You are on page 1of 15

Juf is Ziek boekje

Groep 7

Wanneer je dit boekje hebt is de juf of meester waarschijnlijk ziek. Met dit boekje kun je vandaag zelfstandig aan het
werk. Er zitten verschillende opdrachten in voor rekenen, taal en spelling. Natuurlijk zitten er ook een paar
opdrachtjes bij om te ontspannen zoals de tekening op deze bladzijde.
Juf is ziek boekje

Opdracht 1: Reken de volgende lengtematen om.


12 dm = cm 530 cm = dm 14 m = cm
35 dm = cm 100 cm = dm 5 m= cm
52 dm = cm 710 cm = dm 62 m = cm
10 dm = cm 560 cm = dm 39 m = cm
47 dm = cm 420 cm = dm 66 m = cm

Opdracht 2: Aanvullen tot 1000


380 + ............. = 1000 621 + ............. = 1000 522 + ............ = 1000
580 + ............. = 1000 372 + ............. = 1000 146 + ............. = 1000
440 + ............. = 1000 535 + ............. = 1000 433 + ............. = 1000
760 + ............. = 1000 971 + ............. = 1000 856 + ............. = 1000
680 + ............. = 1000 123 + ............. = 1000 837 + ............. = 1000

Opdracht 3: Reken de volgende oppervlaktematen om


3 m2 = dm2 2000 cm2 = dm2 18 m2 = dm2
6 m2 = dm2 23000 cm2 = dm2 60000 dm2 = m2
17 m2 = dm2 4100 cm2 = dm2 32 cm2 = mm2
81 m2 = dm2 4300 cm2 = dm2 3 m2 = cm2
44 m2 = dm2 92000 cm2 = dm2 6600 km2 = hm2

Opdracht 4: Van breuken procenten maken


deel = ..........% deel = ..........% deel = ..........%

deel = ..........% deel = ..........% deel = ..........%

deel = ..........% deel = ..........% deel = ..........%

deel = ..........% deel = ..........% deel = ..........%

deel = ..........% deel = ..........% deel = ..........%


Juf is ziek boekje

Reken de oppervlakte van de volgende figuren uit.


De oppervlakte van rechthoeken reken je uit door de lengte keer de breedte te doen.
oppervlakte = lengte x breedte

1. . lengte x breedte = oppervlakte

...... cm x ....... cm = .......... cm2

2. lengte x breedte = oppervlakte

...... cm x ....... cm = .......... cm2

3. lengte x breedte = oppervlakte

...... cm x ....... cm = .......... cm2

4. lengte x breedte = oppervlakte

......cm x .......cm = .......... cm2

5. lengte x breedte = oppervlakte

......cm x .......cm = .......... cm2


Juf is ziek boekje
Juf is ziek boekje

1. Een kat in het donker maakt rare sprongen. 1. .......


2. Wie breed heeft laat breed hangen. 2. .......
3. Hoge bomen vangen veel wind. 3. .......
4. Een ezel stoot zich in het (al)gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen. 4. .......
5. Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. 5. .......
6. Wie het eerst komt, die het eerst maalt. 6. .......
7. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. 7. .......
8. Eerlijkheid duurt het langst. 8. .......
9. Beter een half ei, dan een lege dop. 9. .......
10.Beter een goede buur dan een verre vriend. 10. .......
11.Boontje komt om zijn loontje. 11. .......
12.Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje. 12. .......

a. ls er geen toezicht is, doet men waar men zin in heeft.


b. Mensen in een hoge positie krijgen veel commentaar op hun doen en
laten.
c. Iemand die iets slechts gedaan heeft zal daarvoor uiteindelijk zijn
verdiende straf krijgen.
d. Wie rijk is, zal veel geld uitgeven.
e. Wie een misstap doet, moet de gevolgen ervaren.
f. Een behulpzame buurman is van groter nut dan een vriend die niet
aanwezig kan zijn.
g. In een benarde situatie doet men vreemde dingen.
h. Wat je ook doet, als je in de lage stand geboren bent zul jij nooit van de
hoge stand worden.
i. Het voordeel dat men denkt te behalen door te liegen houdt niet lang
stand.
j. Het (product of iets anders) wordt gegeven aan de eerste die er om
vraagt.
k. Het is erg dom om twee keer dezelfde fout te maken.
l. Iets is beter dan niets.
Juf is ziek boekje

kennen ............ jij iemand die moslim is?


