You are on page 1of 47

Jozef, een musical

Woord vooraf Het bijbelverhaal over Jozef, de lievelingszoon van Jakob en Rachel, is overbekend. Het wordt prachtig beschreven in Genesis 37 tot en met 50. Misschien had deze musical beter Dina kunnen heten, want zij speelt een belangrijke - wellicht de belangrijkste - rol. Dina is de dochter van Jakob en Lea en dus een (half)zus van Jozef. Zij wordt genoemd in Genesis 30 waar geschreven wordt over de kinderen van Lea, Rachel en de slavinnen. De betekenis van de namen van de zoons wordt stuk voor stuk uitgelegd, maar van Dina staat er alleen: Daarna baarde Lea een dochter en noemde haar Dina. Verder komt ze nog n keer terug in Genesis 34. Ene Sichem verkracht Dina, maar, zo staat er, hij was aan Dina innig gehecht en had het meisje lief. Maar de broers van Dina denken daar anders over. De familie-eer staat op het spel en die moet gewroken worden. Simeon en Levi vermoorden Sichem. Daarover filosoferend - want de bijbel geeft daar geen aanwijzingen voor kun je je voorstellen in welk moeilijk pakket Dina zit. Het zal haar leven ongetwijfeld beheerst hebben. Waar kan zij terecht? Op wie kan zij zich wreken? Sichem, die van haar hield, is dood. Op haar broers? Maar hoe dan? Is verzoening voor haar wel mogelijk? Ze moet verbitterd geraakt zijn. Het verleden is voor haar geen pretje. Dat kun je maar beter met rust laten. Natuurlijk is dit geen theologisch gegeven (de bijbel is immers geen psychologieboek), maar voor een musical waarin je vrijer met de verhalen kunt omgaan, biedt deze benadering heel veel interessante mogelijkheden. Die voorkomt ook dat de musical een letterlijk naspelen van het verhaal wordt. Parallel aan haar leven, loopt dat van Jozef. Hij heeft wl de mogelijkheden om zich te verzoenen, hoewel hem broedermoord is aangedaan. Want wie door zijn broers naar Egypte wordt verkocht is verloren. In Egypte, de grootste graanschuur van die tijd, is het geen leven. Dina die niet kan verzoenen en Jozef die dat wel doet. Die spanning is in deze musical nadrukkelijk uitgewerkt. Daarnaast spelen er nog meer lijnen doorheen. Onder andere n genspireerd op de joodse Kabbala (1), een mystieke leer die uitlegt dat Jozef model staat voor het ego. Als je dat goed tot je door laat dringen, vallen de verhaalstukjes als een puzzel in elkaar. De ontwikkeling van Jozefs ego gaat niet zonder slag of stoot. Hij, de dromer die ver boven het maaiveld uitsteekt, laat zich volledig aftroeven door zijn ego. Het gaat met hem aan de loop. Jozef maakt er zijn broers tot op het bot jaloers mee. Zijn vader doet er nog een schepje bovenop en de kiem voor de haat is gelegd. Jozefs ego wordt op de proef gesteld. Jozef belandt in de put en daalt nog dieper af: naar Egypte. In de Kabbala is dat de fysieke wereld van het lichaam. Daar ben je gevangen, daar word je gekweld en beperkt. Je moet door de zee en de woestijn om er weg te komen. Met Jozef gaat dat zo. Hij komt uit de gevangenis en zorgt ervoor dat zijn broers en daarmee alle Hebreen te eten krijgen. Hij stelt zijn ego in dienst van anderen. Dan is hij ook in staat om zich te verzoenen met zijn broers. Wat een ontwikkeling! Ng een boeiende lijn: de familieverhoudingen (2). De bevoorrechte positie van Jozef. Aangescherpt door zijn vader Jakob. En die zou toch beter moeten weten Tot op het sterfbed van zijn vader Isak had Jakob geprobeerd zijn vaders liefde en aandacht te krijgen. Maar die plek werd bezet door zijn broer Esau. Dus hoewel het leven van Jakob wordt beheerst door de strijd om de liefde van zijn vader, gebeurt er in zijn eigen gezin precies hetzelfde. Opnieuw leidt voorliefde tot tweespalt. En die groeit snel uit tot meer, want het gezin van Jakob bestaat uit zoveel verschillende kinderen van (vier) verschillende moeders. Onbedoeld is Jozef de samenbindende factor. Hij is de zondebok en die verenigt. Maar het uit de weg ruimen van Jozef lost

niks op. Ze zadelen zichzelf met een loodzware schuld op. Een akelig geheim dat ze jarenlang met zich mee zullen dragen. Pas in Egypte, als er hongersnood is in Kanan, wordt dat geheim onthuld. De rollen zijn omgedraaid: Jozef heeft de macht en zijn broers zijn daarvan afhankelijk. Jozef heeft alle touwtjes in handen maar maakt daar geen misbruik van. Wel stelt hij zijn broers op de proef. Hij wil weten of ze cht veranderd zijn. Of de familierelaties cht hersteld kunnen worden. In dat spelletje toont Juda zich de ware broeder. In Dotan verkocht hij Jozef nog aan een langstrekkende karavaan, maar nu is hij borg voor dat andere kind van Rachel: Benjamin. Nu kan verzoening plaatsvinden. De familie wordt herenigd. Dat betekent dat ook Jakob naar Egypte komt. (Opvallend is dat Jakob, de vader van Jozef, tot en met Genesis 49 ook in het verhaal voorkomt. En hoofdstuk later beschrijft de auteur de dood van Jozef al. Hun levens zijn dus nauw met elkaar verweven.) Na zijn dood wordt Jakob begraven in Kanan. En de botten van Jozef gaan, als het volk Isral uittrekt uit Egypte, mee naar het beloofde land. Want in dat perspectief kunnen we het verhaal over Jozef lezen: God brengt hem thuis (3); God brengt ons thuis. Om het publiek niet de geijkte verhaallijn voor te schotelen, is een nieuwe toneelfiguur ingevoegd. Dat is Heni, een Egyptische vrouw. Zij heeft aan het hof gewerkt in de tijd dat Jozef daar Hoge Commissaris van de Graanvoorziening was; de tweede man in Egypte. Heni was een vriendin van Jozef en schreef, op zijn verzoek, een biografie over Jozef. Dat boek komt ze de familie van Jozef overhandigen. (Met dit gegeven willen we de gedachte onderstrepen dat Dina kan leren van Jozef als het gaat om verzoening.) Op de eerste pagina staat: Voor Dina, mijn lieve zus. Dina is heel gemotioneerd. Ze wil afstand doen van het verleden, maar dit boek bepaalt haar er juist bij. Toch staat ze het toe dat Heni er uit voorleest. Gebruikte bronnen: - De Groeibijbel, deel 1 (uitgave: SGO Hoevelaken) van Piet van Midden. - Het verhaal gaat, deel 1 (uitgave: Balans, Amsterdam) van Nico ter Linden. - De gezegende temidden van zijn broeders (uitgave: Ten Have, Baarn) van Karel Deurloo. (1) Hoofdlijnen van de Kabbala zijn ons prachtig uitgelegd door Magda van den Ende uit Amersfoort. Zij bestudeert de Kabbala al gedurende vele jaren en vertaalde het boek Kabbala en Exodus van Zev ben Shimon Halevi. (2) Henritte Hoogenkamp schreef een verslag over Jozef en zijn broers als afsluiting van de Voortgezette Opleiding Contextueel Pastoraat en baseerde dit op het gedachtegoed van Ivan Boszormenyi-Nagy. (3) Hieraan ligt psalm 126 ten grondslag. De creatieve basisgedachte van deze musical is gelegd door: Henritte Hoogenkamp Gerard van der Klis Nelleke Kraaikamp Gerard van Midden Jos van Oord Adrienne van Vulpen Gerard van Amstel/Gerard van Midden Hoevelaken, oktober 2000 2000, SGO Hoevelaken

Rolverdeling Koor Spelers in de kamer: Kraai (begrafenisondernemer; *) Dina Efram Manasse Tirza Ruben-a Simeon-a Juda-a Gevangenbewaarder (zelfde als bij flashback; *) Benjamin Heni-a Spelers flashbacks: Jozef-a Broers (als figurant) Ruben-b Simeon-b Levi-a Jakob Juda-b Dan Naftali Gad Aser Issakar Zebulon Gevangenbewaarder (zelfde als in kamer; *) Jozef-b Potifar Vrouw (van Potifar) Schenker (*) Bakker (*) Farao Wijze 1 en 2 (*) Heni-b Let op: in het verhaal over Jozef komen veel mannen voor. Dat kan een probleem zijn bij de rolbezetting. De met (*) gemerkte rollen kunnen ook door vrouwen worden gespeeld. Verder kunnen veel kleine rollen ook door koorleden worden gespeeld.

OPENING (Terwijl de mensen die de musical komen bekijken de zaal binnenkomen, druppelt het podium langzaam vol met bedrukte, rouwende mensen (koor). Ze zijn stemmig gekleed: zwart, grijs, donkerblauw. Een enkeling heeft iets opvallender kleren. De spelers creren de sfeer die er hangt in de aula van een rouwcentrum, vlak voor een viering begint. Het wordt steeds voller. Er klinkt onderdrukt gefluister. Sommige mensen hebben n roos in de hand. Soms een flauw, zenuwachtig gegiechel. Verstoorde blikken. Onverwachte, ingehouden ontmoetingen. Dan komt er een medewerker van het rouwcentrum (een 'kraai') op. Hij kijkt even onzeker om zich heen, kucht even en doet dan de volgende mededeling die hij op een heel vlakke, trage, bijna zakelijke toon uitspreekt.) Kraai Namens de familie van Jozef verzoek ik u uw mobiele telefoon uit te schakelen. (Het wordt een fractie van een paar seconden onrustig. Een enkeling zie je verschrikt naar een mobiele telefoon grijpen. Start nu de muziek van het openingslied: 'In memoriam'. Het gefluister gaat over in geneurie en uiteindelijk in het lied.) Lied 01: In memoriam Mmm. Requiem aeternam. Jozef, zoon van Jakob. Jozef, zoon van Rachel. Jozef, hun eersteling. Jozef, hun lieveling. Het kind van haar dromen. Jozef werd haar ommekeer. Haar smaad weggenomen. God gaf haar meer. 1. Jozef, wat zullen wij je missen. Jouw krachtige woorden, je hoopvolle taal. Die wonderlijke dromen die jou zijn overkomen. De stemmen die jij hoorde voor ons allemaal. Requiem aeternam. 2. Jozef, wat zullen wij je missen. Jouw milde vergeven, jouw hebben en zijn. Dat lieve en spontane. jouw kwetsbaarheid en tranen, jouw wijsheid in dit leven, jouw groot zijn voor klein.

