A1
Je werkt voor Rabobank. Iemand
die de directeur zoekt belt jou. De
directeur is vandaag niet aanwezig
maar morgen wel.
B1
Je werkt op de personeelsdienst van
Colruyt. Iemand belt jou en vraagt naar
jouw collega. Jouw collega is
momenteel een uur in pauze.
C1
Je werkt bij ING. Iemand belt voor
een probleem. Je moet
doorverbinden naar de
klachtendienst.
D1
Je werkt bij de politie van Brussel.
Iemand belt jou voor een
spoedgeval. Je verbind hem door
naar de dienst spoedgevallen.
E1
Je werkt bij de federale
overheidsdienst (FOD). Iemand belt
en wilt jouw bazin spreken. Jouw
baas is binnen 1 uur beschikbaar.
A2
Je wilt de directeur van het bedrijf
spreken. Het is voor een belangrijke
afspraak.
B2
Je belt naar de personeelsdienst van
Colruyt. Je wilt met Shani Derjeugt
praten.
C2
Je belt naar ING. Je hebt een
probleem: je hebt jouw bankkaart
verloren en je wilt je kaart nu
blokkeren.
D2
Je bent in Brussel en er heeft
iemand een hartattack gekregen. Je
belt naar de politie.
Je vraagt of ze jou kunnen
doorverbinden naar de dienst
spoedgevallen.
E2
Je belt naar de federale
overheidsdienst (FOD) en wilt een
gesprek met Greet Verhulst.