You are on page 1of 4

1.

2 - ONLINE 2 - WEEK 5
Coaching session lectures week 5
• MED4 - Introduction to farmacotherapy

1. Je cliënt gebruikt pijnstillers voor zijn acute pijn in zijn knie na een trauma. Beantwoord hierbij
de volgende vragen, waarbij je de uitwerking onderbouwt aan de hand van navolgbare bronnen
en verwijzingen;

- Welke pijnstiller(s) zijn het meest geschikt voor deze cliënt?


- Wat zijn de indicaties voor deze pijnstiller?
- Wat zijn de contra-indicaties voor deze pijnstiller?
- Welke bijwerking(en) vind je zorgwekkend, en hoe handel jij daarin als fysiotherapeut?
- Welke bijwerking(en) doen je twijfelen, en hoe handel jij daarin als fysiotherapeut?
- Je cliënt vraagt aan jou hoeveel pijnstilling hij kan nemen, en wanneer? Wat zou jouw advies
en handeling zijn als fysiotherapeut?

• ANA - Neuroanatomy UE and LE

2. Een patiënt die niet in staat is om een muntstuk te herkennen die in zijn hand wordt geplaatst
terwijl zijn ogen zijn gesloten zal waarschijnlijk een laesie hebben van de:
A. Spino-reticulaire banen
B. Spino-cerebellaire banen
C. Dorsale achterstrengen
D. Onderste vezels van het ruggenmerg
E. Geen van bovenstaande
Argumentation:

Het antwoord is C.
Herkenning van een gevoeld, maar niet visueel waargenomen object vereist oppervlakkige en diepe
sensatie (gevoel).Het oppervlakkige gevoel geeft informatie zoals aanraking en temperatuur.
Blijkbaar geven twee systemen invulling aan het gevoel, zowel het spino thalamisch (dat je voelt)
en de achterstrengen (wat je voelt). Het laatste, het diepe gevoel, dat via de achterstrengen naar
craniaal verloopt, voorziet de hersenen met gevoel zoals stereognosis en samenstelling (textuur).
De hersenen integreren deze stukjes informatie om de vorm en aard van een object gevoeld door de
vingers te identificeren. Visus is niet nodig voor de herkenning van de vorm van het object.

3. Na een complete doorsnijding van het ruggenmerg op niveau C2, welke van de volgende
functies kan er niet automatisch plaats vinden dmv locale spinale reflexen?
A. Mictie (urineren) en defeacatie (ontlasting)
B. Ejaculeren
C. Darm peristaltiek
D. Ademhaling
E. Pilo-erectie en zweten
Argumentation:

Het antwoord is D.
Na de transsectie van het ruggenmerg verliest de patiënt alle wilseigen bewegingen distaal van de
laesie, maar een aantal viscerale reflexen blijven bestaan. De patient kan echter alleen niet ademen
omdat het in het ruggenmerg ontbreekt aan een intrinsieke patroon generator voor ademen. Dit is
een functie die ligt in de formatio reticularis (Hersenstam).
Behouden reflexacties waaronder micturition, ontlasting, darmperistaltiek en ejaculatie. Zo kan een
quadriplegische man nog steeds een reflexerectie en ejaculaat hebben in reactie op penisstimulatie,
1.2 - ONLINE 2 - WEEK 5
Coaching session lectures week 5
hoewel hij misschien geen gevoel van de seksuele daad heeft.

4. De overgang van het centrale naar het perifere myeline vindt plaats op het niveau van de
A. Zenuw wortel
B. Dorsale spinale ganglion
C. Foramina Intervertebrale
D. De kruising van de dorsale en ventrale wortel
E. Geen van bovenstaande
Argumentation:

Het antwoord is E.
Twee verschillende typen cellen produceren myeline, oligodendrie cellen inhet centraal
zenuwstelsel (CZS) en de cellen van Schwann in het perifeer zenuwstelsel (PZS). Het CZS en PZS
ontmoeten elkaar op de scheiding van de aanhechting van de zenuw wortel aan het oppervlak van
de hersenstam en in het ruggenmerg waar de zenuw het pia mater penetreert..

5. In de normale situatie is er geen dorsale wortel op het niveau van:


A. C1
B. C3
C. T1
D. L5
E. S1
Argumentation:

Het antwoord is A.
Vanwege de herindeling van somieten, aan de basis van de schedel op het overgangspunt van de
eerste halswervel naar het occipitaalbot kan de eerste cervicale dorsale wortel regressie ondergaan
en verdwijnen. Omdat de voorste helft van het hoofd wordt geinnervated door craniale zenuw (CN
V, trigeminuszenuw), wordt de achterste helft van het hoofd vervolgens ge innerveerddoor C2.

6. Het ruggenmerggebied dat één zenuw meer heeft dan het aantal wervels is het:
A. Sacrale deel
B. Thoracale deel
C. Lumbale deel
D. Cervicale deel
E. Geen van bovenstaande
Argumentation:

Het antwoord is D.
Het cervicale deel heeft zeven wervels, maar acht spinale zenuwen, De reden voor dit verschil
onstaat door de eerste spinal die boven de eerste wervel uitkomt en de achtste spinale zenuw onder
de zevende cervical wervel uitkomt.
De zenuwwortel onmiddellijk caudal aan cervicale wervel 7 is genummerd C8. Het getal dat aan
thoracale, lumbale en sacrale wortels wordt gegeven, komt overeen met het wervelnummer en de
spinale zenuw die daar onder uitkomt.

7. GENERAL
1.2 - ONLINE 2 - WEEK 5
Coaching session lectures week 5
Maak ten minste een KT vraag over ieder college van deze week.

 Klinisch redeneren

Tijdens het klassengesprek zijn voor de casussen de demografische kenmerken uitgewerkt en is er op


basis van de foto’s een beeld van de cliënt gevormd ga nu per cliënt na wat je vervolg stappen
zouden zijn. Volg hiervoor de stappen die je hebt aangeleerd voor het klinisch redeneren. Denk ook
na hoe je de oefeningen voor deze cliënt zou opzetten en wat de best passende leerstrategie voor
ieder individu zou zijn en waarom.

Een 65-jarige wandelaar


Hypothese:
Doelstelling:
Middel:
Uitkomstmaat:

Omschrijf je behandeling en benadruk de leerstrategieën:

Een 48-jarige ICT-er


Hypothese:
Doelstelling:
Middel:
Uitkomstmaat:

Omschrijf je behandeling en benadruk de leerstrategieën:


1.2 - ONLINE 2 - WEEK 5
Coaching session lectures week 5

Een 75-jarige oma


Hypothese:
Doelstelling:
Middel:
Uitkomstmaat:

Omschrijf je behandeling en benadruk de leerstrategieën:

You might also like