You are on page 1of 1

ADJECTIEVEN oefeningen - zichtbaarnederlands.

nl

A1 1. Zet voor elk woord een adjectief: dictee

sinaasappels - een T-shirt - het water - een kopje koffie - de kaas - een tafel - het
restaurant - schoenen - het weer - een leraar - het kantoor

A1 2. Beschrijf het met veel adjectieven:

Beschrijf jouw huis. Gebruik bij elk substantief tenminste 2 adjectieven:


ik heb een grote houten tafel
De muren zijn wit en leeg.

Variatie: doe de oefening in paren. B tekent wat A vertelt


Variatie: Doe hetzelfde met: - je straat
- iemand uit je familie
- een film die je hebt gezien
- een concert waar je bent geweest

A2 3. Een korte reclame

Maak een reclame zoals op de radio, TV of internet. Je kunt de reclame opnemen


met je mobiele telefoon.

Frisdrank: ‘ Ben je moe en wil je gezond leven? Probeer dan het merk X. Dit is een
gezonde frisdrank met verse vruchten. Merk X is 100% natuurlijk.

A2 4. Ideaal voor deze baan:

Werk per twee. A noemt een beroep en jullie noemen om beurten hoe een
ideale kandidaat voor deze baan moet zijn.

Basketballer: - Hij moet snel zijn


- Hij moet lang zijn
- Hij mag niet slaperig zijn

> Zie oefeningen deel 2.1

You might also like