Jozef, wat zullen wij je missen. Requiem aeternam. Mmm, mmm Kraai (tijdens de slotmaten van het lied) Wilt u mij volgen naar de aula? (het podium stroomt, neurind, langzaam leeg)

SCENE 1: IN DE HUISKAMER In de kamer (Als het podium bijna leeg is en de klanken van het openingslied nog te horen zijn, komen van de andere kant de volgende spelers op: Dina, Efram, Manasse, Tirza, Ruben-a en Simeon-a. Er hangt een wat ongemakkelijke, nog bedrukte sfeer, maar aan de andere kant is er ook sprake van een zekere opluchting. Dina laat meteen haar karakter zien: druk en een sterke neiging om alles te 'over-regelen'. Ruben is opvallend zwijgzaam. Efram en Manasse - de zonen van Jozef - hebben het zichtbaar moeilijk. Tirza, een schoonzus van Jozef en dus tante van de twee jongens, probeert hen te troosten. Simeon maakt een nukkige, wat ontoegankelijke indruk. Ze zitten en staan bij elkaar.) Dina (geforceerd; snel) Mooie viering h, precies zoals Jozef dat gewild zou hebben. (het blijft stil) En goed vol! Wat een mensen. Nou ja, we wisten natuurlijk ook wel dat Jozef heel erg geliefd was. Wie hield er nou niet van hem? (stilte) Toch? Niet dan? Ik vond het een bijna koninklijke begrafenis. Zelfs de farao zou er jaloers op zijn, nou ja, als ie dat kon zien dan, want als je dood bent, ach wat klets ik nou toch? (droog) Precies. Maar weet je wie ik gemist heb? Niks voor haar! Kijk, van, kom hoe heet ie ook alweer nou ja, die dus, kun je niet anders verwachten, die is er nooit op belangrijke momenten, terwijl wij zelf er altijd zijn. Maar goed, daar had ik het nou niet over: zij van hiernaast. Die kwam toch heel vaak bij Jozef over de vloer. En dan doet het me toch zeer dat ze er niet is. Ze was wel bij de condolance. Ja, maar daar kwam de halve wereld. Ik heb er nog een lamme arm van. Ik kon dat 'gecondoleerd' niet meer horen op het laatst. Nee, daar werd je niet vrolijk van. Zo'n viering vind ik veel belangrijker. Voor mij persoonlijk dan hoor. Hebben jullie gehoord wat er allemaal over mijn broer Jozef (tegelijk; gergerd) nze vader Hij is wel nze vader, hoor je! (huilt; Tirza slaat een arm om hem heen) (onzeker lachend) natuurlijk was ie jullie vader, maar

Simeon-a Dina

Ruben-a Dina

Efram/ Manasse Manasse Dina

Efram Dina

(stuift op) s! Al is ie dood, hij blijft onze vader, tante Dina. Jajaja, wind je niet zo op. Hij is dood en daarom zei ik ws en ik wilde alleen maar zeggen dat er zulke mooie dingen over (kijkt nadrukkelijk in de richting van Efram en Manasse) jullie vder zijn gezegd. Zo warm. Zo menselijk. Zo, ja hoe zal ik het zeggen, bijna te mooi om waar te zijn. Maar ja, zo was eh is eh, god wat ingewikkeld allemaal als je niet meer gewoon kunt zeggen wat je denkt? In ieder geval en dat is het enige wat ik nog over die viering wil zeggen: het was helemaal Jozef. (bescheiden) Ja, 't was mooi. (fel) Wat weet jj daar nou van? Jij bent maar een schoonzus. Je hebt Jozef amper gekend. Ja, maar Nou, houd je mond dan. Beetje als kouwe kant lopen zeggen dat ze Jozef echt heeft gekend. Ik Tirza, laat nou maar. Dina bedoelt het niet zo. Ze is verdrietig, net als wij allemaal. Ik ben helemaal niet verdrietig. Hoe kom je dr nou bij? Ik heb het allang verwerkt. 't Is goed zo. En nu ie dood is, moeten we meteen maar al zijn spullen opruimen. Want 't is nooit goed om te lang in je verdriet, wat ik dus niet meer heb, te blijven hangen. Weg is weg, zeg ik altijd maar. (loopt huilend weg; schreeuwt) Kan dat mens uit? Gek word ik van d'r. Zo is ze nou al de hele week. (af) Zei ik iets verkeerd? Ja! Met jou heb ik niks te maken. Mooi is dat, sloof je je de hele week uit om in deze totale ontreddering alles gewoon te laten doorgaan omdat jullie alleen maar huilen en als een kip zonder kop rondlopen, krijg je dt! 'k Zal me nog es doodwerken (draait zich bokkig om. Juda-a op.) Wat is er met Manasse? Hij leek me wel erg overstuur. (iedereen zwijgt; loopt naar Dina) Waarom zeg je niks? Anders Ik zwijg als het graf van mijn zojuist overleden broer Jozef. Is het weer zover. Ruben? Wat is er gebeurd? Laat maar. Nee, ik wil geen ruzie meer in de familie. En zeker niet zo vlak na de dood van Jozef.

Tirza Dina Tirza Dina Tirza Ruben-a Dina

Manasse Dina Simeon-a Dina

Juda-a Dina Juda-a Ruben-a Juda-a

Efram

't Ligt een beetje gevoelig allemaal. Tante Dina wil graag meteen alles opruimen. Maar wj zijn daar nog niet aan toe. 't Is dan net of vader dan zo echt dood is. (verstikt huilend) Dat is ie toch ook? (sussend en licht dreigend) Dina! (veegt snel een paar tranen weg) Ik wil alleen maar helpen. Als dt al niet mag Wie ruimt er straks (wijst) die kast op bijvoorbeeld? Als k niks doe, staat ie daar over vierhonderddertig jaar nog. Dat komt wel. Later. Ja, later. Kip in 't water. (loopt naar kast; trekt deur met ferme ruk open) Moet je zien wat er allemaal nog in zit! (pakt veelkleurige jas uit kast) Die jas bijvoorbeeld. Al bijna honderd jaar oud. 'k Herinner me nog dat k die jas weer moest maken van vader. En wassen! Drie keer in de voorwas. Toch nooit meer cht schoon geworden. Weg ermee! (maakt weggooi-gebaar, maar houdt de jas vast)

Dina Juda-a Dina

Efram Dina

Ruben-a/Juda-a (tegelijk; geschrokken) Nee! Dina Ruben-a Juda-a Simeon-a Dina Efram Dina Juda-a Dina Zie je wel? Slechte herinneringen h? Ja nee maar moet dat n? Jozef was een geweldige broer. Mr dan een broer. Een rechtvaardige. Kan jij moeilijk zeggen over jezelf! Een vader om nooit te vergeten. O god, ik hoor het al. Over de doden niks dan goeds. Ja, want hij ws ook goed. Je mag geen ws zeggen.

Lied 02: Over de doden niks dan goeds refrein: Want over de doden, over de doden, over de doden niks dan goeds. Ja, over de doden, de doden, de doden, over de doden niks dan goeds. Geef alle doden, dat is de code, de heilige bonen-schijn. Maak van de doden die ons ontvloden een vrome cherubijn. refrein

Hang om de doden, dat is de mode, het eeuwige rookgordijn. Laat alle doden de grote goden van onder de groene zoden zijn. refrein 1. Versluierd de donkere, ijskoude dagen, de woorden die nooit zijn gezegd. De ruzie die weer als een onweer bleef hangen, de strijd om het ego, de eigen belangen, het onbesliste gevecht. Maar over de doden niks dan goeds 2. Verdrongen de klappen die door blijven klinken, de breuken die nooit zijn geheeld. Frustraties die zieken als schrijnende wonden, het knellende harnas, voor altijd gebonden, 't verdriet dat nooit is gedeeld. Maar over de doden niks dan goeds 3. Verdoezeld de uren van eindeloos wachten, de schouder waarop werd gehoopt. Depressies die kwamen als inktzwarte buien, verwijten die stokten, die niemand kon spuien, de muur die nooit werd gesloopt. Maar over de doden niks dan goeds. Want over de doden, over de doden, over de doden niks dan goeds. Ja, over de doden, de doden, de doden, over de doden niks dan goeds. Dus over de doden, over de doden, over de doden niks dan goeds. Ja, over de doden, de doden, de doden, over de doden niks dan goeds. (Na het lied: koor af. Dina staat nog met de jas in haar hand.) Dina Ruben-a Wg dus maar? (legt jas over rugleuning van een stoel) (licht gemotioneerd) Ik weet het niet. Als ik die jas zie

SCENE 2: IN ISRAEL

Flashback 1

(Flashback-muziek. De spelers in de kamer kijken stil toe hoe het verleden, met Jozef als zeventienjarige jongen en ook de broers nog

een stuk jonger, tot leven komt. Jozef-a komt op. Kijkt zoekend om zich heen. Loopt naar kast en kijkt erin.) Jozef-a Waar is ie nou? Ik weet toch zeker dat ik hem in de kast heb gehangen. Stel je voor dat ie kreukt. (ziet dan jas over stoelleuning liggen) Ah, dr ligt ie. O, dat is ook zo, ik heb hem gisteren zelf gewassen en gestreken. Dat laat ik niemand anders doen. (trekt jas over eigen kleding aan; showt ermee voor denkbeeldige spiegel) Wat zie ik er toch geweldig uit! Vader Jakob begrijpt precies hoe mijn fijne gelaatstrekken het beste uitkomen. En hoe die valt? Zo soepel om mijn mooie lijf. Ik lijk wel een koning of nee, een god. In zo'n jas loop je niet, daar schrijd je in. Laat die broers van mij maar in die armzalige plunje op het land werken. (gelukzalig) O pappa, wat begrijp jij goed hoe nders ik ben. Ik hou van je. Zag moeder Rachel dit nog maar Wat zou ze van me genieten. (Ruben-b op) Jozef, hou alsjeblieft op. IJdeltuit! Walgelijk! (zuigerig) Is Rubennetje jaloers? Op die bespottelijke jas zeker? Trek toch wat normaals aan. Zoals ik en je andere broers. Poeh! Beetje met ouwe zooi aan me op het land in het zweet werken 'k Heb wel wat anders te doen. O ja, wt dan? Dromen! Ik zie dingen waar jullie blind voor zijn. (cynisch) Ja, luchtkastelen voor mislukte koningen. (Simeon-b en Levi-a op) Is ie weer bezig? Hoe kun je nou bezig zijn als je nooit wat doet? Ik heb gedroomd. Goh, wat vermoeiend! O nee hoor, dromen krijg ik zomaar. Net als die jas. Ik droomde Wacht, dat wordt lachen. Ik roep de anderen erbij. (roept naar zijkant) H, kom es allemaal. Jozef heeft gedroomd. (pesterig) Over een meisje dat op luie modepoppen valt. Neem vader ook mee. Want die wil de sterke verhalen van zijn lievelingskindje natuurlijk niet missen. (overige acht broers en Jakob komen op.) (lijkt niets van zijn omgeving te merken; instrumentale muziek 'Jozefs droom' start) Ik lag in bed en Tsss, 't is niet waar. Stil, Simeon. Laat Jozef rustig vertellen. 9

Ruben-b Jozef-a Ruben-b Jozef-a Ruben-b Jozef-a Ruben-b Simeon-b Levi-a Jozef-a Simeon-b Jozef-a Levi-a Ruben-b

Jozef-a Simeon-b Jakob

Jozef-a

en toen ik daar zo lag gleed er vanzelf een droom in mijn hoofd. De beelden kwamen van buiten, leek het wel. Zo wonderlijk. (de broers en Jakob bewegen nu, als in trance heel rustig, als in een vertraagd afgespeelde film, op de muziek. Ze bewegen om Jozef heen. Na een tijdje spreekt Jozef de volgende zinnen die in de dans ook worden uitgebeeld:) Ik droomde, ik droomde je moet het geloven, we maaiden het koren en plotseling We bonden het koren in schoven; die schoven toen allemaal in een kring. De schoven bewogen, ze bogen, ze bogen en ik stond er middenin. (De muziek klinkt door, terwijl de broers - door elkaar verontwaardigd, fel en hatelijk reageren.)

