You are on page 1of 5

1.

2 - ONLINE 1 - WEEK 3
Motorisch leren (2)
C-FH5 – Motorisch leren: Toepassen van theorieën (week 2 Natschool)
C-FH11 - Feedback tijdens motorisch leren

AANDACHT! Dit document is INDIVIDUEEL en is VERPLICHT voor het beroepsproduct.

1. Weet je nog wat impliciet en expliciet leren was? Herinner je je de verschillende leerstrategieën
nog? Bespreek in groep zodat iedereen dezelfde kennis heeft om met het werk van vandaag te
beginnen.

Impliciet: iets op een eigen manier ontdekken om het je ‘eigen’ te maken zonder hiervoor al te veel
specifieke instructies voor gekregen te hebben. Je bent onbewust iets aan het leren.

Expliciet: Door veel specifieke instructies te krijgen om bepaalde handelingen in een bepaalde
volgorde uit te voeren. Je bent je bewust van het belang waarom je iets aan het doen bent en
waarom het op deze gestructureerde / bepaalde manier moet worden uitgevoerd.

Leerstrategieen:
1. Movement imagonary: jezelf inbeelden hoe je een bepaalde beweging gaat uitvoeren
2. Observational learing: door iets voor te doen of te zien hoe iets onder ideale
omstandigheden wordt uitgevoerd.
3. Errorless learning: foutloos leren door de opdracht eenvoudiger / aan te passen waardoor er
zo min mogelijk fouten worden gemaakt.
4. Trial and error: op een zelfde manier telkens iets uitproberen om iets onder de knie te
krijgen of iets wel of niet lukt.
5. Discovery learning: door verschillende manieren te gebruiken, ontdekken wat de juiste en
geschikte manier is.
6. Analogisch leren/beeld spraak: door een voorbeeld te noemen met beeldspraak waardoor
iemand zich ergens iets bij kan voorstellen hoe iets moet worden uigevoerd. (bijv push up:
duw zo hard als je kan de grond bij je vandaan)
7. Dual and task: een dubbeltaak uitvoeren om verschillende hersengebieden tijdens een
bepaalde activiteit aan te spreken om de hoofdtaak hierdoor uiteindelijk beter te kunnen
uitvoeren.

2. Zoek voorbeelden (andere dan in het college) voor de volgende concepten.


a. discrete motor skill
b. serial motor skill
c. continuous motor skill
d. open skill
f. self paced skill
g. massed training
h. constant training
i. whole part whole training
j. random practice
a. Service bij volleyball, 1 pull up, 1 push up, de deur dicht of open doen.
1.2 - ONLINE 1 - WEEK 3
Motorisch leren (2)
b. Hoogspringen, verspringen, de tafel dekken, de vaatwasser uitruimen, ring muscle up.
c. Wandelen, skeeleren, schaatsen(recht vooruit) hardlopen, knieheffen op de plaats,
zwemmen, skiën recht vooruit.
d. Oversteken bij een stoplicht, hardlopen in een bos, fietsen op straat, sporten in een
sportschool.
e. Wandelen, groenten snijden.
f. Massed training: relatieve lage frequentie van oefenen maar wel onder een lange intensiteit
wat kan leiden tot snel resultaat maar minder efficiënt voor op langer termijn -
bijvoorbeeld alleen leren in het weekend (+/-) 5 uur i.p.v. elke dag 45 min.
g. Constant training: rondjes rennen op de atletiek baan
h. Smash volleybal, basketbal lay up, fietsen = whole  aanlopen, springen, slaan, landen =
part .
i. Random practice: routine van het opstaan aan passen, route anders(omgekeerd) lopen.

3. Is de vorige vraag een voorbeeld van impliciet of expliciet leren? Probeer je antwoord te
beargumenteren!

Beide:
Bij alle varianten of de manier van bewegen kun je iemand impliciet het zelf laten uitzoeken. Je
kunt ook iemand helpen of juist aansturen door juist expliciet te laten leren en bewuster mijn zijn of
haar doel of beweging bezig te zijn. Door iemand impliciet deze nieuwe dingen aan te leren gaat zij
of hij zelf over de aanpassing of manier van doen, denken hoe ze/hij dit naar hun gevoel het beste
kunnen uitvoeren. Door expliciet toelichting te geven, kan iemand specifiek op bepaalde dingen
gaan letten om bijvoorbeeld nog meer resultaat uit de verandering of beweging te halen omdat er nu
meerdere blikken op het onderwerp worden gelegd.

