You are on page 1of 13

IRK DE WACHTER LUISTERT NAAR PHILIPPE HERREWEGHE

‘Ik noem u wel eens mijn


psychiater’
Tussen droom en daad staat de dood. Geen interview met Johann
Sebastian Bach dus, maar Philippe Herreweghe komt voor Dirk
De Wachter aardig in de buurt. ‘Muziek helpt te leren leven op het
slappe koord.’ Een gesprek over wat Bach vermag en de
schoonheid van de dissonant.
Filip Rogiers, foto’s Jimmy Kets
‘Ach, mein Sinn,
Wo willt du endlich hin,
Wo soll ich mich erquicken’
De Wachter spreidt zijn armen als een adelaar. ‘Zoveel Herreweghe heb ik op de
plank staan’
(Uit: Johannes-Passion, J.S. Bach)
Zo zelfverzekerd Dirk De Wachter sinds jaren zalen onderhoudt over
geluk, ongeluk en de borderline daartussen, zo beduusd overhandigt hij zijn
boek De wereld van De Wachter aan Philippe Herreweghe.
‘Ik besluit elk van mijn boeken met Bach’, zegt De Wachter, als een trotse
pupil tegenover zijn meester.
‘Mooi, mooi’, zegt de licht verkouden dirigent van het Collegium Vocale
Gent. Hij bladert door naar de laatste pagina, hoortziet de regels uit de al
ettelijke keren door hem opgevoerde Johannes-Passion.
De slotsom van het boek, meteen het bestaan, luidt: ‘Zeker is dat het leven
soms een mooie, maar soms ook een moeilijke kwestie is, waarin het
Erbarmen van Bach als een eeuwig troostende klank nodig blijkt.’
De Wachter spreidt zijn armen als een adelaar. ‘Zoveel Herreweghe heb ik
op de plank staan.’ Zijn collectie Bach-cantates vult een wand en van de
cellosuites heeft hij ruim honderd versies. Het is muziek waarin hij de echo
hoort van wat het leven hier op deze bol zo wezenlijk, tragisch mooi en
tegelijk ongrijpbaar maakt.
Herreweghe: ijn grootvader was, behalve een uitmuntend charcutier, ook een beetje
gek. Dat zit in de familie. Ik denk wel dat ik een milde vorm van borderline
heb’‘MHERREWEGHE
Wat vooral Bach vermag, al zeker in de uitvoering van Herreweghe: van het
menselijke tekort een draaglijk mooi goed maken. ‘Het helpt,’ zegt De
Wachter, ‘om te leren leven op het slappe koord.’ Zelf ontvangt hij in zijn
kabinet mensen die er al eens afvallen.
Bijna was ook Herreweghe het geworden: zielenknijper. Omgekeerd
tokkelt De Wachter graag op een vleugel, maar zijn artistieke aspiraties
bleven achter in de banken van de muziekschool. Het is een tekort dat hij,
zijn eigen leer getrouw, heeft leren omarmen.

De toerist
Of de dirigent voor het vak van psychiater gedeugd zou hebben, vraagt
zijn bijna-collega. Herreweghe proest het net niet uit. ‘Natuurlijk niet!’ Hij
grossiert, behalve in superbe muziek, in de gulle lach.
Herreweghe: ‘Ik ben geneeskunde en psychiatrie gaan studeren, omdat ik
als jongen van vijftien gefascineerd was door de vader van een jeugdvriend.
De dit jaar overleden Roger Matthys, neuropsychiater en kunstverzamelaar.
Een mooie man, chique type. Hij droeg een strikje zoals Elio Di Rupo en
woonde in een prachtig huis, waarin recitals werden georganiseerd. Het was
volgestouwd met kunstwerken, van de Latemse School tot Andy Warhol en
Karel Appel.’
‘Ik keek mijn ogen uit. Voor mij was een psychiater iemand tussen
priester en kunstenaar. Dat wilde ik ook worden. En daarvoor moest ik mij
eerst door de geneeskunde worstelen. Ze noemden mij “de toerist”, omdat
ik nooit naar de les ging.’
