkelen van een methode met therapeutische doeleinden zoals in dit geval de Doetinchemse Methode. De inspiratie is doorgaans een gebeuren van een moment of een korte tijdspanne. Het is de bewustwording van een idee. Veelal gaat daar een bewust of minder bewust rijpingsproces aan vooraf. Dit rijpingsproces is daarna nog maar van beperkte betekenis. Het idee gaat z'n eigen leven leiden en vraagt om een verwerkelijking. Vele goede ideen blijven liggen omdat de kracht tot verwerkelijking ontbreekt. Het is de sterkte van de ware uitvinder om n de inspiratie ook de transpiratie op te brengen. En dan willen we hieronder verstaan: de moed, de inzet en de vindingrijkheid om de brug te slaan tussen het idee en de werkelijkheid. De pijlers in deze brug worden gevormd door de verdere ontwikkeling en verdieping van de ideen, maar de overspanning blijft het voornaamste, zijnde de weg om het idee dienstbaar te maken aan de mensen. Het is een verheugende zaak dat in onze tijd vraagstukken van menselijk welzijn zozeer in de aandacht staan. Daardoor is er ruimte ontstaan om waardevolle ideen te realiseren onder meer op maatschappelijk, sociaal-cultureel en opvoedkundig terrein. Niet in het minst heeft deze ontwikkeling plaatsgevonden ten dienste van mensen met een afwijking of een handicap. Een grondgedachte voor deze verrijking van het menselijk welzijn is de opvatting dat wij mensen weliswaar niet allen gelijk, maar wel gelijkwaardig zijn. We mogen als mens op vele wijzen verschijnen (pluriformiteit), zonder dat dit onze waarde als mens ingrijpend aantast. De normen en de regels zijn niet zo onaantastbaar meer als ze in het verleden waren, afwijkingen worden getolereerd of aanvaard. Dit sluit geenszins uit dat afwijkingen niet storend kunnen zijn in de tussenmenselijke relatie. Maar het beginsel van de aanvaarding (acceptance) is de grondslag voor zowel het leven met de afwijking als het verminderen of genezen daarvan. Daar komt bij dat een afwijking of een handicap niet een individuele aangelegenheid is, maar dat in haar ontstaan f haar gevolgen, en vaak ook in beide, de sociale omgeving of de gehele maatschappij betrokken is. De waardering van mensen met een afwijking wordt in belangrijke mate bepaald door de cultuur waarin men leeft en verschilt dan ook van cultuur tot cultuur en van afwijking tot afwijking. De invloed welke een afwijking heeft op het persoonlijke leven van de drager ervan wordt voornamelijk gevormd door de reacties uit zijn omgeving. Als sociaal wezen kan de mens zich niet onttrekken aan de gemeenschap van mensen (of 'de wilde van Aveyron' die levend tussen de dieren niet tot spraakontwikkeling kwam). Zijn ontwikkeling en functioneren is in nagenoeg alle opzichten aangewezen op het leven met andere mensen. De mens leert en hanteert z'n gedrag in de gemeenschap. De anderen moeten met zijn gedrag leven hetgeen in de praktijk betekent dat men het aanvaardt, er moeite mee heeft of het afwijst. Het kan zijn dat 'er moeite mee hebben' en afwijzing' moet veranderen in aanvaarden, maar vele handicaps bieden mogelijkheden tot vermindering van de wijze waarop ze zich openbaren of tot herstel. Dit houdt in dat in alle gevallen van een afwijking niet alleen de betrokkene(n) maar ook z'n medemensen, de gemeenschappen waarin hij direct verkeert en de gehele maatschappij betrokken zijn. De wijze waarop het leven met en het herstel van afwijkingen moet worden behandeld verschilt naar gelang de handicap. De specifieke eigenheid van de onderscheiden afwijkingen worden door de werkers zowel in praktijk als theorie steeds beter onderkend. Het is de grote verdienste van het echtpaar Schoenaker dat zij het specifiek eigene van het stotteren hebben onderkend. Het stotteren behoort met o.a. de gehele of gedeeltelijke afwezigheid van de taal, de articulatiestoornissen, het broddelen tot de groep spraakstoornissen. Maar binnen deze groep is zij een zelfstandige afwijking. Stotteren is niet een organische, maar een functionele stoornis van de spraak. Het spraakmechanisme is goed maar het wordt op onjuiste wijze gebruikt onder invloed van gevoelsmatige herinneringen. De hierdoor opgewekte spanningen in de stemspieren leiden tot stotteren (zie ook het juryrapport). Hieruit kon het idee van het

