You are on page 1of 144

VAN ALGEMEENE SS VLAANDEREN

TOT GERMAANSCHE SS

Geschiedenis van een collaboratiebeweging


1940-1945
Van Algemeene SS Vlaanderen
tot Germaansche SS
Geschiedenis van een
collaboratiebeweging
1940-1945

BART CROMBEZ

UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT VAN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
VAKGROEP NIEUWSTE GESCHIEDENIS
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT VAN DE LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
VAKGROEP NIEUWSTE GESCHIEDENIS
ACADEMIEJAAR 1992-1993

Van Algemeene SS Vlaanderen tot Germaansche SS.


Geschiedenis van een collaboratiebeweging.

Proefschrift voorgelegd tot het behalen van de graad


van licentiaat in de geschiedenis door Crombez Bart

Promotor: Prof. Dr. H. Balthazar


Inhoud
Voorwoord 9
Lijst van de gebruikte afkortingen 11

Inleiding

1. Inhoud 13
2. Bronnenmateriaal 15
a. Buitenlandse archiefinstellingen
b. Binnenlandse archiefinstellingen
c. Bevolkingsregisters en akten van de burgerlijke stand
d. Mondelinge bronnen
e. Gerechtsdossiers
3. Literatuur 18

Hoofdstuk 1: Naar een Algemene SS in Vlaanderen

1. De ontwikkeling van de SS in het Derde Rijk


voor mei 1940 19
2. De nazomer van 1940: voorbereidende contacten 25
a. Concrete plannen voor een Algemene SS in Vlaanderen
b. De vooroorlogse contactpersonen
c. De NSVAP
3. De oprichting van de Algemeene Schut-Scharen Vlaanderen 34

Hoofdstuk 2: Van Algemene SS naar Germaanse SS

Inleiding 39
1. De Duitse Allgemeine-SS 40
2. De Algemene en Germaanse SS-eenheden in Nederland,
Noorwegen en Denemarken 41
a. Inleiding
b. De Germaanse SS in Denemarken: het Schalburg-korps
c. De Noorse SS en de Germaanse SS in Noorwegen

Inhoud 5
d. De Nederlandse SS en de Germaanse SS in Nederland
3. Van "Algemeene SS Vlaanderen" naar "1ste Standaard
van de Germaansche SS in Vlaanderen" 44
a. De positie van de Algemene SS en de Germaanse SS Vlaanderen
in de SS-structuur
b. De leiding van de standaard
• Algemeen
• De standaardleider
c. De eenheden onder de standaard
• De stormban
• De storm
• De troep
d. De verschillende functies binnen de Algemene en Germaanse SS
• De SS-Mannen
• De SS-militie, het Flandern-Korps
• De Beschermende Leden
• De voorzorgsreferenten
e. De financiering van de Algemene en de Germaanse SS
4. De SS-School te Schoten 57
5. SS-Ausbildungsbataillon Sennheim 57
6. De Germaanse stormbannen 58
7. Het uniform 59

Hoofdstuk 3: Propaganda en ideologie

Inleiding 63
1. De kanalen 63
a. "De SS Man"
b. Storm- en troepvergaderingen
c. SS-School Schoten
d. De Germanische Leithefte en SS-Leitheft voor Vlaanderen
e. Andere wegen
2. Inhoud van de propaganda 69
a. Inleiding
b. Primaire onderwerpen
• Het jodendom en de rassenleer

Inhoud 6
• Trouw aan Adolf Hitler
• Groot-Duits, Groot-Germaans: De Rijksgedachte
• Het anti-kerkelijke aspect in de SS-ideologie
c. Secundaire onderwerpen
• Het anti-communisme
• De elite-gedachte
• De band tussen de Vlaamse en de Duitse geschiedenis
• De Germaanse voorouders
d. De tijdsgebonden onderwerpen
• Propaganda gericht tegen de geallieerden
• Propaganda gericht tegen België
• Ophemeling van het nationaal-socialistisch Duitsland
• Werving voor de Waffen-SS
3. De houding aan de basis 82

Hoofdstuk 4: Rol en positie van de Algemene en Germaanse SS


in Vlaanderen tijdens de bezetting

Inleiding 85
1. Het falende streven naar een politieke rol in Vlaanderen 86
2. Van september 1941 tot midden 1942: de overgangsperiode 93
3. Van midden 1942 tot november 1943: uitbreiding van de SS-politiek
in Vlaanderen 96
a. Het algemene beeld
b. De DeVlag
c. De Germaanse Werkgemeenschap Vlaanderen
- Uitgeverij De Burcht
d. De Hitlerjeugd Vlaanderen
4. Van november 1943 tot september 1944 104
5. Na september 1944 108

Hoofdstuk 5: Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties

Inleiding 111
1. Gewelddaden en razzia's tegen de joden 112
2. Machtsmisbruik door SS-leden 113

Inhoud 7
3. De groep rond Robert Verbelen 115
a. De acties
b. De slachtoffers
c. Reactie van de militaire overheid
4. Doorstroming van SS-leden naar wachtgroepen 119
5. Deelname aan razzia's tegen het verzet 120

Hoofdstuk 6: De leden van de Algemene en Germaanse SS


Vlaanderen: achtergronden

Inleiding 121
1. De leeftijdsstructuur 121
2. Een analyse op basis van de burgerlijke stand 125
3. Sociale achtergrond 127

Besluit 133
Bibliografie 135

Inhoud 8
Voorwoord
Bij het beëindigen van dit proefschrift houd ik er aan mijn promotor
Prof. Dr. H. Balthazar te bedanken, die me de mogelijkheid gaf dit
onderwerp te behandelen en me de vrijheid liet het onderzoek te
verrichten zoals ik zelf verlangde.
Eveneens mijn bijzondere dank aan Dr. Bruno De Wever, bij wie ik
steeds terecht kon voor raad, en die me bovendien inzage verleende in
een door hem reeds aangelegde verzameling documenten.

Uiteraard wil ik hier ook een woord van dank richten aan de personen
die zo vriendelijk waren mij een interview toe te staan. In het bijzonder
ook aan de heer Jan Vincx, die me ook inzage verleende in zijn privé
verzameling documenten.

Een speciale vermelding verdienen ook Etienne Verhoeyen en Frank


Seberechts, van wie ik eveneens waardevolle hulp gekregen heb.

Ook mijn dank aan Ilse en Ruth, die zo vriendelijk waren om mij te
helpen bij het corresponderen met Duitse instellingen, en enkele
bijzondere vrienden die het harde werken in gevallen van nood wat
draaglijker maakten, al hebben zij het misschien niet altijd ten volle
beseft: Henk, Jo, Michel, Sandy.

Voorwoord 9
Lijst van gebruikte afkortingen

AA Auswärtiges Amt
BAK Bundesarchiv Koblenz
BTNG Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis
DMO Dinaso Militanten Orde
Gestapo
Geheime Staats Polizei
GFL Germanische Freiwillige Leitstelle
GL Germanische Leitstelle
GRMA German Records Microfilmed at Alexandria
HJ Hitlerjugend
HJV Hitlerjeugd Vlaanderen
HSSuPFHöherer SS- und Polizeiführer
KLV Kinderlandverschickung
KVV Kristelijke Vlaamsche Volkspartij
MSAK Modern Stadsarchief Kortrijk
NJ Nederduitsche Jeugd
NSAW Niedersachsisches Staatsarchiv Wolfenbuttel
NSB Nationaal-Socialistische Beweging
NSDAP Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei
NSVAP Nationaal-Socialistische Vlaamsche Arbeiderspartij,
Nationaal-Socialistische Voorlichting, Aktie & Propaganda
NSGWO Navorsings- en Studiecentrum Geschiedenis WO2
OKW Oberkommando der Wehrmacht
RJF Reichsjugendführung
RM Reichsmark
RSHA Reichssicherheitshauptamt
RUSHA Rasse- und Siedlungshauptamt
SA Sturmabteilung
SD Sicherheitsdienst
Sipo Sicherheitspolizei
SS Schutz-Staffel, Schut Scharen
SS-HA SS-Hauptamt
VDA Volksbund für das Deutschtum im Ausland

Lijst van gebruikte afkortingen 11


Verdinaso Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen
VJ Vlaamsche Jeugd
VK Veiligheidskorps
VNV Vlaamsch Nationaal Verbond
VoMi Volksdeutsche Mittelstelle
ZB Zwarte Brigade

Lijst van gebruikte afkortingen 12


Inleiding

Inhoud

Ons doel bij het schrijven van deze verhandeling was het verwerven van
inzicht in de activiteiten en de aard van de organisatie die einde 1940
opgericht werd als "Algemeene SS Vlaanderen" en die einde 1942
omgedoopt werd tot "1ste Standaard van de Germaansche SS in
Vlaanderen". In se gaat het hier dus over één en dezelfde organisatie die
einde 1942 enkel van naam veranderde. In onze verhandeling zullen we
deze verschillende benamingen ook gebruiken tijdens de
corresponderende periodes: met de benaming "Algemene SS" bedoelen
we dan de organisatie zoals deze tot einde 1942 bestond, en met de naam
"Germaanse SS" wordt de organisatie aangeduid vanaf einde 1942 tot
september 1944.

In ons eerste hoofdstuk:"Naar een Algemene SS in Vlaanderen", hebben


we nagegaan hoe men bij de oprichting van de Algemene SS is te werk
gegaan. Concreet betekent dit dat we hebben onderzocht wie hierbij
betrokken werd, zowel van Duitse als van Vlaamse zijde, en in welk
perspectief men hun activiteiten moet plaatsen.

Het tweede hoofdstuk hebben we gewijd aan de organisatorische


aspecten van de groepering. Om beter het specifieke karakter van de
Algemene en Germaanse SS in Vlaanderen te kunnen analyseren hebben
we onze aandacht eerst gericht op de structuur van de vergelijkbare
eenheden in Duitsland, Denemarken, Noorwegen en Nederland. Tegen
deze achtergrond hebben we dan de structuur en organisatie van de
Algemene en Germaanse SS geplaatst.

De ideologische aspecten van de organisatie vormen het onderwerp van


ons derde hoofdstuk. Welke was de boodschap die de organisatie poogde
onder haar leden en naar buiten uit over te brengen, en langs welke
kanalen trachtte men deze boodschap te verspreiden?

Inleiding 13
De activiteiten van de Algemene en Germaanse SS speelden zich
natuurlijk niet af in een vacuüm, maar moet men zien in het kader van
de bezettingspolitiek en de strijd tussen de SS en de Militärverwaltung.
Welke politieke rol de Algemene en Germaanse SS hierin precies gespeeld
hebben, en hoe deze evolueerde tijdens de bezetting, wordt beschreven in
hoofdstuk vier.

De Algemene of Germaanse SS Vlaanderen beschouwen als een gewone


partij zou echter onjuist zijn, al was het maar omdat het hier officieel niet
om een partij ging. Dit is echter niet de enige reden waarom men zich
niet mag beperken tot de politieke rol van de Algemene of Germaanse
SS. Naar het einde van de oorlog toe verminderde de politieke rol van de
organisatie steeds meer, en kregen de acties van de Germaanse SS steeds
vaker een politioneel karakter. De Germaanse SS voerde bewakings-
opdrachten uit en nam deel aan razzia's en arrestaties. Een beperkt aantal
leden nam ook regelmatig het recht in eigen handen. Hoe dit precies in
zijn werk ging, wie hieraan deelnam en wie hierbij het bevel voerde,
vormt het onderwerp van hoofdstuk vijf.

We hebben echter gepoogd verder te gaan dan ons alleen de vraag te


stellen: "Wat hebben ze gedaan?"; we hebben ook getracht te achterhalen
wie deze SS-mannen waren. Een micro-onderzoek naar de sociale
afkomst van de leden vormt dan ook het onderwerp van ons laatste
hoofdstuk. Het was natuurlijk ook niet onze bedoeling enkel een
prosopografie te schrijven. Niettemin was het belangrijk te weten te
komen waar de leden en de leiders van de Algemene en Germaanse SS
vandaan kwamen. Men mag immers niet vergeten dat de Algemene en
Germaanse SS enkel gedurende de oorlog bestaan heeft en dus geen
directe voorloper kende voor de oorlog.

Door deze diverse aspecten te onderzoeken, hebben we getracht een zo


volledig mogelijk beeld te schetsen van wat voor organisatie de Algemene
en Germaanse SS eigenlijk was, en welke rol ze gespeeld heeft in bezet
België.

Inleiding 14
Bronnenmateriaal

Buitenlandse archiefinstellingen

Het verwerven van informatie betreffende de Algemene SS Vlaanderen


was niet altijd even gemakkelijk. om te beginnen zijn er zeer weinig
stukken bewaard gebleven die rechtstreeks resulteerden uit de werking
van deze organisatie. We konden dus niet beschikken over een archief dat
enkel en alleen documenten van deze organisatie bevatte.
Een zeer belangrijk deel van onze informatie hebben we dan ook moeten
halen uit documenten die resulteerden uit de werking van instellingen en
organisaties die met de Algemene SS Vlaanderen contact gehad hebben.

Deze instellingen waren in eerste instantie SS-instanties. Het merendeel


van de documenten die afkomstig waren van de centrale SS-diensten
wordt bewaard op het Bundesarchiv in Koblenz. Uiteraard waren hier
vooral de documenten van het SS-Hauptamt belangrijk. Alhoewel vele
van de daar aanwezige documenten zich inmiddels ook onder de vorm
van fotokopie of microfilms op het Navorsings- en studiecentrum voor
de Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog te Brussel bevinden, bleek
het toch de moeite waard om een deel van onze opzoekingen in het
Bundesarchiv zelf te verrichten.

Mondelinge bronnen

Door het feit dat de organisatie die het onderwerp vormt van dit
onderzoek, slechts 49 jaar geleden ophield te bestaan, was het nog
mogelijk met oud-leden van deze organisatie te spreken. Gedurende ons
onderzoek hebben we dan ook in zekere mate gebruik gemaakt van
mondelinge bronnen. We hebben hierbij zowel gebruik gemaakt van
eigen interviews als van interviews die reeds vroeger door anderen waren
afgenomen. Alhoewel het gebruik van mondelinge bronnen zijn
specifieke problemen stelt, bleek het gebruik hiervan toch nuttig. Voor
we met dit onderzoek begonnen, hadden we nog geen contacten gehad
met mensen uit deze kringen. Toch zijn we er in geslaagd in contact te
komen met oud-leden van deze organisatie. Het ging hier voornamelijk

Inleiding 15
om personen die een leidende rol gespeeld hadden. Graag hadden we ook
met meer "gewone leden" gesproken, maar dit bleek moeilijker te gaan.

Om in contact te komen met oud-leden hadden we ons onder andere


gericht tot twee organisaties van oud-oostfronters, "Hertog Jan van
Brabant" en het "Sint-Maartensfonds", om in hun blad, respectievelijk
"Periodiek Contact" en "Berkenkruis" een oproep tot oud-leden van de
organisatie te richten. Bij "Hertog Jan van Brabant" verkoos men onze
oproep niet te plaatsen, maar bezorgde men ons wel één contactadres. In
"Berkenkruis" werd onze oproep wel geplaatst, dit met beperkt succes.

Gerechtsdossiers

Gerechtsdossiers van oud-leden van de hier besproken organisatie


vormen het belangrijkste bronnenmateriaal dat naar ons inzicht nog
interessante informatie zou kunnen naar voor brengen.
Voor het verwerven van informatie betreffende bepaalde wachtgroepen
die grotendeels uit leden van de Algemene SS bestaan zouden hebben,
hadden we onze hoop gesteld op het Militärarchiv in Freiburg. Daar liet
men ons echter weten dat een bezoek aan deze instelling waarschijnlijk
nutteloos zou blijken, en verwees men naar deel 4 van "Vlaanderen in
Uniform" van Jan Vincx voor verdere informatie betreffende deze
wachtgroepen.

Voor wat de buitenlandse archieven verder nog betreft, hebben we de


verschillende Landesarchiven aangeschreven die de archiefbestanden
bewaren van de steden waar er afdelingen van de Vlaamse afdeling van de
Germaanse SS in Duitsland waren.
In het kader van onze verhandeling was het immers onmogelijk om elk
van deze archieven persoonlijk te bezoeken. Hierbij bleek echter dat
slechts één van deze Landesarchiven (Wolfenbüttel) nog documenten
bezat die voor ons onderzoek belangrijk konden zijn. We hebben deze
documenten dan ook geraadpleegd.

Als laatste buitenlandse archiefinstelling hebben we tenslotte een beroep


gedaan op het Berlin Document Center. Ook hier gold weer dat

Inleiding 16
bepaalde documenten al gekopieerd werden door het Navorsings- en
Studiecentrum voor de geschiedenis van de tweede wereldoorlog, maar
helaas zijn daar slechts van een klein aantal personen de documenten
gekopieerd. Van verschillende personen over wie in het Studiecentrum
geen documenten aanwezig waren en die voor ons toch belangrijk
konden zijn, hebben we aan het Berlin Document Center dan ook de
documenten opgevraagd.

Binnenlandse archiefinstellingen

De belangrijkste archiefinstelling in België zelf was het reeds vermelde


Navorsings- en studiecentrum voor de Geschiedenis van de tweede
wereldoorlog.
Zoals hierboven al vermeld, bezit deze instelling naast een omvangrijke
eigen verzameling documenten, een grote verzameling buitenlandse
documenten onder de vorm van fotokopie of microfilms.

Om de soms schaarse informatie aan te vullen hadden we ook onze hoop


gesteld op een aantal stadsarchieven van steden waar er afdelingen van de
Algemene SS Vlaanderen geweest waren. Dit leverde echter niet veel op.
In een aantal gevallen was er niets over de tweede wereldoorlog bewaard,
of bestond wat bewaard was voor 90% uit documenten van
stadsdiensten.

Uiteraard hebben we ook nogmaals de uitzendingen van de BRTN uit de


reeks van Maurice De Wilde over de tweede wereldoorlog, die voor ons
interessant konden zijn, doorgenomen. Daarnaast bleek het nog nuttig
inzage te kunnen krijgen in de archieven van de BRTN.

Bevolkingsregisters en akten van de burgerlijke stand

Voor ons onderzoek naar de sociale afkomst van de leden was het
belangrijk inzage te krijgen in bevolkingsregisters en_akten van de
burgerlijke stand van steden en gemeenten waar er afdelingen van de
Algemene SS Vlaanderen geweest waren. In de meeste gevallen werd ons
de toestemming verleend om deze documenten in te zien. Enkele

Inleiding 17
gemeente- en stedelijke besturen meenden echter ons inzage hierin te
moeten weigeren op basis van artikel 5 van het K.B. van 16 juli 1992 op
de bescherming van de privacy. Door omstandigheden hebben we ons
voorlopig moeten beperken tot een analyse van het ledenbestand van de
Algemene en Germaanse SS in Gent en Aalst.

Het was onze bedoeling om zoveel mogelijk gerechtsdossiers in te kijken,


maar de aangevraagde toelating bleef achterwege. Bij navraag bleek dat
onze brief weliswaar was toegekomen, maar dat ze in de administratieve
rompslomp was verloren gegaan. Alhoewel men beloofde spoed te zetten
achter een goedkeuring indien we onze aanvraag zouden hernieuwen,
restte ons op dat moment niet voldoende tijd meer om de procedure af te
wachten en daarna nog de opgevraagde dossiers te verwerken. Uiteraard
zou een grondige studie van de verschillende procesdossiers van de
"gewone" leden nog interessante gegevens kunnen naar voor brengen,
maar dit lag helaas niet binnen onze mogelijkheden.

Literatuur

Ook hier hadden we te kampen met het probleem dat er zeer weinig
verschenen is in verband met de Algemene SS Vlaanderen. Wat de rol
van de organisatie in bezet België betreft hebben we natuurlijk wel
gebruik kunnen maken van de reeks van A. De Jonghe: De Strijd
Himmler-Reeder in de "Bijdragen tot de geschiedenis van de tweede
wereldoorlog".
Wat organisatorische aspecten betreft, niet alleen voor de Algemene SS,
maar ook voor organisaties waarmee deze in contact gestaan heeft, was
vooral het werk van J. Vincx: Vlaanderen in uniform zeer interessant.
Ook deel 5 van België in de tweede wereldoorlog, o.l.v. Maurice De
Wilde was voor verschillende aspecten betreffende de organisatie zeer
goed. Bij beide laatste auteurs was er echter het probleem dat er van
bronvermelding zelden sprake is, zodat het vaak moeilijk te achterhalen
was waar zij hun informatie vandaan haalden, wat het voor ons dus ook
moeilijk maakte bepaalde beweringen op hun correctheid na te gaan.

Inleiding 18
Hoofdstuk 1

Naar een Algemene SS in Vlaanderen

De ontwikkeling van de SS in het Derde Rijk voor mei 1940

Het is uiteraard niet onze bedoeling hier uitvoerig de gehele geschiedenis


van de SS te bespreken. Toch beschouwen we het als noodzakelijk om in
grote trekken de evolutie van deze organisatie weer te geven. De
Algemene SS Vlaanderen was immers voor alles een creatie van de
opperste SS-leiding. Wat voor organisatie deze SS was, en hoe ze zo
machtig is kunnen worden dat ze zich ook met buitenlandse politiek kon
bezighouden, hebben we getracht hier kort te schetsen.

De SS als organisatie die berucht geworden is voor haar daden tijdens de


tweede wereldoorlog is eigenlijk een creatie van de vierde leider van de
SS, Heinrich Himmler. Himmler kreeg de leiding van de SS in handen
op 6 januari 1929. Op dat moment was de SS nog helemaal niet zo
machtig als ze later zou worden, al lagen wel al enkele aspecten vast die
men later als kenmerken van de SS zou beschouwen. Het belangrijkste
uiterlijke kenmerk was waarschijnlijk wel de doodskop die men op de
mutsen droeg. Deze doodskop symboliseerde volgens afdelingsleider
Alois Rosenwink, de eigenlijke inrichter van de vroege SS-Oberleitung:
"de doodskop van onze vijanden als waarschuwing en voor onze Führer
een teken dat we met inzet van ons leven staan voor zijn ideeën". Deze
doodskop was eigenlijk overgenomen van wat men de voorloper van de
SS zou kunnen noemen: de Stabswache. Deze groep werd in maart 1923
opgericht om Hitler te beschermen. Deze groepering was echter geen
lang leven beschoren. Reeds enkele maanden later werd deze Stabswache
omgevormd tot "Stoßtrupp Adolf Hitler".
Op 8 november 1923 vergezelden 50 leden van deze stoottroep Hitler
naar de Bürgerbraukeller. In gevechten met de politie de volgende dag
vielen 16 nationaal socialisten onder wie 5 leden van deze stoottroep.

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 19


Ook na het mislukken van zijn staatsgreep en zijn vrijlating uit de
gevangenis van Landsberg in 1924, bleef voor Hitler de nood aan een
lijfwacht bestaan. Hij gaf de opdracht om een dergelijke groep samen te
stellen aan Julius Schreck, een oud-leider van zijn Stabswache. Deze stelde
daarop een nieuwe Stabswache samen die kort daarop een nieuwe naam
kreeg: Schutzstaffeln (SS). De leden van deze nieuwe groep waren bijna
allemaal oud-leden van de Stoottroep "Adolf Hitler". In september 1925
stuurde Schreck een rondschrijven nr.1 naar alle Ortsgruppen van de
NSDAP, waarin hij beval Schutzstaffeln op te richten. Het moesten
kleine, slagvaardige elitegroepen blijven, in elk geval een leider en tien
man sterk. Schreck waakte erover dat enkel uitgezochte mannen in de SS
kwamen, die in de krachtcultus van de nazi's als elitemensen golden. Ze
moesten tussen 23 en 35 jaar zijn; ze moesten twee mensen kunnen
noemen die konden borg staan voor hun betrouwbaarheid, vijf jaar op
één plaats wonen en bovendien gezond en krachtig gebouwd zijn.

Op kerstmis 1925 meldde de SS-Oberleitung (het toenmalig centrale SS-


bestuur) dat ze al bijna 1000 man tot haar beschikking had. Het aantal
van de eerste SS-mannen viel echter snel terug tot 200. Niettemin had de
SS een vaste positie in de organisatie van de NSDAP gekregen. In april
1926 keerde de oude stoottroep-leider Berchtold uit zijn Oostenrijkse
ballingschap terug en nam de leiding van Schreck over. Op dat moment
was er nog een machtsstrijd aan de gang tussen Hitler en de leider van de
in Beieren verboden SA, Ernst Röhm, die voor zijn SA meer
zelfstandigheid eiste. In deze machtsstrijd aanvaardde Hitler een
machtsbeperking van de SS. De SS werd ondergesteld aan de SA-leiding.
De SS kreeg slechts een schrale troost: Oberleiter Berchtold mocht zich
vanaf nu Reichsführer-SS noemen. Ontevreden over deze ontwikkeling
legde hij zijn SS-ambt neer. In maart 1927 werd hij opgevolgd door zijn
plaatsvervanger Erhard Heiden. Deze zou in januari 1929 op zijn beurt
plaats ruimen voor zijn plaatsvervanger, Heinrich Himmler.

De nieuwe Reichsführer zou de SS enerzijds haar specifieke karakter en


anderzijds haar macht geven waardoor de SS een beruchte organisatie
werd. In 1930 telde de SS nog maar slechts 2000 leden. Een jaar later
zou dit reeds oplopen tot 10.000. De leiding van deze eigenlijke SS, of

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 20


Allgemeine-SS, zoals ze gaandeweg werd genoemd, lag bij het oudste
Hauptamt van de SS, dat gewoon SS-Hauptamt werd genoemd. Dit
Hauptamt omvatte oorspronkelijk alles van de SS dat niet tot de
competentie van de Sicherheitsdienst (SD) behoorde. Hiernaast
ontwikkelden zich geleidelijk aan ook andere Ämter. Vanuit het oogpunt
van de aard en de doelstellingen van de SS bekeken, is het begrijpelijk dat
de SS eerst een soort politionele uitbreiding zocht.

Door Hitlers bevel van 7 november 1930, kreeg de SS de opdracht


toebedeeld politiediensten binnen de partij uit te oefenen. Dit betekende
dat de SS moest toezien dat de eenheid binnen de partij bewaard werd,
een eenheid die er nooit geweest was. Mede om deze toeziende functie
uit te oefenen richtte Himmler het volgende jaar de Sicherheitsdienst (SD)
op. Leider van deze afdeling werd Reinhard Heydrich Deze SD werd zeer
belangrijk in de volgende jaren, waar er binnen de NSDAP een grote
verdeeldheid was. De taak van de SD lag dan ook eerst en vooral binnen
de partij, en lag niet in het optreden naar het Duitse volk toe.

Bij de machtsovername van 1933 lag het voor de hand dat Himmler de
leider van de gezamelijke Politische Polizei wilde worden. In eerste
instantie kreeg hij deze post enkel voor Beieren in handen. Langzaamaan
slaagde de SS-leiding er echter in de ene Politische Landespolizei na de
andere over te nemen. De kroon op dit werk werd gezet op 20 april 1934
toen Göring besloot zijn Geheime Staatspolizei (Gestapo) aan Himmler
over te maken. Himmler en Heydrich hadden de reeds bestaande politie-
organen dus tegen midden 1934 overgenomen, zodat de SS zich
amalgameerde met een staatspolitie die uit de pre-nazi periode dateerde.
Eigenlijk had men de SD best kunnen opheffen, maar dat deden
Heydrich en Himmler niet: de SD vormde een waardevol tegengewicht
tegen de in oorsprong niet SS-gezinde politie. De SD moest derhalve
blijven bestaan en kreeg een nieuwe taakomschrijving. De SD zou
inlichtingen verzamelen op politiek, economisch, religieus,
wetenschappelijk en cultureel gebied, zowel over personen en organisaties
als geestelijke stromingen. Met die gegevens zou de Gestapo zijn voordeel
kunnen doen.

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 21


De Gestapo kreeg het executieve werk: de tegenstanders in het oog
houden, arresteren, verhoren. De SD bleef voor alles de informatiedienst
van de partij wiens taak er in bestond de partij en de SS zelf in het oog te
houden, en werd dus niet de politieke politie van het nazi-rijk. Dit
betekende niet dat SS en politie gescheiden bleven. In juni 1936 kreeg
Himmler de functie van Reichsführer-SS und Chef der Deutschen Polizei.
Als zodanig stond hij wel formeel onder de minister van Binnenlandse
Zaken, maar aangezien Himmler als Reichsführer-SS rechtstreeks onder
Hitler stond, betekende dit weinig of niets. Heydrich werd chef van het
in september 1939 opgerichte Reichssicherheitshauptamt (RSHA). Als
zodanig kreeg hij de leiding van de Sicherheitspolizei (Sipo) en de SD, en
stond zo direct onder Himmler.

Himmlers bevoegdheid over de politie vormde ook een mooi vertrekpunt


om controle te krijgen over de concentratiekampen. De eerste in
Duitsland opgezette concentratiekampen waren nog helemaal niet van de
aard zoals ze later door de SS zouden uitgebouwd worden. Veel van de
vroegere concentratiekampen waren rond 1933 door de SA opgericht en
bevonden zich vooral in de omgeving van Berlijn. De chef van Görings
Gestapo voerde een eerste zuivering door, voornamelijk bedoeld om
hiermee de macht van de SA te beknotten. Na de overname door de SS
van Görings Gestapo, zorgde Heydrich voor een verdere uitbouw van het
systeem. Als inspecteur van de concentratiekampen werd reeds in de
herfst van 1934 SS-Brigadeführer Theodor Eicke benoemd.

De gehele SS-organisatie was in Duitsland onderverdeeld in


Oberabschnitte. Deze vielen nauwkeurig samen met de grenzen van de
Wehrkreise, de militaire territoria. Aan het hoofd van de Allgemeine-SS,
politie en gewapende SS eenheden in elke Oberabschnitt kwamen vanaf
1937 Höherer SS- und Polizeiführer.

Na de uitschakeling door de SS van de SA-top in 1934 wilde Himmler


ook de macht van de SS uitbreiden ten koste van het leger. Verschillende
gewapende SS-groepen werden vanaf datzelfde jaar samengebracht in de
SS-Verfügungstruppe, de voorloper van de Waffen-SS. Het belang van deze
gewapende eenheden lag minder in de getalsterkte,(ca.15.000 man rond

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 22


1938), dan wel in het feit dat het monopolie van de Wehrmacht
doorbroken werd, aangezien Hitler deze eenheden in 1938 uitsluitend
onder het bevel van Himmler stelde.
In augustus 1940 werd als commandohoofd.kwartier voor de militaire
leiding van de Waffen-SS het SS-Führungshauptamt opgericht, dat onder
leiding kwam van SS-Brigadeführer Hans Jüttner en als tegenhanger
moest dienen voor het oppercommando van de Wehrmacht. Aan dit
Hauptamt werd ook de militaire scholing van de Allgemeine-SS
toevertrouwd.

Himmler richtte zijn blik ook naar het buitenland. Vanaf 1936 kreeg de
SS de controle over de Volksdeutsche Mittelstelle (VoMi). Als leider
hiervan werd SS-Obergruppenführer Werner Lorenz benoemd. Deze
bouwde in korte tijd de macht van dit bureau verder uit. In juli 1938
kreeg Lorenz ook controle over de Volksbund für das Deutschtum im
Ausland (VDA) en kort daarop ook over de Bund Deutscher Osten en
kreeg zo controle over de leiding en financiering van Duitse oppositie-
partijen in Oost Europa. Van deze contacten maakte ook de SD gebruik.
De samenwerking met de SD ontwikkelde zich echter tot een machts-
strijd die steeds meer evolueerde in het voordeel van de Ausland-SD.
Bovendien werd ook het Auswärtiges Amt meer en meer gepasseerd door
Heydrichs SD.

De veroveringspolitiek van Hitler bezorgde de SS ook een geografische


machtsuitbreiding. Bij de annexatie van Oostenrijk, kreeg de SS er zo
twee Oberabschnitte bij, Alpenland en Donau. Bij de inname van
Tsjecho-Slowakije, werd het Tsjechische deel Oberabschnitt Bohemen-
Moravië, terwijl Slowakije een onafhankelijke staat werd. Na de inval in
Polen tenslotte, werd de vroegere Oberabschnitt Nordost met als
hoofdplaats Köningsberg met Duitsland verbonden door de creatie van
twee nieuwe Oberabschnitte, Weichsel en Warthe, met als hoofdplaats
respectievelijk Danzig en Posen. Ook Noorwegen werd een onaf-
hankelijke Oberabschnitt: Oberabschnitt Nord.

Naast het verder uitbouwen van de macht van de SS werden ook enkele
diensten opgericht die hun oorsprong vonden in de SS-ideologie. Reeds

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 23


in 1931 werd het Rasse- und Siedlungshauptamt (RUSHA) gesticht. De
voornaamste taak van het RUSHA bestond erin de huwelijksaanvragen
van SS-mannen te behandelen. Door het Verlobungs- und Heiratsbefehl
van 31 december 1931, moesten alle leden van de SS die wilden huwen,
hiervoor toestemming vragen aan de Reichsführer. Het toekennen van de
toestemming was afhankelijk van de vraag of de bruid aan de minimale
eisen voldeed, waarbij alleen uitgegaan werd van rassischen und
erbgesundheitlichen Gesichtspunkten. In november 1936 werd ook de in
1935 opgerichte Deutsches Ahnenerbe, Studiengesellschaft für
Geistesurgeschichte onder de kortere naam Ahnenerbe aan de persoonlijke
staf van Himmler verbonden. Deze dienst was bedoeld om het Duitse
volk via wetenschappelijke weg van zijn bloed en bodem, zijn Arische en
vooral zijn Germaanse erfenis bewust te maken. Eveneens verbonden aan
de persoonlijke staf van Himmler was Lebensborn. Deze stichting
verleende steun aan kinderrijke families en zwangere vrouwen, gehuwd of
niet, maar uiteraard wel rassisch wertvoll, en bracht ze onder in speciale
tehuizen om ze daar hun kind ter wereld te laten brengen.

Op de vooravond van de inval in het Westen had de SS zowel in


Duitsland zelf als in de ingepalmde gebieden een uitgebreide macht.
Deze macht had zich vooral geconcentreerd in gespecialiseerde diensten,
zodat de Allgemeine-SS steeds minder belangrijk werd. Himmler had er
bij deze ontwikkeling voor gezorgd, dat het ideologische aspect niet
vergeten werd. Meer nog, onder Himmler was het ideologische aspect
steeds belangrijker geworden en bepaalde voor een groot deel mede het
gezicht van de SS. Wanneer Duitsland op 10 mei 1940 Nederland, België
en Luxemburg binnenvalt, is het vanzelfsprekend dat Himmler ook hier
zal pogen zijn macht uit te breiden.

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 24


De nazomer van 1940: voorbereidende contacten

Concrete plannen voor een Algemene SS in Vlaanderen

Op 23 augustus 1940, bijna drie maanden na de Belgische capitulatie,


besprak Himmler met Hitler de oprichting van een Vlaamse Algemene
SS. In zijn notitieboekje noteerde Himmler na het gesprek: "SS-Flandern.
Soll ich mir ansehen". Vlaanderen zou daardoor, na Duitsland en
Nederland, het derde gebied worden waar een dergelijke Algemene SS
zou worden opgericht. Voor Nederland was de beslissing inzake het
oprichten van een Nederlandse SS al gevallen op 2 juni 1940, dit wil
zeggen nog geen maand na de Nederlandse capitulatie. Door verzet
vanwege Mussert zou het echter tot 11 september 1940 duren, voor daar
de Nederlandse SS werd opgericht als afdeling IX van het NSB-
hoofdkwartier. Ook in Noorwegen en Denemarken zouden "Algemene"
SS-eenheden worden opgezet, dit echter pas veel later - respectievelijk 21
mei 1941 en 2 februari 1943 - in vergelijking met Vlaanderen en
Nederland.
Wanneer precies Duitse SS-officieren begonnen met het leggen van
voorbereidende contacten met het oog op de oprichting van een Vlaamse
Algemene SS blijft onduidelijk. Volgens Maurice De Wilde, zou Gottlob
Berger reeds op 9 juni 1940 in Den Haag opdracht gegeven hebben aan
SS-Hauptsturmführer Dr. Perey om in Vlaanderen een Algemene SS te
stichten. Perey was tot de Duitse inval lid van de SD te Aken en was in
het begin van de bezetting verbonden aan de Sipo-SD Dienststelle te
Brussel. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat Berger op 9 juni
inderdaad dit bevel aan Perey gegeven heeft. Berger verving pas op 15
augustus 1940 SS-Obergruppenführer Heipmeyer als chef van het SS-
Hauptamt. Voordien (vanaf 1 december 1939) was Berger leider van het
Ergänzungsamt der Waffen-SS, een afdeling die als onderdeel van het SS-
Hauptamt werd opgericht. Gedurende de maanden juni en juli zal Berger
dus eerder betrokken geweest zijn bij de werving voor de Standarte
Westland van de Waffen-SS, een eenheid waartoe ook vrijwilligers uit de
Germaanse gebieden konden toetreden. Het is natuurlijk mogelijk dat
men dan reeds uitkeek naar mogelijke kandidaten om een in Vlaanderen
op te zetten Algemene SS te leiden, maar dan nog is het onwaarschijnlijk

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 25


dat Berger een bevel zou hebben kunnen geven aan Perey, die als lid van
de SD, eerder de ondergeschikte was van Heydrich. Bij die eerste
gesprekken zou ook SS-sturmbannführer Karl Leib betrokken geweest
zijn. Leib was in tegenstelling tot Perey geen lid van de SD, maar was
vanaf 1936 verbonden aan het SS-Hauptamt en leidde vanaf 1 juli 1940
het SS-Ergänzungsamt van de Waffen-SS in Antwerpen. In elk geval
moeten er voor de oprichting van de Algemene SS Vlaanderen contacten
geweest zijn tussen de SD en het SS-Hauptamt in verband met het
zoeken naar personen die men de leiding van een Algemene SS in
Vlaanderen kon toevertrouwen. De SD beschikte immers over een eigen
informatiedienst en over buitenlandse contactpersonen, waardoor het
veel gemakkelijker dan het SS-Hauptamt kon uitmaken wie voor een
dergelijke opdracht geschikt was. Hierna zullen we trouwens nog zien dat
hoogstwaarschijnlijk het onderhouden van vooroorlogse contacten met
de SS, en dan in het bijzonder met de SD, het criterium was dat men
hanteerde om op zoek te gaan naar geschikte kandidaten om een leidende
rol te spelen in de Algemene SS Vlaanderen.