Ook voor De Wachter was geneeskunde maar een voorgeborchte.
‘Bijzonder oninteressant, weinig gecultiveerde studenten.’
De Wachter: is mijn devies’‘, dat Engagez vousDE WACHTER:
Na drie jaar psychiatrie werd Herreweghe uit een groep van vijftig
studenten uitverkoren met twee andere kandidaten om assistent te worden.
Maar hij koos resoluut voor de muziek.
Tot ontsteltenis van uw vader, naar verluidt?
Herreweghe: ‘Mijn moeder speelde piano en mijn ouders juichten het wel
toe dat ik als kind aanleg had voor muziek, maar dat ik daar mijn beroep
van zou maken? Nee, dat was een brug te ver. Mijn vader dacht dat ik armoe
zou lijden en daar wist hij wel iets van. Hij was de zoon van de beste
beenhouwer van Gent. Mijn vader kreeg dat perfectionisme mee in zijn
genen en de jezuïeten scherpten het verder aan.’
‘Mijn grootvader was, behalve een uitmuntend charcutier, ook een beetje
gek. Dat zit in de familie. Ik denk wel dat ik een milde vorm van borderline
heb. (lacht) Mijn grootvader vond op zijn 42ste dat hij genoeg geld verdiend
had en hij gaf er de brui aan. Maar dat was in 1937, in volle crisis, waardoor
hij zijn familie in de armoede stortte.’
Herreweghe: et Bach krijg ik het moeilijker naarmate ik ouder word. Mahler was een
pantheïst, Bach vond zijn troost in een echt geloof’‘MHERREWEGHE:
‘Mijn vader heeft echt honger gekend. Hij zat tijdens de oorlog bij de
weerstand. Van zijn groepje van achttien bleven er op het einde maar twee
over. Berooid, maar hij was erg verstandig en wilde hogerop. Toen hij
geneeskunde studeerde, stak hij in de winter gazetten onder zijn frak om
zich te warmen. Hij at medicijnen voor het suikergehalte. Hij was onderweg
naar een mooie carrière in de tropische geneeskunde, maar daarvoor moest
je natuurlijk naar Congo en mijn moeder wilde niet mee. Hij is in België
gebleven, gefrustreerd omdat hij “maar” huisarts was, ook al deed hij dat
uitstekend. Hij had inderdaad gehoopt dat ik zijn droom zou vervullen. Het
is anders gelopen.’
Maar hoe kunt u zo zeker zijn dat u niet zou deugen als psychiater?
Herreweghe: ‘Ik merkte tijdens mijn studies dat een goede psychiater de
gave moet hebben om zich 100 procent ten dienste van mens en
samenleving te stellen.’
De Wachter: ‘Engagez vous, inderdaad, dat is mijn devies.’
De Wachter: ‘Psychiatrie geeft het enigma van de mens een plaats. En
daarin is ze meer verwant aan muziek en literatuur dan aan geneeskunde.’
Herreweghe: ‘Wel, het mooie aan muziek vind ik – sorry – dat je enorm
met jezelf bezig kunt zijn. Als ik mij verdiep in Robert Schumann, kan de
wereld rondom mij vergaan. Mijn vrouw is ook muzikante. Elke dag is zij
bezig met haar lichaam, met techniek. Je zit uren te turen in partituren, je
gaat volledig op in jezelf. Het verschil is toch dat een psychiater zeer veel
met andere mensen bezig is, niet?’
De Wachter: (protesteert) ‘Maar u geeft de samenleving toch ook veel
terug? U zit daar niet in een kotje alleen. Als ik naar u kom luisteren, troost
mij dat. Ik zeg thuis wel eens half grappend dat u mijn psychiater bent.’
Herreweghe: ‘Dank u. Het doet mij ook immens veel plezier als iemand
mij schrijft hoe de muziek van Collegium Vocale het enige moment van
vreugde is geweest dat zijn doodzieke vader in zijn laatste maanden nog
heeft gekend. Dan dient het toch nog tot iets, denk ik.’
