Professional Documents
Culture Documents
• Energieverbruik
• Energiebronnen
• Aardolie
• Alternatieve
energiebronnen
• Ecologische
voetafdruk
• Eindigheid
van
grondstoffen
• Duurzaam
beheer
van
grondstoffen
en
energie
• Begrip
toerisme
• Aantrekkingsfactoren
van
een
toeristisch
gebied
• België
• Europa
• Sociale,
economische
en
ecologische
aspecten
van
het
toerisme
www.examencommissieleerstof.be
2
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
1.1
Weer
en
klimaat
Uitleggen
van
het
begrip
weer
Het
weer
kan
omschreven
worden
als
het
geheel
van
de
meteorologische
elementen
die
op
een
bepaalde
plaats
of
tijd
merkbaar
zijn.
Het
is
dus
een
momentopname
van
weerbepalende
factoren
zoals
luchtdruk,
temperatuur,
vochtigheid,
wind
wolken
en
neerslag.
De
weersgesteldheid
is
minder
gebonden
aan
plaats
en
tijd
en
heeft
betrekking
op
het
weertype:
guur,
schraal,
waterkoud,
zacht
lenteweer
enz.
Het
klimaat
is
de
gemiddelde
weersgesteldheid
over
een
langere
periode
in
een
bepaald
gebied.
Weerselementen
verwoorden
en
aflezen
op
een
weerbericht
In
een
weerbericht
vindt
je
steeds
vijf
elementen
terug
die
ons
weer
bepalen:
De
temperatuur,
de
neerslag,
de
luchtdruk,
de
wind
(=
Windkracht
&
Windrichting)
en
de
zonneschijn.
Meettoestellen
Temperatuur
Thermometer
C°
Neerslag
Pluviometer
mm(²),
l
Luchtdruk
Barometer
hPa
Windkracht
Anemometer
Km/u
Windrichting
Windhaan
N
O
Z
W
Zonneschijn
Heliometer
Enkele
symbolen
die
je
terug
kan
vinden
op
een
weerkaart:
www.examencommissieleerstof.be
3
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Factoren
die
de
temperatuur
in
België
beïnvloeden.
Het
klimaat
van
België
is
een
zogenaamd
Cfb-‐klimaat,
een
gematigd
zeeklimaat
met
milde
winters
en
koele
zomers.
Daarbinnen
wordt
een
onderscheid
gemaakt
in
mesoklimaten,
waarbij
de
verschillen
veroorzaakt
worden
door
de
afstand
tot
het
water,
het
reliëf
en
de
grondsoort,
grotendeels
overeenkomend
met
de
verschillende
landschapstypes.
Binnen
een
mesoklimaat
kunnen
lokale
klimaten
voorkomen,
zoals
een
stadsklimaat,
een
bosklimaat
of
op
nog
kleinere
schaal
microklimaten.
De
Noordzee
beïnvloed
het
klimaat
waardoor
het
gehele
jaar
de
temperatuur
matigt
blijft,
waarbij
zowel
de
dagelijkse
als
jaarlijkse
temperatuursschommelingen
toenemen
richting
het
oosten.
Aan
de
kust
is
het
in
de
herfst-‐
en
wintermaanden
doorgaans
zachter
weer
dan
in
het
oosten.
In
de
zomer
is
het
in
het
oosten
dan
weer
gemiddeld
warmer
dan
aan
de
kust.
De
gemiddeld
koudste
maand
is
in
de
meeste
plaatsen
januari,
de
warmste
maand
juli.
Hoewel
er
de
laatste
jaren
een
stijging
van
de
gemiddelde
temperatuur
is
waar
te
nemen,
is
door
de
grote
natuurlijke
temperatuursfluctaties
nog
niet
met
zekerheid
te
zeggen
of
dit
het
gevolg
is
van
een
versterkt
broeikaseffect.
Met
ca.
1600
zonuren
heeft
de
kust
de
meeste
zonuren.
Ondanks
het
imago
van
regenland,
regent
het
gemiddeld
slechts
7%
van
de
tijd.
In
de
zomer
is
er
vooral
op
grasland
een
verdampingsoverschot,
maar
gemiddeld
is
er
jaarlijks
een
neerslagoverschot,
het
grootst
in
de
Hoge
Venen
dat
ook
de
natste
regio
van
het
land
is.
Het
weer
is
sterk
afhankelijk
van
de
luchtsoort
en
de
fronten
die
de
verschillende
luchtsoorten
scheiden.
Het
meest
voorkomend
in
België
is
van
de
Atlantische
Oceaan
afkomstige
maritiem
polaire
lucht
die
in
de
zomer
vochtig
en
koud
is
en
vochtig
en
gematigd
warm
in
de
winter.
Bij
een
stormachtige
noordwestenwind
zorgt
de
maritieme
arctische
lucht
voor
buiig,
guur
weer.
Uit
Rusland
en
Siberië
wordt
zomers
warm
en
droge
continentale
polaire
lucht
aangevoerd.
In
de
winter
is
deze
koud
en
droog.
Warme
maritiem
tropische
lucht
zorgt
in
de
winter
veel
voor
mist
en
in
de
zomer
voor
onweer.
Continentaal
tropische
lucht
is
warm
en
droog.
Uitleggen
van
het
begrip
klimaat
Het
klimaat
is
de
gemiddelde
weerstoestand
over
een
lange
periode
van
minimaal
30
jaar.
Het
klimaat
is
een
onderdeel
van
de
meteorologie
waarbij
dezelfde
elementen
een
rol
spelen
als
in
het
weer,
maar
dan
voor
een
langere
periode.
Aangezien
het
weer
sterk
kan
variëren,
is
het
gemiddelde
weer
niet
noodzakelijk
een
weerbeeld
dat
veel
voorkomt
in
een
betreffende
regio.
Daarom
wordt
er
naast
de
rekenkundige
gemiddelden
van
de
weerselementen
ook
rekening
gehouden
met
frequentieverdelingen,
extreme
waarden,
modale
waarden
en
standaardafwijkingen.
www.examencommissieleerstof.be
4
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
De
verschillende
klimaatgebieden
op
de
wereldkaart
kunnen
aflezen
Tijdens
je
examen
moet
je
gebruik
maken
van
een
eigen
Atlas.
De
Atlas
die
wij
sterk
aanraden
is:
“Plantyn
Algemene
Wereld
Atlas”
Hierin
vind
je
zeer
gedetailleerde
informatie
terug
die
je
bij
veel
examenvragen
zullen
helpen.
De
kaarten
van
de
verschillende
klimaatgebieden
vind
je
op
deze
manier:
Algemene
inhoud
>
De
Aarde
>
De
Aarde
–
Klimaatgebieden
/
Zeestromen
1.2
Vegetatiegebieden
in
Europa
De
verschillende
vegetatiegebieden
op
de
wereldkaart
kunnen
aflezen/opzoeken
De
kaart
van
de
verschillende
vegetatiegebieden
vind
je
op
deze
manier:
Algemene
inhoud
>
De
Aarde
>
De
Aarde
–
Oorspronkelijke
plantengroei
Verband
leggen
tussen
de
wereldklimaatkaart
en
wereldvegetatiekaart
klimaat
en
vegetatie
(de
plantengroei)
bëinvloeden
elkaar
zeer
sterk.
Dit
komt
omdat
de
soorten
planten
die
ergens
groeien
afhankelijk
zijn
van
hoe
warm
het
daar
is
en
hoeveel
neerslag
er
valt.
Wereldklimaatkaart
www.examencommissieleerstof.be
5
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Wereldvegetatiekaart
Als
je
deze
twee
kaarten
vergelijkt,
merk
je
dat
ze
heel
goed
overeenkomen.
www.examencommissieleerstof.be
6
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
De
verschillende
vegetaties
beschrijven
en
herkennen
op
foto
Toendra
Boomloos
gebied
met
lage
struiken
Taiga
Gebied
waar
naaldbomen
groeien
www.examencommissieleerstof.be
7
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Steppe
Boomloos
gebied
waar
alleen
korte
grassen
groeien
Savanne
Een
tropisch
of
subtropisch
graslandschap
met
verspreid
voorkomende
boomgroei.
Gras
is
daar
de
overheersende
vegetatie
gemengd
met
kruiden.
www.examencommissieleerstof.be
8
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Tropische
regenwoud
Een
woud
dat
gelegen
is
in
de
tropen
waar
het
relatief
warm
en
vochtig
is,
er
leven
veel
planten
en
diersoorten.
Loofwoud
Een
woud
waarin
uitsluitend
loofbomen
en
loofstruiken
in
voorkomen.
www.examencommissieleerstof.be
9
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Gemengd
woud
Woud
met
zowel
loofbomen
als
naaldbomen.
Naaldwoud
Woud
met
alleen
naaldbomen.
www.examencommissieleerstof.be
10
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
1.3
Klimatogrammen
Een
klimatogram
ontleden
en
beschrijven
van
het
klimaat
Een
Klimatogram
toont
hoe
op
een
bepaalde
plaats
de
temperatuur
en
de
neerslag
in
een
jaar
verlopen.
De
maanden
worden
onderaan
het
Klimatogram
vermeld.