Volgens Robert Verbelen, de latere stormbanleider van Brabant-Limburg


en oprichter van het Veiligheidskorps van de DeVlag, kwam Leib met
een brief van Berger bij hem aankloppen om een lijst op te stellen waarin
vermeld zou staan wie eventueel zou willen meewerken bij het oprichten
van een Algemene SS Vlaanderen. In die lijst zouden o.a. gestaan hebben:
René Lagrou, René Van Thilo, Staf de Clercq, Edgard Lehembre,
Reimond Tollenaere, Herman Van Puymbrouck, Ward Hermans en
Edgard Delvo. Lagrou, die de eerste leider van de Algemene SS
Vlaanderen zou worden, zou Verbelen zelfs nog telefonisch bedankt
hebben voor het feit dat Verbelen zijn adres aan Leib zou gegeven
hebben. In het interview waar Verbelen deze verklaring aflegde, geeft
Verbelen geen datum voor dit gesprek tussen Leib en hemzelf. Volgens
Maurice De Wilde grepen de voorbereidende gesprekken van Leib plaats
in de zomer van 1940. Naar alle waarschijnlijkheid echter moet men de
voorbereidende contacten van Leib met het oog op het oprichten van de
Algemene SS Vlaanderen plaatsen na het gesprek tussen Himmler en
Hitler, de 23ste augustus. Dat Robert Verbelen de namen van de
personen die hij opnoemt in een lijst voor Leib heeft geschreven is niet

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 26


onwaarschijnlijk. Het is goed mogelijk dat Leib Verbelen opzocht met de
vraag in de buurt van Leuven een storm op te richten, en dat hij daarbij
nog informeerde of Verbelen misschien nog personen kende die eventueel
zouden willen meewerken met het oprichten van de Algemene SS. Dat
Leib vanuit Berlijn rechtstreeks naar Verbelen trok en zich op diens lijst
baseerde om bijvoorbeeld met René Lagrou of Ward Hermans in contact
te komen, is echter veel onwaarschijnlijker. Bovendien lijkt het ons dat,
indien Leib inderdaad Verbelen als betrouwbare bron beschouwde voor
het vinden van leiders voor de SS, en dat de eerste leider van de
Algemene SS Vlaanderen zelfs één van de door hem genoemde personen
zou zijn, Verbelen onmiddellijk zelf een hoge SS functie zou gekregen
hebben, of tenminste een rol in de leiding van de nieuw opgerichte SS-
organisatie. Verbelen werd echter slechts stormleider van Leuven en zou
pas ruim een jaar later stormbanleider worden.
Dat Leib contact zocht met Verbelen betekent bovendien niet
noodzakelijk dat Verbelen reeds voor de oorlog contacten had met SS-
middens. Een stormleider die betrokken was bij de oprichting van de SS-
afdeling in zijn stad, verklaarde tegenover ons dat ook hij bezoek kreeg
van Leib einde september, begin oktober 1940. Hij verklaarde daarbij
voor de oorlog noch contacten gehad te hebben met SS-diensten, noch
actief te zijn geweest in een politieke organisatie zoals Verdinaso of VNV.
Waarschijnlijk zal het dus ook bij Verbelen zo geweest zijn, dat Leib de
naam van verbelen van iemand anders gekregen had, mogelijk zelfs van
Ward Hermans. Verbelen was immers, net zoals Hermans, voor de oorlog
actief in het VNV, en het is dus niet uitgesloten dat Hermans in Verbelen
een potentieel SS-man zag.

Indien Leib zich niet op de lijst van Verbelen baseerde om leiders te


vinden voor de op te richten organisatie, waarop baseerde hij zich dan
wel? We beschikken niet over precieze informatie hieromtrent, maar
wanneer we even kijken wie voor mei 1940 al contact zou gehad hebben
met de SD en wie vier maanden later betrokken zou zijn bij de
oprichting van de "Algemeene SS Vlaanderen", lijkt dit toch duidelijk te
worden.

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 27


De vooroorlogse contactpersonen

Het is vanzelfsprekend dat Himmler de oprichting van een Algemene SS


in Vlaanderen niet zo maar aan iedereen wilde toevertrouwen. Bij het
zoeken naar leider keek men uiteraard eerst wie voor een dergelijke taak
geschikt was. Concreet betekende dit blijkbaar dat men keek naar wie bij
de SD goed stond aangeschreven. Voor wat Vlaanderen betreft, lijken dit
vooral een aantal personen geweest te zijn rond de figuur van Ward
Hermans.

Ward Hermans had voor de oorlog reeds lang contacten gehad met
Duitse nazimilieus, o.a. met ene Regierungs-Präsident Hans Krebs, met
Schriftleiter Grenzlein van de Angriff en met SS-Obersturmführer (en
plaatsvervanger van Heydrich als leider van het SD-Hauptamt) Dr.
Werner Best. Het was ook waarschijnlijk Hermans die er voor zorgde dat
de verslagen die de uitgeweken oud-activist Paul Vrijdaghs tussen 1936
en 1939 opstelde voor de SD te Aken, inderdaad te Aken toekwamen. In
deze rapporten richtte Vrijdaghs zich voornamelijk tegen Staf De Clercq.
Vertrouwelijke informatie die Vrijdaghs van nut kon zijn, werd hem
toegespeeld door Hermans en Herman Van Puymbrouck. Beiden werden
in de rapporten bovendien uitgebreid gelauwerd.
Bij dit complot tegen staf De Clercq was ook Firmin Parasie betrokken.
Tijdens de oorlog werd Parasie gedurende een bepaalde tijd scholings-
leider voor Brabant-Limburg van de Algemene SS en medewerker van de
SD te Brussel. In verband met het zoeken naar geschikte personen voor
het leiden van een op te richten Germaanse Werkgemeenschap midden
1942, schreef Schneider over Parasie: "Seine Einstellung ist aber so
eindeutig großdeutsch, daß man im Anfang wenig mit ihm wird anfangen
können".

Dat Van Puymbrouck niettegenstaande het feit dat hij voor de oorlog al
bekend was bij de SD toch geen leidende rol kreeg in de Algemene SS,
kan misschien verklaard worden door het feit dat men ook met
menselijke factoren rekening zal gehouden hebben. Op een bespreking
van de SD-Oberabschnitt West op 12 juni 1939 werd een door de SD
onderschept memorandum van het Oberkommando der Wehrmacht

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 28


(OKW) voorgelezen, waarin een aantal leidende Vlaamse nationalisten
werden gekarakteriseerd. Over Van Puymbrouck meldde dit verslag:
"menschlich und politisch unzulänglich; für jede deutsch-flämische
Zusammenarbeit unerträglich". Het feit dat dit verslag niet afkomstig was
van een SS-dienst, betekent natuurlijk niet dat men het op bepaalde
punten niet kon eens zijn met meningen van andere diensten.

René Lagrou, de eerste leider van de Algemene SS Vlaanderen, moet


ongetwijfeld ook contacten met de SD gehad hebben; het is immers
ondenkbaar dat hij de eerste leider van de Algemene SS in Vlaanderen
zou geworden zijn indien hij voor de SD een volslagen onbekende was
geweest. De bronnen scheppen betreffende de vooroorlogse contacten
van Lagrou met Duitsland echter niet veel duidelijkheid. In een
curriculum vitae, door hemzelf opgesteld en gedateerd 20 augustus 1940
(dus drie dagen voor Himmlers gesprek met Hitler), is nergens sprake
van vooroorlogse contacten met welke Duitse instantie dan ook. De
belangrijkste vraag is hier natuurlijk voor welke instantie hij dit
curriculum heeft opgesteld; helaas geeft het document hier geen
informatie over. Uit het feit dat Lagrou geen melding maakt van
contacten met Duitse instanties menen we te mogen afleiden dat het
voor hem niet nodig was om zijn contacten te vermelden, m.a.w. dat dit
curriculum slechts een formaliteit was en dat de diensten die hem
konden gebruiken hem al voldoende kenden. In elk geval was Lagrou in
eigen land al steeds verder in nationaal-socialistische richting
geëvolueerd. Op het eind van de jaren twintig was hij samen met enkele
vrienden, waaronder Jef De Langhe, betrokken bij de redactie van het
weekblad "Vlaanderen". Nadien werd hij actief bij de "Kristelijke
Vlaamsche Volkspartij" (KVV) waar hij op 12 juni 1932 verkozen werd
als voorzitter. Alhoewel velen uit het KVV meer in VNV-richting
evolueerden, kwam Lagrou vanaf 1933 steeds dichter bij het Verdinaso te
staan. Later zou hij ook een tijd lid zijn geweest van het Verdinaso. Ook
kwam steeds duidelijker de bewondering voor nazi-Duitsland naar voren
wat zich onder meer uitte in een sterker wordend anti-semitisme. Na de
ontbinding van het KVV eind 1933, is Lagrou nog een korte tijd actief
geweest in het VNV. Bij de verkiezingen van 1936 stond hij in Mechelen
op de Vlaams Nationaal Blok-lijst na Ward Hermans met wie hij

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 29


bevriend was. Nadien heeft Lagrou geen rol meer gespeeld in het VNV, al
zou hij wel eind 1939 opnieuw het VNV lidmaatschap aanvragen. Eind
van de jaren dertig zou Lagrou ook actief geweest zijn in verschillende
Antwerpse nationaal-socialistische kringen. Welke rol hij hierin precies
gespeeld heeft, is niet helemaal duidelijk. In mei 1940 werd Lagrou
gearresteerd als Duits agent, en naar Frankrijk weggevoerd. Bij zijn
arrestatie zou door de rijkswacht in de tuin van zijn villa te Ekeren een
ondergedolven uitzendpost zijn teruggevonden.

Het feit dat het criterium bij uitstek bij het zoeken naar leiders voor de
Algemene SS het onderhouden was van voor oorlogse contacten met de
SD, lijkt ook te worden bevestigd wanneer we even naar het buitenland
kijken. In Nederland werd de leiding van de Nederlandse Algemene SS
toevertrouwd aan de leider van de "Mussert-Garde", J .H. Feldmeijer, die
ook reeds voor de oorlog contacten had met SD-functionarissen. We
kunnen hier enkel de vergelijking maken met de Nederlandse SS,
aangezien de Noorse en de Deense SS pas relatief laat zijn opgericht en
we dus mogen aannemen dat daar de houding van bepaalde personen
tijdens de oorlog een grotere invloed zal gehad hebben dan het
onderhouden van vooroorlogse contacten met de SD.

Een tweede bevestiging van onze veronderstelling menen we te vinden


door te kijken naar wie er niet bij de oprichting betrokken werd. In het
bijzonder denken we hier dan aan de leiding van de NSVAP.

De N.S.V.A.P.

De eerste versie van de NSVAP (Nationaal Socialistische Vlaamsche


Arbeiderspartij) was opgericht in 1937, maar volgens een document
opgesteld door de leiding van de organisatie werd de groep nog datzelfde
jaar opgedeeld in een "Nederduitsche Hitlerjeugd" en de "Vrienden van
het Nieuwe Duitschland". Reeds het volgende jaar werd de NSVAP
opnieuw opgericht. De leidende figuren uit deze organisatie hadden elk
al in het begin van de jaren '30 deel uitgemaakt van (hoogst waar-
schijnlijk zeer kleine), nationaal-socialistische groepjes. Vanaf 1932 waren
velen onder hen lid van het Verdinaso, maar na de nieuwe marsrichting

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 30


gingen zij hun eigen weg. In juni 1940 zouden verschillende kleine
nationaal-socialistische groepjes tot de NSVAP zijn toegetreden. Deze
NSVAP beschikte bovendien over een eigen SS. Over de precieze
oprichtingsdatum zijn we niet zeker, maar in elk geval stond vanaf 5 juli
tot 4 september 1940 een "Vlaamsche SS" (dus niet "Algemeene SS
Vlaanderen" ! ) onder leiding van een zekere Paul Géron. Midden
september kreeg deze "Vlaamsche SS" een nieuwe naam: "Vlaamsche
SA", dit hoogst waarschijnlijk naar aanleiding van het begin van het
organiseren van de "Algemene SS Vlaanderen" diezelfde maand. Vanaf de
uitsluiting van Géron als lid van de NSVAP en leider van de "Vlaamsche
SS" begin september lag de NSVAP in conflict met Paul Géron die zo
een beetje een eigen strijd leek te voeren. Alhoewel de groep rond Géron
slechts een 10 à 20 man zou bedragen hebben, deed de NSVAP toch
bijzonder veel moeite om de Duitse instanties ervan te overtuigen dat
Géron een onbetrouwbaar persoon was. In een uitvoerig document, voor
het grootste deel samengesteld uit opgetekende getuigenissen van
NSVAP leden (en één niet-NSVAP-lid), gericht aan Dr. Essen van de
Oberkriegsverwaltungsrat van de Antwerpse Oberfeldkommandantur,
trachtte men onder meer de politieke herkomst van Géron uit de doeken
te doen. De man zou zowel bij Rex als bij de Dinaso Militanten Orde
van het Verdinaso voor problemen gezorgd hebben. Wat er later van
Géron geworden is, is niet duidelijk. Belangrijker is echter dat Leib aan
één van de leiders van de NSVAP eind september 1940 gemeld zou
hebben dat Géron zich onder meer schriftelijk tot het
Führerhauptquartier gericht had met het aanbod zijn SS in de Algemene
SS te laten overgaan. Wat meer is, men zou dit aanbod daar serieus
opgevat hebben. Na het vernemen van deze informatie vond de leiding
van de NSVAP het opnieuw nodig Dr. Essen hiervan op de hoogte te
stellen.
Vanaf de oprichting van de Algemene SS Vlaanderen lijkt de NSVAP
gesplitst te zijn in twee richtingen. Allereerst had men het deel dat in de
doelstellingen van de Algemene SS zijn doelstellingen erkend zag, en het
niet langer nodig vond de politieke strijd onder de vorm van de NSVAP
verder te zetten. Een tweede deel, onder leiding van Alfons Wachtelaer,
wilde als autonome organisatie blijven bestaan en bleef dit tot ze begin
1941 opging in de Algemene SS Vlaanderen. Hierna heeft er nog een

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 31


derde NSVAP bestaan. Deze groep, die haar naam veranderde in:
"Nationaal socialistische Voorlichting, Aktie & Propaganda", stond
onder leiding van de Antwerpse advocaat Maurits Lambreghts. Mede
onder impuls van Lambreghts, die toen nog lid was van het Verdinaso,
was in mei 1939 aan de joodse advocaten het lidmaatschap van de
"Vlaamsche conferentie der Balie van Antwerpen" ontzegd. Deze versie
van de NSVAP is in elk geval tot einde 1941 naast de Algemene SS
blijven bestaan.

Voor wat de contacten met Duitse instanties betrof kunnen we met grote
zekerheid zeggen dat deze groepering voor de oorlog geen contacten
onderhield met de SD. In een document opgesteld door de leiding van
de NSVAP gedateerd 12 augustus 1940, waar redelijk uitvoerig op de
geschiedenis en doelstellingen van de NSVAP wordt ingegaan, wordt
onder meer een overzicht gegeven van de contacten die leden van de
organisatie reeds voor de oorlog hadden met Duitse instanties. Eén van
de leiders van de NSVAP had in het begin van de jaren dertig een cursus
gevolgd op de "Führerschule der SA". Twee anderen hadden een diploma
van de "Hochschule für Politik (Ferienkursus für Ausländer)" en zouden
ook contact gehad hebben met de Volksbund für das Deutschtum im
Ausland (VDA). Als zodanig hadden zij dus wel contact met een dienst
die onder het gezag van de SS viel, maar dus niet met de SD. Drie onder
hen ontvingen ook materiaal via de Fichtenbund.

Opmerkelijk is ook, dat de NSVAP alle heil van het Duitse consulaat-
generaal leek te verwachten. In een brief van 21 juni 1939 brengt de
leiding het Duitse generaal-consulaat te Antwerpen op de hoogte van het
feit dat een man die zich naar verluid reeds tot tweemaal toe op het
consulaat zou hebben aangeboden op zoek naar werk in Duitsland, en
die daarbij verklaard zou hebben lid te zijn van de NSVAP, eigenlijk een
communist was die eerst naar de NSVAP gekomen was om te spioneren
maar toen ingezien zou hebben dat hij een grotere rol zou kunnen spelen
in Duitsland.
Indien men vanwege de NSVAP een zekere beloning verwachtte of op
zijn minst erkentelijkheid voor het doorspelen van deze informatie, dan
was dit zeker niet wat zij kregen van Duitse zijde. Een brief van de Duitse

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 32


consul-generaal te Antwerpen van 30 augustus aan de "Deutsche
Botschaft" in Brussel, vermeldt: "Daß Wirken der Nationalsozialistischen
Flämischen Arbeiterpartei, die in ihrem Namen, in ihrem Kopfbogen und
Stempel die NSDAP nachahmt, dürfte den deutschen Belangen in keiner
Weise dienen". Wel werd de persoon over wie de NSVAP-leiding bericht
had, op de lijst van personen geplaatst die geen visum konden krijgen.
Ook na de capitulatie verwachtte men nog hulp van het consulaat-
generaal. Op 7 oktober 1940 stuurde één van de leiders van de NSVAP
een brief naar de consul-generaal met de vraag of hij niet kon
bewerkstelligen dat krijgsgevangen leden van de NSVAP zouden worden
vrijgelaten. In een antwoord liet het consulaat-generaal weten dat het niet
in haar mogelijkheden lag hiervoor te zorgen. Het is echter mogelijk dat,
alhoewel het consulaat-generaal voor de oorlog blijkbaar geen grote
plannen had met de NSVAP, het toch informatie over het bestaan
hiervan heeft doorgespeeld aan het RSHA, toen men vernam dat in
Vlaanderen een Algemene SS zou worden opgericht (of misschien zelfs
daarvoor) en dat deze informatie daar werd doorgespeeld aan Leib. Voor
de oorlog hadden bepaalde personen van het RSHA immers al contacten
onderhouden met het consulaat-generaal te Antwerpen. Na de capitulatie
hield de NSVAP naast het generaal-consulaat te Antwerpen eveneens de
Oberkriegsverwaltungsrat van de Antwerpse Oberfeldkommandantur op de
hoogte van haar activiteiten.

We mogen dus gerust besluiten dat het niet lag aan een gebrek aan
enthousiasme om met Duitse instanties samen te werken, dat niemand
uit de NSVAP een belangrijke, leidende rol zou spelen in de Algemene
SS. Leden van deze organisatie hadden immers voor de oorlog soms als
individu, soms als vertegenwoordiger van de organisatie, reeds contacten
gehad met Duitse organisaties en diensten zoals de VDA, de SA, de
Fichtenbund, het consulaat-generaal en na de capitulatie met de
Oberkriegsverwaltungsrat van de Antwerpse Oberfeldkommandantur. Bij
de SD gebruikte men echter wellicht andere criteria dan enkel contact
met één of andere Duitse instantie om een organisatie als betrouwbaar te
beschouwen. Dit verklaart volgens ons grotendeels waarom niemand van
de leiding van de NSVAP een leidinggevende functie kreeg bij de op te
richten formatie. Deze organisatie stond immers ideologisch dicht

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 33


genoeg om de rangen van de Algemene SS te vervoegen, maar was niet
betrouwbaar genoeg om leidinggevende personen uit de organisatie ook
belangrijke posten in de Algemene SS te geven. Ook in Nederland waren
trouwens de vooroorlogse antecedenten van de Nederlandse SS niet in
dergelijke kleine nationaal-socialistische groepjes te vinden.

Oprichting van de "Algemeene Schut-Scharen Vlaanderen"

De formele oprichting van de Algemene SS Vlaanderen werd


afgekondigd op 30 november 1940 met de uitvaardiging van bevel 1/40.
Dit document meldde: "SS-mannen. De aanvangsperiode van de losse
werving is voorbij. Wij hebben thans voldoende materiaal versezeld (sic.) om
onze kaders te kunnen beginnen uitbouwen. De Schutscharen Vlaanderen
worden heden opgericht." Het document was ondertekend door "De leider
van de Algemeene SS Vlaanderen", René Lagrou. Met dit bevel werden
ook de eerste vier stormbanleiders benoemd. Dit waren Gerard van de
Walle voor stormban West-Vlaanderen, G. Lautem voor stormban Oost-
Vlaanderen, J. De Meyer voor stormban Brabant en Seraf Trio voor
stormban Antwerpen. Een week na de formele oprichting van de
Algemene SS verscheen ook het eerste nummer van het weekblad De SS
Man, met als hoofdredacteur Ward Hermans. Daarmee was de Algemene
SS in Vlaanderen voor op de Nederlandse broederorganisatie,
waar het eerste nummer van "Storm-SS" pas op 11 april 1941 verscheen.
Dit betekent dus dat, alhoewel een Algemene SS in Vlaanderen later dan
in Nederland van de grond kwam, men in Vlaanderen onmiddellijk
grootscheepser te werk is gegaan.
Wanneer de "aanvangsperiode van de losse werving" begonnen was, is
niet nauwkeurig te bepalen. Zoals reeds vermeld, besprak Himmler pas
op 23 augustus met Hitler de oprichting van een Algemene SS in
Vlaanderen. Volgens Maurice De Wilde was men echter reeds voor de
23ste augustus bezig om de Algemene SS op te richten. De Wilde haalt
hiervoor twee argumenten aan. Zijn eerste argument is dat Leib in de
zomer van 1940 reeds Verbelen opgezocht had in verband met het
zoeken naar kandidaat-leiders. Zoals we reeds gezien hebben, menen we
dat er niet genoeg bewijzen zijn om de bewering te staven dat Leib al in

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 34


de zomermaanden van 1940 begon met werving voor de Algemene SS.
Een tweede argument is volgens De Wilde, een verklaring van Jef
François, dat toen hij begin augustus uit Frankrijk terugkwam, er al een
afdeling van de Algemene SS te Gent bestond. Tegenover ons herhaalde
François zijn verklaring dat er bij zijn terugkomst al een afdeling van de
Algemene SS te Gent bestond, maar plaatste zijn terugkeer uit Frankrijk
echter rond oktober-november 1940. Op zijn minst betekent dit dus dat
men dit bewijs van De Wilde met enige voorzichtigheid moet
behandelen. Op basis van gegevens hiervoor reeds besproken, en die we
verder nog zullen behandelen, achten we het waarschijnlijker dat men de
oprichting van een afdeling te Gent rond midden september, begin
oktober moet plaatsen, in elk geval na het gesprek tussen Himmler en
Hitler. Wat dus betekent dat we er van uit gaan dat de werving pas begon
na het gesprek tussen Himmler en Hitler.

Op 9 september 1940 ontving Militärbefehlshaber von Falkenhausen van


majoor Engel, adjudant van het landleger bij Hitler, telefonisch bericht
dat er te Antwerpen een uitsluitend uit Vlamingen samengestelde
Algemene SS in wording was. Einde september stuurde Himmler Berger
voor een eerste maal naar Brussel om met von Falkenhausen en de chef
van diens Kommandostab, von Harbou, de oprichting van de Algemene
SS te bespreken. Midden oktober volgde een tweede gesprek. Berger
meldde Himmler dat tijdens het eerste gesprek een akkoord werd bereikt
o.a. over volgende punten: 1. De Algemene SS Vlaanderen wordt de
überparteiliche Organisation in Vlaanderen. 2. Zij groepeert de
Vlamingen die bereid zijn sich für die Schaffung eines grossgermanischen
Reiches einzusetzen. 3. Na de werving zal men twee groepen
onderscheiden: zij die SS-tauglich zijn komen in groep A, de anderen in
groep B. Alleen de eerste groep zal het leidend personeel leveren.
Hiermee bedoelde Berger niet enkel leidend personeel voor de Algemene
SS; de eerste groep zou het personeel leveren voor das gesamte politische
und sonstige Führerkorps, dus ook posities in andere dan SS-organisaties.
In hoeverre deze visie serieus moet genomen worden, is echter maar de
vraag. Het is best mogelijk dat Berger zich enkel bij Himmler interessant
wilde maken. Op 5 november 1940, dus nog voor de formele oprichting
van de Algemene SS, berichtte Berger aan Himmler dat de Algemene SS

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 35


reeds 950 leden telde en dat er dagelijks ongeveer nog een vijftigtal leden
bij kwamen. Alhoewel men voorzichtig moet zijn deze cijfers zo maar te
accepteren, wijst dit er in elk geval op dat begin november, de werving
voor de Algemene SS al op volle toeren draaide. Men moet bij deze
cijfers ook rekening houden met het feit dat bepaalde leden van de
Algemene SS, vooral Ward Hermans, een belangrijke rol speelden bij de
repatriëring van de Vlaamse krijgsgevangenen wat natuurlijk in het
voordeel van de nieuwe organisatie zal gespeeld hebben. Bovendien bleek
al snel een zuivering van het ledenbestand noodzakelijk te zijn. Volgens
Reeder was deze reeds in december 1940 aan de gang. Het ledenbestand
zou ongeveer 3200 man omvat hebben en moest teruggebracht worden
tot 700 à 1000 man.

Ondertussen was René Lagrou reeds volop bezig om leden voor de


nieuwe organisatie te werven. Op 6 oktober voerde Lagrou het woord te
Roeselare op wat als een van de eerste werfvergaderingen voor de
Algemene SS kan beschouwd worden. Op een door Jef François na de
werfvergadering gestelde vraag zou Lagrou geantwoord hebben dat hij
zijn opdracht van de Führer zelf had gekregen. Deze bewering herhaalde
hij bovendien in een scholingsbrief, bedoeld voor gebruik binnen de
Algemene SS: "Ik heb vanwege den Führer de noodige opdrachten". In
werkelijkheid was er van een bevel van de Führer aan Lagrou helemaal
geen sprake. Lagrou liet ook geen twijfel bestaan over hetgeen wat hij
met de Algemene SS voor had: "waar wij werkzaam zullen zijn op
kultureel gebied, in de administratie, het gerecht, alle takken van de
nijverheid, handel en bankwezen".

Gedurende de periode van september tot de formele oprichting eind


november, zullen voornamelijk in de grote steden eenheden zijn
opgericht. Het oprichten van deze eenheden zal waarschijnlijk vaak zeer
informeel verlopen zijn, dus zonder dat er een echte stichtingsvergadering
aan te pas kwam. Ook zal het grootste deel van de eerste leiders van de
opgerichte SS-afdelingen, geen voorafgaande vorming hebben ontvangen
vanwege de leiding, en nog minder vanwege het SS-Hauptamt. Enkelen
onder hen hebben wel een dergelijke opleiding gekregen in Sennheim.
Deze opleiding omvatte zowel een fysieke opleiding als ideologische

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 36


scholing. Na de formele oprichting zullen waarschijnlijk nog een aantal
kleinere afdelingen zijn opgericht, zoals te Eeklo, begin 1941. We gaan
ervan uit dat dat het tot midden 1941 geduurd heeft voor de Algemene
SS de vorm en structuur bereikte die het voor de rest van de oorlog zou
behouden. Ook de toetredingsprocedure (indien we daarvan op dat
moment al kunnen spreken) verliep einde 1940, begin 1941 veel
informeler dan later het geval was. In de eerste maanden kon men
gewoon lid worden zonder een eed op de Führer af te leggen, of een
periode als SS-kandidaat te doorlopen. Later zijn deze formele aspecten
wel ingevoerd.

Met betrekking tot de politieke herkomst van de eerste plaatselijke leiders


van de SS, kan men geen algemeen geldende regel geven. In bepaalde
gevallen waren dit mensen die voor de oorlog noch bij Verdinaso, noch
bij VNV of enige andere partij waren aangesloten. In andere gevallen
zullen dit mensen geweest zijn die uit het VNV of Verdinaso kwamen.
Robert Verbelen bijvoorbeeld was vroeger arrondissementsleider geweest
van het VNV en secretaris van de Vlaamse Voetbalbond.

Naar een Algemene SS in Vlaanderen 37


Hoofdstuk 2

Van Algemene SS naar Germaanse SS

Inleiding

Aangezien Himmler in Vlaanderen een Algemene SS wilde oprichten


zoals in Duitsland, ligt het voor de hand dat de organisatie en de
structuur van de Vlaamse Algemene SS niet veel afweek van die van de
Duitse Allgemeine-SS. Toch was het wegens omstandigheden niet
mogelijk het Duitse model in zijn geheel in Vlaanderen over te nemen.
Bovendien werd in Vlaanderen een speciale afdeling gecreëerd die in geen
enkel van de andere Germaanse gebieden voorkwam: de SS-militie, het
latere Flandern-Korps. Om de specifieke kenmerken van de Vlaamse
Algemene SS beter te kunnen zien, behandelen we hier eerst kort de
organisatie van de Duitse Allgemeine-SS en de structuur van de Algemene
SS-organisaties in de andere Germaanse gebieden. We zullen hier ook de
duiding "Germaans" gebruiken zoals men dit in SS-middens deed, wat
natuurlijk niet betekent dat we het volledig eens zijn met de invulling die
aan dit begrip gegeven werd.
We willen wel benadrukken dat we het hier enkel zullen hebben over de
organisatie en de structuur; de politieke implicaties van de wijzigingen
zullen we in een volgend hoofdstuk bespreken. Aangezien de Algemene
en Germaanse SS altijd als zelfstandige organisatie is blijven bestaan,
zullen we ook de banden die er bestonden tussen deze en andere
organisaties in het hoofdstuk over de politieke implicaties behandelen.

Van Algemene SS naar Germaanse SS 39


De Duitse Allgemeine-SS

Organisatorisch gezien was Duitsland ingedeeld in verscheidene SS-


Oberabschnitte. Elk van deze Oberabschnitte was onderverdeeld in twee
tot drie Abschnitte die elk een aantal Standarten bevatten. De Standarte
was eigenlijk de basiseenheid van de Allgemeine-SS. Begin 1941
schommelde het aantal leden van een Standarte tussen de 1600 en 2000
man, later viel dit terug tot 300 à 400 man. De Standarte was meer een
eenheid dan dat ze een aanduiding was van een geografisch gebied, al
bestreek elke Standarte wel een bepaald gebied. Elke Standarte was
onderverdeeld in drie actieve Sturmbanne en één Reserve-Sturmbann.
Voor de oorlog omvatte een Sturmbann tussen de 500 en 800 man. De
actieve Sturmbanne waren op hun beurt onderverdeeld in vier Stürme en
een medische eenheid: een Sanitätsstaffel. Een Reserve-Sturmbann bevatte
twee Reserve-Stürme en een Reserve-Sanitätstaffel. Een Stürm bevatte in
vredestijd tussen de 120 en 180 man. De drie actieve Sturmbanne werden
aangeduid met Romeinse getallen gevolgd door een schuine streep
waarna het nummer van de Standarte kwam. De Stürme werden
genummerd van 1 tot 4 voor de Stürme van de eerste Sturmbann, van 5
tot 8 voor de Stürme van de tweede Sturmbann en van 9 tot 12 voor de
Stürme van de derde Sturmbann. Het nummer van de Standarte werd
gedragen op de rechterspiegel van het uniform. Deze nummering liep
door voor geheel Duitsland en begon dus niet vanaf 1 voor elke
Oberabschnitt of Abschnitt. De Stürme waren onderverdeeld in drie of vier
Truppen, die op hun beurt nog eens onderverdeeld waren in drie tot vier
Scharen. In vredestijd telde een Schar zes tot vijftien man. Deze Scharen
waren tenslotte nog eens onderverdeeld in ongeveer drie Rotten.
Naast deze gewone Standarten bestonden er verscheidene speciale
eenheden. Allereerst waren er nog de SS-Reiterstandarten (cavalerie-
eenheden). Bijna in elke Oberabschnitt was er minstens één
Reiterstandarte aanwezig. Elke Oberabschnitt had ook nog een SS-
Nachrichtensturmbann (communicatie-eenheid) en een SS-
Pioniersturmbann (een genie-eenheid), met een Sturm in elke Abschnitt.
De Abschnitte beschikten elk over ten minste één Sanitätssturm (medische
eenheid), een Kraftfahrsturm (transporteenheid) en een Kradsturm
(motoreenheid).

Van Algemene SS naar Germaanse SS 40


De Algemene en Germaanse SS-eenheden in Nederland.
Noorwegen en Denemarken

Inleiding

In elk van deze gebieden werden de Duitse benamingen van eenheden en


dienstgraden van de Duitse Allgemeine-SS, bijna letterlijk omgezet in de
eigen taal. Bij deze vergelijking zullen we hier voor de Deense en de
Noorse SS telkens de Duitse benaming gebruiken; voor de Nederlandse
SS zullen we de Nederlandse benamingen gebruiken die op enkele details
na overeenkomen met deze die in Vlaanderen gebruikt werden. Al deze
Algemene SS-eenheden in de Germaanse gebieden werden in de loop van
1942 omgevormd tot afdelingen van de Germaanse SS in hun gebied. In
de meeste gevallen werd gepoogd zoveel mogelijk het Duitse voorbeeld te
volgen.

De Germaanse SS in Denemarken: het Schalburg-korps

Van alle Algemene en Germaanse SS-eenheden die tot stand kwamen,


week de Deense versie het meest af van het Duitse model. De daar tot
stand gekomen SS-eenheid was meer een variant van de Allgemeine-SS
dan een nabootsing ervan. In tegenstelling tot de andere Germaanse
gebieden waar de Algemene SS-eenheden na verloop van tijd werden
herdoopt tot Germaanse SS, heeft een Deense Algemene SS eigenlijk
nooit bestaan, maar werd er direct een Germaanse SS gevormd, zij het
redelijk laat, namelijk op 2 februari 1943. Deze eenheid was de enige
waar de naam van het gebied niet in de titel voorkwam. Een organisatie
die qua structuur en activiteiten overeenkomt met de Germaanse SS
eenheden in de andere Germaanse gebieden was eigenlijk opgericht met
de benaming "Germaans Korps" door Waffen-SS officier Knud
Martinsen. Enkele maanden later werd deze eenheid omgedoopt tot het
"Schalburg korpset". Dit korps, dat niet verbonden of ondergeschikt was
aan een partij, was genoemd naar Christian Frederik von Schalburg,
Deze man was voor de oorlog luitenant-kapitein geweest in het Deense
leger, lid van de Deense Nationaal-Socialistische Arbeiders Partij en

Van Algemene SS naar Germaanse SS 41


vrijwilliger in de Fins-Russische oorlog. Tijdens de oorlog nam hij dienst
bij de Waffen-SS divisie "Wiking" en volgde de officiersleergang te Bad
Tölz, waarna hij een tijd lang het commando had over het Deense
vrijkorps voor hij sneuvelde op 2 juni 1942. Het Schalburg-korps was
onder-verdeeld in twee groepen. De eerste groep was een actieve
geüniformeerde eenheid waarvan de leden wapens konden dragen en die
uiteraard de juiste arische kenmerken droegen. Bij deze groep werd men
enkel toegelaten na het succesvol doorlopen van de Schalburg-school of
na gediend te hebben aan het Oostfront. Het is voornamelijk bij deze
groep dat men wierf voor de Waffen-SS. De tweede groep bestond uit
mannen die wel ter beschikking stonden van het korps, maar de taken
van de eerste groep niet konden uitvoeren. In de herfst van 1943 werd
deze groep vervangen door een nieuwe groepering: het volksverbond.
Deze nieuwe organisatie werd nog eens opgedeeld in een actieve en een
politieke eenheid. De politieke eenheid werd later opgeheven. In oktober
1944 zou er volgens geallieerde rapporten ook een Germaanse SS
Denemarken zijn opgericht. Mogelijk gaat het hier gewoon om het
Schalburg-korps dat men als Germaanse SS identificeerde. Het is echter
ook mogelijk dat het hier gaat om een eenheid die qua activiteiten meer
aanleunde bij de Waffen-SS dan bij een politieke SS. Naast de leider van
het Schalburg-korps bestond het bestuur ook nog uit een stafchef,
politieke adviseur, propaganda-afdeling, een scholingsafdeling, een
personeelssectie, een administratieve sectie, een afdeling voor raciale
vraagstukken en een informatiedienst. Door de beperkte omvang van het
korps maakte men geen gebruik van de benamingen van eenheden en
functies zoals die in de Duitse Allgemeine-SS gebruikt werden, maar
gebruikte men benamingen die werden gebruikt in het Deense leger. De
rangdistinctieven op de spiegels van de uniformen waren dan weer wel
overgenomen van de Allgemeine-SS.