Herreweghe: ijn kalender ligt vast voor de komende zes jaar. Ik kan u precies zeggen
waar ik op 2 april 2020 om 16 uur zal zijn’ ‘MHERREWEGHE:
De Wachter: ‘Ziet u wel, nu spreekt de psychiater in u.’
Herreweghe: ‘Ik sta met mijn rug naar het publiek, maar soms zie ik
zijdelings erg ontroerende taferelen. Deze zomer zaten in Italië (waar
Herreweghe elk jaar het Festival Accademia delle Crete Senesi organiseert,
red.) een man en een vrouw op de eerste rij, beiden in een rolstoel. We
speelden oude muziek en ineens zag ik in mijn ooghoek hoe die twee
mensen hun vingers innig in elkaar verstrengelden. In Brugge begon er
eens, tijdens een opvoering van een Menuet van Mozart, een meisje van zes
jaar in een prinsessenjurk te dansen. Zo mooi.’
De Wachter: ‘Mozart had het ongetwijfeld ook goed gevonden.’
Herreweghe: ‘We zijn allemaal op de rand van ziek. De muziek kan maken
dat we niet kantelen in de ziekte, maar ze kan ons natuurlijk niet genezen.’

Zum Tode Leben


Pillen vermogen nog altijd meer dan een cantate of een cellosuite van Bach
tegen ziekte, daar zijn de dirigent en de psychiater het over eens.
Herreweghe vragen of kunst de wereld kan redden, is zoveel als hem vragen
of hij als psychiater had gedeugd. Hij grinnikt ook die vraag weg.
Maar toch, wat beide heren bindt aan de plek halfweg Lacan en Bach is
iets groters dan troost. In het kraaiennest tussen psychiatrie en muziek kom
je tot een rijkere diagnose.
De Wachter: ‘Psychiatrie neigt zeker vandaag naar materialistisch
reductionisme. “Wij zijn ons brein.” Alsof de mens terug te brengen is tot
zijn neuronen. Ik geef natuurlijk ook soms pillen aan mensen. Je moet iets
weten van neurologie in dit vak, maar het boeiende aan psychiatrie is juist
dat ze oog heeft voor zoveel meer. Ze geeft het enigma van de mens een
plaats. En daarin is ze meer verwant aan muziek en literatuur dan aan
geneeskunde. Marcel Proust leert mij bij wijze van spreken meer over de
mens dan drie jaargangen American Journal of Psychiatry.’
Herreweghe: ‘Het is wat Friedrich Nietzsche zei over Fjodor Dostojevski.
Hij leerde meer van de kunstenaar dan van zijn collega-filosofen.’
De Wachter: ‘Het is vreemd genoeg vaak de meest complexe muziek die
er het best in slaagt om iets zeer helder en wezenlijks uit te drukken. Ik heb
niets tegen leuke deuntjes, maar daarin voel ik toch maar zelden een
spirituele of kosmische snaar trillen. En daarom betreur ik het ook dat ik op
een klassiek concert, op de conservatoriumstudenten in de nok na, zo
weinig jonge mensen zie. Klassiek lijkt wat in de tijd gestold.’
HERREWEGHE: ‘Je moet er gevoelig voor zijn en dat komt met de
leeftijd. De beste klassieke muziek spitst zich bijna altijd toe op de dood. Ik
vind het niet abnormaal dat normale gezonde, jonge mensen dat niet zien,
niet willen of kunnen zien. Robert Schumann was psychisch half ziek, bij -
Anton Bruckner gaat het ook over zwaarte en het einde, het is bijna
eschatologisch. Bij Beethoven nog veel meer. Mahler! Dood voor, dood na.
Ik denk dat in Mahlers eigen tijd het publiek ook niet echt jong was. Rond
de veertig, oud voor die tijd.’
Geldt niet voor alle goede kunst dat ze over eros en thanatos gaat?
