Professional Documents
Culture Documents
Geschiedenis Samenvatting (1981)
Geschiedenis Samenvatting (1981)
Kerndoelen,
- Nadat de wet voor onderwijs er was, werd er aangegeven dat mensen de doelen voor inhoud
miste. Dit werd uiteindelijk vormgegeven met kerndoelen.
- Kerndoelen zijn streefdoelen voor wat de leerling moet kennen en kunnen aan het eind van
de basisschool.
Bij deze kerndoelen is er gekeken naar de wetten omtrent burgerschap en sociale integratie; het
onderwijs:
- Gaat er mede van uit dat leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving
- Is mede gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale integratie
- Is er mede op gericht dat de leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende
achtergronden en culturen van leeftijdsgenoten.
Daarnaast is ook kerndoel 56 van belang als het gaat om overdracht van cultuur en waarden en
normen
- Kerndoel 56 De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor
aspecten van cultureel erfgoed.
Venster:
- Hunnebedden, vroege landbouwers ca 3000 v chr
Venster:
- Romeinse Limes, op de grens van de Romeinse wereld (47 tot ca 400)
Venster:
- Willebrord, verbreiding van het christendom (658 – 739)
- Karel de grote, Keizer van het avondland (742 – 814)
Venster:
- Erasmus, een internationaal humanist (1466 – 1536)
- Karel V, de Nederlanden als bestuurlijke eenhied (1500 – 1558)
- De beeldenstorm, godsdienst strijd in 1566
- Willem van oranje, rebelse edelman tot vader des vadersland (1533 – 1584)
Venster:
- De republiek, een staatkundig unicum 1588 – 1795
- De verenigde oost indische compagnie VOC, overzeese expantie 1602 – 1799
- De beemster, Nederland en het water 1612
- Grachtengordel, stadsuitbreidingen in de 17 e eeuw 1613 – 1662
- Hugo de groot, pionier van het moderne volkenrecht 1583 – 1645
- De statenbijbel, het boek dr boeken 1637
- Rembrandt, de grote schilders 1606 – 1669
- Atlas, Marjor van Bleaur, de wereld in kaart 1662
- Michiel de ruyter, zeehelden en de brede armslag van de republiek 1607 - 1676
- Spinoza, opzoek naar de waarheid 1632 – 1677
- Christyaan huygens, wetenschap in de gouden eeuw, 1629 – 1695
Tijd van pruiken en revoluties
Kenmerkende aspecten basisonderwijs:
- Slaven arbeid op de plantages en de opkomst van het abolitionisme
- Het streven naar grondrechten en naar politieke invloed van de burgerij in de franse en
Bataafse revolutie,
Venster
- Slavernij, mensenhandel en gedwongen arbeid in de nieuwe wereld 1637 – 1863
- Buitenhuizen, rijkwonen buiten de stad (17 e en 18e eeuw)
- Eise Eisinga, de verlichting in Nederland 1744 – 1828
- Patriotten, crisis in de republiek 1780 – 1795
- Napoleon Bonaparte, de franse tijd 1769 – 1821
Venster:
- Koning willem I, het koninkrijk van Nederland en Belgie 1772 - 1843
- De eerste spoorlijn, de versnelling 1839
- De grondwet, de belangrijkste wet van een staat 1848
- Max Havelaar, aanklacht tegen wantoestanden in Indië 1860
- Verzet tegen kinderarbeid. De werkplaats uit en de school in (19 e eeuw)
- Vincent van Gogh, De moderne kunstenaar 1853 tot 1890
- Alleta Jacobs, vrouwenemancipatie 1854 – 1929
Venster
- Willem Drees, verzorgingsstaat 1886 – 1988
- De watersnood, de dreiging van het water 1 feb 1953
- De televisie, doorbraak van een massa medium 1948
- Haven van Rotterdam, poort naar de wereld, 1880
- Annie mg schmidt tegendraads in een burgerlijkland, 1911 – 1995
- Suriname en de Nederlandse antille, kolonisatie van de west 1945
- Subrenicha, de dilemma’s van de vredeshandhaving 1995
- Veel kleurig nederland, de multiculturele maatschappij, 1945
- De gasbel, een eindige schat, 1959 – 2030?
