You are on page 1of 4

College Symbolisme, Historische Avant-garde en Modernisme

Code 5542VSHAG, BA2L, 1e semester 2012-2013, 10 ECTS


Plaats:
Tijd:
Docent:
Contactgegevens:

Van Eyckhof 1, zaal 003C


dinsdag 11.00 13.00 uur
Dr. Liesbeth Minnaard
Van Wijkplaats 2 (1162) kr. 103a, tel. 071 527 2358,
e.minnaard@hum.leidenuniv.nl, spreekuur volgens afspraak

Dit college is het tweede in de reeks van stromingen-colleges binnen de opleiding Film- en
Literatuurwetenschap. Het behandelt het laat-negentiende-eeuwse symbolisme, de historische
avant-garde bewegingen uit de vroege twintigste eeuw en het modernisme.
Symbolistische pozie, estheticisme en de zintuigen staan centraal in het eerste deel van het
college. We bespreken gedichten van Franse symbolisten als Paul Verlaine en Stphane
Mallarm, de geruchtmakende decadente roman A rebours van J.K. Huysmans, en Herman
Gorters Mei. Daarnaast bestuderen we theoretische en literatuurhistorische teksten die de
specifieke kenmerken van het symbolisme belichten.
De historische avant-garde omvat een reeks roemruchte bewegingen als het futurisme,
het surrealisme en dada. Hun potica berustte op een anti-institutioneel karakter en verzette
zich tegen de autonomie van de kunst. Dit verzet krijgt gestalte in opruiende manifesten, in
klankgedichten, in provocerende museumstukken en in literaire teksten. We lezen een aantal
manifesten en bespreken het werk van avant-gardistische auteurs als Vladimir Majakovski,
Andr Breton, Kurt Schwitters en Paul van Ostaijen. Daarnaast bekijken we Luis Bunuels
surrealistische film Un chien andalou.
De historische avant-garde bewegingen hangen nauw samen met het modernisme, niet
in de laatste plaats omdat beide stromingen opgevat kunnen worden als specifieke reacties op
het sociaal-culturele fenomeen van de moderniteit. Industrialisering, urbanisatie, economische
expansie, de versnelling van het openbare leven en de daarmee samenhangende veelheid aan
indrukken bepalen de in veel opzichten overrompelende ervaring van deze moderniteit. De film
Berlin, die Symphonie der Grostadt van Walther Ruttmann maakt dit opmerkelijk inzichtelijk.
Enerzijds kenmerken zowel de historische avant-garde als het modernisme zich door een
streven naar formele vernieuwing. Anderzijds onderscheidt het modernisme zich van de avantgarde bewegingen door een extreme subjectivering van literatuur: taal wordt als een tweede
huid voor het subject, particulier als een vingerafdruk. Tijdens de colleges komen
verschillende vormen en aspecten van het modernisme aan de orde. We lezen werk van
bekende modernistische auteurs als Franz Kafka, Virginia Woolf, Thomas Mann, T.S. Eliot,
Martinus Nijhoff, en Jean Rhys.
Leerdoelen
Inzicht in de meest invloedrijke stromingen c.q. ontwikkelingen binnen de westerse
literatuur gedurende de periode van ca. 1870 tot 1945, en in de theorien hierover.
Kennis van het symbolisme, de historische avant-garde en het modernisme, en van de
relatie van deze stromingen met hun historische context, in het bijzonder de relatie ten
opzichte van het sociaal-culturele fenomeen van de moderniteit.
Inzicht in de specifieke literaire procds, de thematiek en de (politieke) inzet van de drie
stromingen.
Studiemateriaal
Studenten lezen verschillende theoretische teksten en een keur aan literaire werken. De
theoretische teksten zijn beschikbaar via Blackboard of via de collegeplank in de
Universiteitsbibliotheek. De literaire werken die in het programma van een * zijn voorzien
dienen door de student zelf te worden aangeschaft of geleend. De gebruikte editie is niet van
belang.

Werkwijze
Het college zal een combinatie zijn van hoor- en discussiecollege. Van alle deelnemers wordt in
dit verband een actieve bijdrage verwacht. Deze bestaat in de eerste plaats uit het houden van
een presentatie over de teksten (zowel primair als secundair) die in de betreffende sessie aan
de orde komen. De docent verstrekt via Blackboard een specifieke leesvraag als leidraad voor
deze presentatie. Het is pertinent NIET de bedoeling dat referenten een inhoudelijke
samenvatting geven van de gelezen teksten dit is een taak van de docent. De presentatie
biedt een kritische reflectie op de stof van maximaal 10 minuten.
In de tweede plaats wordt ook van alle toehorende studenten actieve participatie verwacht: zij
gebruiken de leesvragen als leidraad bij het bestuderen van de teksten en brengen hun vragen
en opmerkingen in tijdens de discussie na afloop van de presentatie.
Tijdens de collegevrije week wordt een korte paper geschreven. Het vak wordt afgesloten met
een schriftelijk tentamen.
Toetsing
Presentatie en deelname aan de discussie (10%)
Mid-term paper (30%)
Tentamen (60%)

Programma
Week 1 (9 sept.) Inleiding
Bespreken van Arthur Rimbaud, The Unsettling of All the Senses (1871)
Week 2 (16 sept.)