De Noorse SS en de Germaanse SS in Noorwegen

Ook de Noorse SS had slechts een beperkte omvang. De leider van de


Noorse SS had wel de rang van Standartenführer, maar een echte eenheid
van die omvang lijkt er niet bestaan te hebben. Bovendien bestonden er
wel verschillende Stürme, maar slechts één Sturmbann. De staf van de

Van Algemene SS naar Germaanse SS 42


Noorse SS was wel redelijk uitgebreid in verhouding tot hun beperkt
ledenaantal. Naast de leider van de Noorse SS, Standartenführer Jonas
Lie, was er nog een uitgebreid bestuur. Dit bestuur omvatte onder meer
nog een chef-staf, een pers- en propagandadienst met hiernaast nog een
eigen dienst voor cultuur en radio, een economische dienst, een
sportleider, een administratieve dienst en een juridisch adviseur. De
grootste omvang had dit bestuur gedurende 1943. Na dat jaar werden
steeds meer leden met administratieve diensten opgeëist door de Waffen-
SS. In tegenstelling tot Denemarken en Vlaanderen was de Noorse SS
wel ondergeschikt aan een partij, namelijk de "Nasjonal Samlin" van
Quisling.

De Nederlandse SS en de Germaanse SS in Nederland

De Nederlandse SS was van alle buiten Duitsland opgerichte Algemene


SS-eenheden qua structuur de omvangrijkste. De Nederlandse SS was
onderverdeeld in vijf standaarden, die een territoriale functie hadden.
Naast deze vijf standaarden was er ook nog een aparte politiestandaard.
De verschillende eenheden waaruit de politiestandaard was samengesteld,
waren verspreid over de vijf andere standaarden. De verdere
onderverdeling was echter niet altijd wat het had moeten zijn. Elke
standaard moest normaal gezien drie stormbannen hebben, maar of deze
eenheden ook werkelijk bestaan hebben is zeer twijfelachtig. In realiteit
was een standaard in een klein aantal stormen ingedeeld waarvan de
omvang zeer bescheiden was. Normaal gezien had een standaard van de
Nederlandse SS, de standaard-staf niet meegerekend, 1550 man moeten
tellen. De reële sterkte van een standaard lag echter gemiddeld rond de
130 man; meestal niet meer, vaak minder. Het totaal aantal leden dat de
Nederlandse SS ooit heeft gehad is moeilijk precies te bepalen. Het
ledenregister telde 6127 nummers. Hierbij moet men echter rekening
houden met het feit dat vrijwilligers voor de Waffen-SS vaak zonder dat
zij het goed beseften ook meteen als lid van de Nederlandse SS werden
ingeschreven. Ook andere vrijwilligers die in opleidingskampen of front-
eenheden van de Waffen-SS dienst deden kregen tussen allerlei andere
paperassen in ook formulieren voor opname in de Nederlandse SS
voorgelegd die zij vaak zonder meer tekenden. Ook bleven de meesten

Van Algemene SS naar Germaanse SS 43


ingeschreven als lid terwijl zij reeds in de Waffen-SS waren ingelijfd. De
Germaanse SS in Nederland heeft, zonder de politiemannen van de
politiestandaard mee te rekenen, nooit meer dan op zijn hoogst 700
leden terzelfdertijd in Nederland gehad.
De leiding van de Nederlandse SS lag bij J.H. Feldmeijer, die de functie
en rang kreeg van "voorman", een positie die geen Duits equivalent
kende. Vanaf 1943 nam hij de gewoonte zichzelf met de hem door
Himmler geschonken rang van SS-standartenführer aan te duiden, en
drukte "voorman" enkel nog de functie uit. Tot deze stafleiding
behoorden onder andere de volgende afdelingen: Scholing, Organisatie,
Soldaat en Sibbe (hiervoor was ter verduidelijking de afkorting Fürs. voor
Fürsorge geplaatst), Sportleiding, Personeel, Rechtszaken, Beheer en
Medische Dienst.

Van "Algemeene SS Vlaanderen" naar "1ste Standaard van de


Germaansche SS in Vlaanderen"

De positie van de Algemene SS en de Germaanse SS Vlaanderen in de


SS-structuur

Vanaf de oprichting in 1940, tot de feitelijke ontbinding in september


1944, lag de echte leiding van de Algemene en Germaanse SS duidelijk
in Berlijn. Men herinnert zich dat na de besprek ng tussen Himmler en
Hitler, Karl Leib, verbonden aan het SS-Hauptamt, de opdracht kreeg de
oprichting van een Algemene SS in Vlaanderen voor te bereiden. Dat een
officier van het SS-Hauptamt deze taak kreeg was een voorteken van wat
zou komen, want gedurende de oorlog lag de beslissingsmacht omtrent
de Algemene en Germaanse SS steeds bij het SS-Hauptamt, en dan vooral
bij de chef van dit Amt, Gottlob Berger. Deze situatie werd pas formeel
vastgelegd in september 1941, toen de "Algemeene SS Vlaanderen" werd
erkend als "1ste SS Standaard Vlaanderen". Op 1 oktober 1942 tenslotte,
in het kader van de omvorming van de Algemene SS eenheden in de
Germaanse gebieden, werd de Algemene SS in Vlaanderen herdoopt tot
"1ste Standaard van de Germaansche SS in Vlaanderen".

Van Algemene SS naar Germaanse SS 44


Binnen de organisatie van het SS-Hauptamt, lag de leiding van de
Germaanse SS bij Amt VI: de Germanische Freiwillige Leitstelle (GFL) (het
woord "Freiwillige" verdween later). Deze afdeling van het SS-Hauptamt
was opgericht rond begin februari 1941, vermoedelijk om iets aan de
ideologische begeleiding van de Germaanse vrijwilligers in de Waffen-SS
te doen. Na verloop van tijd verlegde de nadruk zich van ideologische
scholing voor Waffen-SS vrijwilligers uit de Germaanse gebieden, naar
werving voor de Waffen-SS, ondersteuning van inheemse politieke SS-
formaties in die landen en het manipuleren van inheemse nationaal-
socialistische jongerenorganisaties.

Na een reorganisatie in 1943, werd de Germanische Leitstelle, Amtsgruppe


D van het SS-Hauptamt, onderverdeeld in Amt D I: Germanische
Leitstelle, Amt D II: Germanische Ergänzung, en Amt D III: Germanische
Erziehung.
Naast het centraal bureau te Berlijn had de Germanische Leitstelle
verschillende Aussenstelle, waaronder één voor Vlaanderen, gevestigd in
Brussel. De leiding van deze Aussenstelle lag vanaf 1941 tot 15 april 1942
bij de Dienststelle SS-Brigadeführer Kammerhofer, later bij de Dienststelle
SS-Brigadeführer Jungclaus. Deze Dienststelle omvatte ook andere SS-
diensten, zoals een afdeling van de Ahnenerbe, een dienst van de
Lebensborn, en dergelijke meer. De controle over de afdelingen van de
Sipo-SD werd echter pas verkregen op 1 augustus 1944, met de
benoeming van Jungclaus tot Höherer SS- und Polizeiführer (HSSuPF).

In bepaalde documenten wordt ook melding gemaakt van Abschnitt


Flandern. Deze benaming is meer om het kind een naam te geven, dan
dat dit gebaseerd was op een logische benadering van de feiten.
Vlaanderen kon immers geen Abschnitt zijn, aangezien een Abschnitt een
onderverdeling was van een Oberabschnitt, en Vlaanderen, noch België in
zijn geheel, als Oberabschnitt werd beschouwd. Dat de term Abschnitt
Flandern toch soms gebruikt werd, komt waarschijnlijk doordat in de SS-
structuur een Abschnitt een bepaalde geografische omschrijving
aanduidde, meestal onder leiding van een Oberführer of Brigadeführer,
waar verschillende SS-diensten actief waren. Naar analogie met de in
Duitsland bestaande toestand, heeft men dus af en toe ook voor

Van Algemene SS naar Germaanse SS 45


Vlaanderen de benaming Abschnitt gebruikt, aangezien de bevoegdheid
van SS-Brigadeführers Kammerhofer en Jungclaus min of meer
overeenkwam met deze van de leiders van de Duitse Abschnitte, en
aangezien Vlaanderen ook geografisch ongeveer de omvang van een
Abschnitt had.

De leiding van de standaard

Algemeen

Wanneer men de organisatie van de leiding van de Algemene en de


Germaanse SS in Vlaanderen vergelijkt met deze in de andere Germaanse
gebieden, blijkt dat men zeer getrouw het Duitse voorbeeld heeft
gevolgd. Terwijl in Noorwegen, Nederland en Denemarken de leiding
van de respectievelijke SS-eenheden meer een eigen versie waren van de
Reichsführung-SS, bleek ook uit de organisatie van de leiding van de
Algemene en Germaanse SS in Vlaanderen, dat men zich beschouwde als
gewoon een nieuwe standaard van de Allgemeine-SS. Bij de kostenraming
voor 1943 was, behalve voor de standaardleider, zijn adjudant en zes
personen administratief personeel die tot hun beschikking stonden
(telefoniste, twee stenotypistes, chauffeur, tolk en een ordonnans), slechts
voor drie personen die betrokken waren bij de leiding van de standaard
een vast loon voorzien. Deze drie personen waren: een leider voor de
administratie (Verwaltung), een leider voor de registratie (Erfassung) en
een leider voor de scholing (Schulung). De leider voor de administratie
had vier personen ter beschikking, de leider voor de registratie slechts
twee. Wat betreft de leiding van de lagere echelons werden enkel nog de
stormbanleiders en hun adjudanten betaald, alsook de stafschaarleiders
die de administratie van de stormen bijhielden. Eigenlijk is dit dus niet
veel meer dan het minimum dat men nodig heeft om een dergelijke
organisatie te leiden.

De standaardleider

Gedurende haar bestaan heeft de Algemene en Germaanse SS in

Van Algemene SS naar Germaanse SS 46


Vlaanderen vijf verschillende standaardleiders gekend. Achtereenvolgens
waren dit: vanaf de oprichting eind 1940 tot 10 mei 1941 René Lagrou,
van 10 mei tot 1 september 1941 Jef De Langhe, van 1 september 1941
tot 1 september 1942 Raf Van Hulse, van 1 september 1942 tot 9
november 1943 Jef François, en van 9 november 1943 tot september
1944 Tony Van Dijck. De benaming "standaardleider" verwees in
Vlaanderen altijd naar de functie, niet naar de rang. Van de verschillende
standaardleiders die de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen gekend
heeft, heeft geen enkele ooit de rang van Standartenführer gekregen.
Lagrou, De Langhe en Van Hulse hadden de rang van Hauptsturmführer.
Deze rang gold echter enkel voor de Algemene SS. Officieren van de
Algemene SS kregen niet automatisch ook deze rang in de Waffen-SS. Jef
François had de rang van Obersturmführer, maar in tegenstelling tot de
vorige standaardleiders, wel in de Waffen-SS. Ook bij Tony Van Dijck
verwees zijn rang van Untersturmführer naar de rang die hij had in de
Waffen-SS.
Het was normaal gezien de standaardleider die, via de uitvaardiging van
standaardbevelen, in niet onbelangrijke mate bepaalde welke richting de
organisatie moest uitgaan. Per jaar en per standaardleider begon de
nummering van deze standaardbevelen opnieuw vanaf nummer één.
Deze bevelen blijken echter niet altijd even correct te zijn opgevolgd door
de stormleiders. De manoeuvreerruimte van de standaardleiders werd
natuurlijk wel beperkt door de controle die er vanwege de leider van de
Dienststelle van de Germanische Freiwillige Leitstelle (GFL) op hen werd
uitgeoefend. Met de leider van deze Dienststelle waren er dan ook
regelmatig besprekingen.
Toch blijkt er voor de standaardleiders in zekere mate ruimte geweest te
zijn voor het volgen van een persoonlijke koers met de Algemene SS. In
zekere mate, want het volgen van een persoonlijke koers was
waarschijnlijk in het geval van de vervanging van Raf Van Hulse en Jef
François de oorzaak dat de leiding werd overgedragen. Het vervangen van
de leider van de Germaanse SS om de x-aantal maanden, was zeker geen
algemene regel. Wederom verwijzen we naar de toestand in de andere
Germaanse gebieden. In Nederland bleef Feldmeijer tot zijn overlijden
op 22 februari 1945 leider van de Nederlandse SS. In Noorwegen was
het Jonas Lie die vanaf de oprichting tot het einde de Noorse SS bleef

Van Algemene SS naar Germaanse SS 47


leiden. Lie was bovendien als lid van de staatsraad benoemd tot minister
voor Politie. In Denemarken bleef op een periode van vier maanden na,
tijdens dewelke hij terug aan het front was en de leiding werd
overgenomen door zijn adjudant, ook Martinsen, de leider van de
Deense SS, tot het einde leider van het korps. Toen hij eind november,
begin december 1943 in een machtsstrijd gewikkeld was met de leider
van het volksfront, Luftwaffe kapitein Paul Sommer, diende hij zelf zijn
ontslag in als leider van het Schalburg korps en nam Sommer de leiding
van het Schalburg korps over. Dit stootte echter op zoveel verzet dat
Sommer zich terug moest trekken en men Martinsen vroeg om het bevel
weer op te nemen. Martinsen nam inderdaad het bevel weer op en kon
zelfs verkrijgen dat Sommer uit het korps gestoten werd.
In elk van deze gevallen was de positie van de standaardleider zo stevig
dat hij de hele oorlog door deze functie kon waarnemen. De Algemene
SS Vlaanderen vormde dus met zijn vijf standaardleiders de uitzondering
op de regel.

De eenheden onder de standaard

De stormban

De benamingen van de eenheden onder de standaard waren haast


letterlijke vertalingen van de originele Duitse benamingen. Sturmbann
werd stormban, Sturm werd storm, Truppe werd troep en Schar werd
schaar. Met bevel 1/40 werden vier stormbanleiders benoemd, wat dus
betekent dat de Algemene SS Vlaanderen werd ingedeeld in vier
stormbannen. Deze stormbannen kwamen elk overeen met een
provincie. Zoals in Duitsland kregen deze stormbannen een Romeins
nummer. Antwerpen werd stormban I, Oost-Vlaanderen II, West-
Vlaanderen III en Brabant werd nummer IV. Limburg werd in dit
document nergens vermeld, maar werd later samengevoegd met Brabant
tot stormban Brabant-Limburg. Pas in maart 1944 werd Limburg een
zelfstandige stormban, stormban V. Voor maart 1944 heeft Limburg wel
eigen leiders gehad maar deze bleven blijkbaar formeel ondergeschikt aan
de stormbanleider van stormban IV. Ook in het financieringsvoorstel
voor de Germaanse SS voor 1943 worden slechts vier stormbannen en

Van Algemene SS naar Germaanse SS 48


stormbanleiders in rekening gebracht. Net zoals bij de standaardleiders
verwees de benaming "stormbanleider" ook naar de functie en niet naar
de rang die zij hadden. De stormbanleiders van de Algemene en
Germaanse SS hadden in de regel de rang van Untersturmführer. Het is
niet zo dat telkens er een nieuwe standaardleider werd aangesteld, dit
betekende dat ook de stormbanleiders vervangen werden. Enkel midden
1943, toen alle stormbanleiders (voorlopig nog op uitzondering na van
Robert Verbelen) vervangen werden door officieren van de Waffen-SS,
greep een dergelijke totale vervanging plaats. Normaal gezien was het wel
zo dat de functie van stormbanleider niet lang openbleef. In bepaalde
gevallen moest de ontslagnemende stormbanleider zelf voor een opvolger
zorgen, in andere gevallen was de standaardleider meer betrokken bij de
keuze van stormbanleiders.
In vergelijking met de Allgemeine-SS, had de Algemene SS in Vlaanderen
dus tot maart 1944 een gelijk aantal stormbannen per standaard. In
Vlaanderen werden wel vier actieve stormbannen gecreëerd in plaats van
drie actieve en een reserve, maar een dergelijke reserve stormban zou,
gezien het probleem dat men zo al had om de standaard op volle sterkte
te houden, tamelijk nutteloos geweest zijn.

Tenslotte blijkt er ook nog een stormban VI bestaan te hebben. In


februari 1941 was men begonnen met onder de ongeveer 11.000
Vlamingen die in Noord-Frankrijk als frontarbeider dienst deden, te
werven voor de Algemene SS. Deze stormban blijkt echter slechts korte
tijd bestaan te hebben en nooit als volwaardige stormban van de
Algemene SS erkend te zijn. In alle jaargangen van het weekblad van de
Algemene en Germaanse SS, De SS Man, werd niet éénmaal uit deze
stormban bericht.

De storm

De Algemene SS in Vlaanderen had tot in 1944 16 verschillende


stormen. In 1944 is daar nog een storm 17 bijgekomen, storm Wallonië.
Ook voor de creatie van storm Wallonië bestonden er al troepen van de
Algemene SS in Luik en Namen. Deze Waalse troepen waren
ondergeschikt aan storm 15, storm Hasselt. De stormen werden op

Van Algemene SS naar Germaanse SS 49


dezelfde manier genummerd zoals bij Allgemeine-SS gebruikelijk was. Na
het nummer van de storm (bijvoorbeeld 15) duidde men aan met een
schuine streep met daarachter het nummer één, dat het ging om storm
nr. 15, van de eerste standaard van de Algemene SS in Vlaanderen. Zoals
in Duitsland, had men vier stormen per stormban. Behalve met het
nummer werd de storm ook vaak aangeduid met enkel de naam van de
stad waar de storm gevestigd was. Opmerkelijk is wel dat, alhoewel de
Germaanse SS in het totaal slechts 17 stormen telde, en in 1943 zelfs nog
maar 16, er in de financiering voor 1943 voor 20 stormen een bedrag
werd voorzien evenals een bedrag voor 20 hauptamtliche Stabsscharführer.
Het was de taak van een Stabsscharführer, in Vlaanderen stafschaarleider
genoemd, de administratie te beheren die de organisatie van een storm
met zich meebracht. Betekent dit dat men vooruitziend was en dat men
er rekening mee hield dat men nog te maken zou krijgen met een
dergelijke ledentoename die men enkel in nieuwe stormen zou kunnen
onderbrengen? Dit is uiteraard mogelijk, maar dan is het toch vreemd dat
bij de verdere uitleg bij de financieringsaanvraag gezegd wordt dat men
voorlopig niet méér standaarden zal creëren omdat dit weer hogere
kosten met zich mee zou brengen. Een andere mogelijkheid is natuurlijk
dat Jungclaus, die dit in Brussel opgestelde document ondertekende, er
rekening mee hield dat men in Berlijn niet precies wist hoeveel stormen
de Germaanse SS in Vlaanderen precies telde, dat Berlijn bijgevolg het
financieringsvoorstel goedkeurde, waardoor Jungclaus het verschil in
eigen zak kon steken. Beide versies zijn enkel veronderstellingen; we
kunnen enkel het vreemde verschil tussen het aantal opgegeven
Stabscharführer en stormen, en het aantal dat in werkelijkheid bestond,
vermelden.
Naast de gewone stormen is er ook een motorstorm geweest in stormban
Antwerpen Naast deze motorstorm werd in de financiering voor 1943
ook een bedrag voorzien voor een medische storm. Waarschijnlijk
moeten we bij deze medische storm niet zozeer denken aan een echte
afzonderlijke eenheid met het ledenaantal van een storm, maar werden de
personen die in de verschillende stormbannen instonden voor de
medische keuring van de SS-mannen onder deze benaming
samengebracht, zodat het materiaal dat zij nodig hadden onder één
noemer kon bekostigd worden.

Van Algemene SS naar Germaanse SS 50


De troep

Zoals men bij de Allgemeine-SS de Truppe kende, had de Algemene SS


Vlaanderen ook verschillende troepen. Deze verdere onderverdeling van
de storm was echter niet zo eenvormig doorgevoerd als in Duitsland. De
verschillende troepen werden aangeduid met de naam van de lokaliteit
waar zij hun standplaats hadden. Normaal gezien had elke storm drie of
vier verschillende troepen moeten tellen. Naargelang de omstandigheden
waren dat er in Vlaanderen echter soms meer (storm Brussel bijvoorbeeld
telde acht troepen), maar ook soms minder (in Antwerpen had men
leden genoeg om naast één storm Antwerpen die niet was onderverdeeld
in troepen, ook nog een andere storm op te richten waar dan wel nog
troep Merksem onder viel).

De verschillende functies binnen de Algemene en Germaanse SS

De SS-mannen

Alhoewel men zou geneigd zijn te veronderstellen dat alle leden van de
Algemene of de Germaanse SS, SS-mannen zijn, duidt de term "SS-man"
eigenlijk slechts een bepaalde groep binnen de Algemene en de
Germaanse SS aan. Vanaf de creatie van de SS-militie duidde de naam
"SS man" enkel nog op diegenen die voldeden aan de rassisch en fysiek
gestelde eisen. Concreet betekende dit onder meer dat men tussen de 17
en de 35 jaar moest zijn en groter moest zijn dan 1,70 m.

De SS-militie, het Vlaanderen-Korps,

Op 18 september 1941 werd een SS-Militie opgericht. Het


standaardbevel waarbij dit geschiedde, meldde: "Met ingang van heden
wordt aan elke SS-storm een SS-Militietroep toegevoegd." Deze troep zou
omvatten: "zij die door hun bezigheden of hun ouderdom niet in staat zijn
den dienst der SS mee te maken" maar ook "diegene die in de toekomst tot de
SS komen, en te klein zijn of rassig niet geschikt". De militie zou "evenals de
SS aktief aan den strijd deelnemen: oefenen, marcheren, echter niet zoo
dikwijls en niet zoo hard als de SS". Ook mannen die wegens hun

Van Algemene SS naar Germaanse SS 51


ouderdom niet als SS-man konden toetreden, konden lid worden van
deze militie. Vanaf 1 augustus 1942 werd de naam van de SS-militie
gewijzigd in "Vlaanderen-Korps". Hoewel deze titel ook op de
uniformen van de leden van dit korps vermeld werd, werd echter vaker
de Duitse benaming "Flandern-Korps" gebruikt en werden de leden van
dit korps aangeduid als "F.K.-mannen". Deze SS-militie is uniek voor de
Algemene SS in Vlaanderen; noch in Nederland, noch in Denemarken of
Noorwegen, en zeker niet in Duitsland, bestond er een dergelijke
afdeling. strikt genomen was dit trouwens in tegenspraak met wat de SS
claimde te willen zijn, namelijk de elite. Bovendien was de SS
oorspronkelijk slechts een militie en creëerde men in Vlaanderen dus een
militie binnen een militie. Men denkt hier natuurlijk onmiddellijk terug
aan de visie van Berger omtrent het creëren van een A-groep en een B-
groep, waarbij de leidende functies aan de A-groep zouden voorbehouden
zijn In de praktijk bestonden SS en de SS-militie echter gewoon naast en
door elkaar. In bepaalde gevallen hebben leden van het Vlaanderen-Korps
zelfs de functie van stormleider waargenomen. Men mag deze militie dus
ook niet vergelijken met het volksverbond in Denemarken, aangezien de
leden die de Schalburg-school niet succesvol hadden doorlopen daar
duidelijk een mindere status kregen die ook doorwerkte in de
taakverdeling.

De Beschermende Leden

Zoals dit ook in de andere Germaanse gebieden gebeurde, werd in


Vlaanderen ook een afdeling opgericht naar het voorbeeld van de
Fördernde Mitglieder van de Allgemeine-SS. De leden van deze organisatie
betaalden een zekere financiële bijdrage en bezaten in ruil daarvoor het
recht een zwart speldje met SS-Runen te dragen, maar kregen geen
u n i f o r m e n w a re n o o k n i e t o n d e r w o r p e n a a n d e z e l f d e
dienstverplichtingen als de aktieve SS. In Vlaanderen werden deze leden
die enkel een bijdrage betaalden, Beschermende Leden (BL) genoemd.
Op 25 november 1941 werd elke SS-eenheid verplicht een BL-afdeling
op te richten.
In Duitsland was lidmaatschap van de Fördernde Mitglieder organisatie
een gemakkelijke manier geworden om zich aan allerlei verplichtingen te

Van Algemene SS naar Germaanse SS 52


onttrekken. Bij de oprichting van de Beschermende Leden-afdeling in
Vlaanderen vreesde men blijkbaar terecht een identieke evolutie, en dit is
ook wel te merken aan de toon die gevoerd wordt in het bevel dat de
oprichting van de BL-afdelingen beval: "De B.L. (beschermende leden)
moeten voor de eenheid een steun zijn en geen lastpost", "een afzonderlijke rol
heeft de B.L. niet", "wij kunnen woekeraars en uitbuiters missen en hun geld
ook".
Volgens de derde standaardleider van de Algemene SS, Raf van Hulse,
onder wiens leiding de BL-afdeling werd opgericht, was deze afdeling
voornamelijk gecreëerd om de SS-mannen die tot de Algemene SS
toegetreden waren, maar waarvan hij oordeelde dat zij daar niet
thuishoorden, op een diplomatische manier uit de actieve SS weg te
krijgen. Nog volgens Raf Van Hulse, kwamen deze BL wel op allerlei
posten waar ze met hun SS-lidmaatschap schermden. De BL hadden
duidelijk ook niet dezelfde rechten als de SS-mannen en de leden van het
Vlaanderen Korps. Zo mochten zij bijvoorbeeld de scholingsavonden
voor SS-mannen niet bijwonen, enkel de scholingsavonden die ingericht
waren door de BL-afdeling zelf of door de DeVlag. Ook indien de
stormleider kameraadschapsavonden wilde inrichten waarop ook BL
zouden toegelaten worden, was hiervoor vanaf november 1942 de
toestemming nodig van de standaardleider. De BL werden zelfs op gelijke
voet gesteld met "buitenstaanders" en "aanzoekers voor de keuring"
wanneer het ging om het deelnemen aan de oefeningen van de actieve
eenheden; dit betekende dat zij niet aan deze oefeningen mochten
deelnemen. Naar het einde van de oorlog toe werden de BL er wel toe
aangespoord een actievere rol te gaan spelen in de organisatie, zoals blijkt
uit dit bericht dat midden juni 1944 in De SS Man stond: "Een BL lid
moet in de eerste plaats zijn maandelijksche bijdrage betalen. Daardoor helpt
hij zijn kampformatie van het noodige geld voorzien. Maar daarmee is zijn
taak nog niet ten einde. Daar is nog de opdracht ons kampblad De SS man
te verspreiden. En er zijn nog de maandelijksche bezoeken aan de lazaretten
waar de gekwetste frontkameraden op hun herstelling wachten. Het is de taak
der BL leden voor deze bezoeken de onontbeerlijke snuisterijen, tabak, lekkers
en koeken ( ) in te zamelen. Er zijn dus nog heel wat zaken die nog wachten
op zoovele bereidwillige handen. Indien elk BL lid het zijne doet is het werk
niet zoo zwaar. Aanpakken, kameraden!".

Van Algemene SS naar Germaanse SS 53


Deze behandeling van de BL staat in scherp contrast met de BL-afdeling
in Nederland. In Nederland (ook daar heette de vergelijkbare afdeling
van de Nederlandse SS BL, maar stond BL voor Begunstigende Leden),
was er eerder sprake van een toenemende druk op de BL. Feldmeijer
trachtte zo de staat, de maatschappij en de partij (de NSB) te infiltreren
met het SS-gedachtengoed.
Ook waren de BL niet onderworpen aan dezelfde toetredingscriteria als
bij de actieve SS-mannen. Daarenboven konden ook vrouwen lid worden
van de BL. Alhoewel de afdeling BL ressorteerde onder het gezag van de
stormleider, stond aan het hoofd van elke BL-afdeling wel een eigen
leider, beheerleider genoemd.

De voorzorgsreferenten

Naar het voorbeeld van de Fürsorge van de Waffen-SS, een dienst die zich
bezighield met alle sociale en financiële aangelegenheden van de
vrijwilligers, beschikte ook de Algemene SS Vlaanderen over een
soortgelijke dienst geleid door de zgn. voorzorgsreferenten.
Van de diensten van de voorzorgsreferenten werd voor een verscheiden-
heid aan zaken gebruik gemaakt. Leden van de Algemene SS (zonder
onderscheid of het om actieve leden of BL ging) konden ook bij de
voorzorgsreferenten te rade gaan voor juridisch- advies, bijvoorbeeld
omtrent huurprijzen. Ook wanneer bepaalde zaken contacten met Duitse
instanties vereisten, richtte men zich tot de voorzorgsreferent, waarbij
men dan hoopte dat lidmaatschap van de Algemene SS volstond om
onder eerder gemaakte afspraken uit te komen. Voornamelijk werd deze
afdeling echter gebruikt om SS-leden aan werk te helpen. De leiding van
de Algemene SS zag ook wel in dat gebruik kunnen maken van deze
diensten in niet geringe mate de aantrekkingskracht van de organisatie
ten goede kwam; in een document uitgaande van storm Menen werd het
als volgt geformuleerd: "Ondergeteeknde (sic.) ( ) rekenen stellig op het
aannemen van aangeduide candidaten. Onze propaganda heeft het
nodig" .In bepaalde gevallen werd de werkverschaffing dan ook centraal
geleid en vroeg men vanwege de stormbanleiding de namen van werkloze
SS-leden. In andere gevallen echter richtte het SS-lid in kwestie een
speciaal schrijven aan de voorzorgsreferent waarin hij om hulp verzocht.

Van Algemene SS naar Germaanse SS 54


Bij de zoektocht naar werkplaatsen voor de werkloze SS-leden konden de
voorzorgsreferenten natuurlijk gebruik maken van de contacten die ze
hadden met Duitse instanties, en niet in het minst met de SD. Zo
werden bepaalde leden ook aan werk geholpen in het concentratiekamp
van Breendonk. Het ging hier voorlopig wel enkel om technische en
administratieve functies, dus geen bewakingsopdrachten. Ook aanvragen
voor werk in Duitsland konden aan de afdeling voorzorg van de eigen
stormban gericht worden.
Van de diensten van de voorzorgsreferenten werd ook gebruik gemaakt
door industriëlen. Deze vroegen bijvoorbeeld of de voorzorgsreferent
voor hen geen geschikte arbeiders kon vinden, waarbij dan terloops werd
vermeld dat dit wel SS-leden moesten zijn of tenminste sympathisanten.
Ook probeerden bepaalde producenten via deze voorzorgsreferenten
contracten met Duitse diensten los te krijgen. In beide gevallen werd
door de voorzorgsreferenten uiteraard positief op dergelijke aanvragen
gereageerd.
Deze voorzorgsreferenten van de Algemene SS hebben zeker tot eind
1941 bestaan. Men mag aannemen dat vanaf de verplichte tewerkstelling
in Duitsland deze dienst ophield te bestaan.

De financiering van de Algemene en de Germaanse SS

Op het gebied van de financiering van de activiteiten van de Algemene


en Germaanse SS in Vlaanderen, zijn twee grote periodes te
onderscheiden. De cesuur ligt midden 1941, op het moment dat de
financiering van de activiteiten van de Germanische Leitstelle werd
overgenomen door de Reichsschatmeister der NSDAP, Franz Xaver
Schwarz. Voor Schwarz de financiering van de Germanische Leitstelle voor
zijn rekening nam, werd het werk van de Germanische Leitstelle
(hieronder valt dus ook de Algemeene SS Vlaanderen), gefinancierd door
de Volksbund für das Deutschtum im Ausland (VDA). Voor de financiering
van de verschillende Aussenstelle van de Germanische Leitstelle, werden
bankrekeningen geopend bij de Bank der Deutschen Arbeit A.G. De
financiering van de Aussenstelle Flandern verliep via de Westbank N.V. in
Brussel.
Voor 1944 was voor de Germanische Leitstelle Flandern een bedrag

Van Algemene SS naar Germaanse SS 55


voorzien van meer dan 20.115.800 Reichsmark (RM). Dit bedrag is niet
alleen zeer hoog in absolute cijfers, maar blijft het ook als men het
vergelijkt met de bedragen die de Dienststelle van de Germanische
Leitstelle (GL) in de andere Germaanse gebieden ontvingen. Voor
Nederland was dit 3.316.381 RM, Denemarken kreeg slechts 751.680
RM en de Germanische Leitstelle in Noorwegen kreeg 1.322.056 RM.
Met dit geld werden zowel organisaties gefinancierd die rechtstreeks van
de SS afhingen, bijvoorbeeld de Lebensborn, als organisaties waar men
trachtte meer invloed te verwerven. Zo werd ook voor Rex jaarlijks een
bedrag van 960.000 RM voorzien. Bij het bedrag voorzien voor de
Dienststelle Flandern werd de financiering voor de Devlag niet
bijgerekend. De Devlag kon nog eens op zo een 7.190.435 RM rekenen.
Van de toegekende 20 miljoen voor de Dienststelle Flandern ging
uiteraard slechts een klein deel naar de Germaanse SS. Ook hier echter
kreeg de Germaanse SS Vlaanderen, in vergelijking met de Germaanse SS
eenheden in de andere gebieden, het grootste bedrag. De Germaanse SS
Vlaanderen mocht rekenen op een maandelijkse storting van 50.000 RM
op haar rekening. Zelfs in Nederland, waar men meerdere standaarden
had, kreeg men maandelijks slechts 41.500 RM voor de gehele
Germaanse SS. De Germaanse SS Noorwegen kreeg maandelijks 17.100
RM, de Germaanse SS Denemarken 6.525 RM, waarvan bovendien nog
de kosten van de SS-school in Hoeveltegaard moesten betaald worden.
De hiervoor geciteerde cijfers komen uit een kostenraming die met
betrekking tot de uitgaven van de Germanische Leitstelle voorzien voor
1944, werd opgesteld. Deze uitgaven moesten nog goedgekeurd worden
door Schwarz, maar dit zal eerder een formaliteit geweest zijn. De
toegekende bedragen zullen waarschijnlijk niet ver onder de
aangevraagde budgetten gelegen hebben. Schwarz kreeg als erkenning
voor zijn hulp, honorair de hoogste rang van SS-Oberst-Gruppenführer.

Ook in vergelijking met het aangevraagde bedrag voor het vorige jaar is
deze 20 miljoen RM een enorm hoog bedrag. Voor 1943 was voor de
Germaanse SS een werkingskrediet voorzien van 8.100 RM en 14.810
RM personeelskosten, wat dus een som betekent van 22.910 RM.
Hierbij waren echter niet de kosten gerekend voor de uitgave van De SS
Man, het weekblad van de Germaanse SS. De kosten daarvoor werden

Van Algemene SS naar Germaanse SS 56


voor 1943 gerekend op ongeveer 3.000 RM per maand.
Dit betekent dus dat het bedrag dat voor heel 1943 voorzien werd voor
de financiering van de Germaanse SS en de uitgave van De SS Man, net
iets hoger ligt dan het bedrag dat de Germaanse SS in 1944 maandelijks
zou ontvangen. In het totaal werd voor 1943 voor Dienststelle Flandern
een bedrag voorzien van 92.798 RM. Hierbij was echter geen rekening
gehouden met de financiering van de Germaansche werkgemeenschap, met
het Vivo en met de uitgeverij De Burg. Dit bracht nog eens 33.400 RM
extra kosten mee.

