You are on page 1of 37

Ondiepe Zones Ketelmeer en Zwarte Meer

Monitoring 2016 - 2017

1
Ondiepe Zones Ketelmeer en Zwarte Meer
Monitoring 2016 - 2017

Rapport Scirpus 201607/002/2


auteur: H. Coops / Scirpus Ecologisch Advies
opdrachtgever: Rijkswaterstaat Midden-Nederland
datum: november 2017

2
Inhoud
Hst. 1 Inleiding ........................................................................................................................................ 4
Hst. 2 Uitgangssituatie ............................................................................................................................ 6
Hst. 3 Monitoring 2016 - 2017 ................................................................................................................ 7
Hst. 4 Resultaten ..................................................................................................................................... 8
Rietontwikkeling uit plaggen .............................................................................................................. 8
Schokkerplaat (N1)............................................................................................................................ 13
Kattenplaat (M1) ............................................................................................................................... 16
IJsseloog ............................................................................................................................................ 20
De Snörre / Kraggenoog .................................................................................................................... 25
Rietwingeul N1 .................................................................................................................................. 31
Hst. 5 Conclusies ................................................................................................................................... 33
BIJLAGE 1 Plantensoorten aangetroffen in de ondiepe zones ............................................................. 34
BIJLAGE 2 Profielen van hoogtemetingen............................................................................................. 37

3
Hst. 1 Inleiding

Het project 'Ondiepe zones Ketelmeer en Zwarte Meer' heeft als doelstelling het verbeteren van de
ecologische kwaliteit van de KRW-waterlichamen Ketelmeer/Vossemeer en Zwarte Meer, en tevens
de versterking van de Natura 2000 waarden in deze gebieden. Hiertoe zijn in 2015 op verschillende
locaties (Fig. 1) verondiepingen gerealiseerd door het aanbrengen van zandlichamen met rietzones
rond de waterlijn. In het Ketelmeer liggen de aangelegde ondiepe zones aan de westzijde van
IJsseloog en van de eilanden N1 (Schokkerplaat) en M1 (Kattenplaat) in de IJsselmonding. Op deze
locaties worden de verondiepingen tegen golfdynamiek beschermd door een stortstenen dam
(IJsseloog), respectievelijk tijdelijke stalen damwanden (IJsselmonding). In het oostelijke deel van het
Zwarte Meer zijn ondieptes aangebracht als twee langwerpige eilanden, Kraggenoog en De Snörre,
zonder golfbeschermende constructies; erosiebeperkende maatregelen bestaan hier uit stortstenen
stroken omgeven door een kokosrolconstructie op de kruin, en een grindbestorting op de westelijke
koppen van de eilanden.

Een essentieel onderdeel van het ontwerp van de ondiepe zones was de aanleg van ondiepe en plas-
draszones bestaande uit een mozaiek van rietmoeras en open water. De hoogteprofielen van
ondiepe zones waren daarom ontworpen op de maximale ontwikkeling hiervan, en voor de snelle
ontwikkeling van robuuste rietkragen zijn rietplaggen aangebracht.

De rietzones zijn in het voorjaar van 2016 gerealiseerd met in de nabijheid (Schokkerplaat (N1))
gewonnen rietplaggen. Deze rietplaggen (2 x 1 x 0,5 m) zijn aangebracht in maart-april 2016. Om
vraat aan het zich ontwikkelende riet uit te sluiten zijn de rietzones omgeven door gaas en voorzien
van overspanningslinten.

Deze rapportage geeft de resultaten weer van monitoring van de riet-ontwikkeling en morfologie die
is uitgevoerd in 2016 en 2017. De monitoring van de vegetatie is uitgevoerd door Scirpus Ecologisch
Advies, en het meten van de bodemhoogteligging door bureau Geomaat.

De volgende ontwikkelingen waren voorzien in de eerste jaren na de aanleg (eind 2015 - begin
2016):

- Hoogteligging in de rietzones aflopend tussen -0,20 en -0,40 m NAP. Omdat de meerbodem


is opgebouwd uit samendrukbare lagen is sprake van maaivelddaling na aanbrengen van de
zandsuppleties. Een groot deel van deze zetting heeft plaatsgevonden, maar bij de aanleg
van de rietzones is rekening gehouden met de prognoses voor de restzettingen (Fig. 2).
Verwacht wordt dat in 2017 de verwachte zetting grotendeels is opgetreden, en dat er dan
vrijwel sprake is van de definitieve hoogteligging.
- Beperkte morfologische veranderingen zowel in het onderwatertalud als in de begroeide
zones ten gevolge van golfwerking en stromingen.
- Snelle ontwikkeling van een aaneengesloten rietbegroeiing vanuit de aangebrachte plaggen,
zowel in de richting van de vooroever als in de richting van de plasdraszone achter de
rietzone. Om vraatschade te beperken zijn rondom de rietplaggenzones vraatweringen
aangebracht.
- Ontwikkeling van struktuur- en soortenrijke water- en moerasvegetatie. Kieming van wilgen
wordt als ongewenst beschouwd.

4
Na de realisatie van de ondiepe zones een monitoringprogramma gestart voor het volgen van de
rietontwikkeling en morfologie in 2016 en 2017. Dit rapport is een weergave van de uitgevoerde
monitoring.

Fig. 1 Locaties waar de ondiepe zones zijn aangelegd. Beelden aanlegfase maart-april 2016.

Fig. 2 Prognose van zetting (in m)


Zettingsprognose ondiepe oevers van de ondiepe zones op de 5
0 locaties in het Ketelmeer en Zwarte
Meer. De prognose voor De Snörre
-0.1
betreft het meest oostelijke deel.
-0.2