De
temperatuurcurve
is
volgens
afspraak
een
rode,
vloeiende
lijn,
die
de
klimatologische
maandgemiddelde
verbindt.
De
maandgemiddelde
van
december
en
januari
sluiten
mooi
op
elkaar
aan.
De
gemiddelde
maand
temperatuur
wordt
in
het
midden
van
de
maandkolom
aangeduid
en
ook
afgelezen.
De
maandneerslag
wordt
in
de
vorm
van
blauwe
staven
weergegeven.
De
neerslag
wordt
uitgedrukt
in
mm
en
de
temperatuur
in
°C.
De
opbouw
van
een
Klimatogram
is
zodanig
dat
het
getal
van
de
neerslagsom
(Links)
het
dubbele
is
van
het
getal
dat
de
gemiddelde
temperatuur
weergeeft
(Rechts).
Zo
staan
bv.
20°
en
40
mm
neerslag
juist
op
dezelfde
hoogte.
Hierdoor
kan
men
bij
positieve
temperaturen
de
natte
maanden
van
de
droge
onderscheiden.
In
een
droge
maand
blijft
de
neerslagkolom
onder
de
temperatuurcurve,
in
een
natte
is
de
kolom
even
hoog
als
of
hoger
dan
de
temperatuurcurve.
In
onderstaand
voorbeeld
hebben
we
te
maken
met
12
natte
maanden.
www.examencommissieleerstof.be
11
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Verbanden
leggen
tussen
een
klimatogram,
het
klimaat
en
de
vegetatie
Het
verband
tussen
een
klimatogram,
het
klimaat
en
de
vegetatie
kan
je
heel
gemakkelijk
leggen.
Bekijk
de
volgende
voorbeeld:
Hier
zie
je
dus
duidelijk
dat
we
te
maken
hebben
met
12
natte
maanden.
Als
je
dan
naar
de
temperaturen
kijkt,
zie
je
dat
die
vrij
hoog
zijn.
Zo
kan
je
concluderen
dat
we
hier
te
maken
hebben
met
het
tropisch
regenwoud.
Eigenschappen
van
het
tropisch
regenwoud:
• Elf
of
twaalf
vochtige
maanden
• Twaalf
warme
maanden
• Verspreiding
op
de
wereldkaart:
rond
de
evenaar
(zie
atlas
of
Encarta)
• Altijd
groen,
géén
bladverlies
(geen
vorst
of
langdurige
droogte)
• Zéér
hoge
biodiversiteit
(=
soortenrijk),
vooral
in
bladerdak
• Hoge
bomen
(competitie
voor
licht)
• Klimaattype
voor
Antalaha:
warm
en
altijd
vochtig
www.examencommissieleerstof.be
12
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
2.1
Energieverbruik
verklaren
van
het
groeiend
energieverbruik
Energie
en
grondstoffen
worden
al
sinds
het
ontstaan
van
de
mens
gebruikt.
Met
de
tijd
is
de
samenstelling
en
de
hoeveelheid
sterk
veranderd.
Tijdzone
Wereldbevolking
Dagelijks
Gebruikte
energiegebruik/persoon
energiebronnen
www.examencommissieleerstof.be
13
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Andere
Energiegebruik
hernieuwbare
Aardgas
energiebronnen
8%
6%
Hout
35%
Steenkool
25%
Aardolie
26%
Vergelijken
van
het
energieverbruik
in
verschillende
landen
a.d.h.v.
tabellen,
grafieken,
etc…
Elk
land
heeft
zijn
eigen
mix
aan
energiebronnen
die
de
energie
leveren
voor
de
verschillende
energiediensten.
De
energiemix
is
onder
andere
afhankelijk
van
het
welvaartsniveau
en
van
de
lokale
beschikbaarheid
van
energiebronnen.
Onderstaande
figuur
geeft
het
energieverbruik
van
een
aantal
Europese
landen,
van
de
Verenigde
Staten
en
het
wereldwijde
energieverbruik
per
hoofd
van
de
bevolking
rond
2008.
In
de
figuur
is
duidelijk
te
zien
dat
voor
de
meeste
landen
de
energievoorziening
op
fossiele
brandstoffen
(steenkool,
aardolie,
aardgas)
is
gebaseerd.
Dat
geldt
ook
voor
de
wereldwijde
energievoorziening.
Een
uitzondering
is
IJsland
waar
www.examencommissieleerstof.be
14
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
de
energievoorziening
voor
het
grootste
deel
is
gebaseerd
op
duurzame
energie,
vooral
in
de
vorm
van
geothermische
energie
die
daar
lokaal
beschikbaar
is.
Voor
wat
betreft
de
Europese
landen
heeft
alleen
Noorwegen
een
groot
aandeel
duurzame
energie,
vooral
in
de
vorm
van
waterkracht.
Frankrijk
en
Zweden
wekken
een
groot
deel
van
hun
elektriciteit
op
met
kernenergie.
Voor
een
groot
aantal
West-‐Europese
landen
ligt
het
energieverbruik
per
inwoner
per
dag
tussen
de
400
en
600
MJ.
Het
energieverbruik
zegt
iets
over
de
welvaart
in
een
land.
Op
deze
basis
kan
dus
gezegd
worden
dat
de
landen
links
in
de
figuur
allemaal
ongeveer
even
welvarend
zijn.
Polen,
Roemenie,
Turkije
en
China
hebben
een
duidelijk
lager
welvaartsniveau
met
een
bijhorend
lager
energieverbruik
per
inwoner.
De
relatie
tussen
energieverbruik
en
welvaart
is
niet
eenduidig.
Het
energieverbruik
hangt
sterk
af
van
de
wijze
waarop
een
land
zijn
energievoorziening
heeft
ingericht.
Een
inwoner
van
de
Verenigde
Staten
verbruikt
ongeveer
900
MJ
per
dag.
Dat
is
dus
bijna
het
dubbele
van
het
gemiddelde
verbruik
in
Europa
terwijl
de
welvaart
gelijkwaardig
is.
Daaruit
kan
worden
afgeleid
dat
de
Verenigde
Staten
niet
efficiënt
met
hun
energie
omgaan.
IJsland
verbruikt
weliswaar
nog
meer
energie
per
inwoner
per
dag,
meer
dan
1600
MJ.
maar
dit
is
grotendeels
hernieuwbare
energie.
Het
aandeel
fossiele
energie
ligt
iets
boven
de
400
MJ
en
bestaat
voornamelijk
uit
aardolie,
waarschijnlijk
grotendeels
bestemd
voor
transport.
In
de
figuur
is
ook
te
zien
dat
België,
wat
betreft
het
aandeel
duurzame
energie,
achter
loopt
vergeleken
met
andere
Europese
landen.
2.2
Energiebronnen
beschrijven
van
de
evolutie
van
de
fossiele-‐
&
alternatieve
energiebronnen
De
eeuwenoude
brandstof
“hout”
werd
vanaf
1800
hoe
langer
hoe
meer
vervangen
door
steenkool.
In
de
opkomende
industrialiserende
westerse
wereld
was
steenkool
heel
populair.
Het
gebruik
van
cokes
in
de
hoogovens,
voor
het
smelten
van
ijzererts,
had
talrijke
voordelen
in
vergelijking
met
houtskool.
De
grote
beschikbare
reserves
maakte
van
steenkool
een
bijzonder
interessante
energiebron
ondanks
de
moeilijke
ontginning
op
grote
dieptes.
Steenkool
had
wel
enkele
nadelen:
de
hoge
kostprijs
en
de
geringe
soepelheid
in
gebruik.
Daardoor
namen
aardolie
en
aardgas
de
eerste
rol
op
zich.
Het
wereldwijde
verbruik
van
deze
nieuwe
energiebron
nam
vanaf
1950
spectaculair
toe.
De
hogere
energiewaarde
en
het
uitgebreide
toepassingsveld
(o.a.
het
vervaardigen
van
plastic
en
synthetische
rubber)
speelden
in
het
voordeel
van
aardolie
en
Olie
transport
www.examencommissieleerstof.be
15
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
aardgas.
Olie
en
gas
zijn
makkelijker
te
transporteren
dan
steenkool.
Maar
vooral
de
lage
prijs
tegenover
steenkool
leidde
tot
een
stijgend
gebruik
van
aardolie
en
aardgas.
Zowel
de
industrie
als
de
huishoudens
schakelden
massaal
over
op
de
nieuwe
brandstof.
vanaf
1950
begon
de
vraag
naar
elektriciteit
ook
sterk
te
stijgen.
Elektriciteitscentrales
zijn
grote
verbruikers
van
brandstof:
gemiddeld
wordt
44%
van
de
brandstof
energie
in
elektrische
energie
omgezet.
De
meeste
centrales
schakelden
over
van
steenkool
naar
aardolie.
Omstreeks
de
jaren
zeventig
was
er
een
tijdelijke
terugloop
in
het
aardolieverbruik
in
de
westerse
industrielanden.
Deze
was
het
gevolg
van
en
olieboycot
en
prijsverhogingen,
uitgeroepen
door
de
OPEC
(Organisation
of
Petroleum
Exporting
Countries)
in
oktober
1973.