Symbolisme

Maarten van Buuren en Els Jongeneel. Symbolisme. Moderne Franse letterkunde: van 1850
tot heden. Groningen: Martinus Nijhoff, 1996: 30-60.
Korte teksten uit: Henri Dorra, red. Symbolist Art Theories: A Critical Anthology. Berkeley:
University of California Press, 1995.
- Paul Verlaine, The Art of Poetry (1874). 132-135;
- Jules Huret, Interview with Stphane Mallarm (1891). 139-142;
- Jean Moras, A Literary ManifestoSymbolism (1886). 150-152.
Gedichten:
- Charles Baudelaire: Au lecteur en La chevelure. De bloemen van het kwaad;
- Stphane Mallarm: Brise marine en Le tombeau dEdgar Poe. Gedichten;
- Paul Verlaine: Il pleure dans mon coeur, Art potique en Tantalized. Een droom vreemd
en indringend.
Week 3 (23 sept.)

Estheticisme en decadentie

J.K. Huysmans, A rebours (Tegen de Keer) *. 1884.


Paul Bourget, Baudelaire and the Decadent Movement (1881). Henri Dorra, red. Symbolist
Art Theories: A Critical Anthology. Berkeley: University of California Press, 1995. 128-131.
Samuel Dresden. Symbolisme. Symbolisme. Amsterdam: Wetenschappelijke Uitgeverij, 1980:
41-92.

Week 4 (30 sept.)

Harmonie en sensitivisme

Herman Gorter, Mei (1889)


Week 5 (7 okt.)

Moderniteit

Benjamin, Walter. Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid.
1936. Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid en andere
essays. Nijmegen: Sun, 1996. 7-45.
Simmel, Georg. The Metropolis and Mental Life. 1903. Donald N. Levine, red. On Individuality
and Social Forms. Chicago and London: University of Chicago Press, 1971. 324-339.
We bekijken scnes uit: Walther Ruttmann, Berlin, die Symphonie der Grostadt. 1927.
Week 6 (14 okt.)

Historische avant-garde: manifesten

Marinetti, Filippo Tommaso. Oprichting en manifest van het futurisme. 1909. F. Drijkoningen
en J. Fontijn, red. Historische avant-garde: Programmatische teksten van het Italiaans
futurisme, het Russisch futurisme, dada, het constructivisme, het surrealisme, het
Tsjechisch potisme. Amsterdam: Huis aan de drie Grachten, 1991. 65-71.
Majakovski, Vladimir. Een druppel teer. 1915. F. Drijkoningen en J. Fontijn, red. 137-139.
Tzara, Tristan. Dadamanifest. 1918. F. Drijkoningen en J. Fontijn, red. 170-179.
Ostaijen, Paul van. Et voil. Een inleidend manifest. 1920. F. Drijkoningen en J. Fontijn, red.
233-240.
Week 7 (21 okt.)

COLLEGEVRIJ (Toetsweek)

Week 8 (28 okt.)

Surrealisme

Breton, Andr. (Fragmenten uit) Nadja. 1928. Vert. Laurens Vancrevel en Rene de JongBelinfante. Amsterdam: Meulenhoff, 1980. 38-67; 140-145.
Breton, Andr. Surrealistisch manifest. 1924. F. Drijkoningen en J. Fontijn, red. 286-315.
Balakian, Anna. The surrealist image. 1959. Surrealism. The road to the absolute. Chicago:
Chicago University Press, 1986.140-169.
Bekijk zelf Luis Buuels surrealistische film: Un chien andalou. 1929. (16 min., op Blackboard)
Week 9 (4 nov.)

Moderniteit en waarneming

Franz Kafka, Die Verwandlung (De gedaanteverwisseling) *. 1915.


Ryan, Judith. The New Psychologies. The Vanishing Subject: Early Psychology and Literary
Modernism. Chicago and London: University of Chicago Press. 6-22.
Week 10 (11 nov.)

Literair modernisme: een definitie

Virginia Woolf, To the Lighthouse *. 1927.


Fokkema, Douwe, en Elrud Ibsch. Wat is Modernisme? Het Modernisme in de Europese
Letterkunde. Amsterdam: De Arbeiderspers, 1984. 9-49 en noten, 313-23.
Optioneel: Woolf, Virginia. Modern Fiction. 1925. Andrew McNeillie, red. The Essays of
Virginia Woolf. 1925-1928. London: The Hogarth Press, 1994. 157-165.

Week 11 (18 nov.)

Modernistisch zelf

Thomas Mann, Der Tod in Venedig (De Dood in Veneti) *. 1912.


Alphen, Ernst van. Modernisme en moderniteit. Jan Baetens et al., red. Modernisme(n) in de
Europese letterkunde: een ander meervoud. Leuven: Peeters, 2005. 9-22.
Week 12 (25 nov.)

Flanerie: de vrouwelijke flaneur

Jean Rhys, Good Morning, Midnight *. 1939.


Gleber, Anke. Women on the Screens and Streets of Modernity: In Search of the Female
Flaneur. The Art of Taking a Walk. Flanerie, Literature, and Film in Weimar Culture.
Princeton: Princeton University Press, 1999. 171-189.
Week 13 (2 dec.)

Modernistische pozie: tijd en eenzaamheid

T.S. Eliot, The Love Song of J. Alfred Prufrock. 1917.


Martinus Nijhoff, Awater. 1934.
Kern, Stephen. The Nature of Time. The Culture of Time and Space 1880-1918. Cambridge,
MA: Harvard University Press, 1983. 10-35 en noten, 321-325.
Week 14 (9 dec.)

Modern theater

Artaud, Antonin. Het theater van de wreedheid. Eerste manifest. 1932. F. Drijkoningen en J.
Fontijn, red. 345-354.
Brecht, Bertolt. The Modern Theatre is the Epic Theatre en 'Alienation Effects in Chinese
Acting. 1930 en 1938. John Willett, red. Brecht on Theatre: The Development of an
Aesthetic. London: Eyre Methuen, 1974. 33-42 en 91-103.

You might also like