You are on page 1of 7

Naam: .

Wij presenteren u : ONGEWERVELDE DIEREN


1.Doel van de spreekopdracht:
Je leert jezelf beter kennen als verteller vooraan in de klas.
Je oefent om vooraan in de klas iets te vertellen. Hoe meer je oefent, hoe
rustiger je bent bij een mondelinge oefening waar de leerkracht je punten
geeft (in Nederlands/taal, Frans, ).
Je vergroot je zelfvertrouwen.
Je leert wennen aan al die ogen die op jou zijn gericht en dus aan al die
aandacht die bij jou toekomt.
Je bouwt aan het vertrouwen met de klasgenoten.
Je leert elkaar beter kennen.
Je leert zelf bij over het onderwerp van je spreekbeurt.
Je leert anderen iets bij over jouw onderwerp.
Je leert samenwerken.

Wat moet ik doen?


*Taak:
Maak een creatieve voorstelling van
. Jullie zullen samen een
powerpointvoorstelling maken over dit dier. Meester Koen zal stap per
stap uitleggen hoe je dit best aanpakt.
De presentatie mag maximum 6 minuten duren, dus oefen eens met een
timer.

*Inhoud:
Vul eerst de vragen op de infofiche in.
Als je nog extra weetjes over je dier wil vertellen, mag dat natuurlijk ook!

*Materiaal:
Gekregen infobrochures, infoboeken, het internet, fotos, prenten,

*Taakverdeling:
Verdeel de taken eerlijk. Maar hieronder een goede verdeling (wie doet
wat).

Groepsleden: Taakomschrijving:

1
Naam: .

*Werkmomenten:
Donderdag 19 januari donderdag 02 februari vrijdag 3 februari

*Data voorstelling: maandag 13 februari en woensdag 15 februari

3.Aandachtspunten als je de opdracht voor de klas presenteert:


Houding: sta rechtop, los van de bank, 2 voeten een beetje uit
mekaar (zo sta je stevig). Je handen hangen los naast het lichaam
(zo laat je de zenuwen los). Je kan je handen ook rustig bewegen
terwijl je praat.
Intonatie: dit brengt leven in je verhaal. Het is aangenamer, zowel
voor de verteller als voor de luisteraar.
Oogcontact: kijk in de ogen van alle luisteraars (en niet alleen in die
van de leerkracht).
Volume stem: praat luid genoeg, van begin tot einde.
Geloofwaardigheid: vertel op zon manier dat de luisteraars kunnen
aannemen dat je verhaal waar is. Let hierbij op lichaamstaal: bij een
droevige boodschap heb je een ernstige gelaatsuitdrukking en bij
een vrolijke of leuke boodschap toon je een lach of glimlach.
Concrete voorbeelden: vermijd algemene woorden zoals of en zo
of allemaal of van alles. Geef in de plaats van deze algemene
woorden enkele voorbeelden.
Taal: spreek algemeen Nederlands en geen dialect of half dialect.
Stopwoordjes zoals euh, en dan, aleja, wacht h zijn niet nodig.
Soms verraden ze dat je de mondelinge oefening niet of
onvoldoende hebt voorbereid.
Articulatie: gebruik je mond, lippen om duidelijk te praten.

Aan de slag & veel succes !

2
Naam: .

Naam van het dier:



Plaats in

het
dierenrijk:
Tot welke groep
behoort dit dier

en tot welke

klasse?
Biotoop +

tekening:
Waar op de

wereld leeft dit

dier?













3
Naam: .

Lichaamsbo

uw:
Hoe ziet het

lichaam van dit

dier eruit?
Uit welke delen
bestaat het?
Waarvoor
dienen die
lichaamsdelen?


Voortbewe

ging:
Hoe beweegt dit

dier zich voort?


Voedsel:
Wat eet dit dier

en hoe komt het
hieraan?


4
Naam: .

Levenswijz

e:
Leeft dit dier

alleen of in

groep? Wat doet
het dier
allemaal?

Vijanden:

Heeft dit dier

veel vijanden?

Welke

vijanden?

Verdedigin

g:
Hoe verdedigt

dit dier zich?


Voortplanti

ng:
Hoe komen de

5
Naam: .

jongen van dit


dier ter wereld?
Hoe zien ze
eruit?

Overwinter

en:
Overwinterd je

dier? Zo ja, hoe,
waar, waarom?


Varia:
Ken je nog leuke

weetjes over je
dier?














6
Naam: .

You might also like