-0.3

-0.4

-0.5

-0.6
2015 2016 2017 2018 2019 2020

Ijsseloog N1 M1
Kraggenoog De Snörre

5
Hst. 2 Uitgangssituatie

De locaties waar ondiepe zones zijn aangelegd zijn gelegen in het Ketelmeer (opgespoten vooroevers
westzijde Schokkerplaat (N1), westzijde Kattenplaat (M1), westzijde IJsseloog) en in het Zwarte Meer
(opgespoten eilandjes Kraggenoog en De Snörre). De ligging van de aanleglocaties is aangegeven in
Fig 1. De verondiepingen zijn in 2015 aangelegd met zand uit de zandwinlocatie in het Ketelmeer en
in de winter van 2016 in profiel gebracht. In het Ketelmeer zijn de ondiepe zones aansluitend op de
bestaande oever aangelegd. De steenbestorting op de bestaande oevers is verwijderd en de ondiepe
zones worden aan de zijkanten beschermd door strekdammen; vóór de ondiepe zones zijn tijdelijke
damwanden geplaatst. Op IJsseloog is de ondiepe zone door een ondiepe geul van het bestaande
dijktalud gescheiden; aan de westzijde zorgt een stortstenen vooroeverdam voor bescherming tegen
golven. De twee Zwarte Meer-eilanden bestaan uit zandopspuitingen rond een kern van stortsteen-
dammetjes; alleen de westelijke koppen zijn met een grindlaag verdedigd tegen erosie.
Op IJsseloog zijn 880 plaggen aangebracht op de zandrug vóór de dijk over een lengte van 625 m, in
de zone tussen -0,10 m NAP en -0,30 m NAP; daarnaast zijn nog 30 plaggen aangebracht in 6 clusters
aan de binnenzijde van de zandrug (op ca. -0,10 m NAP). Op het zuidelijke deel van IJsseloog wordt
de sterkste bodemverlaging door zetting verwacht: bij de rietaanplant in 2016 is rekening gehouden
met een restzetting van 18 cm.
Op de Schokkerplaat (N1) zijn 550 plaggen aangebracht op de lage wal vóór de plas-draszone over
een lengte van 645 m (hoogteligging tussen -0,10 en -0,20 m NAP) en nog 30 plaggen in 6 clusters in
de plas-draszone. Het noordelijkste deel van de rietzone is aangebracht op slibrijker materiaal.
Op de Kattenplaat (M1) zijn 877 plaggen aangebracht op de lage wal vóór de plas-draszone (resp.
560 in het noordelijke deel en 317 in het zuidelijke deel, hoogteligging tussen -0,20 en -0,40 m NAP)
over een lengte van 410 m. Daarnaast zijn 39 plaggen in 7 clusters aangebracht in de plas-draszone.
Op de Zwarte Meer-eilanden Kraggenoog en De Snörre zijn ieder ca. 900 plaggen aangebracht, aan
de zuidzijde in 4 rijen en aan de noordzijde in 3 rijen; de westelijke koppen zijn van grind voorzien en
hier zijn de buitenste twee rijen met aaneengesloten rietplaggen opgebouwd, met daarachter 2 rijen
om de meter. De aanleg lengte van de rietzone is bijna 700 m per eiland.
De rietplaggen zijn gewonnen uit het rietland dat zich sinds 2005 heeft ontwikkeld op het eiland N1.
Het hier groeiende riet was zeer geschikt voor het uitgraven van plaggen. Het riet is gewonnen door
plaggen (2x1x0,5 m) te steken van de bovenste 50 cm met een speciaal ontwikkelde
rietplagmachine. De innovatieve methode van rietwinning bleek zeer goed te werken. Bovendien is
dankzij de rietwinning een geul tussen het Ketelmeer en de lagune van N1 gecreëerd die de
natuurwaarde van het gebied versterkt.
De ondiepe zones zijn aangelegd in de periode maart - mei 2016. In tabel 1 wordt aangegeven in
welke periode de plaggen zijn aangebracht en wanneer de vraatrasters (R) zijn geplaatst.

tabel 1 aanleg locaties ondiepe zones

2016 wk 10 wk 11 wk 12 wk 13 wk 14 wk 15 wk 16 wk 17 wk 18
N1 R
M1 R
IJsseloog R
De Snörre R
Kraggenoog R

6
Hst. 3 Monitoring 2016 - 2017

De volgende ontwikkelingen zijn middels de monitoring getoetst:

- Snelle ontwikkeling van het riet, waarbij in het tweede groeiseizoen een gesloten
rietbegroeiing is ontstaan uit de aangebrachte rietplaggen.
- Ontwikkeling van een diverse water/moerasvegetatie in het gehele ondiepe zone.
- Geringe morfologische veranderingen als gevolg van erosie en sedimentatie.
- Restzetting leidt tot een geringe bodemdaling (prognose zetting: Fig. 2).

De monitoring van ondiepe zones in het Ketelmeer en Zwarte Meer in 2016 en 2017 bestond uit het
registreren van:

1. De overleving en uitloop van de aangebrachte rietplaggen is bepaald door in 2016 op


verschillende tijdstippen de vitaliteit van plaggen te schatten (op basis van aantal stengels,
hoogte en groeiafwijkingen) en de vegetatieve uitbreiding, zowel tussen de plaggen als
buiten de aanplantzone, te beschrijven. Het dichtgroeien van de ruimtes tussen de plaggen
is gevolgd in beide jaren o.a. met behulp van drone-beelden.
2. Inventarisatie van de flora in de rietzones en plas-draszones in 2016 en 2017.
3. Vraat en schade: waargenomen vraatschade, mechanische schade, invasieve exoten en
drijfvuil zijn globaal geregistreerd en indien van toepassing doorgegeven aan de beheerder.
4. Verandering in morfologie van de Ondiepe Zone door bodemprofielmetingen in eind 2016
en eind 2017.
5. Hoogteligging van de rietzones in raaien.

Veranderingen in sedimenthoogte en oeverafslag zijn op een aantal vaste raaien over het profiel
vastgelegd door middel van bodemhoogtemetingen. De raaien lopen bij IJsseloog en IJsselmonding
vanaf de stortstenen dam/damwand tot aan de vroegere oever. Voor het Zwarte Meer zijn de raaien
gesitueerd van teen tot teen van de Ondiepe Zones. De raaien zijn verspreid over de lengte van de
ondiepe zones gesitueerd en lopen vanaf een maximale diepte van ca. -1,20 m NAP tot aan resp. de
voet van de kade (N1, M1), de stortsteen rand van de ringdijk (IJsseloog), c.q. over de gehele breedte
van de eilanden (Zwarte Meer). Het totaal aantal raaien is 65, als volgt onderverdeeld:
- IJseloog 16
- IJsselmonding N1 10
- IJsselmonding M1 15 (10 noord- en 5 zuid-deel)
- Zwarte Meer per eiland 12 (waarvan 4 raaien op de twee koppen)
In 2017 was er als gevolg van het geheel dichtgroeien slechts een beperkte hoogtemeting binnen de
rietzones zelf mogelijk. De bodemhoogtemetingen zijn uitgevoerd door Geomaat.

7
Hst. 4 Resultaten

Rietontwikkeling uit plaggen


Het uitlopen van riet uit de plaggen in 2016 is gevolgd door per locatie na te gaan welk deel van de
aangebrachte plaggen een vitale ontwikkeling van de rietbegroeiing vertoonde. Dit blijkt enerzijds
uit de aantallen opkomende scheuten en de ontwikkeling van uitlopers buiten de plag; anderzijds
door een ontwikkeling van de riethoogte overeenkomend met die van de herkomstlocatie. Hoewel
binnen de herkomstlocatie duidelijke verschillen aanwezig waren tussen onderscheidbare
rietklonen, en de verschillen ook op de aanplantlocaties terug te zien zijn, is het verschil in
begroeiingshoogte op de locaties (Fig. 3) vooral gerelateerd aan het tijdstip waarop de plaggen
uitgegraven, vervoerd en geplaatst zijn. Het verschil in riethoogte tussen de locaties is gedurende
het eerste groeiseizoen in stand gebleven.

Fig. 3 Gemiddelde hoogte


rietbegroeiing in de
ondiepe zones in 2016
vergeleken met de
hoogtes in september
2017.

Het aantal minder vitale plaggen is in de loop van het groeiseizoen 2016 op alle locaties steeds
minder geworden: kennelijk hebben plaggen die aanvankelijk slecht uitliepen voldoende
herstelvermogen om in de loop van het eerste groeiseizoen nieuwe scheuten te vormen. In 2017
waren op de Ketelmeer-locaties de oorspronkelijke plaggen vrijwel niet meer te onderscheiden
(alleen aan de hand van overjarige, dode rietstengels in het voorjaar). In het Zwarte Meer was de
uitbreiding van riet vanuit de plaggen minder massaal.