De SS-School te Schoten

Net zoals het oprichten van Algemene SS-eenheden in de Germaanse


gebieden, was ook het oprichten van een SS-school in de desbetreffende
gebieden een element in de Germaanse politiek van het SS-Hauptamt.
De SS-school in Vlaanderen was gevestigd in het kasteel Horst in
Schoten bij Antwerpen. De verantwoordelijken in deze school waren
maar ten dele Vlamingen; de hoogste functies waren weggelegd voor
Duitse Waffen-SS officieren, alhoewel de school tot september 1944
hiërarchisch afhankelijk was van het SS-Hauptamt.
In het begin diende deze school vooral als opleidingscentrum voor de
hogere kaders van de Algemene SS. Vooral de stormleiders en de
toekomstige stormbanleiders werden hier getraind. Deze training duurde
ongeveer zes tot acht weken. Later, waarschijnlijk rond het einde van
1942, kwamen hele delen van troepen en stormen hier op oefening. Bij
hen duurde de scholing normaal gezien slechts enkele dagen. Naar het
einde van de oorlog toe, kregen de leden van de Germaanse SS in
Schoten eigenlijk een voorbereiding op dienst in de Waffen-SS.

SS-Ausbildungsbataillon Sennheim

Naast het volgen van scholingen te Schoten, was het voor SS-leden ook
mogelijk om deel te nemen aan leergangen bij het SS-Aus-
bildungsbataillon te Sennheim in de Elzas In een ongedateerde nota werd
gemeld dat men de manschappen om de 14 dagen moest attent maken

Van Algemene SS naar Germaanse SS 57


op de mogelijkheid tot maandelijkse vrijwillige dienstnemingen voor
Sennheim. Hoeveel SS-leden van deze mogelijkheid gebruik gemaakt
hebben, is niet duidelijk. Dat bepaalde leden van de Algemene of
Germaanse SS dergelijke leergangen gevolgd hebben staat echter wel vast.

De Germaanse stormbannen

In februari 1942 werd in Duitsland begonnen met de werving van leden


voor de zgn. Germaanse stormbannen. Dit waren SS-eenheden in
Duitsland, waartoe arbeiders uit de gebieden waar reeds een eigen
Germaanse SS was opgericht konden toetreden. De Germaanse
stormbannen waren ingericht volgens de afdelingen van de Germaanse
SS in hun land van herkomst. Zo waren de Vlaamse eenheden in
Duitsland ook opgedeeld in SS-mannen en leden van het Vlaanderen-
Korps.
De leden van deze stormbannen werden ondergebracht in Sonderstäbe die
genoemd werden naar de Oberabschnitt waar ze deel van uitmaakten.
Naast arbeiders uit gebieden waar Germaanse SS-eenheden bestonden
waren in twee Sonderstäbe ook een klein aantal Zwitsers opgenomen. Net
zoals in de Germaanse SS eenheden in de gebieden van waaruit ze
afkomstig waren, ging het ook in de Sonderstäbe om zeer kleine aantallen
leden. Een sterktemelding op 1 februari 1944 maakte melding van 2179
leden, verspreid over 7 Sonderstäbe. Van deze 2179 waren net iets meer
dan de helft Vlamingen. Een Noorse afdeling van de Germaanse
stormbannen lijkt niet van de grond gekomen te zijn; noch in het
hiervoorgenoemde document, noch op een vergadering over de
Germaanse stormbannen op 16 november 1942, is hierover sprake.
Wanneer iemand lid wilde worden van de Germaanse stormbannen,
werd vooraf gecontroleerd of hij geen strafdossier had in Duitsland zelf,
en werd bij de SS-Dienststelle van zijn land van herkomst geïnformeerd
naar zijn activiteiten voor hij naar Duitsland trok. Over het eigenlijke
doel van deze eenheden bestond geen twijfel: "Diese erfaßten Männer
werden weltanschaulich ausgerichtet und wenn die geistigen und körperlichen
Voraussetzungen geschaffen sind, für die Waffen-SS geworben. Darüber soll
ein Kern für die landeseigene germanische SS geschaffen werden". Naarmate
de situatie aan het Oostfront slechter werd, zal men natuurlijk meer

Van Algemene SS naar Germaanse SS 58


aandacht besteed hebben aan de werving voor de Waffen-SS, dan aan het
opleiden van SS-mannen voor de SS-organisatie in hun land van
herkomst.

De standaardleider in Vlaanderen had geen zeggenschap over deze


Germaanse stormbannen. De leiding van deze stormbannen lag bij de
referenten uit het land van herkomst, van Amt D II/1 van het SS-
Hauptamt. De eerste Vlaamse referent was SS-Obersturmführer Jozef Van
Acker.
Naast Van Acker trokken ook enkele andere Vlaamse SS-leiders naar
Duitsland om zich daar met de Sonderstäbe bezig te houden. Onder hen:
SS-Untersturmführer Wim Fret, voordien stormbanleider van Antwerpen,
nadien nog gewestleider van de Devlag; SS-Untersturmführer Heyman:
voordien stormbanleider van Oost-Vlaanderen. Na het vertrek van Van
Acker naar het Oostfront bleef zijn plaats een tijd onbezet, tot ze werd
ingenomen door Jef François. Deze laatste werd op zijn beurt midden
1944 opgevolgd door Waffen-SS officier Theo Pasques, die daarvoor
enige tijd actief was geweest binnen de Germaanse SS als stormbanleider
voor Oost Vlaanderen.
De verhouding tussen de standaard van de Germaanse SS in Vlaanderen
en de arbeiders van de Germaanse stormbannen was blijkbaar niet zeer
goed. De SS in Vlaanderen zou op deze stormbannen neergekeken
hebben als een soort karnavalsvereniging die alleen maar het uniform
droeg op feestelijke gelegenheden. In de Germaanse stormbannen zou
men dan weer de standaard in Vlaanderen beschouwd hebben als
gecamoufleerde soldaten en als een politietroep.

Het uniform

Om de uniformen van de SS-eenheden in de Germaanse landen te


kunnen vergelijken moet men uitgaan van de uniformen van de
Germaanse SS. De benaming "Germaans" moest immers een eenheid
suggereren, moest de indruk wekken dat leden van SS-eenheden in alle
Germaanse landen gelijkwaardig waren. Uiteraard moet men, om die
gelijkwaardigheid na te gaan, naar een hele hoop dingen meer kijken dan
alleen naar de uniformen, maar niettemin willen we toch de uniformen

Van Algemene SS naar Germaanse SS 59


van de Germaanse SS-eenheden in de verschillende landen even
vergelijken.
Alhoewel men net de benaming "Algemene SS" verliet, bleef het toch zo
dat men de SS-eenheden in Vlaanderen, Nederland, Denemarken en
Noorwegen op min of meer vergelijkbare voet met de Duitse Allgemeine-
SS wilde brengen. Normaal zou dan ook geweest zijn dat de leden van de
SS-organisaties in deze verschillende gebieden allen hetzelfde uniform
zouden krijgen en dat ook de Standarten van de Algemene SS-eenheden
in de Germaanse gebieden een nummer zouden krijgen dat aansloot op
de Duitse nummering, waardoor men zodoende enkel via de spiegel op
de rechterkraag kon zien vanwaar de SS-man in kwestie afkomstig was.
Wanneer men de uniformen van de verschillende SS-organisaties uit de
Germaanse gebieden bekijkt, valt het echter op dat die gelijkheid niet in
die uniformen terug te vinden is. Wel was duidelijk het uniform van de
Duitse Allgemeine-SS als uitgangspunt genomen, maar bij elk uniform
waren er elementen die de uniformen van de Duitse onderscheidden.

Allereerst was er de pet. Bij drie van de vier SS-organisaties uit de


Germaanse landen (niet in Noorwegen) had men een pet die qua model
vergelijkbaar was met de Duitse pet. Boven de doodskop werd op geen
enkel uniform van de Germaanse SS het Hoheitsabzeichen gedragen.
Enkel de Germaanse SS in Nederland droeg naar het einde van de oorlog
toe het Hoheitsabzeichen, maar dit was op het uniform van de Waffen-SS,
niet op het zwarte uniform van de Germaanse SS. In Vlaanderen stond
boven de doodskop een hakenkruis, in Nederland was dit een wolfsangel,
in Denemarken het embleem van het Schalburg-korps, een variant op het
hakenkruis. In Noorwegen had men zoals gezegd een ander type pet, dat
meestal omschreven wordt als een skipet.
Enkel in Nederland werd soms het nummer van de standaard op de
rechterspiegel gedragen. In de andere gebieden had dit uiteraard weinig
zin aangezien er op zijn best maar één standaard bestond.
Ook droeg men bij geen enkele van de Germaanse SS eenheden de rode
met zwart omlijnde armband met swastika zoals bij de Duitse Allgemeine-
SS gebruikelijk was.
De Vlaamse, Nederlandse en Noorse eenheden droegen om het uniform
een ruiten insigne met daarop de SS-Runen. In Vlaanderen werd dit op

Van Algemene SS naar Germaanse SS 60


de linker mouw gedragen, in Noorwegen en Nederland rechts.

Op een bandje gedragen op de linkermouw werd in drie van de vier


gevallen ook de naam van de eenheid vermeld. In Noorwegen was dit
Germanske SS Norge, in Denemarken was dit Schalburg of voor bepaalde
eenheden de naam van de lokale eenheid waartoe men behoorde. In
Vlaanderen droeg men op deze band de vermelding SS-Vlaanderen of
Vlaanderen-Korps, al naar gelang de eenheid waarvan men lid was. In
Nederland werd ook een dergelijke band op het uniform gedragen, echter
zonder enige vermelding van een titel.

Voor deze verschillen in uniformen zijn er volgens ons twee verklaringen.


Enerzijds moet men de landelijke verschillen waarschijnlijk zien als een
toegift aan de plaatselijke politieke leiders die tegen de SS gekant waren.
Door aan de SS-uniformen kentekens toe te voegen die vreemd waren
aan de uniformen van de Duitse Allgemeine-SS, werd nog de illusie
opgehouden dat de leiding van deze SS-organisaties niet in Duitse
handen was maar in het beste geval in handen van de plaatselijke SS-
leiding. Voor Nederland is bijvoorbeeld duidelijk dat de wolfsangel (het
teken van de NSB) en het zwarte hemd (van de NSB in plaats van het
bruine hemd van de Duitse Allgemeine-SS) in het uniform van de
Nederlandse SS, nog een band met de NSB moest suggereren. Het is
volgens ons dan ook geen verrassing dat de uniformen van de leden van
de Germaanse SS in Vlaanderen nog het meest op die van hun Duitse
collega's leken. De Germaanse SS was in Vlaanderen immers niet aan een
partij ondergeschikt zoals dat bijvoorbeeld wel in Nederland het geval
was.
Indien het aan de leden van de SS-organisaties in de verschillende landen
gelegen had, waren er waarschijnlijk geen landelijke verschillen geweest.
Zo hadden de Vlamingen immers geprotesteerd tegen het aanbrengen
van de Vlaamse Leeuw op hun uniform, "weil es der Anfang vom
Seperatismus sei". Ook in Nederland kwam een dergelijke reactie voor.
Rond februari-maart 1943 maakte het zwarte uniform plaats voor het
veldgrijze Waffen-SS uniform. Een Nederlandse SS-man schreef aan
Feldmeijer: "Toen de Germaansche SS in Nederland nog de zwarte uniform
droeg, zonder het SS-koppelslot, konden wij daarbij den wolfsangel dragen.

Van Algemene SS naar Germaanse SS 61


Toen wij echter toestemming kregen om het SS-koppelslot te dragen voelden
wij, dat hierbij geen wolfsangel paste. Velen van ons verwijderden stiekum
hun wolfsangel van pet of mouw en wat waren wij allen trotsch, dat de
Reichsführer-SS ons toestemming gaf, het veldgrauwe uniform der SS te
dragen met het Hoheitsabzeichen".

Een tweede reden voor de verschillen in uniformen ligt waarschijnlijk in


het feit dat de Duitse SS-leiding het niet opportuun achtte de leden van
de Germaanse SS in de verschillende landen identiek hetzelfde uniform
te verstrekken als de Duitse leden van de Allgemeine-SS. Het lijkt ons
bijvoorbeeld een bewuste keuze dat geen van de Germaanse SS-
organisaties in de verschillende landen het Hoheitsabzeichen mocht
dragen, noch de swastika op de mouw.

Van Algemene SS naar Germaanse SS 62


Hoofdstuk 3

Propaganda en ideologie

Inleiding

Het is onmogelijk de geschiedenis van een organisatie als volwaardig te


beschouwen indien men niet stilstaat bij het profiel dat de organisatie
zichzelf trachtte aan te meten en de mening die ze onder haar leden en
naar buiten uit trachtte te verkondigen. Deze aandacht is zeker ook nodig
wat betreft de ideologische uitgangspunten van de Algemene SS
Vlaanderen. Het is immers in grote mate op basis van de ideologie dat
ook een politieke strijd werd gevoerd met andersgezinde groeperingen.
Het begrip "ideologie" zullen we hier ietwat ruim interpreteren. We
zullen het hier niet enkel hebben over de theoretische SS-opvattingen,
maar ook over de min of meer praktische opleiding, kortom over de
opvattingen en gedragingen die een SS-lid moesten kenmerken.
Hiervoor hebben we dit hoofdstuk opgedeeld in drie delen. In het eerste
deel bespreken we kort de kanalen langswaar men de ideologie trachtte te
verspreiden. In het tweede deel hebben we voornamelijk op basis van de
inhoud van het weekblad De SS Man en de scholingsbrieven, getracht te
analyseren welk gedachtengoed men de SS-leden trachtte bij te brengen.
In het derde deel tenslotte, ondernemen we een poging om te
onderzoeken in hoeverre de SS-ideologie echt geabsorbeerd werd door de
leden.

De kanalen

"De SS-Man"

Op 7 december 1940 verscheen voor de eerste maal het weekblad van de


Algemene SS Vlaanderen: De SS Man, met als ondertitel: Kampblad der

Propaganda en ideologie 63
Algemeene SS Vlaanderen. Hoofdredacteur van het blad werd Ward
Hermans. Hermans heeft deze functie echter slechts kort waargenomen.
Reeds op 12 maart 1941 werd Hermans voor de laatste maal vermeld als
hoofdredacteur. Vanaf 10 mei 1941 (ook de datum waarop René Lagrou
in De SS Man meldde dat hij de leiding overgaf aan Jef De Langhe) werd
M.H. Van de Walle vermeld als "verantwoordelijke hoofdopsteller". De
redacteurs en het technisch personeel betrokken bij de samenstelling van
het blad waren in vaste dienst en werden dus voor hun werk betaald.
Eigenlijk hadden enkel hoofdopsteller Van de Walle en redactiesecretaris
Wuyts een voltijdse baan bij De SS Man. Zij konden wel nog rekenen op
een beperkt aantal mensen die op min of meer regelmatige tijdstippen
iets publiceerden, en op bijdragen van gewone SS-leden die zij vroegen
een artikel over één of ander onderwerp op te stellen of die zelf voor-
stellen voor een artikel formuleerden.
Het papier waarop het weekblad in Vlaanderen gedrukt werd, werd
geleverd door het Militair Bestuur. De toebedeelde hoeveelheid bleek
echter niet altijd voldoende, waardoor extra papier op de zwarte markt
moest gekocht worden.

Het weekblad was misschien wel het belangrijkste instrument langswaar


men sympathisanten voor het nationaal-socialisme en voor de drager van
dit gedachtengoed in Vlaanderen, namelijk de Algemene SS, trachtte te
winnen. Tot een van de meest frequente taken van de actieve SS-leden
behoorde dan ook het deelnemen aan colportagetochten, waarbij men
van huis tot huis ging om nummers van De SS Man te verkopen. Ook
moest ieder SS-man zelf geabonneerd zijn op het blad en werd veronder-
steld daarbij nog zelf twee lezers aan te werven.
De manoeuvreerruimte van de redactie was wel enigszins beperkt door de
ingestelde censuur. Er waren twee verschillende kanalen waarlangs
censuur kon uitgeoefend worden. Enerzijds was er de censuur ingesteld
door het Militair Bestuur, anderzijds was er censuur vanwege de hogere
SS-leiding te Berlijn in de persoon van de chef van het SS-Hauptamt
Berger, of zijn vertegenwoordigers in de SS-Dienststelle in België.
Alhoewel we niet beschikken over uitvoerige informatie betreffende de
onderwerpen waarover er geen artikels mochten verschijnen, zal het
aantal artikels dat gecensureerd werd waarschijnlijk eerder klein geweest

Propaganda en ideologie 64
zijn. In het blad werd het nationaal-socialistisch Duitsland en haar ver-
wezelijkingen immers zo opgehemeld dat men daar van hogerhand
weinig problemen mee zal gehad hebben. Het lijkt erop dat de hogere
SS-leiding de redactie van De SS Man eerder nog moest intomen. Na een
klacht van Koning Leopold tijdens een ontmoeting met Reichsminister
Meissner op 31 mei 1941 over een artikel in De SS Man waarin kritiek
gegeven werd op de rol van Koning Leopold II bij de oprichting van
Congo, beval Berger dat Leib de redactie moest laten weten dat er geen
artikels over de koning en de dynastie meer mochten verschijnen. De
censor van het Militair Bestuur zal waarschijnlijk het meest aandacht
besteed hebben aan het feit of de inhoud van de artikels niet te veel
betrekking hadden op de Tagespolitik. Het was de Algemene en
Germaanse SS namelijk verboden zich hierin te mengen.
Concreet betekende dit blijkbaar voornamelijk dat het VNV niet
openlijk mocht aangevallen worden. Artikelen gericht tegen de joden en
de geallieerden bijvoorbeeld, vielen hier duidelijk niet onder. De
oplagecijfers van De SS Man overtroffen in elk geval het aantal leden dat
de Algemene en Germaanse SS kende. Volgens Berger kende het blad in
september 1941 een oplage van 15.000 exemplaren. Het grootste deel
van de productie werd echter niet in Vlaanderen verspreid, maar ging
naar Duitsland voor de Vlaamse Oostfrontvrijwilligers en later ook nog
gedeeltelijk naar de leden van de Germaanse SS in de Germaanse
stormbannen.

Storm-en troepvergaderingen

De storm- en troepvergaderingen waren eigenlijk de essentie van het


lidmaatschap van de Algemene SS. Lid zijn betekende immers dat men
bereid was om naast zijn dagelijkse activiteiten, in het weekend ook deel
te nemen aan oefeningen en scholingen die werden gegeven tijdens de
storm- en troepsamenkomsten. Deze samenkomsten kenden vijf
verschillende aspecten, al werden deze niet noodzakelijk altijd alle samen
gegeven en zal de aard van de activiteiten wel aan veranderingen onder-
hevig geweest zijn in de loop van de tijd. De vijf aspecten van dergelijke
samenkomsten waren: het geven van turnoefeningen, ideologisch
onderricht gevolgd door een bespreking van het behandelde onderwerp,

Propaganda en ideologie 65
bespreking van de dienstbevelen en het uitvoeren van paramilitaire
oefeningen. Het ging hier wel enkel om oefeningen zonder wapens. We
hebben geen concrete aanwijzingen dat afdelingen van de Algemene SS
ook buiten de SS-school te Schoten in dienstverband zouden geoefend
hebben met wapens.
Bij deze stormactiviteiten behoren vanzelfsprekend ook de propaganda-
marsen. Dit waren marsen die af en toe in verschillende steden gehouden
werden en waar de SS-mannen en leden van het Vlaanderen-korps (nooit
de Beschermende Leden), van een stormban of zelfs van de volledige
standaard als geheel door de stad marcheerden.

Net zoals de activiteiten op de stormvergaderingen soms verschilden,


werd ook de ideologische scholing niet altijd op dezelfde manier
gebracht. Soms werd de scholing gegeven door de stormleider, soms door
de stormbanleider, andere keren door een scholingsleider of door SS-
mannen aan wie gevraagd was een spreekbeurt over één of ander onder-
werp voor te bereiden. De bespreking van het behandelde onderwerp
mocht slechts een kwartier duren en mocht "nooit ( ) een debat worden,
wel een vruchtbare woordenwisseling".
De eerste maanden van het bestaan van de Algemene SS werd de
ideologische scholing gegeven op basis van maandelijkse scholingsbrieven
die werden uitgegeven door de Algemene SS zelf. Deze scholingsbrieven
waren eigenlijk dunne boekjes van ongeveer een vijftigtal bladzijden. Het
grootste deel van de bijdragen in deze scholingsbrieven was opgesteld
door Vlaamse SS-leden; slechts een klein deel van de bijdragen was recht-
streeks van Duitse auteurs. Dat de Vlaamse opstellers van de bijdragen
hun inspiratie ten dele uit Duitse werken haalden is echter meer dan
waarschijnlijk. Vooral Jef De Langhe nam een redelijk deel van de artikels
voor zijn rekening, wat niet echt verwonderlijk is wanneer men naar zijn
politiek verleden kijkt. Als lid van het Verdinaso had Jef De Langhe al
verschillende artikels gepubliceerd met duidelijke anti joodse inslag waar-
bij hij ook de vrijmetselarij en het marxisme als afhankelijk beschouwde
van "het Jodendom".
In eerste instantie waren deze scholingsbrieven bedoeld voor alle SS-
mannen. Later was het de bedoeling dat enkel de stormban-
scholingsleiders, stormbanleiders, stormleiders en medewerkers aan de

Propaganda en ideologie 66
scholingsbrieven, een exemplaar ontvingen. In een later stadium werd het
scholingsmateriaal geleverd door het SS-Hauptamt. Wanneer precies het
SS-Hauptamt zelf het materiaal voor deze scholing verstrekt heeft, hebben
we niet exact kunnen bepalen. We mogen echter gerust aannemen dat
ten laatste bij de omvorming van de Algemene tot Germaanse SS deze
ommekeer er zal gekomen zijn. De inhoud van de scholingsbrieven was
in vergelijking met De SS Man veel theoretischer en zelden expliciet op
het oorlogsgebeuren gericht.

SS-school Schoten

Alhoewel we reeds eerder de rol van de SS-school te Schoten t.o.v. de


Algemene en Germaanse SS besproken hebben, willen we er hier toch
nogmaals op wijzen dat het propagandistisch aspect van de school niet
vergeten mag worden. In de school kregen de stormleden behalve fysieke
training en ideologisch onderricht ook wapenonderricht. Eigenlijk kan
men de functie van de school te Schoten in zekere mate vergelijken met
de stormvergaderingen. De Algemene en Germaanse SS was immers een
paramilitaire organisatie en deze training werd verdergezet te Schoten.
Het is uiteraard wel zo dat de scholing te Schoten intensiever en beter
georganiseerd zal geweest zijn dan· de wekelijkse stormvergaderingen,
zodat de poging tot indoctrinatie ook veel intensiever verliep.

De Germanische Leithefte en SS-Leitheft voor Vlaanderen

Een volgend instrument om de SS-leden meer te overtuigen van hun


gemeenschappelijke Germaanse achtergrond, was de uitgave van de
Germanische Leithefte waarvan het eerste nummer verscheen in augustus
1943. Slechts een beperkt deel van de oplage was echter bestemd voor de
Germaanse SS. Het grootste deel was bestemd voor de vrijwilligers voor
de Waffen-SS. De hoofdverantwoordelijkheid voor de inhoud lag bij de
Germanische Leitstelle van het SS-Hauptamt. Er konden wel aanvullende
bijdragen komen uit de gebieden waarvoor de oplage bedoeld was. De
inhoud van de Leithefte ging meer de mystieke richting op, en had het
eerder over bepaalde helden dan over de concrete problemen van de tijd.

Propaganda en ideologie 67
In januari 1944 verscheen een nieuwe soort Leitheft, het SS-Leitheft voor
Vlaanderen. Ook hier waren de bijdragen voor het grootste deel uit het
Duits vertaalde stukken, die waarschijnlijk eerder al in het Duitse SS
Leitheft verschenen waren. Blijkbaar is men met de publicatie van dit
Leitheft doorgegaan tot in 1945. De inhoud van het SS-Leitheft voor
Vlaanderen was wel actueler en meer op het oorlogsgebeuren gericht dan
de Germanische Leithefte.

Andere wegen

Naast de uitgave van De SS Man werden er sporadisch ook boekjes


uitgegeven in een SS-Reeks. Het eerste nummer verscheen reeds einde
december 1940 en was geschreven door de latere hoofdredacteur van De
SS Man, M.H. van de Walle. Het werk kreeg de titel mee En Vlaanderen?.
Het aantal nummers dat deze reeks geteld heeft is beperkt geweest.

In tegenstelling tot Nederland beschikte de Germaanse SS in Vlaanderen


niet over eigen radiozendtijd. In Nederland kon men vanaf 1942
wekelijks luisteren naar De Stem der SS. Zover is het in België nooit ge-
komen. Enkel René Lagrou werd eenmaal op de radio geïnterviewd naar
aanleiding van zijn boek Wij verdachten. Tijdens het interview werd
echter met geen woord over de Algemene SS gerept. Wel werden er
regelmatig filmvertoningen georganiseerd, maar deze waren ook voor-
namelijk voor SS-leden bedoeld. Meestal ging het hier om Duitse propa-
gandafilms, zoals Sieg im Westen of Feldzug im Polen.

Het heeft zeer lang geduurd voordat men meer aandacht besteedde aan
het verspreiden van de SS-ideologie buiten de eigen kring. Pas nadat de
SS-gezinde uitgeverij De Burcht was opgestart begin 1943, werd hier echt
mee begonnen. Enkel via De SS Man konden buitenstaanders op de
hoogte gebracht worden van de SS-ideologie. De vraag is natuurlijk of de
uitgave van SS-gezinde literatuur veel zoden aan de dijk bracht, en of
mensen die niet door activiteiten zoals propagandamarsen of de literatuur
uit De SS Man werden aangetrokken, meer voor toetreding zouden
gevoeld hebben indien zij verdere en meer uitgewerkte SS-literatuur
zouden gelezen hebben.

Propaganda en ideologie 68
Inhoud van de propaganda

Inleiding

Uiteraard is het niet onze bedoeling elk detail van de SS-ideologie hier
tot op het bot uit te werken. Elk aspect van de SS-ideologie biedt immers
meer dan genoeg stof om een apart werk over te schrijven. Het is ook
niet onze bedoeling hier de verschillende visies over de essentiële
kenmerken van Nieuwe Orde-bewegingen te behandelen en daar een
eigen visie tegenover te zetten; bepaalde aspecten zoals een anti-
democratische ingesteldheid of het belang dat gehecht werd aan het
Führerprinzip komen hier dus niet ter sprake. Wel willen we hier een
beschrijving geven van de belangrijkste onderwerpen die in de SS-propa-
ganda in Vlaanderen aan bod kwamen. Daarbij plaatsen we deze onder-
werpen in het algemeen kader van de SS-ideologie. Voor deze analyse
hebben we ons gebaseerd op de verschillende jaargangen van De SS Man
en de scholingsbrieven en ander scholingsmateriaal dat voor interne
scholing van de leden gebruikt werd.

Bij de behandeling van de SS-ideologie moeten we ons inziens twee


zaken onderscheiden. Een eerste onderscheid dat we willen maken is een
onderscheid tussen algemene onderwerpen van de SS-ideologie en tijds-
en plaatsgebonden onderwerpen.

Met de term "algemene onderwerpen", bedoelen we die onderwerpen die


voor de oorlog reeds een belangrijke plaats in de SS-propaganda
innamen. Hierbij moeten we volgens ons nogmaals een onderscheid
maken tussen primaire onderwerpen en secundaire onderwerpen. Ons
inziens zijn er slechts vier "primaire onderwerpen" in de SS-propaganda.
Een eerste aspect is uiteraard het anti-joodse aspect met onlosmakelijk
daaraan verbonden de rassenleer. Het "joodse probleem", werd
voorgesteld als méér dan een maatschappelijk probleem. Een recht-
vaardiging van de manier waarop men de joden behandelde vond men in
de rassenleer. Een tweede primair onderwerp was de trouw aan Adolf
Hitler, een aspect waaraan de SS haar ontstaan verleende. Een derde
primair onderwerp was het streven naar een Groot-Germaans Rijk. Dit

Propaganda en ideologie 69
streven is misschien wel het sterkst tot ontwikkeling gekomen tijdens de
oorlog, maar reeds voor de oorlog bestond al het idee dat men
Vlamingen en Nederlanders, samen "10 Millionen reinen deutschen
Volkstums" weer "zu bewussten Germanen und Deutsche" kon
heropvoeden. Als vierde "primaire gedachte" beschouwen wij een anti-
kerkelijke ingesteldheid.

Naast deze primaire onderwerpen kwamen ook nog andere onderwerpen


in de SS-ideologie aan bod, die men eerder als ondergeschikt kan
beschouwen aan datgene wat wij de "primaire onderwerpen" genoemd
hebben. Als eerste en meest belangrijke van wat we "secundaire
onderwerpen" zullen noemen, beschouwen we het anti-communisme.
Alhoewel het aandeel van het anti-communistisch aspect in de propa-
ganda zeker niet gering was, moeten we volgens de SS-ideologie het anti-
communisme beschouwen als een zekere vorm van afgeleide, en wel van
het anti-joodse aspect. Meer dan waarschijnlijk zal het grootste deel van
de SS-leden en sympathisanten het eerder gezien hebben als dat ook in
het communisme de joden een grote rol vervulden. Volgens de SS-
ideologie was het communisme echter één van de belangrijkste en
gevaarlijkste vormen waaronder het jodendom zich manifesteerde. Het
communisme was geen afzonderlijk gevaar maar werd beschouwd als een
zeer belangrijke uiting van het jodendom.
Als tweede afgeleide van de "primaire onderwerpen" beschouwen we de
elitegedachte. Deze gedachte was wel zeer duidelijk bij de SS aanwezig,
maar beschouwen we eigenlijk als ondergeschikt aan de rassenleer. Het
was immers op basis van deze rassenleer dat de elitegedachte het meest
tot uiting kwam. De SS claimde niet alleen op basis van haar verweze-
lijkingen de elite te zijn, maar zeker ook op basis van wie tot de SS kon
toetreden. Het is op basis van de rassenleer dat de fysieke toetredings-
criteria voor opname in de SS werden opgesteld. Een derde "secundair
onderwerp", is de aandacht voor de geschiedenis. Bij de Algemene en
Germaanse SS in Vlaanderen werd heel wat aandacht besteed aan de
geschiedkundige band tussen Vlaanderen en Duitsland. Alhoewel dit
eerder een onderwerp is dat meer gebonden is aan de activiteiten van de
SS tijdens de oorlog, en de SS of nazi-Duitsland zeker niet de eersten
waren om het beeld over het verleden te manipuleren, willen we het hier

Propaganda en ideologie 70
toch rangschikken onder de "secundaire onderwerpen", aangezien dit
zeer regelmatig een onderwerp vormde van de SS-propaganda in
Vlaanderen, en datgene wat men trachtte aan te tonen duidelijk in
functie stond van de Rijksgedachte. Men trachtte door het manipuleren
van het beeld over het verleden de wenselijkheid van de rijksgedachte te
onderstrepen en kracht bij te zetten. Als vierde "secundair onderwerp"
van de SS-propaganda, beschouwen wij de aandacht voor de Germaanse
mythologie. Het belang van de studie van de Germaanse mythologie en
zijn afgeleiden is in elk geval niet gering geweest. Men herinnert zich dat
voor het verrichten van onderzoek naar de Germaanse voorouders, in
1935 een afzonderlijke dienst, de Ahnenerbe, was opgericht Niet alleen
vormden onderwerpen verbonden aan de Germaanse mythologie een
relatief groot deel van de artikelen en scholingsbrieven, maar ver-
wijzingen naar de Germaanse mystiek waren ook een deel van bepaalde
SS-ceremonies en feestelijkheden. Niettegenstaande de grote aandacht
die aan dit onderwerp geschonken werd, menen we toch ook dit
onderwerp van de SS-ideologie als een afgeleide te moeten beschouwen.
van in eerste instantie de Rijksgedachte. Aandacht voor een gemeen-
schappelijke Germaanse achtergrond was ons inziens toch vooral
opnieuw een argument om de wenselijkheid van een ééngemaakt rijk
kracht bij te zetten, en had in elk geval méér dan een culturele betekenis.
In tweede instantie kan men de aandacht voor de Germaanse mystiek
ook zien als een afgeleide van de anti-kerkelijke ingesteldheid van de SS.

Met de term "tijds- en plaatsgebonden onderwerpen" bedoelen we die


onderwerpen die onder druk van de oorlog werden ingegeven, samen
met die onderwerpen die enkel in de propaganda van de SS-organisaties
in Vlaanderen voorkwamen. Meer precies hebben we het hier, voor wat
de propagandistische onderwerpen voor de Algemene en Germaanse SS
in Vlaanderen betreft, over propaganda gericht tegen de geallieerden,
propaganda gericht tegen België, de ophemeling van het nationaal-
socialistisch Duitsland en werving voor de Waffen-SS. Ook in het voor-
oorlogse Duitsland zal de Waffen-SS (of de Verfügungstruppen zoals het
toen nog heette) natuurlijk aan bod gekomen zijn in de SS-propaganda,
maar we verkiezen toch deze propaganda bij de "tijds-en plaatsgebonden
onderwerpen" te behandelen, omdat deze propaganda geen ideologisch

Propaganda en ideologie 71
strijdpunt was. Uiteraard zullen wel in de meeste gevallen ideologische
factoren meegespeeld hebben om toe te treden tot de Waffen-SS, maar
toetreding tot de Waffen-SS vormde geen aspect van de ideologie.

Of alle SS-leden de indeling zoals wij die hier voorstellen als zodanig
hebben ervaren is eerder onwaarschijnlijk. Toch menen we, op basis van
de literatuur uit De SS Man en de verschillende scholingsbrieven, met
recht deze onderverdeling te mogen gebruiken.

Primaire onderwerpen

Het jodenprobleem en de rassenleer

Dat een zeer sterke anti-joodse ingesteldheid deel uitmaakte van wat men
de SS-ideologie noemt, is uiteraard genoegzaam bekend. Het joodse
probleem was niet een probleem, maar was het probleem. Alles wat
Duitsland maar enigszins kwaad berokkende werd toegeschreven aan de
joden. Daarbij werd het zo voorgesteld dat de organisatie of de staat in
kwestie een instrument was van het mondiale jodendom en dat men dit
moest zien in een streven naar het verwerven van wereldheerschappij
door de joden. Zo schreef de propaganda "De vrijmetselarij [is] een van de
werktuigen voor de oprichting van den joodschen wereldstaat".
Het probleem van het joodse streven naar de wereldheerschappij stond
volgens de SS-theoretici niet op zichzelf. Volgens de scholingsbrieven was
"Het jodenvraagstuk, [is] eerst en vooral een ras- en bloedvraagstuk. De jood
is voor alle hoog- en reinrassische volkeren het gehate zoogenaamde tegenras".
Hand in hand met de visie van de joodse poging tot wereldheerschappij
kwam dan ook uitleg over erfelijkheid en ras. In Vlaanderen was vooral
Jef De Langhe in het verstrekken van uitleg over de rassenleer zeer actief,
en van hem verschenen dan ook verschillende artikelen zowel in De SS
Man als in de scholingsbrieven.

Trouw aan Adolf Hitler

Reeds in de eerste scholingsbrief werd vermeld: "Allereerste princiep van


de SS-man is de trouw aan den Führer en de gehoorzaamheid aan zijn

Propaganda en ideologie 72
oversten".
Trouw aan Hitler en bewondering voor wat hij allemaal gedaan had,
kwam regelmatig tot uiting. Natuurlijk waren er artikels in De SS Man,
die enkel over Hitler gingen. Daar lezen we onder meer: "Hitler is ook
Vlaanderen's Führer en Wij zweren dat wij alleen nog willen leven in en
door en voor den Führer en zijn gedachte". Trouw en bewondering voor
Hitler kwamen echter ook meer "terloops" ter sprake in artikels die niet
over de persoon van Hitler gingen, maar waar men duidelijk trachtte te
maken hoeveel men wel aan Hitler te danken had: "Dank zij Adolf Hitler,
onzen Führer, zal onze Vlaamsche boerenzoon er eindelijk zijn kans krijgen".