echtpaar Schoenakker geboren worden: Het behandelen van stotteren vraagt een therapie waarin slechts ten dele de stemtechniek, maar overwegend de psychotherapeutische en educatieve begeleiding een rol speelt. Ton en Theo Schoenaker zijn niet bij het idee blijven stilstaan: zij hebben de pijlers geslagen en de brug naar de werkelijkheid gebouwd, ze hebben het idee gestalte gegeven in een rijke en talrijke verscheidenheid van mogelijkheden voor therapeutische zorg voor stotteraars. Wie deze verscheidenheid in al haar facetten van nabij wil leren kennen zal zich moeten verdiepen in de vele, boeiende en bovenal inspirerende literatuur welke door en rond het echtpaar Schoenaker en de Doetinchemse methode zijn verschenen. En daarna zal men zich geroepen voelen n der instructie of bezoekdagen bij te wonen die open zijn voor alle belangstellenden in het stotterprobleem en de behandelmogelijkheden. In dit artikel kunnen slechts enkele, en dan nog zeer globaal, feitelijkheden en activiteiten worden belicht. De vormgeving van de Doetinchemse Methode vindt met name plaats door de toepassing van de groepstherapie en de zelfwerkzaamheid. Uitgangspunt daarbij zijn de stellingen van de moderne gedragstherapie met name deze dat aangeleerd gedrag waartoe het stottergedrag behoort ook afgeleerd kan worden. Voorname aspecten daarvan zijn: a) het versterken van het zelfvertrouwen. Uit de in het juryrapport genoemde vicieuze cirkel wordt duidelijk dat de beleving en bevestiging van de mislukking het minderwaardigheidsgevoel versterken en de cirkel zich dus voortzet. Beleving en bevestiging van het slagen daarentegen zullen op den duur de keten verzwakken en doorbreken. Binnen de groep van stotteraars zal elke deelnemer erop gericht zijn de ander tot z'n recht te laten komen. De Groep draagt aldus in belangrijke mate bij tot versterking van het zelfvertrouwen. b) het aanleren van gewoonten. Zoals stotteren een aangeleerde gewoonte is geworden, kan men ook therapeutische gewoonten aanwenden om het stotteren af te leren. Het eerste gebruik van deze aan te leren gewoonten in de groep geeft een goede basis voor de voortgezette oefening en toepassing van deze gewoonten. c) de eerlijkheid. Wil de stotteraar door de luisteraar open benaderd worden dan is het belangrijk dat hij voor z'n stotteren eerlijk durft uit te komen. Stotteren heeft met vele afwijkingen dit gemeen dat men z'n stottergedrag wil loochenen. In het groepsverband kan men elkaar ondersteunen in het streven om eerlijk voor z'n stottergedrag uit te komen. In de groepstherapie worden techniek als het psychodrama het rollenspel en de discussie toegepast. De zelfwerkzaamheid wordt gerealiseerd door het scheppen van oefensituaties in stations, telefooninstallaties, winkel en restaurantbedrijven. Opdrachten worden gegeven voor toepassing in de oefensituatie en daarbuiten. De cursussen worden uitsluitend gegeven voor 9 jarigen en ouder. De ervaring wijst in de richting dat beneden de 9 jaar het stotteren meer in de sfeer van het voorkomen, de preventie dus, ligt, dan in de sfeer van behandelen. Bovendien kan stottergedrag alleen afgeleerd worden als de stotteraar zelf dat wil. Daarvoor is een sterke motivatie nodig welke bij kinderen beneden de 9 jaar als regel niet voorkomt. Er zijn afzonderlijke cursussen voor jongens en voor meisjes en voorts cursussen voor 18jarigen en ouder. Een cursus duurt 4 keer 6 dagen, met een tussenperiode van gemiddeld 5 weken. Daarna zijn er halfjaarlijkse vervolgcursussen voor gevorderden. Zeer belangrijk zijn de gezinscursussen voor kinderen van 9 tot 12 jaar. Hieraan neemt het gehele gezin en 6 gezinnen per cursus deel. Op bijzondere wijze komt in deze aanpak tot uitdrukking de gedachte dat niet alleen de stotteraar maar z'n sociale omgeving bij het proces betrokken dient te zijn. Bij hun ijveren voor een goede therapeutische zorg voor de stotteraar zijn Ton en Theo Schoenakers