Ook
het
grondstofverbruik
veranderde:
door
de
groei
van
de
staalproductie,
steeg
vanaf
1800
het
verbruik
van
ijzererts
spectaculair.
De
staalindustrie
vormde
een
lange
tijd
de
basis
voor
de
uitrusting-‐
en
verbruiksgoederenindustrie.
In
de
westerse
industrielanden
kreeg
de
staalindustrie
in
1970
met
grote
moeilijkheden
te
kampen.
Dit
kwam
onder
andere
doordat
de
staalindustrie
in
de
“New
Developed
Countries”
(NIC)
tot
ontwikkeling
kwam.
Het
gevolg
daarvan
was
dat
talrijke
bedrijven
in
de
industrielanden
in
nieuwe
technologieën
en
materieel
investeerden.
Nieuwe
grondstoffen
namen
de
plaats
over
van
ijzererts.
Hierbij
werden
andere
en
nieuwe
grondstoffen
in
gebruik
genomen:
non-‐ferrometalen,
aluminium,
composietstoffen,
…
.
Veranderingen
in
de
energie-‐
en
grondstoffengebruik
zorgden
voor
de
industriële
revolutie
in
West-‐Europa
op
het
einde
van
de
18de
eeuw.
Gebruik
van
energie
werd
drastisch
toegenomen
door
de
industrialisatie
die
toen
op
gang
kwam
en
de
welvaartsgroei
die
daarmee
gepaard
ging.
www.examencommissieleerstof.be
16
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Industrialisatie
welvaartspeil stijgt
Vraag
naar
verbruiksgoederen
stijgt,
Industrie
Mobiliteit
van
zowel
naar
hoeveelheid
als
groeit
in
de
bevolking
naar
diversiteit.
omvang
stijgt.
De
fossiele
brandstoffen
voor
het
opwekken
van
energie
en
de
nodige
grondstoffen
worden
rechtstreeks
of
via
omzetting
uit
de
natuur
gehaald.
De
natuurlijke
hulpbronnen
worden
in
grote
hoeveelheden
opgebruikt.
Sommige
voorraden
raken
(vroeg
of
laat)
uitgeput.
België
beschikt
niet
over
Grondstoffen
en
energiebronnen.
Daarom
worden
ze
geïmporteerd
vanuit
het
buitenland.
De
ontginning
vraagt
ruimte
in
andere
landen,
transport
en
distributie
vergen
veel
energie
en
vervuilen
de
ruimte.
Het
verbruik
van
energie
en
grondstoffen
leidt
ook
tot
vervuiling
van
lucht,
bodem
en
water.
Andere
hulpbronnen
zoals
het
water
en
visgronden
komen
in
gevaar.
Het
ontginnen
en
verbruiken
van
de
natuurlijke
hulpbronnen
weegt
dus
zwaar
door
op
het
milieu.
www.examencommissieleerstof.be
17
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Duurzame
energie
Van
alle
soorten
duurzame
energie
zijn
met
de
huidige
stand
van
de
techniek,
nu
nog
maar
een
paar
soorten
relevant
voor
de
bestrijding
van
het
broeikaseffect
en
om
de
samenleving
onafhankelijker
te
maken
van
leveranciers
van
fossiele
energie.
• Windenergie
uit
grote
windturbines,
meestal
in
windparken,
voor
de
productie
van
duurzame
stroom.
Windstroom
van
het
land
is
eigenlijk
al
goedkoper
dan
fossiel
opgewekte
stroom.
In
landen
waar
dit
veel
wordt
toegepast,
daalt
de
elektriciteitsprijs
al.
Stroom
van
een
windpark
op
zee
is
nog
ca
3
keer
zo
duur,
anno
2009.
Het
gebied
in
West-‐Europa
omsloten
door
Spanje,
Polen,
Noorwegen,
Ierland,
Portugal,
is
zeer
geschikt
voor
de
winning
van
windenergie,
doordat
daar
wel
veel
wind
is,
maar
weinig
extreme
stormen.
• Warmte
voor
ruimteverwarming
door
zoninstraling
in
gebouwen
en
woningen
(bijvoorbeeld
met
grote
ramen
"op
het
zuiden")
• Persoonlijke
energie,
zoals
bij
het
fietsen.
Deze
beide
laatste
soorten
lijken
onbelangrijk,
maar
voorkomen
het
gebruik
van
fossiele
brandstoffen.
Opkomende
soorten
zijn:
• Zonnestroom
is,
anno
2009
nog
duur
(een
factor
2
tot
10,
afhankelijk
van
de
benadering),
maar
de
verwachting
is
dat
vanuit
Zuid-‐Europa
van
2015
tot
2020
deze
vorm
van
elektriciteit
voor
consumenten
goedkoper
zal
worden
dan
fossiel
opgewekte
stroom
uit
een
centrale.
Als
dat
gebeurt,
zal
zonnestroom
vanzelf
heel
populair
worden.
• Zonnewarmte
in
combinatie
met
heel
goed
geïsoleerde
woningen
en
gebouwen.
Er
zijn
al
cv-‐ketels
op
de
markt
waar
de
ketel
bij
voorkeur
warmte
uit
de
zonnecollectoren
benut
voor
ruimteverwarming,
en
pas
op
gas
overschakelt
als
er
zonnewarmte
te
kort
is.
Voor
grote
gebouwen
en
woonwijken
wordt
dit
gecombineerd
met
Koude-‐Warmte-‐opslag
in
de
ondergrond.
Afhankelijk
van
het
ontwerp
is
helemaal
geen
aardgas
meer
nodig
of
is
het
stookseizoen
verkort.
Dit
soort
systemen
verbruikt
wel
weer
meer
elektriciteit
dan
de
verwarming
die
alleen
aardgas
benut.
www.examencommissieleerstof.be
18
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
2.3
Aardolie
Aanduiden
en
benoemen
van
de
belangrijkste
productie-‐
&
verbruiksgebieden
van
aardolie
op
een
atlaskaart
Productiegebieden
Productiegebieden
454
439
271
199
174
169
148
127
125
123
Tijdens
je
examen
moet
je
gebruik
maken
van
een
eigen
Atlas.
De
Atlas
die
wij
sterk
aanraden
is:
“Plantyn
Algemene
Wereld
Atlas”
Hierin
vind
je
zeer
gedetailleerde
informatie
terug
die
je
bij
veel
examenvragen
zullen
helpen.
De
kaarten
van
de
belangrijkste
productie-‐
&
verbruiksgebieden
van
aardolie
vind
je
op
deze
manier:
Algemene
inhoud
>
De
Aarde
>
De
Aarde
–
Energie
Beschrijven
van
de
belangrijkste
transportmiddelen
van
aardolie
en
de
mogelijke
problemen
Het
transport
over
zee
met
tankschepen
of
tankers
is
zeer
flexibel.
De
bestemming
van
de
lading
kan
op
elke
ogenblik
aangepast
worden.
De
capaciteit
van
de
tankschepen
bedraagt
vaak
meer
dan
200
000
ton.
Een
gemiddelde
raffinaderij
kan
hiermee
1
tot
2
weken
vooruit.
Maar
transport
over
zee
heeft
ook
nadelen:
het
kan
milieurampen
veroorzaken
als
de
boot
een
ongeluk
doet.
En
de
kosten
zijn
duur.
De
eenvoudigste
manier
om
ruwe
aardolie
te
vervoeren,
is
via
oliepijpleidingen.
De
aardolie
wordt
dan
constant
door
een
buis
gepompt.
Pompstations
om
de
60
tot
100
km
zorgen
ervoor
dat
de
aardolie
onder
druk
blijft
staan
met
een
snelheid
van
1,8
tot
2
m/s.
Deze
grote
leidingen
over
land
of
onder
zee
vormen
echte
netwerken.
Nadelen
zijn
de
grote
investeringen
en
de
beperkte
flexibiliteit.
Aflezen
en
noteren
van
de
belangrijkste
transportwegen
van
aardolie
op
een
atlaskaart/blinde
kaart
+
beschrijving
Atlaskaarten
over
aardolie
vind
je
op
deze
manier:
Algemene
inhoud
>
De
Aarde
>
De
Aarde
–
Energie
A.
Aardolie
www.examencommissieleerstof.be
19
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
2.4
Alternatieve
energiebronnen
Voordelen
en
nadelen
benoemen
Waterenergie
Hydro-‐elektrische
energie
is
een
van
de
goedkoopste
energiebronnen,
omdat
het
water
gebruikt
word
zonder
het
te
verbruiken.
Toch
zijn
er
ook
enkele
nadelen
aan
verbonden:
hoge
investeringskosten
bij
de
installatie
(bv.
Stuwdammen),
het
niet
noodzakelijk
samenvallen
van
de
locatie
van
enerzijds
de
energieleverancier
(de
productieplaats
in
bv.
De
bergen)
en
anderzijds
de
energieconsument
(steden,
fabrieken,…)
Windenergie
Windkracht
lijkt
een
ideale
energiebron
te
zijn
omdat
wind
gratis
en
niet
uitputtend
is
en
windmolens
geen
extra
brandstof
nodig
hebben.
Toch
zijn
er
enkele
nadelen
aan
verbonden.
