You are on page 1of 6

17-742/DB/LI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:216

RAAD VAN DISCIPLINE

Beslissing in de zaak onder nummer van: 17-742/DB/LI

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch


van 4 december 2017
in de zaak 17-742/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

klaagsters

tegen:

verweerder

1 Verloop van de procedure


1.1 Bij brief van 7 maart 2017 hebben klaagsters bij de deken van de Orde van Ad-
vocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 12 september 2017 met kenmerk K17-038, door de
raad ontvangen op 13 september 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 oktober 2017 in aanwezig-
heid van klaagster sub 2, mede namens klaagster sub 1, verweerder en mw. mr K. ,
klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerder. Van de behandeling is proces-
verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 12 september 2017, met bijlagen

2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter
zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder treedt in een civielrechtelijk geschil betreffende de nakoming van
een huurkoopovereenkomst op voor de wederpartij van klaagsters. Verweerder heeft
klaagsters namens zijn cliënten bij brief van 2 augustus 2016 gesommeerd om over te
gaan tot betaling van de periodieke betalingen ter hoogte van € 4.999,99 en de over-
eenkomst te ondertekenen bij gebreke waarvan verweerder aankondigde klaagsters
in rechte te zullen betrekken.
2.2 Verweerder heeft namens zijn cliënte op 23 januari 2017 een kort geding dag-
vaarding laten uitbrengen tegen 2 februari 2017. Het restaurant van klaagsters was in
de week van 23 januari 2017 gesloten. Klaagster sub 2 heeft de dagvaarding op 27

1/6
januari 2017 om 17.00 uur, bij het openen van het restaurant, in de brievenbus aange-
troffen.
23. De advocaat van klaagsters heeft bij brief van 30 januari 2017, wegens verhinde-
ring van de directie van klaagster sub 1 op 2 februari 2017 en onder opgave van verhin-
derdata, aan de rechtbank om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Ver-
weerder heeft bij brief van 31 januari 2017 aan de rechtbank verzocht de zittingsdatum
van 2 februari 2017 te handhaven. Verweerder schreef onder meer het volgende: “Door
de eisende partijen is kort geding ruim van tevoren aangekondigd en (klaagster) heeft
hierop niet gereageerd. Eisende partijen hebben conform de vormvoorschriften gehan-
deld.” Verweerder heeft voor het geval er toch een andere zittingsdatum zou worden
bepaald zijn verhinderdata vermeld. De rechtbank heeft op 1 februari 2017 aan de ad-
vocaat van klaagsters bericht dat er geen nieuwe datum voor de mondelinge behandeling
zou worden bepaald.

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijt-
baar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder is overgegaan tot het nemen van rechtsmaatregelen zonder de weder-
partij (klaagsters) hiervan vooraf in kennis te stellen en zonder enige vorm van voor-
overleg;
2. verweerder bewust feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan hij wist dat die onjuist
waren;
3. verweerder niet de zorg in acht genomen heeft die hij in acht had behoren te nemen
tegenover klaagsters;
4. verweerder zich onnodig grievend over klaagsters heeft uitgelaten.

4 VERWEER
4.1 Klagers zijn op 2 februari 2017 bij de mondelinge behandeling in kort geding
verschenen en hebben derhalve geen belang bij de eerste twee onderdelen van de
klacht. Klaagsters dienen daarin niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4.2 Verweerder heeft klaagsters namens zijn cliënten bij brief van 2 augustus 2016
in gebreke gesteld en rechtsmaatregelen aangekondigd. Op grond van het Procesre-
glement bestaat er geen verplichting om de verhinderdata van de wederpartij op te
vragen. Voor zover de verhinderdata op het aanvraagformulier als verhinderdata van
partijen staan vermeld is dit te wijten aan het computersysteem van de rechtbank. Dit
kan verweerder niet worden tegengeworpen.
4.3 Verweerder heeft de in de wet genoemde reguliere dagvaardingstermijn in acht
genomen. Deze mag geacht worden voldoende tijd voor beraad te hebben gegeven.
Bovendien waren klaagsters met hun gemachtigde bij het kort geding aanwezig en
hebben zij aldaar hun verdediging ten volle kunnen uitvoeren. Klaagster sub 2 heeft
voorts voor de zitting een uitgebreide pleitnota opgesteld. Klaagsters hebben geen
gemotiveerd uitstelverzoek gedaan en ter zitting geen opmerking gemaakt over de af-
wijzing.
4.4 Het verwijt dat het kort geding ‘redelijk recent’ zou zijn aangekondigd is niet juist.
Er is juist gesteld dat het kort geding ruim van tevoren is aangekondigd.
4.5 Verweerder heeft gehandeld in het belang van zijn cliënten en binnen de grenzen
van het procesrecht. De rechter heeft hierover geoordeeld. Klaagsters werden ter zitting
vertegenwoordigd door een gemachtigde. Klaagsters hadden kunnen klagen over de
gang van zaken of een wrakingsverzoek kunnen indienen. De executie van een uitvoer-

2/6
baar bij voorraad verklaard vonnis is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Eventueel kan een
executie kort geding worden gestart.
4.6 Verweerder kan zich niet herinneren (noch voorstellen) klaagsters te hebben
aangesproken, dan wel te hebben betiteld als “oplichters, bedriegers en dergelijke” en
betwist dit dan ook. Het is een feit dat de cliënten van verweerder zich opgelicht en
bedrogen voelden. Het kan zo zijn dat verweerder daarover een opmerking heeft ge-
maakt. Dit betrof enkel een weergave van de gevoelens van de cliënten van verweerder.

