You are on page 1of 84

Veldexperiment afzinken

rietoevers
Resultaten van de monitoring in 2012 en 2013
Veldexperiment afzinken rietoevers
Resultaten van de monitoring in 2012 en 2013

M. van der Wal


H. Coops

1205683-000

© Deltares, 2014
Titel
Veldexperiment afzinken rietoevers

Opdrachtgever Project Kenmerk Pagina's


Rijkswaterstaat, Directie 1205683-000 1205683-000-VEB-0046 67
IJsselmeergebied

Trefwoorden
Riet, rijsmat, ecologische verbindingszone, Zeeburg, Natuurlijker Markermeer IJmeer

Samenvatting
Het veldexperiment met het zinken van rietoevers bestaat uit vijf proefvakken van rijsmatten
die na aanleg enkele maanden drijven en daarna naar de bodem zinken. Op deze rijsmatten
is riet geplant. Het experiment is aan de westzijde van Zeeburg in Amsterdam uitgevoerd als
onderdeel van een toekomstige ecologische verbindingszone. Daarnaast zijn ook zes
proefvakken, die niet drijven, gemonitord. De resultaten van het experiment worden door
NMIJ (Natuurlijk(er) Markermeer IJmeer) gebruikt om een aantal onderzoeksvragen
betreffende de aanleg van een groot moeras te beantwoorden.
De rijsmatten zonken na ongeveer vier maanden volgens verwachting. Het proces van zinken
is in detail gemonitord. De vraatschade aan het riet was aanzienlijk en de proefvakken
hebben veel drijfvuil gevangen. Op enkele proefvakken groeide het riet goed tot een
maximale hoogte van 1,7 m in één groeiseizoen. Na het zinken van een rijsmat stak het riet
ruim boven water uit en dat betekent dat het riet door kan groeien. Daarmee is aangetoond
dat het principe in de praktijk werkt en dat bescherming tegen vraatschade aandacht verdient.
Er worden aanbevelingen gedaan om het principe verder te ontwikkelen aan de hand van de
resultaten van dit experiment.

Referenties
Brief Rijkswaterstaat, Waterdienst d.d. 24 april 2012 met kenmerk RWS/WD-2012/1061

Versie Datum Auteur Paraaf Review Paraaf Goedkeuring Paraaf


Jan 2014 M. van der Wal S. Groot L.L.F. Janssen
H. Coops

Status
concept
Dit document is een concept en uitsluitend bedoeld voor discussiedoeleinden. Aan de
inhoud van dit rapport kunnen noch door de opdrachtgever, noch door derden rechten
worden ontleend.

Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Inhoud

1 Opzet veldexperiment zinken rietoevers 1

2 Opzet monitoring proefvakken 3

3 Constructie proefvakken 7
3.1 Inleiding 7
3.2 Proefvakken aangelegd in ’t Hannesgat in 2012 7
3.2.1 Inleiding 7
3.2.2 Kenmerken Proefvak 1 10
3.2.3 Kenmerken Proefvak 2 10
3.2.4 Kenmerken Proefvak 3 11
3.2.5 Kenmerken Proefvak 4 13
3.3 Proefvakken aangelegd in ’t Hannesgat in 2013 17
3.3.1 Inleiding 17
3.3.2 Kenmerken Proefvak 5 17
3.3.3 Kenmerken Proefvak 6 18
3.3.4 Kenmerken Proefvak 7 18
3.3.5 Foto’s van de aanleg van de proefvakken 19
3.4 Proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal, 25

4 Fysica 29
4.1 De hydraulische omstandigheden in ’t Hannesgat 29
4.1.1 Opzet meetopstelling 29
4.1.2 Meetresultaten 31
4.1.3 Interpretatie van de resultaten 36
4.2 Het proces van zinken van de proefvakken 37
4.2.1 Inleiding 37
4.2.2 Opzet meetopstelling 37
4.2.3 Meetresultaten 38
4.3 Hydraulische omstandigheden langs het Amsterdam-Rijnkanaal 41

5 Ecologie 45
5.1 Inleiding 45
5.2 Proefvakken in 2012 in ’t Hannesgat 46
5.3 Proefvakken in 2013 in ’t Hannesgat 47
5.4 Proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal 53

6 Beheer en onderhoud en omgevingsmanagement 57

7 Antwoord op onderzoeksvragen 59

8 Conclusies en aanbevelingen 65
8.1 Conclusies 65
8.2 Aanbevelingen 65

9 Referenties 67

Veldexperiment afzinken rietoevers i


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Bijlage(n)

A Bestektekening proefvakken in ’t Hannesgat A-1

B Bestektekening proefvakken in AmsterdamRijnkanaal B-1

C Concept bewonersbrief mei 2012 C-1

D Bewonersbrief juni 2013 D-1

ii Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

1 Opzet veldexperiment zinken rietoevers

Het Projectbureau IJburg heeft in 2012 langs de westoever van het Zeeburgereiland en langs
het Amsterdam-Rijnkanaal enkele proefvakken aangelegd ter voorbereiding van de aanleg
van een Ecologische Verbindingszone (EVZ) tussen de Vechtplassen en Waterland. Van
deze ecologische verbindingszone is in 2008 het programma van eisen opgesteld (Gemeente
Amsterdam, 2008) en in 2010 een voorlopig ontwerp (Gemeente Amsterdam, 2011).
Vooruitlopend op deze uitvoeringsplannen voert Projectbureau IJburg een veldexperiment uit
om te onderzoeken welke constructie het beste functioneert. Dit veldexperiment bestaat uit
enkele proeven met riet op twee plaatsen, namelijk langs de oever van het Amsterdam-
Rijnkanaal (ARK) (locatie B) en in de noordwestelijke hoek van het Zeeburgereiland tussen
het eiland en een remmingwerk van de Prins Alexandersluis, het zogenaamde ’t Hannesgat
(locatie A). Het innovatieve idee van een ecologische verbindingszone aangelegd als een
rietmoeras op (eventueel gestapelde) rijsmatten is door Geerling (2010) beschreven.

Voor het programma Natuurlijk(er) Markermeer IJmeer (NMIJ) kunnen de ervaringen met dit
veldexperiment een bijdrage leveren aan de benodigde kennis ten behoeve van de aanleg en
functioneren van een grootschalig moeras in het Markermeer.
Rijkswaterstaat IJsselmeergebied heeft Deltares in het kader van de tweede tranche van de
waterproeftuin van NMIJ opdracht verleend bij te dragen aan het ontwerp van dit
veldexperiment en de monitoring van het veldexperiment uit te voeren. Daartoe zijn een
monitoringsplan, een projectmanagementplan en een veiligheidsplan opgesteld.

De resultaten van de monitoring in 2012 en in 2013 worden in dit rapport beschreven. De


auteurs van dit rapport zijn M. van der Wal (Deltares) en H. Coops (Scirpus Ecologisch
Advies). Daarnaast hebben M. Ketelaars, B. Blok en J. Molenaar (allen van Deltares)
bijgedragen aan de uitvoering van de monitoring. Namens de opdrachtgever heeft J.G.M.
Remmits (Royal Haskoning DHV) het project begeleid.

Veldexperiment afzinken rietoevers 1 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

2 Opzet monitoring proefvakken

De monitoring van de proefvakken is gericht op de beantwoording van de vragen van


Projectbureau IJburg over de weerstand van de proefvakken tegen de hydraulische belasting
en de beantwoording van enkele onderzoeksvragen van NMIJ. Deze onderzoeksvragen zijn
uit bijlage 2 van de selectieleidraad Experiment Waterproeftuin Natuurlijk(er) Markermeer
IJmeer (RWS, 2010) geselecteerd, zie de aanbieding van Deltares (maart 2012) en vermeld
in tabel 2.1. Het monitoringsplan is opgesteld in 2012 (Wal, 2012).

Tabel 2.1: Overzicht van de monitoringsactiviteiten in relatie tot beantwoording van de onderzoeksvragen van NMIJ
Monitoring Onderzoeks Omschrijving onderzoeksvraag NMIJ
vraag NMIJ
nr
Constructie 37 Is de aanleg van een duurzaam moeras mogelijk? En welke rol kunnen
zinkstukken daarbij spelen
Biologie 46 Welke aanlegmethode is aan te bevelen om moerasvorming mogelijk
te maken na afloop van de pilot oermoeras? De aanlegmethode betreft
vooral het zelfzinken van zinkstukken en de effectiviteit van rietgroei
bevorderende maatregelen
Beheer & 91/92 Wat zijn de realisatiekosten en de beheer- en onderhoudskosten van
Onderhoud ecologische verbindingen buitendijks? Dit betreft voornamelijk de
realisatiekosten van ecologische verbindingen buitendijks.
Beheer & 109 Welke investeringskosten zijn verbonden aan de verschillende natuur
Onderhoud ontwikkelings-alternatieven? Dit betreft voornamelijk de mogelijkheden
om op breuksteen te besparen als zinkstukken worden toegepast,
Beheer & 112 Welke uitvoeringsstrategie kan het beste gehanteerd worden voor het
Onderhoud realiseren van een semi-open verbinding van het moeras met het
Markermeer. Dit betreft de toepassingsmogelijkheden van zinkstukken
in de uitvoeringsstrategie.

Proefvakken
In 2013 is het aantal en de nummering van de proefvakken gewijzigd ten opzichte van het
aantal en de nummering in het bestek en de bestektekeningen (Bijlagen A en B). De
verschillen zijn in tabel 2.2 vermeld. De voornaamste redenen voor deze hernummering zijn
dat:

• in 2013 drie extra proefvakken zijn aangelegd,


• de Gemeente Amsterdam in 2013 geen interesse toonde voor verdere monitoring van
de proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal en
• de proefvakken 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 in 2013 geheel onder water waren verdwenen.

In 2013 concentreert de monitoring zich op de proefvakken 5, 6 en 7.

Monitoring
In de aanbieding van het project is uitgegaan van een monitoringsperiode van twee
groeiseizoenen van riet (2012 en 2013) na aanleg van de proefvakken in juli 2012 en april
2013. Na afloop van het veldexperiment heeft Projectbureau IJburg de aanleg van een
Ecologische verbindingszone (EVZ) gepland. De volgende aspecten worden gemonitord:

Veldexperiment afzinken rietoevers 3 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

• Constructie: de constructie van de proefvakken en de duurzaamheid (levensduur),


Fysica: waterstanden en golfhoogten,
• Biologie: het succes van de rietaanplanting en de optredende biodiversiteit, en
• Beheer- en onderhoudsactiviteiten.

In 2013 is besloten om de monitoringsperiode met een jaar uit te breiden tot einde
groeiseizoen 2014 omdat de proefvakken 5, 6 en 7 pas in 2013 zijn aangelegd. Alle
proefvakken zijn onderverdeeld in twee helften, a en b, met verschillende beplanting.
Proefvak 6a is met rietkweekplatjes beplant en proefvak 6b is met rietwortelstokken beplant.

Tabel 2.2 Nummering van de proefvakken


Nummering rietzones in Nummering proefvakken in Omschrijving locatie
het bestek dit rapport
1.1 1.1 ARK
1.2 1.2 ARK
1.3 1.3 ARK
1.4 1.4 ARK
2.1 1 ’’t Hannesgat
2.2 2 ’t Hannesgat
2.3 3 ’t Hannesgat
2.4 4 ’t Hannesgat
5 ‘t Hannesgat, in 2013 aangelegd
6 ’t Hannesgat in 2013 aangelegd
7 ’’t Hannesgat , in 2013 aangelegd

Constructie
Visuele inspectie van de verbindingen van de wiepen van het zinkstuk wordt tenminste vier
keer per jaar en na elke zware storm uitgevoerd. Standaard wiepen bestaan uit bundels
wilgentakken. Het zinken van een zinkstuk kan worden gemeten door de ligging van het
zinkstuk ten opzichte van een vast punt op te meten. De resultaten van deze monitoring zijn
interessant voor de beantwoording van de onderzoeksvragen 37 Is de aanleg van een
duurzaam moeras mogelijk? en 66 Is gefaseerde uitbouw van luw gebied mogelijk
(bijvoorbeeld vanaf de oevers richting midden)?.

Fysica
De golven nabij de proefvakken in locaties A en B worden tijdens één meetcampagne in de
winter geregistreerd omdat in de winter de kans het grootst is dat tijdens de meetcampagne
een storm optreedt. Extreme golven opgewekt door passerende schepen en extreme
windgolven tijdens een storm zijn maatgevend voor de belasting van de proefvakken. Door
deze monitoring wordt bijgedragen aan het beantwoorden van onderzoeksvraag 38: Welke
hydro- en morfodynamiek wenselijk is voor het realiseren van een duurzaam moeras?

Biologie
Het meten van de lengte van de rietstengels boven water en eventueel ook mattenbies
tijdens een periodiek inspectiebezoek. De dichtheid van de rietstengels wordt bepaald door
het aantal rietstengels in vakken van een vierkante meter te tellen en daarbij ook de diameter
van de stengels te meten. Per proefvak zijn twee tot vier monitoringsvakken van een
vierkante meter voorzien, maar vanwege de vraatschade aan het riet en de variatie in de
begroeiing op een proefvak is besloten gehele proefvakken te monitoren.

4 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De resultaten van deze monitoring zijn interessant voor de beantwoording van


onderzoeksvraag 46: Welke aanlegmethode is aan te bevelen om moerasvorming mogelijk te
maken na afloop van de pilot oermoeras? Dit geschiedt onder andere aan de hand van de
resultaten zoals die in het project “IJsselmonding” (vastleggen van slib in vooraf aangelegde
constructies) en Gooi-Eemmeer verkregen worden en op basis van de resultaten van de pilot
oermoeras (gebruik maken van windgedreven hydrodynamische processen). Denk aan
moerasaanwinningswerken (innovatieopties bouw).

Beheer- en onderhoudsactiviteiten
Tijdens de monitoringsperiode zijn de beheer- en monitoringsactiviteiten in de Ecologische
verbindingszone vastgelegd. Het is van belang gebleken dat de aannemer zijn beheer- en
onderhoudsactiviteiten schriftelijk vastlegt. Projectbureau IJburg verwachtte in de
monitoringsperiode geen beheer- en onderhoudsactiviteiten aan de proefvakken zelf. Indien
echter schade aan de proefvakken optreedt dan wordt deze schade hersteld. Indien de
bestaande rietoever en de begroeiing op het eilandje worden onderhouden, bijvoorbeeld door
maaien, dan kan dat ook invloed hebben op de ontwikkeling van de proefvakken. Zulke
activiteiten zijn in het kader van de monitoring beschreven en vastgelegd. De voorgaande
monitoringsactiviteiten gecombineerd met de kosten van aanleg van de pilot met proefvakken
en de kosten van de geplande aanleg van de ecologische verbindingszone resulteren in
interessante informatie voor de beantwoording van de volgende onderzoeksvragen:
91 Wat zijn de realisatiekosten van verbindingen binnen- en buitendijks (eenheidskosten)?
92 Wat zijn de beheer- en onderhoudskosten van binnen- en buitendijkse verbindingen
(eenheidskosten)?
109 Welke investeringskosten zijn verbonden aan de verschillende (natuurontwikkelings)
alternatieven?
112 Welke uitvoeringsstrategie kan het best gehanteerd worden voor het realiseren van een
semi-open verbinding (uitvoeringsagenda)?