Op alle locaties kon worden geconstateerd dat vanuit de plaggen het omringende kale zand werd
gekoloniseerd (Fig. 4). Ondergrondse rhizoomuitlopers groeiden in het eerste jaar tot maximaal 1 m
vanuit de plaggen, gedurende 2017 werd op de Ketelmeer-locaties de ruimte binnen de rasters
geheel dichtgegroeid. Ook buiten de rasters breidde het riet (en andere helofyten-soorten) zich in
2017 soms al sterk uit, vooral aan de beschutte binnenzijde van de rietzones. Daarnaast werden op
veel plaatsen liggende ‘runners’ (stolonen) gevormd die plaatselijk door de rasters heen groeiden.
Op de twee Zwarte Meer-eilanden trad aan de buitenzijde op enkele plaatsen een achteruitgang op
door erosie, waardoor plaggen uitgespoeld raakten.

8
Fig. 4. Vegetatieve uitbreiding (in m) van helofyten vanuit de plaggenrijen aan de binnenzijde en
de buitenzijde van de rietzones.

Vegetatieve uitbreiding sept Vegetatieve uitbreiding sept


2016 2017
12 12
10 10
8 8
6 6
4 4
2 2
0 0
-2 -2
-4 -4

De exclosure-rasters hebben goed gewerkt en vraat binnen de rasters was minimaal, zelfs op
Kraggenoog en De Snörre waar in 2017 enkele paren Grauwe ganzen binnen de rasters hebben
gebroed. Buiten de rasters is wel vraat opgetreden, naast Grauwe ganzen ook door Knobbelzwanen,
Meerkoeten en Reeën. De overspanningslinten waren na het eerste groeiseizoen niet meer
noodzakelijk omdat de mogelijkheid tot invliegen door het volgroeien met riet niet meer aanwezig
was en de linten zijn eind 2016 verwijderd. Vraat (met name door ganzen) bleek nogal locatie-
specifiek te zijn afhankelijk van de aanwezigheid van ganzen in de omgeving en mogelijk ook de
aanwezigheid van vossen.

In de ondiepe zones in het Ketelmeer kan in de zomer massale draadwierbloei optreden. Door de
wind kan dit worden samengedreven in een hoek of tegen de rasters waardoor grote ophopingen
ontstaan. Door de afbraak en uitdroging zijn de draadwieren in het raster geen langdurig probleem.
Ook drijven er soms drijfvuil, geotextiel en wilgentakken tegen het raster aan. Deze worden bij het
onderhoud aan de ondiepe zones periodiek opgeruimd.

Wilgen-kieming vond op alle locaties vooral in 2016 plaats op plaatsen net boven het zomerpeil. Met
name op de Zwarte-Meer eilanden en het zuidelijke deel van IJsseloog was de groei van wilgen (en
andere houtige soorten) een probleem. Op veel van de 'kiemingshaarden' binnen de rietzones zijn
jonge wilgen handmatig verwijderd. Ook op de taludhelling achter de plas-draszone van N1 en M1,
en op de hoogste, onbeplante delen van IJsseloog, slaan massaal wilgen op. In de plas-draszones zelf
is wilgenontwikkeling afwezig.

Op enkele plaatsen op N1 en M1 werd uitloop geconstateerd van wilgen op de strekdammen, uit


delen van de met stortsteen bedekte zinkstukken die boven het zomerpeil uitsteken. In 2017 zijn
deze wilgenuitlopers afgezet, en in oktober 2017 is het landwaartse deel van de middendam op M1
verwijderd.

9
Fig 5. a) Rhizoomuitlopers van riet in de ruimte tussen de plaggen (Kraggenoog, 15-9-2016). b)
Uitbreiding van Riet ‘runners’ van riet (De Snörre, 15-9-2016). c) Uit zaad gekiemd riet (De Snörre,
15-9-2016). d) Riet/ruigte-opslag uit gekiemd riet en runners (De Snörre, 12-9-2017).

10
Fig. 6. Ondiepe zone Schokkerplaat (N1) in 2016-2017

2 mei 2016

7 oktober 2016

11
28 april 2017

27 september 2017

12
Schokkerplaat (N1)
De ondiepe zone op eiland N1 is ten behoeve van de monitoring bezocht op 26/5/2016, 16/9/2016,
28/4/2017, 29/8/2017 en 27/9/2017. De hoogtemetingen zijn uitgevoerd in september 2016 en
2017 (aanvullende metingen in de rietzone in oktober 2017).

Fig. 6. Aandeel minder vitale


N1: % niet vitale plaggen in 2016 plaggen op N1 op twee tijdstippen
15
in 2016, in de rijen 1 (buitenzijde)
t/m 4 (binnenzijde).
10

0
1 2 3 4
26-May 16-Sep

De rietzone op N1 heeft zich gedurende 2016-2017 sterk ontwikkeld (Fig. 6). De aangeplante
rietplaggen op N1 bleken eind 2016 vrijwel allemaal goed uitgelopen te zijn, ook de plaggen die
direct na de aanplant in slechte conditie leken te zijn (vooral in de buitenste twee rijen) (Fig. 7). Riet
bereikte in 2016 al de volgroeide hoogte (gem. 2,8 m, met uitschieters tot 3,5 m). In 2016 werden de
tussenruimtes tussen de plaggen al gekoloniseerd via ondergrondse uitlopers; en in 2017 groeiden
de tussenruimtes tussen de plaggen geheel dicht. In 2017 was de rietzoom (inclusief andere
helofytensoorten) aan de luwe zijde tot maximaal 4 m buiten het raster uitgebreid. Langs de
geëxponeerde buitenzijde was die uitbreiding buiten het raster nog zeer gering, waarbij vraat aan
Riet-scheuten verdere uitbreiding sterk lijkt af te remmen.

In het najaar van 2016 werd het riet in meest noordelijke deel op enkele plaatsen neergedrukt door
het opgroeien van klimmende ruigteplanten (Bitterzoet Solanum dulcamara) en ingewaaid
draadwier-flab; in het najaar van 2017 gebeurde dit op veel grotere schaal, mede als gevolg van
hoogwater en harde wind in september en oktober.

In 2017 ontwikkelde zich een nieuwe kraag van Riet en Grote lisdodde rond de waterlijn langs de
oude oever. De ruimtes tussen de losse exclosures en de oeverlijn raakte grotendeels begroeid, als
gevolg van vegetatieve uitbreiding van de in de exclosures aangeplante plaggen, uitgroei vanuit de
jonge helofytenzoom onderaan het oevertalud, en door in het ondiepe water gekiemde lisdoddes.
onderaan het oevertalud en op het hoogstgelegen deel van de ondiepe zone vond ook veel kieming
van wilgen plaats. Gekiemde wilgen op hogere stukken van de ondiepe zone elders zijn in 2017
verwijderd.

Met 53 resp. 57 waargenomen plantensoorten in 2016 en 2017 is de soortendiversiteit van spontaan


gevestigde vegetatie laag in vergelijking met de andere locaties. Opvallend zijn de dichte begroeiing
van Zannichellia tussen de buitenste damwand en de rietkraag, en grote vlakken met een lage
vegetatie van o.a. Naaldwaterbies in de ondiepe zone; in het wat diepere deel van de beschutte
zone kwam in 2017 bijzonder veel kroos tot ontwikkeling. In het hoogstgelegen deel van de
plaggenstrook ontstaat een dichte ruigte met veel Harig wilgenroosje.