niet slechts 'bewogen' maar ook in sterke mate bewegende mensen. Vanuit hun logopedistenpraktijk in Doetinchem ontwikkelden zij de speciale behandeling van stotteraars waarbij hun weg via Loosdrecht en Venlo naar Duiven leidde, van waaruit zij zich inmiddels in Duitsland hebben gevestigd. Dit konden zij doen vanuit de veilige zekerheid in Nederland een groot aantal goed opgeleide stottertherapeuten achter te laten. Deze opleiding 'Logopedistenspecialisatie in de Doetinchemse Methode' heeft vele deskundige medewerkers geleverd voor de Nederlandse Stotterinstituten te Drachten, Duiven, Geldermalsen, St Michielsgestel, Ruurlo en Zeist en voor het in oprichting zijnde instituut te Boxmeer. De centrale administratie en de centrale wachtlijst worden gevoerd op het Instituut te Duiven. Zowel voor de gezamenlijke instituten als voor de centrale administratie bestaat het voornemen een Stichting in het leven te roepen. Naast de Nederlandse instituten bestaan instituten in Belgi en Zweden, tot het ontstaan waarvan het echtpaar Schoenaker in belangrijke mate heeft bijgedragen. De omvang van het geheel van voorzieningen, verenigingen, werkgroepen enz. welke zich met de stottertherapie bezig houden is daarmee niet genoemd. Belangrijk is de mede op initiatief van het echtpaar Schoenaker tot stand gekomen 'Stichting tot bestrijding van het stotteren'. Deze stichting houdt zich onder meer bezig met de organisatie van de cursussen, het streven naar een centrum voor wetenschappelijk onderzoek, het bevorderen van publicaties, de oprichting van instituten en het bevorderen van de opleiding van logopedisten in de speciale stottertherapie. De opgeleide specialisten zijn verenigd in de 'Werkgemeenschap Stottertherapeuten Doetinchemse Methode', in welke werkgemeenschap, het behoeft nauwelijks nog gezegd, Ton en Theo Schoenaker een zeer actief aandeel hadden (opgericht einde 1970). Ook tot de oprichting in 1964 van de Vereniging 'Demosthenes', gaven Ton en Theo Schoenaker de eerste aanzet en bleven voor deze vereniging na de oprichting een belangrijke steun betekenen. In deze vereniging zijn zeer vele stotteraars van 17 jaar en ouder verenigd, welke allen de therapie volgens de Doetinchemse methode hebben gevolgd: 'De vereniging stelt zich ten doel stotteraars, die hun spraakmoeilijkheden willen oplossen te verenigen en hen te steunen in alle activiteiten die hiermede verband houden'. Voortbordurend op de groepstherapie tracht men het doel te realiseren door werkgroepen, oefengroepen, therapiegroepen en werkweekenden. Een nieuwe en nog jonge activiteit is de organisatie van zogenaamde 'Stotter-inns' welke met name gericht zijn op de voorlichting aan stotteraars en luisteraars. Een luisteraar is in feite ieder die met een stotteraar in contact komt, wij allemaal dus. Tenslotte mag hier niet ongenoemd blijven de Werkgemeenschap 'Ouders'. Deze werkgemeenschap organiseert bijvoorbeeld onderhaar supervisie studiegroepen, waarbij 12 deelnemers in 10 wekelijkse studiedagen de principes bestuderen, die Prof. dr Rudolf Dreikurs (een leerling van Adler) heeft neergelegd in het boek 'Kinderen dagen ons uit'. Deze werkgemeenschap betekent een onmisbare steun voor de ouders van vele stotterende jonge kinderen en juist voor deze kinderen is het voorkomen of afleren van stottergedrag zo vruchtdragend. De internationale betekenis van de Doetinchemse Methode blijkt behalve uit de reeds genoemde voorbeelden, uit de belangstelling welke publicaties over deze methode in Amerika ondervinden. Het voorgaande moge U in een vogelvlucht enig inzicht hebben gegeven in de grondslagen, de methoden en de verwerkelijking van de Doetinchemse Methode, het geesteskind van Ton en Theo Schoenaker. Het zijn maar enkele aspecten van de betekenis van dit echtpaar voor de ongeveer 200.000 stotteraars die Nederland telt. Het voornaamste aspect is wellicht dit: de gedachte dat men een ontwikkeling kan benvloeden of een leerproces in de hand kan houden is niet voldoende. Daarbij hoort noodzakelijk de inzet en de bezieling. Het is de grootste verdienste van het echtpaar Schoenaker dat zij niet slechts zelf deze inzet en bezieling kenden, maar de vonk ervan naar zo velen hebben laten overslaan. In een ware vonkenregen hebben zij hun ideen en de verwerkelijking ervan overgedragen aan vele, zeer vele stotteraars, therapeuten en luisteraars. Hun strijd voor de vrijheid van de stotteraar en de versterking van zijn moreel hebben rijke gevolgen gehad voor het menselijk welzijn van duizenden. Er is in het