Groot-Duits, Groot-Germaans: de Rijksgedachte

Eén van de belangrijkste kwesties voor de Algemene en Germaanse SS-


eenheden en de Nieuwe Orde-bewegingen van voor de oorlog buiten
Duitsland, was natuurlijk in welke zin beslist zou worden over de
politieke toekomst van hun land. Voor wat België betreft had Hitler
desbetreffend nog geen beslissing genomen en zou gedurende de hele
oorlog geen definitieve beslissing nemen.Veel meer dan het formuleren
van bepaalde wenselijke beslissingen konden deze organisaties des-
betreffend natuurlijk niet doen. Niettemin was het vooropgestelde
einddoel onderwerp van hevige discussies die in Vlaanderen vooral
gehouden werden tussen het VNV enerzijds en leden van de Algemene
en Germaanse SS en de Devlag anderzijds.
Om aan te tonen welke positie de leiding van de Algemene en
Germaanse SS in Vlaanderen hierover innam, volgen hier enkele van de
belangrijkste punten uit een bijdrage van Jef De Langhe die onder de titel
Vlaamsch-Dietsch-Duitsch-Germaansch-Noorsch verscheen in scholings-
brief nr. 4 van 1941: "De naam Vlaanderen heeft twee beteekenissen: 1.
Vlaanderen, het aloude land der Vlamingen, is oorspronkelijk het graafschap
Vlaanderen (... ). 2.In den uitgebreiden, oneigenlijken zin van het woord
verstaan wij door Vlaanderen gansch Zuid-Nederland, gelijk door Holland
soms gansch Noord-Nederland wordt bedoeld."
"Het woord Dietschland heeft twee beteekenissen: 1. de oorspronkelijke,
eigenlijke beteekenis is het land der Nederfranken, beschouwd als
Nederduitschers. 2. De huidige beteekenis is Nederland van af den Dollard

Propaganda en ideologie 73
tot de Somme. (...) Dietschland kan nooit beteekenen eng-Nederland hoe
groot Nederlandsch dit ook gezien wordt. (...) Nederland is een integreerend
deel van Nederduitschland. Alhoewel Nederland een eigen volkswezen heeft,
dat zich in eigen taal en kultuur uitdrukt, is het ondenkbaar buiten het
Nederduitschdom, om taalkundige, volkskundige, raskundige, stamkundige,
geo-politische, economische, krijgskundige redenen. (...) De 1000 millioen
Neder-, Middel- en Opperduitsche menschen van Vlaanderen tot
Memelland, van Sleeswijk tot Tirol vormen samen een gemeenschap geweldig
rijk aan innerlijke verscheidenheid en toch één: de Duitsche gemeenschap".
(...) De Duitsche menschen (Neder-, Middel- en Opperduitschers) zijn
Germanen." Hierna werd wel gezegd: "Wij mogen Duitschdom en
Germanendom niet met elkaar verwarren, gelijk dit maar al te vaak
geschiedt", maar De Langhe liet na te vermelden wat wij dan wel precies
onder "Duitschdom" moesten verstaan.

De visie van de SS-leiding in Vlaanderen was dus dat Vlaanderen gewoon


deel uitmaakte van Duitsland. Er kon dan ook geen sprake zijn van een
annexatie van Vlaanderen door Duitsland aangezien Vlaanderen er al
deel van uitmaakte. Hoe deze eenheid staatkundig zou uitgedrukt
worden, werd echter niet duidelijk gemaakt. Als we naar Raf Van Hulse,
de eerste Vlaamse standaardleider van de tot Germaanse SS omgevormde
Algemene SS luisteren, lijkt het erop dat, alhoewel het feit dat Vlamingen
ook Duitsers waren voor hem buiten kijf stond, Van Hulse toch op een
zekere zelfstandigheid voor Vlaanderen hoopte. In een redevoering die hij
hield in het najaar van 1942 lezen we het volgende: "Es ist wohl
überflüssig, hier darauf hinzuweisen, das wir die Begriffe "Deutsch" und
"Reich" in ihrem ewigen, heiligen Sinn gebrauchen und nicht in der falschen
staatlichen Bedeutung, die antigermanische Jahrhunderte diesen erhabenen
Worten zu geben verstanden. Wenn wir uns Deutsche nennen, so bedeutet das
keineswegs, dass wir unser Flamentum verleugnen. Vielmehr findet unser
Sein als Flamen hierin seine höchste Bestätigung, ist es doch aus unserem
deutschen Blut heraus, dass wir Flamen sind" (...) "Ja, Reich und
Zentralismus, Reich und Imperialismus, Reich und Despotismus, das alles
sind regelrechte Gegensätzlichkeiten. Reich bedeutet nicht Beherrschung,
sondern Dienst und Sendung; nicht Hegemonie, sondern Ordnungskraft,
Führung, Verantwortung".

Propaganda en ideologie 74
Alhoewel Himmler deze redevoering als "ein wenig akademisch, sonst aber
sehr gut" beoordeelde, wijzen ook andere gegevens erop dat Van Hulse
aan de bloedverbondenheid niet noodzakelijk ook een staatkundige
eenheid wilde koppelen waarbij Vlaanderen gewoon een nieuwe
provincie van Duitsland zou worden.

Het anti-kerkelijke aspect in de SS-ideologie

In elk geval willen we geen volledigheid claimen in onze behandeling van


dit onderwerp. De precieze verhoudingen tussen de SS en de verschil-
lende kerkelijke instellingen kan dan ook onmogelijk volledig behandeld
worden binnen het kader van een verhandeling over één SS-organisatie
binnen een geografisch zeer beperkt gebied. Alhoewel anti-kerkelijkheid
niet echt een propagandistisch onderwerp op zich vormde, kwam een
anti-kerkelijke ingesteldheid van de SS in de literatuur toch tot uiting, en
was het toch duidelijk dat men bij de hoge SS-leiding te Berlijn de
bedoeling had om van de Algemene en Germaanse SS in Vlaanderen ook
een anti-kerkelijk ingestelde organisatie te maken. In een brief aan
Himmler einde 1941 stelde Heydrich dat "die Flämische SS als Träger der
Reichsidee und spätere Kampftruppe gegen den Klerikalismus unbedingt
vorhanden sein muß". We mogen gerust aannemen dat dit ook de
bedoeling van Himmler zelf en van Berger zal geweest zijn.

Wanneer men een onderwerp wil bespreken als datgene wat we hier in
deze ondertitel aanhalen, moet men uiteraard beginnen met een
begripsomschrijving van de term "anti-kerkelijkheid". Met dit begrip
bedoelen wij hier een ingesteldheid die in Vlaanderen tot uiting kwam in
een zekere negatieve houding tegenover de katholieke kerk en haar
dienaars.

In de propagandakanalen van de Algemene en Germaanse SS in


Vlaanderen waren rechtstreekse aanvallen tegen het katholieke geloof als
zodanig wel eerder uitzonderlijk. In een artikel afkomstig uit het Duitse
SS-Leitheft en bedoeld voor publicatie in de Vlaamse versie van het
tijdschrift, werd in een artikel getiteld Het geloof aan God, het
scheppingsverhaal van de katholieke kerk gewoon naast andere versies

Propaganda en ideologie 75
geplaatst, zonder dat de auteur zijn voorkeur voor de één of de andere
versie uitsprak. Wel werd duidelijk gemaakt dat het geloof aan een God
zinvol was en dat deze God, wie hij ook was, duidelijk aan Duitse kant
stond: "Van God stammen ook de verordeningen van deze aarde en haar
volkeren. Ieder volk gaf hij een taak, den een een groote den anderen een
kleine taak. En ook ons volk stamt van hem. Onder zijn opperbevel
doorstond het duizende jaren en vervulde het zijn opgave". Wanneer de
verhouding tot de kerk wel expliciet ter sprake kwam, werd het volgende
standpunt ingenomen: "Wij eischen van al onze leden, dat ze in een
Opperwezen zouden gelooven, maar wij laten eenieder vrij, die
kerkgemeenschap te volgen die hij voor zich zelf verkiest. Wij zelf bekennen
ons echter niet tot gelijk welke kerkgemeenschap. Dat wil zeggen, als
gemeenschap bemoeien wij ons niet met deze privaataangelegenheden. Wij
dulden echter ook niet, dat gelijk welke Kerk zich met onze gemeenschaps-
aangelegenheden zou bemoeien, of dat de Kerk de volksgemeenschap zou
willen schaden".

Een meer subtielere manier waarbij tot uiting kwam dat de SS geen
rechtvaardiging van de kerk nodig had, en zich zeker niet als verdediger
van het katholieke geloof wilde opstellen, was de manier waarop
elementen die hun oorsprong vonden in de Germaanse mystiek,
christelijke elementen uit bepaalde vieringen vervingen. In Vlaanderen
kwam dit het meest tot uiting in de kerstvieringen en de huwelijks-
plechtigheden die naar SS-traditie gehouden werden. In SS-kringen werd
immers niet het kerstfeest als zodanig gevierd, maar wel het joelfeest.
Deze joelfeesten waren een viering van de wedergeboorte van het licht.
Ook de uitreiking van een Julleuchter hoorde daarbij (een joelluchter was
een soort kaarsenstaander die opnieuw de rol van het licht symboliseerde)
Ook de SS-huwelijken werden onttrokken aan de katholieke kerk. Het
huwelijk werd niet voltrokken door een priester maar door een SS-
officier, en voor men kon huwen werd de raszuiverheid van de huwelijks-
kandidaat onderzocht door het Rasse- und Siedlungshauptamt (RUSHA).

Rechtstreekse aanvallen op uitspraken van de dienaars van de katholieke


kerk waren minder uitzonderlijk. Het instrument bij uitstek hiervoor was
De SS Man. Om dit te illustreren, volgende korte fragmenten uit het

Propaganda en ideologie 76
genoemde blad: "(...) en wat Hitler betreft, die krijgt het hier voluit gezegd;
niets heeft hij te vertellen. En daarmee punktum. De pastoor heeft het
gezegd". Onder de titel: Een poot voor eerwaarde zuster Clairisse, bracht De
SS Man het volgende stuk: "We hebben, enkele weken geleden, het verhaal
gebracht van die godsvruchtige, typisch Belgische opvoedster in Mortsel die
met echt christelijk bolsjewistische geestigheid haar leerlingen opriep om de
ongebruikte bevoorraadingsregels nr.15 goed te sparen. "Straks komen er uit
Rusland vervroren pooten en ooren genoeg" lispelde ze ingetogen en zij
keeroogde van vroomheid".
Tot deze clerici die aangevallen werden in de SS literatuur behoorde in
elk geval niet Cyriel Verschaeve, naar wie reeds in het eerste nummer van
De SS Man in positieve zin verwezen werd, en aan wie einde april 1944
een volledig artikel gewijd werd. Op het voorblad prijkte een foto van
Verschaeve met daarboven de titel: Heil u, Verschaeve.

Secundaire onderwerpen

Het anti-communisme

Het anti-communisme was waarschijnlijk wel één van de belangrijkste


aspecten van het nationaal-socialisme en was dan ook zeer sterk aanwezig
in de SS-ideologie. Binnen de SS-ideologie bestond het communisme
echter niet op zichzelf maar werd het zoals zovele zaken beschouwd als
een instrument van het "jodendom" in haar streven naar de wereld-
heerschappij. In een document bedoeld voor de scholing van de SS-leden
werd het als volgt gesteld: "In het bolsjewisme zijn de beide oeroude
bloedvijanden van Europa tot een geheel samengesmolten. Het Vooraziatische
jodendom voert tegenwoordig bewust en stelselmatig de Binnenaziatische
volkenmassa's met hun aan Europa vreemde instincten tegen Europa aan.
Het bolsjewisme als wereldbeschouwing en als machtsstroom is het werktuig
van het jodendom tot oprichting van zijn wereldheerschappij, waarbij het
gebruik maakt van de natuurlijke krachten der volken in het Russisch-
Binnenaziatische gebied".

Propaganda en ideologie 77
De elite-gedachte

De elite-gedachte was wel zeer duidelijk bij de SS aanwezig, en was mede


een resultaat van de rassenleer. Zo valt in één van de scholingsbrieven te
lezen: "Wij zullen diegenen uitzoeken, die geestelijk geschikt, ethisch
betrouwbaar en lichamelijk het best zijn toegerust voor den kamp, waarbij
elkeen geheel zal worden ingezet".
Op basis van de rassenleer werd bepaald wie tot de SS kon toetreden voor
wat de fysieke toetredingscriteria betreft.Voor de SS-leden zelf betekende
dit dat normaal gezien ook kandidaat SS-mannen aan bepaalde eisen
moesten voldoen: "De SS moet voornamelijk voor de rassige verbetering van
het volk instaan. Daarom gelden de bijzondere voorwaarden tot opneming in
de SS: gestalte, gezondheid, uiterlijk, voorkomen en optreden, strenge
keuring." In Vlaanderen werd hier zoals eerder vermeld wel van
afgeweken door de creatie van de SS-militie, het latere Vlaanderen-Korps

De band tussen de Vlaamse en de Duitse geschiedenis

Het gebruiken en vooral misbruiken van de geschiedenis om politieke


standpunten kracht bij te zetten, is een praktijk die zeker niet in nazi-
Duitsland is uitgevonden. Reeds voor onze jaartelling moesten
geschiedkundigen in China het legitieme karakter van de opvolging
bewijzen.
Dat deze praktijk dus niet nieuw te noemen is, betekent echter niet dat
men er problemen mee had om ze nogmaals toe te passen. Uiteraard
zullen we hier niet alle beweringen die in de geschiedkundige artikelen
uit de SS-literatuur naar voren komen behandelen en op hun correctheid
controleren; een dergelijke behandeling zou stof genoeg leveren voor een
afzonderlijke onderzoek. Wel willen we hier kort aangeven welke
accenten men in deze geschiedschrijving trachtte te leggen.

De geschiedkundig gerichte artikels in De SS Man waren duidelijk meer


dan onschuldige geschiedenislessen. Deze artikels werden eigenlijk het
forum waar men onrechtstreeks de politieke strijd met het VNV
uitvocht, aangezien men het VNV niet rechtstreeks mocht aanvallen daar
men zich niet met de Tagespolitik mocht bezighouden. Titels als "Groot

Propaganda en ideologie 78
Nederland, Britsch bruggenhoofd op Europa's vastenland", "Groot Nederland
een pion der Britsche anti-Europeesche politiek" en "Groot Nederland
Wenschdroom der Britsche Anti-Europeesche diplomatie", maken al snel
duidelijk wat men dacht van de "Dietsche gedachte" van het VNV;
"Groot Nederland" was immers duidelijk een synoniem voor
Dietschland. Een Dietschland dat een onafhankelijke unie zou betekenen
van Vlaanderen en Nederland zou dus duidelijk in de kaart spelen van
Groot-Brittannië, de vijand.
Naast deze artikels waar zeer duidelijk een strijd met het VNV gevoerd
werd, verschenen er echter ook meer "gewone" geschiedkundige artikels
zoals bijvoorbeeld over de Guldensporenslag. De visie die in dit artikel
naar voor kwam, was dat de Guldensporenslag ook een strijd geweest was
voor het Germaanse rijk. Meer algemeen blijkt duidelijk dat men, door
nadruk te leggen op de verhouding Duitsland-Vlaanderen door de
eeuwen heen, het wilde doen voorkomen dat Vlaanderen historisch tot
Duitsland behoorde, en dat die momenten in de geschiedenis waar die
band verzwakt was ook die momenten waren die voor Vlaanderen het
meeste onheil gebracht hadden. Een groot deel van deze artikels waren
geschreven door Robert Van Roosbroeck, sinds 1941 als professor
verbonden aan de Gentse Rijksuniversiteit, die regelmatig artikels voor
De SS Man schreef.

De Germaanse voorouders

Kenmerkend voor de SS-ideologie is ook de aandacht voor de Germaanse


voorvaderen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ook de leden van de
Algemene en Germaanse SS in Vlaanderen hun portie informatie over de
Germaanse voorouders voorgeschoteld kregen. Via aandacht voor de
gemeenschappelijke Germaanse achtergrond van Duitsers, Denen,
Noren, Vlamingen en Nederlanders wilde men duidelijk doen
uitschijnen dat het streven van de SS naar een Germaans Rijk een
normale ontwikkeling was. De tijd van de Germaanse voorouders was
niet zomaar een fase in de geschiedenis van Duitsland, maar was de
beginfase. Uit de Germaanse voorouders was al het andere ontstaan. Tot
de uiteenzettingen over de Germaanse voorouders behoorden zowel meer
"zuiver" geschiedkundige artikels, als artikels over de runentekens,

Propaganda en ideologie 79
Germaanse goden en gebruiken die aan de Germanen werden
toegeschreven. Als aanduiding voor de maanden werden ook die namen
gebruikt die de Germaanse voorouders als aanduiding voor de maanden
zouden gebruikt hebben.
Hierbij willen we ook nogmaals in herinnering brengen dat men ook bij
bepaalde feestelijkheden terugviel op een Germaanse zingeving.

Uiteraard speelt hier een beetje de kwestie van de kip en het ei. Men zou
kunnen zeggen dat de Rijksgedachte een gevolgtrekking was van het
geloof in een gemeenschappelijke Germaanse achtergrond, gecombineerd
met het geloof in de rassenleer. Toch hebben wij ervoor gekozen de
aandacht voor de Germaanse voorouders als een afgeleide van de
Rijksgedachte te beschouwen, omdat voor het gros van de SS-mannen in
het vooroorlogse Duitsland zeker Duitsland zelf op de eerste plaats zal
gekomen zijn, en dat deze SS-mannen meer in termen van een groot-
Duits rijk dan een groot-Germaans rijk zullen gedacht hebben.
In de SS-ideologie waren beide begrippen natuurlijk zeer sterk met elkaar
verbonden, maar met het begrip "groot-Duits rijk" bedoelen we hier het
idee van een Duitsland dat haar geografische grenzen van 1933 overtrof
en dat ook politiek onder Duits bevel stond. Ons inziens is dan ook de
aandacht voor een Germaanse achtergrond eerder een legitimatie geweest
van bepaalde aspiraties dan dat dit de kerngedachte was.

De tijdsgebonden onderwerpen

Propaganda gericht tegen de geallieerden

Voornamelijk via De SS Man werden de geallieerden regelmatig


bekritiseerd of belachelijk gemaakt. Net zoals bij de vrijmetselarij en het
communisme het geval was, werden ook de acties van de Amerikanen en
de Engelsen geplaatst tegen een achtergrond van rassenleer en
"jodendom". Wat Amerika betreft, vormden niet alleen de daden van de
regering onderwerp van uiteenzettingen, maar ook de aspecten van de
Amerikaanse cultuur werden verklaard als instrumenten van het
"jodendom": "Het stijllooze in muziek, film, literatuur, beeldende kunsten,
wijst op het volksvreemde, het ontbreken van elk gevoel voor volk en ras (...)

Propaganda en ideologie 80
Joodsche smakeloosheid en ontbinding vinden, onder den mantel van het
Amerikanisme in film, literatuur en jazzmuziek, ingang in de geheele
wereld".

Propaganda gericht tegen België

De negatieve houding tegenover de Belgische staat kwam in de SS-


propaganda op twee manieren tot uiting. Allereerst had het bestaan van
een Belgische onafhankelijke staat geen zin, en werd conform de
Rijksgedachte verklaard dat Vlaanderen een deel van een nieuw
Germaans rijk moest uitmaken, waar de oude staatsstructuren weg
zouden vallen: "Bekeken van het volksche standpunt heeft België voor de
Vlamingen geen belang. Zij immers behooren tot het groote Germaansche
volk en zij hebben wel een betere en eervoller taak in het Europa van de
toekomst". Ten tweede werd duidelijk gemaakt dat de instellingen die
verbonden waren aan de Belgische staat nodig aan vervanging toe waren
en in nationaal-socialistische zin moesten omgevormd worden. Tot de
belangrijkste van deze instellingen behoorde in elk geval het onderwijs:
"Daarom willen wij het oude krot (de Belgische scholen) afbreken, afbreken
tot op den grond en dit met bovenaardsch genoegen. Een "Heimatjugendheit"
is de nieuwe schoolvorm, een school die tegelijk onderwijsgesticht, volks-
instituut en soldatenheim is".

Ophemeling van het nationaal-socialistisch Duitsland

Het is vanzelfsprekend dat, om de geneugten van het nationaal-


socialisme aan te tonen, regelmatig verwezen werd naar wat het
nationaal-socialisme voor Duitsland betekend had. In het bijzonder werd
vaak verwezen naar de verschillende arbeidsomstandigheden, waarbij
deze in Duitsland als oneindig veel beter werden voorgesteld dan deze in
België: "Het leven is hier een paradijs, vergeleken bij den warreboel ginds".
Ook meer zuiver economische gegevens uitgedrukt in cijfermateriaal
werden aangevoerd om aan te tonen welke welvaart er in Duitsland was.
Deze gegevens werden vergeleken met cijfers van andere landen,
voornamelijk die van Engeland.

Propaganda en ideologie 81
Werving voor de Waffen-SS

Vanaf het eerste nummer van De SS Man, werd propaganda gemaakt


voor de Waffen-SS. In een kort artikel, ondertekend "K. Leib", werd
gemeld dat het voor Vlamingen mogelijk was in dienst te treden bij de
Waffen-SS Standarte Westland. Al zeer vroeg, vanaf 1 maart 1941, werd
Hier is de Wapen-SS een vaste rubriek van het blad. Men kan dan ook
moeilijk van een zeer opmerkelijke toename in de propaganda voor de
Waffen-SS spreken voor wat De SS Man betreft, aangezien reeds vanaf het
begin van de Algemene SS, propaganda voor de Waffen-SS een vast deel
uitmaakte van de in het blad te verdelen ruimte. Wel waren de
commentaren die geschreven werden over de oorlogsverrichtingen en
artikels over het vertrek van vrijwilligers naar het Oostfront of
vermeldingen van SS leden die in Vlaanderen op verlof waren, natuurlijk
een impliciete propaganda voor de Waffen-SS. Deze artikels namen wel
duidelijk toe naarmate de oorlog vorderde.

De houding van de basis

Wanneer we zaken als overtuiging en discipline onder de leden van de


Algemene en de Germaanse SS in Vlaanderen willen bespreken, is het
toch niet onbelangrijk te vermelden dat vier van de vijf leiders die de
organisatie gekend heeft, het nodig vonden om zuiveringen uit te voeren.
Onder René Lagrou zou reeds in december 1940 het ledenbestand van
ongeveer 3200 teruggebracht zijn tot 700 à 1000. We hebben geen
gegevens die erop zouden wijzen dat Jef De Langhe ook een dergelijke
zuivering zou hebben doorgevoerd. De volgende drie leiders zouden dat
dan weer wel nodig geacht hebben. We hebben reeds vermeld dat Raf
Van Hulse, mede via de creatie van de Beschermende Leden, de wat hij
als minderwaardige elementen beschouwde uit de organisatie trachtte
weg te zuiveren Ook Jef François verklaart een zuivering te hebben door
gevoerd, voornamelijk in West-Vlaanderen waar heel wat leden van de
Germaanse SS blijkbaar een smokkeltrafiek verzorgden, daar zij door hun
uniform ongehinderd de Belgisch-Franse grens werden overgelaten.
Bovendien bleek een groot aantal leden niet de moeite te doen om op de

Propaganda en ideologie 82
stormvergaderingen aanwezig te zijn. Opdat hij op de numerieke
opkomst controle zou kunnen uitoefenen, beval François dat de
stormleiders hem ten laatste acht dagen op voorhand de plaats van
samenkomst moesten melden. Ook Tony Van Dijck verklaart een aantal
leden geschrapt te hebben, voornamelijk leden van de Germaanse SS die
in dienst waren van de Fahndungsdienst. Omdat men ten overstaan van
de Militärverwaltung moeilijk kon verantwoorden dat men om die reden
de mensen die hun vuil werk deden, nl. werkweigeraars arresteren, uit de
organisatie zette, werden zij geschrapt omdat zij niet meer aanwezig
waren op de bijeenkomsten.

Ook de houding van de stormbanleiders en stormleiders was niet altijd


wat ze moest zijn. Zo liet Raf Van Hulse een aangetekend schrijven
rondsturen aan de stormban- en stormleiders waarin hij zich beklaagde
over het feit dat een door hem uitgevaardigd standaardbevel niet overal
werd nagevolgd, en dit terwijl gehoorzaamheid toch als een grond-
beginsel van de SS werd beschouwd.

Het zou uiteraard verkeerd zijn alle SS-leden als profiteurs voor te stellen.
Een redelijk deel onder hen zullen wel oprecht in het nationaal-
socialisme geloofd hebben; het feit dat naar het einde van de oorlog toe
het ledenbestand slonk ten voordele van indiensttredingen van leden van
de Germaanse SS in bijvoorbeeld de Waffen-SS wijst ook in deze richting,
evenals het feit dat een aantal onder hen het blijkbaar passend vond hun
kinderen een Germaanse naam te geven (Torwald, Olaf, Gudrun, etc.)
zoals blijkt uit verschillende geboorte-aankondigingen in De SS Man.

Alhoewel de Vlamingen volgens de SS-ideologie toch ook Duitsers


waren, blijkt een aantal leden zich zelfs iets te Duits gevoeld te hebben,
althans volgens Raf van Hulse. In een standaardbevel van begin 1942
schrijft van Hulse het volgende: "Zekere Führers en onderführers schijnen
geen benul te hebben wat eigenwaarde, traditie en Germaansch bewustzijn
eigenlijk beteekenen. Ze werpen alles over boord wat hen met hun voorouders
en den strijd die deze gevoerd hebben, verbindt. De Leeuwenvlag en "De
Vlaamsche Leeuw" schijnen voor hen geen beteekenis, ja zelfs een hatelijke
zijde te hebben. Er zal in de toekomst geen vergadering, betooging, 't zij voor

Propaganda en ideologie 83
de aktieve-SS, SS-militie of Beschermende Leden, film of propaganda-
vertooning meer gehouden worden zonder Leeuwenvlag! Ook het lied "De
Vlaamsche Leeuw" moet in eere hersteld worden en gezongen, zonder
misbruik natuurlijk! Germaansch bewustzijn en trouw aan Rijk en Führer
sluiten niet uit, maar bevelen, Trouw aan de allereerste vormen van bloed,
bodem en taal. We hebben in de toekomst ons Vlaming-zijn niet te
verloochenen. Führers die het anders meenen zijn in de SS niet op hun plaats
en zullen dit dan ook ondervinden. Een andere handelswijze getuigt ook van
taktloosheid en onverstand, daar we daardoor het kontakt afsnijden met de
gezonde elementen van ons volk, met diegenen die altijd voor het volkseigene
hebben gestreden. De spreuk "Een Volk, Een Rijk, Een Führer" zal voortaan
overal radikaal wegblijven, alsmede alle uitingen die voorlopig niet taktisch
zijn tegenover volksgenoten die slechts voor een langzame opvoeding vatbaar
zijn".

Propaganda en ideologie 84
Hoofdstuk 4

Rol en positie van de Algemene en


Germaanse SS in Vlaanderen tijdens de
bezetting

Inleiding

Wanneer we de positie en de functie van de Algemene en Germaanse SS


in de bezettingspolitiek willen behandelen, moeten we ons inziens vier
verschillende periodes onderscheiden.
Als eerste periode beschouwen we de periode waarin René Lagrou en Jef
De Langhe de leiders van de Algemene SS waren, d.w.z. de tijdspanne
gaande van de oprichting van de Algemene SS tot de formele erkenning
als 1ste SS-Standaard Vlaanderen. Met deze erkenning door Berlijn wordt
het al duidelijk voor het VNV dat de Algemene SS een onafhankelijke
organisatie zal blijven en het VNV geen beslissingsmacht over de
Algemene SS zou verwerven.
De tweede periode, vanaf de formele erkenning van de Algemene SS tot
ongeveer midden 1942, toen de Algemene SS onder de leiding stond van
Raf Van Hulse, is zeer belangrijk geweest omdat gedurende deze periode
duidelijk werd dat de Algemene SS in Vlaanderen niet die aantrekkings-
kracht bleek te hebben waar de hogere SS-leiding ongetwijfeld op had
gehoopt.
Het begin van de derde periode plaatsen we ongeveer midden 1942, en
ze liep eigenlijk door tot november 1943. Rond deze tijd treedt de
DeVlag steeds meer als de hoofdvertegenwoordiger van de politieke SS in
Vlaanderen naar buiten. Terzelfdertijd zien we in deze periode steeds
vaker dat personen gevormd binnen de Algemene SS, ook naar voren
treden bij andere organisaties die afhingen van de SS of er toch zeer dicht
tegen aan leunden.

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 85


De vierde en laatste fase is de periode waarin de Germaanse SS onder het
leiderschap stond van Tony van Dijck. Vanaf dit moment is de politieke
rol van de Germaanse SS eigenlijk uitgespeeld en definitief overgenomen
door de DeVlag.

Het falende streven naar een politieke rol in Vlaanderen

Na de capitulatie op 28 mei 1940 besliste Hitler dat België zou


toevertrouwd worden aan een Militair Bestuur. In tegenstelling tot wat in
al de andere door Duitsland tijdens de Tweede wereldoorlog bezette
Europese landen gebeurde, slaagde Himmler er ook niet in voor België
een Höherer SS- und Polizeiführer (HSSuPF) te laten benoemen die er
ongehinderd de politionele en politieke macht van de SS vertegen-
woordigd zou hebben. Pas in juli 1944, na het ontslag van Von
Falkenhausen, werd er voor bezet België een HSSuPF aangesteld. Met de
vestiging van een Dienststelle van de Sipo-SD te Brussel in juli 1940, had
Himmler echter reeds een eerste maal gepoogd om zijn macht ook in
België uit te breiden, en wel op het politionele vlak. Deze Dienststelle
bleef disciplinair afhankelijk van het Reichssicherheitshauptamt, maar werd
functioneel ondergeschikt aan het Militair Bestuur, als zijn executieve
staatspolitie. Met de oprichting van de Algemene SS, trachtte Himmler
ook op het politieke vlak mee medezeggenschap te verkrijgen in bezet
België. Bij het Militair Bestuur was men dan ook zeker niet gelukkig met
deze ontwikkeling en, zoals reeds eerder vermeld, stuurde Himmler
Berger tot twee maal toe naar Brussel om de oprichting van een
Algemene SS in Vlaanderen met von Falkenhausen te bespreken en om
deze laatste gerust te stellen.
In de op te richten Algemene SS zag Himmler in niet onbelangrijke mate
een organisatie die het zou kunnen opnemen tegen het VNV, dat hij toen
nog (ten onrechte evenwel) als een beschermeling van het Militair
Bestuur beschouwde. De Algemene SS moest voor een scheiding in de
geesten zorgen. Op korte termijn was het de bedoeling dat de Algemene
SS Vlaanderen "als partij" het VNV zou dwingen nach unserem Kurs zu
marschieren of te verdwijnen. De aldus ontstane activering van het
politieke leven in Vlaanderen zou de weg banen naar het doel op langere

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 86


termijn: de politieke annexatie of Anschluss als Reichsgau, aldus Berger die
hiermee zeker ook de mening van Himmler vertolkte.

Om een volwaardige concurrent van het VNV te kunnen zijn, was enige
versterking zeker welkom. Een dergelijke versterking werd onder andere
gezocht in de richting van het Verdinaso. Gesprekken daarover hadden al
plaats nog voor de formele oprichting van de Algemene SS. Reeds in
oktober 1940 waren er gesprekken geweest omtrent de toetreding van het
Verdinaso tot de Algemene SS. Voor het Verdinaso waren voornamelijk
Pol Le Roy, Jef François en Emiel Thiers de gesprekspartners. Voor de SS
werden deze besprekingen gevoerd door René Lagrou en SS-
Hauptsturmführer Dr. Perey van de SD van Brussel. Deze laatste wilde,
volgens François, het Verdinaso als enige beweging in Vlaanderen door
het Militair Bestuur doen erkennen, op voorwaarde dat de Dinaso
Militanten Orde in haar geheel naar de Algemene SS zou overgaan.
Zover wilde François echter niet gaan. Einde januari 1941 was er dan
opnieuw een gesprek op de SD-Stelle te Gent, waar vertegenwoordigers
van de Algemene SS en het Verdinaso samen aan tafel zaten. Voor het
Verdinaso waren dit opnieuw Thiers en Le Roy, voor de Algemene SS
waren Herman van Puymbroeck en René Lagrou aanwezig. Hier zou
tussen beide groeperingen een principieel akkoord gesloten zijn dat
binnen de leidingsvergadering van het Verdinaso op 26 januari besproken
had moeten worden, maar de dag voordien werden François en Le Roy
echter uitgesloten. Na de toetreding van het Verdinaso tot de
Eenheidsbeweging VNV was er vanzelfsprekend geen sprake meer van
dat het Verdinaso gedeeltelijk of geheel tot de Algemene SS zou
toetreden. Doorheen de oorlog heeft de Algemene SS (ook na de
omvorming tot Germaanse SS) echter steeds blijven lonken naar leden
van het Verdinaso. In verschillende artikels in De SS Man werd in zeer
positieve zin over Joris van Severen geschreven, en werd van Severen
beschouwd als een soort vooroorlogse drager van het SS-gedachtengoed
in Vlaanderen. Hiernaast moet men ook het feit dat men het "Van
Severen herdenkingsinsigne" op het uniform van de Algemene en
Germaanse SS mocht dragen, zien als een poging om de leden van het
Verdinaso dichter bij de SS te krijgen.
Dat bij deze gesprekken over de toetreding van het Verdinaso bij de

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 87


Algemene SS Dr. Perey van de SD van Brussel aanwezig was en blijkbaar
niet de eerder genoemde officier van het SS-Hauptamt Karl Leib is
misschien in eerste instantie opmerkelijk, aangezien de Algemene SS
eerder het terrein was van het SS-Hauptamt. waarschijnlijk is dit echter
gewoon een verderzetten van de samenwerking die er naar onze mening
met betrekking tot de keuze van leiders voor de Algemene SS al voordien
geweest was. Ook het feit dat Perey enkel bij de eerste gesprekken in
oktober 1940 betrokken was, dus nog voor de formele oprichting van de
Algemene SS, en blijkbaar niet meer bij de gesprekken die plaats hadden
einde januari 1941 (weliswaar in een SD-Stelle), wijst er toch op dat men
hieraan geen overdreven belang moet hechten.

Het Verdinaso was uiteraard niet de enige groepering waar zowel VNV
als Algemene SS naar versterking zochten. Zoals we reeds eerder vermeld
hebben, had Leib al eind september 1940 gesprekken gehad met
personen uit de NSVAP, en trad ook het deel dat onder leiding van
Alfons Wachtelaer nog een tijdlang zelfstandig bleef bestaan, begin
januari 1941 toe tot de Algemene SS. Er bestond ook een toenadering
tot organisaties als Volksverwering (een zuiver anti joodse organisatie),
het "Comité voor Dietsche Actie" (CDA), de NSB in Vlaanderen
(NSBiV), de NSVAP (van Lambreghts). Deze organisaties sloten zich
echter niet aan als geheel, maar het was de leden van de Algemene SS wel
toegelaten verder actief te zijn in deze organisaties, voor zover hun dienst
als SS-lid hier niet onder leed. Om deze organisaties wat dichter bij de
Algemene SS te brengen werden soms wel wat toegevingen gedaan wat
betreft het toekennen van bepaalde leidinggevende functies. Zo werd de
propagandaleider van de Beschermende Leden-afdeling te Gent afgezet
ten voordele van één van de leiders van het CDA. Hierbij moet men wel
rekening houden met het feit dat op dat moment Raf van Hulse, die zelf
actief was geweest in het CDA, reeds stormbanleider was voor Oost-
Vlaanderen.
Dat het hier ging om een "strijd" in verband met een functie voor de
Beschermende Leden-afdeling is waarschijnlijk niet zonder betekenis. De
hiervoor genoemde organisaties stonden waarschijnlijk ideologisch wel
dicht genoeg bij de Algemene SS om zich zonder veel problemen met de
uitgangspunten van de Algemene SS akkoord te kunnen verklaren. Of de

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 88


leden van deze organisaties ook veel animo zullen gehad hebben om
wekelijks enkele uren te spenderen om in een uniform mee te doen aan
paramilitaire oefeningen en te luisteren naar uiteenzettingen over het
nationaal-socialisme en dergelijke meer, is een heel andere kwestie.
De poging tot politieke concentratie die uitging van het VNV had
merkelijk meer succes. Op 10 mei 1941 werd op een persconferentie dan
ook de stichting van de "Eenheidsbeweging-VNV" bekend gemaakt. Om
de geruchten de kop in te drukken dat ook de Algemene SS tot de
eenheidsbeweging zou toetreden en dus ondergeschikt gemaakt zou
worden aan het VNV, werd door de leiding van de Algemene SS een
omzendbrief rondgestuurd aan haar leden, waarin dergelijke ideeën met
klem ontkend werden.