Bij het aanbrengen van de rietplaggen op N1 zijn opvallend veel kernen van Mattenbies en Heen
meegekomen. Heen heeft zich vooral aan de luwe zijde van de plaggenzone op een aantal plaatsen

13
sterk uitgebreid. Ook Grote lisdodde en Gewone waterbies komen aan de luwe zijde vóór de
rietkraag veel voor.

Er was zowel in 2016 als in 2017 een sterke ontwikkeling van draadwier (flab) in de ondiepe open in
de warme periode van augustus/september, maar deze heeft geen zichtbaar negatief effect op de
rietontwikkeling gehad. Wel zorgt de afbraak en ophoping van slib binnen de rietbegroeiing voor het
ontstaan van een dun organisch-sliblaagje. Ook hoopt zich veel organisch materiaal van afgestorven
Riet en andere moerasvegetatie op binnen de rietkraag. Veel flab wordt opgevangen in het raster,
zowel aan de binnen-als aan de buitenzijde, en ook wordt veel flab door de wind vooral in de NO-
hoek van de ondiepe zone samengedreven. In de NO-hoek van N1 ontstaat hierdoor een ophoping
van slibbig organisch materiaal.

Op de delen van de strekdammen die niet permanent onder water liggen zijn wilgen opgeslagen uit
de zinkstukken, vooral op de zuidelijke strekdam. In begin 2017 is wilgenopslag op de zuidelijke dam
afgezet.

Het riet in de losse exclosures langs het oevertalud ontwikkelt zich op vergelijkbare wijze als in de
vooroever. In 2017 waren de exclosures geheel dichtgegroeid en vond ook sterke uitloop plaats van
riet middels stolonen. De ruimtes tussen het oevertalud en de losse exclosures waren eind 2017
vrijwel geheel dichtgegroeid met Riet en Grote lisdodde.

Uit de hoogtemetingen blijkt dat tussen september 2016 en september 2017 op enkele plaatsen
bodemverlaging door erosie opgetreden, deels veroorzaakt door golven/stroming, en door
graafactiviteit van ganzen en zwanen (hoofdzakelijk in de zone vóór het buitenste rietraster). De
zetting in deze periode ligt in de orde van 1-2 cm (prognose 8 cm) (Fig. 7, bijlage 2).

Fig. 7. Één van de hoogteraaien op N1. Zie Bijlage 2.

N1 raai 6
0.8
0.6
0.4
0.2
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
-1
-1.2
-1.4 1 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58 61 64 67 70 73 76 79 82 85 88 91 94 97

2016 2017

14
Fig. 8. Beelden van de ondiepe zone Schokkerplaat (N1) in 2016 en 2017

N1 buitenzijde september 2016 N1 buitenzijde september 2017

N1 binnenzijde september 2016 N1 binnenzijde augustus 2017

N1 exclosure september 2016 N1 exclosure september 2017

15
Fig. 9. Ondiepe zone Kattenplaat (M1) in 2017.

28 april 2017

27 september 2017

Kattenplaat (M1)
De ondiepe zone op eiland M1 is ten behoeve van de monitoring bezocht op 26/5/2016, 16/9/2016,
15/12/2016, 28/4/2017, 29/8/2017 en 27/9/2017. De hoogtemetingen zijn uitgevoerd in september
2016 en 2017 (aanvullende metingen in de rietzone in oktober 2017).

In september 2016 bleken nagenoeg alle rietplaggen op M1 goed aangeslagen, ook de plaggen in de
buitenste twee rijen die eind mei in slechte conditie leken te zijn (Fig. 10). De gemiddelde riethoogte
was eind 2016 2,6 m (met uitschieters van meer dan 3,0 m), en eind 2017 2,8 m (met uitschieters tot
3,5 m). De tussenruimtes tussen de plaggen waren in de zomer van 2016 volgegroeid met jonge riet-
scheuten, en in 2017 was de gehele ruimte binnen de rasters ontwikkeld tot een zeer dichte riet-

16
vegetatie. In 2016 werden al uitlopers van riet gevonden tot enkele m buiten de rasters. In 2017
waren riet-uitlopers aan de luwe zijde tot 6 m buiten de rasters opgerukt, en aan de geëxponeerde
zijde tot 2 m buiten het raster. Ook Grote lisdodde ontwikkelde zich sterk buiten de rasters. Aan de
luwe zijde was de ontwikkeling van riet vooral te danken aan lange stolonen die op het water
dreven. Ook de losse exclosures langs de oeverrand ontwikkelden zich sterk, en de ruimtes tussen
het talud en de exclosures waren in 2017 geheel dichtgegroeid met Riet, Grote lisdodde, Zwanen-
bloem en Mattenbies. Aan de voet van het oevertalud werden eind 2017 zeer veel in dat jaar
gekiemde zaailingen van Riet aangetroffen, naast de uitlopers van reeds aanwezige rietplanten, die
soms ver het oevertalud opkropen (max. stolonlengte 14 m). Iets hoger op het oevertalud dan waar
de rietzaailingen groeiden vond zowel in 2016 als in 2017 veel kieming van wilgen plaats. Buiten
deze zone werd op M1 geen kieming van wilgen geconstateerd.

Fig. 10. Aandeel minder vitale plaggen op M1


M1: % niet vitale plaggen op twee tijdstippen in 2016, in de rijen 1
30 (buitenzijde) t/m 4 (binnenzijde).
20

10

0
1 2 3 4

26-May 16-Sep

Op de middendam liepen wilgen uit de aangebrachte zinkstukken uit. In 2017 is daarom besloten het
meest landwaartse deel van deze dam te verwijderen. Dit is in oktober 2017 uitgevoerd.

Met 59 resp. 55 waargenomen plantensoorten is de soortendiversiteit van spontaan gevestigde


vegetatie laag in vergelijking met de andere locaties.

Twee niet in exclosure geplaatste pollen groeien ook goed uit en vertoonden slechts geringe blad-
vraat in het zomerhalfjaar. Het bleek dat de lange bovengrondse stolonen in de winter grotendeels
door vraat worden opgeruimd, maar dat de ondergrondse rhizoomuitlopers desondanks zorgen voor
geleidelijke uitbreiding in alle richtingen.

Uit de hoogteliggingen blijkt dat er weinig tot geen profielveranderingen door erosie zijn opgetreden
tussen eind 2016 en eind 2017 (Voorbeeld Fig. 11). De geschatte zetting is 2-6 cm in het noordelijke
deel, en 0-3 cm in het zuidelijke deel (prognose 4cm).

M1 raai 8 Fig. 11. Één van de


hoogteraaien op M1.
1.5
Zie Bijlage 2.
1

0.5

-0.5

-1

-1.5 1 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58 61 64 67 70 73 76 79 82

Reeks1 Reeks2

17
Fig. 12. Beelden van de ondiepe zone Kattenplaat (M1) in 2016 en 2017

M1 buitenzijde mei 2016 M1 buitenzijde september 2017

M1 binnenzijde mei 2016 M1 binnenzijde september 2017

M1 exclosure oever september 2017


M1 exclosure oever september 2016

M1 onbeschermde plaggen september 2017


M1 onbeschermde plaggen september 2016

18
Fig. 13. Ondiepe zone IJsseloog in 2016 en 2017.

1 april 2016

9 mei 2017

17 oktober 2017

19
IJsseloog
De ondiepe zone IJsseloog is bezocht voor monitoring op 26/5/2016, 16/9/2016, 15/12/2016,
9/5/2017, 29/8/2017, en 17/10/2017. De hoogtemetingen zijn uitgevoerd in september 2016 en
september 2017.