Herreweghe: ‘Niet noodzakelijkerwijs. Er is in ons muziekpatrimonium
wel degelijk fantastische muziek met een luchtige, ja zelfs vrolijke inhoud.
Brahms was een groot bewonderaar van Johan Strauss bijvoorbeeld. En
verder is er Offenbach en ook een fors deel van de muziek van Bach. Ook in
de literatuur heb je veel boeken over liefde en erotiek.’
De Wachter: ‘Bij Shakespeare is het toch vooral dramatiek, moord en
doodslag? De ware kunst gaat toch vaak de duisternis in, vind ik. Maar het
is een zwaarte die verlicht. Zum Tode leben.’

De derde macht
Herreweghe: ‘We worstelen allemaal met dezelfde essentiële vragen: wie
zijn we, waar gaan we heen, hoe is het om te sterven? De kunst kan daar het
beste op antwoorden, of ons over de vraag en over de dood heen het
weliswaar vluchtige gevoel geven dat we in harmonie deel uitmaken van een
geheel dat ons overstijgt. Als ik naar Bruckner luister, heb ik het gevoel:
dit is het, dit is het leven. Zijn Adagio is als een diepe slaap, de ballast valt
weg, je bént.’
‘Bij Mahler is het grondgevoel niet zozeer dat hij bang was om te sterven
– dat was hij wellicht ook wel zoals ieder ander – maar net daardoor is er
dat verklankte besef dat het leven zo mooi is, de lente zo prachtig en dat wij
weg moeten. Muziek en poëzie zeggen dat het krachtigst. Een goed schilderij
is natuurlijk ook fantastisch, maar muziek heeft een bijzondere dimensie.
Bij een schilderij deel je een impressie, niet de tijd. De tijd is ons cement en
dat delen we even tijdens de muziek. Het eindigt, een schilderij blijft
hangen.’
De Wachter: ‘Een triptiek van Francis Bacon kan mij toch bijzonder
aangrijpen.’
Herreweghe: ‘Natuurlijk, maar het is individueler. Naar muziek luister je
samen in een gedeelde tijd. Het is het diepste wat je samen kunt beleven.
Samen naar muziek luisteren heeft iets tribaals. Dat hebben hooligans ook,
wellicht. (lacht) In de muziek ben je verbonden door het vangnet van de
tijd. Ik denk niet dat het iets oplost, maar het is tenminste wat balsem op de
wonde.’
De Wachter: ‘Natuurlijk, het lost niets op. Het is onoplosbaar.’
Herreweghe: ‘Maar het brengt je als mens wel iets dichter bij het volle
leven, wat we vooral in het Westen een beetje verleerd zijn door het digitale
en binaire denken. Ons brein is zoveel plaats gaan innemen dat het
evolutionair de diepere manieren om de realiteit in haar geheel waar te
nemen, is gaan onderdrukken.’
Zoals we dat met de dood en de natuur doen: wegmoffelen?
Herreweghe: ‘Echt zeer goede kunstenaars begrijpen de dingen beter,
geloof ik. Het zijn altijd zeer verstandige mensen. Ik heb het niet
noodzakelijk over een hoog IQ, wel over een ander soort weten. Ze hebben
voeling met wat ik maar het mysterie van het leven noem. Dat hebben ze
gemeen met religieuze mensen, maar die zijn dan dikwijls vergiftigd door
hun dogma’s. Ik weet waarover ik spreek, ik zat bij de jezuïeten.’ (lacht)
De Wachter: ‘Kunstenaars komen het dichtst bij het ware?’
Herreweghe: ‘Voilà. De derde macht, dat is de kunst. Ik geloof dat
politiek, kunst, filosofie en natuur op andere momenten in onze
geschiedenis ooit veel natuurlijker met elkaar verbonden zijn geweest. Ik
hou van Sienna, daar zie en voel ik in de architectuur en het
stedenbouwkundige collectieve concept nog de sporen van een samenleving
die niet alleen op het tastbare en materiële was gericht. Ons eigen
waardeloze materialisme uit zich in de lelijkheid van de Franse voorsteden
en in de walgelijke Disneylandisering van al onze binnensteden. Ik leef niet
graag in een pretpark.’
