Professional Documents
Culture Documents
BSR
Hfst 1
Afdeling I
Schip:
zeeschip:
zeilschip:
bijzonder transport: drijvend voorwerp waar ernstige kans bestaat voor gevaar
WVV:
Varende:
Assisteren: het bijstaan van een wvv door slepers die verbonden of in aanraking
staan
In zicht van elkaar: waarneming met het oog
Beperkt zicht:
sneeuw
Opdraaien: een schip dat voor stroom varende is dat draait tot het tegen de
stroom in vaart
Kop voor nemen: een schip dat tegen de stroom vaart dat draait zodat het
meevaart met de stroom
HFST 2
Afdeling I
Uitkijk
Ten alle tijden een goede uitkijk om aanvaring te voorkomen
Veilige vaart
Een schip moet ten alle tijd veilige vaart aanhouden zodat juiste en doeltreffende
maatregelen kunnen worden genomen om aanvaring te vermijden.
Afhankelijk van volgende factoren
Voor alle schepen
Het zicht
Manoeuvreerbaarheid
Verkeersdichtheid
Aanwezigheid van achtergrond licht
Toestand van wind, stroom en nabijheid van gevaren
Diepgang t.o.v. beschikbaar water
Schepen met marifoon: verplichting doeltreffend gebruik te maken van info van
wal en andere schepen
Een schip > 12 m in de hoofdvaargeul, tenzij gesleept of geduwd, moet
vortbewegen door een motor die krachtig genoeg is
Een schip < 12 m in de hoofdvaargeul moet minstens 6 km/h door het water
halen
Wvvs moeten tijdig vaart minderen of stoppen voor schepen die in gevaar
komen door golfslag of zuiging
engte, bocht of aanlegplaats met stroom: schip met stroom me heeft voorrang
bocht bij stil water: schip met grote bocht aan SB heeft voorrang
Voorang
Engte bij stil water: schip zonder hindernis aan SB heeft voorrang
voorrang
obstakel
Wvvs ter voortstuwing van een samenstel moeten voldoende vermogen en
manoeuvreerbaarheid hebben en daartoe geschikt zijn
Het is verboden schepen dwarsstrooms te laten drijven behalve voor korte
afstanden
Afdeling II
Oplopen en verbod om op gelijke hoogte te varen
Oploper wijkt uit
Oplopen: een ander schip naderen uit meer dan 22.5 achterlijker dan dwars,
m.a.w. s nachts enkel heklicht zichtbaar.
Bij twijfel: oploopsituatie.
Oplopen over BB. Wanneer he enkel mogelijk is als het opgelopen schip
maatregelen neemt moet de oploper tijdig zijn voornemen melden door .
Het opgelopen schip wijk naar SB en geeft .
Uit noodzaak mag men oplopen over SB. Indien dit enkel kan als het opgelopen
schip maatregelen neemt moet de oploper tijdig zijn voornemen melden door
. Het opgelopen schip wijk naar BB en geeft .
Als het opgelopen schip twijfels heeft:
Het opgelopen schip is verplicht het oplopen te vergemakkelijken door tijdig vaart
te minderen.
Schepen mogen niet op dezelfde hoogte blijven varen als dit hinder vormt.
Bovenstaande geld niet als een schip in de vaargeul een schip buiten de vaargeul
oploopt of omgekeerd.
Recht tegen elkaar in
Schepen op tegengestelde koersen moeten beiden naar SB wijken. Dit ziet men s
nachts als de toplichten in een lijn zijn of als men beide boordlichten ziet.
Koers kruisen
Het vaartuig dat het ander aan SB heeft moet uitwijken en vermijden voor de
ander te lopen.
Maatregelen van schip dat moet uitwijken
Moet ruim en bijtijds wijken
Onmanoeuvreerbaar
Bovenmaats
Beperkt manoeuvreerbaar
Schip bezig met visserij buiten de vaargeul
Onmanoeuvreerbaar
Bovenmaats
Beperkt manoeuvreerbaar
WVV
Zeilschip
Onmanoeuvreerbaar
Bovenmaats
Beperkt manoeuvreerbaar
onma
noeu
vreer
baar
schip
bovenmaats zeeschip
WVV
zeilschip
Afdeling III
Gedrag bij beperkt zicht
Elk schip moet veilige vaart houden aangepast aan de situatie.
Als men enkel op de radar een ander schip ziet, bepaal of er aanvaringsgevaar is.
Zo ja, bijtijds maatregelen nemen
Behalve als men zeker weet dat er geen gevaar is voor aanvaring is, moet elk
schip dat het mistsein van een ander schip voorlijker dan dwars hoort of een
schip dat te dicht komt niet kan vermijden; vaart minderen of stoppen