Terwijl zowel de Algemene SS als het VNV poogden andere organisaties


binnen hun invloedssfeer te halen was er echter een andere strijd gaande,
namelijk over de ruimte waarbinnen de Algemene SS zich mocht
bewegen. Algemene SS en VNV bestonden niet vreedzaam naast elkaar,
maar bestreden elkaar heftig (voor de Algemene SS gebeurde dit mede via
De SS Man) In januari 1941 werd er, na bemiddeling van de
Landesgruppenleiter van de Ausland Organisation Belgien der NSDAP
Schulze, een "niet aanvalspakt" gesloten. Dit pakt had echter niet veel
resultaat. De aanvallen tegen het VNV gingen gewoon door, en reeds
begin februari werd het pakt vanwege het VNV dan ook al opgezegd. In
maart 1941 kwam na besprekingen met het VNV en de Algemene SS, en
na ruggespraak met Heydrich en Berger, dan toch een taakverdeling tot
stand die het Reeder mogelijk maakte de leiding van de Algemene SS
"nadrukkelijk als plicht voor te schrijven" zich niet verder met de
Tagespolitik te bemoeien (dat werd het domein van het VNV), maar zich
tot wereldbeschouwelijke scholing en paramilitaire opleiding te beperken.
Berger en Heydrich hebben dit uiteraard slechts als een tijdelijke
overeenkomst beschouwd en waren niet van plan hiermee hun poging tot
politieke infiltratie in Vlaanderen stop te zetten. Dat zij deze
overeenkomst aanvaard hebben zal waarschijnlijk mede het gevolg zijn
geweest van het feit dat op het moment dat men tot deze overeenkomst
kwam (maart 1941), de Algemene SS eigenlijk nog in haar kinder-
schoenen stond, en dat ondertussen toch al gebleken was dat de

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 89


organisatie numeriek zeker niet het verhoopte resultaat geleverd had. Dat
deze overeenkomst over de Algemene SS zeker niet het eindpunt was
voor de SS-leiding om verder te pogen de politiek in bezet België verder
in SS-richting te sturen blijkt natuurlijk ook uit de evoluerende rol die de
Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap (DeVlag) tijdens de oorlog gespeeld
heeft
Bovendien was de overeenkomst dat de Algemene SS zich enkel met
paramilitaire opleiding en wereldbeschouwelijke scholing mocht
bezighouden, geen echte belemmering om verder te gaan met datgene
wat men via de Algemene SS wilde bereiken. Het feit alleen al dat het
VNV zich zo zorgen maakte om de Algemene SS bewees dat men in de
goede richting bezig was. Voor wat de controle over de Algemene SS
binnen de SS-structuur betreft, zal de bepaling dat de Algemene SS enkel
nog paramilitaire en ideologische scholing mocht geven en zich niet meer
met Tagespolitik mocht bezighouden op dat moment gunstig uitgekomen
zijn voor Berger. Het uitstippelen van de SS-politiek werd naast Himmler
vooral door Heydrich uitgevoerd, die zichzelf eigenlijk als autoriteit op
het vlak van SS-politiek beschouwde en zeker op de Algemene SS-
eenheden in de verschillende Germaanse gebieden een zekere greep wilde
krijgen. Met de omschrijving "paramilitaire opleiding en wereld-
beschouwelijke scholing", kon Berger de Algemene SS-eenheden tot zijn
eigen gezag blijven beschouwen. Dit betekent echter niet dat Berger zo
maar akkoord ging met de beperkte rol die de Algemene SS werd
toebedeeld.
Na de 10de juli 1941 verdween Leib van het toneel in Vlaanderen en
werd de Algemene SS toevertrouwd aan de zorgen van SS-Brigadeführer
Kammerhofer. Leib werd naar Nederland gestuurd om zich daar bij de
Ergänzungsstelle Nordwest (Den Haag) met de werving voor het pas opge-
richte Legioen Nederland bezig te houden.
In de Algemene SS zelf had Jef De Langhe ondertussen René Lagrou
opgevolgd, die na problemen met Leib vervangen werd. Volgens Reeder
was het de bedoeling dat Lagrou voor het einde van de oorlog niet meer
naar Vlaanderen zou terugkeren. Lagrou keerde echter nog datzelfde jaar
terug, maar heeft hierna geen rol meer gespeeld in de Algemene SS .

Kammerhofer moest proberen een overeenkomst tussen het VNV en de

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 90


Algemene SS tot stand te brengen om de feitelijke monopoliepositie van
het VNV op het terrein van de concrete politiek te doorbreken en de
Algemene SS een ruimere taak toe te meten dan de wereldbeschouwelijke
en paramilitaire scholing waartoe Reeder haar sedert maart gedwongen
had. Indien de Algemene SS als partij werd opgericht - en dat was het
geval - dan kon zij haar mededinger slechts doeltreffend in de weg staan
door ook toegang te krijgen tot het terrein waarop het VNV alléén
opereerde. Door een vorm van organisatorische verstrengeling met het
VNV hoopte Kammerhofer zijn formatie enige zeggenschap in de
Tagespolitik te bezorgen. Dit kon onder meer gebeuren door de
bevoegdheid van De Clercq te beperken. Kammerhofer ontwikkelde met
het oog hierop een plan waarin de Zwarte Brigade, het Nationalistisch
Jeugdverbond en de Algemene SS zich als zelfstandige organisaties aan de
zijde van het VNV zouden scharen. Als leider van het VNV zou De
Clercq zich dan omringen door een beperkte leidersraad, samengesteld
uit zijn plaatsvervanger en de leiders van de overige drie organisaties.
Einde juli, begin augustus formuleerde De Clercq een tegenvoorstel. Het
belangrijkste artikel luidde dat de Algemene SS als formatie zou
toetreden tot het VNV, dat slechts een geleding vormt van de verlangde
nationaal-socialistische beweging in Vlaanderen. De leider van de
Algemene SS zou net als de leiders van de andere geledingen door de
leider van de beweging (versta: De Clercq) benoemd worden en hem
trouw zweren. Zowel Heydrich, Berger, Kammerhofer als Reeder
verwierpen dit plan.

Heydrich stelde na het falen van Kammerhofers plan zijn hoop voor een
grotere politieke rol van de Algemene SS op Edgard Delvo. Uit de
besprekingen van Kammerhofer met Delvo was gebleken dat Delvo de
geschikte persoon was om de brug tussen het VNV en de Algemene SS te
slaan. Delvo zou volgens Heydrichs plan De Clercq verzoeken het verbod
op het lidmaatschap van VNV-leden bij de Algemene SS op te heffen,
het VNV zou geen aanvallen meer mogen richten tegen de Algemene SS
en ook de Algemene SS zou de strijd tegen het VNV moeten stopzetten.
Hierdoor zou het voor Delvo mogelijk zijn om toe te treden tot de
Algemene SS, waarbij hij waarschijnlijk ook door een groot aantal
arbeiders zou gevolgd worden, aldus Heydrich. Alhoewel dit plan volgens

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 91


Heydrich een grote kans tot slagen had, kwam er echter niets van terecht
omdat de meerderheid van de VNV-leiding er niet voor te vinden was.

Een tweede nederlaag ten overstaan van het VNV leed de SS met
betrekking tot een eigen SS-gezinde jeugdorganisatie. Een dergelijke SS-
gezinde jeugdorganisatie was opgericht tijdens het najaar van 1940 en
droeg de naam "Vlaamsche Jeugd" (VJ). De leiding van deze VJ lag bij
Alfons Wachtelaer, die zoals gezegd, eveneens de leiding had van de
tweede NSVAP die begin 1941 tot de Algemene SS was toegetreden.
Gedurende het bestaan van de VJ heeft Wachtelaer in elk geval gepoogd
het bestaansrecht van de organisatie te verzekeren. In een bericht aan
Oberbannführer Hemesath van de Hitler-Jugend meldde Wachtelaer dat
verschillende jeugdorganisaties zich bij de VJ hadden aangesloten. Tot
deze organisaties behoorden onder andere de NSVAP-jeugdgroep, de
Vlaamse Rex-jeugd scharen, een groot deel van de Dinaso-jeugd (West-
Vlaanderen en Limburg), en nog een negental andere groepen. Het lijkt
er op dat vanwege de SS-leiding gepoogd werd om aan de organisatie
steun te verlenen. De door ons reeds eerder geciteerde stormleider
betrokken bij de oprichting van de Algemene SS in zijn stad, verklaarde
tegenover ons dat Leib hem begin 1941 vroeg om mee te werken bij de
uitbouw van de Vlaamsche Jeugd. De VJ werd echter gedwongen om in
juli 1941 samen met onder meer de aartsvijand, het Algemeen Vlaams
Nationaal Jeugdverbond (AVNJ) van het VNV, op te gaan in een nieuwe
jeugdbeweging, de Nationaal Socialistische Jeugd in Vlaanderen (NSJV).
In de tweede helft van 1941 trachtten de vroegere VJ-leden zich weer af
te scheiden van het NSJV in een nieuwe jeugdorganisatie die ze de naam
gaven "Nederduitsche Jeugd" (NJ), naar het voorbeeld van een
jeugdorganisatie die één van de leiders, Leo Verwerft, reeds voor de
oorlog geleid had. Na druk van Hemesath en Gauführerin Westphal, die
duidelijk maakten date buiten het NSJV geen andere jeugdbeweging in
Vlaanderen zou erkend worden, verklaarde deze groep zich bereid weer
mee te werken binnen het kader van het NSJV. De problemen bleven
echter bestaan, en de leden van de NJ werden dan ook einde 1941 door
de leiding van de NJ aangezet het NSJV te verlaten.

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 92


Van september 1941 tot midden 1942: de overgangsperiode

Wanneer men rekening houdt, enerzijds met de rol die de SS-leiding de


Algemene SS voordien had trachtten toe te bedelen, en anderzijds met de
rol die de Germaanse SS later nog zou krijgen, moet men de periode
waarin de leiding van de standaard berustte bij Raf Van Hulse
beschouwen als een overgangsperiode. Gedurende deze periode grepen
dan ook enkele belangrijke ontwikkelingen plaats.
Met de officiële erkenning van de Algemene SS als 1ste SS-Standaard
Vlaanderen, werd de Algemene SS Vlaanderen nu ook formeel
opgenomen in het SS-geheel. De kans dat de Algemene SS nu nog zou
opgenomen worden door en ondergeschikt worden gemaakt aan het
VNV werd nu zeer klein tot onbestaande. Bij de SS-leiding te Berlijn was
echter het besef gekomen dat de Algemene SS niet de goede weg was om
in Vlaanderen een grotere politieke invloed te kunnen uitoefenen. Berger
begon daarom zijn aandacht op de DeVlag te concentreren, in de hoop
hiermee meer succes te kunnen halen. Gedurende het leiderschap van
Raf van Hulse over de Algemene SS was de DeVlag echter nog niet sterk
genoeg om ten volle de politieke rol, die Berger voor haar voorzag, te
vervullen. Ook de band tussen de DeVlag en de Algemene en Germaanse
SS was nog niet zo sterk als die later wel zou worden. Hetzelfde geldt
bovendien voor de band tussen de Algemene en Germaanse SS en Duitse
politionele diensten.

Het feit dat de SS-leiding er niet in geslaagd was om de Algemene SS die


politieke rol te laten vervullen die ze oorspronkelijk voor de organisatie
bedoeld had, betekende niet dat in Vlaanderen iedereen zich nu achter
het VNV ging scharen. De tegenstelling VNV-SS bleef bestaan en
sommigen kozen in deze strijd de zijde van de Algemene SS. Net na de
jaarwisseling 1941-1942, werd door een groep binnen de Vlaamse
Fabriekswacht een poging ondernomen om de Fabriekswacht in zijn
geheel onder de controle van de Algemene SS te plaatsen. Alhoewel het
hier niet alleen om een zuiver politieke, maar ook om een persoonlijke
strijd tussen Turcksin, de leider van de Fabriekswacht, en putchleider
Nobels ging, maakt dit toch duidelijk dat de keuze VNV of Algemene SS
een te maken keuze bleef en de Algemene SS niet uitgeschakeld werd als

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 93


alternatief.

Alhoewel er geen sprake was van verzoening tussen Algemene SS en


VNV, kwam er toch een geringe vorm van samenwerking met een
organisatie die sociale en financiële aangelegenheden regelde voor de
Waffen-SS vrijwilligers.De leiding van deze organisatie, die de naam kreeg
"Voor onze jongens aan het Oostfront", werd op initiatief van
Kammerhofer toevertrouwd aan Edgard Delvo met Raf Van Hulse als
plaatsvervanger. Verder zouden opgenomen worden Joris Vansteenland
voor de Zwarte Brigade (Z.B.), Leo Verwerft voor het NSJV en Jef Van
de Wiele voor de DeVlag. Merkwaardig is in dit verband wel dat het
bericht in De SS Man, waar de oprichting van deze dienst werd
aangekondigd, was ondertekend door Van Hulse als "leider van de 1ste
SS-Standaard Vlaanderen" en door Joris Vansteenland als "Commandant-
Generaal a.i. Z.B., in opdracht van den Leider van het VNV", zodat men
de indruk kreeg dat het eigenlijk dit duo was dat zorgde voor de leiding
van de organisatie. In de praktijk werd de leiding van deze organisatie
echter waargenomen door een driemanschap: Paul Suys, die al het
praktische en administratieve werk deed, Gerard Delvo als voorzitter en
vertegenwoordiger van het VNV, en Jef Van de Wiele voor de DeVlag.
Raf Van Hulse en Joris Vansteenland werden verder bij de leiding
eigenlijk niet betrokken. Dat VNV en SS bij de leiding van deze
organisatie samenwerkten, betekende overigens niet dat de rivaliteit
volledig verdween. De organisatie was in eerste instantie opgericht om te
voorkomen dat de sociale voorzorg van de oostfronters gepolitiseerd zou
worden. Deze samenwerking bestond echter voornamelijk aan de top. Per
provincie werden voor VNV en Algemene SS afzonderlijk namen en
adressen gegeven van personen waartoe men zich kon richten.

Vanaf midden 1941 begon voor de Algemene SS ook intern eigenlijk een
nieuwe periode. De periode van ontwikkeling was nu definitief afgerond
en alle troepen en stormen die ook de rest van de oorlog zouden blijven
bestaan (uitgezonderd storm Wallonië) waren gevormd. Raf Van Hulse
was bovendien de eerste leider van de Algemene SS die door de SS zelf
gevormd was. Begonnen als stormleider van Eeklo, was hij al snel
scholingsleider voor stormban Oost-Vlaanderen en stormban-leider voor

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 94


Oost-Vlaanderen geworden. Het is ook gedurende deze periode, om
precies te zijn op 1 april 1942, dat Kammerhofer vervangen werd door
Jungclaus, die tot het einde van de bezetting de leiding kreeg van
verschillende SS-diensten die in België actief waren

Niet alleen in eng-Vlaams opzicht was de periode waarin Raf van Hulse
de leiding van de Algemene en Germaanse SS waarnam een belangrijke
periode, ook in het groter kader van de SS-politiek was dit een belangrijk
moment. Door een Anordnung met volgnummer 54/42, ondertekend
door Himmlers grootste concurrent met betrekking tot de Germaanse
politiek, Martin Bormann, kreeg Himmler immers vrij spel wat betreft
de Germaanse politiek. De eerste bepaling van deze Anordnung luidde:
"Für Verhandlungen mit allen germanisch-völkischen Gruppen in
Dänemark, Norwegen, Belgien und den Niederlanden ist im Bereich der
NSDAP, ihrer Gliederungen und angeschlossenen Verbände aus schließlich
der Reichsführer-SS zuständig". Met dit besluit werd dus formeel
vastgelegd dat Himmler in de toekomst de politiek in de Germaanse
gebieden zou gaan bepalen.
Bij dit alles mag men natuurlijk de Duitse inval in de Sovjetunie van 22
juni 1941 niet vergeten. Deze inval greep wel plaats voor Van Hulse de
leiding over de Algemene SS kreeg, maar in de periode dat de Algemene
en Germaanse SS onder zijn bevel stond, wijzigde ook dit oorlogsfeit de
wijze waarop de SS-leiding naar de Algemene en Germaanse SS keek.
Niet enkel in Vlaanderen maar ook in de andere Germaanse gebieden
werd de werving voor de Waffen-SS plots veel belangrijker. Tot voor de
inval in de Sovjetunie had de werving voor de Waffen-SS een bijna
uitsluitend politiek doel gehad. Na de inval in Rusland werd, naarmate
de oorlog vorderde, het zuiver militaire probleem natuurlijk belangrijker.
We brengen hier nogmaals in herinnering dat Jungclaus begin juli 1944
aan Himmler meldde dat de getalsterkte van de Germaanse SS in
Vlaanderen op 30.06.1944, 301 SS-mannen, 501 Flandernkorps-
mannen en 98 kandidaten bedroeg, maar dat hiernaast nog 1660
mannen waren die dienst deden bij de Waffen-SS en 939 SS-leden die
actief waren bij organisaties als het NSKK, de Organisation Todt, de
Kriegsmarine, etc. Einde 1942 telde de Germaanse SS nog 391 SS-
Mannen en 696 leden van het Flandernkorps. Een groot aantal SS-leden

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 95


ging dus voor de organisatie zelf eigenlijk verloren, aangezien zowel de
leden die dienst deden bij de Waffen-SS als de leden die bij andere Duitse
diensten en organisaties actief waren onmogelijk nog bij de Algemene of
Germaanse SS actief konden zijn. Deze personen zullen natuurlijk niet
allen samen zijn toegetreden tot Duitse dienst, maar men moet er
rekening mee houden dat vanaf de periode onder Van Hulse de
Algemene en Germaanse SS te kampen had met een belangrijke continue
ontvolking.

Van midden 1942 tot november 1943: uitbreiding van de SS-


politiek in Vlaanderen

Het algemene beeld

Uiteraard, en zoals we reeds beschreven hebben, is de poging vanwege de


SS-leiding te Berlijn om haar macht in Vlaanderen uit te breiden een
continu gegeven in de bezettingsgeschiedenis, in die zin dat Himmler en
zijn ondergeschikten reeds kort na de Belgische capitulatie begonnen zijn
met hun pogingen om de macht van de SS in Vlaanderen ook op politiek
gebied uit te breiden. Een uitbreiding van de SS-politiek in Vlaanderen is
dan ook niet iets dat begint midden 1942 en eindigt midden 1943.
Gedurende deze periode kwamen echter enkele organisaties tot stand die
men voornamelijk moet zien in functie van nieuwe pogingen vanwege de
SS-leiding te Berlijn om in bezet België, dat nog steeds onder een Militair
Bestuur stond, een uitbreiding te bekomen van de SS-politiek. Alhoewel
het hier niet ging om politieke partijen, beschouwen we deze creaties
toch als infiltraties in politieke zin, dit in tegenstelling tot pogingen om
het gezag van het Militair Bestuur op het politionele vlak te ondermijnen
zoals het geval geweest was met de creatie van een Dienststelle van de
Sipo-SD. Concreet bedoelen we met deze nieuwe creaties de volgende
organisaties: de Hitler Jeugd Vlaanderen, de Germaanse Werkgemeen-
schap Vlaanderen en de Uitgeverij De Burcht. Naast deze nieuwe
organisaties bereikte de DeVlag nu het moment waarop ten volle kon
geconcurreerd worden met het VNV. Politiek gezien overtreft het belang

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 96


van de DeVlag voor de SS-leiding zeker het belang dat we aan een
organisatie als bijvoorbeeld de Germaanse Werkgemeenschap Vlaanderen
moeten toekennen. In het kader van de politieke strijd tussen de SS en
het bezettingsbestuur moet dan ook een grotere aandacht gaan naar de
rol die de DeVlag in deze strijd gespeeld heeft. Vanuit onze invalshoek,
namelijk de evoluerende rol van de Algemene en Germaanse SS tijdens
de bezetting, moeten we echter toch enige tijd stilstaan bij de hiervoor
genoemde organisaties, aangezien we hier te maken krijgen met een
situatie waar bepaalde personen die in de Algemene en Germaanse SS
actief waren, nu· ook een rol krijgen in nieuwe organisaties.
Gedurende deze periode kreeg de Algemene SS, op 1 oktober 1942
herdoopt tot 1ste Standaard van de Germaansche SS in Vlaanderen,
bovendien voor de vierde maal een nieuwe leider. Einde 1943 vertrok Raf
Van Hulse naar de Waffen-SS en werd zijn plaats bij de Algemene SS
ingenomen door Jef François. Waarom precies Van Hulse vervangen werd
door François is niet duidelijk. Hoopte men dat het vertrek van Raf Van
Hulse naar de Waffen-SS nog meer SS-leden zou aansporen om ook
diezelfde stap te zetten? Dit is uiteraard mogelijk, maar hoogstwaar-
schijnlijk zal dit niet de enige reden geweest zijn waarom Van Hulse
vervangen werd. Ook de reden waarom precies Jef François gekozen werd
om Van Hulse op te volgen is niet helemaal duidelijk. François was op
dat moment officier in de Waffen-SS. Hoogst waarschijnlijk zal echter
zijn activiteit in het verleden als Dinaso Militanten Orde (DMO) leider
de grootste bepalende factor geweest zijn om hem als leider van de
Germaanse SS aan te stellen. François had als leider van de DMO
immers al ervaring opgedaan in het leiden van een soortgelijke
organisatie. Dat François ook Waffen-SS officier was die reeds
onderscheiden was aan het front zal ongetwijfeld een pluspunt geweest
zijn, maar was naar onze mening niet het belangrijkste. Op te merken is
hier wel dat François de eerste standaard-leider was die van buiten de
Algemene SS kwam. Samen met het verdwijnen van Raf van Hulse doet
dit vermoeden dat de hogere SS-leiding het toekennen van de leiding van
de standaard aan een door de Algemene SS zelf opgeleide persoon geen
erg geslaagd experiment vond. Dit is volgens ons ook de reden waarom
Robert Verbelen nooit standaardleider geworden is, terwijl hij toch de
stormbanleider geweest is die het langst de functie van stormbanleider

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 97


heeft uitgeoefend en net zoals Raf van Hulse van in het begin in de
Algemene SS actief is geweest.

De DeVlag

Uiteraard is het niet onze bedoeling hier in extenso de gehele


geschiedenis van de DeVlag te bespreken. Deze organisatie vormde
immers reeds het onderwerp van een afzonderlijke studie door Frank
Seberechts. Niettemin menen we hier niet voorbij te kunnen gaan aan
een behandeling van de banden die tussen de Algemene en Germaanse
SS en de DeVlag bestonden. Alhoewel Berger reeds midden 1941 het
plan opgevat had om de DeVlag om te vormen tot een instrument in de
SS-politiek, hebben we gekozen de banden tussen deze organisatie en de
Algemene en Germaanse SS hier voor de eerste maal te bespreken omdat,
gedurende de periode die we hier behandelen, de ontwikkeling van de
DeVlag eigenlijk afgesloten werd en de DeVlag definitief haar politieke
strijd kon beginnen.

Vanaf het moment dat Berger de beslissing nam om via de DeVlag verder
te proberen politieke macht in Vlaanderen uit te oefenen, zien we in de
organisatie van de DeVlag verschillende personen opduiken die reeds
actief waren binnen de Algemene SS. Dit hoeft geen verwondering te
wekken. Het was de bedoeling om de DeVlag (een organisatie die reeds
opgericht was rond 1935-1936), om te vormen tot een SS-organisatie.
Opvallend is wel dat aanvankelijk (midden 1941) enkel de mindere
goden van de Algemene SS bij de DeVlag actief waren. Uitgever Jan Acke
werd leider van het referaat Sociale Politiek, en de zangkoorleider van
storm Antwerpen, Walter Weyler, werd leider van het referaat Muziek.
Vanaf begin 1942 werden meer en meer functies vervuld door personen
die ook in de Algemene SS relatief belangrijke functies bekleed hadden.
Oud-stormbanleider van Antwerpen Seraf Trio werd in 1943 adjudant
bij de landsleider van de DeVlag, Jef Van De Wiele. Herman van
Puymbrouck was binnen de DeVlag onder meer betrokken bij een
propagandacomité voor de Vlaamse scholen en werd leider van het
hoofdambt voor wereld beschouwelijke scholing en opleiding. Het
Persambt kwam onder leiding te staan van oud-scholingsleider van

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 98


stormban Brabant, Firmin Parasie. Pol Le Roy, die vroeger af en toe
bijdragen verzorgde voor De SS Man, werd propagandaleider bij de
DeVlag. Robrecht van Roosbroeck, die gedurende de gehele oorlog
regelmatig bijdragen verzorgde voor De SS Man, werd binnen de DeVlag
actief bij de werkgemeenschap voor volkse opvoeding. Algemene en
Germaanse SS en DeVlag gingen ook steeds nauwer samenwerken, o.a.
wat de scholing betreft. In de bladen van beide organisaties werd ook
steeds vaker geïnformeerd over activiteiten die door de andere waren
ingericht. In De SS Man verscheen vanaf einde 1942 bijna wekelijks een
rubriek Uit het leven der DeVlag, waarin informatie verscheen over
gehouden en te houden samenkomsten. Beide organisaties traden ook
steeds frequenter samen naar buiten op. Een belangrijke stap in de
verhouding Germaanse SS-DeVlag was in elk geval de benoeming van
Robert Verbelen, die nog steeds stormbanleider van Brabant-Limburg
was en dit ook nog geruime tijd bleef, tot stafleider van de DeVlag.

Het is niet onmogelijk dat de vervanging van François als standaardleider


einde 1943, mede te maken had met het feit dat François er blijkbaar
niet erg voor te vinden was dat de Germaanse SS de facto ondergeschikt
zou worden gemaakt aan de DeVlag, noch dat leden van de DeVlag
binnen de Germaanse SS een voorkeursbehandeling zouden krijgen.
Alhoewel François vond dat er een goede samenwerking moest bestaan
tussen DeVlag en Germaanse SS, bleef voor hem de plicht die elk SS-lid
had binnen de Germaanse SS de eerste prioriteit. Bovendien moest
duidelijk blijven dat het de standaardleiding zelf was die besliste over
samenwerking, en mocht dit niet worden overgelaten aan het goede
oordeel van de stormleiders. Zo besliste François dat de Germaanse SS
enkel nog als ordedienst bij vergaderingen van de DeVlag mocht
optreden indien dit vanwege de standaardleiding bevolen werd. Het
inrichten van filmavonden of openbare wervingen voor de Waffen-SS
behoorde tot de taken van de DeVlag en zou niet meer door de eenheden
gebeuren. Indien de DeVlag dergelijke activiteiten op touw zette, moest
men daaraan volledige medewerking verlenen. Scholingsavonden
gehouden voor SS-leden stonden echter niet open voor leden van de
DeVlag. SS-Mannen (François gebruikte deze term voor het geheel van
SS-mannen en leden van het Vlaanderen-Korps) mochten wel

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 99


scholingsavonden bijwonen ingericht door de Beschermende Leden of de
DeVlag, maar dit mocht nooit tot een verplichting worden gemaakt. Het
is mogelijk dat deze samenwerking volgens Van de Wiele niet ver genoeg
ging en dat deze daarom gepoogd heeft om François bij de Duitse SS-
leiding te discrediteren. In elk geval werd François regelmatig duidelijk
op zijn plichten gewezen. Wat deze terechtwijzingen inhielden of waarom
men deze nodig achtte, is echter niet duidelijk.

De Germaanse Werkgemeenschap Vlaanderen - Uitgeverij De Burcht

Begin juni 1942 werd vanuit Duitsland het initiatief genomen om in


Vlaanderen een eigen cultureel gerichte SS-organisatie op te richten. Wie
in aanmerking kon komen om de organisatie te leiden of om hieraan mee
te werken, werd onderzocht door SS-Obersturmführer Dr. Hans
Schneider, voordien reeds verbonden aan de staf van de Höherer SS- und
Polizeiführer (HSSuPF) van Nederland, SS-Gruppenführer Rauter.
Schneider ging hiervoor onder andere te rade bij de leiding van de SD in
België, waar men René Lagrou en de leider van het Vlaams Instituut voor
volksdans en volksmuziek (Vivo) Eugen Verstraete als geschikte
kandidaten beschouwde. Schneider bezocht ook Raf van Hulse, die hem
onder meer Emile Vercammen aanbeval die zich reeds lang met
"volkskundlichen und sippenkundlichen Fragen" bezighield. Volgens Van
Hulse kwam het grootste deel van de kring rond het Vivo in aanmerking
voor deelname aan een dergelijke organisatie; enkel voor Wouters, die hij
als de eigenlijke leider van het Vivo zou beschouwd hebben,
waarschuwde hij Schneider aangezien Wouters volgens Van Hulse
eigenlijk meer groot-diets ingesteld was. Andere personen die volgens
Schneider misschien in aanmerking konden komen, waren van Boghout
(verantwoordelijke voor het tijdschrift Maandblad voor Volkse
Opvoeding), Soenen en Tréfois (beiden verbonden aan de Gentse
Universiteit), en SS- mannen Leo Verwerft en Willem Wuyts. Verwerft
was onder andere actief bij een werkkring voor Germaanse geschiedenis,
Wuyts was vast verbonden aan de redactie van De SS Man en verder
onder andere nog betrokken bij een werkkring over geschiedenis.

Schneider nam ook contact op met Dr. Wilkening, de leider van de

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 100


propaganda-afdeling te Brussel. Met Wilkening werd voornamelijk
gezocht naar een geschikt persoon om een SS uitgeverij te leiden. Als
kandidaten hiervoor werden beschouwd Bernaerds, verantwoordelijk
voor de uitgeverij "Phalancx", Keiman van uitgeverij Cultura (tevens
Ortsgruppenleiter van de DeVlag), en Mevr. van der Walle van de
uitgeverij Zeemeeuw en tevens secretaresse van Cyriel Verschaeve. In dit
verband menen we er toch nog te moeten op wijzen dat men van oordeel
was dat "hier in Flandern ein der Germanischen Freiwilligen Leitstelle
nahestehender Verlag nicht besteht". Dit betekent dus dat Uitgeverij
Steenlandt, voordien verantwoordelijk voor de uitgave van enkele
brochures in De SS Reeks en waarvan de leider Jan Acke binnen de
DeVlag verantwoordelijk was voor het referaat Sociale Politiek, niet
beschouwd werd als een SS-gezinde uitgeverij.

Na deze gesprekken besloot Schneider dat men bij deze culturele SS-
organisatie het beste kon uitgaan van de reeds bestaande werkkringen en
tijdschriften. Deze overkoepelende organisatie kreeg de naam "Germaanse
Werkgemeenschap Vlaanderen". Tot de activiteiten van de organisatie
behoorde onder meer het inrichten van tentoonstellingen zoals
bijvoorbeeld een tentoonstelling met de naam: "Germaansch Erfgoed". In
eerste instantie omvatte de werkgemeenschap 10 medewerkers; na
midden 1943 kwamen hier nog 26 personen bij. Bij de oorspronkelijke
10 medewerkers moeten we voornamelijk Emil Vercammen vermelden,
die zoals reeds vermeld al verschillende bijdragen geleverd had voor de
SS-scholingsbrieven en in De SS Man. Bij de groep die na juli 1943
meewerkte aan de organisatie is, vanuit het oogpunt van de Algemene SS,
Prof. van Roosbroeck de opmerkelijkste nieuwe medewerker. Naast deze
twee personen waren de andere betrokkenen bij de "Germaanse
Werkgemeenschap Vlaanderen" voorheen dus niet actief geweest in de
Algemene SS. Dit wijst volgens ons op twee verschillende zaken. Ten
eerste doet dit veronderstellen dat men bij de Algemene SS slechts een
beperkt aantal personen aantrof die men voor dergelijk werk geschikt
vond. Anderzijds bewijst dit volgens ons dat, alhoewel de SS-leiding het
blijkbaar als een gemis beschouwde dat er in Vlaanderen nog geen
culturele SS organisatie bestond, aan dit werk slechts een gematigd
belang gehecht werd. Personen als een Herman van Puymbrouck of Pol

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 101


Le Roy waren waarschijnlijk even geschikt geweest om hieraan mee te
werken, maar men vond het blijkbaar niet nodig om hen aan hun werk
binnen de DeVlag te onttrekken.

Ook de geplande SS-uitgeverij kwam er. Leider van de nieuwe uitgeverij


die de naam "De Burcht" kreeg, werd Bernaerts. Naar buiten uit wilde
men het doen voorkomen dat De Burcht een onafhankelijke uitgeverij
was. Daarom werd de uitgeverij officieel als een genootschap in het
handelsregister ingeschreven.
Na de oprichting van de uitgeverij De Burcht in 1943, was het niet alleen
de bedoeling ook de uitgave van De SS Man door dit bedrijf te laten
regelen, maar ook om meerdere boeken te publiceren die ofwel
geschreven waren door SS-leden, ofwel duidelijk conform de SS-
ideologie waren. Door omstandigheden werd pas begin 1944 werkelijk
begonnen met de uitgave van de bedoelde werken. In plaats van de
voorziene vier werken per maand, werden er van januari tot september
1944 in het totaal slechts 22 boeken gepubliceerd. Vanaf januari 1943
verscheen er bij uitgeverij De Burcht ook een nieuw maandblad, Hamer
geheten. Het blad was eigenlijk een licht aangepaste versie van het
Nederlandse origineel, en verscheen tussen januari 1943 en juli 1944 op
een gemiddelde oplage van ongeveer 5000 exemplaren.

De Hitlerjeugd Vlaanderen

Na de mislukte poging om, begin 1941, van de "Vlaamsche Jeugd" van


Wachtelaer de SS-gezinde jeugdorganisatie in Vlaanderen te maken, heeft
het relatief lang geduurd voordat men een nieuwe poging ondernam om
een dergelijke jeugdbeweging in Vlaanderen op te richten. Deze jeugd-
organisatie kwam er pas einde 1943 onder de vorm van de Hitler Jeugd
Vlaanderen (HJV).

Alhoewel we ook in de HJV verschillende leidende figuren uit de


Algemene en Germaanse SS terugvinden, kwam het initiatief voor het
oprichten van deze organisatie niet van de SS-leiding, maar vanwege de
leider van de Hitlerjugend in België, Hauptbannführer Bennewitz.
Bennewitz ging er van uit dat door de scherpe tegenstelling VNV-

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 102


DeVlag, en doordat het NSJV eigenlijk de jeugdbeweging van het VNV
was, het NSJV niet alle Nieuwe Orde-gezinde jongeren kon bereiken.
Omdat tot op dat moment voor deze jongeren enkel de mogelijkheid
bestond om als gast-lid van de HJ opgenomen te worden (reeds vanaf
1933 bestond er een Hitlerjugend-afdeling in België voor kinderen van
Rijksduitsers en Volksduitsers die in België verbleven) , wilde Bennewitz
aan deze jongeren een alternatief bieden door het oprichten van een
Vlaamse HJ. Bovendien kon het NSJV dan ook de jure als
jeugdorganisatie van het VNV erkend worden. De leiding van deze
Vlaamse HJ moest volgens Bennewitz echter stevig in Duitse handen
blijven. Bennewitz voorzag dat alle leidende posten zouden ingenomen
worden door Rijksduitsers. De realiteit werd echter tot op zekere hoogte
anders dan Bennewitz het gepland had. Alhoewel het hoogste gezag van
de organisatie wel in Duitse handen bleef, werden verschillende functies,
zowel de leiding van lokale eenheden als de leiding van verschillende
Standplaatsen (de HJV had 5 verschillende standplaatsen waaraan de
lokale eenheden ondergeschikt waren), bezet door Vlamingen. Het hoeft
hierbij geen verwondering te wekken dat we bij deze Vlamingen vele SS-
leden en oud-VJ leden terugvinden. Op een bepaald moment werden
vier van de vijf Standplaatsen geleid door Vlamingen. Bij deze stand-
plaatsleiders vindt men zowel oud-VJ-leiders terug als twee Vlaamse
Untersturmführer. van de Waffen-SS waarbij één van hen, Jozef Bachot,
ook nog stormbanleider van de Germaanse SS was. De hoogste post in
de HJV uitgeoefend door een Vlaming was echter deze die bezet werd
door oud standaardleider van de Algemene SS, Raf van Hulse, die
benoemd werd tot inspecteur van de HJV. Van Hulse bleek zeer
ontevreden en diep ontgoocheld over de gang van zaken bij de HJV. Niet
alleen slaagde men er bij de HJV volgens hem totaal niet in de jeugd het
enthousiasme bij de brengen dat hij van een jeugdbeweging verwachtte,
maar daarnaast kreeg hij zelfs niet de beschikking over de meest
elementaire benodigdheden zoals een privaat bureau om zijn papieren in
op te bergen. Bovendien verlangde Van Hulse dat men eens duidelijk zou
opstellen wat zijn bevoegdheden precies waren, aangezien de titel
"Inspecteur van de HJ" eigenlijk niet bestond.