Fig. 14. Aandeel minder vitale plaggen


IJsseloog: % niet vitale plaggen in 2016 op IJsseloog op twee tijdstippen in
25 2016, in de rijen 1 (buitenzijde) t/m 4
20 (binnenzijde).
15
10
5
0
1 2 3 4

26-May 16-Sep

Bij de rietplaggen op IJsseloog waren in mei 2016 op het oog niet-vitale plaggen vooral in de buiten-
ste plaggenrij te vinden. In september 2016 werd echter geen enkele niet-vitale plag meer aange-
troffen (Fig. 14). Dit wijst erop dat de groei van rietscheuten goed op gang kwam. Ook vond in de
zomer van 2016 al vegetatieve uitloop plaats naar de ruimtes tussen de rietplaggen. In 2017 was de
gehele ingerasterde zone volgegroeid en waren individuele plaggen niet meer te onderscheiden. De
gemiddelde riethoogte nam toe van 2,2 m in september 2016 naar 2,7 m in september 2017. De
tussenruimtes tussen de plaggen begonnen al in de zomer van 2016 met rietscheuten begroeid te
raken via ondergrondse uitlopers en bovengrondse runners. Op sommige plaatsen waren in 2016 al
runners buiten het raster gegroeid, zowel aan de westzijde als aan de oostzijde. In 2017 zette dit zich
sterk door, waarbij aan de westzijde opkomende rietscheuten werden aangetast door vraat-
activiteiten van ganzen en zwanen. Aan de oostzijde werd ook vraat door reeën geconstateerd, maar
het onbeschermde riet kon zich hier veel beter handhaven. Door de relatief hoge ligging ontstond
met name in de noordelijke helft een zeer dichte ruigtebegroeiing binnen het raster (Harig wilgen-
roosje, Haagwinde). In september/oktober werd een deel van het riet door wind en golven plat-
gedrukt waardoor zich een dichte strooisellaag vormde binnen het raster. Vanuit de plaggen aan de
groeiden Grote lisdodde en Heen op vrij veel plaatsen uit.

Op het zuidelijke, niet met riet begroeide deel in de zuidelijke helft, trad in 2016 en ook in 2017 veel
wilgenkieming op. Ook werd hier in 2017 een vrij groot aantal pollen van de invasieve exoot Water-
crassula (Crassula helmsii) gevonden. Deze is
bestreden door uitgraven en afvoeren.

Op IJsseloog was in september 2016 en 2017 veel


flab aanwezig (Fig. 15). Deze 'bloei' van draad-
wieren duurde slechts enkele weken. Veel draad-
wier kwam bleef na een periode van hoge water-
stand in het buitenraster hangen.

Fig. 15 Flabontwikkeling buitenzijde rietzone op


IJsseloog, 15-9-2017

20
In september 2016 en september 2017 zijn hoogteliggingsprofielen ingemeten op 16 raaien. De
zetting is op de meeste plaatsen 1-3 cm, de op sommige gemeten sterkere bodemverlaging is
waarschijnlijk het gevolg van erosie. In de rietzone zijn geen hoogtemetingen uitgevoerd, maar de
indruk is dat hier tijdens hoogwaters in de nazomers van 2016 en 2017 veel zand is ingevangen.
Direct achter de stortstenen dam is sterke bodemverlaging opgetreden in het bodemtalud. De
bodem van de achterliggende geul is achter de zuidelijke opening verdiept, door zandtransport
verder de geul in.

Fig. 16. Drie hoogteraaien op IJsseloog. Zie Bijlage 2.

IJsseloog - raai 4
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
-1
-1.2
1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47

Reeks1 Reeks2

IJsseloog - raai 9
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
-1
-1.2
1

67
4
7
10
13
16
19
22
25
28
31
34
37
40
43
46
49
52
55
58
61
64

70
73
76
79
82
85
88
91
94
97
100
103
106

-1.4

Reeks1 Reeks2

IJsseloog - raai 15
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
-1
-1.2
-1.4 1 4 7 10 13 16 19 22 25 28 31 34 37 40 43 46 49 52 55 58 61 64 67 70

Reeks1 Reeks2

21
Fig. 17. Beelden van de ondiepe zone IJsseloog in 2016 en 2017

IJsseloog buitenzijde september 2016 IJsseloog buitenzijde september 2017

IJsseloog binnenzijde zuid, september 2016 IJsseloog binnenzijde zuid, oktober 2017

IJsseloog riet in geul, oktober 2017 IJsseloog pol Watercrassula, september 2017

IJsseloog buitenzijde na storm, oktober 2017 IJsseloog platgeslagen riet na storm, okt. 2017

22
Fig. 18. Ondiepe zones Zwarte Meer: Kraggenoog in 2016 en 2017.

Kraggenoog 4-7-2016

Kraggenoog 15-9- 2016

Kraggenoog 12-9- 2017

23
Fig. 19. Ondiepe zones Zwarte Meer: De Snörre in 2016 en 2017.

De Snörre 15 september 2016

De Snörre 12 september 2017

24
De Snörre / Kraggenoog
Monitoring van de eilanden in het Zwarte Meer, De Snörre en Kraggenoog, is uitgevoerd op 4 juli en
15 september 2016 en 26 april, 17 juli en 12 september 2017. Er zijn hoogtemetingen uitgevoerd in
september 2016 en september/oktober 2017.

Fig. 20. Aandeel minder vitale plaggen De Snörre en Kraggenoog in juli en september 2016, en
september 2017.
Percentage plaggen in
slechte conditie De Snörre: % niet vitale plaggen
W = buitenste 2 rijen, W2 25
= binnenste 2 rijen 20
westpunt 15

O = oostpunt 10
5
N1-3 = noordzijde rij 1-3
0
Z1-4 = zuidzijde rij 1-4 W1 W2 O N1 N2 N3 Z1 Z2 Z3 Z4

Percentage plaggen in Juli 2016 Sept 2016 Sept 2017


slechte conditie in 2016 Kraggenoog: % niet vitale plaggen
W = buitenste 2 rijen, W2 50
= binnenste 2 rijen 40
westpunt
30
O = oostpunt 20
N1-3 = noordzijde rij 1-3 10

Z1-4 = zuidzijde rij 1-4 0


W1 W2 O N1 N2 N3 Z1 Z2 Z3 Z4

Juli 2016 Sept 2016 Sept 2017

Op de twee eilanden De Snörre en Kraggenoog bleek in mei 2016 dat de uitlopende rietplaggen
waren aangevreten in de korte tijd dat er nog geen vraatwerend raster was aangebracht. Ongeveer
de helft van de plaggen op beide eilanden was hierdoor aanvankelijk in een slechte conditie (geringe
uitloop van scheuten). Hierdoor was het aanvankelijke beeld dat de ontwikkeling van het riet
vertraging had ondervonden. In 2017 leken de meeste plaggen goed uit te lopen, met uitzondering
van een aantal rietplaggen aan de buitenrand van geëxponeerde zuidzijde (Fig. 20). Door golf-
werking werden deze plaggen steeds verder uitgehold en enkele plaggen bleken eind 2017 geheel te
zijn ondergraven. Met name op Kraggenoog ontstaan hierdoor openingen in de rietkraag.