blad 'Demosthenes' eens een, mogelijk niet ernstig bedoelde, suggestie gedaan in Doetinchem een standbeeld voor hen op te richten. Welnu in de toekenning van deze prijs spreekt de erkenning voor de onschatbare waarde van hun werk.
De Turmac-Liemers-prijs werd uitgereikt aan 1969 de heer J. H. Heessels, direkteur van de Stichting Welzijn Gehandicapten 'Oost Gelderland' door de Hoogedelgestrenge heer Mr H. W. Bloemers, Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland. 1970 de heer A. G. van Dalen, historicus, door Professor Dr L. J. Rogier, oud-hoogleraar in de Algemene Vaderlandse Geschiedenis der nieuwere tijden aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen. 1971 de Stichting 'Zandwierde' te Hummelo door de heer A. Mozer, voorzitter van de Stichting Streekbelangen Oostelijk Gelderland. 1972 de heer J. C. Daams, dijkgraaf van de polderdistricten Rijn en IJssel en Oude Rijn door Zijne Excellentie Dr R. 1. H. Kruisinga, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat. Verzorging: Total Design, Amsterdam Druk: Erven E. van de Geer, Amsterdam Foto's: Foto Botvliet, Zevenaar Ferdy Dittmar, Bildniskunst, Bad Kissingen

De lauwer van de Liemers Toespraak bij de uitreiking van de Turmac-Liemers-prijs op 10 oktober 1973 in het Centraal Instituut voor Stottertherapie te Duiven aan het logopedistenechtpaar Ton en Theo Schoenaker door mevrouw Mr. J. M. C. van Driel. Het is voor mij een grote eer de Lauwer van de Liemers uit te mogen reiken aan het echtpaar Schoenaker, in deze kring welbekend. Het spreekt vanzelf, dat ik bij die gelegenheid enige woorden spreek; dat verwacht u van mij en ik hoop, dat ik het er goed van af zal brengen. Waarom willen wij eigenlijk zo graag goed uit onze woorden komen ? Is goed kunnen spreken dan zo gewichtig ? Gelet op de vele uitdrukkingen in onze taal, moet je wel aannemen dat "spreken" hoog genoteerd staat: ze heeft een sprekend gezicht; hij heeft sprekende ogen; met een welsprekend gebaar; ze lijken sprekend op elkaar; er viel 'n welsprekend stilzwijgen. Bij al deze voorbeelden wordt geen woord gesproken: je kunt op het eind zelfs een speld horen vallen. Anders is dat bij inspraak. Ieder die daaraan mee doet, hoopt dat zijn woorden een bijdrage zullen leveren tot de besluitvorming en met welsprekende gebaren zet hij aan zijn woorden kracht bij. Woorden alln zijn blijkbaar niet voldoende. Een mens is n, samenhangend, geheel, een individu, wat letterlijk betekent: ondeelbaar: stem-gezicht-gebaren werken samen om een gedachte tot uitdrukking te brengen. Geest en lichaam zijn tegelijk in actie. Iedereen kan uitsluitend door ondertussen heftig nee te schudden het betoog van een ander ondermijnen. Maar dan weten we alleen, dat iemand het niet ns is met de spreker: wat hij wl wil, weten we pas als hij aan 't woord komt. Door middel van woorden trachten we elkaar te bereiken. Ik heb niet, en niemand hier denk ik, de illusie, dat we als we elkaar maar horen en zien elkaar dan ook verstaan; vatten wat wordt bedoeld; begrijpen waar het de spreker om begonnen is. Maar zonder woorden, of met slecht gekozen woorden is de kans miniem. Mensen moeten elkaar al heel goed kennen, om elkaar zonder woorden te verstaan. In onze verbale maatschappij is het van groot praktisch belang, dat we elkaar met woorden kunnen bereiken. Als begin, als kans voor begrijpen. Geen wonder dat de mensen die niet goed uit hun woorden kunnen komen, dat als een ernstige handicap ervaren. Naar woorden moeten zoeken, hakkelen en stotteren geeft een groot gevoel van onzekerheid: Zal de ander het geduld opbrengen en de liefde om te willen verstaan, wat moeizaam onder woorden wordt gebracht ? Onze competitiemaatschappij munt niet direct uit door geduld met elkaar of de ernstige wil een ander te begrijpen. We gunnen elkaar niet zo graag de eer, zelfs niet als die verdiend is doodsbang, dat we zelf tekort komen, respectievelijk tekort schieten. Tegenover mensen en kinderen, die een of andere handicap vertonen, kunnen we dan ook gemakkelijker medelijden opbrengen, dan medeleven. Want met medelijden voelen we ons superieur en met medeleven schakelen we ons gelijk aan de gehandicapte: door hen wordt medeleven meer op prijs gesteld. Maar ook degenen, die een of ander gebrek hebben, b.v. gebrekkig uit hun woorden kunnen