4. De volgende voorbeelden zijn instructies of feedback met een interne aandacht. Zou je ze
kunnen veranderen in voorbeelden met externe aandacht?
a. Laat je knieën niet voorbij je tenen komen (tijdens een squat of lunge)
b. Probeer je knieën naar buiten te houden! (tijdens een squat of een landing)
c. Probeer je arm volledig te strekken en gebruik je pols om de bal te gooien.
(om een basket worp te verbeteren)

a. Leg een foam roller tussen jouw rug en de muur en laat je zakken / maak een squat en zorg dat de
foam roller contact blijft houden met de rug.
b. Leg een speedladder neer en maak een squat terwijl je de voeten in bepaalde tredes houdt.
Denk eraan dat je voeten 45 graden naar buiten wijzen.
c. Kijk en wijs met je hand richting de basket na als je bal hebt gegooid.

5. Ga uit van de volgende situatie:


In periode 1.1 leerde je het passieve basisonderzoek van de schouder. De verschillende
technieken werden getoond door je leraar en daarna moest je deze samen oefenen tijdens de les.
Kun je hieronder voorbeelden vinden van de verschillende concepten?
a. extrinsieke feedback
b. intrinsieke feedback
1.2 - ONLINE 1 - WEEK 3
Motorisch leren (2)
c. knowledge of performance (KP)
d. knowledge of result (KR)

1. Docent geeft feedback op het feit dat je de bewegingen met wat meer detail mag uitvoeren.
2. Zelf nadenken over je eigen handelen over bijvoorbeeld dat je de elleboog goed fixeert in je zij
als het gaat om het maken van een exorotatie in het schoudergewricht.
3. Wordt de hand in anatomische positie gehouden als eer een abductie beweging wordt gemaakt?
4. Wordt er wel of geen extensie van de schouder uitgevoerd waar naar gevraagd was? Of: wordt er
daadwerkelijk een passief onderzoek aan de schouder uitgevoerd of is de patient niet volledig
ontspannen en helpt hij of zij bij het gros van de bewegingen mee?

Het is altijd een combi van informatie en feedback die je krijgt. Er zitten altijd verbanden in.

Alle bovenstaande elementen hebben een verband met elkaar.

6. Ga uit van de volgende situatie:


Een tennisser wil zijn opslag verbeteren met specifieke focus op het mikken. Kun je hieronder
voorbeelden vinden van de verschillende concepten?
a. extrinsieke feedback
b. intrinsieke feedback
c. knowledge of performance (KP)
d. knowledge of result (KR)
a. Je krijgt van je coach te horen dat je bij het opgooien van de bal de beter moet timen
wanneer je de bal wil gaan slaan door een fractie te wachten. Daarnaast valt hem op dat je
na de service je lichaam een kort moment uit balans is waardoor je de bal niet goed kunt ‘na
wijzen’ waardoor de bal zijn eindbestemming niet haalt. Hij geeft als tip je voeten iets
breder te zetten dan schouderbreedte en licht door je knieën te zakken.
b. Probeer je in te denken dat je het racket na wijst zodra je de bal slaat. En afvragen bij de
service: is de positie van mijn voeten goed, heb ik een goede houding aangenomen, sta ik
niet te ver voor over gebogen.
c. Nadat er een service is gedaan, ziet men dat de bal te vroeg uit lucht wordt geslagen,
daarnaast heeft men zijn racket iets te hoog vast en moet hij na de service de bal na wijzen
met zijn racket. Nu stopt de beweging abrupt. Iemand moet bij de opslag zijn arm meer in
een lijn houden met zijn of haar lichaam. Op dit moment is de hoekafwijking t.o.v. het
lichaam te groot. De efficiëntie van de slag gaat hierdoor verloren.
d. De bal heeft wel of niet zijn doel bereikt. De bal ging in een boogvorm of juist als een
rechte lijn op zijn doelwit af. De snelheid van de service is ook belangrijk. De tijd tussen
het moment dat de tennisser de bal raakt en dat hij op de grond komt, moet korter zijn.

7. INDIVIDUEEL-
Neem ‘jouw’ vaardigheid terug die in week 1 werd uitgewerkt. Beschrijf 3 oefeningen die
gericht zijn op het trainen van de vaardigheid, maar probeer te variëren in type training en type
feedback.
Ring muscle up:

1. False grip pull up


- Type training:
1.2 - ONLINE 1 - WEEK 3
Motorisch leren (2)

Variabel: extra gewicht toevoegen, andere handgrip kiezen, explosief of langzaam uitvoeren,
alleen de focus op laten zakken(excentrisch gedeelte), alleen specifiek op de handgreep letten
door dit in te beelden.
Part: dit is een specifiek gedeelte van de oefening.

- Type feedback:

Intristiek: zelf aanvoelen welke arm wat zwakker is waardoor je wat harder moet trekken om
jein 1 rechte lijn omhoog te trekken, met je core stabiliteits aanpassingen doen om recht te
blijven hangen.