- Europa, Nederland en de Europianen 1945
Hoofdstuk 12 Geschiedenis & Samenleving voor wie?
Piaget:
- Ieder kind beschikt over een cognitieve structuur (denkkader). Deze structuur veranderd
constant. Die verandering vindt plaats door adaptatie
o Er wordt nieuwe informatie over de werkelijkheid in de structuur opgenomen
(assimilatie)
o Reeds aanwezige informatie kan onder invloed van nieuwe worden herzien.
Accommodatie.
- Piaget heeft 4 ontwikkelingsfase (zie onderwijskunde)
Vygotsky
- Cognitieve ontwikkeling komt door onderwijs. Er moet steeds eens stapje verder gegaan
worden ‘zone van naasten ontwikkeling’.
Bruner
- Ging ook uit van cognitieve structuur maar liet de ontwikkelingsfasen weg.
- De manieren waarom Bruner denkt dat dat de nieuwe informatie wordt opgenomen noemt
hij, representaties
o Motorische representaties, bestaat uit handelend omgaan met tastbare dingen, door
ergens mee bezig te zijn leer je het kennen.
o Iconische representaties, nieuwe informatie wordt nu ook opgenomen door indirect
contact met de dingen door middel van afbeelding in alle mogelijke vormen.
o Symbolische representatie, bestaat uit het leren via de taal of door het
gebruikmaken van symbolen. Kennisname van de werkelijkheid in abstracte termen
is mogelijk.
o Kinderen kan alles geleerd worden als je maar de juiste representatie gebruikt op het
juiste moment.
Galperin
- Veel overeenkomsten met bruner.
- Onderscheidt de 4 leerhandelingen,
o Materieel handelen, leren aan de hand van materialen, voorwerpen, hulpmiddelen.
o Perceptief handelen, Leren door te kijken naar de materialen zonder te hanteren
o Verbaal handelen, leren door handelingen onder woorden te brengen
o Mentaal handelen, leren door te denken
Marzano
- Ontwierp Dimensions of learning, een praktisch model met 5 dimensies van leren/denken.
- Beschouwt de 5 dimensies als noodzakelijke ingredienten voor actief en authentiek leren van
leerlingen.
1. Een positieve houding en opvatting over het eigen leren: staan aspecten centraal die
voorwaarde zijn voor het leren van de leerlingen. Veilig voelen, geaccepteerd voelen,
vertrouwen hebben in eigen kunnen.
2. Het verwerven en integreren van nieuwe kennis, het aanleren van twee vormen van
kennis staat centraal, declaratieve kennis en procedurele kennis. Declaratieve kennis
staat voor informatie die leerlingen moeten kennen,
woorden/begrippen/regels/principes. Procedurele kennis is kennis over handelingen.
Bijvoorbeeld staartdeling maken/ kaartlezen etc.
3. Uitbreiden en verfijnen van kennis en vaardigheden, hier wordt een achttal vaardigheden
aangeboden waarmee leerlingen hun kennis kunnen uitbreiden en verfijnen:
classificeren, induceren, deduceren, analyseren, construeren van ondersteuning,
abstraheren en analyseren van perspectieven.
4. Betekenisvol gebruik van kennis, gaat om het ontwikkelen van kennis die in te zetten is in
realistische contexten. Marzano onderscheidt 5 soorten leertaken: besluitvormingstaken,
onderzoek, experimenteel onderzoek, probleem oplossen en uitvinden / ontwerpen.
5. Productieve leer- denkgewoontes, leerlingen geven hun eigen leergedrag vorm. Hij
besteedt daarbij aandacht aan zelfregulerend denken-leren, aan kritisch denken-leren en
aan creatief denken-leren.
Mythische fase:
- Ik ben de wereld, zwart wit denken, fantasie en verpersoonlijking van de werkelijkheid.
- Emotionele en morele opvattingen houden ze het meest bezig, liefde, haat, goed, kwaad,
verdriet, vreugde, moed.