25
Fig. 21. Buitenzijde geëxponeerde zuidoever Kraggenoog op 12 sep 2017 waarin inhammen
ontstaan door uitspoeling van plaggen.

De piekhoogte van het riet is aanmerkelijk lager dan op de Ketelmeer-locaties (2,0-2,2 m in 2016 en
2,3-2,5 m in 2017). Dit, en de veel geringere vegetatieve uitbreiding, heeft waarschijnlijk vooral te
maken met het voedselarme en uitdrogingsgevoelige substraat, dat uit grof zand bestaat.

De tussenruimten tussen de plaggen zijn in 2016 en 2017 begroeid geraakt met riet middels onder-
grondse uitlopers, maar nog steeds relatief open. Ook waren er in het najaar van 2016 opvallend
veel lange bovengronse uitlopers (‘runners’), in de vorm van horizontaal groeiende stengels met
jonge scheuten op de knopen. Deze scheuten lopen dwars door de open ruimtes tussen de plaggen
en door naburige plaggen heen, en ook door de rasters heen. Dit laatste vooral richting het kale
middenstuk; uitloperlengtes tot ca. 10 m zijn heel gewoon; de langste uitloper op 15 september
2016 had een lengte van ca. 14 m. In het voorjaar van 2017 waren de meeste bovengrondse
uitlopers niet meer terug te vinden, maar wel waren op plekken waar beworteling had plaats-
gevonden kleine rietpollen te zien.

Op de kale zandbodem tussen de rietplaggen en het middendeel van de eilanden is in de zomer van
2016 veel Grote lisdodde en Riet gekiemd uit ingewaaid of aangespoeld zaad. Ook heeft riet vanuit
de oever het midden van de eilanden gekoloniseerd middels lange stolonen vanuit de aangebrachte
rietpollen. In het najaar van 2017 was op de Snörre ongeveer eenderde van de oppervlakte van het
middendeel met riet begroeid (Fig. 23). Op Kraggenoog was dit veel minder het geval, wat mogelijk
te maken heeft met de lagere ligging.

Op het middenstuk en op enkele hogere delen tussen de rietplaggen zijn veel wilgen gekiemd (met
name Schietwilg en Boswilg), evenals lokaal populieren en Zwarte els. Er is getracht de zaailingen
zoveel mogelijk te verwijderen.

De flora van De Snörre en Kraggenoog is soortenrijk; op de twee eilanden samen werden in 2016 en
2017 liefst 128 plantensoorten aangetroffen. Op De Snörre werden in 2016 72 soorten, en in 2017
85 soorten gevonden, op Kraggenoog in 2016 84 en in 2017 64.

26
Het hoogteliggingsprofiel is in 2016 en 2017 ingemeten op raaien over beide eilanden heen (Fig. 24;
Bijlage 2). De zetting op zowel Kraggenoog als De Snörre is lastig in te schatten, maar bedraagt
ongeveer 1-3 cm (prognose 9-12 cm). De grindkoppen lijken weinig aan erosie onderhevig te zijn en
de vooroeverdelen hiervan lijken in alle gevallen zelfs hoger komen te liggen. Langs de zuidkanten
van de eilanden is vanaf het punt waar de grindlaag ophoudt sterke erosie van zand opgetreden, dat
zich door de langsstroming naar het oosten verplaatst. Er verdwijnt ook veel zand tussen de riet-
pollen, waarvan de restanten in enkele gevallen sterk ondergraven raken en kantelen. Het zand
wordt oostwaarts getransporteerd en een deel slaat neer achter de oostpunt als een 'staart' aan het
eiland. Deze 'eiland-staarten' zijn voortdurend aan verandering onderhevig (Fig. 22).

Fig. 22. Schematische weergave van veranderingen aan de oostelijke punten ('eiland-staarten')
van Kraggenoog en De Snörre in 2016 en 2017.

Kraggenoog Kraggenoog Kraggenoog


14 april 2016 4 juli 2016 15 sept 2016

Kraggenoog 24-4-2016 Kraggenoog 4-7-2016 Kraggenoog 25-9-2016

Kraggenoog Kraggenoog
26 april 2017 12 sept 2017

Kraggenoog 26-4-2017 Kraggenoog 12-9-2017

De Snörre De Snörre De Snörre


14 april 2016 4 juli 2016 15 Sept 2016

De Snörre 14-4-2016 De Snörre 4-7-2016 De Snörre 15-9-2016

De Snörre De Snörre
26 april 2017 12 sept 2017

De Snörre 26-4-2017 De Snörre 12-9-2017

27
Fig. 23. Vegetatiepatroon De Snörre en Kraggenoog in september 2016 en 2017.

De Snörre

Kraggenoog

riet kaal zand en open pioniervegetatie

lage- en hoge ruigte ondiep open water

28
Fig. 24. Selectie van hoogteraaien (N-Z) Kraggenoog en De Snörre. Zie Bijlage 2.

Kraggenoog Raai NW Kraggenoog Raai ZW


0 0
-0.2
-0.5 -0.4
-0.6
-1 -0.8
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9

2016 2017 2016 2017

Kraggenoog Raai 2
0.5

-0.5

-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19

2016 2017

Kraggenoog Raai 5
1

0.5

-0.5

-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22

2016 2017

Kraggenoog Raai 7
0.5

-0.5

-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20

2016 2017

29
De Snörre Raai NW De Snörre Raai ZW
0 0
-0.2
-0.4 -0.5
-0.6
-0.8 -1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

2016 2017 2016 2017

De Snörre Raai 2
0.5

-0.5

-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29

2016 2017

De Snörre Raai 5
1
0.5
0
-0.5
-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24

2016 2017

De Snörre Raai 7
0.4
0.2
0
-0.2
-0.4
-0.6
-0.8
-1
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21

2016 2017

30
Rietwingeul N1
De rietplaggen die zijn toegepast binnen het project waren afkomstig van de Schokkerplaat (N1),
waar ze in maart-april 2016 zijn uitgegraven. De hierbij gecreëerde geul door N1 is zodanig vorm-
gegeven dat maximaal ecologische meerwaarde verkregen zou worden. De geul loopt vanuit het
Ketelmeer dwars door het zanddepot en aangrenzende wilgenbos, om vervolgens met een S-bocht
door het rietland verbinding te maken met de achtergelegen lagune. Op 16 september 2016 bleek
dat de toegang van de rietwingeul geheel verzand was, door zand afkomstig van afslag van de hoge
zandoevers rondom de instroomopening. De hierdoor ontstane drempel heeft zich in 2017 verder
verbreed door instroom van sediment afkomstig van de buitenrand van het zanddepot (Fig.25). De
drempelhoogte lag in oktober 2017 op een niveau van ca. +0,2 m NAP, waardoor de geul aan deze
zijde nog slechts incidenteel in open verbinding komt met het Ketelmeer.

Fig 25. Zanddrempel in de


westelijke ingang van de
rietwingeul op N1.