De samenwerking tussen SS en HJ was geen uniek Vlaamse

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 103


aangelegenheid. Tussen de Reichsjugendführung (RJF) en de SS werden
reeds voor de oorlog banden gelegd. Deze banden kregen formeel gestalte
onder de vorm van de HJ-Streifendienst, opgericht in de zomer van 1934.
Deze Streifendienst had als taak het handhaven van de orde en het
opsporen van oppositionele krachten binnen de HJ. In 1938 werd
overeengekomen de band tussen de HJ en de SS nog strakker aan te
halen. De HJ werd als "Sonderformation zur Sicherstellung des
Nachwuchses für die allgemeine SS aufgebaut, doch soll auch möglichst der
Nachwuchs für die SS-verfügungstruppen, Totenkopfverbände und
Junkerschulen aus dieser Formation genommen werden".
Ook in Vlaanderen bestond er in zekere zin reeds voor de oprichting van
de HJV samenwerking tussen diensten van de Reichsjugendführung en de
SS. Reeds vanaf 1941 was het voornamelijk de DeVlag die zich inzette
voor de propaganda en de plaatsing van medewerkers voor de Kinderland
Verschickung (KLV), een organisatie die kinderen de mogelijkheid gaf
naar het platteland en naar Duitsland op vakantie te gaan, en die net
zoals de HJ onder het gezag van de RJF viel. Nadat het VNV in de zomer
van 1943 de samenwerking met de KLV had opgezegd, kreeg de DeVlag
hiervoor zelfs het monopolie.

Van november 1943 tot september 1944

Begin november 1943 kreeg de Germaanse SS nog maar eens een nieuwe
leider. François werd naar Berlijn gestuurd om daar de leiding van de
Vlaamse Germaanse stormbannen over te nemen. De leiding van de
Germaanse SS in Vlaanderen werd nu waargenomen door Tony van
Dijck, die al enige tijd als adjudant van François binnen de Germaanse
SS actief was. Belangrijker dan het feit dat Van Dijck adjudant geweest
was bij François, was echter dat Van Dijck de officierenschool van de
Waffen-SS te Bad Tölz had doorlopen. Met de benoeming van Tony Van
Dijck als standaardleider en de aanstelling van voorlopig nog drie, later
vier nieuwe stormbanleiders, kwam de leiding van de Germaanse SS
duidelijk in handen van Waffen-SS officieren, met andere woorden, in
handen van personen die door de SS zelf gevormd waren. De aanstelling
van deze Waffen-SS officieren in de leidende posities in de Germaanse SS

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 104


was zeker geen noodmaatregel. Vanaf einde 1942 werden ook vrijwilligers
uit de Germaanse gebieden toegelaten op de officierenscholen van de
Waffen-SS. Op vraag van de leider van de Germanische Leitstelle, SS-
Obersturmbannführer Riedweg, werd in verschillende diensten gewerkt
aan een Auslese-Kartei. De Ersatzkommandos moesten zelf een Kartei
aanleggen. In Sennheim moest men niet zelf zo een Kartei aanleggen
maar moest men de gegevens van de mannen die voor opname in deze
Auslese-Kartei (ook A-Kartei genoemd) in aanmerking kwamen,
doorgeven aan de Dienststelle van de Germanische Leitstelle (GL) in het
land van herkomst van de betreffende persoon. Een dergelijke procedure
moest ook gevolgd worden door de leiding van de SS-scholen in de
Germaanse gebieden. De Dienststelle van de GL hadden voor het
opstellen van deze A-Kartei verder de beschikking over de gegevens van
de Germaanse SS-afdeling, jeugdorganisaties, de studentenorganisaties,
de rijksscholen, de Mannschaftshäuser en de tehuizen van de Lebensborn.
Het belang dat door Riedweg aan de officiersopleiding te Bad Tölz
gehecht werd, blijkt uit het feit dat enkel de gegevens van de daar
opgestelde A-Kartei, en de gegevens van de A-Kartei van de politische
Führerlehrgänge te Badelsberg, aan het Amt VI te Berlijn moesten worden
doorgegeven. Daar zou men er dan voor zorgen dat deze gegevens verder
doorgestuurd werden aan de Dienststelle van de Germanische Leitstelle
(GL) in het land in kwestie.
Alhoewel deze A-Kartei met betrekking tot de verschillende Germaanse
gebieden opgesteld werd, lijkt het dat voornamelijk in Vlaanderen een
dergelijke machtsovername door Waffen-SS officieren heeft plaatsgehad.
Eén van deze Waffen-SS officieren die hier in Vlaanderen stormbanleider
van de Germaanse SS werd, verklaarde tegenover ons dat hij, kort nadat
hij naar Vlaanderen gestuurd was, teruggeroepen werd bij Jungclaus die
hem het bevel gaf om zich naar Berger in Berlijn te begeven. Daar waren
ook Deense, Finse, Nederlandse en Noorse Waffen-SS officieren die in
eerste instantie ook terug naar hun land waren gestuurd, maar enkel de
Vlaamse officieren moesten naar hun land terugkeren; de officieren van
de andere nationaliteiten werden terug naar het front gestuurd. De eerste
twee van Bad Tölz afkomstige Vlaamse officieren die in de Germaanse SS
werden ingezet, waren Tony Van Dijck als adjudant van François, en
Theo Pasques die de leiding van stormbannen Oost- en West-Vlaanderen

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 105


waarnam. Beiden werden begin juli 1943 in de Germaanse SS ingezet.
Begin september 1943 werd Pasques dan stormbanleider van Oost-
Vlaanderen. Iets later kregen ook stormban West-Vlaanderen en
stormban Antwerpen nieuwe stormbanleiders, respectievelijk SS-
Untersturmführer. Bachot (vanaf begin augustus 1943) en SS-
Untersturmführer. Stevens (vanaf midden september 1943). Enkel Robert
Verbelen werd voorlopig niet vervangen als stormbanleider van Brabant-
Limburg. Verbelen werd pas midden januari 1944 vervangen door Karel
Verlinden, eveneens afkomstig van Bad Tölz.
De bij de Germaanse SS ingezette Waffen-SS officieren die Bad Tölz
doorlopen hadden, waren niet de enige van die school afkomstige
Vlaamse officieren die in Vlaanderen ingezet werden. Andere dergelijke
officieren kregen ook functies bij de SS-School te Schoten en bij de
Hitlerjeugd Vlaanderen
Volgens Jungclaus bleek echter dat deze officieren niet diegenen waren
die men binnen de Germaanse SS nodig had. We mogen gerust
aannemen dat dit mede te wijten is aan het gebrek aan animo dat bij deze
officieren bestond om een dergelijke organisatie te leiden. We hebben
geen aanwijzingen gevonden dat ook maar één van deze officieren zelf
zijn overplaatsing naar Vlaanderen zou gevraagd hebben. Bovendien
moet het leiden van een relatief kleine groep mensen die elk weekend
enkele uren samenkwamen voor paramilitaire oefeningen en ideologische
scholing, een niet erg boeiende taak geleken hebben na het beëindigen
van een maandenlange opleiding aan de officierenschool. Twee onder hen
hebben dan ook aangevraagd om terug naar het front te gaan.
Voor het begeven van de leidende functies, al was het nog maar binnen
de Germaanse SS, werd dus maar in zeer geringe mate rekening
gehouden met de leden van de Germaanse SS. Deze A-Kartei doet weer
denken aan het doel dat Berger bij de oprichting van de Algemene SS
gesteld had, namelijk het maken van een onderscheid tussen SS-
tauchlichen en de anderen, waarbij enkel de SS-tauchlichen de leidende
posities zouden krijgen. Uiteraard, en zoals wel blijkt uit de orders van
Riedweg, zocht men ook binnen de Germaanse SS-eenheden naar
geschikte leiders, maar lidmaatschap van de Germaanse SS werd dus
zeker niet het criterium om leidende functies toe te kennen.

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 106


Gedurende deze periode werd de band tussen de Germaanse SS en de
DeVlag nog nauwer aangehaald dan voordien reeds het geval was. Dit
gebeurde niet in het minst op initiatief van Jef Van de Wiele. Op 9
november 1943 (de dag waarop Van Dijck officieel de leiding van de
standaard van François overnam), drong Van de Wiele er in een rond-
schrijven aan de leden van de DeVlag op aan ook toe te treden tot de
Germaanse SS : "Ik zie het als een eenvoudige plicht dat alle mannelijke
kaderleden der DeVlag die daartoe geestelijk geschikt zijn, zouden toetreden
tot de Germaanse SS". Van de zijde van de Germaanse SS uit is blijkbaar
geen.rechtstreekse belofte gedaan dat elk SS-lid ook automatisch DeVlag-
lid zou worden. Wel ging Van Dijck akkoord dat elk SS-lid ook
automatisch lid van het Veiligheidskorps van de DeVlag zou worden,
waardoor het gehele ledenbestand van de Germaanse SS wel
onrechtstreeks door de DeVlag werd binnen gehaald.
Als oppositiekracht tegen het VNV was de rol van de Germaanse SS
eigenlijk uitgespeeld. Een vijandige houding tegenover het VNV bleef
natuurlijk bestaan, maar de politieke strijd werd nu heel duidelijk
gevoerd door de DeVlag, waardoor de Germaanse SS steeds meer naar de
achtergrond verdween. Bovendien was de Germaanse SS numeriek zo
sterk uitgedund, dat Jungclaus besloot om verschillende leiders van de
Duitse Allgemeine-SS die in Vlaanderen verbleven binnen de storm-
bannen in te zetten.

Een politiek zeer belangrijke gebeurtenis was natuurlijk de officiële


benoeming van Jungclaus op 1 augustus 1944 tot Höherer SS- und
Polizeiführer (HSSuPF). Voor de politieke acties van de Germaanse SS
was de impact van deze gebeurtenis echter beperkt. Net zoals zijn
voorgangers Leib en Kammerhofer was Jungclaus, als vertegenwoordiger
van de Germanische Leitstelle (GL) in Vlaanderen, de hele tijd al
betrokken geweest bij het uitstippelen van de politieke lijn die de SS-
leiding voor de Germaanse SS had uitgedacht. Bovendien was, zoals
vermeld, de politieke rol van de Germaanse SS eigenlijk toch helemaal
overgenomen door de DeVlag.

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 107


Na september 1944

Alhoewel de Germaanse SS nooit formeel ontbonden is, hield de


organisatie begin september 1944 eigenlijk op te bestaan. Op 2
september kwam het laatste nummer van De SS Man uit. Hierin zoekt
men echter tevergeefs naar praktische informatie over wat de leden nu te
doen stond. Ook een laatste woord van de standaardleider ontbrak
volledig. Dit betekent niet dat men niet inzag dat het niet lang meer zou
duren voordat heel Vlaanderen niet langer meer in Duitse handen zou
zijn. Reeds einde augustus waren met het oog op de nakende bevrijding,
in de verschillende stormen de meeste archieven van ledenlijsten, brieven
geschreven door en aan de stormleiding en dergelijke meer, verbrand.
Ook het archief van De SS Man en van het Veiligheidskorps ging in
vlammen op. Met het oog op een eventuele tocht naar Duitsland was
men na de landing in Normandië samen met de DeVlag en de
Dienststelle Jungclaus beginnen werken aan een evacuatieplan.
Doordat de Dienststelle Jungclaus echter reeds zeer vroeg vertrokken was,
kwam er van dit evacuatieplan niet veel terecht. Tony Van Dijck schreef
naar aanleiding hiervan een rapport waarin hij Jungclaus voor dit volgens
hem in gebreke blijven verantwoordelijk stelde. Het zou mede naar
aanleiding van dit rapport geweest zijn dat Jungclaus hierna naar het
Oostfront gestuurd werd.
Eens in Duitsland aangekomen, ging het grootste deel van de leden van
de Germaanse SS over naar de Waffen-SS. Een deel hiervan ging naar het
1. SS-Polizei Bataillon Flandern dat onder leiding van Robert Verbelen
geplaatst werd, een ander deel ging naar het Jagdverband 502 (ook
stormbanleiders Bachot, Pasques, Stevens en Verlinden vinden we hierbij
terug), of naar de 6. SS-Freiwilligen Sturmbrigade Langemarck die wegens
de talrijke meldingen midden september 1944 uitgebouwd werd tot een
divisie.
Men mag hier natuurlijk niet vergeten dat het hier, voor wat de leden van
de Germaanse SS betrof, ging om zeer kleine groepen en dat of men
bijvoorbeeld bij het Polizei Bataillon of bij het Jagdverband terecht kwam,
vaak meer afhing van toeval dan van vooropgezette planning.
Enkele van de leidende figuren uit de Algemene en Germaanse SS vinden
we nog terug in de Vlaamse Landsleiding, die na de bevrijding nog een

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 108


tijdje in Duitsland rondzwierf en die toekomstige structuren en het
toekomstige bestuur van op de geallieerden heroverd Vlaanderen wilde
uitwerken. Voor jeugdzaken werd Raf Van Hulse aangesteld,
binnenlandse zaken ging naar René Lagrou, en Robert Verbelen werd
gevolmachtigde voor politie. Verder werd Prof. Van Roosbroeck
gevolmachtigde voor kunst en onderwijs, en Pol Le Roy leider van de
afdeling propaganda. Met het mislukken van het Ardennenoffensief,
kwam er echter een einde aan de plannen van de Landsleiding om naar
Vlaanderen terug te keren, en kondigde zich ook eigenlijk het einde van
de Vlaamse Landsleiding aan. De laatste grote vergadering greep plaats in
de loop van februari 1945. Hierna waren de leden van de Landsleiding zo
verspreid dat er geen mogelijkheid tot werken meer bestond.

Rol en positie van de Algemene SS in Vlaanderen tijdens de bezetting 109


Hoofdstuk 5

Aanslagen, fysiek geweld en politionele


acties

Inleiding

Vooral vanaf het begin van 1943 werd de Germaanse SS meer en meer
betrokken bij het uitvoeren van bewakings- en opsporingsopdrachten.
Deze betrokkenheid bij politionele acties werd nog vergroot door het feit
dat er een steeds grotere doorstroming was van SS-leden naar gewapende
eenheden. Alhoewel een aantal van deze eenheden onder het gezag van de
Waffen-SS viel, is hier toch een verschil met de gewone indiensttreding
bij de Waffen-SS, omdat het de bedoeling was dat deze eenheden in eigen
land zouden optreden en dus in geen geval zouden ingezet worden aan
het Oostfront.
Naast de inzet van leden van de Germaanse SS bij dergelijke bewakings-
en opsporingsopdrachten, staan we ook even stil bij het machtsmisbruik
dat leden van de organisatie gemaakt hebben op basis van het feit dat zij
lid waren van een collaborerende organisatie. Uiteraard is het niet onze
bedoeling om hier elke misstap van elk SS-lid te behandelen, maar
aangezien bepaalde gevallen van machtsmisbruik duidelijk in verband
stonden met het feit dat men lid was van de Germaanse SS, menen we
toch hieraan even aandacht te moeten besteden.
Eveneens duidelijk verbonden aan het feit dat men lid was van de
Germaanse SS waren de acties die uitgevoerd werden door een groep
onder leiding van Robert Verbelen. Gezien de bijzondere aard van deze
acties zullen we deze acties echter afzonderlijk van de voorgaande
behandelen.

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 111


Gewelddaden en razzia's tegen de joden

Rekening houdend met de SS-ideologie hoeft het geen verwondering te


wekken dat de eerste gewelddadige acties waarbij de Algemene SS
betrokken was, acties waren gericht tegen de joden. Reeds in april 1941
hadden leden van de Algemene SS, Volksverwering, en de Zwarte
Brigade samen na een vertoning van de film Der ewige Jude, in het
jodenkwartier te Antwerpen meer dan 200 joodse winkels en 2
synagogen beschadigd, waarna in de synagogen zelfs brand gesticht was.
Deze actie zou gebeurd zijn zonder dat bij de eigenaars van deze winkels
gewonden waren gevallen en zonder dat tussenliggende winkels van
"arische" eigenaars beschadigd werden. Ondanks het feit dat de leiders
van de organisaties die hadden deelgenomen aan het Militair Bestuur
hadden beloofd dat dergelijke acties niet meer zouden voorkomen, had
een dergelijk optreden twee dagen later weer plaats.

In Brussel en in Antwerpen waren leden van de Algemene en Germaanse


SS ook betrokken bij razzia's tegen joden in hun stad. Vanaf de herfst van
1942 zou in Antwerpen de hulp van leden van de Algemene SS niet meer
echt nodig geweest zijn. In Brussel bestond er een langere samenwerking.
Op zijn proces in Wenen in 1965, gaf Robert Verbelen toe dat leden van
storm Brussel waren ingezet bij razzia's tegen de joden. Volgens hem, had
hij daartegen onmiddellijk geprotesteerd bij Jungclaus en gezegd dat hij
aan de storm duidelijk maakte dat de SS zich geëngageerd had voor de
strijd in het Oosten en niet tegen de joden. Drie weken later zou
Verbelen zelfs nog naar de SD geroepen zijn om verantwoording af te
leggen over zijn uitspraak. Gezien het ideologisch profiel van de SS is
enig scepticisme aangaande deze bewering van Verbelen wel op zijn
plaats. In een document betreffende de acties uitgevoerd tussen 24 juli en
24 augustus 1944 door het Veiligheidskorps (VK), een organisatie die
onder de leiding stond van Verbelen, werd bovendien vermeld dat onder
andere twee joden waren aangehouden, wat bewijst dat hij ofwel zijn
mannen niet onder controle had, ofwel zulke acties op zijn minst
oogluikend toestond.

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 112


Machtsmisbruik door SS-leden

Bij de behandeling van een onderwerp als machtsmisbruik moet men een
onderscheid maken tussen twee soorten van misbruik. Enerzijds misbruik
tot financiële verbetering en anderzijds lidmaatschap van de Algemene SS
als rechtvaardiging voor het gebruiken van geweld.
Beide soorten misbruik zijn voorgevallen binnen de Algemene en
Germaanse SS. Reeds eerder hebben we het erover gehad dat Jef François
in West-Vlaanderen een groot aantal SS-mannen uitgesloten had, die in
uniform smokkel dreven Hier zullen we het echter alleen hebben over
bepaalde gevallen waar leden van de Germaanse SS hun lidmaatschap
van deze organisatie gebruikten en beschouwden als een rechtvaardiging
voor het mishandelen van andersgezinden. Het valt op, dat in de gevallen
die ons bekend zijn het nooit ging om geweld per se, maar om gevallen
waar het geweld ook duidelijk kan geplaatst worden in het kader van de
SS-ideologie.

Zo liepen na de Jan Acke-herdenking te Kortrijk, een optocht ter ere van


de uitgever die ongeveer een jaar tevoren vermoord was, verscheidene
klachten binnen bij de politie. Wie op dat moment op straat was werd
door leden van de Germaanse SS fysiek mishandeld en gedwongen met
gestrekte arm het vaandel te groeten en het hoofd te ontbloten. Daar-
naast werden ook mensen uit hun huizen naar buiten gesleept om het
vaandel en de stoet te groeten. De politieverslagen die naar aanleiding
van deze incidenten werden opgemaakt, vermelden verder ook nog dat de
SS-leden die van deze acties beschuldigd werden niet verhoord werden
aangezien zij deel uitmaakten van de Germaanse SS.

In Antwerpen trok een stormbanleider samen met leden van de


Germaanse SS van zijn storm naar een rolschaatsbaan in Leuven en
arresteerde op eigen houtje ongeveer 20 personen die Engelse en
Russische kentekens op hun kledij droegen. Hij voerde ze mee naar
Antwerpen en hield ze daar gedurende één dag in de kelder van het SS-
dienstgebouw. Bovendien dreigde hij hen neer te schieten indien zij niet
bereid waren formulieren te ondertekenen waarmee zij zich opgaven voor
dienst in de Vrijwillige Arbeidsdienst Voor Vlaanderen, de Organisation

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 113


Todt of de Waffen-SS. Aanvallen tegen dergelijke zaken die als "anglofiel"
bekend stonden, kwamen wel vaker voor.

Deze misdrijven bleven echter niet altijd zonder gevolg. Aangezien de


Germaanse SS opgenomen was in het geheel van de SS-structuur, vielen
de leden van de organisatie onder de jurisdictie van het SS-gerecht. De
eerder vermelde stormbanleider van Antwerpen werd door het SS-gerecht
een geldboete van 10.000 frank opgelegd, en werd op vraag van de
Oberfeldkommandant in Antwerpen ontheven van zijn functie. Daarbij
was ook de beoordeling van dergelijke daden de inzet van een strijd
tussen het Militair Bestuur en de SS. Bij het Militair Bestuur was men
van mening dat ook de leden van de Nieuwe Orde-bewegingen de
gewone wetten moesten naleven. De leiders van deze "deutschfreund-
lichen Kreisen" zoals het stuk stelt, waren eerder van oordeel dat dergelijke
acties politiek gerechtvaardigd waren en beschouwden gerechtelijke
vervolging als onverantwoord.

We willen er nogmaals op wijzen dat al deze vormen van geweld, al was


dit niet noodzakelijk door de standaardleiding, stormleiding of dergelijke
meer georganiseerd, passen in de SS-ideologie. Deze gewelddaden waren
geen misdrijven met een zuiver financieel doel, maar waren misdrijven
met een ideologische achtergrond, gericht tegen de politieke vijanden,
zijnde de andersdenkenden. In dit verband willen we er nog op wijzen
dat er ons geen gevallen bekend zijn waar men tegen leden van het VNV
optrad; wel een geval waar leden van storm Gent een vrachtwagen met
kolen voor winterhulp overvallen hadden, waarna zij verklaarden dat het
hun bedoeling was geweest om deze kolen te gebruiken voor de dienst
Voorzorg van de Germaanse SS. De daders werden veroordeeld tot drie
maanden gevangenis.

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 114


De groep rond Verbelen

De acties

De avond van de 4de december 1942 werd in Brussel August Schollen


vermoord, die enkele dagen voordien benoemd was tot stormbanleider
van West-Vlaanderen. De aanslag werd naderhand door de Gewapende
Partizanen opgeëist. De twee vermoedelijke daders en tien gijzelaars
werden enkele uren later door de SD aangehouden en begin 1943
gefusilleerd.
Voor bepaalde personen binnen de Germaanse SS, en voornamelijk een
groep rond Stormbanleider Robert Verbelen, ging deze maatregel niet ver
genoeg. Rond de jaarwisseling 1942-1943 ondernam deze groep dan ook
reeds enkele moordaanslagen op personen die zij mede-verantwoordelijk
achtten. Deze personen waren geen verzetstrijders die rechtstreeks iets
met de dood van Schollen of andere SS-leden te maken zouden gehad
hebben, maar waren personen die door Verbelen moreel verantwoordelijk
werden geacht voor deze aanslagen. Onder hen vier bekende vrijmetse-
laars: gewezen burgemeester van Sint-Joost-ten-Node Georges Pêtre,
generaal op rust Emile Lartigue, schepen van Antwerpen Eric Sasse, en
advocaat aan het Hof van Beroep te Brussel Raöul Engel.
Voor we verdergaan willen we hier toch duidelijk maken dat we het hier
voorlopig niet hebben over de acties uitgevoerd door het Veiligheidskorps
(VK). De acties die we hier bespreken waren meestal kleinschalige acties,
uitgevoerd door een beperkt aantal SS-mannen die Robert Verbelen rond
zich verzameld had. Bij deze acties waren in het totaal een veertigtal
personen betrokken. Men moet hier echter een onderscheid maken
tussen een vaste kern van een tiental personen, en de rest, die slechts bij
enkele acties betrokken was. Voor zover we hebben kunnen nagaan
werden er in de periode voor de creatie van het Veiligheidskorps, 33
acties uitgevoerd door de groep rond Verbelen. Bij de ons bekende acties
waren in het totaal 46 verschillende personen actief (hierbij is geen
rekening gehouden met één geval waarbij hele stormen mee optraden).
Bij deze groep van 46 waren 23 personen die slechts bij één actie
meegedaan hebben. Vijftien anderen hebben dan nog aan 2 tot 5 acties
hun medewerking verleend en slechts een kern van 8 personen was bij

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 115


meer dan 5 acties betrokken. Deze groep wordt af en toe met de naam
"stootgroep Verbelen" of Polizeizug Verbelen aangeduid. Beide namen zijn
ons inziens echter ietwat ongelukkig gekozen en wekken een verkeerde
indruk. Deze termen suggereren dat het zou gaan om een kleine groep
goedgetrainde personen. Dit was echter niet het geval. Het zou verkeerd
zijn om hetzij bij deze vaste kern, hetzij bij de grotere groep van 46 de
term "stoottroep" te gebruiken. De term "stoottroep" suggereert immers
een zeker professionalisme dat bij deze groep zeker niet aanwezig was.
Het ging hier niet om een kleine groep die speciale moordtechnieken
aangeleerd kreeg; méér dan de gebruikelijke scholing te Schoten zullen de
leden van deze "stoottroep" hoogst waarschijnlijk niet meegemaakt
hebben. Wanneer men de processtukken doorneemt valt namelijk vooral
het amateurisme op waarmee de aanslagen voorbereid en uitgevoerd
waren. Regelmatig ging het bijvoorbeeld niet verder dan een moord-
poging. De intentie om te doden was er wel (in bepaalde gevallen werden
tevergeefs drie verschillende plaatsen aangedaan vooraleer naar de
thuisbasis terug te keren), maar het slachtoffer was of die avond niet thuis
of was al lange tijd verhuisd (één van de uitgekozen slachtoffers leefde al
sedert een jaar of twee in Engeland). In één geval was er zelfs een Duitse
wachtpost.

Alhoewel we het hier zoals gezegd niet hebben over de acties uitgevoerd
door het Veiligheidskorps, moeten we toch duidelijk maken dat er ook na
de creatie van het VK nog enkele acties uitgevoerd werden die de stempel
dragen van het vroegere "werk" van Robert Verbelen. Hiermee bedoelen
we dat ook na mei 1944 nog acties werden uitgevoerd door een onge-
üniformeerde, kleine groep personen. Deze personen zijn dezelfden als
die we eerder ontmoet hebben rond Verbelen voor de creatie van het VK.
Het belangrijkste criterium dat we hier gebruiken om de acties van het
Veiligheidskorps van de rest te scheiden, is dat de acties van het Veilig-
heidskorps in alle openheid gebeurden. Dit was totaal anders bij de
aanslagen uitgevoerd onder leiding van Verbelen voor het VK bestond.
Deze werden immers voor het overgrote deel uitgevoerd door SS-mannen
in burgerkledij.
Een bijzonder geval is wel de actie van 28 februari 1944 te Vorst. In deze
nacht werden door personen uit de groep rond Verbelen verschillende

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 116


acties uitgevoerd. De actie die op die avond te Vorst werd uitgevoerd,
onderscheidde zich echter van de andere die dezelfde nacht werden
uitgevoerd (en eigenlijk van alle voorgaande en van acties die nog zouden
volgen) door de deelname aan deze actie van onder andere de
verschillende stormbanleiders (uitgezonderd stormbanleider Bachot) en
de standaardleider van de Germaanse SS. Bij deze actie werd het
politiekantoor te Vorst vernield en werden verschillende agenten
vermoord. Volgens één van de betrokken officieren was het de
oorspronkelijke bedoeling om de boel klein te slaan, maar zonder de
agenten te vermoorden. Het is pas nadat enkelen van hen reeds buiten
waren dat Verbelen standaardleider van Dijck zou aangezet hebben om
op de agenten te schieten. Nog steeds volgens deze officier, was het de
bedoeling van Verbelen om het officierskorps van de Germaanse SS te
compromitteren. Alhoewel we hier voornamelijk op de getuigenissen van
de betrokken officieren moeten afgaan (de overlevende agent werd op het
proces van Verbelen in Wenen hierover niet ondervraagd), lijkt deze
verklaring niet onwaarschijnlijk. We hebben reeds vermeld dat Verbelen
vanwege het Militair Bestuur helemaal niet de steun had betreffende deze
aanslagen die hij later claimde gehad te hebben. Het is dan ook niet
onmogelijk dat, om zich in te dekken tegen eventuele gerechtelijke
vervolging, Verbelen ook de andere officieren van de Germaanse SS bij
zijn acties wilde betrekken. Het zou voor het Militair Bestuur immers
gemakkelijker geweest zijn één SS-officier voor misdrijven te vervolgen
dan de gehele leiding van de Germaanse SS in Vlaanderen. Bovendien
zou er onder de "gewone" groep rond Verbelen die normaal gezien bij
dergelijke acties betrokken werd, een ongeschreven afspraak bestaan
hebben dat iedereen die aan een actie deelnam ten minste één schot loste,
zodat niemand zich later aan zijn verantwoordelijkheid kon onttrekken.

De slachtoffers

Zoals blijkt uit het feit dat onder de eerste slachtoffers van de groep rond
Verbelen vier vooraanstaande vrijmetselaars waren die eigenlijk niets met
de acties uitgevoerd door het verzet te maken hadden, werd het begrip
"vijand" als aanduiding voor wie men zou aanpakken, zeer ruim
geïnterpreteerd. Onder de slachtoffers waren dan ook vermeende

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 117


communisten, mensen die men ervan verdacht bij een aanslag bij hen in
de buurt betrokken te zijn geweest, of personen die de begrafenis van een
Waffen-SS'er verstoord hadden, maar ook een deserteur uit het NSKK.
Ook vooraanstaande personen uit juridische en economische kringen
werden het slachtoffer van de groep rond Verbelen, zoals Alexander
Galopin, gouverneur van de Société Générale, en Paul Thoreau, directeur
bij Sofina, en zijn privé-secretaris Staatge. Enkele belangrijke personen
uit juridische kringen zoals Secretaris-generaal voor justitie de Foy, de
Procureur-generaal van het Hof van Beroep te Brussel Charles Collard,
en de erevoorzitter van het Hof van Cassatie te Brussel Jamard, kregen
ook het bezoek van de groep rond Verbelen, maar waren die avond niet
thuis of weigerden open te doen.

Reactie van de militaire overheid

Op zijn proces in Wenen heeft Robert Verbelen altijd volgehouden dat


het Militair Bestuur volledig op de hoogte was van de acties die hij en
zijn groep uitvoerden, en dat zij hier geen probleem mee hadden. Dit is
eerder onwaarschijnlijk omdat, zoals we reeds eerder gezien hebben, men
bij het Militair Bestuur van mening was dat ook de leden van de Nieuwe
Orde-bewegingen de gewone wetten moesten naleven, en men er daar
niet voor terugschrok om leden van deze organisaties die het recht in
eigen handen namen, te bestraffen. Het feit dat de groep rond Verbelen
ook regelmatig samenwerkte met de Sicherheitspolizei te Brussel en
duidelijk de steun had van het SS- und Polizeigericht maakte het voor het
Militair Bestuur ook niet makkelijker Verbelen te straffen. Voor zover we
hebben kunnen nagaan is geen enkele van de betrokkenen bij deze acties
ooit voor deze daden vervolgd door het Militair Bestuur. Wel had
Jungclaus enkelen onder hen verplicht naar Duitsland te vertrekken,
aangezien de Feldgendarmerie uit Gent vernomen had dat zij betrokken
waren in de aanslagen van 28 februari 1944 en zij bijgevolg gevaar liepen
aangehouden te worden. Onder hen was ook stormbanleider Pasques, die
kort nadien Vlaams referent te Berlijn werd voor de Germaanse storm-
bannen. Jungclaus had niet enkel weet van deze acties, het werd aan zijn
oordeel overgelaten om de beslissing te nemen om zaken waar SS-leden
bij betrokken waren, al of niet bij het SS-gerecht aanhangig te maken.

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 118


Doorstroming van SS-leden naar wachtgroepen

Allereerst was er de SS-wacht Sint-Truiden. Deze eenheid verzorgde


voornamelijk de wacht op het vliegveld van Sint-Truiden. Wie tot deze
SS-wacht wilde toetreden moest lid worden van de Germaanse SS.
Alhoewel deze eenheid dus enkel uit SS-leden bestond, stond de
organisatie zelf niet onder SS-gezag, maar stond vanaf einde 1941 onder
bevel van de Bauleitung der Luftwaffe. Niettemin werd de eenheid als een
SS-eenheid beschouwd en werd binnen de Germaanse SS hier in
redelijke mate voor geworven.
Alhoewel de organisatie geboren was uit een lokale nood, namelijk
bewaking van het vliegveld, zal binnen de SS waarschijnlijk wel de stille
hoop bestaan hebben dat deze groep zou uitgroeien tot volwaardige
wacht-eenheid die een tegengewicht kon vormen voor de "Vlaamsche
Wacht", een organisatie die eerder in VNV-vaarwater zat. Tot echte
pogingen om de SS-wacht Sint-Truiden tot een dergelijke omvang uit te
bouwen is het blijkbaar niet gekomen. Deze eenheid bleef zeer beperkt
van omvang. In juni 1943 werd deze wachtgroep samengevoegd met de
SD-wacht (die onder meer instond voor de bewaking van de kazerne
Dossin te Mechelen en het kamp van Breendonk) en het Wachtkorps
Nordland. Deze nieuwe eenheid kreeg de naam DeVlag-Wachtkorps.

Naast deze speciaal voor bewakingsdiensten opgeleide groepen, waarvan


een groot deel onder hen waarschijnlijk wel lid was van de Germaanse SS
maar die dus niet onder het gezag van de Germaanse-SS leiding
ressorteerde, werden soms ook gewone SS-stormen voor beperkte
bewakings- en opsporingsopdrachten in hun streek ingezet. In Kortrijk
bijvoorbeeld bewaakten leden van de storm samen met leden van de
Fahndungsdienst opgespoorde werkweigeraars die samengebracht waren in
de stadsbibliotheek. Het uitvoeren van dergelijke bewakingsopdrachten
of het meehelpen bij arrestaties, gebeurde normaal gezien in samen-
werking of na overleg met de plaatselijke militaire of politionele overheid.
In de zomer van 1944 werd de Germaanse SS tenslotte gedeeltelijk
bewapend. De verschillende stormen kregen vanwege de standaardleiding
elk een aantal geweren om onder hun leden te verspreiden. We mogen
echter aannemen dat het grootste deel van diegenen die de behoefte

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 119


voelden om een wapen te bezitten, reeds over een wapen beschikte. Voor
het bezit van een wapen was wel een Waffenschein nodig dat uitgereikt
werd door het Militair Bestuur, maar vaak werd dit bekomen zonder dat
men vragen stelde over de afkomst van het wapen. Bovendien was men er
midden 1943 reeds in geslaagd om bij het Militair Bestuur te bekomen
dat, zoals dat ook bij de Duitse soldaten het geval was, enkel nog de
Feldgendarmerie en niet meer de Belgische politie de leden van de
Germaanse SS op wapenbezit mocht controleren,

Deelname aan razzia's tegen het verzet

In tegenstelling met de hiervoor besproken acties waar in het totaal


slechts enkele stormen of delen van stormen bij betrokken waren, nam de
Germaanse SS in de laatste maanden voor de bevrijding van tijd tot tijd
ook min of meer als geheel deel aan enkele politionele acties, meer in het
bijzonder aan razzia's tegen het verzet. Net zoals de oprichting van het
Veiligheidskorps, was ook de samenwerking van de Germaanse SS met de
Sipo-SD een maatregel die men meende te moeten nemen naar
aanleiding van aanslagen die uitgevoerd werden door het verzet. Ook wat
omvang van de actie en ingezette middelen betreft, onderscheidden deze
razzia s zich van de hiervoor besproken acties. Bij bepaalde gelegenheden
traden, naast het Veiligheidskorps met hierbij dus Germaanse SS en de
SD, ook eenheden van de Zwarte Brigade en de Feldgendarmerie op. Bij
sommige van deze acties werd een heel dorp omsingeld, waarna men de
inwoners verzamelde en controleerde. Dat dit vaak op een niet erg
vreedzame manier gebeurde hoeft waarschijnlijk niet te verbazen.

Aanslagen, fysiek geweld en politionele acties 120


Hoofdstuk 6

De leden van de Algemene en Germaanse


SS Vlaanderen: achtergronden

Inleiding

Om een beter beeld te krijgen van wie zich aansloot bij de Algemene en
Germaanse SS hebben we onderzoek verricht naar drie verschillende
aspecten, namelijk de leeftijd, de burgerlijke stand en de sociale
achtergrond van leden van de organisatie. Helaas is er nog onvoldoende
materiaal voorhanden om de gegevens die we verzameld hebben te
vergelijken met die van andere organisaties zoals bijvoorbeeld de Dinaso
Militanten Orde van het Verdinaso of de Zwarte Brigade van het VNV.
In ons onderzoek hebben we ons voorlopig toegespitst op de leden van
twee Oost-Vlaamse stormen, namelijk Gent en Aalst. De keuze voor deze
twee stormen werd bepaald door het beschikbaar materiaal. Alhoewel we
in totaal beschikken over de namen van ongeveer 700 SS-leden, waren
enkel voor Gent en Aalst voldoende gegevens voorhanden om een groep
samen te stellen waarvan het aantal personen t.o.v. de waarschijnlijke
sterkte van hun storm procentueel hoog genoeg was om tot op zekere
hoogte representatief te zijn voor de gehele storm.