Veldexperiment afzinken rietoevers 5 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

3 Constructie proefvakken

3.1 Inleiding

Het ontwerp van de proefvakken is in het bestek (Gemeente Amsterdam, IBA, 2012)
beschreven. In het bestek wordt ook de constructie van de proefvakken beschreven. De
tekeningen die bij het bestek horen, geven gedetailleerde informatie over de constructie, zie
bijlagen A en B. Het bestek is op het Voorlopig Ontwerp en op het programma van eisen van
de ecologische verbindingszone gebaseerd (Gemeente Amsterdam, 2008 en 2011). De
proefvakken die in 2012 en 2013 in ’t Hannesgat zijn aangelegd, zijn in paragrafen 3.2 en 3.3
beschreven. De proefvakken die op de westoever van het Zeeburgereiland langs het
Amsterdam-Rijnkanaal zijn aangelegd, zijn in paragraaf 3.4 beschreven.

3.2 Proefvakken aangelegd in ’t Hannesgat in 2012

3.2.1 Inleiding

De Gemeente Amsterdam heeft de aannemer die de Ecologische Verbindingszone


Bovendiep aanlegde, in 2012 opdracht gegeven ook vier proefvakken in ’t Hannesgat en
langs het ARK aan te leggen. De vier proefvakken worden in het navolgende per stuk
beschreven, zoals ze ook in het bestek zijn beschreven. In overleg met de aannemer is de
locatie van de proefvakken in ’t Hannesgat bepaald, zie de bestektekening figuur 3.1. Daarbij
heeft de voorkeurs-uitvoeringsmethode van de aannemer om de bestorting met een
kraanschip aan te brengen, meegewogen, zie foto 3.2. De proefvakken in ’t Hannesgat zijn
tijdens de schouw op dinsdag 24 juli 2012 aan de Gemeente Amsterdam opgeleverd.
Maarten van der Wal (Deltares) en Hugo Coops (Scirpus Ecologisch Advies) waren daar
namens het project bij aanwezig.

Figuur 3.1 a Plattegrond van ’t Hannesgat.

Veldexperiment afzinken rietoevers 7 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De noordpijl op de tekening wijst naar het zuidoosten.


Figuur 3.1 b Bodemligging ’t Hannesgat in opdracht van RWS directie Noord Holland.

Figuur 3.2 Aanleg van de proefvakken in ’t Hannesgat in 2012 met een kraanschip (foto de heer Gelissen)

8 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.3 Dwarsdoorsnede van proefvakken 1, 2, 3 en 4 in ’t Hannesgat, onderdeel van de bestektekening (zie
tabel 2.2 en figuur 3.1 of bijlage A).

Veldexperiment afzinken rietoevers 9 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

3.2.2 Kenmerken Proefvak 1

In het bestek zijn de uit te voeren werkzaamheden voor proefvak 1 als volgt omschreven:

In het bestek wordt proefvak 1 aangeduid als rietzone 2.1, zie de doorsnede A-A in figuur 3.3
en ook tabel 2.2. In het ontwerp van proefvak 1 is een lichte bestorting tussen de rietplanten
opgenomen om het zinkstuk direct te laten zinken. De bestorting bleek echter zo zwaar dat
daar geen riet tussen kan groeien en tijdens de uitvoering bleek het na het zinken van het
proefvak niet mogelijk om riet tussen de breuksteen te planten. Daarom is besloten bij dat
proefvak grond uit de naaste omgeving op het zinkstuk aan te brengen en daarin het riet te
planten. De opgebrachte grond had voldoende onderwatergewicht om het zinkstuk direct te
laten zinken. In de weken voor de schouw is langs de rand van proefvak waarschijnlijk een
aanzienlijke hoeveelheid grond weggespoeld, waardoor ook rietplantjes zijn weggespoeld.

3.2.3 Kenmerken Proefvak 2

Volgens het bestek bestaat de constructie van proefvak 2 uit de volgende onderdelen:

Deze kenmerken van proefvak 2 zijn gelijk aan de kenmerken van proefvak 1, Het verschil
tussen beide proefvakken is dat proefvak 1 op een licht hellende bodem is ontworpen van -
0,90 m naar -0,70 m + NAP en dat proefvak 2 op een horizontale bodem ligt op -0,90 m +
NAP. In het bestek wordt proefvak 2 aangeduid als rietzones 2.2. In het ontwerp van proefvak
2 wordt een lichte bestorting voorzien tussen de rietplanten om het zinkstuk direct te laten
zinken. Bij de uitvoering bleek het na het zinken van het proefvak niet mogelijk om riet tussen
de breuksteen te planten. Daarom is besloten grond uit de naaste omgeving op het zinkstuk
aan te brengen en daarin het riet te planten.

De opgebrachte grond had waarschijnlijk voldoende onderwatergewicht om het zinkstuk


direct te laten zinken. In de weken voor de schouw is langs de rand van proefvak 2
waarschijnlijk een aanzienlijke hoeveelheid grond weggespoeld waardoor de laagdikte langs
de rand is afgenomen. De bestorting is zo dicht dat daar geen rietplanten tussen kunnen
groeien.

10 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De lichte bestorting bestaat uit een breuksteensortering van 5 tot 45 kg, zie ook doorsnede B-
B in figuur 3.3 en foto 3.4. Op de foto lijken die stenen van een zwaardere steensortering
afkomstig, maar dat kan door enige ontmenging zijn veroorzaakt. Aangenomen is dat voor
het ballasten van de rijsmat een goede sortering is gebruikt.
Het rijshout voor de zinkstukken en de turf als voeding voor de rietplanten zijn door van
Aalsburg Griendhouthandel uit Hellouw geleverd. De rietstekjes zijn door Tribute BV uit
Leusden geleverd. Daarnaast zijn er pollen riet ter plaatse uit de bestaande rietkraag
gestoken.

Foto 3.4 Proefvak 2 met zicht op de onderwater bestorting

3.2.4 Kenmerken Proefvak 3

Volgens het bestek bestaat de constructie van proefvak 3 uit de volgende onderdelen:

· Beplanten met gekweekt riet


· Beplanten met riet uit de omgeving, overspannen met een net loodrecht op de twee
soorten riet
· Bovenrooster van de rijsmat
· Losse wilgentakken in de tussenlaag van de rijsmat
· Voedingslaag turf onder of in de tussenlaagOnderrooster van de rijsmat

De meest relevante bepalingen uit het bestek betreffende de opbouw van proefvak 3 zijn:

Veldexperiment afzinken rietoevers 11 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Waarnemingen en interpretaties tijdens de oplevering


Tijdens de schouw dreef het proefvak 3 niet, maar lag het op de bodem van ’t Hannesgat, zie
figuur 3.5. Volgens de aannemer is het proefvak direct tijdens de aanleg gezonken. Tijdens
de schouw bleek dat de rand van het zinkstuk zonder grond er op, wilde gaan drijven. Echter
het deel van het zinkstuk belast met grond lag op de bodem en dreef niet. De kettingen om
een drijvend proefvak op zijn plaats te houden, waren aanwezig.

Tijdens de oplevering is in of onder de tussenlaag van het zinkstuk de ontworpen


voedingslaag van turf niet waargenomen. Op het wiepenrooster van het zinkstuk lag een
dikke laag zand-slib mengsel. De dikte is enkele decimeters en in het midden van het
proefvak is het waarschijnlijk 0,4 m dik. De gekweekte rietplantjes zijn in deze laag grond
gestoken. Deze laag is niet volgens het bestek en de bestektekening uitgevoerd.
Het zand-slib mengsel was tijdens de schouw op 24 juli aan de rand van het proefvak over
een breedte van 1 tot 2 m afwezig. Mogelijk is er wel grond geweest, maar is die grond in de
periode 6 juli tot 24 juli geërodeerd. De aannemer vertelde dat de hydraulische golfbelasting
op het proefvak in die periode aanzienlijk is geweest en dat de windgolven uit het westen
hebben geleid tot erosie van grond. Het lijkt dat de grond direct naast het proefvak uit de
bestaande bodem is gegraven, omdat naast het proefvak onnatuurlijke kuilen in de bodem
zijn gevonden. Dit is een afwijking van het ontwerp en het bestek.

Het net tegen vraat door watervogels is alleen over het gedeelte met gekweekt riet
gespannen. Dit is niet in overeenstemming met de bestektekening. Het net moet 90 graden
worden gedraaid. Het net beslaat een oppervlak dat veel kleiner is dan 10 m bij 5 m op de
bestektekening. Tijdens de schouw is besloten het net te vervangen door een gaas, zie
figuren 3.6 tot en met 3.9. Deze aanpassing is echter niet uitgevoerd.

Het riet uit de bestaande rietkraag in ’t Hannesgat bestaat uit enkele rietplaggen in plaats van
5 stuks rietplantjes/m2 uit het bestek. Waarschijnlijk is deze afwijking overeengekomen
vanwege het korte groeiseizoen, dat nog resteert na eind juli. De meeste rietstengels bleken
te zijn geknakt, zie foto 3.9. Het oppervlak is veel kleiner dan 10 bij 5 m zoals op de
bestektekening is aangegeven. De rietplaggen zijn los op het wiepenrooster geplaatst. Het is
mogelijk dat de rietplaggen door golfwerking zijn losgeslagen en uiteen zijn gevallen. Tijdens
de schouw dreven enkele rietstengels in de omgeving van het proefvak. De verwachting was
dat de losgeplaatste rietplaggen door de golfwerking zwaar beschadigd zouden worden,
zodanig dat na de winter weinig of geen rietplaggen in het proefvak over zouden zijn om uit te
lopen. Het vastzetten van het riet is een belangrijk aspect van de proeven. Aanbevolen wordt
het riet tussen twee onderling loodrechte lagen wilgentakken vast te zetten. Deze
aanbeveling is in de proefvakken die in 2013 zijn aangelegd, uitgevoerd.

Het gekweekte riet was ondiep in de grond gestoken. Verschillende rietplantjes zijn los
gekomen van de (geërodeerde) grond, mogelijk door golfwerking of door vraat door
meerkoeten.

12 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Dit is in afwijking van het ontwerp waarbij de rietplantjes tussen twee lagen van wilgentakken
in een dunne voedingslaag worden gestoken. De wilgentakken reduceren de hydraulische
belasting op de plantjes en houden de rietplantjes vast.

Het bovenrooster van het zinkstuk bestaat uit wiepen. Deze wiepen hebben een diameter van
ongeveer 0,15 m en liggen hart op hart 1 m van elkaar. Een in het bestek voorgeschreven
randbalk van het bovenrooster is niet aangelegd, omdat de aannemer verwachtte dat een
randbalk tijdens het plaatsen met een kraanschip zou breken. Tijdens de schouw bleek dat
een voedingslaag voor de rietplantjes niet aanwezig was, zie figuur 3.6.

3.2.5 Kenmerken Proefvak 4

Volgens het bestek bestaat de constructie van proefvak 4 uit de volgende onderdelen:

· Beplanten met gekweekt riet,


· Beplanten met riet uit de omgeving en overspannen met een net loodrecht over de twee
soorten riet in het proefvak,
· Bovenrooster van de rijsmat,
· Losse wilgentakken in de tussenlaag van de rijsmat,
· Voedingslaag met turf in en of onder een tussenlaag en
· Een onderrooster van de rijsmat.

In het bestek wordt proefvak 4 als rietzone 2.4 aangeduid. De meest relevante bepalingen uit
het bestek betreffende de opbouw van proefvak 4 zijn:

De ligging van de proefvakken 1 tot en met 4 is op de foto in figuur 3.5 te zien.

Waarnemingen en interpretaties tijdens de oplevering:


Tijdens de schouw dreef het proefvak niet, maar lag het op de bodem van ’t Hannesgat, zie
figuur 3.6. Volgens de aannemer is het proefvak direct tijdens de aanleg gezonken. Tijdens
de schouw bleek dat de rand van het zinkstuk zonder grond er op, wilde gaan drijven. Echter
het deel van het zinkstuk belast met grond lag op de bodem en dreef niet. De kettingen om
een drijvend proefvak op zijn plaats te houden, waren aanwezig.

In het bestek is een rijsmat met een weefsel van kunststof voorgeschreven, maar dat weefsel
is tijdens de schouw niet waargenomen. Dat weefsel was ook niet gewenst omdat een dicht
weefsel de doorworteling kan beperken.

Veldexperiment afzinken rietoevers 13 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Een voedingslaag van turf was heel dik ter plaatse van het gekweekte riet aangebracht en
niet onder, maar op het bovenrooster van de rijsmat gestort. Deze laag was niet volgens het
bestek en de bestektekening aangelegd. De grond was op 24 juli aan de rand van het
proefvak over een breedte van ongeveer 2 m grotendeels verdwenen. Mogelijk is er wel
grond geweest, maar is die grond in de periode 6 juli tot 24 juli geërodeerd. De aannemer
vertelde dat de hydraulische golfbelasting op het proefvak aanzienlijk is geweest en dat de
windgolven uit het westen hebben geleid tot erosie van grond.

De rijsmat was met een bovenrooster van wiepen ontworpen. De wiepen hebben een
diameter van ongeveer 0,15 m en lagen hart op hart 1 m van elkaar. Onder het bovenrooster
lag een tussenlaag wiepentakken, zie foto’s 3.6, 3.7 en 3.8. Het onderrooster met de
voedingslaag is tijdens de schouw niet waargenomen. Het deel van het bovenrooster zonder
grond er op wil gaan drijven. Echter het deel van bovenrooster belast met vijvergrond en
rietplaggen lag op de bodem en dreef niet.

Het riet uit de omgeving bestond uit enkele rietplaggen. De meeste rietstengels waren
geknakt, zie foto 3.9. Het oppervlak was veel kleiner dan 10 bij 5 m zoals op de
bestektekening was aangegeven. De rietplaggen waren los op het rooster geplaatst. Het is
mogelijk dat de rietplaggen door golfwerking zijn losgeslagen en uiteen zijn gevallen. Enkele
rietstengels dreven in de omgeving van het proefvak.

Het gekweekte riet is ondiep in de grond gestoken. Het grootste deel van de rietplantjes zijn
los gekomen van de (geërodeerde) vullaag, waarschijnlijk door golfwerking of door vraat door
meerkoeten. Dit is in afwijking van het ontwerp waarbij de rietplantjes tussen twee onderling
loodrechte lagen van wilgentakken in een dunne voedingslaag worden gestoken. De
wilgentakken reduceren de hydraulische belasting op de plantjes en houden de rietplantjes
vast.