Broers

- Belachelijk! - Te gek voor woorden! - Dat had je gedroomd! - Wie denk je wel dat je bent? - Wt?! Wil jij over ons heersen? - Je bent geen koning, al denk je zelf van wel! - Absurd! - Laat naar je kijken! - Ach, 't is maar een droom! - Kale opschepper! - Die jas! Het komt door die jas! 't Is vaders schuld! Ja, Jozef, deze keer overdrijf je. Sjonge, jonge, vader neemt het voor n keertje niet voor Jozef op. (alsof ie van de kritiek niks gemerkt heeft) Ik droomde nog meer. (de broers en Jakob weer 'in trance'; dansend. Ook nu weer beelden ze de woorden van Jozef uit.) Ik droomde, ik droomde je moet het geloven, 'k zag sterren, de zon en de maan erbij. Ik keek toen naar boven en boven daar schoven de zon, maan en sterren voorbij. De zon, maan en sterren bewogen en bogen, ze bogen heel diep voor mij.

Jakob Levi-a Jozef-a

Ruben-b Jakob

(bijtend) Wat een sterallures! (muziek stopt) Wat is dat voor een droom? Dacht je nou echt dat wij je broers, je moeder en ik voor jou komen buigen? Je maakt het nu echt te bont, Jozef. Net zo bont als die veelkleurige jas. Beetje laat, pa! De opvoeding begint niet pas als een kind zeventien is. Maar 't betekent wel wat. Zon maan sterren dan is God in het spel.

Simeon-b Jakob

10

Levi-a

Maar aan dat spelletje doen wij niet mee. (dreigend) En jou, Jozef, zullen we nog wel eens uit de droom helpen. (alle broers af. Jakob en Jozef blijven samen achter.) Je bent te ver gegaan! Je hebt je opgesteld als een puber. Als een omhooggevallen ster. Als je zo doorgaat Ik ben gewoon mezelf. Ik Niet z, Jozef. Je bent anders dan je broers, maar je gaat er, wat moet ik zeggen, zo onhandig mee om. Ja, goed, ik heb je verwend. Ik heb je altijd de eerste plek gegeven, maar voor mij bn je ook de eerste. Zoon van Rachel. Terwijl Ruben Ruben? Wat hj gedaan heeft geslapen met n van m'n bijvrouwen dat vertelde je me zelf onvergeeflijk. Dan ben je het niet waard om de oudste te zijn. Maar jij, Jozef stel me niet teleur. Ook al haten je broers je. Maar waarom? Ik heb hen toch niks gedaan? Nee, maar... (koor op voor het lied 'Jakob, jij moest toch beter weten!') Lied 04: Jakob, jij moest toch beter weten! (koor) Jakob, ben jij het soms vergeten? Jakob, jij moest toch beter weten? Jakob, was jij dan net zo blind als Isaak toen voor Esau, zijn liefste kind? Jakob, jij moest toch beter weten! (Jakob) Stop! Hou op! Ik wist niet beter. Ik had mijn vader niet anders zien doen. Hij koos voor Esau en niet voor mij. Ik hoorde er voor hem niet bij. Ik moest vechten voor mijn rechten voor een plekje in zijn hart. Voor wat aandacht en erkenning, lieve woorden en herkenning, maar het bleef zwart. Waarom die voorkeur voor de oudste? Waarom was ik niet in beeld? En hoe kan het dat een eigen kind zijn liefde heeft verspeeld? Waarom? Waarom? Vragen? Vragen? Tot op de dag van vandaag blijft dat knagen.

Jakob Jozef-a Jakob

Jozef-a Jakob

Jozef-a Jakob

11

Esau hoereerde hij jende, schoffeerde, shockeerde en viel uit de toon. Esau verachtte en vloekte, verkrachtte, maar bleef pappies lievelingszoon. Dus hoe hij ook tartte en pestte, hij bleef ondanks alles de eerste, de beste. (koor) Dus Jakob, jij wist wat je zonen bedoelden, wat zij samen voelden en toch? En toch gaf je Jozef de eerste plek. Had je echt niet in de gaten dat zij Jozef zijn gaan haten om die plek? Da's toch niet gek? Jakob, jij moest toch beter weten! Beter! (koor af) Jakob Jozef-a Jakob Jozef-a Jakob Jozef-a Jakob Jozef-a Jozef, je broers zijn naar de stad Sichem. Ze zijn daar met al het vee. Ik wil weten of ze het daar goed hebben. Wil jij hen gaan opzoeken? Ik ben al weg! Wacht! (pakt hem vast) Doe je voorzichtig? Ik ga alleen maar even naar de velden bij Sichem. Die stad heeft ons eerder genekt. Ik loop niet in zeven sloten tegelijk. Nee, dat weet ik, maar n put kan genoeg zijn. (maakt zich los) Maak je nou maar geen zorgen. (Jozef en Jakob gaan in tegenovergestelde richting af)

In de kamer

Dina Tirza Simeon-a Dina

(diepe zucht) Sichem! Dat belooft niet veel goeds! Wat dan? Hoeft dat alsjeblieft niet nu! Oud zeer... 12

Simeon-a Efram Dina Simeon-a Tirza Ruben-a Tirza Ruben-a

(fel) Jj was degene die het verleden niet wilde oprakelen! Hou je mond dan! Dina staart roerloos voor zich uit. Ik ga weg. En denk erom: niks uit die kast halen intussen. O, meneer denkt dat ie de oudste is. Die grap kennen we in onze familie. (tegen Efram) Ik ga mee. (samen af) (tegen Ruben) Vond je het moeilijk om aan vroeger te denken? Ja! Wat was ik hard voor Jozef. Maar hij was toch ook onuitstaanbaar? Hij haalde het bloed onder jullie nagels vandaan. Ja, en dat gebeurde ook. Zo verschillend als we als broers waren Met al die andere moeders. We zijn nooit een echt gezin geweest. Maar Jozef dreef ons, onbedoeld, in elkaars armen. De zondebok. Ja, zoiets. We hadden een gezamenlijk doelwit. (Tirza loopt naar Dina, tegen Dina:)

Tirza Ruben-a

Tirza Dina Ruben-a

Dina..? Wat is er? Laat maar! Vertel het haar nou maar. Je moet het toch aan iemand kwijt. (lachend) Desnoods aan iemand van de kouwe kant, zoals jij dat zo liefdevol uitdrukt. (gaat weg; het blijft heel even stil tussen de twee vrouwen.) (aarzelend) Ik (zucht) hoe begin je, eh (langere stilte) (heel betrokken) Het doet zeer h? Te zeer. Wat voel je? () Messen. Vlijmscherpe messen. (huilend) Tirza, ik hield van 'm. En hij van mij. Wie? Sichem. Hij heeft me verkracht. En hij hield van je? (boos) Ja, dat klinkt idioot h? Veroordeel me maar. Zeg het dan. Zeg dan dat ik gek ben! Vies. Smerig. Een slet. (Tirza blijft zwijgen) Waarom zeg je niks? Ik zie het al: jij vindt me ook niks waard.

Dina Tirza Dina Tirza Dina Tirza Dina Tirza Dina

13

Tirza Dina Tirza Dina Tirza

Wat is er met Sichem gebeurd? (agressief) Moet dit? Je kunt het verleden niet negeren. Wel als het te zeer doet. (pakt Tirza vast) O, Tirza, hij hij is afgeslacht. Als een wild beest. Door Simeon en Levi. (geschrokken) Door je eigen broers? En je hield van hem (Dina huilt zachtjes uit in de schoot van Tirza. Manasse - een beetje verwilderd - op.) (ziet de huilende Dina; richt zich tegen Tirza) O, heeft ze nu opeens wl verdriet. Nieuw verdriet scheurt oud verdriet open. O god, een therapeute in de familie. Waar is Efram? Met Simeon mee. (Manasse meteen weer af) Dina, je kunt wat gebeurd is niet meer veranderen. Probeer je ermee te verzoenen. (kijkt Tirza ongelovig aan) Verzoenen? Dat was meer iets voor Jozef. Hoe kun je je verzoenen als de man van wie je hield op het kerkhof ligt en je eigen broers de daders zijn? (aarzelend) Dus toen Jozef naar Sichem ging kon dat niet goed gaan. Aan die naam kleeft bloed.

Manasse Tirza Manasse Tirza Dina

Tirza Dina

Flashback 2

(Flashback-muziek. Jozef op. Hij heeft zijn veelkleurige mantel aan. Het voorspel van het lied 'Mr tussen hemel en aarde' klinkt. Het koor op. De broers van Jozef staan ook in het koor. Jozef-a Die vader van me Altijd maakt ie zich zorgen. Om niks. Kijk toch eens hoe mooi alles is. De zon. De bloemen in het veld. De vogels in de lucht. Een droom. Als je er tenminste oog voor hebt, zoals ik. Lied 05: Mr tussen hemel en aarde (koor) Er is mr tussen hemel en aarde, meer dan je ziet op het eerste gezicht. Meer dan getallen en kille grafieken, harde bewijzen en nieuwe technieken. Meer dan er ooit is belicht. Er is mr tussen hemel en aarde, onbegrepen en wonderlijk veel, meer dan wat mensen verklaarden. Er is meer tussen hemel en aarde, 14

er is meer van mr waarde, veel meer. (Jozef) Ik zie in de zon de warmte van liefde, de kracht die de mensen verbindt. Ik hoor in de stilte de stem van de aarde: het suizen van de wind. De adem die leven geeft, mensen weer aanblaast, de geest die ongrijpbaar begint. Ik zie, ik zie wat jij ook kunt zien, soms even, soms even misschien. (koor) Er is mr tussen hemel en aarde, meer dan je denkt als je vluchtigjes kijkt. Meer dan tabellen en saaie verslagen, meer dan besloten in duizend verdragen, meer dan uit onderzoek blijkt. Er is mr tussen hemel en aarde, onbegrepen en wonderlijk veel, meer dan j' aan kennis vergaarde. Er is meer tussen hemel en aarde, er is meer van mr waarde, veel meer. (Jozef) Ik voel om me heen, onzegbaar van sterkte, een kracht die me optilt en draagt. Een bron die nooit opdroogt, waar 'k hoop uit kan putten, waarmee je 't leven waagt. Geheim dat je stilmaakt en steeds weer verwondert, geen antwoorden geeft, maar juist vraagt. Ik zie, ik zie wat jij ook kunt zien, soms even, soms even misschien. (koor) Er is mr tussen hemel en aarde, onbegrepen en wonderlijk veel. Meer dan j' in dromen bewaarde, er is meer tussen hemel en aarde, er is meer van mr waarde, veel meer. (Jozef staat bij de laatste regels van het lied als in trance te kijken naar n bepaald punt. Tijdens het naspel {de muziek wordt steeds killer} blijft dat zo. Het koor doet geruisloos een aantal stappen naar achteren. De broers blijven staan. Ze kijken met harde blikken naar Jozef. Terwijl ze om de beurt een zin over Jozef uitspreken, komen ze langzamerhand, in een halve cirkel, stapje voor stapje naar voren. Tot vlak bij Jozef.) Ruben-b Simeon-b Zogenaamde bolleboos. Vuile verrader.