In de tijd waarover u spreekt, zal ook in Sienna de rijkdom wellicht ongelijk
verdeeld geweest zijn.
Herreweghe: ‘Dat is juist, maar tegelijk vermoed ik dat het geluk beter
verdeeld was. Je ziet de sporen van dat geluk in het landschap. In een vorig
leven heb ik vijf jaar samengeleefd met een meisje uit Venezuela. Ik heb
toen vaak gereisd door primitieve dorpen. Ik voelde daar een evenwicht
tussen mens en natuur. De dorpen waren arm maar mooi, de mensen
berooid maar waardig. Ik denk dat onze maatschappij dat contact met die
synthese kwijt is. En ik denk dat goede kunst nog altijd de plek is waar je,
als door een kijkgaatje, daarvan een glimp kunt opvangen.’

Door de modder
Per visibilia ad invisibilia, via het zichtbare naar het onzichtbare.
Erasmus. Het staat in steen gebeiteld in Herreweghes buitenverblijf in
Toscane. ‘Ik heb de kunst nodig om te weten dat de wereld niet te begrijpen
is’, zei ook Dirk De Wachter deze zomer naar aanleiding van de expo die hij
organiseerde in Museum Dr Guislain.
De Wachter: ‘Wat Bach vermag? Zijn muziek doet iets met mensen wat
buiten de rationele categorieën valt.’
Herreweghe: ‘Juist. Ons leven is een aaneenschakeling van banaliteiten.
We waden allemaal door de modder. Ik praat nu over het prozaïsche
leeuwendeel van elke dag: sleutels zoeken, parkeerplaats vinden, je
verplaatsen. Tachtig procent van ons leven is trash, voor ons allemaal, ook
voor paus Franciscus. En dan zijn er die zeldzame momenten die dat
overstijgen. In interpersoonlijke relaties, waaronder de meest
geprivilegieerde onder die relaties: de liefde. En in de kunst.’
De Wachter: ‘Dat hoort bij het leren omarmen van het ongeluk. Dat klinkt
vreemd in tijden van leukigheid. Ik amuseer mij ook graag, maar de essentie
van het bestaan is toch dat je het ongeluk, de schoonheid in het aanschijn
van de dood, ergens kunt voelen.’
We doen zo krankzinnig ons best om gelukkig te zijn, schrijft en zegt u vaak.
En dat we moeten loslaten. Maar wat is de jacht van een Bach naar perfectie
anders dan een trachten naar geluk?
De Wachter: ‘Het is niet dat streven naar schoonheid dat ongelukkig
maakt, wel de jacht op het oppervlakkige, misbegrepen geluk, wat ik net de
leukigheid noemde. Er zit veel schoonheid in verdriet. Ook de liefde toont
zich het best in verdriet. Mahler, dat is toch geësthetiseerd verdriet?’
Goed, maar net dat esthetiseren leidt toch tot een perfecte gelukservaring?
De Wachter: ‘Perfect? Dat weet ik nog zo niet. In de muziek zit
schoonheid vaak net in de dissonanten. In de latere Beethoven zit veel
moderniteit, het is muziek die wringt. De perfectie zit hem juist in het
wiskundig niet perfecte. Als het allemaal glad en af is, betekent het niets. Er
zitten dwarsheden, weerhaken in.’
Herreweghe: ‘Ik denk inderdaad niet dat goede componisten het willen
hebben over oppervlakkige leukigheid, hun wezen is juist op diepte gericht.
Er is voor mij niets mooiers in de muziek dan Das Lied von der Erde van
Gustav Mahler met die prachtige, oud-Chinese teksten. Op het einde
vervloeit de zanger in het geheel van de oneindigheid. Ewig ewig zijn de
laatste woorden. Ik kan maar hopen dat je op het einde van je leven die
wijsheid kunt hebben. Mahler doet het zo klinken alsof je in dat einde zit.