Een net als bescherming tegen vraat door watervogels is alleen over het gekweekte riet
gespannen. Dit is niet in overeenstemming met de bestektekening. Het net moet 90 graden
worden gedraaid. Het net beslaat een oppervlak dat veel kleiner is dan 10 m bij 5 m dat in het
bestek is vermeld.

De rijsmatten zijn door de belasting met een laag grond gezonken, hetgeen met de volgende
beschouwing wordt aangetoond:

• De waterdiepte ter plaatse van de ecozones is ongeveer 0,6 m (volgens het bestek).
Daarop rust een rijsmat, gemiddeld 0,1 m dik en daarop is een laag grond tot de
waterspiegel aangebracht met een dikte van 0,5 m. Het onderwater gewicht van die
laag grond kan worden berekend uitgaande van de dichtheid van brak water van
ongeveer 1,010 kg/m3, dichtheid grond zonder poriën van ongeveer 2650 kg/m 3 en een
poriëngehalte van de grond van ongeveer 40 %.
• Het gewicht van de laaggrond = 0,5* (0,6*2650 +0,4*1,010) = 995 kg/m 2 ~1,000 kg/m2
en de druk van het water is 500 kg/m2. Het extra gewicht dat de grond op de rijsmat
uitoefent is ongeveer 500 kg/m 2.
• De proefvakken 1 en 2 zijn bij de aanleg geballast met 240 kg/m 2 breuksteen 5 – 40 kg
(volgens het bestek). Bij het ontwerp van proefvakken 1 en 2 is er vanuit gegaan dat
een extra ballast van 240 kg/m 2 voldoende zou zijn om de rijsmat te laten zinken. De
proefvakken 3 en 4 zijn door een extra grondbelasting van ongeveer van 500 kg/m 2
gezonken.

14 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.5 Proefvakken 1, 2, 3 en 4 in ’t Hannesgat direct na aanleg op 11 juli 2012

Foto 3.6 Proefvak 3 in ’t Hannesgat. De rand van het zinkstuk waar de laag grond op de rijsmat is geërodeerd
(foto 24 juli 2012).

Veldexperiment afzinken rietoevers 15 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.7 Proefvak 3 in ’t Hannesgat, hoekpunt van de rijsmat

Figuur 3.8 Proefvak 3 in ’t Hannesgat. Deel met gekweekt riet dat is weggespoeld (foto 24 juli 2012).

16 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.9 Proefvak 3 in ’t Hannesgat op 24 juli 2012 met zicht op het deel met riet afkomstig uit de omgeving en
een dode vogel in het net.

3.3 Proefvakken aangelegd in ’t Hannesgat in 2013

3.3.1 Inleiding

De in 2012 aangelegde proefvakken zijn door Rijkswaterstaat afgekeurd omdat ze niet


volgens het bestek waren aangelegd. Daarop is besloten 3 nieuwe proefvakken aan te
leggen in ’t Hannesgat. Dat zijn de proefvakken met de nummers 5, 6 en 7.
In de periode van 5 tot 12 april 2013 zijn drie nieuwe proefvakken in ’t Hannesgat aangelegd.
Alle wilgentakken komen uit de grienden langs de Oude maas, onder andere de Rhoonse
grienden. In 2013 zijn een hoekpunt van de drie drijvende proefvakken elk van een
drukopnemer voorzien om het gedrag van het zinken en de reactie van het proefvakken op
golven en waterstandsvariaties te meten. De kabels zijn met ketting of staalkabel verzwaard
zodat ze stabiel op de bodem bleven liggen. Ook de drukopnemer werd enigszins verzwaard
om een stabiele ligging mogelijk te maken. De constructie van de proefvakken wordt in de
volgende paragrafen 3.3.2 tot en met 3.3.4 per proefvak beschreven, gevolgd door enkele
foto’s van de constructie van de proefvakken (paragraaf 3.3.5).

3.3.2 Kenmerken Proefvak 5

De afmeting van het proefvak is 10 bij 10 m en de waterdiepte varieert van 0,8 tot 1,2 m. Het
onderrooster is van wiepen met een diameter van 0,1 m gemaakt. Daarop is een
kokosweefsel met een maaswijdte van ongeveer 0,05 m bevestigd. Het kokosweefsel is in
Duitsland gefabriceerd. Vervolgens is een dikke tussenlaag dik (0,15 m) van wilgentakken
aangebracht.
Daarop is een bovenrooster geplaatst van wiepen met een diameter van 0,1 m. Rietplantjes
hebben een afmeting van ongeveer 0,1 bij 0,1 bij 0,1 m en ze zijn in een dichtheid van
ongeveer 4 per m2 in de tussenlaag gestoken. Het kokos weefsel voorkomt dat de plantjes
tussen de takken wegzakken.
Rietplantjes zijn op zaterdag 6 april 2013 door de gebroeders Post in de oever van het
Zwartemeer ten westen van Genemuiden gestoken.
Met een verankering aan vier betonblokken van ongeveer 200 kg elk wordt het proefvak op
zijn plaats gehouden. De onderdelen zijn met polypropyleen draad aan elkaar verbonden.

Veldexperiment afzinken rietoevers 17 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Op het proefvak staan drie kubussen van 0,9 bij 0,9 bij 0,9 m met grof gaas om het riet tegen
vraat te beschermen. De kubussen zijn na korte tijd verwijderd en vervangen door een
grotere gaasconstructie.

3.3.3 Kenmerken Proefvak 6

De afmeting van het proefvak is 10 bij 10 m. en de waterdiepte varieert van 0,4 tot 0,8 m. Het
onderrooster is van wiepen met een diameter van 0,1 m gemaakt. Daarop is een onderlaag
van wilgentakken van ongeveer 0,1 m dik bevestigd. Daarop is een dicht geweven kokos
doek met ongeveer 0,02 m vijvergrond van Naturado aangebracht (Naturado, Veenendaal,
Dynamostraat). Het kokosdoek komt uit Duitsland. Daarop ligt een bovenlaag van
wilgentakken met een laagdikte van ongeveer 0,1 m. Daar overheen is een bovenrooster van
wiepen met een diameter van 0,1 m vastgemaakt.
De rietwortelstokken zijn in de bovenlaag van wilgentakken gestoken. De wortelstokken zijn
door Visser uit Genemuiden geleverd. Omdat de wortelstokken tussen de wilgentakken niet
allemaal voldoende houvast hebben gevonden, zijn aanvullend ook rietplantjes in het
proefvak gepoot. De rietplantjes, afmetingen ongeveer 0,1 bij 0,1 bij 0,1 m, 4 per m 2 zijn in de
bovenste tussenlaag gestoken in ene helft van het proefvak. Het kokosdoek voorkomt dat de
wortelstokken en rietplantjes tussen de takken wegzakken. De helft van het proefvak is
beschermd tegen vraat met een constructie van gaas (Avigal) met een maaswijdte van
ongeveer 0,04 m. Het proefvak wordt op zijn plaats gehouden met een verankering aan vier
betonblokken van ongeveer 200 kg per stuk. De onderdelen zijn met polypropyleen draad
aan elkaar verbonden.

3.3.4 Kenmerken Proefvak 7

De afmeting van het proefvak is 10 bij 10 m en de waterdiepte varieert van 0,2 tot 0,8 m.. Het
onderrooster is van wiepen met een diameter van 0,1 m gemaakt. Daarop is een onderlaag
van wilgentakken van ongeveer 0,1 m dik aangebracht. Daarop is een dicht geweven
kokosdoek met ongeveer 0,02 m vijvergrond van Naturado, Veenendaal, Dynamostraat,
bevestigd. Het kokosdoek komt uit Duitsland. Daarop ligt een bovenlaag van fijne
wilgentakken van ongeveer 0,1 m dik en daar overheen een bovenrooster van wiepen met
een diameter van 0,1 m.
De rietwortelstokken zijn in de bovenlaag van wilgentakken gestoken. De wortelstokken zijn
door Visser uit Genemuiden geleverd. Het kokosdoek voorkomt dat de wortelstokken tussen
de takken wegzakken. De helft van het proefvak is beschermd tegen vraat met een
constructie van gaas met een maaswijdte van ongeveer 0,04 m. Het proefvak wordt op zijn
plaats gehouden met een verankering aan vier betonblokken van ongeveer 200 kg per stuk.
De onderdelen zijn met polypropyleen draad aan elkaar verbonden.

18 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

3.3.5 Foto’s van de aanleg van de proefvakken

3.3.5.1 Proefvak 5

Figuur 3.10 en 3.11 Opbouw proefvak 5 met zicht op tussenlaag en kokosweefsel (links) en het
bovenrooster (rechts) april 2013

Figuur 3.12 Proefvak 5 constructie is gereed, rooster verbonden met polypropyleendraad,


april 2013

Veldexperiment afzinken rietoevers 19 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuren 3.13 en 3.14 Het planten van rietplantjes in de bovenlaag van proefvak 5 door de gebroeders Post.
Een paar uur later is het proefvak naar de locatie gesleept, april 2013.

Figuren 3.15 en 3.16 Proefvak 5 op vrijdag 12 april 2013

20 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.17 Detail proefvak 5 op zondag 21 april, met tijdelijke bescherming tegen vraat en met plastic vervuiling na
de storm op donderdag 18 april 2013 (foto Menno Genseberger)

Figuur 3.18 Detail proefvak 5 met tijdelijke bescherming tegen vraat op zondag 21 april (foto Menno Genseberger)

Veldexperiment afzinken rietoevers 21 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

3.3.5.2 Proefvak 6

Figuren 3.19 en 3.20 Proefvak 6 met links onderrooster, onderste tussenlaag, kokosdoek en de bovenste
tussenlaag, rechts de bouw van het bovenrooster met kubusvormige tijdelijke
vraatbescherming voor proefvak 5 op de voorgrond

Figuren 3.21 en 3.22 Proefvak 6. Het bovenrooster wordt vast aan het onderrooster verbonden (links), detail het
kokosdoek met daarop zwarte vijvergrond ligt onder de bovenste tussenlaag en het
bovenrooster

22 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuren 3.23 en 3.24 Proefvak 6 op vrijdag 12 april 2013

Figuur 3.25 Detail proefvak 6 op vrijdag 12 april 2013

Figuur 3.26 Proefvak 6 op zondag 21 april. Na de storm op donderdag 18 april is plastic drijfvuil tegen
het proefvak gedreven.

Veldexperiment afzinken rietoevers 23 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

3.3.5.3 Proefvak 7

Figuren 3.27 en 3.28 Kokosdoek uitgerold in proefvak 7, april 2013

Figuur 3.29 Proefvak 7 aanvoer van fijne wilgentakken, betonnen verankering blokken, april 2013

Figuren 3.30 en 3.31 Proefvak 7 details op vrijdag 12 april 2013

24 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.32 Proefvak 7 zonder bescherming tegen vraat, vrijdag 12 april 2013

Figuur 3.33 Proefvak 7 zondag 21 april na storm op vrijdag 21 april 2013. Lichte schade aan de bescherming tegen
vraat. Dat is korte tijd later hersteld

3.4 Proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal,

Aan de kanaalzijde van de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal wil de gemeente Amsterdam
een smalle strook natte natuur aanleggen als onderdeel van de ecologische verbindingszone
tussen de Vechtplassen en Waterland. Verwacht wordt dat bijvoorbeeld ringslangen in een
dergelijke strook kunnen verblijven en zich in de ecologische verbindingszone kunnen
verplaatsen.
De vier proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal zijn dinsdag 24 juli 2012 geïnspecteerd
door Hugo Coops en Maarten van der Wal, samen met de heren Hendrikjan Frieling, Joost
Delissen, Heiko Vader en Maurice Backerra van de gemeente Amsterdam. Deze proefvakken
zijn van noord naar zuid genummerd als 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4. De proefvakken verschillen in de
aanwezigheid van een breukstenen dammetje aan de kanaalzijde van een proefvak en de
hoogte van dat dammetje, zie figuur 3.34. Het dammetje geeft bescherming tegen
doordringende golven. Tijdens de aanleg is besloten dat alle proefvakken van een dammetje
zouden worden voorzien, dus ook proefvak 1.4, omdat tijdens de aanleg is waargenomen dat
in proefvakken zonder beschermend dammetje geen riet zou kunnen groeien vanwege de
frequentie en de grootte van de scheepsgolven in het Amsterdam-Rijnkanaal, zie de
overzichtsfoto in figuur 3.35. De vier proefvakken zijn alle verdeeld in twee helften. In de ene
helft zijn gekweekte rietplantjes gepoot en in de andere helft rietkluiten uit de bestaande
rietkraag in ’t Hannesgat, zie als voorbeeld proefvak 1.1 in figuur 3.36. Tijdens de inspectie
op 24 juli 2012 traden scheepsgolven op die erosie in de proefvakken veroorzaakten (zie de
secundaire scheepsgolven die proefvak 1.2 belasten in figuur 3.37).

Veldexperiment afzinken rietoevers 25 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.34 Dwarsprofielen van de proefvakken 1.1 tot en met 1.4 langs het Amsterdam-Rijnkanaal.

26 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Proefvak 1.4
Proefvak 1.3

Proefvak 1.2

Proefvak 1.1

Figuur 3.35 Overzicht van de proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal op 24 juli 2012.

Figuur 3.36 a en b Proefvak 1.1 op 24 juli 2012 met de linker helft van het proefvak beplant met rietkluiten
en de rechter helft van het proefvak beplant met gekweekte rietplantjes.

Veldexperiment afzinken rietoevers 27 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 3.37 Proefvak 1.2 op 24 juli 2012 met een breukstenen dammetje dat een te lage kruin heeft om het riet te
beschermen tegen scheepgolven.

28 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

4 Fysica

4.1 De hydraulische omstandigheden in ’t Hannesgat

De hydraulische omstandigheden in ’t Hannesgat worden voornamelijk door het streefpeil,


door op- en afwaaiing tijdens een storm en door scheepsgolven bepaald. In bijzondere
situaties kan ijsgang een belasting op de proefvakken uitoefenen. Die laatste situatie is in het
monitoringsplan buiten beschouwing gelaten omdat die situatie uitzonderlijk is. Het relatief
brakke water van het IJ bevriest zelden.
De meetopstelling is in paragraaf 4.1.1 beschreven. De resultaten van de fysische monitoring
zijn in paragraaf 4.1.2 gepresenteerd.