15

Levi-a Juda-b Dan Naftali Gad Aser Issakar Zebulon Ruben-b

Jij vindt ons maar waardeloos. Lieveling van je vader. Jij bent heus niet meer dan wij. Puber die je bent. God, ik haat die feestkledij. Altijd maar verwend. Jij bent echt geen koningskind. Zelfs niet met die jas. 't Kreng, dat maakt me kleurenblind. (De muziek wordt heel heftig. De broers steeds dreigender.)

Jozef-a

('ontwaakt' uit zijn trance; ziet de hoofden van zijn broers vlakbij) Heb ik soms iets van jullie aan? (Sommige broers pakken Jozef vast, rukken zijn mantel af en slepen hem weg. De muziek stopt. Ruben pakt de mantel op, kijkt er wat verlegen naar, scheurt de jas en geeft die mee aan iemand uit het koor {een knecht}. Knecht af. Ruben ook. Het koor zingt nu het lied 'Boven het maaiveld'.) Lied 06: Boven het maaiveld refrein Tsjak! Niet boven het maaiveld, blijf in het nest. Snoeien, niet groeien, niet langer dan de rest. Kortwiek de beste, de beste, niet beter dan best. 1. Blijf bij de massa en pleeg geen verraad. Loop in de pas en ga niet uit de maat. Kies voor de spruitjes, de bloemkool met jus. Zet dus geen zalm en geen tong op 't menu. 2. Blijf bij je leest en verbeeld je maar niks. 'Huis-boompje-beest' is een keurige mix. Denk nu maar niet dat je meer bent dan wij. Doe maar gewoon wat je vader je zei refrein 16

3. Neem nu geen risico, denk aan 't pensioen. Dat is geen visie zo, wat ga je doen? Zet toch je zekerheid niet op het spel. Waarom moet alles nou buiten model? Blijf bij de massa en pleeg geen verraad. Loop in de pas en ga niet uit de maat. Kies voor de spruitjes, de bloemkool met jus. Zet dus geen zalm en geen tong op 't menu. Boven het maaiveld: je kop gaat eraf! Beter? Dat kan niet! Sneller? Dat mag niet! Anders-zijn wordt niet gezocht. Boven het maaiveld: je staat op de tocht. Je weet zoveel beter, je ziet het completer, maar 't wekt achterdocht. Blijf bij de massa en pleeg geen verraad. Loop in de pas en ga niet uit de maat. En treetje hoger bedreigt, is paniek. Klit bij elkaar in een grijs-kleffe kliek. Blijf bij de massa en pleeg geen verraad. Loop in de pas en ga niet uit de maat. Of ga soms wat schuin staan, vooral niet rechtop. Je groeit dan wel scheef, maar je kop blijft erop! refrein (Na het lied gaat het koor af. Instrumentale muziek. Na een tijdje Jakob op. Hij heeft de verscheurde mantel van Jozef in zijn handen. Hij verbergt er zijn gezicht in. Dan komen de broers - in dezelfde halve cirkel - weer op en langzaam dichterbij. Als ze vlak bij Jakob zijn, stapt Jakob naar voren. Hij loopt weg, want hij weigert zich te laten troosten. Iedereen af.

17

SCENE 3: GEVANGEN

In de kamer

(Gevangenbewaarder op. Tikkeltje zenuwachtig. Luchtig type. Hij heeft de gevangeniskleding van Jozef bij zich; ingepakt in bruin pakpapier.) Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Tirza Gevangenbew. Tirza Gevangenbew. Tirza Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Tirza Gevangenbew. Ben ik hier bij de familie van Jozef, zal ik maar zeggen? Ja, zeg dat maar. O, dan zit ik goed. (lacht zenuwachtig) Net als onze gevangenen. Gevangenen? Wie bent u? O, pardon (geeft hand), ik ben gevangenbewaarder. En u? Nee, ik niet. Ik bedoel Tirza, schoonzus van Jozef en van zijn zus Dina hier. (geeft ook hand aan Dina) Schikt het? Hangt er vanaf waar u voor komt. Jaja, natuurlijk. Ik heb een pakje. Wij zijn niet zo in de stemming voor cadeautjes. Weet u, wij Ik weet het. Gecondoleerd. Daar kom ik juist voor. Ik hoorde het en dacht: 'Zou dat diezelfde Jozef zijn die jaren geleden bij mij in de gevangenis heeft gezeten?' (verbitterd) Ja, die Jozef is het. (roept naar achteren) Efram! Manasse! Bezoek! Wie riep u? Zijn zoons. O? Heeft Jozef kinderen? Wat enig. Je kon alles, echt lles aan hem overlaten. (licht gergerd) H? Waar blijven ze nou? Ik haal ze wel. (af; er blijft een vreemde spanning hangen tussen Dina en de gevangenbewaarder.)

Dina Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Dina Tirza

18

Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Dina Gevangenbew. Efram Gevangenbew. Manasse Dina Manasse Gevangenbew. Manasse Efram Dina

(na een ongemakkelijke stilte) U woont hier leuk. Nee. 't Was het huis van Jozef. (enthousiast) Z! Die heeft goed geboerd. (vernietigend) Hij was commissaris van de graanvoorziening. Na de farao was hij de tweede man in Egypte. Dat was ie in de gevangenis ook. () Echt hoor, alles. (verstoord) Wat? Overlaten. Aan Jozef. Hij nam mij al het werk uit handen. Heerlijke tijden waren het. Een zegen dat die man in de gevangenis zat. 't Is maar wat je zegen vindt. (Efram en Manasse op) Hij heeft een pakje voor jullie. (loopt op de twee af; groet ze en geeft het pakje) Alstublieft, ik dacht, dit willen ze vast wel hebben. (maakt pakje open) Een gevangenispak? Een soort eerbetoon, zal ik maar zeggen. Bedankt. Leg het maar in de kast. Bij vaders andere spullen. (stuift op) In de kast? Zo komt ie nooit leeg. Begin je nou alweer? 't Is nu ns huis! (veelbetekenend) Z! En wj maken uit wat we bewaren en wat niet. (heeft gevangenispak nog in zijn hand) Het zijn herinneringen, tante Dina. Ook de gevangenistijd van vader. Ik weet het. Maar 't is voorbij. Je moet verder. (koor op voor lied 'Voorbij en verder'.) Lied 07: Voorbij en verder (Dina en koor) refrein Gooi toch weg, ruim maar op. 't Is voorgoed achter de rug. Deur op slot, kastje dicht, het verleden komt nooit t'rug. Gooi toch weg, veeg maar schoon, anders blijf j'er middenin. Stof het af, streep erdoor, blijven staren heeft geen zin.

19

Je moet niet blijven hangen in verdriet; je kunt blijven verlangen; doe het niet. Je doet jezelf tekort, omdat het nooit meer wordt zoals het was, het is voorbij voor jou en mij. refrein Je moet niet blijven huilen om wat was. Je niet blijven verschuilen achter glas. Je zet je leven stop, 't verdriet houdt nooit meer op; je zwelgt erin, les temps perdus, leef hier en nu! refrein (Efram en Manasse + koor) Maar noem je iemands naam niet meer, vertel je zijn verhaal niet meer en leg je het verleden naast je neer, dan ontken je zijn bestaan, de zin van komen, zijn en gaan, dan zwijg je iemand dood en dat doet zeer. Dus huil alle tranen die je opspaart in je keel. Huil om niet te zinken, in je tranen te verdrinken, voordat 't veel te veel wordt, veel te veel. Dus huil alle tranen die je lamslaan in de tijd. Huil om niet te stikken, om niet steeds te hoeven slikken, ook al raak je tranen soms nooit kwijt. Want noem je iemands naam niet meer, vertel je zijn verhaal niet meer en leg je het verleden naast je neer, dan ontken je zijn bestaan, de zin van komen, zijn en gaan, dan zwijg je iemand dood en dat doet zeer. Dina (koor af; Dina loopt ook weg) Ik ga. Jullie redden het zonder mij ook wel.

20

Efram Gevangenbew. Efram Gevangenbew.

(loopt achter Dina; pakt haar vast) U was echt geweldig deze dagen. Ik (Dina rukt zich los; af) Kapot. Totaal kapot. Ze heeft het moeilijk ja. Vertel mij wat. Ik heb ze zo dagelijks rondlopen. Allemaal even depressief. Maar aan de service, zal ik maar zeggen, kan het niet liggen. Ok, 't is niet leuk, maar 't kan altijd beroerder. Het is een koninklijke gevangenis. Maar ja, om de een of andere reden vliegen ze toch tegen de muren op. Daar had jullie vader haast geen last van. Nee? Het leek zo. Als hj er was gebeurden er dingen die ik niet begreep. Als hij door de woestijn liep, schoten er in zijn voetafdrukken allemaal bloemen op. Ja, die uitspraak is niet van mezelf hoor. Daar kom ik niet op. Ergens gelezen. Ja, hij kon alles aan. Alles. Alsof ie bij God een streepje voor had. En 't gekke was: je veranderde er zelf k door. (pakt gevangeniskleren van Efram over en doet zijn ogen dicht. Hij loopt dromerig bij Efram en Manasse vandaan - af)

Manasse Gevangenbew.

Flashback 3

(Flashback-muziek. Jozef-b struikelend op. Alsof hij een harde duw gekregen heeft. Hij is gekleed in alleen zijn ondergoed.) Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b (niet meer dromerig; snauwt) Hier! Trek aan! (geeft gevangeniskleding) (pakt kleding aan. Blijft er besluiteloos mee zitten.) Ik Zeker alleen luxe kleren gewend h? Trek nou maar aan. In deze kleren ga je ook dood. Dood? Ja. Dood. Of dacht je hier ooit nog uit te komen? Ik dacht Mee stoppen! Dan word je gek. Waar kom je vandaan? Bij Potifar. Ah! Onze chef. Een aardige man. Aardig? Hij heeft je in de gevangenis gegooid! Hij had me dood moeten maken. 21

Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew.

Maar dat deed ie niet. Zo'n lieverdje is het anders niet. Hij vertrouwde me. Wat was je dan? Een slaaf. Wt? En Potifar vertrouwde je? Ik was de tweede man in huis. (bewonderend) Z! En dat bij Potifar. Hoe reageerde z'n vrouw? Waarom wil je dat weten? Nou ja, we weten hoe ze is. Publiek geheim, zal ik maar zeggen. Ze werd verliefd op me. (lacht) 'Vrouw van Potifar verslaafd aan slaaf!' Lekker toch. Nee. Het was over de grens. (voelt aan Jozefs voorhoofd) Hallo? Ben je wel goed? Heb je echt niet? Nee. Je bent gek. En toch zit je in de gevangenis. Wat is er dan gebeurd? (De vrouw van Potifar op. Ze heeft een spiegel bij zich en opmaakspullen. Ze gaat zich opmaken. Meteen erna komen Potifar en Jozef-a op. De gevangenbewaarder en Jozef-b kijken toe. Flashback-muziek.)