Romantische fase:
- Ik en de wereld, kinderen willen weten wat mogelijk is en wat de grenzen zijn. Het kind ziet
de wereld als ‘groot dreigend en vreemd’. Het kind identificeert met machtige, nobele en
moedige mensen. Dit lijdt tot zelfverheerlijking, ‘dat kan ik ook’.
Filosofische fase:
- De wereld en ik, het gaat nu om het niveau van een samenhangend denksysteem, een
filosofisch stelsel dat de wereld definitief kan verklaren.
Ironische fase:
- Geen schema, heeft door dat de werkelijkheid niet vast is te leggen in denkschema’s.
Kind en tijd
Soorten tijdbesef:
- Objectieve tijd: de tijd zoals hij als natuurverschijnsel gegeven is, door het draaien
van hemellichamen, klok en kalandertijd.
o Biologische tijdsbesef het ritme van dag en nacht, tijd om te eten, tijd om
te slapen.
o Dagelijks tijdsbesef Dagen van de week, maanden, jaren
o Cyclisch tijdsbesef dagen van de week/seizoenen etc alles komt terug.
- Subjectieve tijd: zoals het door mensen ervaren en beleefd wordt, tempo, duur
intensiteit spelen een rol. Gaat om ervaringen en gebeurtenissen
die zich voordoen in de stroom van de tijd van verleden naar heden
en toekomst.
o Historisch tijdsbesef het gaat om de factor tijd als instrument om
ontwikkeling, processen en veranderingen te
ordenen en inzichtelijk te maken.
o Historisch bewustzijn wordt verstaan het besef van het blijvende en het
veranderende in het menselijke samenleven.
Historisch besef is een voorwaarden om historisch
bewustzijn te ontwikkelen.
Hoofdstuk 13 Beeldvorming
Didactisch begrip:
- Het proces om gericht via onderwijs beelden te ontwikkelen.
Leerlingen kijken naar veel dingen, maar doordat ze het niet kunnen structureren slaan ze het niet
op. Dit is een belangrijke rol in het onderwijs.
B Afbeelding
B1 schilderij, prent, tekening, foto, ansichtkaart en karikatuur
B2 dia, film, video/dvd, televisie / schooltelevisie, cd-rom
B3 wandplaat, poster, bordtekening
B4 prentenboek en strip
B5 model en maquette
B6 Kaart (wandkaart of atlas)
E Doen
E1 leven als
E2 spelen als
E3 Spelen met
E4 schrijven, spreken, dichten en zingen
E5 tekenen, bouwen en experimenteren
E6 muurkrant en tentoonstelling
E7 Herdenken en vieren
Dit kan door verteller, praatplaat, bijzonder voorwerp, filmpje. Hierna volgt een klassengesprek
waarbij de beginsituatie opgefrist wordt en de nieuwe leerstof wordt geproblematiseerd door het
formuleren van vragen waarop in de les antwoorden gezocht gaan worden.
De keuzemogelijkheden op het gebied van inleiden in en ontdekken staan hier aangegeven, het
schema bestaat uit 3 didactische werkvormen:
1. Klassikaal onderwijs of inleiden in met werkvormen als doceren en uitleggen
2. Het groepswerk, dat overeenkomsten vertoont met ontdekken en met het nieuwe leren
3. Het groepsonderwijs als een soort mengvorm van beide, zowel inleiden in als ontdekken.
a b C
Klassikaal onderwijs groepsonderwijs Groepswerk
probleemstelling Door Lk Door LK Door lln
taakstelling Door LK Door lk Door lln
Groepsindeling Nvt Verplicht Vrijwillig
Uitvoering taken Individueel In groepen In groepen
evaluatie Door LK Door LK Door lln
Uitleggen of presenteren:
- De leerkracht kent de stof en zorgt dat deze stap voor stap is uitgewerkt., om voor de
leerlingen het volgen van de denkstappen te vergemakkelijken wordt tijdens de instructie
een schematische weergave op het bord getoond. De uitlegles duurt 10 a 20 minuten max.
Voorlezen:
Het voorlezen staat parellel aan vertellen. Bij voorlezen vragen 2 aspecten meer aandacht:
- De taal, bij vertellen pas je het aan, bij voorlezen gaat het om een kant en klare tekst deze
moet dus eerst grondig geanalyseerd worden.