4.1.1 Opzet meetopstelling

De hydraulische omstandigheden zijn lokaal door drie sensoren (drukopnemers) gemeten en


de data van die sensoren is in een datalogger opgeslagen. De loggerkast met datalogger en
batterijpakketten is onder het looprek van het remmingwerk bij locatie A bevestigd. Vanuit de
loggerkast is een drukopnemer neergelaten om waterstand en binnentredende golven te
meten. Twee andere drukopnemers, elk voorzien van een kabel met een lengte van ongeveer
100 m, zijn dicht bij de proefvakken in ‘t Hannesgat neergelegd. Zie plattegrond in figuren 4.1
en 4.2 en een voorbeeld van een drukopnemer in figuur 4.3.

3
2

Figuur 4.1 Plattegrond van ’t Hannesgat.

Veldexperiment afzinken rietoevers 29 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 4.2 Dwarsdoorsnede van 4 proefvakken.

Figuur 4.3 Sensor bevestigd aan een funderingsplaat, 17 december 2012.

De waterstanden en de golven zijn in ’t Hannesgat gemeten in de periode 17 december 2012


tot 7 februari 2013. Voor golven zijn de drukken ingewonnen met een frequentie van 4 Hz.
Aan het begin van elk interval van 10-minuten zijn de waarnemingen gestart tot 2048
waarnemingen verricht zijn, dat komt overeen met een periode van ruim 8,5 minuten. De
ruwe waarnemingen zijn bewaard. Apart daarvan zijn de gemiddelde waarde (waterstand) en
de standaard deviatie van de waarnemingen geregistreerd zodat er tijdreeksen van
waterstand en golfhoogte opgebouwd worden met een tijdstap van 10 minuten. De
meetwaarden zijn voor variaties in de barometrische druk gecorrigeerd. In het bijzonder de
zeer korte golven zijn licht onderschat vanwege dispersie. De diepte van opnemers onder het
wateroppervlak was echter gering (ongeveer 0,60 m) zodat de dispersie beperkt is gebleven.
De datalogger is met een geheugen van 512 Mbytes uitgerust. Met drie batterij-pakketten had
de logger voldoende opslagcapaciteit om gedurende 52 dagen zonder uitlezen data te
registreren.

30 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Omdat per interval de gehele reeks van ruwe drukwaarnemingen behouden blijft kan via
spectrale analyse nog een correctie voor dispersie berekend worden. Ook kan achteraf voor
elk interval van 10 minuten de gemiddelde golfperiode tijd gemeten worden. Hiertoe worden
de nuldoorgangen gedetecteerd en geteld. Deze berekening is uitgevoerd na correctie van de
waargenomen drukken voor gemiddelde waterstand. De locatie van de drukopnemers in
’t Hannesgat is in figuren 4.1 en 4.2 met rode stippen aangegeven.

De veiligheid van de apparatuur tegen ongewenst ‘menselijk ingrijpen’ was een punt van
aandacht. Het risico dat apparatuur verplaatst of beschadigd of ontvreemd zou worden, was
aanwezig. Door de loggerkast min of meer uit het directe zicht te hangen en de rest van de
apparatuur onder water neer te leggen en door de nabijheid van de Prins Willem Alexander
schutsluis met RWS-bediening is de kans op data verlies of schade geminimaliseerd, zie
foto’s 4.4 a en b.

Opgemerkt wordt dat het zinken van de proefvakken in een afzonderlijke meetcampagne met
dezelfde apparatuur van april tot oktober 2013 is vastgelegd.

Binnen de rode cirkel staat de loggerkast


Figuren 4.4 a en b Opstelling van de datalogger op het remmingwerk in de voorhaven van de schutsluis, 17
december 2012 en 7 februari 2013.

4.1.2 Meetresultaten

In de meetperiode van 17 december 2012 tot 7 februari 2013 zijn twee stormachtige perioden
opgetreden. De eerste storm was op 23 en 24 december 2012 en een tweede storm
passeerde op 30 en 31 januari 2013 met windsnelheden die behoren bij Beaufort 8. Daarmee
voldoet de meetperiode aan het doel van het meten van waterstanden en golven tijdens een
storm.

Op het IJ is het streefpeil -0,40 m + NAP. In de meetperiode varieerde de waterstand van


0,42 m op het IJ 0,42 m tot in ’t Hannesgat 0,40 m, zie tabel 4.1. De waterstand in ’t
Hannesgat volgt de variatie van de waterstand op het IJ met een enige demping. In de
meetperiode ligt 95 % van de waterstanden op het IJ tussen het gemiddelde ± 0,086 m. In ’t
Hannesgat is die range iets kleiner: het gemiddelde ± 0,084 m. Voor een indruk van de
waterstandvariaties in ’t Hannesgat kunnen de gemeten waterstanden op het IJ bij de
Oranjesluizen worden gebruikt.

Veldexperiment afzinken rietoevers 31 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

In de monitoringcampagne in 2000 in de natuurvriendelijke oever ’t Hannesgat is


geconstateerd dat de natuurvriendelijke oever verzakt was en dat de daggemiddelde
waterstand fluctueerde tussen -0,35 m + NAP en -0,47 m + NAP (Kruijsen en Wessels,
2001), zie tabel 4.2. Deze fluctuatie is minder dan de fluctuatie in de monitoringperiode
2012/2013. Dat kan door een verschil in de meetlocaties en een verschil in meetperioden zijn
veroorzaakt.

Tabel 4.1 Kenmerken van de meetsignalen van de waterstand en de golven in de periode 17 december 2012 tot
7 februari 2013. De locatie van de sensoren is in figuur 4.1 aangegeven.
parameter sensor 1 sensor 2 sensor 3 standaard Standaard- standaard-
gemiddeld gemiddeld gemiddeld afwijking afwijking. afwijking
sensor 1 sensor 2 sensor 3
gemiddelde m 0,9402 0,3857 0,5001 0,0112 0,0075 0,0070
standaardafwijking m 0,0430 0,0419 0,0420 0,0056 0,0027 0,0026
minimum m 0,6855 0,2154 0,3288 0,00117 0,00142 0,00133
maximum m 1,1020 0,5350 0,6484 0,1145 0,02417 0,02591
range max-min m 0,4165 0,3196 0,3196 0,11333 0,02275 0,02458

De standaardafwijking bevat informatie over de golfwerking en de variatie van de waterstand.


De golfhoogte heeft een gemiddelde standaardafwijking in het meetsignaal van 0,011 m en
een maximum standaardafwijking gedurende een periode van ongeveer 8,5 minuut van 0,11
m. Dat betekent dat van 5 % van de golven de golfhoogte groter was dan 0,44 m indien
aangenomen wordt dat de verdeling van de golfhoogten met een normale verdeling kan
worden benaderd, zie tabel 4.1. In ’t Hannesgat is de gemiddelde standaardafwijking in het
meetsignaal slechts 0,007 m en een maximum standaardafwijking gedurende een periode
van 8,5 minuut van ongeveer 0,025 m en dat betekent dat van 5 % van de golven de
golfhoogte groter was dan ongeveer 0,10 m en dat betekent dat de golfhoogten in ‘t
Hannesgat veel kleiner zijn dan op het IJ, zie tabel 4.1.

Tabel 4.2 Waterstanden op twee locaties in het IJ: tot september 1998 bij de Oranjesluis-West en daarna aan de
Surinamekade langs het IJ (Kruijsen en Wessels, 2001).

De standaard deviaties in december 1998 en januari 1999 (zie tabel 4.2) komen goed
overeen met de in 2012/2013 gemeten standaarddeviaties.

32 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Opvallend is echter dat de standaarddeviatie in september en november 1998 aanzienlijk


groter is dan de standaarddeviatie in de andere maanden. Die standaarddeviatie van 0,07 tot
0,08 m komt in de buurt van de maximum standaardafwijking van 0,11 m in 2012/2013
gemeten bij ’t Hannesgat.

Tijdens de meetperiode zijn de drie meetsignalen continu gemeten en de meetsignalen in


figuur 4.5 zien er betrouwbaar uit, zonder ontbrekende data, extreme uitschieters en het
relatieve verloop van de drie signalen is in de tijd vergelijkbaar. Van deze meetsignalen is de
standaardafwijking bepaald die een indruk geef van de variatie in de golfhoogte in de tijd, zie
figuur 4.6. De standaardafwijking van de sensoren in ’t Hannesgat is wat lager dan de
standaardafwijking bij het remmingwerk en dat wordt door de beschutte ligging in ’t
Hannesgat verklaard. Tijdens de storm op 30 en 31 januari treden pieken op in de
standaardafwijking van alle sensoren ongeveer een verdubbeling van de gemiddelde
waarden. Dat wordt verklaard door de hogere golven tijdens een storm.

120
110
100
90
80
70
60
50
40
30
20 sensor 1 sensor 2 sensor 3
10
0
17-Dec-12 31-Dec-12 14-Jan-13 28-Jan-13 11-Feb-13

Figuur 4.5 De drie waterstandmeetsignalen in centimeters als functie van de tijd, de locatie van de sensoren is in
figuur 4.1 aangegeven.

Figuur 4.6 De drie standaardafwijkingen van de drie waterstandmeetsignalen. De locatie van de sensoren is in
figuur 4.1 aangegeven.

In de periode van 26 januari tot 5 februari 2013 is een periode met stormachtige wind uit het
westen opgetreden. De windsterkte en de windrichting die in die periode bij Schiphol zijn
gemeten, worden in de figuren 4.7 en 4.8 in detail weergegeven. De maximum windsterkte
komt overeen met ongeveer Beaufort 7 uit het zuidwesten, zie tabel 4.3. De golfhoogte in en
rondom ’t Hannesgat is afhankelijk van de windsterkte en van de windrichting.

Veldexperiment afzinken rietoevers 33 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De waterstandmeetsignalen uit figuur 4.5 en 4.6 zijn in de figuren 4.9 en 4.10 in detail tijdens
de stormachtige periode beschouwd. Opvallend zijn de plotselinge en kortdurende
veranderingen in de waterstand.

windrichting (graden)
400

300

200
windrichting
100

0
24-Jan-13 26-Jan-13 28-Jan-13 30-Jan-13 1-Feb-13 3-Feb-13 5-Feb-13 7-Feb-13

90 graden = oost
180 graden = zuid
270 graden = west
0 en 360 graden = noord
Figuur 4.7 De windrichting van 24 januari tot 5 februari in Schiphol gemeten, uurgemiddelde waarden (gegevens
KNMI)

windsterkte (m/s)
20

15

10
windsterkte
5

0
24-Jan-13 26-Jan-13 28-Jan-13 30-Jan-13 1-Feb-13 3-Feb-13 5-Feb-13 7-Feb-13

Figuur 4.8 De windsterkte van 24 januari tot 5 februari in Schiphol gemeten, uurgemiddelde waarden (gegevens
KNMI)

34 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuren 4.9 a, b en c Waterstand meetsignalen 1, 2 en 3 gedurende de stormachtige westen wind van 26 januari
tot 5 februari 2013.

Figuren 4.10 a en b Standaardafwijking van de waterstandmeetsignalen 1, 2 en 3 gedurende een stormachtige


westenwind van 26 januari tot 5 februari 2013.

Veldexperiment afzinken rietoevers 35 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Tabel 4.3 Windsterkte in verschillende eenheden (bron: KNMI)


kracht* benaming wind wind uitwerking boven land en bij mens
gemiddelde gemiddelde
snelheid snelheid
over 10 over 10
minuten minuten
km/h m/sec
0 stil 0-1 0-0,2 rook stijgt recht of bijna recht omhoog
1 zwak 1-5 0,3-1,5 windrichting goed af te leiden uit
rookpluimen
2 zwak 6-11 1,6-3,3 wind merkbaar in gezicht
3 matig 12-19 3,4-5,4 stof waait op
4 matig 20-28 5,5-7,9 haar in de war; kleding flappert
5 vrij krachtig 29-38 8,0-10,7 opwaaiend stof hinderlijk voor de ogen;
gekuifde golven op meren en kanalen;
vuilcontainers waaien om
6 krachtig 39-49 10,8-13,8 paraplu's met moeite vast te houden
7 hard 50-61 13,9-17,1 het is lastig tegen de wind in te lopen of
te fietsen
8 stormachtig 62-74 17,2-20,7 voortbewegen zeer moeilijk
9 storm 75-88 20,8-24,4 schoorsteenkappen en dakpannen
waaien weg; kinderen waaien om
10 zware 89-102 24,5-28,4 grote schade aan gebouwen;
storm volwassenen waaien om

4.1.3 Interpretatie van de resultaten

Op het IJ zijn windgolven en scheepsgolven groter dan in ’t Hannesgat. Als echter door
opwaaiing of het beheer van het streefpeil of door schutkolkledigingen of vullingen de
waterstand hoger is, dan het streefpeil, dan neemt de beschermende werking van de
vooroeververdediging af en nemen de golven bij westenwind in hoogte en kracht in
’t Hannesgat toe. Op het IJ heeft ongeveer 5% van de golven een golfhoogte groter dan
0,44 m en in ’t Hannesgat een golfhoogte groter dan 0,10 m. De proefvakken zijn door de
vooroeververdediging goed tegen de werking van golven op het IJ beschermd.

De peilvariaties in het IJ zijn ongeveer ± 0,10 m ten opzichte van het streefpeil.

36 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

4.2 Het proces van zinken van de proefvakken

4.2.1 Inleiding

Het monitoren van het proces van zinken van de proefvakken is onderdeel van het
monitoringsprogramma. De proefvakken 3 en 4 in ’t Hannesgat waren in 2012 verkeerd
aangelegd en lagen al tijdens de aanleg op de bodem door een belasting met een dikke laag
zand. De nieuwe proefvakken 5, 6 en 7 zijn in 2013 aangelegd en het proces van zinken is
volgens het monitoringsprogramma gemeten. De meetopstelling wordt in paragraaf 4.2.2
beschreven en vervolgens worden de meetresultaten in paragraaf 4.2.3 behandeld.

4.2.2 Opzet meetopstelling

Op de hoekpunten van de proefvakken 5, 6 en 7 zijn drukopnemers geplaatst die de druk


meten van de sensor ten opzichte van de waterstand. Deze druk is een maat voor de afstand
van de sensor ten opzichte van de waterstand. Hierbij is aangenomen dat de proefvakken
vrijwel horizontaal zinken, zodat het zinken van een hoekpunt representatief is voor het
zinken van het gehele proefvak. De meetsignalen worden in een datalogger opgeslagen, zie
de meetopstelling in figuur 4.11. Het meetprogramma slaat elk uur een meetwaarde van het
gemiddelde en de standaardafwijking. De meetwaarden zijn voor de barometrische
drukvariaties gecorrigeerd.

Data- 6
logger

Figuur 4.11 Meetopstelling voor het meten van het zinken van de proefvakken 5, 6 en 7.