vasten Moslims ................... altijd wanneer het Ramadan is.
aannemen De juf .................... .................. dat hij zijn toets leert.
geloven Toch ................... ik niet dat iedereen zijn toets gaat leren.
bidden Mijn buurman is Moslim en .................. meerdere keren per dag.

kijken Waarom ................... de juf toch steeds naar mij?


opbergen Ik ................ maar snel mijn etui .........., want straks ziet ze mijn spiekbriefje.
zien Als ze het ................. moet ik de toets inleveren en heb ik een één.
begrijpen Wij ..................... wel dat je een onvoldoende krijgt wanneer je dat doet.
boeien Nou, het .................... mij toch lekker niet of ik over ga of niet!

niezen Mijn buurmeisje ...................... de hele dag door.


wachten Als wij even ........................ hoor je weer een nies voorbij komen.
meegeven Haar moeder ................. haar wel tabletjes ..............., maar het helpt niet.
laten De juf ................... haar wel met rust, want ze kan er niks aan doen.
staan Ook ik ................. niet raar te kijken wanneer ze de hele tijd door niest.

lijden Mijn oma ....................... aan dementie en dat vindt ze heel erg.
beloven Ik ........................ dat ik vaak bij haar op visite kom.
aantrekken Wij ...................... ons niks .............. van dingetjes die ze steeds vergeet.
gaan Je .................. het gewoon nog een keer herhalen natuurlijk.
wekken Als ze slaapt ....................... wij haar natuurlijk niet.

bederven Ik ben bang dat al het eten straks ......................


kopen Mijn moeder ..................... ook veel te veel.
gooien Het is erg zonde wanneer ze het in de prullebak ...................
leiden Zeker als je bedenkt dat veel kinderen ...................... aan honger.
sterven Vooral in Afrika ...................... er regelmatig een kind van de honger.
Juf is ziek boekje

1. Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden.


a. Mijn leuke meester is de beste in mooie verhalen vertellen.
- Wat voor een meester? Een leuke meester.
- Wat voor verhalen? Mooie verhalen.
b. Het kleine blauwe visje kan meer eten dan onze grote vissen.
c. Papa heeft een nieuwe auto gekocht.
d. Onze lieve hond heeft last van zijn tanden.
e. De grote, grijze olifant is mijn zijn dikke, zware billen op mijn fiets gaan zitten.
f. Op onze leuke vakantie was de ondergaande zon prachtig.
g. Mijn beste vriendin gaat morgen op een lange vakantie.
h. Ik hoop dat mijn grijze oma weer op visite komt, want dan krijg ik mooie cadeaus.
i. Het stoffige museum heeft nu een lange glijbaan en leuke spelletjes voor kinderen.
j. Mijn vader staat nu in een lange file waardoor hij te laat is voor mijn leuke feestje.

2. Verzin passende bijvoeglijke naamwoorden.


a. Het .......................... feest eindigde pas om elf uur ’s avonds.
b. Onze ........................... en .......................... kat is van huis weggelopen.
c. Onze ..................... tuin was bedolven onder een .................... laag sneeuw.
d. Tijdens onze ......................vakantie heb ik me niet verveeld.
e. Het ....................... en ...................... huis is te koop voor een half miljoen euro.
f. Mijn .................. zusje is eerste geworden in een ....................... tennistoernooi.