De leeftijdsstructuur
Een eerste groep waarnaar we onderzoek verricht hebben, bestaat uit de
leden die aangesloten waren bij storm Gent. We hadden genoeg materiaal
om 129 leden met zekerheid te identificeren. Het ging hier zowel om SS-
mannen en leden van het Vlaanderen-Korps, als om Beschermende
Leden. De gegevens die wij hier verwerkt hebben, zijn echter enkel die
van leden die wel aangesloten waren bij storm Gent en die ook in Gent
woonden. Leden afkomstig uit troep Wetteren of troep Eeklo, beide

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 121


troepen die onder storm Gent vielen, zijn dus niet in deze structuur
opgenomen.
Bij ons onderzoek naar de leeftijdsstructuur hebben we een onder-
verdeling gemaakt tussen actieve SS-leden, dit zijn zowel SS-mannen als
leden van het Vlaanderen-Korps, en Beschermende Leden. Dit
onderscheid hebben we voornamelijk gemaakt om meer informatie te
verkrijgen over de Beschermende Leden. Was het feit dat men
Beschermend Lid was een bewuste keuze, of was dit eerder omdat men te
oud was om actief aan de oefeningen deel te nemen? We hebben de
gegevens genoteerd op basis van de geboortedata van de leden van onze
doelgroep, die we in leeftijdscategorieën ingedeeld hebben met een
onderverdeling om de vijf jaar. Enkel voor de groep waarin de oudste
leden vermeld staan, hebben we deze groep uitgebreid tot een periode
van 26 jaar, aangezien het aantal SS-leden dat in deze categorie viel zeer
klein was. De hoogte van de kolommen geeft het procentueel aandeel
weer dat het aantal leden van de genoemde leeftijdscategorie vertegen-
woordigt t.o.v. elke groep afzonderlijk, zijnde 29 actieve leden en 100
Beschermende Leden. Naar schatting heeft het aantal actieve SS-leden in
Gent tijdens de gehele oorlog ongeveer een 100 tot 150 man bedragen.
De grafische weergave van deze gegevens geeft het volgende resultaat.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 122


Om deze resultaten in zekere mate in een perspectief te kunnen plaatsen,
hebben we een identieke leeftijds structuur gemaakt van SS-leden van
storm Aalst. Voor Aalst hebben we echter geen onderverdeling in actieve
SS en Beschermende Leden gemaakt, aangezien het bijna allen actieve
SS-leden waren. Voor de analyse van storm Aalst beschikten we over 39
namen. Hoogstwaarschijnlijk zal storm Aalst echter niet diezelfde
omvang gehad hebben als storm Gent en zal het ledenaantal gedurende
de hele oorlog ongeveer 50 tot.80 man bedragen hebben. De grafische
verwerking van de gegevens van storm Aalst geeft het volgende resultaat.

Opvallend is in elk geval dat het aandeel van de groep die bij het uit-
breken van de oorlog maximaal 25 jaar oud was, in Aalst veel groter was
dan in Gent. In Gent was ongeveer 60% van de leden (zowel actieve SS
als Beschermende Leden) ouder dan 25 jaar toen de oorlog uitbrak, in
Aalst was dit ongeveer 30%.
Het is niet onmogelijk dat de relatief hoge leeftijd van de leden van
storm Gent mede bepaald wordt door het feit dat storm Gent misschien
meer vrijwilligers voor de Waffen-SS en het Vlaams legioen geleverd heeft
dan storm Aalst, en dat dit mede verklaart waarom de groep jongeren bij
storm Gent zo laag ligt. Een onderzoek naar de Limburgse vrijwilligers in
de Waffen-SS en het Vlaams legioen heeft uitgewezen dat de gemiddelde
leeftijd van de verschillende lichtingen Limburgse Oostfrontvrijwilligers

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 123


tussen de 22 jaar en 23 jaar lag, met uitzondering van de eerste lichting
voor het Vlaams Legioen waar de gemiddelde leeftijd rond de 26 jaar lag.
Wanneer we naar de leeftijd kijken van diegenen onder hen die lid waren
van de Algemene SS of Germaanse SS, zien we dat ook het grootste deel
van de vrijwilligers afkomstig uit de Algemene SS het patroon volgt dat
ook voor het totaal van de vrijwilligers geldt (zie onderstaande figuur).

Alhoewel we dus bij de relatief kleine groep jongeren (als hiertoe


behorend beschouwen we de groep die ten hoogste 25 jaar was bij het
uitbreken van de oorlog) van storm Gent er rekening moeten mee
houden dat een deel van vooral de jongere SS-leden zich zullen gemeld
hebben voor de Waffen-SS en het Vlaams Legioen, blijft toch de
vaststelling dat zowel in Aalst als in Gent het aantal "oudere" leden
aanzienlijk was. Bovendien is het natuurlijk zo dat als jongere leden zich
inderdaad eerder zullen aangemeld hebben voor het Oostfront, zij ook
slechts een kortere tijd in de Algemene of Germaanse SS actief zullen
geweest zijn.
Ook wat betreft de leeftijdsstructuur van de Beschermende Leden uit
Gent kunnen we toch bepaalde besluiten trekken. Uit onze analyse blijkt
immers duidelijk dat Beschermende Leden niet enkel mensen waren die
te oud waren om lid te zijn. Bij onze besluiten moeten we er ook

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 124


rekening mee houden dat de scheiding tussen Beschermende Leden en
actieve SS niet noodzakelijk zo strikt is als men zou denken. Zoals reeds
vermeld, was er wel een duidelijk onderscheid tussen de rechten en taken
van de actieve SS-mannen en de Beschermende Leden, maar werden ook
SS-leden die men bij de leiding liever kwijt dan rijk was, soms over-
geheveld naar de afdeling van de Beschermende Leden. Waarschijnlijk zal
dus ook een deel van deze Beschermende Leden voorheen een functie
bekleed hebben als actief SS-man.
Hoe kleinschalig ons onderzoek naar de leeftijdsstructuur van de leden
van de Algemene en Germaanse SS ook geweest is, onze vaststelling dat
wat de leeftijd van de leden betreft de Algemene en Germaanse SS zeker
geen voortgezette jeugdbeweging geweest is, betekent toch dat er verder
onderzoek vereist is naar de politieke afkomst van de leden. Het grootste
deel van de leden zullen dus geen jongeren geweest zijn die misschien
voor de oorlog in één of andere jeugdbeweging hebben gezeten, maar
eerder mannen die voor de oorlog al lid konden zijn van één of andere
partij of militie. Des te meer vraagt dit onderwerp verder onderzoek
omdat verschillende oud-leden van de organisatie tegenover ons
verklaarden dat in de stormen waar zij actief waren het aantal personen
dat voor de oorlog van geen enkele partij of militie lid was, toch een niet
onbelangrijk deel uitmaakte. Ook bevestigden zij dat in hun stormen het
aantal jongeren eerder beperkt was.

Een analyse op basis van de burgerlijke stand

Voor dit deel van ons onderzoek hebben we ons geconcentreerd op de


leden van storm Gent, en hebben we geen onderscheid gemaakt tussen
actieve leden en Beschermende Leden. Een eerste onderverdeling die we
gemaakt hebben is of de leden van storm Gent gehuwd of ongehuwd
waren. Het aantal gescheiden mannen was te beperkt om weer te geven.
Bij de verwerking van de gegevens werd elke leeftijdscategorie beschouwd
als 100% en wordt dus per leeftijdscategorie getoond hoeveel procent van
de leden gehuwd, respectievelijk ongehuwd waren. De grafische
verwerking van deze gegevens geeft de volgende figuur.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 125


Wanneer we deze resultaten vergelijken met een indeling van de
mannelijke inwoners van Gent naar leeftijdsgroepen en burgerlijke stand
volgens de volkstelling van 1930, blijkt dat bij onze referentiegroep iets
meer ongehuwden waren dan het Gentse gemiddelde. Op het totaal van
129 stormleden vormde het aantal ongehuwden 32%.
Wanneer we deze cijfers vergelijken met de gegevens van de Limburgse
vrijwilligers voor de Waffen-SS en het Vlaams Legioen, blijkt een
duidelijk verschil. Onder deze vrijwilligers was bijna 75% ongehuwd.
Wanneer we bij de leden van storm Gent nog eens een verdere opdeling
maken naar het aantal kinderen dat het gezin van de SS-man in kwestie
telde en deze gegevens in absolute cijfers uitdrukken, komen we tot het
volgende resultaat.

Ongehuwd: 42
Gehuwd, geen kind: 33
Gehuwd, 1 kind: 31
Gehuwd, 2 kinderen: 11
Gehuwd, 3 kinderen: 7
Gehuwd, 4 kinderen en meer: 5

Het grootste deel van de SS-leden was dus gehuwd, maar het aantal SS-
leden met kinderen was in de minderheid.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 126


Sociale achtergrond

Voor het verkrijgen van gegevens betreffende de sociale achtergrond van


SS-leden hebben we ons voor storm Gent gebaseerd op de beroepen
vermeld in de volkstelling van 1931-1947.

We hebben hier ook de beroepen van de leden van storm Aalst vermeld,
aangezien we het creëren van een algemene indruk van de beroeps-
sectoren waaruit de SS-mannen kwamen, wilden laten primeren op een
strikte beroepsindeling per storm. Bovendien bleek de onderverdeling per
beroepsgroep van storm Aalst duidelijk het patroon van storm Gent te
volgen.

In bepaalde gevallen stonden in de bevolkingstelling per persoon


verschillende beroepen opgegeven. Omdat het er ons zoals gezegd om te
doen was een algemene indruk te krijgen vanuit welke beroepssectoren
de leden van de Algemene en Germaanse SS kwamen, hebben we ervoor
gekozen deze verschillende beroepen samen op te nemen, liever dan een
keuze te moeten maken door één beroep op te geven. Wanneer
verschillende beroepen opgegeven werden, bleef het opleidingsniveau dat
men kan veronderstellen vereist te zijn voor het uitoefenen van de arbeid
meestal gelijk of daalde dit een beetje; duidelijke gevallen van sociale
promotie hebben we niet aangetroffen.

Onder "arbeiders" hebben we naast diegenen die als zodanig genoteerd


stonden in de bevolkingstelling, ook die personen ondergebracht wiens
aard van arbeid veronderstelt dat zij werkzaam zijn in een onderneming.
Onder "ambachtelijke beroepen" hebben we diegenen ondergebracht die
hun arbeid als zelfstandige konden uitoefenen. We hebben niet kunnen
uitmaken of het hier om zelfstandigen ging of om personen die in
loondienst stonden.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 127


In absolute cijfers uitgedrukt gaf dit het volgende resultaat:

ZONDER BEROEP: 1 snijder: 1


BEROEP NIET GEKEND: 10 stoker: 1
vlasbewerker: 3
BEDIENDEN werkman: 1
bediende: 10 zeeman: 2
bureelbediende: 1 ------------------------------
expert boekhouder: 1 Totaal: 70
hotelbediende: 5
nijverheidsbediende: 1 ONDERNEMERS
opsteller: 2 EN HANDELAARS
rekenplichtige: 2 bedrijfsleider: 1
staatsbediende: 1 bouwkundige: 1
------------------------------ conducteur van werken: 2
Totaal: 23 dagbladverkoper: 3
handelaar: 6
ARBEIDERS handelsagent: 1
arbeider: 10 handelsreiziger: 4
autogeleider: 15 handelsvertegenwoordiger: 1
binnenknecht: 1 melkuitvoerder: 1
blikslager: 1 nijveraar: 1
boodschapper: 1 ondernemer: 1
cinemabediende: 2 ondernemer van vervoer: 2
dagloner: 2 schoenfabrikant: 1
fabrieksarbeider: 1 vertegenwoordiger: 1
fabriekswerker: 4 verzekeringsagent: 1
katoenbewerker: 6 vishandelaar: 1
knecht: 1 voerman: 1
letterzetter: 1 ------------------------------
loonboekhouder: 1 Totaal: 29
magazijnier: 2
metaalbewerker: 3 VRIJE BEROEPEN
metser: 1 advocaat: 1
mijnwerker: 1 ------------------------------
paswerker: 7 Totaal: 1
plaatwerker: 1
restaurateur: 1

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 128


KUNSTENAARS meubelpolierder: 1
beeldhouwer: 1 optieker: 1
kunstschilder: 3 pasteibakker: 1
toneelspeler: 1 plafonneerder: 2
------------------------------ schilder: 4
Totaal: 5 schoenmaker: 1
schrijnwerker: 2
BEROEPEN NA steenkapper: 1
HOGERE STUDIES stoelenmaker: 1
technieker: 1
doctor in de scheikunde: 1 timmerman: 2
onderwijzer: 1 velomaker: 1
scheikundige: 1 vellenbewerker: 1
------------------------------ vervenmaker: 1
Totaal: 3 werktuigkundige: 2
werktuigmaker: 1
AMBACHTELIJKE BEROEPEN ------------------------------
Totaal: 55
bakker: 1
beenhouwer: 2 BEROEPSMILITAIREN
boekbinder: 2
chocoladebewerker: 1 officier Waffen-SS: 1
elektricien: 2 beroepsvrijwilliger: 1
elektrieker: 2 rijkswachter: 1
fotograaf: 2 Vlaamse Wacht: 1
garneerder: 2 fabriekswacht: 1
haarkapper: 1 ------------------------------
kadermaker: 2 Totaal: 5
ketelsmid: 1
lijstenmaker: 1 PAS AFGESTUDEERD
loodgietersgast: 2 OF ZONDER BEROEP
matrassenmaker: 1
mekanicien: 1 student: 3
mekanieker: 6 scholier: 4
meubelgarnierder: 1 ------------------------------
meubelmaker: 2 Totaal: 7

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 129


Uit deze gegevens blijkt zeer duidelijk dat er een grote vertegen-
woordiging was van laaggeschoolden. De grootste groep wordt duidelijk
gevormd door de arbeiders, gevolgd door de beoefenaars van
ambachtelijke beroepen.
Alhoewel we hier geen onderverdeling gemaakt hebben tussen actieve SS
en Beschermende Leden, blijkt hieruit dus ook duidelijk dat de
Beschermende Leden-afdeling niet enkel bestond uit leden van de
"hogere sociale klassen". Wel was het zo dat het merendeel van de onder
de categorie "ondernemers en handelaars" vermelde personen enkel
Beschermend Lid waren.

Alhoewel verder onderzoek uiteraard vereist is, lijkt hier toch duidelijk
een verschil geweest te zijn met de Nederlandse Beschermende Leden-
afdeling. Volgens een opgave van de Germaanse SS in Nederland uit mei
1944 oefenden er van de 3672 Beschermende Leden die er op dat
moment waren, 622 geen beroep uit. Het merendeel hiervan zullen
waarschijnlijk vrouwen geweest zijn. De grootste beroepsgroepen waren:
kantoorpersoneel (408), kooplieden (283) en ambtenaren (327). De
andere beroepscategorieën haalden de honderd niet (artsen: 54,
advocaten:19).

In de Duitse Allgemeine-SS van voor de oorlog, week de beroepsverdeling


niet veel af van die van de gehele Duitse bevolking. Duidelijk over-
vertegenwoordigd waren wel de handelssector (18% tegen 9% van de
bevolking), ongeschoolde arbeiders (8% tegen 3%) en ambtenaren (10%
tegen 5%). sterk ondervertegenwoordigd waren de vrije beroepen (1%
tegen 6%) en de agrarische sector (10% tegen 22%).

Ook hier hebben we weer het probleem gehad dat er voorlopig eigenlijk
nog geen onderzoek geweest is naar de sociale achtergronden van leden
van bijvoorbeeld de Zwarte Brigade of de Dinaso Militanten Orde. Het
is dus praktisch onmogelijk om vast te stellen of het opleidingsniveau van
de leden van de Algemene en Germaanse SS vergelijkbaar is met dat van
leden van andere dergelijke organisaties, of dat dit integendeel hiermee
contrasteert.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 130


Uiteraard kunnen we hier ook geen causale verbanden leggen. Behoorden
de meeste leden van storm Gent en storm Aalst tot wat men de
"laaggeschoolden" kan noemen, zo was dit ook het geval voor Gentenaars
in de Internationale Brigaden die in de Spaanse burgeroorlog gevochten
hadden, en die dus eerder tot de andere kant van het politieke spectrum
behoorden. Bovendien is het natuurlijk zo dat, alhoewel deze groep
procentueel gezien een grote vertegenwoordiging kende binnen de
Algemene en de Germaanse SS, de groep SS-leden t.o.v. het totaal aantal
in Gent werkzame laaggeschoolden slechts een miniem deel zal omvat
hebben. Men mag dus zeker ook de persoonlijke motivatie van de leden
niet uit het oog verliezen.

De leden van de Algemene en Germaanse SS Vlaanderen: achtergronden 131


Besluit

Wanneer we een eindbalans willen opmaken over de Algemene en


Germaanse SS in Vlaanderen, moeten we ons inziens twee verschillende
aspecten onderscheiden. Ten eerste is er de vraag hoe men de rol en de
positie van de Algemene en Germaanse SS in de politieke strijd tijdens de
bezetting moet plaatsen. Ten tweede is er de vraag hoe men de Algemene
en Germaanse SS als organisatie op zich moet evalueren.

Zoals duidelijk gebleken is, was de Algemene SS niet opgericht om de


verwezenlijking van een eigen programma na te streven, maar om mee te
helpen de doelstellingen van de SS-leiding te Berlijn te verwezenlijken.
We mogen hier de term "collaboratiebeweging" dan ook zeer letterlijk
gebruiken. Niet alleen heeft de organisatie enkel gedurende de bezetting
bestaan, maar het idee van de SS-leiding achter de oprichting was
duidelijk: van de Algemene SS een organisatie te maken die op
verschillende vlakken zou samenwerken, zou collaboreren, met de
verschillende SS-diensten. In de beginfase betekende dit dat de Algemene
SS het instrument was waarlangs de SS-leiding in Vlaanderen de
politieke gang van zaken in Vlaanderen mee trachtte te bepalen. Al gauw
bleek echter dat de Algemene SS hiervoor niet de aangewezen organisatie
was; bijgevolg trachtte de SS-leiding het doel te bereiken via een andere
weg, namelijk door het steunen van de DeVlag, een organisatie die de
politieke strijd vanaf midden 1942 eigenlijk definitief van de Algemene
SS overnam. De Algemene SS werd toen, vooral vanaf de omvorming tot
Germaanse SS, meer een recruteringsbasis voor de Waffen-SS. Op
politiek vlak heeft de Algemene en Germaanse SS dus zeker niet datgene
bereikt wat de SS-leiding op het oog had toen ze in Vlaanderen een
Algemene SS liet oprichten.

Hoe moet men nu de organisatie op zich evalueren? Het zou verkeerd


zijn hier te zeggen dat de organisatie een succes geweest is, maar de
Algemene en Germaanse SS in Vlaanderen als een totale mislukking
voorstellen is eveneens onjuist. In elk geval is de Algemene en Germaanse

Besluit 133
SS er niet in geslaagd de numerieke sterkte te verwerven die de SS-leiding
graag gezien had. Bovendien greep er binnen de organisatie een gestage
ontvolking plaats, niet in de laatste plaats door het afstaan van leden aan
de Waffen-SS. Het is precies op dit vlak dat de Algemene en Germaanse
SS een gematigd succes te noemen is. Het patroon dat we hier zien,
namelijk het verlies van leden ten voordele van de Waffen-SS, is een beeld
dat we ook in de Algemene en Germaanse SS-eenheden in de andere
Germaanse gebieden zien, Duitsland inbegrepen. Door de ideologische
uitgangspunten kon een dergelijke organisatie in oorlogstijd, en vooral
vanaf het moment dat de nood aan frontsoldaten groter werd, niet
uitgroeien tot een succes aangezien haar beste krachten per definitie aan
het front moesten staan.

Besluit 134
Bibliografie
1. Bronnen

1.1 Mondelinge Bronnen

1.1.1 Eigen interviews


Interview I NSVAP, VvND, ASSVL, GSSVL, 23.01.1993
Interview II DMO, GSSVL (standaardleider), 16.12.1992,
Interview III ASSVL, GSSVL, Waffen-SS, 21 05.1993
Interview IV ASSVL, Waffen-SS, 08.07.1993
Interview V Verdinaso jeugd, ASSVL, GSSVL, 12.12.1992
Interview VI GSSVL, Waffen-SS, (stormleider) 02.04.1993
Interview VII Verdinaso, GSSVL (stormbanleider), l.7.02.1993.
Interview VIII DMO, Waffen-SS, GSSVL, (stormbanleider), 09.03.1993
Interview IX DMO, ASSVL, GSSVL, Waffen-SS, (stafschaarleider)
14.05.1993
Interview X ASSVL, Waffen-SS, 12.03.1993
Interview XI ZB, ASSVL, Vlaamse Wacht, Waffen-SS, 24.03.1993

1.1.2. Interviews afgenomen door anderen


- Interview Jef François afgenomen door Koen De Scheemaker en Frans-Jos
Verdoodt op 5 december 1987, neergelegd in het ADVN als VABK 35/1
& 35/2.
- NSGWO II, Interview Wim Meyers met Tony Van Dijck op 09.08.1988,
cassettes 48 & 49, p.10.

1.2 Onuitgegeven bronnen

1.2.1 Bundesarchiv Koblenz


- NS 1 vorl. 524
- NS 9/vorl. 20
- NS 9/179
- NS 19 (neu) 1539
- NS 19 (neu) 1541
- NS 19 (neu) 1547
- NS 19 (neu) 1548

Bibliografie 135
- NS 19 (neu) 1550
- NS 19 (neu) 1564
- NS 19 (neu) 2140
- NS 19 (neu) 2455
- NS 19 (neu) 2458
- NS 19 (neu) 2880
- NS 19 (neu) 3565
- NS 19 (neu) 3647
- NS 19 (neu) 3808
- NS 19 (neu) 3852
- NS 19 (neu) 3987
- NS 21/935
- NS 21/938
- NS 31/74
- NS 31/75
- NS 31/96
- NS 31/141
- NS 31/142
- NS 31/375
- NS 31/407
- NS 31/413
- NS 31/455

1.2.2 Berlin Document Center


- Documenten betreffende Theo Pasques
- Documenten betreffende Herman van de Walle
- Documenten betreffende Jozef van Ackere
- Documenten betreffende Raf Van Hulse
- Documenten betreffende Clemens Tréfois

1.2.3 Navorsings- en Studiecentrum voor de Geschiedenis van de Tweede


wereldoorlog, Brussel
- C 1, archief DeVlag
- Documenten Jans
- Justitie (code B) 11, Processtukken i.v.m. Robert Verbelen
- Meldungen Sipo-SD aus Belgien und Nordfrankreich
- Papieren Daniel Vercauteren
- GRMA, T-175, R.56, R.68, R.71, R.74, R.77, R.80, R.119, R.126, R.463

Bibliografie 136
- BDC, Documenten betreffende Jef François
Documenten betreffende René Lagrou
Documenten betreffende Karl Leib
Documenten betreffende Jef Van de Wiele
Documenten betreffende Herman Van Puymbrouck
Documenten betreffende Tony Van Dijck
Documenten betreffende Robert Verbelen
- Série C, partis politiques
- Série F, Mouvements de jeunesse
- Série G, Formations Militaires de collaboration
- Tätigkeitsberichte der Militärverwaltung

1.2.4 Koninklijk Legermuseum, Brussel


- A 34, Fonds Rhodius, Rapporten 2de Directie

1.2.5 Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven, Antwerpen


- Dossier L 137, René Lagrou
- Dossier W 4895, Germaanse Werkgemeenschap Vlaanderen
- Dossier R 7835, Pol Le Roy
- Dossier J 33603, Vlaamsche Jeugd
- Dossier R 702, Robert Van Roosbroeck
- Dossier A 3828, NSVAP
- Dossier P 9746, Herman Van Puymbroeck
- Dossier A 1834, Jan Acke
- Dossier A 38395, Vlaams-Duitse Arbeidsgemeenschap
- Dossier B 7458, Borms-commissie
-Dossier H 908, Raf Van Hulse
- Dossier L 212, Jef De Langhe
- Dossier P AA64 Algemeene SS-Vlaanderen

1.2.6 Archief en Documentatiecentrum voor het Vlaams nationalisme


- 87/82 doos 230 nr. 35 Cyriel Verschaeve
nr. 27 Ward Hermans
- 90/39 doos 403 nr. 212 Nationaal Socialistische beweging Vlaanderen
nr. 214 Nationaal-Socialistische Vlaamse Arbeiderspartij
- 88/305 doos 244 nr. 2 Antwerpen, SS-proces
- 89/33 doos 264 nr. 1.4 Pol Le Roy
nr. 1.14 Oostfront

Bibliografie 137
1.2.7 Archief BRTN
koll. 233, documenten voorzorg
koll. 235.1 Alg.SS Vlaanderen-Wachtbrigade St. Truiden
koll. 235.2 Alg.SS en DeVlag-Limburg (groep Neerpelt)
koll. 235.3 Algemene SS Vlaanderen-stormban Antwerpen
koll. 235.4 Algemene Schut-Scharen Vlaanderen

Scenario's BRTN-reeksen
- paramilitaire collaboratie
- Englandspiel
- De kollaboratie
- "De stroomversnelling" november 40-augustus 41
- "Op weg naar de Anschluss" september 41-eind 42
- In de ban van de SS
- De Algemene SS Vlaanderen
- Politiediensten
- Abwehr: - Englandspiel
- Prosper De Zitter
-Sipo-SD - Ciney
- Vergelding: - terreur over Hageland
- Het Limburgs drama
- Leuven
- Verbelen en konsoorten
- Na september '44 - de tijd der illusies
- de droom is uit

1.2.8 Privé-verzamelingen,
- Verzameling documenten Bruno De Wever
- Verzameling documenten Frank Seberechts
- Verzameling documenten Etienne Verhoeyen
- Eigen verzameling documenten

1.2.9 Stadsarchief Antwerpen


10614 Propaganda
55341 Oorlogsuitgaven
41731 Huiszoekingen (oorlog) nr. 13
41724-41730 Aanslagen op personen: verslagen
41743 Duitse statistiek

Bibliografie 138
41747-41750 Bevrijding nrs.1-179 4dz.
BA 204 Verschillende nota's aangaande bevrijding van Antwerpen

1.2.10 Rijks- en stadsarchief Kortrijk


v.n. 2823

1.2.11 Niedersachsisches Staatsarchiv Wolfenbuttel


12 A Neu 13 Nr.37914

1.3 Uitgegeven bronnen

- CUYT, P., Vierenveertig. SS of ... wat willen die "zwarten"?, Göttingen,


Hübert & co., s.d.
- JAHNKE, K.H., en BUDDRUS, M., Deutsche Jugend 1933-1945,
Hamburg, VSA-Verlag, 1989.
- IN'T VELD, N.K.C.A., De SS en Nederland, Amsterdam, Sijthoff, 1987.
- Supreme Headquarters Allied Expeditionary Force. Evaluation and
Dissemination section. G-2 (Counter Intelligence Sub-Division), Basic
Handbook. The Allgemeine-SS (The General SS), Middlesex, World War
II Investigator Limited, s.d.
- VAN DE WALLE, M.H., En Vlaanderen?, SS-reeks nr. 1, Brussel,
Uitgeverij Steenlandt, 1940.
- VANLANDSCHOOT, R. en MEYERS, W. en DE DEYGERE, R.,
Oorlogsgedenkschriften Cyriel Verschaeve 1944-1946. Langemark, N.V.
Vonksteen, 1990.

2. Kranten en tijdschriften

- Balming
- Berkenkruis
- De SS Man
- Germanische Leithefte
- Periodiek Contact-De wende
- SS Leitheft voor Vlaanderen

Bibliografie 139
3. Werken en artikels

- ANGOLIA, J.R., Cloth Insignia of the SS, s.l., R. James Bender


Publishing, s.l., 1989.
- BOUVEROUX, J, Terreur in oorlogstijd, Het Limburgs drama,
Antwerpen-Amsterdam, De Nederlansche Boekhandel, 1985.
- BAUDHUIN, F., L'économie Belge sous l'occupation1940-1944,
Bruxelles, Etablissements Emile Bruylant, 1945.
- BRANDENBURG, H.C., Die Geschichte der HJ, Köln, Verlag
Wissenschaft und Politik, 1982.
- BUCHHEIM, H. Die SS. Das Herrschaftsinstrument, Befehl und
Gehorsam, Anatomie des SS-Staates, Band I, München, Deutscher
Taschenbuch Verlag, 1967.
- CHARLES, J.L. en DASNOY, PH., Rapporten van de geheime Feldpolizei
(1940-1944). België en Noord-Frankrijk tijdens de bezetting, Antwerpen-
Utrecht, Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, s.d.
- CREVE, J., Recht en Trouw. De geschiedenis van het Verdinaso en zijn
milities. Antwerpen, Soethoudt & co., 1987.
- DEBOOSERE, S., Mechelen in de Tweede wereldoorlog, Tielt, Lannoo,
1990.
- DE JONGHE, A., De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een
HSSPF te Brussel (1942-1944), Eerste deel; De Sicherheitspolizei in
België, in: Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 3,
1974, p.9-81.
- ID., De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF te
Brussel (1942-1944), Tweede deel: De infiltratie van de politieke
kollaboratie in Vlaanderen door de SS van het begin van de bezetting tot
de dood van De Clercq (juni 1940-oktober 1942). in: Bijdragen tot de
Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 4, 1976, p.5-152.
- ID., De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF te
Brussel (1942-1944), Derde deel; Ontwikkeling van oktober 1942 tot
oktober 1943, in: Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede
wereldoorlog, 5, 1978, p.5-178.
- ID., De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF te
Brussel (1942-1944). Vierde deel: Salzburg voor en na. Politieke
ontwikkeling van augustus 1943 tot juli 1944, in: Bijdragen tot de
Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 7, 1982, p.97-178.
- ID., De strijd Himmler-Reeder om de benoeming van een HSSPF te

Bibliografie 140
Brussel (1942-1944). Vijfde deel: Salzburg voor en na. Politionele
ontwikkeling van september 1943 tot het einde van de bezetting, in:
Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 8, 1984, p.
5-234.
- ID., De vestiging van een burgerlijk bestuur in België en Noord-Frankrijk.
in: Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 1, 1970, p.
69-132.
- ID., Hitler en het politieke lot van België (1940-1944). De vestiging van
een Zivilverwaltung in België en Noord-Frankrijk, Antwerpen, Uitgeverij
De Nederlandsche Boekhandel, 1982.
- DE LENTDECKER, L., Tussen twee vuren, Leuven, Davidsfonds, 1985.
- DE WEVER, B., Oostfronters, Vlamingen in het Vlaams Legioen en de
Waffen-SS, Tielt-Weesp, Lannoo, 1984.
- ID., Vlag, groet en Leider. Geschiedenis van het Vlaams Nationaal
verbond 1933-1945, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1992.
- DE WILDE, M., België in de Tweede wereldoorlog, Deel 5: De
Kollaboratie, Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, 1985.
- DOOM, R., De Derde wereld in historisch perspectief, RUG,
onuitgegeven cursus kandidaturen, 1989.
- GHYSENS, J. en B., De Duitse bezetting te Aalst 1940-44, Reconstructie
van een collaboratie, Aalst, J.Ghysens, 1983.
- GILLINGHAM, J.Ph.D., Belgian Business in the Nazi New Order,
Ghent-Belgium, Jan Dhondt Foundation, 1977.
- HIRSCHFELD, G., Bezetting en collaboratie, Nederland tijdens de
oorlogsjaren 1940-1945, Haarlem, uitgeverij H.J.W. Becht, 1991.
- HÖHNE, H., Der Orden unter dem Totenkopf. Die Geschichte der SS,
s.l., Verlagsgruppe Bertelsmann GmbH, s.d.
- HUYSE, L. en DHONDT, S., Onverwerkt verleden, collaboratie en
repressie in België 1942-1952, Leuven, uitgeverij Kritak, 1991.
- JANSSENS, G., De Hitlerjeugd-Vlaanderen, in: Spiegel Historiael, jg.18,
1983, 2, p.62-71.
- KLOSE, W., Generation im Gleichschritt: Die Hitlerjugend, Oldenburg-
Hamburg-München, Stalling Verlag, 1982.
- KOCH, H.W., Hitlerjugend, München, Moewid Verlag, 1981.
- KOGON, E., Der SS-Staat. Das System der deutschen Konzentrations-
lager, München, Wilhelm Heyne verlag, 1991.
- KNOBBEL, E.E., Racial illusion and military necessity; a study of SS
political and manpower objectives in occupied Belgium, Ann Arbor,

Bibliografie 141
Michigan, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, 1965.
- LOOCK, H.D., Quisling. Rosenberg und Terboven. Zur Vorgeschichte
und Geschichte der national-sozialisistchen Revolution in Norwegen,
Stuttgart, Deutsche Verlag Anstalt, 1970.
- MARTIN, D., De Vijfde Kolonne; Mythe en realiteit, De Duitse
inmenging in België tijdens de periode der onafhankelijkheidspolitiek,
V.U.B., Fakulteit der Letteren en Wijsbegeerte, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling, s.d.
- MASSIN, W., Limburgers in het Vlaams Legioen en de Waffen-SS,
Kortessem, Uitgeverij JoChriLy, 1991.
- MOLDO, A., Uniforms of the SS. Volume 1; Allgemeine-SS 1923-1945,
s.l., Historical Research Unit, 1968.
- OLIVIER, W., Van Fabriekswacht tot Flakbrigade Christiaan Turcksin en
zijn paramilitaire formaties, RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling,
1989-1990.
- SAERENS, L., Het Verdinaso en de Joden, in: Wetenschappelijke
Tijdingen, jg. 46, 1987, 3, p.155-180; 4,p.241-254.
- SEBERECHTS, F., De DeVlag van kultuurbeweging tot partij
(1940-1944). Een studie over nationaal-socialistische machtsverwerving.
RUG, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 1984.
- ID., Geschiedenis van de Devlag. Van cultuurbeweging tot politieke partij
1935-1945, Gent, Perspectief Uitgaven, 1991.
- STEINBERG, M., Dossier Brussel-Auschwitz. De SS-politie en de
uitroeiing van de joden, Brussel, 1981.
- ID., L'étoil et le fusil. La question juive 1940-1942,
- Bruxelles, Vie ouvrière, 1983.
- ID., L'étoil et le fusil. La traque des juifs 1942-1944,
- Bruxelles, Vie ouvrière, 1983.
- STEIN, G., Geschichte der Waffen-SS, Düsseldorf, Athenäum-Verlag,
1978.
- TAYLOR, H.P., Uniforms of the SS. Volume 2. Germanische SS
1940-1945, s.l., Windrow & Greene Ltd, 1991.
- VANBOSSELE, J., Kortrijk tijdens de Tweede wereldoorlog, 3 dln.,
Kortrijk, Uitgeverij Groeninghe, 1987.
- VAN DAELE, L., De Vlaamse wacht, juni 1941-september 1944, Bijdrage
tot de geschiedenis van de militaire collaboratie, RUG, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling, 1986.
- VAN DEN WIJNGAERT, M., Nood breekt wet, Economische

Bibliografie 142
collaboratie of accomodatie; het beleid van Alexandre Galopin. gouverneur
van de Société Générale tijdens de Duitse bezetting (1940-1944), Tielt,
Lannoo, 1990.
- VANDEWEYER, L., René Lagrou en het katholieke Vlaams nationalisme
in Antwerpen, in: Wetenschappelijke Tijdingen, LI, 1992, p.163-183.
- VAN DOORSLAER, R., Gentenaars in de internationale brigaden, in:
Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede wereldoorlog, 6, 1980,
p.149-196.
- VAN DOORSLAER R., VERHOEYEN E., L'Allemagne nazie, la police
Belge et l'anticommunisme en Belgigue (1936-1944) - un aspect des
relations Belgo-Allemandes, in: BTNG, 1987, nrs.1-2, p.61-125.
- VAN DYCK, T., Zo stierven zij en wij, Antwerpen, Uitgeverij De
Nederlanden, 1991.
- VAN LAEKEN F., VERHOEYEN E., Lexicon Politieke &
Jeugdkollaboratie., Brussel, Instructieve omroep, 1985.
- VAN MEERBEECK, P., VERHOEYEN, E., VAN DE VIJVER, H. Tijd
der vergelding & het verzet, Brussel, Instructieve omroep, 1988.
- VAN ROY, L., Het taboe van de kollaboratie, Kapellen, Uitgeverij
Pelckmans, 1987.
- VERHOEYEN, E., De financiering van het dagblad "De Schelde -Volk en
Staat" (1929-1940), Deel II, Wetenschappelijke Tijdingen, XLVII, 1-2,
1988, p.224-239, 35-61.
- VERSTRAETE, P.J., BARREZEELE, K., Vlaamse Portretten, Antwerpen,
Uitgeverij De Nederlanden, 1985.
- VINCX, J., Vlaanderen in uniform, 1940-1945., 7 dln, Antwerpen,
1980-1984.
- VON PRERADOVICH, N., Österreichs höhere SS-Führer, Berg am See,
Kurt Vowinckel-Verlag, 1979.

Bibliografie 143

You might also like