Het
rendement
is
vaak
onvoldoende
doordat
de
windkracht
niet
constant
is.
De
zogenaamde
windparken
(concentratieplaatsen
van
meerdere
windmolens)
blijken
het
milieu
te
schaden
o.a.
door
de
grote
benodigde
ruimte
(vaak
in
natuurgebieden),
het
storend
klapwieken,
het
verstoren
van
trekroutes
van
vogelpopulatie.
Zo
weigerde
de
overheid
in
2003
toestemming
om
een
windmolenpark
in
te
richten
op
15km
voor
de
kust
van
Knokke.
De
horizonvervuiling
zou
een
negatieve
impact
hebben
op
het
toerisme
en
de
streekeconomie.
Zonne-‐energie
Zonne-‐energie
is
een
onuitputtelijke
(‘hernieuwbare’)
bron
van
energie
en
is
vrijwel
op
alle
plaatsen
op
aarde
toepasbaar.
Als
de
systemen
die
zonne-‐energie
omzetten
in
elektriciteit
goed
ontworpen
en
gebouwd
zijn,
is
deze
vorm
van
energie
milieuvriendelijk.
De
energie
kan
op
allerlei
manieren
worden
gebruikt:
van
heel
kleine
systemen
op
afgelegen
plaatsen,
via
systemen
op
daken
van
huizen
tot
grote
zonnecentrales.
Maar
de
kosten
voor
het
opwekken
van
zonnestroom
zijn
nog
aanzienlijk
hoger
dan
die
van
stroom
uit
centrales
met
gas
of
kolen
gestookt.
Om
de
kosten
te
verlagen
moeten
we
in
de
eerste
plaats
zoveel
mogelijk
zonne-‐energie
gebruiken,
want
dan
ontstaan
belangrijke
schaalvoordelen
bij
productie
en
installatie.
Pas
dan
komen
we
uit
de
vicieuze
cirkel
van
hoge
prijzen
en
van
kleine
omzet.
Op
dit
moment
lijken
de
investeringen
voor
vele
bedrijven
en
huishoudens
nog
te
groot.
Kernenergie
Een
van
de
nieuwe
energiebronnen
is
kernenergie.
Men
kan
de
energie
opwekken
via
kernsplitsing
of
via
kernfusie.
Het
grote
pluspunt
van
kernsplitsing
is
de
lage
productiekosten.
Maar
de
hoge
verwerkingskosten
van
het
radioactieve
afval,
de
milieuschade
en
mogelijke
risico’s
voor
de
volksgezondheid
bij
technisch
falen
zorgden
voor
groeiende
weerstand
tegen
deze
energiebron.
Of
deze
vorm
van
energiewinning
in
de
toekomst
nog
zekerheid
zal
bieden
is
niet
zeker.
www.examencommissieleerstof.be
20
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
www.examencommissieleerstof.be
21
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
3.1
Ecologische
voetafdruk
Je
kunt
meten
hoeveel
ruimte
nodig
is
voor
de
productie
van
wat
we
gebruiken
en
de
opname
van
de
CO2
die
we
uitstoten.
Deze
ruimte
kan
omgerekend
worden
naar
de
hoeveelheid
productief
land,
in
gha
(mondiale
hectare)
gemeten.
Dit
heet
de
Ecologische
Voetafdruk.
Bij
een
eerlijke
verdeling
is
per
mens
wereldwijd
1,8
gha
beschikbaar.
Wereldwijd
gebruiken
we
nu
per
mens
gemiddeld
2,7
gha.
We
vragen
dus
meer
dan
er
is.
We
verbruiken
hulpbronnen
sneller
dan
de
aarde
kan
aanvullen,
we
teren
in
op
haar
reserves.
Dit
is
een
van
de
redenen
dat
er
steeds
minder
ruimte
overblijft
voor
de
natuur.
Continenten
Noord
America
7,9
hectare
Europa
4,7
hectare
Oceanië
5,4
hectare
Wereld
2,7
hectare
Azië
1,8
hectare
Latijns-‐Amerika
en
Caraïben
2,6
hectare
Beschikbare
biocapaciteit
1,8
hectare
Afrika
2,4
hectare
Enkele
landen
Verenigde
Arabische
Emiraten
10,7
hectare
Verenigde
Staten
8,0
hectare
België
5,6
hectare
Nederland
6,2
hectare
Hongarije
3,0
hectare
Turkije
2,7
hectare
Brazilië
2,9
hectare
China
2,2
hectare
Algerije
1,6
hectare
Kenia
1,1
hectare
India
0,9
hectare
Zoals
in
je
in
de
bovenstaande
tabelen
kunt
zien,
hebben
ontwikkelingslanden
een
veel
kleinere
ecologische
voetafdruk
dan
de
industrielanden.
Suggereren
van
oplossingen
door
een
duurzame
levensstijl
voor
een:
Individu:
• Koop
vaker
verse
groenten
en
fruit
in
plaats
van
diepgevroren.
• Koop
vaker
verse
groenten
die
in
eigen
land
zijn
verbouwd.
• Vervang
twee
keer
per
week
vlees
door
een
vegetarisch
alternatief.
www.examencommissieleerstof.be
22
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
• Kook
met
een
deksel
op
de
pot
of
pan.
• Schakel
over
op
groene
stroom.
• Zet
je
elektrische
apparaten
na
gebruik
uit
in
plaats
van
op
stand-‐by.
• Zet
de
thermostaat
een
half
uur
voor
je
gaat
slapen
of
voor
vertrek
uit.
• Douche
een
paar
minuten
korter
dan
je
gewend
bent.
• Neem
eens
de
fiets
of
ga
lopen
als
je
minder
dan
5
km
hoeft
af
te
leggen.
• Gebruik
de
airconditioning
van
de
auto
niet.
• Kies
voor
een
rustigere
rijstijl.
• Vervang
één
keer
per
twee
jaar
een
verre
vliegvakantie
door
een
vakantie
dichter
bij
huis
met
de
trein
of
auto.
• Kies
voor
carpoolen
om
naar
het
werk
te
gaan.
• Gebruik
gerecycled
of
FSC-‐papier
in
plaats
van
gewoon
papier.
• Vermijd
reclame
in
de
brievenbus
door
een
ja/nee
of
nee/nee-‐sticker,
verkrijgbaar
op
het
gemeentehuis.
• Zet
'Retour
afzender'
op
ongewenste
geadresseerde
reclame
en
'Ongewenste
post'
en
stuur
het
terug.
Land:
• Mensen
attent
maken
door
organisaties
van
dagen
zoals
“Dikketruiendag”
• Producties
efficiënter
laten
verlopen
• Premies
voor
groene
investeringen
Verklaren
van
de
invloed
van
deze
oplossingen
op
de
ecologische
afdruk
We
kunnen
een
toekomst
maken
die
voedsel,
water
en
energie
voorziet
voor
9
of
10
miljard
mensen
die
de
planeet
in
2050
zal
moeten
onderhouden,
Maar
het
is
daarbij
geen
optie
om
op
de
huidige
manier
verder
te
gaan.
3.2
Eindigheid
van
grondstoffen
Beschrijven
van
de
productieplaatsen/consumptieplaatsen
De
meeste
gronstoffen
worden
geproduceerd
in
lageloonlanden
zoals
China,
India,
Verenigde
staten,
etc.
Ze
worden
dan
geconsumeerd
in
industrielanden
zoals
Frankrijk,
Nederland,
België,
etc.
Aantonen
dat
de
ontginning
van
grondstoffen
eindig
is
Het
maakt
niet
uit
welke
grondstof
we
bekijken,
ze
zullen
niet
opeens
“opraken”
als
we
er
meer
van
gebruiken.
Maar
de
winning
ervan
wordt
steeds
moeilijker
en
kost
steeds
meer
energie.
Voor
mineralen
geldt
dat
de
ertsen
met
de
hoogste
concentraties
het
eerst
verbruikt
zullen
worden.
De
kwaliteit
van
de
ertsen
die
we
gebruiken
zal
steeds
lager
worden.
We
zullen
diepere
mijnen
moeten
graven.
www.examencommissieleerstof.be
23
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Voor
fossiele
brandstoffen
geldt
dat
we
met
lagere
kwaliteit
genoegen
moeten
nemen
en
dat
het
meer
moeite
kost
die
uit
de
bodem
te
halen.
Het
opraken
van
reserves
heeft
nog
nooit
een
rol
gespeeld.
De
reserves
waren
zo
enorm
en
dankzij
fossiele
brandstof
was
winning
van
grondstoffen
erg
gemakkelijk.
Alles
wat
we
nodig
hadden
(olie,
aardgas,
steenkool,
uranium,
koper,
fosfor,
goud,
platina,
indium,
gallium,
zoet
water)
kon
eenvoudig
en
goedkoop
gewonnen
worden
in
grote
hoeveelheden.
In
de
laatste
jaren
hebben
we
het
punt
bereikt
dat
de
extractie
van
grondstoffen
moeilijker
wordt.
In
april
2007
kondigden
de
CEO’s
van
Shell
en
Total
aan
dat
het
tijdperk
van
“goedkope”
olie
voorbij
was.