3. Maak van de onderstaande woorden bijvoeglijke naamwoorden en gebruik ze in zelf bedachte zinnen.
mooi – leuk – groen – hoog – stil – kort – hard – klein – stoer – laag

a. .........................................................................................................................................
b. .........................................................................................................................................
c. .........................................................................................................................................
d. .........................................................................................................................................
e. .........................................................................................................................................
f. .........................................................................................................................................
g. .........................................................................................................................................
Juf is ziek boekje
Juf is ziek boekje

Afmaak verhaal:

De juf is niet op school. Ze is niet ziek, nee ze is ontvoerd door buitenaardse wezens. Heel
erg, maar nu moeten de kinderen van de klas haar redden. Vertel in een mooi verhaal
hieronder hoe de juf gered wordt.
Juf is ziek boekje

Opdracht 1: Reken de volgende lengtematen om.


12 dm = 120 cm 530 cm = 53 dm 14 m = 1400 cm
35 dm = 350 cm 100 cm = 10 dm 5 m = 500 cm
52 dm = 520 cm 710 cm = 71 dm 62 m = 6200 cm
10 dm = 100 cm 560 cm = 56 dm 39 m = 3900 cm
47 dm = 470 cm 420 cm = 42 dm 66 m = 6600 cm

Opdracht 2: Aanvullen tot 1000


380 + 720 = 1000 621 + 379 = 1000 522 + 478 = 1000
580 + 420 = 1000 372 + 628 = 1000 146 + 854 = 1000
440 + 560 = 1000 535 + 465 = 1000 433 + 567 = 1000
760 + 240 = 1000 971 + 29 = 1000 856 + 144 = 1000
680 + 320 = 1000 123 + 877 = 1000 837 + 163 = 1000

Opdracht 3: Reken de volgende oppervlaktematen om


3 m2 = 300 dm2 2000 cm2 = 20 dm2 18 m2 = 1800 dm2
6 m2 = 600 dm2 23000 cm2 = 230 dm2 60000 dm2 = 600 m2
17 m2 = 1700 dm2 4100 cm2 = 41 dm2 32 cm2 = 3200 mm2
81 m2 = 8100 dm2 4300 cm2 = 43 dm2 3 m2 = 30000 cm2
44 m2 = 4400 dm2 92000 cm2 =920 dm2 6600 km2 = 660000 hm2

Opdracht 4: Van breuken procenten maken


deel = 25% deel = 5 % deel = 40 %

deel = 20 % deel = 1 % deel = 14 %

deel = 10 % deel = 40 % deel = 75 %

deel = 50 % deel = 25 % deel = 60 %

deel = 2 % deel = 20 % deel = 94 %


Juf is ziek boekje

De lengte en breedte kunnen hier nog worden omgedraaid.

1. . lengte x breedte = oppervlakte

...3... cm x ....3... cm = ...9... cm2

2. lengte x breedte = oppervlakte

...2... cm x ...9.... cm = ...18... cm2

3. lengte x breedte = oppervlakte

...3... cm x ...5.... cm = ..15... cm2

4. lengte x breedte = oppervlakte

...5...cm x ...8....cm = ...40... cm2

5. lengte x breedte = oppervlakte

...4...cm x ...12....cm = ...48... cm2


Juf is ziek boekje

1. Een kat in het donker maakt rare sprongen.


2. Wie breed heeft laat breed hangen.
3. Hoge bomen vangen veel wind.
4. Een ezel stoot zich in het (al)gemeen niet tweemaal aan dezelfde steen.
5. Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.
6. Wie het eerst komt, die het eerst maalt.
7. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.
8. Eerlijkheid duurt het langst.
9. Beter een half ei, dan een lege dop.
10.Beter een goede buur dan een verre vriend.
11.Boontje komt om zijn loontje.
12.Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje.