KP: afvragen of dat je echt vanuit een ‘dead hang’ bent begonnen of dat je schouderbladen al
geactiveerd waren. Of dat je ellebogen niet volledig gestrekt waren in de start positie.
KR: stel de oefening lukt niet  kan liggen aan de techniek of dat iemand te weinig kracht
heeft voor de oefening en een eenvoudigere progressie moet kiezen.

Bandwith feedback: om iemand gemotiveerd en zelfvertrouwen te geven, staan we kleine fouten in


het begin van deze deelbeweging toe. (armen niet volledig gestrekt, of schouderbladen niet volledig
ontspannen in de start positie.)

2. Transitie fase van pull naar push beweging.

- type training:

Mental practice: de beweging in je gedachten al een keer voordoen hoe je je torso bovenop op de
ringen krijgt door je ellebogen naar achteren te bewegen en je handen te draaien.

Discovery: uitproberen wanneer je de transitie fase ingaat, hoe snel je dit doet, de timing van het
verwisselen van beide handen te gelijk, ontdekken hoe het voelt als de armen dichtbij of ver van het
lichaam verwijderd zijn en tenslotte: op welke moment kan ik gaan pushen om naar boven te
krijgen.

Random: doe de oefening ook is op het ‘droge’  dat je met beide voeten op de grond staat om
kennis te maken hoe de beweging in elkaar zit i.p.v. dat je jezelf tegen de zwaartekracht omhoog
moet bewegen.

Part: alleen deze deelbeweging uitvoeren zonder aandacht te geven aan de andere deelbewegingen.

Analogisch denken: klim over een hoog hek waarbij je je eerst omhoog moet trekken zodat je je
tenslotte erover heen kunt duwen.

- Type feedback:

intristiek: zelf het gevoel ervaren wat je in de positie gaat doen, waar ga je corrigeren om balans te
houden maar ook om kracht te zetten.

Extristiek: iemand kan je er attent op maken dat je je eerst hoger moet optrekken voordat je met de
transitiefase begint, dat je je ellebogen dichter bij je lichaam moet houden om hiermee de oefening
eenvoudiger te maken(stukje KP dus) Maak het visueel door een spiegel te gebruiken om
beeldmateriaal te laten zien / te filmen.

Directe feedback: omdat dit een complexe deelbeweging is, kiest men hier eerst om explicitiete
instructies te geven voordat iemand begint met trainen.
1.2 - ONLINE 1 - WEEK 3
Motorisch leren (2)

3 dip / push fase


- type training:

Variabel: lichaam voorwaarts houden, recht, ringen dicht of ver van het lichaam vandaan. Je alleen
laten zakken, met behulp van een elastiek de oefening uitvoeren, verschillen in tijdsduur
aanbrengen in excentrische en concentrische beweging.

Discovery: sommige mensen zijn niet erg flexibel in het schoudergewricht zodat ze een positie van
90 graden net wel of net niet kunnen halen. Zij hebben er geen belang bij dat iemand zegt dat je
verder dan 90 graden moet gaan omdat ze dan blessures oplopen als ze dit wel doen.

Part: dit is een specifiek gedeelte van de oefening dat goed geoefend kan worden.

Feedback:

Intrinsiek: omdat ringen niet stabiel zijn is het lastig om je balans hierin te vinden. Je zult je daarom
continue moeten bijstellen en corrigeren om de beweging correct uit te voeren.

Extrinsiek: Hierbij geeft iemand tips door bijvoorbeeld te zeggen dat je je ellebogen beter op een
andere positie kunt houden of dat je lichaam gedurende de beweging stabieler / rechter probeert te
houden. (ook een stukje KP)

KR: stel de oefening lukt niet  kan liggen aan de techniek of dat iemand te weinig kracht heeft
voor de oefening en een eenvoudigere progressie moet kiezen.

Faded feedback: omdat veel mensen bij deze beweging vals spelen door zich niet onder andere niet
ver genoeg te laten zakken, willen we eerst iemand benadrukken dat hij of zij het correct moet doen.
Daarna laten we iemand steeds meer zijn gang gaan om dit gegeven tips te verwerken en hierdoor
kan gaan letten op de uitvoering.

8.INDIVIDUEEL-
Je docent zal duo’s aanduiden. Wissel ‘jouw’ vaardigheid uit en probeer de vorige vraag te
herhalen voor de vaardigheid van je partner. Werk individueel! Beschrijf 3 oefeningen die
gericht zijn op het trainen van de vaardigheid, maar probeer te variëren in type training en type
feedback. Het is niet nodig om veel kennis te hebben over de ‘andere’ sport of vaardigheid,
probeer hier een beetje out of the box te denken!

Feedback
Lisa: geen feedback meer gekregen.

Bjorn Bacx
Aanpassen grip  pols flexibiliteit trainen.
Explosieve pull ups trainen
Overgang van pull up naar dip als explosieve pull up goed gaan
Elastiek gebruiken voor minder weerstand
Muscle up doen zonder elastiek.

You might also like