En
in
het
nieuwste
rapport
van
het
International
Energy
Agency
staat
te
lezen:
“Het
de
energiesysteem
van
de
wereld
is
op
een
kruispunt
aangekomen.
De
huidige
groei
in
energievoorziening
en
consumptie
is
duidelijk
onhoudbaar
ecologisch,
economisch,
sociaal.”
3.3
Duurzaam
beheer
van
grondstoffen
en
energie
Klasseren
van
voorbeelden
op
"De
Ladder
van
Lansink"
+
voorbeelden
Met
afval
wordt
best
zo
milieuvriendelijk
mogelijk
omgegaan.
De
'ladder
van
Lansink'
stelt
een
voorkeursrangorde
op
hoe
afval
best
verwerkt
wordt,
startend
bij
de
meest
milieuvriendelijke
en
eindigend
bij
de
meest
milieubelastende
manier.
Concreet
betekent
dit
dat
afval
best
wordt
vermeden,
zoniet
hergebruikt.
Als
dat
niet
mogelijk
is,
kom
je
bij
recyclage.
De
volgende
optie
is
verbranding
met
energierecuperatie,
en
pas
in
laatste
instantie
storten.
Dhr.
Lansink
was
een
Nederlands
parlementslid
en
professor
die
in
‘79
de
hiërarchie
in
de
afvalverwerking
lanceerde.
Lansinks
ideeën
waren
niet
zozeer
gebaseerd
op
wetenschappelijk
onderzochte
levenscyclusanalyses,
maar
op
levensbeschouwelijke
gronden
('rentmeesterschap
over
de
schaarse
aardse
goederen').
Sindsdien
inspireerden
heel
wat
landen,
alsook
de
Europese
gemeenschap
en
het
Vlaamse
Gewest,
hun
afvalbeleid
hierop.
1.
Preventie
Bovenaan
de
ladder
staat
afvalpreventie.
De
beste
manier
om
met
afval
om
te
gaan,
is
natuurlijk
het
afval
te
vermijden.
Kiezen
voor
oplaadbare
batterijen,
herbruikbare
luiers
i.p.v.
wegwerpluiers,
boodschappentas
i.p.v.
plasticzak,
stickers
‘geen
reclamedrukwerk’
kleven
op
je
brievenbus,
…
Het
zijn
slechts
enkele
voorbeelden
waarbij
je
er
zelf
kan
voor
zorgen
dat
de
afvalberg
niet
aangroeit.
2.
Hergebruik
Dit
is
de
tweede
sport
op
de
ladder.
Hergebruik
is
het
opnieuw
gebruiken
van
dit
'afval',
zonder
dat
het
een
verandering
ondergaat.
Een
voorbeeld
is
glas
dat
www.examencommissieleerstof.be
24
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
wordt
gespoeld
en
opnieuw
gevuld
(retourflessen).
Ook
alle
spullen
die
in
de
kringwinkel
terechtkomen
zoals
bv.
oude
meubelen,
huisraad
of
speelgoed
en
kledij,
behoren
daartoe.
3.
Sorteren
en
recycleren
Veel
afvalsoorten
bevatten
grondstoffen
die
opnieuw
gebruikt
kunnen
worden.
Denk
maar
aan
plastiek,
papier,
glas,
metaal,
...
die
eerst
nog
selectief
worden
ingezameld
(het
sorteren).
Bij
recyclage
wordt
een
afvalstof
weer
een
grondstof
om
nieuwe
producten
uit
te
maken.
In
sommige
gevallen
wordt
het
afval
een
grondstof
voor
hetzelfde
product,
in
andere
gevallen
wordt
het
afval
een
grondstof
voor
een
ander
product
(bv.
de
kunststoffles
wordt
kledij).
Wist
je
dat
fleece
truien
kunnen
vervaardigd
worden
uit
polyester
afkomstig
van
gerecycleerde
PET-‐flessen?
Wellicht
schrijf
je
ook
op
een
cursusblok
gemaakt
uit
gerecycleerd
papier.
4.
Verbranden
met
energierecuperatie
Kunnen
de
vorige
verwerkingswijzen
niet
worden
gebruikt,
dan
wordt
het
afval
verbrand
mits
rookgaswassing
en
energierecuperatie.
De
Oost-‐Vlaamse
verbrandingsinstallaties
voor
huishoudelijk
afval
zijn
uitgerust
met
een
doorgedreven
rookgasreinigingsinstallatie
met
een
deNOx-‐installatie
(het
schadelijke
NOx
wordt
verwijderd).
De
meest
recente
investeringen
zijn
die
in
energierecuperatie.
De
warmte
die
vrijkomt
bij
het
verbranden
van
het
afval
wordt
omgezet
in
energie
(stoom,
electriciteit)
en
zo
nuttig
gebruikt.
5.
Storten
Storten
staat
onderaan
de
ladder
en
dient
zoveel
mogelijk
vermeden
te
worden.
4.1
Begrip
toerisme
Verwoorden
Toerisme
is
het
reizen
naar
een
bestemming
buiten
de
normale
omgeving,
vanwege
recreatie
of
zaken
en
duurt
niet
langer
dan
een
aaneengesloten
jaar.
Het
is
een
van
de
meest
winstgevende
bedrijfstakken
in
de
economie.
Veel
toeristen
reizen
om
iets
van
de
cultuur
en
natuur
van
andere
landen
te
zien.
Om
te
spreken
van
toerisme,
moet
er
wel
aan
drie
voorwaarden
worden
voldaan.
Zo
moeten
de
mensen
voldoende
geld
te
besteden
hebben
en
genoeg
vrije
tijd
hebben.
Daarnaast
moet
er
sprake
zijn
van
een
goede
infrastructuur
of
transportmogelijkheden.
Er
bestaan
veel
verschillende
soorten
toerisme.
Zo
is
er
in
Amsterdam
sprake
van
drugstoerisme:
veel
mensen
reizen
daar
heen
om
legaal
softdrugs
te
www.examencommissieleerstof.be
25
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
gebruiken.
Steeds
populairder
wordt
het
ecotoerisme.
Dit
is
toerisme
dat
geen
tot
weinig
invloed
heeft
op
het
milieu
en
de
leefomgeving,
bijvoorbeeld
het
bezoeken
van
natuurparken.
4.2
Aantrekkingsfactoren
van
een
toeristisch
gebied
Menselijke
en
natuurlijke
aantrekkingsfactoren
Menselijke
oorsprong
• Ontspanningsmogelijkheden
• Bevoling
• Attracties
• Religieuze
elementen
• Culturele
elementen
• Geschiedkundige
elementen
Enkele
voorbeelden
• Pretparken
• Bioscoop
• Gastvrij
• Sporthal
• Skipiste
• Kasteel
• Museum
www.examencommissieleerstof.be
26
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Natuurlijke
oorsprong
Zaken
die
niet
gemaakt
zijn
door
de
mensheid.
Enkele
voorbeelden
• Zon
• Zee
• Sneeuw
• Strand
• Gezonde
lucht
• Berglandschap
• Riviertjes
• Bossen
Verwoorden
van
de
evolutie
van
een
toeristisch
gebied.
a.d.h.v.
foto's
of
kaarten
Een voorbeeld:
Nadat
de
Eifeltoren
was
gebouwd,
kwamen
er
veel
meer
toeristen
naar
Parijs
door
de
aanwezigheid
van
de
Eifeltoren.
www.examencommissieleerstof.be
27
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
4.3
België
Toeristische
streken
situeren
op
kaart
en
de
voornaamste
aantrekkingsfactoren
benoemen
• Kuststreek
• Sunparks
• Oostkantons
• Lessestreken
• Gaume
De
verschillende
aantrekkingsfactoren
zijn:
• Pretparken
• De
kuststreek
• Noordzee
• Duinen
• Verblijfsmogelijkheden
• …
Cultuurhistorische
steden
benoemen
en
situeren
op
kaart
Cultuursteden:
• Brussel
• Brugge
• Gent
• Leuven
• Antwerpen
• Luik
• Mechelen
• Doornik
• Tongeren
4.4
Europa
Situeren
van
toeristische
streken
en
cultuurhistorische
steden
op
kaart
Tijdens
je
examen
moet
je
gebruik
maken
van
een
eigen
Atlas.
De
Atlas
die
wij
sterk
aanraden
is:
“Plantyn
Algemene
Wereld
Atlas”
Hierin
vind
je
zeer
gedetailleerde
informatie
terug
die
je
bij
veel
examenvragen
zullen
helpen.
De
kaarten
van
toeristische
streken
en
cultuurhistorische
steden
vind
je
op
deze
manier:
Algemene
inhoud
>
Europa
>
Europa
-‐
Toerisme
www.examencommissieleerstof.be
28
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
www.examencommissieleerstof.be
29
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Economische
aspecten:
• Teruglek:
De
teruglek
is
waarschijnlijk
het
meest
concrete
en
zichtbare
nadeel
van
de
ontwikkeling
van
een
regio
op
toeristisch
vlak.
Westerse
ondernemingen
pompen
grote
sommen
geld
in
een
interessant
gebied.