1. ...g..
2. ...d..
3. ...b..
4. ...k..
5. ...a..
6. ...j..
7. ...e..
8. ...i..
9. ...l..
10....f..
11....c..
12....h..
Juf is ziek boekje

kennen Ken jij iemand die moslim is?


vasten Moslims vasten altijd wanneer het Ramadan is.
aannemen De juf neemt aan dat hij zijn toets leert.
geloven Toch geloof ik niet dat iedereen zijn toets gaat leren.
bidden Mijn buurman is Moslim en bidt meerdere keren per dag.

kijken Waarom kijkt de juf toch steeds naar mij?


opbergen Ik berg maar snel mijn etui op, want straks ziet ze mijn spiekbriefje.
zien Als ze het ziet moet ik de toets inleveren en heb ik een één.
begrijpen Wij begrijpen wel dat je een onvoldoende krijgt wanneer je dat doet.
boeien Nou, het boeit mij toch lekker niet of ik over ga of niet!

niezen Mijn buurmeisje niest de hele dag door.


wachten Als wij even wachten hoor je weer een nies voorbij komen.
meegeven Haar moeder geeft haar wel tabletjes mee, maar het helpt niet.
laten De juf laat haar wel met rust, want ze kan er niks aan doen.
staan Ook ik sta niet raar te kijken wanneer ze de hele tijd door niest.

lijden Mijn oma lijdt aan dementie en dat vindt ze heel erg.
beloven Ik beloof dat ik vaak bij haar op visite kom.
aantrekken Wij trekken ons niks aan van dingetjes die ze steeds vergeet.
gaan Je gaat het gewoon nog een keer herhalen natuurlijk.
wekken Als ze slaapt wekken wij haar natuurlijk niet.

bederven Ik ben bang dat al het eten straks bederft.


kopen Mijn moeder koopt ook veel te veel.
gooien Het is erg zonde wanneer ze het in de prullebak gooit.
leiden Zeker als je bedenkt dat veel kinderen leiden aan honger.
sterven Vooral in Afrika sterft er regelmatig een kind van de honger.
Juf is ziek boekje

1. Onderstreep de bijvoeglijke naamwoorden.


a. Mijn leuke meester is de beste in mooie verhalen vertellen.
- Wat voor een meester? Een leuke meester.
- Wat voor verhalen? Mooie verhalen.
b. Het kleine blauwe visje kan meer eten dan onze grote vissen.
c. Papa heeft een nieuwe auto gekocht.
d. Onze lieve hond heeft last van zijn tanden.
e. De grote, grijze olifant is mijn zijn dikke, zware billen op mijn fiets gaan zitten.
f. Op onze leuke vakantie was de ondergaande zon prachtig.
g. Mijn beste vriendin gaat morgen op een lange vakantie.
h. Ik hoop dat mijn grijze oma weer op visite komt, want dan krijg ik mooie cadeaus.
i. Het stoffige museum heeft nu een lange glijbaan en leuke spelletjes voor kinderen.
j. Mijn vader staat nu in een lange file waardoor hij te laat is voor mijn leuke feestje.

2. Verzin passende bijvoeglijke naamwoorden. (andere antwoorden zijn ook mogelijk)


a. Het fantastische feest eindigde pas om elf uur ’s avonds.
b. Onze ondeugende en eigenwijze kat is van huis weggelopen.
c. Onze mooie tuin was bedolven onder een dikke laag sneeuw.
d. Tijdens onze grote vakantie heb ik me niet verveeld.
e. Het oude en statige huis is te koop voor een half miljoen euro.
f. Mijn stoere zusje is eerste geworden in een groot tennistoernooi.

3. Maak van de onderstaande woorden bijvoeglijke naamwoorden en gebruik ze in zelf bedachte zinnen.
mooi – leuk – groen – hoog – stil – kort – hard – klein – stoer – laag
Er zijn heel veel zinnen mogelijk!
a. In het hoge gebouw was een hele leuke tentoonstelling te zien.
b. Door de extreme droogte was het groene gras helemaal geel geworden.
c. Mijn lage cijfers hebben niks te maken met onze leuke juf.
d. Tijdens mijn korte verblijf in Spanje heb ik heerlijk aan het strand gelegen.
e. Ik ben heel trots op mijn mooie en stoere vriendinnetje.
f. Ons kleine hondje gaat tijdens oud en nieuw naar een stille ruimte.
Juf is ziek boekje

You might also like