Flashback in flashback a Potifar Vrouw Potifar Ik heb een slaaf voor je gekocht. Hij was in de opruiming. Ik kon hem niet laten staan. (zit zich met rug naar Potifar toe op te maken voor spiegel; verveeld) Alwr? (wijst afwezig) Zet hem daar maar zolang neer. Inpakken of gelijk opeten? (boos) Je kunt toch wel kjken! Of blijf je liever in je eigen sprookjeswereld? Ja, schmink de werkelijkheid maar weg. (kijkt nog steeds niet) Ik ken jouw smaak of wat daar voor doorgaat. Jij begrijpt niets van vrouwen. (fel) Wat bedoel je? Niets, lieverd. Maar jij zoekt altijd van die boerenkinkels uit.

Vrouw Potifar Vrouw

22

Potifar Vrouw Potifar Jozef-a Vrouw Jozef-a Vrouw

Logisch! Die hebben we nodig. Maar deze is anders. Ik viel op z'n ogen. En hoe hij erbij stond. Zo anders. Verder alles goed met je? (tegen Jozef) Kom maar mee eh, hoe heet je eigenlijk? Jozef. (draait zich meteen om) Een Hebreer? Ja, mevrouw. (fluit tussen tanden) Mijn man heeft smaak. Maar trek iets anders aan. Zo vat je nog kou en dan gaat het beste er meestal vanaf. Zonde. Ja, mevrouw eh Ze noemen me vrouw van Potifar, van de daar. Wie k ben schijnt niet belangrijk te zijn. (Potifar neemt Jozef mee af; op de valreep) H, breer, zie ik je binnenkort nog? (fel) Je bent ziek. Ziek van verveling. Vind je het gek? Hier! Kijk in deze spiegel. Dan weet je door wie dat komt. (Potifar en Jozef-a af. Vrouw van Potifar mompelt) Mmm, lekker ding. Ouwe geiten, zoals ik, zijn gek op groene blaadjes. (gaat zich verder opmaken)

Jozef-a Vrouw

Potifar Vrouw

Flashback 3 (vervolg)

Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew.

(tegen Jozef-b) Was jj dat jochie? Ja, ik was toen zeventien. (ongelovig) En je hebt echt niet met die vrouw van Potifar ge eh Nee. Dat zei ik je toch. Jij bent niet van deze wereld, zal ik maar zeggen. Maar als je zo belachelijk principieel bent, hoe kom je dan in dit kot? Er ingeluisd. Ze kon niet tegen een afwijzing. Ze was echt verliefd, geloof ik. Geloof ik? Zoiets wt je toch! Ik was zeventien! (glimlacht vaag) Ze liet voor mij de mooiste kleren aanrukken die ze het liefst meteen weer uit wilde rukken 23

Jozef-b Gevangenbew.

en ze legde me in de watten. En toen? (Jozef zegt niks; na een korte stilte) Vertel het nou! Kom op, pikante details, zal ik maar zeggen. Hier gebeurt verder nooit iets. (knikt met hoofd richting vrouw van Potifar) Kijk zelf maar.

Jozef-b

Flashback in flashback b Vrouw (het voorspel van het lied 'En ding!' start; vrouw roept naar achteren en knipt met vingers) Dames? Laat Jozef komen. (Al snel komen er - in het kielzog van Jozef - van alle kanten vrouwelijke bedienden op. De vrouwen giechelen. Jozef draagt een mooie jas over zijn ondergoed. De vrouwen dansen op de muziek om Jozef heen. Ze raken hem net niet aan. Jozef is af en toe zichtbaar voor het publiek, maar meestal niet. Na de dans nemen de vrouwen wat meer afstand van Jozef. De vrouw van Potifar loopt op Jozef toe en maakt subtiele, flirtachtige en enigszins hautaine bewegingen. Dan begint ze met haar solo in het lied 'En ding!') Lied 08: En ding! (vrouw van Potifar) Jozef, de stappen van jouw voeten, jouw lieve, gulle lach, de glinsters in je ogen, die maken mij van slag. Ik zweef in mijn gedachten, als jij niet bij me bent, door duizend-en-n-nachten, een heerlijk droom-moment. Jozef, ik kan niet zonder jou, ik val voor jouw magie. Ik voel me een bijzond're vrouw, jij geeft me energie. (koor) Wat een gezemel en geneuzel, 'k krijg er kromme tenen van. Wat romantisch, maar niet heus, toch? Reik mij snel een teiltje an. 'k Word niet goed van al die woorden, honingzoet en vol effect, want die vrouw van Potifar wil Jozef slechts als lustobject. Zij wil maar n ding, tingeling, tingeling, 24

Jozef als hebbeding, tingeling, tingeling. En middagje lol, rollebol, rollebol, niet meer, nee, that's all! (vrouw van Potifar) Jozef, de lijnen in jouw handen, het kloppen van jouw hart, de zachte, volle lippen, zo teder, dat verwart. Ik volg je in mijn dromen en voeg me naar je lijf. Ik voel de liefde stromen waarin ik bovendrijf. Jozef, ik kan niet zonder jou, ik val voor jouw magie. Ik voel me een bijzond're vrouw, jij geeft me energie. (koor) Wat een gemekker en geleuter, 'k krijg er bijna buikkramp van. Wat goedkoop zeg, 't heeft het sfeertje van een stuivertjesroman. 'k Word niet goed van al die woorden, honingzoet en vol effect, want die vrouw van Potifar wil Jozef slechts als lustobject. Zij wil maar n ding, tingeling, tingeling, Jozef als hebbeding, tingeling, tingeling. En middagje lol, rollebol, rollebol, niet meer, nee, that's all! Niet meer, nee, that's all! (kort tussenspel. De vrouw van Potifar loopt op Jozef toe. De vrouwen dansen sexy om Jozef en haar heen. Ze ontnemen het zicht van het publiek op hen. Jozef doet zijn jas uit en laat die achter in de handen van de vrouw van Potifar. Hij bevrijdt zich uit de groep dansende vrouwen. Die maken de kring weer open en verlaten dansend het podium. We zien de vrouw van Potifar, verbolgen en met alleen de jas in haar handen, op het toneel staan.) (koor) En die Jozef, wat een watje, wat een kans die zij hem bood. Waarom laat ie haar nou lopen, 't valt hem zomaar in de schoot. Ach, principes, 't zal wel wezen: 'blijf oprecht en schaats nooit scheef!' 25

maar daar is ons lieve leven veel te kort voor, veel te kort, geniet en leef! Dus doe maar n ding, tingeling, tingeling, en neem een hebbeding, tingeling, tingeling. En maak veel lol, rollebol, rollebol, niet meer, that's all! (2x) Vrouw (schreeuwt) Potifar! Die slaaf van jou maak hem dood! (af)

Flashback 3 (vervolg) Gevangenbew. (start voorspel 'Psalm 69') Je hebt geluk gehad. Maar hier, onder de grond, in deze put onder het paleis van farao, is het leven anders. Trek die kleren aan en meld je bij mij. (af. Jozef maakt aanstalten om de gevangeniskleren aan te trekken. Dan betrekt zijn gezicht. Hij voelt zich alleen en verlaten. Dan zingt hij de bekende 'Jona-psalm', psalm 69.) Lied 09: Psalm 69 God, red mij toch! Het water stijgt me tot de lip en ik zak weg in diepe slib, ik voel geen bodem meer. Het water wordt steeds dieper, de stroom slaat mij terneer. God, red mij toch! Want ik ben moegeschreeuwd en klein. Hoort u mijn stem? Mijn keel doet pijn. Waar is een uitweg nu? Ik voel mijn ogen branden; zo kijk ik uit naar u. God, red mij toch! Geef antwoord, God, als liefdeblijk, bevrijd me uit het zware slijk en geef me vaste voet. Ik kan toch op u bouwen? U geeft mij telkens moed. Moed. Moed. (Jozef blijft zitten; zijn gevangeniskleding half aangetrokken)

26

SCENE 4: DE SCHENKER EN DE BAKKER In de kamer (Manasse en Efram zitten nog in de kamer. Meteen erna komt Ruben-a op.) Efram Ruben-a Manasse Ruben-a Efram Ruben-a Manasse Ruben-a Oom Ruben, wat vind je, wat doen we met de spullen van vader? Ik weet het niet. Aan sommige dingen kleven herinneringen die alleen maar pijn doen. Waarom zou je dan (licht emotioneel) 't Is dan net alsof je hem zelf weggooit. Ik kan het niet. Zal ik helpen? Ja, graag. (loopt naar kast. Haalt er een aantal spullen uit, waaronder een dik touw.) (schrikt bij het zien van het touw) O god, dat touw! Een gewoon touw. Dat kan toch weg? Ja, maar 't is geen gewn touw. (pakt het aarzelend op) Hiermee is Jozef uit de put getrokken. Om als slaaf te verkopen aan langstrekkende Ismalieten. Door zijn broers verkocht... Zijn broers? Daar hoorde jij ook bij! Ik was er niet. Ik ik had Was het wroeging? Lafheid? Ik (stokt) 't Is toch lang geleden? Het voelt als gister. Ze wilden hem vermoorden, maar dat kon ik niet. Ik zei: 'Waarom doodmaken? We gooien hem gewoon in een put. Dan gaat hij vanzelf dood en zijn wij geen moordenaars'. Broedermoord! Dat kon ik niet. Oh ja, ik haatte die ijdelheid van hem...die koningsmantel om zn nek, dat schrijden in die jas.... alsof hij meer en beter was dan wij.... ik gruwde ervan... maar vermoorden?? Nee, dat kon ik niet.. Ik....ik ging terug naar de put, zonder dat de anderen het wisten, om hem te bevrijden, maar toen daar aankwam was de put leeg...weg...Jozef was weg...Door zijn eigen broers verkocht als slaaf... weg... als slaaf naar Egypte. (realiseert zich dat hij het touw nog in zijn handen heeft) Ik zou dat touw maar wegdoen. (gooit het van zich af) (haalt beker uit de kast) Kijk! Een beker. Papa hield van goede wijn.

Efram Ruben-a Manasse Ruben-a

Efram Manasse

27

Efram Ruben-a Efram Ruben-a

Maar die beker dan? Heeft Jozef jullie dat nooit verteld? Hij was niet scheutig met het verleden. Maar we willen het wel weten. Hij was groots. Eerst die put. En toen die gevangenis. Een normaal mens was voorgoed kapot geweest.

Flashback 4

(Gevangenbewaarder op.) Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Gevangenbew. Jozef-b Jozef, die twee nieuwe gevangenen willen je spreken. De schenker en de bakker? Ja. Die bij de farao hebben gewerkt. Ik ken ze. Wat willen ze? Heel onduidelijk. Iets over dromen. Daar kan ik nks mee. Ik heb wel wat met dromen. Ik moet ze toch zo eten brengen. (Gevangenbewaarder af; even later komen de schenker en de bakker op. Jozef loopt naar ze toe met water en brood.) Hier, jullie eten. Water en brood. Wie weet wordt het nog eens wijn. Wij Ja, ik hoorde het net. Vertel. Je zult misschien 't Zijn maar dromen. Die laten soms meer zien dan je denkt. Kun jij ze uitleggen? Nee. Dat kan ik niet. O, maar Daar ben ik vroeger al eens de mist mee ingegaan. Dromen is een zaak van God. Misschien dat hij me de juiste woorden geeft. Ze zitten op onze nek. Ze lijken op elkaar en toch weer niet. We hebben er wakker van gelegen.