Wanneer
deze
investeringen
beginnen
te
renderen
komt
er
echter
zeer
weinig
geld
terecht
bij
de
plaatselijke
bevolking
/
overheid,
het
is
zo
dat
het
overgrote
deel
van
de
inkomsten
terugvloeit
richting
de
investeerders.
Wanneer
dit
aan
de
orde
is
spreken
we
van
‘teruglek’.
• Toeristische
apartheid:
Hiermee
bedoelt
men
dat
de
mogelijkheid
bestaat
dat
bijvoorbeeld
de
gewone
Kroatische
burger
geen
toegang
heeft
tot
de
toeristische
infrastructuur.
Dit
wil
zeggen
dat
men
domeinen
gaat
creëren
waarbinnen
de
toerist
zijn
gehele
vakantie
verblijft
en
dus
weinig
tot
niets
van
het
land
gezien
zal
hebben.
De
autochtone
bevolking
komt
alleen
op
deze
domeinen
als
ze
hier
komen
werken.
Dit
zorgt
voor
een
onderscheid
binnen
de
bevolking
aangezien
degene
die
binnen
de
toeristische
sector
werken
dikwijls
meer
beschikken
over
harde
valuta
en
dus
op
financieel
gebied
veel
sterker
staan.
Dit
zorgt
ervoor
dat
hoger
opgeleiden
(dokters
en
ingenieurs)
gemakkelijk
opteren
voor
een
job
binnen
het
toerisme.
Ecologische
aspecten:
• Milieubedreiging:
Wanneer
men
niet
aan
een
duurzame
ontwikkeling
gaat
doen
dreigt
het
milieu
hieronder
te
lijden.
Het
is
zo
dat
er
in
toeristische
gebieden
een
enorm
grote
consumptiesfeer
hangt.
Om
deze
enorme
consumptie
te
kunnen
bolwerken
verliest
men
mogelijk
het
milieu
uit
het
oog.
Het
grootste
afvalproduct
in
deze
consumptiemaatschappij
is
plastic.
Dit
wordt
met
enorme
aantallen
gebruikt,
maar
zeer
zelden
deftig
gerecycleerd.
Dit
zorgt
voor
grote
afvalopstapelingen
in
de
nieuw
ontwikkelde
toeristische
gebieden,
en
deze
vervuilen
op
hun
beurt
dan
weer
het
milieu.
• Landschapsverstoring:
De
aanleg
van
toeristische
accommodaties
en
infrastructuur
(zoals
campings,
weekendverblijven,
grote
parkeerterreinen,
etc.)
zorgen
voor
een
verandering
van
de
structuur
van
het
landschap.
Vooral
een
gebrekkige
reglementering
inzake
ruimtelijke
ordening
en
een
laks
vergunningsbeleid
zorgden
ervoor
dat
ecologisch
waardevolle
gebieden
onherroepelijk
verstoord
werden.
De
laatste
jaren
is
hierin
een
aanzienlijke
kentering
waar
te
nemen.
• Verstoring
van
fauna
en
flora:
De
toeristische
activiteiten
tasten
in
vele
gevallen
de
plantenrijkdom
en
het
dierenleven
aan.
Zowel
de
intensieve
en
luidruchtige
toeristische
recreatie
(o.a.
motorboten,
motorcrossen,
jetskiën,
…)
als
de
avontuurlijke
toeristische
recreatievormen
(o.a.
surfen,
mountainbike,
survivaltochten,
…)
tasten
de
laatste
ongerepte
stukjes
natuur
aan.
www.examencommissieleerstof.be
30
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
5.1
Globalisering
en
delocatie
van
bedrijven
Globalisering
Definitie:
Globalisering,
ook
wel
mondialisering
genoemd,
is
een
product
van
allerlei
technologische-‐
alsmede
sociale-‐
en
economische
ontwikkelingen.
Want
in
de
moderne
economie
is
het
buitenland
niet
meer
weg
te
denken.
Deze
ontwikkelingen
gebundeld
vormen
de
voortstuwende
kracht
van
globalisering
welke
maakt
dat
de
grenzen
van
de
wereld
steeds
verder
vervagen.
Deze
ontwikkeling
maakt
vrij
baan
voor
het
efficiënt
inzetten
van
krachten
en
middelen,
wat
alleen
maar
ten
goede
komt
van
organisaties
en
in
specifiek
bedrijven.
Kennis
kan
van
ver
worden
gehaald
en
productie
kan
ook
elders
goedkoper
plaatsvinden.
Deze
mogelijkheden
bieden
toch
enkele
uitdagingen
voor
bedrijven
waar
met
tact
en
zorg
om
gegaan
moet
worden.
Het
ontstaan
van
een
zogenaamde
global
village
vereist
een
hele
andere
insteek
van
leidinggevenden.
Globalisering
moet
een
kans
zijn,
geen
belemmering!
Er
zijn
steeds
meer
bedrijven
die
(een
deel
van)
de
productie
verhuizen
naar
lage-‐lonen-‐landen.
Het
buitenland
is
ook
essentieel
voor
de
levering
van
producten
en
grondstoffen.
Of
het
nu
gaat
om
luxe-‐goederen
zoals
exotisch
fruit
of
om
noodzakelijke
goederen
als
aardolie,
we
zijn
daarvoor
afhankelijk
van
andere
landen.
Internationale
handel
is
goed
voor
de
welvaart.
Maar
toch
zijn
er
ook
verliezers
bij
dit
spel.
Niet
voor
niets
bestaan
er
zogenaamde
anti-‐globalisten,
die
steeds
wijzen
op
de
nadeel
van
de
(ongecontroleerde)
internationale
handel.
Bovendien
zijn
er
landen
die
vrijhandel
nastreven
en
tóch
eigen
sectoren
beschermen
tegen
buitenlandse
concurrentie.
De
World
Trade
Organisation
(WTO)
probeert
deze
vormen
van
protectionisme
tegen
te
gaan.
Over
de
hele
wereld
zijn
er
groepen
landen
die
samen
een
verregaande
vorm
van
economische
samenwerking
aangaan.
De
eerste
stap
daarbij
is
altijd
dat
de
onderlinge
handelsbelemmeringen
worden
afgeschaft.
Wanneer
landen
verder
dit
pad
van
samenwerking
opgaan,
onstaan
vormen
van
samenwerkingen
zoals
de
EMU.
Samenwerkende
landen
schaffen
dan
hun
eigen
valuta
af
en
voeren
gezamenlijk
één
munt
in.
Met
de
invoering
van
één
munt
zijn
deze
landen
dan
direct
verlost
van
een
vervelde
onzekerheidfactor
in
de
internationale
handel:
de
onderlinge
wisselkoers
van
de
munten.
Hoe
groter
de
onzekerheid
over
de
koers,
hoe
eerder
bedrijven
zullen
afzien
van
internationale
contracten.
En
dat
komt
de
welvaart
niet
te
goede.
www.examencommissieleerstof.be
31
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Oorzaken:
• Door
betere
communicatiemogelijkheden
weten
we
veel
beter
wat
er
in
landen
gebeurt.
De
televisie
was
daarbij
belangrijk.
Door
internet
ging
dit
nog
sneller.
• Snellere
en
goedkopere
transportmogelijkheden
maken
het
mogelijk
om
producten
en
grondstoffen
snel
te
vervoeren
over
grote
afstanden.
Daardoor
kunnen
landen
en
bedrijven
over
de
hele
wereld
met
elkaar
handelen.
• Het
is
goedkoper
om
producten
in
één
grote
fabriek
te
maken,
dan
in
verschillende
kleine
fabrieken.
Er
zijn
dan
minder
machines
en
andere
zaken
nodig.
Vooral
als
die
grote
fabriek
in
een
land
met
lage
lonen
staat,
levert
dit
een
flinke
besparing
op.
Deze
besparing
is
vaak
groter
dan
de
steeds
lagere
transportkosten.
Gevolgen
• Meer
laaggeschoolden
die
werkloos
zijn
aangezien
de
bedrijven
naar
lageloonlanden
verhuizen
voor
productie.
• Kennismaking
met
andere
culturen:
Niet
alleen
in
het
buitenland
maar
ook
steeds
vaker
krijg
je
in
je
eigen
land
te
maken
met
situaties
waarin
je
moet
werken
met
mensen
uit
andere
culturen.
• We
kunnen
producten
uit
de
hele
wereld
kopen.
Daardoor
is
er
veel
meer
keuze
en
zijn
producten
veel
goedkoper.
• We
kunnen
zelfs
op
reis
naar
landen
over
de
hele
wereld.
• Oneerlijke
verdeling
van
welvaart:
Bedrijven
kunnen
heel
gemakkelijk
kiezen
waar
ze
hun
fabrieken
neerzetten.
Daarom
gaan
ze
naar
de
plaats
waar
arbeid
het
goedkoopst
is.
Vaak
zijn
de
arbeidsomstandigheden
in
deze
landen
heel
erg
slecht.
Die
arbeidsomstandigheden
verbeteren
niet,
omdat
de
lonen
zo
laag
moeten
blijven.
Boeren
en
fabrieken
in
rijkere
landen
gaan
failliet
omdat
ze
niet
kunnen
concurreren
met
de
lage
lonen.