Als dat de dood is, ja, dan is Mahler troost. (Grijnst, maar ernstig) Ik word
volgend jaar zeventig, het wordt tijd voor mij om daar iets meer mee bezig
te zijn.’
Luistert u door ouder te worden anders naar muziek?
Herreweghe: ‘Ik leef in feite nog altijd in de romantische wereld van
Mahler. Met Bach krijg ik het moeilijker. Mahler was een pantheïst, Bach
vond zijn troost in een echt geloof. Ik heb meer en meer moeite om zijn
cantates uit te voeren, omdat die vaak in de engste zin over godsdienstige
dogma’s gaan waarmee ik mij niet kan vereenzelvigen.’
De Wachter: ‘Ich freue mich auf meinen Tod. Daar kan ik me toch nog
altijd iets hedendaags bij voorstellen zonder god, zonder die ene god van
Bach.’
Herreweghe: ‘Het is de schuld van de jezuïeten, alweer. (lacht) Daarvan
zag ik achteraf wel de positieve punten, maar ze maken het negatieve niet
ongedaan. Van de religie gaven ze ons niet zozeer het mystieke als wel het
onderdrukkende mee, onder meer en veel te voornamelijk op seksueel vlak.
Ik ben niet tegen religie. Het zou even onzinnig zijn als zeggen dat je tegen
de oceaan bent.’
‘Religie is des mensen, het heeft in de loop van de geschiedenis even
vreselijke als mooie gedaantes aangenomen. De Bijbel zelf heeft de literaire
kwaliteit van Shakespeare. Er ligt zoveel wijsheid, schoonheid en diepte in
opgestapeld. In de mate dat Bach zich daaraan laaft, volg ik hem. Als hij het
over de aartsengel Michael heeft, haak ik af. Maar zijn achtste cantate heeft
dan weer een van de mooiste openingskoren ooit: Liebster Gott, wenn werd
ich sterben.’

Beetje snob
Mocht hij vandaag 30 zijn, zegt Herreweghe, hij zou graag in Berlijn
wonen. Hij heeft een theorie waarom Duitsland en bij uitbreiding het
vroegere Oostblok zo veel grote componisten hebben voortgebracht.
‘Frankrijk had wel de beste orkesten van de wereld, maar weinig of geen
grote componisten. Dat land heeft het altijd moeten hebben van de taal en
de geest, de Verlichting. Daardoor hebben ze wel prachtige literatuur, maar
hun brein heeft de rest kapot gedrukt. Aan het hof van Louis XIV dansten
en cijferden ze de dood weg. Italië heeft dat ook. La bella figura, een soort
formalisme dat de aarding verdrukt. Alles is mooi, maar ook een beetje
doods.’
‘De Duitsers daarentegen zijn nog niet zo lang geleden uit hun bossen
gekropen. (lacht) Je hoort dat in de muziek van Beethoven, Bruckner of
Bach. Het is dieper, het heeft een oerkracht die je niet zult horen bij een
Claude Debussy of een Hector Berlioz.’
De Wachter: ‘Een bijzondere theorie.’
Herreweghe: ‘Hoe ouder ik word, hoe liever ik in Duitsland kom. Als kind
gingen wij met vakantie naar Italië en Frankrijk, Duitsland meed mijn vader
vanwege zijn oorlogsverleden. Het land heeft die fantastische
muziekgeschiedenis en dan was er ook die ongelofelijke catastrofe van de
Tweede Wereldoorlog. Ik reis veel in Duitsland. Vroeger dacht ik dat de
geallieerden vooral Keulen en Berlijn hadden gebombardeerd, maar dat is
niet zo. Werkelijk álles hebben we platgebombardeerd. Dat Ground Zero
vind ik zo interessant, en al zeker in verbinding met de jeugd die zich nog
altijd schuldig voelt. Twintigers, verbonden met Friedrich Hölderlin en
Caspar Friedrich.’