Langs de steile oevers waar de geul door het zanddepot voert, ontwikkelen zich rietpollen uit
rhizoomfragmenten; ook treedt er op uitgebreide schaal opslag van wilgen op in het bos-deel van de
geul. De lage oevers in het lagunegedeelte van de geul werden in 2016 gekoloniseerd door
pioniersoorten zoals Naaldwaterbies, dat grote matten vormt, Grote lisdodde, Grote
waterweegbree, Ruwe bies, Heen en Riet, dat met lange runners vanuit de achterliggende
begroeiing de lage afgevlakte geuloever heeft gekoloniseerd. In 2017 was Riet overal de dominante
soort geworden.

De bodem van de geul was in het zomerhalfjaar van 2017 volledig bedekt met Smalle waterpest.

31
Fig. 26. Overview over de rietwingeul op het eiland N1.

16 september 2016

27 september 2017

32
Hst. 5 Conclusies
Na de aanleg van de ondiepe zones in 2016 is de rietontwikkeling vanuit de aangebrachte plaggen op
de Ketelmeer-locaties (N1, M1 en IJsseloog) zeer succesvol verlopen: eind 2017 was alle ruimte
binnen de aangebrachte rasters geheel dichtgegroeid met riet. Aan de binnenzijde breidt riet zich
ook buiten de rasters al meters ver uit. Ook aan de kade-zijde van N1 en M1 verloopt de ontwik-
keling van Riet en lisdodden zeer snel, al treedt hier sterke concurrentie op met de gekiemde wilgen.

Vooral op de Ketelmeer-locaties heeft het (water-)riet zich zeer goed ontwikkeld. De aanwezigheid
van diverse zingende Grote karekieten op M1 in mei 2017 geeft hier ook blijk van.

In de Ketelmeer-locaties wordt de ruimte tussen de rietzones en de voormalige oevers gekolo-


niseeerd door helofyten zoals Riet, Grote lisdodde en Grote waterweegbree waardoor een open
moeraszone is ontstaan. De ruimte tussen de vroegere kades en de rietzones lijkt niet erg aan-
trekkelijk te zijn voor grazende ganzen, mogelijk door de aanwezigheid van vossen. Aan de buiten-
zijde van de rietzone is echter wel veel vraat door ganzen en zwanen, en er verblijven hier in het
najaar en de winter geregeld groepen Grauwe ganzen. Het raster aan de binnenzijde van de rietzone
lijkt niet langer noodzakelijk te zijn en kan verwijderd worden; aan de buitenzijde kan verwijderen
van het raster echter wel tot aantasting van het riet leiden.

Op de Ketelmeer-locaties lijkt de restzetting van de bodem geringer dan de prognose. Op IJsseloog is


daardoor een zone in het zuidelijk deel eigenlijk iets te hoog gelegen, waardoor massale kieming van
wilgen optreedt; ook heeft zich hier de invasieve exoot Watercrassula gevestigd. Voor dit gedeelte
van IJsseloog kunnen 3 scenario's worden overwogen: verlaging tot onder zomerpeil; wilgen blijven
bestrijden tot er een gesloten riet-ruigtebegroeiing is ontstaan (naar verwachting binnen 1-2 jaar); of
aanvaarden dat er bos ontwikkelt. Op N1 en M1 is de hoogteligging grotendeels zodanig dat (vrijwel)
geen ontwikkeling van houtige gewassen mogelijk is, met uitzondering van de kadetaluds aan de
eilandzijde.

Op de aangelegde eilanden in het Zwarte Meer heeft het riet uit de plaggen zich veel minder sterk
ontwikkeld dan die in het Ketelmeer. Dit lijkt vooral een gevolg van het grove (voedselarme) zand-
substraat, de hoogteligging en erosie. Er is een grote variatie aan hoogteliggingen, waarbij in de
eilandkernen binnen de rietzones zowel diverse ondiepe poelen zijn ontstaan, als dichte moeras-
ruigte en sterk uitdrogend, spaarzaam begroeid zand. Mede hierdoor is de flora van Kraggenoog en
De Snörre duidelijk soortenrijker dan de Ketelmeer-locaties. Op de binnenruimtes van de eilanden
hebben in 2016 veel kokmeeuwen en visdiefjes genesteld. Omdat de begroeiing sterk toeneemt is
de verwachting dat deze kale-grondbroeders niet lang zullen standhouden. In 2017 is er daarnaast
een aantal succesvolle broedsels van Grauwe ganzen geweest. In de middenzone zijn in 2016 ook
zeer veel wilgen, populieren en zwarte elzen gekiemd.

Omdat alleen de westkoppen met een grindlaag verdedigd worden, wordt langs de zuidelijke riet-
kraag van beide eilanden veel zand naar het oosten getransporteerd waar het achter de oostpunt in
een soort strandhaak wordt gedeponeerd. Op den duur kan dit de zuidelijke rietkraag van de eilan-
den sterk doen afkalven. Mogelijke maatregelen op termijn zouden kunnen zijn: 1) aanbrengen van
korte dwarsdammen of palenrijen; 2) zandsuppletie ten zuidwesten van de eilanden ('mini-zand-
motor'); 3) aanbrengen van een grindbescherming langs de gehele zuidkant.

33
BIJLAGE 1 Plantensoorten aangetroffen in de ondiepe zones

Plantensoorten aangetroffen in de ondiepe zones in 2016 en 2017.

Tansley-codes d=dominant, a=abundant, f=frequent, o=occasional, r=rare

De Snörre Kraggenoog N1 M1 IJsseloog


2016 2017 2016 2017 2016 2017 2016 2017 2016 2017
Achillea ptarmica Wilde bertram r
Agrostis stolonif. Fioringras a o a o f o o f o
Alisma lanceolata Slanke waterweegbr. r a
Alisma plantago-aq. Grote waterweegbr. o r o r o o o o r f
Alnus glutinosa Zwarte els o r o
Angelica archangelica Grote engelwortel r r r r r r o
Artemisia vulgaris Bijvoet r
Aster lanceolatus Smalle aster r
Aster tripolium Zulte r r r
Azolla filiculoides Grote kroosvaren o
Barbarea vulgaris Gew. barbarakruid o
Bellis perennis Madeliefje r o r o
Berula erecta Kleine watereppe r o r r r
Betula pubescens Zachte berk r
Bidens cernua Knikkend tandzaad r o f o o o o o o r
Bidens connata Smal tandzaad r
Bidens frondosa Zwart tandzaad r r o f r o
Bidens tripartita Veerdelig tandzaad f f o o o o o
Bolbosch. maritimus Heen r f r f a f o f f
Butomus umbellatus Zwanenbloem r o o f r
Calamagrostis epigej. Duinriet r r
Callitriche sp. Sterrenkroos sp. r o o
Capsella bursa-pastor. Herderstasje o r f
Cardamine amara Bittere veldkers r r
Cardamine flexuosa Bosveldkers r
Cardamine hirsuta Kleine veldkers r r
Carex acuta Scherpe zegge r r
Carex acutiformis Moeraszegge o o
Carex hirta Ruige zegge r r r o o
Carex pseudocyperus Hoge cyperzegge r o r r
Carex remota IJle zegge r r
Carex riparia Oeverzegge r r
Cerastium fontanum Gew. hoornbloem r
Cerastium glomerat. Kluwenhoornbloem r r
Ceratoph. demersum Grof hoornblad o
Chamerion angusifolia Wilgenroosje r r
Chenopod. album Melganzenvoet r f
Chenopodium hybrid. Basterdganzevoet r
Chenopodium rubrum Rode ganzenvoet r r r
Cichorium intybus Wilde cichorei r
Cicuta virosa Waterscheerling r
Cirsium arvense Akkerdistel r o r f r o
Cirsium vulgare Speerdistel r r
Convolv. sepium Haagwinde o f r o o o f
Cotula coronopifolia Goudknopje o r o o o o r
Crassula helmsii Watercrassula o
Dactylis glomerata Kropaar r
Eleocharis acicularis Naaldwaterbies a a f o o o f a
Eleocharis palustris Gew. waterbies o o f f f f f a