Schenker Bakker Jozef-b Schenker Bakker Jozef-b Schenker Jozef-b Bakker Jozef-b Schenker

28

Bakker Jozef-b Schenker

't Is toch al slecht slapen hier. Misschien halen we wel teveel in ons hoofd. De nacht is een slechte raadgever. Dan zie je alles zwarter dan nodig. Heb jij dat ook? Lied 10: De schenker en de bakker refrein a (gezongen door schenker en bakker; eventueel ondersteund door het koor) Heb jij dat ook, dat als het duister valt, het soms begint te spoken? Dat alles zwaarder wordt, wat suddert gaat dan koken, wat wit is wordt zwart, wat zacht is hard en heel opeens gebroken. Heb jij dat ook? Wij hadden zo'n nacht, het angstzweet brak ons uit. Wij droomden een droom. Wie zegt wat die beduidt? (schenker) Ik zag een wijnstok met drie ranken en er groeiden druiven aan. Ik heb de wijn toen in de beker van de farao gedaan. Jozef, leg mij de droom toch uit! (Jozef) refrein b Dat kan ik niet. Ik ben geen God, Hij is in mij present. Hij schrijft muziek en ik? Ik ben zijn instrument. Jouw droom betekent dit: drie ranken zijn drie dagen. De farao zal jou weer aan het hof op handen dragen. (tussenspel) refrein a (bakker)

29

Ik droeg voor farao de broden in drie korven op mijn hoofd. En zie, dat werd door grote vogels uit mijn manden toen geroofd. Jozef, leg mij die droom toch uit! refrein b (Jozef) Jouw droom betekent dit: drie korven zijn drie dagen. Dan hang jij aan een galg, naar het waarom kan ik niet vragen. Bakker Jozef-b Schenker (neemt hap van brood) M'n galgenmaal. (gaat langzaam af) (tegen schenker) Jouw water is inderdaad wijn geworden. Denk nog eens aan me, als je weer aan het hof van de farao bent. Wie weet. (blij) Natuurlijk! Ik zal je nooit vergeten. (snel af; Jozef ruimt het brood en het water op en gaat aan de andere kant af.)

In de kamer

(Dina ruzind op met Juda-a. In haar kielzog Simeon-a, Levi-b en Tirza.) Dina Juda-a Simeon-a Dina Juda-a Dina Manasse Dina Ruben-a Juda-a Manasse (vaart uit tegen Juda) Gekwetst ja. Diep gekwetst. De omstandigheden. Die wil je gewoon niet begrijpen. Moet dit? (fel) Hou jij je erbuiten. Jj kunt een probleem alleen maar oplossen door moord. (geschrokken) Dina! Rustig! Een goeie die het zegt. (op) Waar gaat dit over? Ik zeg niks. Jozef is nog niet dood of we hebben alweer ruzie. Moet dat nou echt? Waar gaat het over, Juda? Weer over vroeger? Ja en nee. Ik hoorde van Tirza dat Dina dit huis overstuur had verlaten. Door een opmerking van Manasse. Wt? Krijg k de schuld? Zij bemoeit zich overal mee. Ik

30

Juda-a Dina

Stil. Ik dacht dat zet ik even recht. Ja, meneer Juda wilde z'n mooie rol weer eens spelen. Weer eens laten zien wie hier de echte broer is. Alsof alles om hm draait, in plaats van Jozef. Houdt dit nou nooit op? Soms denk ik dat Dina gelijk heeft: het verleden moet je laten rusten. Maar in onze familie laten we het alleen maar gisten. Jozef is nog niet dood of alles komt weer boven. Bleef het onder tafel vanwege Jozef? Hield hij ons bij elkaar? En zijn we nu weer los zand? Het lijkt er wel op. Zo gaat het vaak als een vader en moeder doodgaan. (tegen Efram en Manasse) En Jozef s zo'n vader. Lied 11: Een kaartenhuis Als vader sterft, als moeder sterft en na een viertal weken de eerste woeste golven weer langzaam zijn bedaard. Het oppervlak weer rustig is, haast vredig gladgestreken en alles weer als vroeger lijkt, hun dood al lijkt aanvaard Dan borrelt onder water een frustratie, er pruttelt nog een niet-gezegde zin. Er brokkelt dan in no-time een relatie, er ziekt nog wat oud zeer in het gezin. refrein Verhoudingen gaan schuiven en het lijkt een kaartenhuis, wat eerst nog een kasteel was, stevig leek en nog heel veel was, is verstoord en niemand voelt zich er meer thuis. Er broeien onderhuids nog felle twisten, er smeulen oude vetes in het veen. Een uitgestelde ruzie ligt te gisten, een ooit verstopte mijn ontploft meteen. refrein Als vader sterft, als moeder sterft en na een viertal weken de eerste woeste golven weer langzaam zijn bedaard. Het oppervlak weer rustig is, haast vredig gladgestreken en alles weer als vroeger lijkt, hun dood al lijkt aanvaard

Simeon-a Ruben-a

Tirza

31

Dan moeten de horloges weer opnieuw gelijkgezet, de draden ontward en opgepakt. Als alle deeltjes van emotie langzaam zijn gezakt, pas dan kun je weer verdergaan. 't Kompas wijst weer het noorden aan, je ouders kunnen eind'lijk rusten gaan. 't Kompas wijst weer het noorden aan, je ouders kunnen eind'lijk rusten gaan. Ruben-a Efram Ruben-a Dina Ruben-a Manasse Ruben-a Ik wil niet dat we uit elkaar vallen. Dat hoeft toch ook niet. Met een beetje goede wil We hebben heftiger stormen overleefd. (cynisch) Ja, vertel nog eens. (negeert Dina) Dat loodzware geheim dat we jaren hebben meegesleept. Geheim? Vader, jouw opa Jakob, die dacht dat zijn lievelingskind Jozef dood was. Verscheurd door de wilde dieren. Dat is wat wij hem vertelden toen we zonder Jozef weer thuis kwamen. Wij wisten beter. God, dat was geen leven thuis. Een nachtmerrie. Daar hadden we zelf een eind aan kunnen maken. Maar dat deden we niet. Daar waren we te laf voor. Totdat Jozef nota bene ons er van bevrijdde. Papa? Die jullie bijna hebben vermoord? Ja. Jullie kunnen zo trots zijn. Zo'n vader. Bovenmenselijk bijna. (Benjamin op. Hij is net terug van een 'zakenreis' en heeft zijn koffer nog bij zich. Als Dina hem ziet staan, schiet ze overeind.) (enthousiast en ontroerd) Benjamin! (valt hem om de hals) Wat heb ik je gemist. Ik jullie ook, Dina. Uitgerekend n was ik op reis. Ik had er zo graag bij geweest. Hoe waren de laatste dagen? Goed, ik bedoel het klinkt misschien gek, maar dit soort dagen kunnen de beste van je leven zijn. (kijkt anderen onzeker aan) Toch? (aarzelend) Ja, misschien wel. 't Is allemaal nog zo vers. (begroet de overigen) Hoe was de viering? Mooi. Veel mensen. Zo had papa het gewild. En nu? (kijkt ook naar kast) We halen herinneringen op. Hij was zo bijzonder, Benjamin. 32

Juda-a Ruben-a Efram Juda-a

Dina Benjamin Dina

Efram Benjamin Manasse Benjamin Juda-a

Benjamin Dina Benjamin

Ja, vertel mij wat. (kijkt weer naar kast) Maar zijn jullie n al aan het opruimen? Nu al? Je kunt toch niet Ik weet niet. Je kunt ook t snel gaan. Dat kan toch altijd nog? (pakt beker van de farao; zucht ontroerd) Ach die beker. Wat een verhaal. (verdrietig; licht gergerd) Alles wat je hier aanraakt heeft een verhaal. Dat blijft zo. Dit huis ademt Jozef. Zelfs die beker? Ja, die is van de farao geweest. En ook nog heel even van mij. Hoe bedoel je? O, dat is een heel verhaal. Maar waar begon het? Bij de farao. Hij had gedroomd. Altijd die dromen! Maar deze redden ons. (iedereen verlaat de kamer)

Manasse Benjamin Manasse Benjamin Efram Benjamin Efram Benjamin Ruben-a Juda-a

SCENE 5 : IN EGYPTE

Flashback 5

(Flashback-muziek. Aan het hof van de farao. Farao zenuwachtig en chagrijnig op in slaapkleding met ochtendjas eroverheen.) Farao (moppert) Waar blijven ze nou? Bah, wat een nacht. Over alles heb ik macht hier, maar niet over wat er in mijn hoofd gebeurt. Onuitstaanbaar. (gaat op troon zitten; schreeuwt) Schenker? (schenker haastig op) Riep u majesteit? Nee, ik fluisterde. Waar blijven ze? Ze zijn onderweg.

Schenker Farao Schenker

33

Farao Schenker Farao

Stuur ze onmiddellijk door. Begrepen? En o ja, breng me een beker water om die verschrikkelijke nachtmerrie weg te spoelen. Ja, majesteit (af) (voor zichzelf) Koeien! Belachelijk. En aren. Wie droomt daar nu over? Ik dus. Ik voel aan m'n water er is onheil op komst. Hopelijk spreken die wijzen en geleerden straks het verlossende woord. En zo niet: ontslaan! (De wijzen en geleerden komen - een beetje schutterig - op.) (voorzichtig) Zijn we (gergerd) Ja, goed gezien. Bij de farao. Luister. Ik heb gedroomd. Aha, farao heeft gedroomd. Heel bijzonder. Heel interessant. (boos) Bijzonder? Iedereen droomt, uilskuiken. En of het interessant is moet je maar afwachten. Jaja, natuurlijk. Iedereen droomt. Heel bijzonder. (stuift overeind) Hou je mond, ik (haastig eroverheen) Farao heeft een slechte nacht gehad? (valt terug op troon) Ja, het was een nachtmerrie. Twee dromen. Ze leken op elkaar. Dus het moet iets belangrijks zijn. Lied 12: Een nachtmerrie (farao) Magirs, sterrenkijkers, priesters, helderzienden, tovenaars, waarzeggers, ik had een zware nacht. Ik woelde en ik maalde en ik sliep pas in de morgen, ik droomde toen een vreemde droom; pas op dat niemand lacht! Ik stond aan de rivier de Nijl, een koe dook plotsling op. Hij kwam vanuit het water met zo'n vette, dikke kop. Hij klauterde onhandig, plompverloren op de kant. Niet n, twee, drie maar zeven koeien kwamen zo aan land. (wijzen; gesproken) Hahaha koeien? Zeven vette koeien? Als het nou nijlpaarden waren. Hahaha wat een verhaal.