Veldexperiment afzinken rietoevers 37 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 4.12 De sensor zit in de schuine pvc-buis op een hoekpunt van proefvak 7, 3 juni 2013

4.2.3 Meetresultaten

4.2.3.1 Inleiding

Het zinken van de proefvakken wordt door de volgende verschijnselen beïnvloed:

• Het verdringen van de lucht in de wilgentakken door water


• Groei van riet en algen op de proefvakken
• Het plaatsen en verwijderen van bescherming tegen vraat
• Tijdens het monitoren wordt er op de proefvakken gelopen.

De variaties in de waterstand hebben geen invloed op de metingen. De resultaten van het


zinken worden in de paragrafen 4.2.3.2 voor de proefvakken 3 en 4 die in 2012 zijn
aangelegd, in paragraaf 4.2.3.3. voor de proefvakken die in 2013 zijn aangelegd en in
paragraaf 4.2.3.4 met een evaluatie van de meetresultaten.

4.2.3.2 Proefvakken 3 en 4 in 2012

De laag zand aan de randen van het proefvak is geërodeerd in de periode van 11 tot 24 juli
2012. Vervolgens is de rand van het zinkstuk gaan drijven, zodanig dat de uiteinden net
boven water uitstaken, zie figuren 3.6, 3.7 en 4.13. Ruim 4 maanden later tijdens een
opname in december 2012 bleek de rand van het rijsmat te zijn gezonken. Dit na enkele
maanden zinken van een rijsmat is volgens de verwachtingen bij de start van het
veldexperiment verlopen.

38 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 4.13 Proefvak 3 in 2012 in ‘t Hannesgat

4.2.3.3 Proefvakken 5, 6 en 7 in 2013

De kwaliteit van het meetsignaal is door onverklaarbare uitschieters en korte perioden


(bijvoorbeeld 24 mei van 8:45 tot 12:16 uur) met onbetrouwbare signalen achteruit gegaan,
maar het resterende meetsignaal is voldoende voor een analyse van het zinkproces.

Het zinken van de proefvakken verloopt in twee fasen:


Van 15 april tot eind augustus zakt het proefvak 7 ongeveer 0,30 m en dat is ongeveer 0,08
m per maand. In die periode zakt proefvak 5 ongeveer 0,20 m en in de maand augustus ook
met een snelheid van 0,08 m per maand, zie figuur 4.14. In de voorgaande maanden juni en
juli zakte proefvak 5 onregelmatig en in een veel langzamer tempo.
Na de eerste fase zakt een proefvak met een snelheid van ongeveer 0,015 m per dag
(proefvak 5) en 0,025 m per dag (proefvak 7) totdat de rijsmaten op de bodem liggen, zie
figuur 4.15. In totaal zinkt proefvak 5 ongeveer 0,1 m en proefvak 7 ongeveer 0,20 m.
Opgemerkt wordt dat de nulwaarde van het meetsignaal door de positie van de sensor op
een hoekpunt van een rijsmat wordt bepaald. De verschillen in meetwaarden op verschillende
tijdstippen geven het proces van zinken weer. Beide proefvakken liggen in ondiep water.
Opgemerkt wordt dat de drukopnemers na zinken op de bodem de waterstandvariaties en
golven meten in de periode na 2 september. Opgemerkt wordt dat proefvak 7 in een heel
regelmatig tempo is afgezonken.

De drukopnemer bevestigd aan proefvak 6 is eind mei gestopt betrouwbaar te functioneren,


waarschijnlijk door vandalisme. Na die tijd zijn er geen meetresultaten van het zinken van
proefvak 6. De indruk is dat het zinken van proefvak 6 op een vergelijkbare wijze is verlopen
als het zinken van de proefvakken 5 en 7.

Veldexperiment afzinken rietoevers 39 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Paars = proefvak 5, Blauw = proefvak 6, rood = proefvak 7


Figuur 4.14 Het zinken van de hoekpunten van de proefvakken 5, 6 en 7 van 27 april 2013 tot 1 oktober 2013.

Proefvakken liggen
geheel onder water

Paars = proefvak 5 en rood = proefvak 7


Figuur 4.15 Detail van het zinken van proefvakken 5 en 7 in augustus en september 2013.

40 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

4.2.3.4 Interpretatie

Het zinken van de proefvakken verloopt in twee fasen.

Fase 1
Fase 1 duurt totdat de rijsmat geheel onder water ligt. Een mogelijke verklaring voor het
zinken in fase 1 is dat de lucht in de wilgentakken van de rijsmat langzaam door water wordt
verdrongen. De duur van fase 1 is dan afhankelijk van de dikte van de rijsmat. Proefvak 5
zinkt minder dan proefvak 7 in de eerste fase tot dat de rijsmat geheel onderwater ligt omdat
proefvak 7 een dikkere tussenlaag heeft en meer fijne wilgentakken dan proefvak 5. Het
gewicht van het deel van de rijsmat dat droog boven water uitsteekt is bij proefvak 7 wat
groter dan bij proefvak 5.

Fase 2
In Fase 2 zijn de wilgentakken met water verzadigd tot voorbij een kritische
verzadigingsgraad en zakt een rijsmat sneller naar de bodem dan in fase 1.
Proefvak 5 zinkt langzamer dan proefvak 7 omdat proefvak 7 een dikkere tussenlaag heeft en
meer fijne wilgentakken dan proefvak 5. Nadat de lucht in de takken verdrongen is, is het
onderwater gewicht per vierkante meter van proefvak 7 groter dan het onderwatergewicht van
proefvak 5. Dat verklaart het verschil in zinksnelheid.

Na het zinken meet het instrument (drukdoos) veranderingen in de waterstand. Daarnaast is


het mogelijk dat de hoekpunten van de proefvakken (waar de drukdoos is bevestigd) niet
meteen stabiel op de bodem liggen. Door kleine verstoringen kan de mat wat hoger of lager
komen te liggen, bijvoorbeeld doordat tijdens het monitoren op het proefvak wordt gelopen.
Mogelijk is niet direct alle lucht uit de takken verdrongen en gaat dat proces nog even door
nadat een hoekpunt de bodem heeft geraakt. Na verloop van tijd komt een proefvak stabieler
op de bodem te liggen.

4.3 Hydraulische omstandigheden langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Tijdens visuele inspecties van de proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) in


2012 bleek dat breukstenen dammetjes de waterspiegeldaling en de secundaire
scheepsgolven onvoldoende dempen om uitspoeling van grond uit het proefvak te
voorkomen.

De waterstandvariaties in proefvak 1.3 zijn op 15 oktober 2013 van 10:37 tot 14:15 uur
gemeten, zie het meetsignaal in figuur 4.16. In het midden van het proefvak is een drukdoos
op de bodem geplaatst, zie figuur 4.3 (foto van de meetopstelling). Het meetsignaal geeft aan
dat de veranderingen in de waterstand voldoende nauwkeurig zijn gemeten. Tijdens de
meetperiode zijn de kenmerken van de passerende schepen genoteerd, zie tabel 4.5.

Tabel 4.5 Kenmerken van het scheepvaartverkeer tijdens de meetperiode op 15 oktober 2013.
Tijd Richting Kenmerken van het passerende schip
(uur. minuten) Noord of zuid
10.45 N Duwboot Terina zonder bakken
10.52 Z Recreatievaartuig, oud model
10.58 Z Binnenvaartschip IBUMA leeg, langzaam versnellend
10.59 N Lege duweenheid Hercules IX met 4 duwbakken
11.00 Z Europaschip La Liberte, diep geladen
11.02 Z Leeg tankschip Green Line versnellend

Veldexperiment afzinken rietoevers 41 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Tijd Richting Kenmerken van het passerende schip


11.07 Z Leeg tankschip, RHK type, Concorde versnellend
11.08 N Halfgeladen Thorsten, RHK type, langzaam varend
11.10 N Geladen Lucienne, RHK type
11.15 N Halfgeladen tankschip Seba, RHK type
11.24 Z Halfgeladen Centurion, 2040 ton
11.29 N Lege Animo, kempernaar type
11.36 N Geladen cement tanker Rozengracht, 700 ton
11.40 Z Geladen koppelverband Explosief II, 2700 +2675 ton
11.45 -
11.46 N Lege Janet
12.30 N Geladen tanker Calat 6
13.10 N Lege tanker Alpha en 2 kleine geladen schepen
13.30 Z Groot passagierschip gevolgd door een Europaschip ontmoeten een
tanker
13.45 N Leeg koppelverband snelvarend
13.56 N politieboot
14.03 Z Snelle recreatiemotorboot
14.03 Z Lege tanker Megan
14.10 N Lege Eiltank
14.11 Z Leeg motorschip type RHK
14.12 Z Leeg motorschip type Dortmunder, langzaam varend
14.13 Z Halfgeladen motorschip, langzaam varend
14.15 z Lege tanker, langzaam varend

In het meetsignaal zijn de waterspiegeldaling en de secundaire scheepsgolven van de


passerende schepen te herkennen, zie de detailweergave in figuur 4.17. Daarnaast blijkt de
waterspiegel in het kanaal in de meetperiode ruim 0,05 m te variëren. Bij de extreme golven
is de drukdoos droog gevallen. De maximum golfhoogte is ongeveer 0,35 m. De
kenmerkende verdeling van de waterstanden ten gevolge van de passerende schepen is in
figuur 4.18 weergegeven. Hieruit blijkt dat de extremen een andere verdeling hebben dan de
gemiddelde waterstanden. De verdeling is bij benadering symmetrisch ten opzichte van de
mediaan. Opgemerkt wordt dat de waarde van de mediaan, die ongeveer 0,20 m is, bepaald
wordt door de positie van de sensor. Het signaal wordt gebruikt om verschillen in de
waterstand te bepalen.

42 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 4.16 De waterstand gemeten in proefvak 1.3 langs het Amsterdam-Rijnkanaal op 15 oktober 2013.

Figuur 4.17 Detail van de gemeten waterstanden van 12.21 tot 13.04 uur, minuten

Veldexperiment afzinken rietoevers 43 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 4.18 Gemeten waterstanden naar grootte cumulatief geordend.

44 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

5 Ecologie

5.1 Inleiding

Ter voorbereiding van de aanleg van de proefvakken is op 6 juli 2012 tijdens een veldbezoek,
waarbij Gemeente Amsterdam, PBIJ (Maurice Backerra), Dienst Landelijk Gebied (Cees
Buddingh), Hugo Coops (Scirpus Ecologisch Advies) en Deltares (Maarten van der Wal)
aanwezig waren, nader over aanlegaspecten van de proefvakken met riet overlegd. Hierbij
zijn aanbevelingen gedaan over onder andere het aanbrengen van gaas over de vakken en
over het toepassen van rietkluiten of rietpollen uit de dichtgegroeide sloot tussen het
bestaande eiland in de bestaande rietkraag langs ’t Hannesgat en de oever. Deze
aanbevelingen zijn uitgevoerd.

In het monitoringsplan staat dat het doel van de biologische monitoring is het vastleggen van
de mate van succes van de rietaanplant in 8 proefvakken langs de westzijde van het
Zeeburgereiland. Per proefvak in ’t Hannesgat worden onderstaande metingen uitgevoerd en
per proefvak langs het ARK alleen de met * aangeduide parameters.

- overleving van aangeplante kluiten (mei 2013)*


- aantal uitlopers per aangebrachte kluit (mei 2013)
- totale rietbedekking (september 2012, mei 2013, juli 2013, september 2013)*
- rietexpansie buiten de randen van het proefvak (aantal scheuten en maximale afstand;
september 2012, mei 2013, juli 2013, september 2013)
- vraatverschijnselen (beschrijving)*
- beworteling (beschrijving)
- vestiging nieuwe plantensoorten (september 2012, mei 2013, juli 2013, september 2013)*

Binnen de proefvakken worden kwadraten (pq's) gemarkeerd waarbinnen metingen aan de


planten worden gedaan:

- bedekkingspercentage (september 2012, mei 2013, juli 2013, september 2013)*


- hoogte (dm) en basale dikte (mm) van stengels (september 2012, september 2013)
- frequentie van bloei (september 2012, september 2013)*
- frequentie van schade (vraat, mechanisch, insecten, schimmel, droogte) (september
2012, mei 2013, juli 2013, september 2013)*

De wijzigingen in de aanleg van de proefvakken en de ervaringen tijdens de uitvoering van


het monitoringsplan hebben geleid tot enkele aanpassingen van het monitoringsplan. De
kwadraten worden door de wiepen van het bovenrooster van de proefvakken gemarkeerd. De
overleving van aangeplante kluiten is gemeten, het aantal uitlopers per kluit is gemeten als
het aantal uitlopers per vierkante meter. Van de totale rietbedekking is een indruk verkregen
aan de hand van de vele foto’s, de rietexpansie buiten de randen van het proefvak en de
vraatschade, De bloei van het riet is gemonitord. De dikte van de rietstengels is kwalitatief
bepaald. De beworteling is in 2013 nog niet erg ontwikkeld en is niet gemonitord. De vestiging
van nieuwe plantensoorten is niet in detail gemonitord omdat de meeste nieuwe
plantensoorten (onder andere rietgras) na het zinken van een proefvak zijn afgestorven. Het
aantal opnames is verhoogd tot een maandelijkse opname om de ontwikkeling in de tijd
voldoende nauwkeurig te kunnen vastleggen. Daarmee is een voldoende indruk van het
succes van de rietaanplant in de proefvakken verkregen.

Veldexperiment afzinken rietoevers 45 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

5.2 Proefvakken in 2012 in ’t Hannesgat

Tijdens de schouw op 24 juli 2012 bleek dat het riet niet volgens het bestek in de proefvakken
was aangebracht. Het planten van rietkluiten en van gekweekte rietplantjes in een
aangebrachte laag grond geeft onvoldoende steun en bescherming aan de plantjes om zich
te ontwikkelen, zie figuur 5.1. Tijdens de schouw bleek een watervogel gestikt te zijn in het
net ter bescherming van de proefvakken tegen vraat. De gemeente Amsterdam besloot
daarop deze netten te verwijderen en niet door een andere bescherming te vervangen. De
oorspronkelijk aanwezige vraatwering (netten) is in de periode voor 2 oktober 2012
verwijderd. In de daarop volgende maanden is waarschijnlijk het riet door overwegend
meerkoeten opgegeten.
Tijdens de schouw waren de proefvakken gevuld met rietkluiten uit de bestaande rietkraag in
’t Hannesgat en met gekweekte rietplantjes geleverd door Tribute BV. De bestaande rietkraag
heeft veel aangevreten stengels en breidt zich niet uit waarschijnlijk omdat de jonge uitlopers
door watervogels worden gegeten.