- Contact met leerlingen bij voorlezen. Ook bij voorlezen is oogcontact gewenst, dit bevordert
de betrokkenheid van leerlingen.
Actief leren:
Alle leerlingen werken in kleine groepjes aan verschillende taken. De rol van de lk veranderd hierbij
van kennis overdragen naar het begeleiden en faciliteren van de leerprocessen bij leerlingen. De lk
geeft goede feedback gericht op de leerdoelen, het samenwerkend leren en het proces van
zelfsturing door de leerlingen.
Verhalend ontwerpen:
Een didactische werkvorm waarbij het initiatief voor een belangrijk deel bij de leerlingen ligt en
waarin veel in groepen gewerkt wordt.
Bij verhalend ontwerpen is de leerstof gekoppeld aan een verhaallijn, die opgedeeld is in episodes,
die qua uitkomsten bijgehouden worden op een wand in het lokaal (wandfries).
Een leerkracht opent het verhaal en leidt het vervolg door het stellen van sleutelvragen. De lln
proberen door sleutelvraag na sleutelvraag te beantwoorden het verhaal kloppend te krijgen.
Hierbij ligt de nadruk op betrokkenheid van lln bij de leerstof door ze zelf verantwoordelijkheid te
geven in het uitwerken van de sleutelvragen. Onderwerpkeuze en de formulering van de
sleutelvragen zijn de verantwoordelijkheid van de leerkracht.
Verwerking:
- verwerking: activiteiten die de leerlingen uitvoeren om met de nieuwe leerstof te
oefenen.
- Evaluatie: het vaststellen of de doelen wel of niet bereikt zijn.
Kennisvragen:
De lln geven antwoord over de stof die net geweest is.
Toepassingsvragen:
Nieuwe kennis toepassen in onbekende situaties, door bijvoorbeeld een plan te ontwikkelen of een
probleem op te lossen,
Begripsvragen:
De belangrijkste leerstof onderkennen en in eigen woorden weergeven, verklaren of verschillen en
overeenkomsten weergeven.
Evaluatie:
De evaluatie kan op dezelfde wijze gedaan worden als de verwerking. Het gaat er wel om dat het op
individueel niveau gebeurt.
Incidenteel lesmateriaal
Naast methoden kan een leerkracht kiezen uit een voortdurende stroom aan incidenteel
lesmateriaal: lesbrieven, katernen, projecten, werkmappen enzovoort. Deze verschijnen in het kader
van herdenkingen, vieringen, verkiezingen of andere actuele ontwikkelingen. Om te bepalen of
incidenteel lesmateriaal een plaats in het onderwijsprogramma verdient, kan een criteriumapparaat
goede diensten bewijzen. Incidenteel materiaal kan een goede bijdrage leveren aan de
beeldvorming, maar is meestal maar korte tijd verkrijgbaar. Afgezien van aanschaf voor de groep kan
ook nog bekeken worden of het zinvol is enkele exemplaren voor het documentatiecentrum – de
mediatheek aan te schaffen.
Internet
Onderdeel van de mediatheek zijn computers met een internetverbinding. Op internet is heel veel
materiaal aanwezig dat goede diensten kan bewijzen bij onderwijs in Geschiedenis & Samenleving.
Om dat materiaal in te zetten, moeten leerlingen vaardigheden leren: zoekvaardigheden met gebruik
van zoekmachines en online-encyclopedieën, maar ook de vaardigheid om informatie op internet te
kunnen beoordelen.
Algemene uitgangspunten:
- De algemene uitgangspunten van het openbaar onderwijs zijn vastgelegd in artikel 46 van de
Wet op het primair onderwijs. Dit artikel luidt:
o 46.1 Het openbaar onderwijs draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met
aandacht voor de levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die
leven in de Nederlandse samenleving en met de onderkenning van de betekenis van
de verscheidenheid van die waarden.
o 46.2 Openbare scholen zijn toegankelijk voor alle kinderen, zonder onderscheid van
godsdienst of levensbeschouwing.
o 46.3 Openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders goeddienst of
levensbeschouwing.