Wijze 1 Farao Wijze 2 Farao Wijze 2 Farao Wijze 3 Farao

34

(farao; gesproken) Ik zei je nog: niet lachen en nu kop dicht allemaal! De zeven dikke koeien graasden vredig in het riet. Maar wat er toen gebeurde, dat geloof je bijna niet. Er kropen zeven koeien, nee scharminkels, uit de Nijl, die vraten al die dikke op, nou ja, da's toch geen stijl? (wijzen; gesproken) Opgevreten? Door die dunne? En die werden zeker geen grammetje dikker. Dit is de beste Egyptemop die we ooit gehoord hebben. Hahaha wat een verhaal. (farao; gesproken) Jaja, erg grappig, leg uit: wat droomde ik allemaal? (gesproken, ondersteund door muziek) Wijze 1 Wijze 2 Wijze 3 Wijze 4 Farao Wijze 1 Farao Eh, tja, eh wat u zegt Heel interessant. Nog nooit zoiets gehoord. Mijn complimenten, majesteit. Uitzonderlijk boeiend. (valt uit) Nietsnutten! Lapzwansen. Nepgeleerden. Wat staan jullie daar nou dom te bazelen? (onderdanig) Misschien kan farao ook zijn tweede droom vertellen? Dan komen we er zeker uit. Bijna nog gekker. Ik zag een halm met wel zeven aren eraan. Tjokvol met graankorrels. Prachtig, dacht ik, dit is Egypte. Wat ben je toch mooi! Maar vlak erna schoten er zeven broodmagere aren op en die verslonden die dikke. Gruwelijk. Maar leg uit: wat betekenen die dromen? (wijzen; gezongen) Ik zeg niks, ik zwijg als het graf. Het is gevaarlijk om te spreken. Ik steek mijn nek niet uit, straks krijg ik straf, want als 't de farao niet zint, zal hij zich wreken. Dan ga je naar het gevang of hang je aan de hoogste boom. 35

Ik waag me niet aan gokken naar de duiding van die droom. 't Paleis is in paniek om veertien koeien uit een sloot. De farao voelt nattigheid, hij is niet langer groot. Want er komt onheil uit de rivier. Hij lijdt. Waar komt zijn hulp vandaan? Nou, mooi niet van hier. Farao (boos) Wat heb ik aan jullie? Wegwezen! Jullie zijn ontslagen! (wijzen haastig af; lopen bijna tegen de schenker op die met een beker water opkomt; farao zwijgend op troon) (kucht) Ahum eh Ja, geef maar. (moppert nog) Wat een sukkels! Ik betaal ze toch goed. Maar een droom uitleggen ho maar! Zei farao 'droom uitleggen'? Ja, dat zei farao. Nou en? Ik ken iemand (chagrijnig) Ja, ik ook. En nog veel meer. Hij kan dromen uitleggen. Ik wilde hem vergeten, maar nu u (gaat af) Breng hem bij me. Je weet maar nooit. (schenker ook af)

Schenker Farao Schenker Farao Schenker Farao Schenker Farao

In de kamer Manasse en Benjamin op. Manasse Benjamin Mijn vader... een dromenuitlegger? Ja, jouw vader. Hij kon de Farao vertellen over 7 jaren met grote graanoogsten en 7 jaren die er zouden volgen met een slechte oogst. Uit dankbaarheid voor de inzichten die de Farao door Jozef kreeg, benoemde hij hem tot Commissaris van de Graanvoorziening, de tweede man van Egypte. Zo vestigde jouw vader zich uiteindelijk in Egypte, waar jij en je broer geboren zijn. Mijn vader.... de dromenuitlegger... Ja jongen (slaat arm om schouder, lopen samen af)Juw vader.

Manasse Benjamin

36

SCENE 6: HET BOEK VAN JOZEF

In de kamer (Heni-a op. Schuchter. Ze kijkt aarzelend rond. Ze heeft een boek bij zich: een biografie over Jozef.) Heni-a Hallo? Is er iemand? (het blijft stil; blijft bij kast staan) Zijn ze nu al aan het opruimen? () Om het boek nou zomaar achter te laten Ik heb liever niet dat (Tirza op) Zoek je iemand? O, eh ja Jozef, ik bedoel Het spijt me, hij is Ik weet het. (groet Tirza) Ik ben Heni, een vriendin van Jozef. Heni? Van heel vroeger. Toen Jozef Commissaris van de Graanvoorziening in Egypte werd, werkte ik aan het hof. Ik was erbij toen hij schuren liet bouwen. Bijna niemand begreep hem. Waarom graanschuren bouwen met zulke vette oogsten? Maar toen daar zeven jaar van honger op volgde, waren we maar wat blij met die voorraden. (dromerig) Ja, Jozef, hij stak ver boven het maaiveld uit. () Onze broodgever. Toch logisch dat de farao geen bakker nodig had. Hij had Jozef. () Leeft Asnat nog? Zijn vrouw? Nee. Kende u haar? Ik was kind aan huis bij haar en Jozef. Dus je hebt Jozef goed gekend. Wat heet ik mocht zijn levensverhaal opschrijven. (laat biografie zien) Dagen en nachtenlang schreef ik alles op wat hij vertelde. Over zijn twijfels en momenten van geluk. Over de geboorte van zijn twee zonen: Efram en Manasse. Maar ook over zijn vragen. Vooral die ene: 'Kan ik me verzoenen met mijn broers?' (Dina op) Dina, dit is Heni, een (vermoeid) Alsjeblieft Tirza, ik kan niet nog meer mensen verdragen. Stuur haar weg. Dina? Ben jij Dina? (fel) Mag het? Jozef had het vaak over jou.

Tirza Heni-a Tirza Heni-a Tirza Heni-a

Tirza Heni-a Tirza Heni-a

Tirza Dina Heni-a Dina Heni-a

37

Dina Heni-a Dina

't Zal wel. (cynisch) Zusjes waren nogal belangrijk. Dit boek is voor jou. Daarom ben ik hier. Boek? Waar heb je het over? (Heni geeft boek aan Dina; Dina bladert erin; slaat weer terug naar het begin en leest:) 'Voor Dina, mijn lieve zus'. (geeft boek geschrokken terug) Neem het weer mee. Dit kan ik niet aan. Dina, dit kan belangrijk voor je zijn. (bitter) 't Zal wel. Iedereen weet altijd precies wat goed voor me is. (er volgt een korte, wat ongemakkelijke stilte; daarna feller dan ooit) Krijg ik er Sichem mee terug? Krijgen Simeon en Levi de straf die ze verdienen? Nou? Dit is nooit meer goed te maken. Nooit! (voorzichtig) Dat dacht Jozef ook. Wat? Zal ik voorlezen wat Jozef me zelf verteld heeft? Ik Misschien Dina, misschien... (Dina knikt flauwtjes) ('leest' in biografie. Jozef-b en Heni-b komen op. Jozef-b draagt een koningsmantel. Heni-b heeft een boek bij zich dat er precies zo uitziet als het boek van Heni-a.)

Tirza Dina

Heni-a Dina Heni-a Dina Tirza Heni-a

Flashback 6

(Flashback-muziek. Jozef dicteert als het ware zijn verhaal aan Heni die het opschrijft.) Jozef-b Heni-b Jozef-b Alles is Egyptisch hier. Ik heb zelfs een Egyptische naam: SafenatPaneach. Een mooie naam. Ja, maar niemand weet wat die betekent. Maar hij klinkt wel heel Egyptisch. Ik woon in Egypte. Ik werk in Egypte. Ik spreek Egyptisch. Ik draag Egyptische kleren. Maar ik bn een Hebreer. Ik hoor hier niet. God heeft me gezegend, maar het heeft me ook veel gekost. Hoe is het met mijn vader? Leeft hij nog? En mijn broers? Zal ik ze ooit nog zien als broers? Onmogelijk toch? Ja, eigenlijk wel.

Heni-b Jozef-b

38

Heni-b

Reken dan met ze af. Je hebt alle macht en middelen om dat te doen. Je bent na farao de tweede man. Laat ze boeten voor hun fouten. Je staat in je recht. Wat weerhoudt je? Heni, ik heb twee kinderen. Zij moeten ook verder. Met welke erfenis zadel ik ze op? Lied 13: Wat laat ik achter? (Jozef-b) Wat laat ik achter? Wat is de erfenis? Ontgoocheling? Verwijdering? En schuld? Verdeeldheid en vervreemding? Gewetensnood, ontheemding? En een familie die verhult? Wat laat ik achter? Wat is de erfenis? Verbittering? Ontluistering? En haat? Verwijten en verstarring? Verzuring en verwarring? En een familie die niet praat? Ik wil herstel, ik wil mijn broers weer zien. Vergeven en vergeten, verzoenen en echt weten of zij mijn broers nog zijn. Ik wil verdeeldheid overwinnen en cht opnieuw beginnen, geen maskers en geen schone schijn. Ik wil herstel. Maar hoe? (koor) Vergeet het, Jozef, doe niet zo naef. Hoe kun je ooit vergeven wat jou is aangedaan? Vergeet het, Jozef, toe nou, alsjeblieft. Dit is niet af te zoenen, laat het gaan. Vergeet het, Jozef, vraag nou niet teveel, een broedermoord, dat was het, en dat komt nooit meer goed. Vergeet het, Jozef, dit komt nooit meer heel. Dit is slechts recht te zetten met hun bloed. Vergeet het, Jozef!

Jozef-b

39

(Jozef) Laat ik dat achter? Is dat mijn erfenis? Waar leidt dat ooit naartoe? Ik wil herstel. Maar hoe? Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Wanneer is schuld verjaard? Nooit. Niet zonder straf. En als je wilt verzoenen moet dat van twee kanten komen. Hoe kom je ooit te weten dat dat cht is? Ik weet het niet. Misschien moeten ze zelf ook iets kunnen don met de schuld die ze hebben. Kwijtschelden is te makkelijk. Hebben ze je ooit laten weten dat ze zich schuldig voelen? (ontroerd) Ik heb ze nooit meer gezien. Ook mijn vader niet. Hij zal denken dat ik dood ben. En dat ben je ook in Egypte. () Wat schrijf ik hierover op? Zie maar. Is de eerste bladzijde nog leeg? (Heni knikt bevestigend) Schrijf daar maar: 'Voor Dina, mijn lieve zus'. Voor Dina? Het gaat toch om je broers? Ja, maar ach, laat maar. Ze zal het begrijpen. Als ze het ooit leest. Na mijn dood. (Jozef-b en Heni-b blijven 'als bevroren' zitten).

Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b

SCENE 7: ONTMOETING IN EGYPTE

In de kamer

Dina Heni-a Dina

(moeilijk) Ik durf het niet. Het komt zo dicht op m'n huid. Ik laat het hier achter. Misschien () Ik zal jullie niet langer ophouden. Jullie hebben nu andere dingen aan je hoofd. Ik ga. (schrikt op) Nee! Nee, blijf nog even. Ik (Juda-a, Simeon-a en Benjamin op. Met veel lawaai. Lacherig. Hebben geen oog voor de omgeving.)

Benjamin Juda-a

Wat was ik kwaad dat ik niet meemocht naar Egypte. Je was de jongste.

40

Benjamin Dina Drie broers Simeon-a Benjamin

Nou en? Altijd dat beschermende van vader. Vreselijk. En jij, Juda, deed soms ook net of je m'n vader was. (onderkoeld) Goedemiddag allemaal. Dag mevrouw. (terloops) Ja, dag. Ben je daarom vaak naar het buitenland gegaan? Ja. Heerlijk. Even weg bij Jakob. Hij miste Jozef natuurlijk heel erg. En het leek wel of ik al zijn verdriet moest goedmaken. Dat trek je niet als kind. Ik zei: goedemiddag. Eh, ja we zeiden toch? (ziet dan opeens Heni) O, sorry, dag, Benjamin. (groet Heni; net als Juda en Simeon) Als jullie herinneringen willen ophalen, doe dat dan ergens anders. Zusje, zusje, wanneer leer je daar nou eens mee omgaan? Waarschijnlijk nooit. Maar jullie storen. Heni vertelt over Jozef. Over zijn tijd in Egypte. Voordat hij jullie ontmoette. Wat keek ie daar naar uit. Een stom toeval bracht ons in Egypte. Hongersnood. We wilden eerst niet. Waarom niet? We hadden zo onze ideen over Egypte. De plek van slaven, rijkdom, afgoden, status en schone schijn. Nee... wij wilden eigenlijk niet Egypte.... Lied 14: Egypte Naar Egypte? Naar Egypte? Naar Egypte? Naar Egypte? De plek van de slaven, van sjouwen en graven, zweten en zwoegen, slagen en ploegen. Egypte, de plek van de knechting en pijn. Moeten we echt in Egypte zijn? Egypte, daar ben je verslaafd aan de rijkdom, aan werk en aan botte macht. Daar kun je niet vrij zijn, niet werkelijk vrij zijn, De zon wordt aanbeden, maar 't is er steeds nacht.