5 BEOORDELING
5.1 Verweerder beroept zich op de niet-ontvankelijkheid van klaagsters wegens het
ontbreken van een belang. De raad volgt verweerder hierin niet. De omstandigheid dat
klaagsters uiteindelijk ter zitting zijn verschenen betekent niet dat zij geen belang hebben
bij de klacht. De raad ziet geen aanleiding klaagsters niet-ontvankelijk te verklaren in
hun klacht.
5.2 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de be-
oordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een
grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een
wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij
worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de be-
langen van de wederpartij (klagers) nodeloos worden geschaad. De raad zal de klacht
met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.
Ad onderdeel 1
5.3 Vast staat dat verweerder klaagsters op 23 januari 2017 in kort geding heeft ge-
dagvaard zonder voorafgaand overleg en zonder hen om verhinderdata te vragen. In-
gevolge het bepaalde in gedragsregel 9 is een advocaat verplicht, alvorens hij overgaat
tot het nemen van rechtsmaatregelen, zijn wederpartij van zijn voornemen kennis te
geven, waarbij hij in beginsel een redelijke tijd voor beraad dient te geven en waar re-
delijkerwijs mogelijk overleg te voeren over het tijdstip van de behandeling van een
zaak. Verweerder stelt dat hij klaagsters middels zijn brief van 2 augustus 2016 ruim
van tevoren op de hoogte heeft gesteld van het kort geding. Klaagsters betwisten de
brief van 2 augustus 2016 te hebben ontvangen. Wat hiervan ook moge zijn, de brief
van 2 augustus 2016 bevatte enkel een sommatie en een aankondiging van algemene
aard tot het treffen van rechtsmaatregelen, welke niet kan worden gezien als de in ge-
dragsregel 9 bedoelde kennisgeving. Verweerder heeft voorts nagelaten klaagsters
een redelijke termijn voor beraad te geven noch heeft hij met hen overleg gevoerd over
de datum van de behandeling van de zaak dan wel verhinderdata opgevraagd. Klaag-
sters zijn door het handelen dan wel nalaten van verweerder bemoeilijkt in de voorbe-
reiding van het kort geding. Verweerder heeft aldus de belangen van klaagsters nodeloos
benadeeld, waarvan hem tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken. Klachtonderdeel 1
is gegrond.
Ad onderdeel 2
5.4 Verweerder heeft in zijn reactie dd. 31 januari 2017 op het verzoek om uitstel
van klaagsters aan de rechtbank geschreven dat het kort geding ruim van te voren is
aangekondigd. Verweerder heeft hiermee de suggestie gewekt dat hij het kort geding
voorafgaand aan de dagvaarding heeft aangekondigd. Een sommatie en algemeen
aankondiging tot het treffen van rechtsmaatregelen kan niet worden gezien als een
concrete aankondiging van het kort geding. Verweerder heeft de rechtbank aldus mis-
leidende informatie verschaft. Dat verweerder aan zijn reactie aan de rechtbank de
woorden ruim van te voren heeft toegevoegd maakt dit niet anders. Het tweede onder-
deel van de klacht is eveneens gegrond.

3/6
Ad onderdeel 3
5.5 Dit onderdeel heeft betrekking op het overleggen van stukken tijdens de kort
geding zitting zonder hiervan voorafgaand aan dan wel ter zitting een afschrift aan
klaagsters te verstrekken. Verweerder heeft ter zitting van de raad naar voren gebracht
dat hij de betreffende stukken kort voor de zitting van zijn cliënten had ontvangen en
derhalve geen afschrift aan klaagsters heeft kunnen doen toekomen. Vast staat dat
verweerder ter zitting een stuk heeft overgelegd wat hij kort voor de zitting van zijn cli-
ënten had ontvangen. De raad is van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden
en gelet op het spoedeisende karakter van een kort geding verweerder hiervan tucht-
rechtelijk geen verwijt te maken valt. Het is de voorzieningenrechter die tijdens een
mondelinge behandeling in kort geding de procesorde bepaalt en beslist of stukken al
dan niet nog worden toegelaten. Ter zake valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt
te maken. Klachtonderdeel 3 is ongegrond.
Ad onderdeel 4
5.6 De opvattingen van partijen over hetgeen ter zitting door verweerder is gezegd
lopen uiteen, zodat door de raad niet kan worden vastgesteld of het verweten handelen
heeft plaatsgevonden. Het vierder onderdeel van de klacht is ongegrond.

6 MAATREGEL
6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerder het
door klaagster betaalde griffierecht aan /haar vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48,
zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die [klager/klaagster] in verband
met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten
worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48,


zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Neder-
landse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten
worden vastgesteld op € 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk
worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald.
Dit bedrag dient te worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000,
BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding
van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de
betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken, binnen 4 weken aan deze
te voldoen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van reiskosten die de klagende partij heeft
moeten maken, vastgesteld op € 50,00 , binnen 4 weken aan deze te voldoen;

4/6
- veroordeelt verweerder tot betaling van de kosten die in verband met de behan-
deling van de zaak ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten vastgesteld
op € 1.000,00 binnen 4 weken te voldoen aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en P.J.W.M.
Theunissen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uit-
gesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 5 december 2017

verzonden aan:
- klaagsters
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen
hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagsters
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen
hoger beroep bij het Hof van Discipline
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslis-
sing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de
gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep-
schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslis-
sing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzen-
ding van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift
dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn
van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

5/6
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pak-
ketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen
worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing
waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie
van het hof.
d. Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de be-
slissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele
handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl

6/6

You might also like