Figuur 5.1 Proefvak 4 met rechts de gekweekte rietplantjes en links de rietkluiten met daarachter proefvakken 3, 2
en 1 op 24 juli 2012 (foto Robin van der Sligte)

Aan het einde van het groeiseizoen heeft Hugo Coops van Scirpus Ecologisch Advies op
2 oktober 2012 een beperkte opname van de proefvakken in ‘t Hannesgat gemaakt. De
rietbegroeiing op de proefvakken is als volgt per proefvak te karakteriseren:

• In proefvak 1 was van de aangebrachte rietkluiten nog 2 m2 over (2 grote pollen), dichte
uitgroei met 1,5 m hoge scheuten en een ijle pol met 0,8 m hoge scheuten. Van de
overige rietkweekplantjes was nog een klein stukje met grotendeels dode, 0,4 m hoge
scheuten te zien.
• In proefvak 2 was van de aangebrachte rietkluiten nog 2 m2 over (3 pollen), dichte
uitgroei met 1,5 m hoge scheuten. Rietkweekplantjes waren geheel verdwenen.
• Het riet in proefvak 3 was geheel verdwenen, de stengels van enkele afgestorven
kluiten steken boven water uit.
• Het riet in proefvak 4 was ook geheel verdwenen, alleen de stengels van enkele
afgestorven rietkluiten steken boven water uit.

46 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Resumerend kan worden gesteld dat in ‘t Hannesgat alleen de volwassen rietkluiten in


proefvakken 1 en 2 de zomer hebben overleefd. Het overgebleven riet zag er niet erg vitaal
uit (mogelijk vanwege het late aanplanttijdstip in het groeiseizoen en beschadiging van de
stengels tijdens het transport) en de pollen zijn klein. Deze resultaten zijn aanleiding geen
volledige opname in het najaar 2012 uit te voeren. In ‘t Hannesgat waren vrij veel watervogels
aanwezig ter hoogte van de proefvakken (voornamelijk krakeenden en wilde eenden).

Op 10 december 2012 is het beeld van de proefvakken in ’t Hannesgat vrijwel gelijk aan het
beeld op 2 oktober 2012, zie figuren 5.2 a en b.

In januari 2013 is al het riet van de proefvakken 1, 2, 3 en 4 verdwenen en is de laag grond


geheel onder water gezakt. In het voorjaar van 2013 is niets uitgelopen en is er op de plaats
van de proefvakken geen enkele begroeiing te bekennen. De resulterende lokale ondiepten
worden door watervogels gebruikt als een tijdelijke verblijfplaats, waar ze kunnen staan.
Daarop is besloten deze proefvakken niet langer te monitoren.

Figuur 5.2 a en b. Proefvakken 1 en 2 en de proefvakken 3 en 4 in ’t Hannesgat op 10 december 2012

5.3 Proefvakken in 2013 in ’t Hannesgat

In 2013 zijn de proefvakken 5, 6 en 7 in april 2013 juist voor de start van het groeiseizoen
aangelegd. De ecologische opnamen zijn op 24 mei, 20 juni, 19 juli, 23 augustus en 27
september uitgevoerd. Proefvak 6a is beplant met rietkweekplantjes en proefvak 6b is beplant
met rietwortelstokken.

Bevindingen eind juli 2013


Van de drie beplante proefvakken is eind juni alle vraatbescherming verwijderd, omdat de
uitlopers van het riet door de rietbescherming beperkt werden in hun groei. Op rijsmat 7 is
daarna veel vraatschade door meerkoeten opgetreden. Bij aankomst op 19 juli 2013 zat er
een groep van ca. 50 meerkoeten op dit proefvak. Er is een achteruitgang ten opzichte van
een maand eerder in aantallen en grootte van stengels.
Op proefvak 5 zijn eind juli geen groene stengels meer aanwezig.
Het riet op de oostelijke deel van proefvak 6a groeit goed uit: er worden veel nieuwe
scheuten gevormd en er is een redelijk sterke uitloop van rhizomen. In dat proefvak 6 is het
niet altijd meer mogelijk individuele planten te herkennen omdat de rhizomen door elkaar zijn
gaan groeien, zie figuur 5.3. Eind juli is alleen langs de randen enige vraatschade
waargenomen. Opvallend is dat sommige rietpollen vergeelde bladeren vertonen, mogelijk
als gevolg van een nutriëntentekort.

Veldexperiment afzinken rietoevers 47 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Bevindingen eind augustus 2013


Eind augustus is de overgebleven rietbegroeiing in proefvak 7 sterk aangevreten en de
overlevende rietstengels zijn grotendeels bladloos en verdord. Bij aankomst op 23 augustus
(13:00) zaten er ca. 20 eenden (krakeend en wilde eend) en enkele meerkoeten op en rond
het proefvak. De aantallen overgebleven stengels gaan verder achteruit. Het proefvak is
gezonken en het ligt vast op de bodem.
Het riet op de voorste helft van proefvak 6a groeit goed verder ondanks vraat en
betredingsschade in enkele delen (vooral de randen), zie figuur 5.4. Er is een vitale jonge
rietbegroeiing ontstaan. De uitgelopen scheuten hebben een maximale hoogte tot ca. 1,80 m.
Door de vraat en compenserende groei zijn de aantallen scheuten per vak in sommige
gevallen erg hoog, tot maximaal ruim 200 per vakje. Op een paar plaatsen zijn uit omgevallen
stengels Legehalmen ontstaan met nieuwe uitlopers op de knopen; maximaal 3 m lengte. De
eerste bloeiende scheuten werden gevonden. De één maand eerder geconstateerde
vergeling van sommige planten is nog sterker zichtbaar geworden; het vergelingseffect lijkt
alleen op te treden in een aantal kluiten, en is waarschijnlijk een herkomsteffect. Proefvak 6
drijft nog laag in het water (maar zakt bij betreding plaatselijk naar de bodem).

Bevindingen eind september 2013


De zinkstukken zijn begin september gezonken en liggen nu vast op de bodem. Met
uitzondering van de oostelijke helft van proefvak 6a, is er geen levend riet aanwezig.
Bij aankomst op 27 september omstreeks 9:00 uur zaten er ca. 20 krakeenden op de boven
water uitstekende delen van proefvak 7. In ‘t Hannesgat zaten de hele ochtend ca. 30
meerkoeten.
Het riet op de oostelijke helft van proefvak 6a staat nu voor ca. 20-40 cm in het water,
gerekend vanaf de leeflaag tussen de wiepen, zie figuur 5.5. Er is ten opzichte van de vorige
opname erg veel vraat geweest, waardoor tot meer dan de helft van de aanwezige stengels
tot een kort stompje is gereduceerd (deze aangevreten stengels zijn apart geteld). De
stengelhoogte neemt niet verder toe en is maximaal 1,70 m. Er zijn enkele bloeiende stengels
aangetroffen.

Figuur 5.3a Proefvak 6a met Hugo Coops op 25 april 2013

48 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 5.3b Oostelijke helft van proefvak 6a op 20 juni 2013

Figuur 5.3c Oostelijke helft van proefvak 6a op 19 juli 2013, het bovenrooster van de rijsmat ligt nog boven water.

Veldexperiment afzinken rietoevers 49 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 5.3d Monitoring westelijke helft van proefvak 6b op de voorgrond en proefvak 6a op de achtergrond
op 19 juli 2013

Figuur 5.4 Oostelijke helft van proefvak 6a op 23 augustus 2013, de rijsmat drijft nog en de rietstengels hebben
vrijwel hun maximum lengte in het groeiseizoen 2013.

Figuur 5.5 Proefvak 6 op 1 november 2013, de rijsmat is gezonken (foto Hugo Coops).

50 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De verdeling van de lengte van de rietstengels boven water of boven de rijsmat over proefvak
6 op 19 juli en op 23 augustus is in de tabellen 5.1 en 5.2 weergegeven. Voor de grote
variatie van de stengellengte in proefvak 6a is geen verklaring voorhanden.
De rietstengels in proefvak 6 blijken in juli het snelst te groeien en de stengels bereiken eind
augustus hun maximum lengte, zie de figuren 5.6 en 5.7. De meest kenmerkende parameters
van de groei van het riet in de proefvakken zijn in tabel 5.3 samengevat.

Tabel 5.1 Aantal stengels in de kwadranten van proefvak 6 op 19 juli 2013

19-07-13 kwadranten
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 63 122 88 102 113 1 0 4 0 0
2 99 83 42 88 61 0 9 0 28 0

3 54 95 85 82 51 10 5 5 16 4
4 87 95 59 60 42 4 0 4 3 0
5 78 107 66 155 59 0 22 0 0 0
6 83 59 88 113 96 0 0 8 0 0
7 67 83 115 105 53 0 28 4 0 0
8 104 114 113 129 151 19 5 15 5 6
9 139 107 95 138 103 27 13 0 0 0
10 102 136 135 98 49 0 6 4 0 0

Tabel 5.2 Aantal stengels in de kwadranten van proefvak 6 op 23 augustus 2013

23-08-13 kwadranten

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
1 60 162 70 140 170 5 0 0 0 0
2 125 66 45 80 92 12 10 0 16 0
3 45 75 105 50 49 4 15 0 11 0
4 90 50 45 115 55 5 0 0 0 0
5 85 80 53 130 85 0 14 0 0 0
6 100 140 120 160 105 0 7 0 0 0
7 110 110 130 120 56 0 0 0 0 0
8 120 110 120 120 213 8 0 4 0 0
9 130 110 100 110 59 3 7 0 0 0
10 120 190 200 130 62 0 0 0 0 0

Geel = riet met vraatschade


Groen = klassen van stengellengtes

Veldexperiment afzinken rietoevers 51 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Groen = maximum lengte


Blauw = gemiddelde lengte
Rood = aantal aangevreten stengels

Figuur 5.6 Het aantal rietstengels per vierkante meter in proefvak 6a in het groeiseizoen 2013

Groen =maximum stengellengte


Zwart = gemiddelde stengellengte

Figuur 5.7 De lengte van de rietstengels per vierkante meter in proefvak 6a in het groeiseizoen 2013

52 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Tabel 5.3 Groei van riet op proefvakken 5, 6 en 7

aange
gem vreten max
aantal sten- sdev aantal aantal gem max
Proefvak Datum stengels gels stengels stengels hoogte hoogte
(-/m2) (-/m2) (-/m2) (-/m2) (m) (m)
5 24/05/2013 0.6 1.4 8 0.16 0.50
20/06/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00
19/07/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00
23/08/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00
27/09/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00

6a 24/05/2013 27.7 8.4 47 0.27 0.40


20/06/2013 48.8 13.9 80 0.44 0.60
19/07/2013 92.2 28.9 155 0.92 1.30
23/08/2013 103.3 41.6 213 1.40 1.70
27/09/2013 55.2 16.8 32.8 145 1.35 1.70

6b 24/05/2013 1.2 2.1 8 0.13 0.20


20/06/2013 2.6 3.4 11 0.28 0.60
19/07/2013 5.1 7.8 28 0.40 0.90
23/08/2013 2.4 4.5 16 0.63 1.00
27/09/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00

7 24/05/2013 1.0 1.6 8 0.14 0.30


20/06/2013 4.4 3.4 16 0.38 0.60
19/07/2013 2.3 5.6 51 0.26 0.70
23/08/2013 0.5 1.2 6 0.22 0.40
27/09/2013 0.0 0.0 0 0.00 0.00

5.4 Proefvakken langs het Amsterdam-Rijnkanaal

Na afloop van het eerste groeiseizoen in 2012 kan de rietontwikkeling in de proefvakken


langs het Amsterdam-Rijnkanaal als volgt worden gekarakteriseerd:

Proefvak 1.1
Proefvak 1.1 oostelijke helft, deel a, met de gekweekte rietplantjes is volledig begroeid met
riet (bedekking 100%, hoogte 0,6 m), zie figuren 5.8 tot en met 5.10.
Proefvak 1.1 westelijke helft, deel b, met rietkluiten is het riet gereduceerd tot een restant riet
tegen stortsteen achterin het vak (bedekking 20%). De rietkluiten hebben te weinig houvast in
het proefvak tegen de optredende golfwerking.

Proefvak 1.2
Geen riet meer aanwezig vanwege een te lage kruinhoogte van het breukstenen dammetje,
waardoor te weinig bescherming tegen golfwerking in het proefvak is verkregen, zie figuren
5.8 en 5.11.

Veldexperiment afzinken rietoevers 53 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Proefvak 1.3
In proefvak 1.3 oostelijke helft, deel a, is geen riet meer aanwezig en in proefvak 1.3 deel b is
een redelijke hoeveelheid riet gevestigd, maar sterk ondergraven door wegspoelen van
sediment, waardoor diepe gaten in het vak zijn gevallen. (bedekking 30%), zie figuren 5.12 en
5.13.

Proefvak 1.4
In proefvak 1.4 is in het deel met de rietkluiten een klein hoekje met levend riet overgebleven.
De bedekkingsgraad van dat deel van proefvak 1.4 is ongeveer 10%.
In proefvak 1.4 is in het deel met het gekweekte riet één losdrijvend polletje levend riet
waargenomen (bedekking 0,1%), zie figuur 5.14.

Figuur 5.8 Overzicht van de proefvakken op 4 september 2012 (foto door de heer Delissen)

Figuur 5.9 a en b Proefvak 1.1 met gekweekte rietplantjes op de voorgrond en een restant rietkluiten op de
achtergrond op 18 september 2012 (links) en 10 januari 2013 (rechts, foto H. Vader)

54 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 5.10 Proefvak 1.1 met de rietkluiten op 10 december 2012.

Figuur 5.11 Proefvak 1.2 is geheel onder water verdwenen op 10 december 2012, met op de achtergrond
proefvak 1.1

Figuur 5.12 a en b Proefvak 1.3 op 10 juli 2012 direct na aanleg (foto de heer Delissen) en op 24 juli 2012

Veldexperiment afzinken rietoevers 55 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Figuur 5.13 a en b Proefvak 1.3 met daarachter proefvak 1.2 vrijwel geheel onder water en daarachter proefvak 1.1
op 18 september 2012 en rechts proefvak 1.3 op 10 december 2012.

Figuur 5.14 a en b Proefvak 1.4 tijdens de aanleg op 10 juli 2012 (foto Delissen) en zonder riet en met zwerfvuil op
10 december 2012

56 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

6 Beheer en onderhoud en omgevingsmanagement

Tijdens de monitoringperiode zijn de beheer- en monitoringsactiviteiten in de Ecologische


Verbinding Zone vastgelegd. De aannemer had geen verplichting tot het uitvoeren van
beheer- en onderhoudsactiviteiten. Projectbureau IJburg verwachtte in de monitoringperiode
geen beheer- en onderhoudsactiviteiten aan de proefvakken zelf. Bij de start van de van
aanleg van de proefvakken zijn de omwonenden met een brief geïnformeerd over het
veldexperiment, zie bijlage C. Naar aanleiding van deze brief en tijdens de
vergunningprocedure zijn geen reacties van omwonenden ontvangen. Voor het
veldexperiment is door Rijkswaterstaat Noord-Holland een vergunning in het kader van de
Waterwet verstrekt. Daarnaast heeft de Gemeente Amsterdam een objectvergunning
afgegeven. Een voorwaarde was dat de uitvoering van het veldexperiment volgens de
gedragscode flora en fauna van de Gemeente Amsterdam zou worden uitgevoerd. Een
ecologisch adviesbureau heeft dat vervolgens gecheckt en geconcludeerd dat het
veldexperiment aan die gedragscode voldeed.