• Grondstoffen
en
producten
worden
over
de
hele
wereld
vervoerd.
Dat
kost
veel
brandstof
en
is
slecht
voor
het
milieu.
Gevolgen
herkennen
op
foto
Olielekages
in
zeeën
door
Meer
werkloosheid
door
bedrijven
vervoer
van
olie
over
water
die
naar
lageloonlanden
verhuizen
www.examencommissieleerstof.be
32
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Delocatie
Definitie
De
verhuizing
van
productievestigingen
of
kantoren
naar
een
andere
land/plaats.
Oorzaken:
• Ze
moeten
een
lagere
loon
uitbetalen
in
lageloonlanden
• Meer
winst
voor
bedrijven
• Transport
wordt
goedkoper
en
goedkoper
• Milieuwetgeving:
producenten
wijken
soms
uit
naar
landen
met
een
soepeler
wetgeving
• …
Gevolgen:
• Meer
werklozen
doordat
bedrijven
verhuizen
naar
lageloonlanden
• Milieubelastend
door
rampen
tijdens
transport
• …
5.2
Migraties
Internationale
migraties
Verwoorden
van
de
migraties
van
WO
I
In
het
begin
van
de
20e
eeuw
vierde
het
nationalisme
hoogtij.
Grote
rijken
verdwenen,
nieuwe
staten
zagen
het
levenslicht.
Op
die
manier
ontstonden
dus
ook
nieuwe
etnische
minderheden,
die
vaak
ofwel
geen
erkenning
kregen,
ofwel
onderdrukt
werden
in
de
nieuwe
staat
waarin
ze
terecht
kwamen.
Het
groeiende
nationalisme
vormde
ook
één
van
de
oorzaken
voor
het
uitbreken
van
de
Eerste
Wereldoorlog,
als
gevolg
waarvan
de
migratiestromen
nog
toenamen:
- Het
Verdrag
van
Versailles
voorzag
in
de
hertekening
van
de
Europese
grenzen,
en
zorgde
zo
voor
veel
verplichte
migratie.
Hele
bevolkingsgroepen
werden
verplicht
te
verhuizen
naar
andere
gebieden.
- De
oorlog
had
verwoestende
effecten
op
de
economie,
maar
bemoeilijkte
tegelijk
de
wederopbouw
aangezien
een
deel
van
de
actieve
beroepsbevolking
was
gesneuveld
aan
het
front.
Diverse
landen
moedigden
dan
ook
economische
immigratie
aan
om
het
arbeidstekort
weg
te
werken.
Frankrijk
b.v.
‘importeerde’
veel
arbeiders
uit
Italië,
Polen
en
Tsjechoslowakije
in
de
jaren
1920.
www.examencommissieleerstof.be
33
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
- De
economische
wereldcrisis
van
de
jaren
1930
had
dan
weer
een
tegenovergesteld
effect.
De
toenemende
werkloosheid
noopte
heel
wat
landen
ertoe
de
buitenlandse
werkkrachten
verplicht
naar
hun
thuisland
terug
te
sturen.
- De
opkomst
van
nieuwe
ideologieën,
met
name
fascisme
en
communisme,
bracht
evenzeer
migratiestromen
op
gang:
o Communisten,
anarchisten,
socialisten,
oppositieleden
en
vakbondsleiders
werden
verplicht
het
fascistische
Italië
van
Mussolini
te
verlaten.
Hitlers
beleid
in
Duitsland
had
hetzelfde
effect.
De
burgeroorlog
in
Spanje
zorgde
voor
een
soortgelijk
fenomeen.
o In
de
communistische
Sovjet-‐Unie
waren
massadeportaties
in
de
jaren
1930-‐50
aan
de
orde
van
de
dag.
Meer
dan
drie
miljoen
mensen
behorende
tot
diverse
etnische
minderheden
en
meer
dan
20
nationaliteiten
werden
gedeporteerd
naar
centraal-‐
of
Oost-‐
Siberië.
Migratie
na
de
tweede
wereldoorlog
tot
1973
in
Europa
De
Tweede
Wereldoorlog
en
haar
nasleep
zorgden
opnieuw
voor
massale
migratiestromen.
Totalitaire
regimes
(fascistische
en
communistische)
hadden
miljoenen
mensen
op
de
vlucht
gejaagd.
De
nieuwe
hertekening
van
nationale
grenzen
en
de
Koude
Oorlog
die
zich
begon
af
te
tekenen
(zeker
met
de
oprukkende
USSR
in
Oost-‐Europa)
bracht
nieuwe
migratiestromen
op
gang,
net
zoals
de
politiek
van
wederopbouw
in
veel
Europese
landen
die
bij
gebrek
aan
voldoende
arbeidskrachten
economische
immigratie
bevorderde.
Economische
verschillen
tussen
landen
zorgden
ervoor
dat
Italië,
Spanje,
Griekenland
en
Portugal,
gevolgd
door
Turkije
en
Joegoslavië
emigratielanden
werden
qua
arbeidskrachten,
Duitsland,
België,
Frankrijk,
Zwitserland,
Nederland
en
Zweden
immigratielanden.
Daarnaast
speelde
ook
de
dekolonisatie
een
rol
van
betekenis.
Europese
koloniale
mogendheden
werden
geconfronteerd
met
immigratie
–
van
Europeanen
die
zich
in
de
kolonies
hadden
gevestigd
als
van
autochtonen
uit
de
kolonies
–
als
gevolg
van
dekolonisatieprocessen.
Migratie
sinds
1973
in
Europa
Heel
wat
significante
gebeurtenissen
hadden
een
belangrijk
effect
op
migratiestromen
sinds
1973:
- De
oliecrisis
die
in
1973
in
alle
hevigheid
losbarstte
had
tot
gevolg
dat
de
West-‐Europese
landen
hun
beleid
van
de
rekrutering
van
vreemde
arbeidskrachten
stop
gingen
zetten.
www.examencommissieleerstof.be
34
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
- De
opkomst
van
militaristische
en
totalitaire
dictaturen
in
heel
wat
Derde
Wereldlanden
(voormalige
Westerse
kolonies)
werkte
vluchtelingenstromen
in
de
hand.
- Hetzelfde
gaat
op
voor
religieuze
onverdraagzaamheid
in
delen
van
de
wereld.
- De
val
van
het
communisme
in
Oost-‐Europa
en
de
implosie
van
de
USSR
zorgde
voor
herlokalisatie
van
hele
bevolkingsgroepen.
- De
burgeroorlog
in
ex-‐Joegoslavië
zorgde
op
haar
beurt
voor
immense
vluchtelingenstromen.
Miljoenen
mensen
gingen
op
de
dool,
en
bijna
700
000
vluchtten
naar
West-‐Europa.
- Het
Europese
eenmakingsproces
en
de
groeiende
globalisering
met
bijhorende
toenemende
Noord-‐Zuidkloof
veroorza(a)k(t)en
een
enorm
aanzuigeffect
uit
arme
landen,
evenals
intern
van
armere
naar
rijkere
EU-‐lidstaten.
- Ecologische
factoren,
waaronder
de
opwarming
van
de
aarde
met
haar
desastreuze
gevolgen
voor
de
landbouw
in
vaak
arme
landen
werken
eveneens
migratie
in
de
hand.
Aanduiden
van
huidige
migratiestromen
op
wereldkaart
Regio
Gemiddeld
jaarlijks
Gemiddeld
jaarlijkse
aantal
migraties
migratiesaldo
Noord-‐Amerika
1.370.000
4,2
%
Europa
1.083.000
3,2
%
Oceanië
103.000
1,5
%
Afrika
-‐
455.000
-‐
0,3
%
Latijns-‐Amerika
-‐
804.000
-‐
0,5
%
Azië
-‐
1.297.000
-‐
1,5
%
www.examencommissieleerstof.be
35
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Verwoorden
van
de
huidige
migratie
stromen
a.d.h.v.
statistische
cijfers
Er
wordt
vooral
geëmigreerd
vanuit
Azië
(-‐
1.297.000)
Latijns-‐
Amerika
(-‐
804.000)
en
Afrika
(-‐
455.000)
naar
andere
werelddelen
waar
de
welvaart
veel
hoger
is
zoals
Europa,
Noord-‐Amerika
en
Oceanië.
Push-‐
en
pullfactoren
van
migraties
+
verklaring
Pushfactoren:
- Oorlog:
In
veel
landen
in
de
wereld
zijn
gewapende
conflicten,
die
mensen
op
de
vlucht
jagen.
- Bevolkingsexplosie:
Als
een
bevolking
snel
groeit,
is
er
vaak
te
weinig
werk
voor
al
die
extra
jongeren,
waardoor
mensen
ook
beginnen
migreren.
- Economische
situatie
van
het
land:
Als
mensen
arm
en
werkloos
zijn,
zullen
ze
allicht
willen
migreren
naar
gebieden
waar
wél
geld
en
werk
is.
De
rijkdom
is
erg
ongelijk
verdeeld
in
de
wereld.
De
20%
rijksten
op
deze
planeet
bezitten
82,7%
van
het
totale
wereldinkomen,
de
20%
armsten
krijgen
1,4%.