34
Elytrigia repens Kweek r o r
Epilobium hirsutum Harig wilgenroosje o f o f o a r o o a
Epilobium parviflorum Viltige basterdwed. o
Epilobium tetragonum Kantig basterdwed. o r r o o r
Equisetum arvensis Heermoes r r
Equisetum palustris Lidrus r r r
Erigeron canadensis Canadese fijnstraal r o o r
Eupatorium cannabin. Koninginnekruid r o r r f
Festuca arundacea Rietzwenkgras r r
Festuca rubra Rood zwemkgras r
Fragaria vesca Bosaardbei r
Galium aparine Kleefkruid o r r
Galium palustre Moeraswalstro r
Glyceria notata Stomp vlotgras r r
Gnaphalium uliginos. Moerasdroogbloem r
Holcus lanatus Echte witbol r o
Hydroch. mors.-ranae Kikkerbeet r r r
Impatiens capensis Oranje springzaad r
Iris pseudacorus Gele lis r o r o r
Jacobaea vulgaris Jacobskruiskruid r
Juncus ambiguus Zilte greppelrus r
Juncus articulatus Zomprus f o f o o f r o o f
Juncus bufonius Greppelrus o r f r o o
Juncus compressus Platte rus r r
Juncus effusus Pitrus a a f f r o o o o o
Juncus inflexus Zeegroene rus f f o o r o o r
Leersia oryzoides Rijstgras r
Lemna minor Klein kroos a f f a o a
Lemna minuscula Dwergkroos o o
Leontodon autumnalis Vertakte leeuwent. r
Limosella aquatica Slijkgroen o o f o o o f f
Lolium perenne Engels raaigras r o f
Lycopus europaeus Wolfspoot f f f f o o o f f f
Lythrum salicaria Grote kattenstaart f o f o o f o o f a
Marchantia polymorp. Parapluutjesmos a
Matricaria discoidea Schijfkamille r r r r
Mentha aquatica Watermunt f a f a f a o f f a
Myosotis scorpioides Moerasvergeetm.n. o f f o o f o f o f
Nymphoides peltata Watergentiaan o
Oenanthe aquatica Watertorkruid r r
Oenothera biennis Midd. teunisbloem o o o
Oenothera x fallax Zandteunisbloem o o r r r
Panicum miliaceum Pluimgierst r
Persicaria amphibia Veenwortel o o o
Persicaria hydropiper Waterpeper r o o o o o
Persicaria lapathifolia Beklierde duizendkn. f r o o o r
Persicaria maculosa Perzikkruid o o o
Phalaris arundinacea Rietgras r f r o r r o o
Phragmites australis Riet a a a a a a a a a a
Plantago major Grote weegbree o r r r
Pl. major pleiosperma Getande weegbree r r
Poa annua Straatgras a a a a o o r r
Poa trivialis Ruw beemdgras r
Polygonum aviculare Varkensgras f
Populus alba Witte abeel r r
Populus nigra Zwarte populier r r r r
Populus x canadensis Canadapopulier r r r
Populus x canescens Grauwe abeel r r r
Potamogeton crispus Gekroesd fonteinkr. r r r

35
Potamogeton nodosus Rivierfonteinkruid r r r
Potam. pectinatus Schedefonteinkruid o
Potamogeton pusillus Tenger fonteinkruid a f
Potentilla supina Liggende ganzerik r
Pulicaria vulgaris Klein vlooienkruid o r o o o r o f
Ranunculus flammula Egelboterbloem r
Ranunculus repens Kruipende boterbl. r o r
Ranunculus sceleratus Blaartrekkende boter. o o o o o o f o
Rorippa amphibia Gele waterkers r o r f r o o
Rorippa arvensis Akkerkers r o r
Rorippa palustris Moeraskers r r o r r r
Rubus caesius Dauwbraam r r
Rumex congl. Kluwenzuring r o r o o o
Rumex crispus Krulzuring r o r r
Rumex hydrolapath. Waterzuring r r r
Rumex maritimus Goudzuring a o f o o o o f o o
Rumex obtusifolia Ridderzuring r r r r
Rumex palustris Moeraszuring r
Sagittaria sagittifolia Pijlkruid r
Salix alba Schietwilg a f f f f o f f f f
Salix caprea Boswilg f f f f o r r o o
Salix cinerea Grauwe wilg r r o r r
Salix purpurea Bittere wilg r r r
Salix triandra Amandelwilg r r
Salix viminalis Katwilg o r o o r r o
Schoenopl. lacustris Mattenbies r f r o r o o
Schoenopl. tabernaem Ruwe bies o r r o o f o
Scirpus sylvaticus Bosbies o r
Scutellaria galericulata Blauw glidkruid r r
Sedum acre Muurpeper r
Senecio inaequidens Bezemkruiskruid r o r o r r r o
Senecio viscosus Kleverig kruiskruid r
Senecio vulgaris Klein kruiskruid r o o o r r
Sisymbrium officinale Gewone raket r
Sium latifolium Grote watereppe r
Solanum dulcamara Bitterzoet f r r r r r r
Solanum lycopersic. Tomaat r
Solanum nigrum Zwarte nachtschade r o r o r
Solidago gigantea Late guldenroede r o r r o o
Sonchus arvensis Akkermelkdistel r r
Sonchus oleraceus Gewone melkdistel o o o r r o
Sonchus palustris Moerasmelkdistel r r r
Spirodela polyrhiza Veelw. kroos f f o a o a
Stellaria media Vogelmuur r o o
Taraxacum offic. Paardenbloem r r r
Tephroseris pal. Moerasandijvie o r o o o r o r
Tripleurosp. mar. Reukloze kamille r r
Tussilago farfara Klein hoefblad r r r o r r r o
Typha angustifolia Kleine lisdodde o r o o o r r
Typha latifolia Grote lisdodde a o a o f a f a f a
Urtica dioica Grote brandnetel r r r r r o
Valeriana officinalis Echte valeriaan r r
Veronica anagallis-aq. Blauwe waterereprijs f f o o
Veronica beccabunga Beekpunge r
Veronica catenata Rode waterereprijs o f r o f o
Xanthium strumarium Late stekelnoot r
Zannichellia palustris Zannichellia f o a f

36
BIJLAGE 2 Profielen van hoogtemetingen

Bijlage kaartbestanden met weergave van hoogteligging (m NAP) in 2016 en 2017 en

verschil in cm tussen 2016 en 2017:

676801 E01b (IJsseloog)

676801 E02c (M1 Noord-Zuid)

676801 E03c (N1)

676801 E04d (Kraggenoog en De Snörre)

37

You might also like