U bent geen 30 meer, natuurlijk.
Herreweghe: ‘U zegt het. Ik vind het een beetje een griezelige gedachte
dat ik keuzes moet beginnen maken. Mijn kalender ligt vast voor de
komende zes jaar. Ik kan u precies zeggen waar ik op 2 april 2020 om 16 uur
zal zijn. Statistisch gezien heb ik nog vijf jaar, maar ook als het er nog tien of
meer worden: Ewig ewig zit er niet meer in. (lacht) Ik heb acht jaar geleden
mijn laatste auto gekocht – een Volvo, zeer content van – maar het lijkt wel
gisteren. Een zucht in de tijd. Dus als het mij gegund is, heb ik nog
eenzelfde zucht voor mij. Iets van niets.’
‘De meeste dirigenten worden zeer oud of ze vallen dood neer op het
podium’, zei u deze zomer in De Tijd.
Herreweghe: ‘Dat is zo. Giuseppe Sinopoli, dirigent die overigens ook arts
was, viel dood tijdens een Wagner-opera. (grinnikt) En er is een Antwerpse
dirigent die is doodgevallen op de slotnoot van de Mattheüspassie. Een
dissonant. Do mi sol SI do. Een noot die er niet bij past en uiteindelijk toch
oplost. Wel, op precies die noot viel hij neer.’
De Wachter: ‘Toch het mooiste einde dat je je kunt wensen?’
Herreweghe: ‘Ook wel een beetje snob, natuurlijk.’

Tour de France
Of Herreweghe met het naderen van de eindtijd niet de behoefte voelt om
zelf te componeren, wil de psychiater nog weten. ‘Uw collega Leonard
Bernstein zei: “Dirigeren gaat voorbij. Als ik dood ben, is dat weg.” Uw
uitvoeringen blijven wel bestaan op CD, natuurlijk, maar de muziek is van
Bach, Beethoven, Bruckner.’
Herreweghe: ‘Vroeger waren alle musici ook componisten. Ik heb als kind
veel gecomponeerd.’
De Wachter: ‘Als kind?’
Herreweghe: ‘Ja, hele opera’s. Maar het is een spier die je moet
ontwikkelen vanaf je jeugd. De spier van de verbeelding. Ik had misschien
een beetje talent, maar het is niet ontwikkeld door het idiote
opvoedingssysteem. Je moest de “juiste” weg volgen: notenleer, harmonie,
contrapunt, fuga, en dan pas mocht je componeren. Dat ik dat als kind al
deed, hoorde niet. Het was zoiets als roken in het toilet: “Wát?! Heb jij
gecomponeerd?” (lacht) Maar dus, het is te laat. Het is alsof je mij zou
vragen om vandaag nog de Tour de France te rijden.’
De Wachter: ‘Maar het is een gemis dat u omarmt? Het is niet dat u
eronder lijdt?’
Herreweghe: ‘Nee. Ik heb veel gebreken. Mijn vrouw is een wijs en sereen
iemand, ik ben het een noch het ander. Ik denk niet dat ik er nog zal in
slagen dat in de korte tijd die mij rest nog te veranderen. Ik ben wel sereen
als ik dirigeer. Enfin, sereen? Zeg maar gelukkig.’
Nog een contrapunt. We weten intussen wat Bach bij de psychiater
vermag. Maar Philippe Herreweghe verrast met een andere naam: George
Brassens. ‘Dat is mijn idool. Ik bewonder hem van in mijn kindertijd. De
muziek is goed, zijn teksten poëtisch. Maar nog meer hield ik van zijn
anarchisme waar hij consequent naar leefde.’
De Wachter: ‘Ik had en heb dat met Leonard Cohen. Een liefde die niet
overgaat. Hij is ook mooi gestorven. En dan die laatste zin van zijn laatste
plaat: “It’s over now, the water and the wine. We were broken then but
now we’re borderline.” Mooi hoe dat samenvalt.’

You might also like