Nadat er schade aan de proefvakken was optreden door het wegspoelen van grond en riet en
de proefvakken bovendien niet volgens het bestek bleken te zijn aangelegd is er over het
herstel van die schade overlegd met de Gemeente Amsterdam. Besloten is dat die schade
niet hersteld zou worden en dat Deltares de proefvakken in 2013 opnieuw zou aanleggen. De
kosten daarvan bedroegen ongeveer € 40.000,--.
In de monitoringperiode zijn geen onderhoudsactiviteiten in ’t Hannesgat uitgevoerd. Langs
het ARK is in de directe omgeving van de proefvakken een bunkerschip verplaatst en daartoe
is ook een toegangsweg op de oever van het Amsterdam-Rijnkanaal vernieuwd.

Bescherming tegen vraat


De bescherming tegen vraat door watervogels bestond uit een gaasconstructie over de helft
van een proefvak voor de eerste groeifase van het riet. Toen het riet na ongeveer twee
maanden zo hoog was dat het door het gaas begon te groeien, is besloten de bescherming te
verwijderen met de gedachte dat de uitgegroeide rietplantjes daarna geen schade door vraat
meer zouden ondervinden. Dat bleek later niet het geval te zijn. De kosten van het
verwijderen van de bescherming tegen vraat bedroegen ongeveer € 2.000,--.

Vandalisme
Tot twee keer toe zijn de touwen waaraan proefvak 7 tijdens de drijvende fase is verankerd
doorgesneden. De sensor op een hoekpunt van proefvak 6 is hoogstwaarschijnlijk door
vandalen kapotgetrokken. De schade aan de sensor is niet hersteld, omdat het herstel teveel
tijd zou vragen, mede door de levertijd van een nieuwe sensor en de tijd nodig voor het
afregelen van een sensor. Daarna is proefvak 7 aan stalen kabels vastgelegd en is er geen
vandalisme meer geconstateerd. De kosten van het herstel van de schade aan proefvak 7
bedroegen ongeveer € 700,--.

Naar aanleiding van het vandalisme en vragen van omwonenden is in juni 2013 een nieuwe
brief met informatie naar de omwonenden gestuurd, zie bijlage D.

Recreanten gebruiken de proefvakken langs de ARK en hebben een loper over de


breukstenen en de bramenuitlopers uitgelegd om de toegang tot één van de proefvakken te
vergemakkelijken.

Veldexperiment afzinken rietoevers 57 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Het ondiepe water van een proefvak met de dynamiek van de scheepsgolven was in de
zomer waarschijnlijk een aantrekkelijke recreatieplek voor de omwonenden. In het
betreffende proefvak groeit vrijwel geen riet en daarom hebben recreanten waarschijnlijk
geen schade aan de begroeiing van het proefvak veroorzaakt.

Drijfvuil
Tegen en op de proefvakken heeft zich veel drijfvuil opgehoopt, maar na verloop van tijd is
het meeste drijfvuil ook weer verdwenen, zie bijvoorbeeld figuren 3.17 en 5.14b. Er zijn geen
kosten gemaakt voor het verwijderen van drijfvuil. De resultaten van het veldexperiment zijn
vrijwel niet beïnvloed door de aanwezigheid van drijfvuil. In de hoeken van de bestaande
rietkraag in ‘t Hannesgat heeft zich veel drijfvuil in de loop van de tijd opgehoopt. Het
verdient aanbeveling dat een beheerder zich bezint op de mogelijkheden drijfvuil in de
toekomst uit een ecologische verbindingszone te verwijderen of de ecologische
verbindingszone te beschermen tegen drijfvuil.

Onderhoud riet
De rietwortelstokken waren niet voldoende klem komen te zitten tussen de wilgentakken om
de trekkracht van meerkoeten te kunnen weerstaan. Er is onderhoud uitgevoerd door enkele
rietwortelstokken opnieuw te klemmen tussen de wilgentakken. Een rijsmat met een
tussenlaag van grote en dikke wilgentakken is minder geschikt voor wortelstokken en meer
geschikt voor het klem zetten van gestoken rietplanten. Een rijsmat met een tussenlaag
waarin fijne en grote wilgentakken gemengd zijn, is meer geschikt voor het vastklemmen van
wortelstokken.
Een kleine proef met enkel mattenbiesplanten mislukte omdat de meerkoeten de planten met
wortelstelsel en al uit de rijsmat trokken en de planten versleepten of opaten.

Conclusies voor NMIJ


Door de geringe belasting van de proefvakken door golven is er geen schade aan de
rijsmatten opgetreden. De verbindingen in de rijsmatten zijn tot het zinken in een goede
conditie gebleven. Daardoor zijn er geen kosten gemaakt voor het onderhoud van rijsmatten.

De tussenlaag van een rijsmat bestaat bij voorkeur uit een mengsel van dikke en fijne
wilgentakken, omdat rietplanten en wortelstokken daarin beter geklemd kunnen worden dan
in een tussenlaag van alleen dikke wilgentakken. Tenminste de eerste twee groeiseizoenen
moet het riet beschermd worden tegen vraat door watervogels, voornamelijk meerkoeten.
Verwacht mag worden dat aan een bescherming tegen vraat enig onderhoud moet worden
uitgevoerd en dat de bescherming na enkele jaren verwijderd moet worden.

Bij drijvende rijsmatten moet men bedacht zijn op de mogelijkheid van vandalisme. De kosten
van het herstel van de schade door vandalisme kan sterk uiteenlopen en is afhankelijk van de
locatie en het gebruik van de proefvakken door recreanten.

In de periode na aanleg dient een grootschalige constructie met rijsmatten begroeid met riet
in het groeiseizoen maandelijks te worden geïnspecteerd, voornamelijk om te controleren op
schade door vandalisme en of de bescherming tegen vraat goed functioneert. Waarschijnlijk
zijn de kosten van een regelmatige inspectie de grootste onderhoudspost. Die kosten kunnen
worden gedrukt door monitoring op afstand of door een regelmatige visuele inspectie op een
van de rijsmatten.

58 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

7 Antwoord op onderzoeksvragen

De monitoring van de proefvakken is gericht op de beantwoording van de vragen van


Projectbureau IJburg over de weerstand van de proefvakken tegen de hydraulische belasting
en de beantwoording van enkele onderzoeksvragen van NMIJ aan de hand van de resultaten
van het experiment Zinken rietoevers, zie hoofdstuk 2. Het betreft de volgende
onderzoeksvragen:

Vraag 37 Is de aanleg van een duurzaam moeras mogelijk?

Vraag 38 Welke hydro- en morfodynamiek is wenselijk voor het realiseren van een
duurzaam moeras (een zichzelf instandhoudend moerasgebied van enige omvang
d.w.z. zonder al te veel beheersinspanning)?

Vraag 46 Welke aanlegmethode is aan te bevelen om moerasvorming mogelijk te


maken na afloop van de pilot oermoeras? Dit geschiedt onder andere aan de hand
van de resultaten zoals die in het project IJsselmonding (vastleggen van slib in vooraf
aangelegde constructies) en Gooi-Eemmeer verkregen worden en op basis van de
resultaten van de pilotoermoeras (gebruik maken van windgedreven
hydrodynamische processen). Denk ook aan ‘moerasaanwinningswerken’
(innovatieopties bouw).

Vraag 66 Is gefaseerd uitbouw van luw gebied mogelijk (bijvoorbeeld vanaf de oevers
richting midden)?

Vraag 91 Wat zijn de realisatiekosten van verbindingen binnen-buitendijks


(eenheidskosten)?

Vraag 92 Wat zijn de beheer- en onderhoudskosten van binnen/buitendijkse


verbindingen (eenheidskosten)?

Vraag 109 Welke investeringskosten zijn verbonden aan de verschillende


(natuurontwikkelings) alternatieven?

Vraag 112 Welke uitvoeringsstrategie kan het best gehanteerd worden voor het
realiseren van een semi-open verbinding (uitvoeringsagenda)?

Onderstaand wordt voor ieder van deze vragen de ervaringen, verkregen kennis en de
conclusies van het experiment Afzinken rietoevers beschreven.

Vraag 37 Is de aanleg van een duurzaam moeras mogelijk?

Een rietoever kan worden toegepast om de oevers van mogelijke waterlopen en interne
meertjes in een moeras te beschermen tegen erosie. In de plannen voor een grootschalig
moeras wordt gedacht het moeras voor een belangrijk deel met erosie gevoelig holoceen slib
te vullen. De oevers van waterlopen bestaande uit dat slib moeten naar verwachting worden
verdedigd. Rijsmatten die met riet begroeid zijn, vormen een natuurlijke oever in een moeras,
zie figuren 7.1 en 7.2.

Veldexperiment afzinken rietoevers 59 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Een rijsmat die permanent of vrijwel permanent onder water ligt heeft een lange levensduur
en heeft geen onderhoud nodig. Een rietkraag die op een rijsmat groeit, vangt de belasting
door windgolven aan het wateroppervlak op. De rijsmat vormt goed houvast voor rietplanten.
Het experiment zinken van rietoevers heeft aangetoond dat rietplanten in een rijsmat moeten
worden vastgezet. Een oever kan worden beschermd door enkele rijsmatten op elkaar te
stapelen. In de aanlegfase dienen maatregelen te worden genomen om riet voldoende te
beschermen tegen schade door vraat.
Langs de oevers van een waterloop in een moeras ontstaat door het zaaien van riet pas na
een aantal jaren een beschermde oever. In de tussentijd kan er veel erosie optreden. Tijdens
een storm kan in een moeras met open verbindingen met het meer opwaaiing optreden. Door
opwaaiing vult het moeras met water en stijgt de waterstand ook in een moeras. Door
schommelingen op een meer na een storm vult en ledigt een moeras zich enkele keren na
een storm.

De conclusie is dat de aanleg van een moeras technisch en ecologisch gezien duurzaam
mogelijk is

Geel = buitenrand van een moeras,


Groen = moerasvegetatie
Bruin = rijsmatten
Blauwgrijs = bestaande dijk

Figuur 7.1 Plattegrond met een mogelijke opzet van een moeras

Figuur 7.2 Dwarsdoorsnede van de oever van een waterloop in een moeras

60 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Vraag 38 Welke hydro- en morfodynamiek is wenselijk voor het realiseren van een duurzaam
moeras (een zichzelf instandhoudend moerasgebied van enige omvang d.w.z. zonder al te
veel beheersinspanning)?

In de waterlopen die aansluiten op de openingen in de buitenrand van het moeras is het


gewenst dat de golfhoogte kleiner is dan 0.4 m en dat de stroomsnelheid in het midden van
de waterlopen kleiner is dan ongeveer 1 m/s. Bij hogere stroomsnelheden bestaat kans op
aanzienlijke oevererosie Bij golfhoogten hoger dan 0,4 m is er een kans dat rietstengels
afbreken.

De in 2012 aangelegde proefvakken in ’t Hannesgat in het kader van het experiment Zinken
rietoevers laten zien dat los gestorte grond onvoldoende erosiebestendig is en dat gekweekte
rietplantjes in die grond onvoldoende houvast hebben om te groeien.
De in 2013 aangelegde proefvakken laten zien dat een ondiepe, slibrijke bodem afgedekt
door een natuurlijk afgezonken rijsmat voldoende erosie bestendig is tegen golven met een
hoogte van 0,1 m en waterstandsvariaties van ongeveer 0,2 m.

Het verdient aanbeveling een beheerstrategie te overwegen waarbij perioden van sterke
bescherming tegen golven en stroming door het gedeeltelijk afsluiten van de openingen in de
buitenrand van het moeras worden afgewisseld met perioden waarin de openingen in de
buitenrand worden vergroot. Door het flexibel kiezen van de lengte van die perioden kan de
morfodynamiek in het moeras worden gestuurd zonder al te veel beheerinspanning. Dit
principe is ook bij het ontwerp van de langsdammen in de Waal gebruikt voor het beheren
van de morfodynamiek in de oevergeulen.

Vraag 46 Welke aanlegmethode is aan te bevelen om moerasvorming mogelijk te maken na


afloop van de pilot oermoeras? Dit geschiedt onder andere aan de hand van de resultaten
zoals die in het project IJsselmonding (vastleggen van slib in vooraf aangelegde constructies)
en Gooi-Eemmeer verkregen worden en op basis van de resultaten van de pilotoermoeras
(gebruik maken van windgedreven hydrodynamische processen). Denk ook aan
‘moerasaanwinningswerken’ (innovatieopties bouw).

Bij de aanleg van een moeras zijn aan de hand van de ervaringen van het experiment zinken
rietoevers twee typen toepassingen van rijsmatten denkbaar. De eerste toepassing bestaat
uit het aanbrengen van holoceen materiaal tot ongeveer 1 m onder het waterpeil. Boven dat
holocene materiaal worden drijvende rijsmatten met rietplanten of wortelstokken geplaatst.
Na ongeveer 4 maanden zinken de rijsmatten en is het riet zover gegroeid dat het riet boven
water uitsteekt en doorgroeit. Als een rijsmat in zijn geheel onder water ligt, begint de tweede
fase van het zinken waarbij een rijsmat met een snelheid van ongeveer 0,02 m per dag zinkt,
dat is 0,6 m per maand. Het moment van zinken is waarschijnlijk afhankelijk van de dikte van
een rijsmat.
Een drijvende rijsmat waar riet op moet groeien, heeft een voedingslaag van grond nodig. De
grond moet door een fijne filterlaag van bijvoorbeeld kokosvezels worden vastgehouden.
Voor een voedingslaag wordt een minimum laagdikte van 0,02 m aanbevolen.

Veldexperiment afzinken rietoevers 61 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

Niet het hele oppervlak wordt met rijsmatten bedekt, waarschijnlijk is 50 % van het oppervlak
voldoende. Voordelen zijn:

• Minder zetting van de ondergrond,


• Na het eerste groeiseizoen groeit er riet,
• Verlanding van het moeras treedt pas na zeer lange tijd op en er is weinig onderhoud
nodig omdat het riet niet gemaaid hoeft te worden om wilgenopslag te voorkomen. In
het water groeien geen bomen en struiken.

Een tweede toepassing is de bescherming van de oevers van waterlopen in het moeras met
een rietkraag zoals is beschreven bij vraag 37.