komen, zouden zich moeten realiseren, dat hun gedrag weerwerk oproept; wat mooier gezegd: een mechanisme in beweging zet en houdt, waarin de ander gevangen is en daardoor alleen al grote moeite heeft om te horen, wat wordt medegedeeld. Een bekende reactie, die stotteren oproept is, dat de ander begint te lachen f al zijn energie nodig heeft om zijn lachen in te houden: wat zal hij dan nog horen ? We bepalen elkaars gedrag voor een heel groot stuk en een knap mens, die zich uit die vicieuze cirkel weet te bevrijden. Dt is geloof ik de kern van het werken van de heer en mevrouw Schoenaker: aan n bepaald symptoom = stotteren, zodanig sleutelen, dat er een algehele bevrijding op volgt: niet alleen - desnoods zelfs niet - door vloeiend te leren spreken, maar door begrip aan te kweken voor eigen en andermans gedrag: het bijbrengen van besef van gelijkwaardigheid, over en weer. Tien jaar hebt u hier aan gewerkt. U zult zelf wel zeggen: meegewerkt. En dat is terecht: u ondervond -medewerking van uw leerlingen: mensen, die uw methode hebben aangeleerd en daarmee weer verder werken op uw vijf instituten die Nederland nu telt; -maar ook medewerking van de stotteraars: mensen, die innerlijk bereid waren over hun gebrek, handicap, gedragsstoornis met u en lotgenoten te praten; -medewerking van de ouders van stotterende kinderen, die zich wel heel opzienbarend heeft geuit door gezamenlijk een handboek van de Duitser Rudolf Dreikurs te vertalen. Onder de titel "Kinderen dagen ons uit" is het inmiddels in het Nederlands verschenen bij Uitgeverij Contact in Amsterdam; -medewerking van onderwijzers, die de methodiek van het echtpaar Schoenaker in de dagelijks praktijk willen brengen. Waarin bestaat die methodiek dan wel: zij is gent op de Individualpsychologie van Adler: Elk mens is n en ondeelbaar, maar hij komt pas tot zijn volle recht in de omgang met andere mensen; in de groep; in de sociteit; in het contact met soortgenoten. Technisch en psychologisch is dus opheffing van het isolement waarin een gehandicapte verkeert, nodig; angst voor de medemens is bijzonder bevorderend voor isolement. Het wegnemen van die angst is eerste voorwaarde om contact te kunnen maken. De angst om uitgelachen te worden of niet begrepen te worden, omdat je stottert, is een grote barrire om de ander met woorden te kunnen bereiken. Dat vereist bevrijding van de gespannenheid die voortkomt uit krampachtige pogingen om niet of tenminste onmerkbaar te stotteren. Die ontspanning wordt technisch i.c. fysiek verkregen door ademhalingsoefeningen; door het aannemen van een lichamelijk ontspannen houding; door controle op evt. medische oorzaken. Psychisch wordt die ontspanning verkregen door in de groep te ontdekken, dat er mr mensen stotteren (heel veel zelfs: 5 op de 1.000 Nederlanders stotteren !!); door als "stotteraars onder elkaar" over deze vorm van gedragsstoornis te kunnen praten; door jezelf systematisch de keren te herinneren, dat je zonder te stotteren gesproken hebt. Tien jaar lang hebt u op basis van deze methodiek honderden stotteraars van hun angst en daardoor van hun stotteren bevrijd. Allereerst door de actieve medewerking van de stotteraars zelf en vervolgens door de medewerking van degenen, die onder de indruk zijn gekomen van uw werk. Maar behalve medewerking zult u ook wel tegenwerking hebben ondervonden: Er zullen nog wel mensen zijn, die "hun twijfels hebben" over uw methodiek. Er zullen stotteraars zijn, die ondanks hun eigen ernstig pogen en uw hulp tijdens de cursus, zijn blijven stotteren, maar wat veel erger is: ze zijn, zowel vijandig tegenover zichzelf als tegenover hun omgeving, blijven staan. Mensen, die niet in staat waren zich zelf te bevrijden, toen hun de weg waarlangs dat kon, was aangewezen; die niet de moed hebben verzameld zich "vrijmoedig" te gaan gedragen. Maar de vreugde van de tallozen die op uw vijf instituten een belangrijk stuk levensgeluk door zelfontplooiing bij u hebben gewonnen,