Dina Benjamin Dina Benjamin Dina Tirza Heni Simeon-a Heni Simeon-a

41

Egypte? Naar Egypte? Egypte? Naar Egypte? De plek van de krampen, van onheil en rampen, kruipen en zeulen, hakken en beulen. Egypte, de plek van de knechting en pijn. Moeten we echt in Egypte zijn? Egypte, daar ben je bezeten van hebben, van status en schone schijn. Daar kan geen geluk zijn, geen werk'lijk geluk zijn. Je moet na Egypte eerst door de woestijn. Egypte? Naar Egypte? Egypte? Naar Egypte? De plek van de hoeren, van brallen en boeren, poepen en plassen, zuipen en brassen. Egypte, de plek van de knechting en pijn. Moeten we echt in Egypte zijn? Simeon-a Heni Juda-a Heni Simeon-a Tirza Simeon-a Heni-a We wilden niet, maar we kwamen er dus toch. We moesten wel. Toeval. Daar dacht Jozef anders over. Wat dan? De hand van God. Ja, bedankt. Die liet me de Egyptische gevangenis vanbinnen kennen. Wat? Jozef liet me toch in de gevangenis gooien? Als onderpand. Hij wilde Benjamin zien. Maar waarom? Dat kan ik jullie wel vertellen.

Flashback 7

(Heni-b en Jozef-b 'ontdooien'.) Jozef-b Heni-b Jozef-b (spring enthousiast overeind) Heni, ik heb ze gezien! Wie? Mijn broers! Ze kwamen graan halen. 42

Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b

Allemaal? Alleen Benjamin niet. Herkenden ze je? Nee, natuurlijk niet. Dat verwachtten ze toch ook niet. Maar heb je het hun verteld? Nee, maar het was wel heel ontroerend. Ze bogen voor me. Zo gek, Heni, daar heb ik over gedroomd. Jaren geleden. En nu? Ik wil weten of ze weer mijn broers kunnen zijn. Hoe? Ik heb ze gevangengezet op verdenking van spionage. Ik denk dat ik ze er drie dagen laat zitten. Dan voel je je dood. Ik ken dat gevoel maar al te goed. Daarna mogen ze opstaan. Maar Simeon laat ik hier. De rest gaat naar huis om Benjamin te halen. Hij is net als ik een zoon van Rachel. Mijn echte broer. Als ze niet terugkomen, weet ik dat het hen nog steeds geen barst kan schelen of een broer crepeert of niet. Maar Maar als ze Benjamin brengen vertel je wie je cht bent. Nee, ik probeer het uit te stellen. Wordt dat geen akelig spelletje schijntoneel? Je zei zelf: 'Ze moeten iets kunnen doen met hun schuld'. Nou dan? Als Benjamin hier is, als vader Jakob hem tenminste laat gaan, geef ik een feestavond. Zal je ze zien kijken als ze precies in de goede volgorde aan tafel zitten. Van oud naar jong. En Benjamin geef ik vijf keer zoveel eten en drinken als de rest. Weer een test? Zoiets. Kijken hoe het met hun jaloezie staat misschien? Dan mogen ze naar huis. Beladen met graan. En hun geld er bovenop. Net als de eerste keer. Allemaal? Ja, allemaal. (lacht) Maar in de graanzak van Benjamin laat ik mijn zilveren beker stoppen. Alsof ie die gestolen heeft.

Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b Heni-b Jozef-b

Heni-b Jozef-b

Heni-b Jozef-b Heni-b

43

Jozef-b

Jij hebt het door. Mooie reden om ze te laten oppakken door mijn soldaten. En dan komt de meesterproef. Ik zeg dat ik Benjamin hier wil houden. Als slaaf. Dat wordt z'n dood. Dat zullen ze denken. Dat dachten ze tenslotte ook toen ze mj als slaaf verkochten. Toen sprong er niemand in de bres voor mij. Wat zullen ze n doen? Twintig jaar later? Verbreken ze het stilzwijgen? En begrijpen ze ook dat vader Jakob niet ng meer verdriet aankan? Ik help het je hopen. Verwacht er niet teveel van. Jij bent veranderd door wat je hebt meegemaakt. Je hebt leren omgaan met wie je bent. Met je sterke ego. Maar ook met vallen en opstaan. Laat je niet teleurstellen Jozef. (samen af) Lied 15: Rij-jij-of-rij-ik? 1. Hij kon zijn dromen niet voor zich houden, en voelde zich koning te rijk. Hij pronkte en deed als een god in de hemel en zette zichzelf te kijk. Hij hield zijn ego niet in bedwang, het ging met hem aan de zwier. Het paradeerde en zette kwaad bloed, het escaleerde en 't leek wel voorgoed. Zijn ego, zijn ego, zijn ikke, zijn ik riep: 'Wedden dat ikke hier zegevier?' 2. Hij zag zijn dromen in duigen vallen, gezonken en diep in de put. Zijn sokkel brak af en zijn beeld was beschadigd, zijn ego werd omgeschud. Hij was een koning zonder gewaad, een ster die juist was gedoofd. Zijn ego kraakte en lag onder vuur. 'Wie ben ik?' 't Maakte hem erg overstuur. Zijn ego, zijn ego, zijn ikke, zijn ik zei: 'Toch iets teveel in jezelf geloofd!' Want vallen en opstaan, stoppen en doorgaan, wind in de rug en als 't stormt, bliksem en stilte, zonlicht en kilte, zo wordt je ego gevormd. Maar wie heeft de teugels, jij of ik? Of is het nog steeds: 'rij-jij-of-rij-ik?' Wie is de ruiter, wie is het paard? Wie heeft de teugels en wat is dat waard?

Heni-b

44

3. Hij zag zijn dromen tot wording komen en kwam uit de diepte vandaan. Hij kreeg in Egypte 't gewaad van een koning en kon het nu wl goed aan. Hij was een ster die straalt in de nacht, maar gaf aan and'ren het licht. Zijn ego kende zijn plaats en zijn aard en Jozef mende als ruiter te paard. Zijn ego, zijn ego, zijn ikke, zijn ik zei: 'Jij bent de baas en ik ben gezwicht!' Jozef! Jozef! Jozef! Jozef!

SCENE 8: HEB LIEF!

In de kamer

Benjamin

Ongelooflijk. Het is precies zo gegaan. Eindelijk konden we verzoenen. Ik hoor de woorden nog toen Jozef zich bekendmaakte: 'Ik ben Jozef, jullie broer. Leeft vader nog?' )nze vader Jakob is zelfs naar Egypte gegaan. Hoe moeilijk hij dat ook vond. Hij heeft er nog goede, laatste jaren gehad. Zeventien om precies te zijn. Net zoveel als hij vr die tijd met Jozef had meegemaakt. Dat boek is goud waard, Heni. Als je er ooit wat mee wilt doen, zorg dan dat je heel goed de rechten regelt. Het is voor mij. (tegen Heni) Toch? Ja, dat wilde Jozef graag. (geeft boek) Bedankt. Ik leg het zolang in de kast. (Heni af; tegen Heni) Kom gauw nog eens langs. Maar wil je het niet lezen? Ooit misschien. (legt boek in de kast. Op dat moment komen Ruben-a, Efram en Manasse op.) (reageert verrast) Tante Dina, wat doet u nu? Het verleden moet toch uitgewist? Zo komt die kast nooit leeg hoor? (indringend) Soms jongen, heel soms moet je iets bewaren. Voor de toekomst. (vindt losse papieren in de kast; laat ze zien) H, wat is dit? (neemt de papieren over) Vaders laatste woorden. Van Jozef?

Dina Heni-a Dina Tirza Dina Efram Dina

Ruben-a Manasse

45

Ruben-a Juda-a Efram Manasse Juda-a

Nee, van Jakob. Onontkoombaar, maar toch mooi. Ik heb ze opgeschreven. (vertederd) Ach, vader Jakob. Wat wilde hij graag weer terug naar Kanan. Hij zei altijd: 'God brengt me thuis'. Dat zei papa ook vlak voor hij doodging. 'God zal jullie thuisbrengen'. Ik begreep dat toen niet. Als dat gebeurt, nemen we hem mee. Dat hebben we beloofd. (bijna mediterend) Als God ons thuisbrengt Het klinkt als een droom. Lied 16: Heb lief! Het was een oude droom om ooit weer uit te trekken. Bevrijd te kunnen leven, de angst voorbij. Het was een oude droom; 't beloofde land opnieuw ontdekken, een plek zomaar gegeven aan jou en mij. Een mens zaait onder tranen, verdriet ontloop je niet. Zoals de stormen komen en regen dat het giet. Maar ooit zal je ook oogsten, dan komt die grote dag, verdriet wordt dan weer vreugde, een traan wordt weer een lach. Zoals de bloemen openbreken uit een nieuwe knop, de krokussen hun kop opsteken; alles bloeit weer op. Dan kom je zingend van het land, je armen vol met schoven, een oude droom opnieuw ontbrand, dat mag je dan geloven. Blijf dromen, blijf hopen, geloven vooral. Blijf dromen, blijf hopen, heb lief bovenal! Dromen! Dromen! Dromen! Dromen!

Ruben-a Dina

Zo had Jakob voor iedereen een persoonlijke zegen. Behalve voor mij. Geen woord.

46

Benjamin

Dat heeft Jozef voor je. 'Voor Dina, mijn lieve zus'. Als dat geen zegen is (De 'kraai' uit het begin komt weer op. Hij heeft een geluidsband van de rouwviering bij zich.)

Kraai

Goedendag, ik heb de geluidsopname van de rouwviering voor u. Ik moet zeggen ik heb veel meegemaakt in mijn leven, maar zoveel mensen zijn er nog nooit in zo'n viering geweest. Mijn complimenten. (geschrokken) Ik bedoel: dat moet u goed gedaan hebben. Aan wie mag ik de band geven? (voorzichtig) Die wil ik graag. (kraai af) Wat gaat u ermee doen? Het is (moment stilte; spanning opvoeren) Dit is zo belangrijk. Voor mij. Voor jullie. Voor ons allemaal. (weer moment stilte) Benjamin, jij was er niet bij. Wil je het horen? (Het podium stroomt weer vol, als in het begin, om het lied 'In memoriam' nog een keer te zingen. Het koor zwijgt deze keer tijdens het instrumentale voorspel van het lied. Na het lied blijft het publiek waarschijnlijk/hopelijk stil. Die spanning mag even duren. Misschien is het een goed idee om die spanning na een tijdje te breken. Dat kan door het lied 'Heb lief!' nog een keer te zingen.)

Dina Efram Dina

47

You might also like