Een aanlegmethode met rijsmatten is aantrekkelijk als jaarlijks een oppervlakte van enkele
hectaren aan rijsmatten lokaal kan worden gemaakt van wilgentakken uit een tijdelijk
wilgenbos nabij het moeras. Dan zijn de transportkosten laag. Elk jaar wordt een stukje
moeras aangelegd en wordt geleerd van de ervaringen uit voorgaande jaren.

Vraag 66 Is gefaseerd uitbouw van luw gebied mogelijk (bijvoorbeeld vanaf de oevers richting
midden)?

Een aanlegmethode met rijsmatten is aantrekkelijk als jaarlijks een oppervlakte van enkele
hectaren aan rijsmatten lokaal van wilgentakken uit een tijdelijk wilgenbos nabij het moeras
kan worden gemaakt. Dan zijn de transportkosten laag. Elk jaar wordt een stukje moeras
aangelegd en wordt geleerd van de ervaringen uit voorgaande jaren.

De rijsmatten kunnen worden gestapeld en afgedekt met een laagje holoceen materiaal. De
rijsmatten vangen zelf in de loop van de tijd opgewerveld slib. Het slib vormt een
voedingsbodem voor riet.

De rijsmatten kunnen ook worden gebruikt voor het afdekken van een laag holoceen slib. De
rand van het oppervlak met daarop een laag holoceen materiaal wordt beschermd door
gestapelde rijsmatten. Op die rijsmatten kan riet groeien, maar dan is het gewenst dat een
rijsmat aan het begin van het groeiseizoen van riet het water ingaat, zodat tijdens de
drijvende fase van een rijsmat het riet voldoende kan groeien, zodanig dat het riet na het
zinken boven water uitsteekt en door blijft groeien. Voor een faseerde uitbouw betekent dit
dat elk jaar aan het begin van het groeiseizoen de productie van rijsmatten wordt gepland.
Het transplanteren van riet met rietplaggen uit een bestaande rietoever lijkt op basis van de
ervaringen tot nu toe een methode die succesvol kan zijn. De voordelen van die methode zijn
dat die methode niet zo sterk aan het groeiseizoen van riet is gebonden en dat
getransplanteerd riet minder gevoelig is voor vraat door watervogels.
Het nadeel van het transplanteren van rietplaggen is dat het risico bestaat dat rietstengels
van overjarig volgroeid riet knakken tijdens de transplantatie en met water vollopen waarna
de rietplant sterft. Getransplanteerd riet moet worden beschermd tegen golfbelasting om te
voorkomen dat rietplanten losslaan en gaan drijven.

Vraag 91 Wat zijn de realisatiekosten van verbindingen binnen-buitendijks (eenheidskosten)?

Aanlegkosten van de proefvakken waren ongeveer € 75 tot 100 per m 2. De aanleg van grote
rijsmatten is echter veel goedkoper door schaalvoordelen; verwacht wordt dat een aanlegprijs
van minder dan € 10 per m 2 mogelijk is.

62 van 67 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

De kosten van het onderhoud bestonden uit het éénmalig verwijderen van vraatbescherming
en het herstellen van schade door vandalisme. Bij een grootschalige toepassing van
rijsmatten lijkt het redelijk uit te gaan van een euro per m 2 per jaar onderhoudskosten. Na
enkele jaren zullen de onderhoudskosten naar verwachting tot een verwaarloosbaar bedrag
afnemen

Vraag 92 Wat zijn de beheer- en onderhoudskosten van binnen/buitendijkse verbindingen


(eenheidskosten)?

Het experiment Zinken rietoevers lijkt te gaan aantonen dat een rietmoeras op afgezonken
rijsmatten na de eerste decaden na aanleg geen onderhoud behoeft. In de eerste jaren na
aanleg vormt de verwijdering van een vraatbescherming de grootste kostenpost. De
monitoringsperiode is te kort geweest omdat in het huidige experiment aan te tonen. Het
geringe onderhoud kan worden vergeleken met het onderhoud van zogenaamd landriet dat in
veel gevallen gemaaid moet worden om opslag van bomen en struikgewas te voorkomen.

Vraag 109 Welke investeringskosten zijn verbonden aan de verschillende


(natuurontwikkelings) alternatieven?

Aanlegkosten van de proefvakken waren ongeveer € 75 tot 100 per m2. De aanleg van grote
rijsmatten is echter veel goedkoper door schaalvoordelen; verwacht wordt dat een aanlegprijs
van minder dan € 10 per m2 mogelijk is.
De kosten van het onderhoud bestonden uit het verwijderen van vraatbescherming en het
herstellen van schade door vandalisme. Bij een grootschalige toepassing van rijsmatten lijkt
het redelijk uit te gaan van een euro per m2 per jaar onderhoudskosten. Na enkele jaren
zullen de onderhoudskosten naar verwachting tot een verwaarloosbaar bedrag afnemen.

Vraag 112 Welke uitvoeringsstrategie kan het best gehanteerd worden voor het realiseren
van een semi-open verbinding (uitvoeringsagenda)?

Het verdient aanbeveling een beheerstrategie te overwegen waarbij perioden van sterke
bescherming tegen golven en stroming door het gedeeltelijk afsluiten van de openingen in de
buitenrand van het moeras worden afgewisseld met perioden waarin de openingen in de
buitenrand worden vergroot. Door het flexibel kiezen van de lengte van die perioden kan de
morfodynamiek in het moeras worden gestuurd zonder al te veel beheersinspanning. Dit
principe is ook bij het ontwerp van de langsdammen in de Waal gebruikt voor het beheren
van de morfodynamiek in de oevergeulen.

In de uitvoeringsstrategie dient bij het gebruik van rijsmatten rekening te worden gehouden
met de periode dat een rijsmat drijft en verankerd dient te worden. De drijvende fase duurt 4
tot 5 maanden afhankelijk van de dikte van een rijsmat. Het drijven van een rijsmat kan in
twee fasen worden verdeeld. De eerste fase duurt totdat de rijsmat geheel onder water ligt.
Een mogelijke verklaring voor dat zinken is dat de lucht in de wilgentakken van de rijsmat
langzaam door water wordt verdrongen. De duur van die fase is afhankelijk van de dikte van
de rijsmat. Het zinken in de tweede fase verloopt sneller dan in de eerste fase met een
snelheid van ongeveer 0,02 m per dag, dat is 0,6 m per maand.

De verankering van de drijvende rijsmatten met draden aan beton blokken voldoet, maar de
draden zijn gevoelig voor vandalisme. Dat kan worden voorkomen door de kunststof draden
door staaldraden te vervangen.

Veldexperiment afzinken rietoevers 63 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

8 Conclusies en aanbevelingen

8.1 Conclusies

Het veldexperiment Afzinken van rietoevers heeft aangetoond dat in ondiep water (< 0,7 m
diep) op natuurlijke wijze en zonder ballast afgezonken rijsmatten riet kan groeien. Tijdens de
drijvende fase van een rijsmat heeft het riet voldoende tijd om uit te groeien, zodanig dat het
riet na het zinken boven water blijft uitsteken en blijft doorgroeien.

Het lijkt wenselijk om in een tussenlaag van een rijsmat een laagje grond op een kokosmat
aan te brengen als voeding voor het riet.

Tijdens de groeifase van het riet is het riet gevoelig voor vraatschade. Het verdient
aanbeveling bij toekomstige toepassingen een goede bescherming tegen vraatschade door
watervogels aan te brengen. Het heeft de voorkeur de bescherming rondom een rijsmat te
plaatsen in plaats van op een flexibele rijsmat.

Het experiment Afzinken van rietoevers draagt bij aan de beantwoording van een aantal
onderzoeksvragen van NMIJ. Daarmee is het inzicht in de mogelijkheden voor de aanleg van
een grootschalig moeras in het Markermeer toegenomen.

8.2 Aanbevelingen

Het is interessant om het experiment zinken rietoevers nog een jaar te blijven monitoren met
een betere bescherming tegen vraatschade om te verdere ontwikkeling van de rietbegroeiing
te volgen. De vragen daarbij zijn of de rietwortels gemakkelijk door een rijsmat heen in de
bestaande waterbodem groeien en of het riet zijdelingse uitlopers gaat vormen waarmee de
rietbegroeiing zich kan gaan uitbreiden.

Daarnaast verdient het aanbeveling om het concept verder te ontwikkelen middels een nieuw
experiment. Aanbevolen wordt om in een dergelijk experiment de volgende variabelen te
variëren:

• de dikte van de rijsmatten,


• een andere locatie met een minder beschutte ligging dan in het huidige experiment en
• meerdere soorten vegetatie, niet alleen met riet, maar bijvoorbeeld ook met mattenbies
en
• een optimalisatie van de bescherming tegen vraat.

Onze verwachting is dat zal blijken dat dunne rijsmatten in bepaalde situaties prima kunnen
voldoen wat tot een aanzienlijke kostenbesparing kan leiden.

In rijsmatten worden standaard veel kunststof draden gebruikt (draden van polypropyleen).
Het verdient aanbeveling een natuurvriendelijke variant te testen met draden van natuurlijke
vezels.

Veldexperiment afzinken rietoevers 65 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

9 Referenties

Geerling, G., 2010, Constructie EVZ met rietmatten, rapport 1202351, Deltares, Delft.

Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening, Remco Daalder en Geert Timmermans,


augustus 2008, Ecologische Verbinding westoever Zeeburgereiland, Programma van
eisen en schetsontwerp.

Gemeente Amsterdam, Dienst Ruimtelijke Ordening, Geert Timmermans, Femke Haccou^,


Kees Vernooij, Robert Heit, Franco Pantano, Frans de Rooij, oktober 2011, Voorlopig
Ontwerp ecologische verbindingszone westoever Zeeburgereiland.

Gemeente Amsterdam, IBA, 26 april 2012, Bestek voor het aanleggen van ECO zone in het
Amsterdam–Rijnkanaal in de gemeente Amsterdam, OGA 2012-053 met
bestektekeningen betreffende proefvakken in ’t Hannesgat 7115-01-02 en
betreffende de proefvakken op het talud van het ARK 7115-01-01.

Kruijsen B.W.J.M. en Y. Wessels, 2001, Natuurvriendelijke oever ’t Hannesgat, montoring


2000, nota 01.05, Adviesbureau B. Kruijsen en AquaSense.

Rijkswaterstaat, Natuurlijk(er) Markermeer IJmeer, 2010, Waterproeftuin tranche 2 Bijlage 2


bij selectieleidraad Experiment Waterproeftuin Natuurlijk(er) Markermeer IJmeer.

Wal, M. van der, 2012, Project ontwerpen, aanbrengen, instandhouden en verwijderen van
het veldexperiment rietoevers, monitoringsplan, project 1205683, memo 1205683-
000-VEB-0009, Deltares, Delft.

Veldexperiment afzinken rietoevers 67 van 67


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

A Bestektekening proefvakken in ’t Hannesgat

Veldexperiment afzinken rietoevers A-1


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

B Bestektekening proefvakken in AmsterdamRijnkanaal

Veldexperiment afzinken rietoevers B-1


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

C Concept bewonersbrief mei 2012

Veldexperiment afzinken rietoevers C-1


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

C-2 Veldexperiment afzinken rietoevers


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

D Bewonersbrief juni 2013

Datum Ons kenmerk Aantal pagina's


1 juli 2013 1205683-000-VEB-0039 84
Contactpersoon Doorkiesnummer E-mail
Maarten van der Wal +31 (0)88 33 58 074 maarten.vanderwal@deltares.nl

Onderwerp
Informatie uitvoering rietproef

Beste heer, mevrouw,

In mei 2012 heeft u een brief gekregen van Projectbureau IJburg over een proef met riet in
het water langs de westoever van het Zeeburgereiland, langs de Zuider IJdijk. Die proef wordt
gedaan om te kunnen bepalen hoe er in de toekomst het beste een rietzone langs de
westoever kan worden aangelegd. In juli 2012 zijn in totaal 8 proefvakken aangelegd. Door
de waterdiepte en golfbelasting groeit het riet hier niet spontaan, maar het zou voor de natuur
beter zijn als er een rietkraag met aansluitend een rietmoeras zou groeien.

In het gebied was een ecologische


verbindingszone gepland als een ontbrekende
schakel tussen de Vechtstreek en Waterland.
Hiermee zouden riet- en moerasvogels als ook de
waterspitsmuis en de ringslang bediend kunnen
worden. De resultaten van de proef kunnen
waarschijnlijk ook in de toekomst worden gebruikt
bij het ontwerp van een rietzone als onderdeel van
een ecologische verbinding.

In april 2013 is Deltares, een kennisinstituut voor water, ondergrond en infrastructuur, met de
aanleg van nieuwe proefvakken gestart. Drie drijvende rijsmatten van 10x10 meter die zijn
gemaakt van wilgentakken, bevatten jonge rietplantjes en zodra de rietplanten groot en zwaar

Veldexperiment afzinken rietoevers D-1


1205683-000-VEB-0046, 29 januari 2014, concept

genoeg zijn zullen die matten langzaam zinken. Voor het onderzoek zijn op de matten
meetinstrumenten aangebracht die het zinken van een proefvak registreren. De groei van de
planten wordt regelmatig gemeten door een bioloog. En op basis van wat de instrumenten nu
doorgeven verwachten we dat de matten in augustus gezonken zullen zijn. De rietplanten
zullen dan doorgroeien en als rietveldjes boven water zichtbaar zijn.

Waarom doet Deltares dit?


Door de proef uit te voeren ontwikkelen we kennis over het aanleggen van rietzones op
plekken waar dat niet vanzelf gaat. De opdracht om proeven te doen hebben wij gekregen
van Rijkswaterstaat. Zij onderzoeken namelijk met meer partijen hoe het Markermeer-IJmeer
ecologisch gezien gezonder gemaakt kan worden.

Meerdere experimenten
Tussen 2009 en 2015 worden er daarom door Rijkswaterstaat in en rondom het Markermeer
verschillende experimenten uitgevoerd met als doel:
1) Een goed advies aan het kabinet te kunnen geven over de natuurmaatregelen die
genomen moeten worden.
2) Een overzicht te krijgen van maatregelen die effectief, haalbaar en betaalbaar zijn.

De proef bij u in de buurt maakt daar onderdeel van uit.

Voor het slagen van onze proef is het belangrijk dat de matten met rietplantjes met rust
gelaten worden zodat de meetgegevens kloppen en de planten goed kunnen groeien.
Daarvoor rekenen we op uw medewerking en we vragen u dan ook om contact met ons op te
nemen als u vragen of mededelingen over de proefvakken heeft. Het is ons een genoegen
uw vragen over de proef zo goed mogelijk te beantwoorden.

U kunt dan contact opnemen met ondergetekende (06 5333 5273) of met de
communicatieafdeling van Deltares, Astrid van Bragt (06 1368 9618).

Met vriendelijke groeten,

ir. M. van der Wal


Senior adviseur
Deltares

D-2 Veldexperiment afzinken rietoevers

You might also like