wordt vandaag door ons allen hier meegevierd. En de hoop van degenen, die er vol verwachting naar uitzien, kan het best weergegeven worden in cijfers. Ondanks het feit, dat er in de loop van deze tien jaar vijf instituten door u zijn opgericht is de wachttijd van n jaar tot tw jaar verlengd. Hieruit mag worden geconcludeerd, dat uw methode in Nederland ingang heeft gevonden, al ware het te wensen, dat de wachttijd twee weken in plaats van twee jaren zou zijn. Door uw vestiging buiten Nederland, en wel in Duitsland, hoopt u ook daar uw methode in de praktijk te gaan brengen; die is daar nu nog vrij onbekend, maar er bestaat een grote interesse voor. Er wonen in Duitsland 1 miljoen stotteraars en er is pas n instituutje. Maar - zoals ik uit een gesprek met u beiden mocht vernemen -hoopt u daar ook, door een herbezinning op de oorzaken van gedragsstoornissen, preventieve methodieken te ontwikkelen die voor de inwoners van beide landen van grote betekenis kunnen worden. Gelukkig weten wij, dat u beiden elke drie maanden naar Nederland terugkomt om het persoonlijk kontakt met uw leerlingen, in de zin van medewerkers aan uw methodiek, te behouden. Ik hoop, dat u in Duitsland hetzelfde succes zult hebben als hier in de afgelopen tien jaar. Ik vind het grootste succes, dat u er in bent geslaagd honderden mensen bij uw werk te betrekken. Het was een goede gedachte van u om die interesse ook juridisch gestalte te geven. Ik vind het erg fijn, dat ik deze nieuwe ontwikkeling vandaag mag aankondigen. U hebt namelijk besloten tot de oprichting van de Stichting voor de Toepassing van Individual Psychologie, waarvan die honderden mensen - in aparte sectoren verdeeld, naar gelang de aard van hun medewerking -deel uitmaken. Binnen deze stichting kan op beslissende wijze nazorg n preventie worden gerealiseerd voor meer gedragsstoornissen dan stotteren alleen. De stichting verdient aandacht en steun van iedereen. Ik wil mijn feestrede bij de uitreiking van de Lauwer van de Liemers beindigen met het uitspreken van mijn grote waardering voor dit initiatief aan het einde van tien jaar.

Ontspannen is in zekere zin een activiteit, die niet tot slapte, maar tot de juiste spanning (eutonie) leidt. 'Zoek op jouw manier je weg van liggen naar staan'.

Non-verbale communicatie. Lopen en op je eigen manier kontakt maken met wie je ontmoet.

Het begrip kontakt staat centraal. De tactus - de aanraking en het aangeraakt worden - is de primaire, meest elementaire vorm van intermenselijke ontmoeting.

Ademen. Hier uitgebouwd van 'ik-adem naar een intensieve beleving van 'wij ademen.-.samen'.

De leesoefeningen twee aan twee. De 'helper' controleert de 'leerlingen' bij het ademen.

Instructies bij leesoefeningen door Ton Schoenaker. De leerlingen hebben boekjes met speciaal geconstrueerde zinnen.

Instructies door Theo Schoenaker over rolwisseling bij psychodrama. Thema: 'Het onmogelijke gesprek met zijn vader',

Aandachtig luisterende groep bij het behandelen van individualpsychologische principes over zelfopvoeding.

Sociaal kontakt in de weinige vrije uren.

You might also like