Pullfactoren:
- De
economie
en
de
aanwezigheid
van
werk
in
een
land
is
een
belangrijke
pullfactor
voor
migranten.
Als
in
een
land
behoefte
is
aan
arbeidskrachten,
worden
die
gaten
in
de
arbeidsmarkt
binnen
het
jaar
opgevuld
door
migranten.
(Het
feit
dat
België
een
nationale
cultuur
heeft
van
zwartwerk,
zou
ook
veel
migranten
aantrekken.
Sommige
onderzoekers
beweren
zelfs
dat
strengere
controle
op
zwartwerk
de
migratie
sterker
zou
doen
verminderen
dan
strenger
bewaakte
grenzen).
- Cultureel:
Historische
banden
tussen
landen
(bijvoorbeeld
tussen
België
en
haar
vroegere
kolonie
Congo)
zou
maken
dat
meer
migranten
naar
dit
land
komen.
(Congolezen
vormen
vandaag
de
grootste
groep
onder
de
Afrikanen
in
België.
De
Indiërs
vormen
een
grote
groep
in
Engeland.
De
Surinamers
in
Nederland.)
- Aanwezigheid
van
netwerken
van
landgenoten,
die
eerder
al
naar
het
land
migreerden,
zou
meer
migranten
trekken.
Die
netwerken
dienen
er
immers
voor
om
op
terug
te
kunnen
vallen,
huisvesting
en
werk
te
vinden.
Denk
aan
de
instroom
Marokkaanse
en
Turkse
migranten
in
België,
die
terugvallen
op
een
netwerk
dat
al
met
de
gastarbeiders
uit
de
jaren
zestig
werd
ingezet.
www.examencommissieleerstof.be
36
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Vragen
en
antwoorden
Wat
is
het
verschil
tussen
weer
en
klimaat?
• Weer
:
term
"weer"
wordt
gebruikt
voor
het
beschrijven
van
de
veranderingen
die
van
dag
tot
dag
plaatsvinden
in
onze
atmosfeer.
(atmosfeer
:
het
lucht
of
gasvormig
omhulsel
rondom
de
aarde).
• Klimaat
:
Om
de
klimaat
van
een
gebied
te
kennen
moet
men
meetingen
doen
over
lange
periodes
(min.
30
jaar)
van
bv.
vochtigheid,
aantal
uren
zonneschijn
en
zo
voort
om
de
klimaat
van
een
bepaalde
gebied
te
kennen.
leg
uit:
Natuurlijke
aangroei:
Totaal
aantal
geboorten
-‐
totaal
aantal
sterften.
Als
de
aantal
geboorten
groter
is
dan
sterfte
dan
spreken
we
over
een
positieve
aangroei,
zo
niet,
over
een
negatieve
aangroei.
Migratiesaldo:
Het
verschil
tussen
het
aantal
mensen
dat
het
land
inkomt
(immigratie)
en
het
land
verlaat(emigratie).
Verschil
tussen
geostationaire
en
polaire
satellieten?
Geostationaire:
bevindt
zich
continue
op
dezelfde
positie
aan
de
hemel
op
ongeveer
36000
km
recht
boven
de
evenaar
en
zo
lijkt
het
alsof
hij
stil
staat
maar
hij
draait
met
de
aarde
mee.
deze
soorten
satellieten
worden
gebruikt
voor
televisistations,
voor
het
weer
en
radio.
Polaire:
Polaire
satellieten
vliegen
op
een
hoogte
van
ongeveer
850
km.
In
het
algemeen
observeert
elke
polaire
satelliet
de
hele
planeet
2
keer
in
24
uur.Zij
hebben
een
veel
hogere
resolutie
dan
geostationaire
weersatellieten
en
leveren
dus
veel
gedetailleerdere
beelden
maar
zij
leveren
geen
continu
beelden
van
een
bepaald
plaats.(landbouw
,
in
kaart
brengen
van
milieuproblemen
,
navigatie)
Noem
zes
meetinstrumenten
en
vertel
waarvoor
ze
gebruikt
worden?
Zonneschijnduur:
Zonneschijnautograaf
(uur)
Luchtvochtigheid:
Hugrometer
(%)
Bewolking:
Menselijk
oog
(
Schatting)
Neerslag:
pluviometer
(
m²
of
mm)
Luchtdruk:
Barometer
(
Pha
of
mbar)
Windsnelheid:
Anemometer
(
km/u)
Wat
zijn
teramontana
winden?
Een
droge,
koude
en
sterke
wind,
die
van
het
noord-‐westelijk
waait
in
de
regio
Languedoc-‐Roussillon.
www.examencommissieleerstof.be
37
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Wat
is
het
verschil
tussen
fossiele
en
alternatieve
energiebronnen?
Fossiele
energiebronnen:
Dat
zijn
de
resten
van
planten
en
dieren
onder
de
grond
of
de
zee.
Bij
het
verbranding
van
fossiele
brandstof
komen
er
stoffen
vrij
die
schadelijk
zijn
voor
het
milieu
en
ze
kunnen
op
geraken.
Daarom
is
men
opzoek
gegaan
naar
alternatieve
energiebronnen.
Vb.
Steenkool,
aardolie,
aardgas
Alternatieve
energiebronnen:
Duurzame
energiebronnen
die
weinig
of
geen
vervuiling
met
zich
meebrengen.
Vb:
zonne-‐Energie,
waterenergie,
windenergie
,
kernenergie
Verschillende
brandstoffen
van
1800
tot
nu
Rond
1800
vooral
steenkool,
en
olie
als
brandstof
of
als
aandrijvingsmiddel
voor
bepaalde
machines.
Na
een
tijdje
aardgas,
propaangas.
En
rond
1890
elektriciteit.
Daarna
kernenergie,
windenergie
en
zonne-‐energie.
Wat
is
het
zonnestelsel?
De
zon
met
de
negen
planeten
en
al
de
manen
noemen
we
het
zonnestelsel.
Wat
zijn
hemellichamen?
Noem
ze
op:
Planeten
zijn
afgekoelde
hemellichamen
die
rond
een
ster
draaien
:
•
Mercurius
•
Venus
•
Aarde
•
Mars
•
Jupiter
•
Saturnus
•
Uranus
•
Neptunus
1.
Kometen
2.
De
maan
3.
Asteroiden
4.
Meteorieten
Wat
is
het
verschil
tussen
sterren
en
planeten?
a)
sterren
stralen
zelf
licht
uit
en
planeten
niet.
b)
sterren
zijn
gasvormig,
planeten
niet.
www.examencommissieleerstof.be
38
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
Beschrijf:
•
Toendra:
grassen
,
mossen
en
dwergstruiken
(koud
klimaat
met
dooiseizoen)
•
Taiga:
bommen
zoals
dennen
,
sparren
,
populieren
(koudgematigd
klimaat
met
strenge
winters)
•
Steppe:
onbebouwde
vlakte
of
boomloos
landschap,
er
groeien
grassen
(gematigd
droog
klimaat)
•
Savanne:
grassen
,
kruiden
en
ook
weinig
boomgroei
•
Tropisch
regenwoud
:
warm
en
vochtig
en
veel
soorten
planten
(Warm
en
altijd
nat
klimaat
,
aan
de
evenaar.)
•
Loofwoud:
uitsluitend
loofbomen
en
loofstruiken
(koelgematigd
klimaat
met
zachte
winters)
•
Gemengd
woud:
naald-‐
en
loofwoud,
komt
voor
in
een
(koelgematigd
klimaat
met
koude
winter
)
•
Naaldwoud:
naaldbomen
• IJswoestijnen:
geen
plantengroei
(koude
klimaat
zonder
doeiseizoenen)
Primaire
sector:
de
agrarische
sector
en
de
bedrijven
die
delfstoffen
winnen
vb.
Bosbouw,
veeteelt,
olie
en
gaswinning.
Secundaire
sector:
De
industriele
en
nijverheidssector
vb.
Autofabrieken,
bouwnijverheid,
verffabrieken.
Tertiaire
sector:
Dienstverlenende
sector
die
winst
wil
maken
vb.
Banken
,
verzekeringsmaatschappijen.
Kunstsatelliet:
Een
satelliet
is
een
lichaam
dat
rond
een
planeet
draait.
Een
kunstsatelliet
is
dat
die
door
de
mens
in
gemaakt.
www.examencommissieleerstof.be
39
Aardrijkskunde
3de
graad
BSO
© Copyright examencommissieleerstof.be 2012 - 2014. Alle rechten voorbehouden. Tenzij
anders vermeld berusten alle rechten op informatie (tekst, beeld, etc) die u in onze cursussen
aantreft bij Inproma.
Deze informatie mag worden bekeken op een scherm, gedownload worden op een hard-disk
of geprint worden, mits dit geschied voor persoonlijk, informatief en niet-commercieel
gebruik, mits de informatie niet gewijzigd wordt, mits de volgende copyright-tekst in elke
copy aanwezig is: “© Copyright examencommissieleerstof.be”, mits copyright, handelsmerk
en andere van toepassing zijnde teksten niet worden verwijderd en mits de informatie niet
wordt gebruikt in een ander werk of publicatie in welk medium dan ook.
www.examencommissieleerstof.be 40