Er zijn altijd raakvlakken met onderdelen van het schoolprogramma. Onderwijs werkt voor leerlingen
vervreemdend wanneer raakvlakken in de programma’s (systeemscheiding) genegeerd worden.
Er kan op drie manieren met die raakvlakken worden omgegaan;
1. De programma onderdelen blijven volstrekt apart
2. De programma onderdelen worden gecoördineerd.
Waar wenselijk en mogelijk worden de onderdelen op elkaar afgestemd. Uitgangspunt
daarbij is dat de planning van geschiedenis daarvoor niet hoeft te worden aangepast.
3. De programmaonderdelen worden geìntegreerd
De onderdelen gaan op in een groter geheel. Hiervoor wordt meestal de term
Thematisch onderwijs gebruikt.
Sommige scholen wisselen cursorisch af met thematische projecten. Bij beide vormen van
thematisch werken (via het lesrooster en incidenteel) moet de beginsituatie van geschiedenis goed in
de gaten gehouden gaan worden.
Samengevat betekent dit voor geschiedenis & onderwijs:
- De onderwijsinhouden geschiedenis, maatschappelijke verhoudingen en geestelijke
stromingenkomen geïntegreerd aan de orde
- Deze onderwijsinhouden vormen samen een apart prograam (cursorisch), dat incidenteel
gecoördineerd kan worden met andere vakgebieden uit het schoolprogramma
- Geschiedenis en samenleving levert daarnaast bijdragen aan de actualiteitsonderwerpen in
de vorm van thematisch onderwijs, dat in het lesrooster opgenomen is.
Groep 1 t/m 4
Orientatie in de dagelijkse tijd; seizoenen, tijdsbegrippen van de klok en kalender (uren, dagen,
maanden etc)
De tijd wordt op verschillende manieren gevisualiseerd. Zo kan de klok vorm niet alleen gebruikt
worden voor de tijd maar ook voor de maanden van het jaar of de dagen van de week.
Er kan ook gekozen worden voor een balk waarop de maanden van het jaar staan.
Het voordeel van een klokvorm is dat je gelijk het cyclisch aspect ziet, na zondag komt maandag
opnieuw en na december komt januari.
Naast het formele herhalingsaspect, na zondag komt maandag, moet de leerling leren dat het
inhoudelijk aspect kan verschillen, er gebeurt niet elke maandag hetzelfde.
Dit niet herhaalbare aspect kun je het best lineair uitbeelden, met gebruik van de balk dus. De
leerling zit dan dat wat geweest is ook echt voorbij is.
Groep 5
Duidelijke overgangsgroep op tijdsgebied. Ze sluiten het dagelijkse tijd af en het jaartal komt meer
aan bod. Er wordt doorgegaan met het aanvankelijk historisch tijdbesef.
Visualisering van de tijd is dmv een tijdbalk. Er moet goed zichtbaar zijn dat er geen begin of eind van
de balk is.
Naast de tijdbalk zoals hij is afgebeeld in dit boek met 10 tijdvakken bestaat er ook een periode
indeling aan de hand van samenlevingsvormen, samenleving van jagers-verzamelaars,
landbouwsamenleving, informatiesamenleving.
In de groepen vanaf groep 6 is ook aandacht voor dagelijkse tijd, hier gaat het vooral om
tijdsbesteding en tijdplanningen.
Regressieve leerstofordening:
Er wordt vanaf het heden terug gegaan naar het verleden. Er wordt eigenlijk van de kinderen
gevraagd om elke keer een stukje weg te denken van het heden.
Concentrische leerstofordening:
Kenmerken zijn herhaling, uitbreiding en verdieping. De progressieve structuur van orientatie in het
verleden kan in principe 4 keer.
Semiconcentrische leerstofordening:
In plaats van 4x doorlopen de leerlingen de gehele geschiedenis twee of drie keer. Bijvoorbeeld 1x
vluchtig in groep 6. En uitgebreider verdeeld over groep 7 en 8.
Thematische lengtedoosnede
Één aspect van de werkelijkheid, bijvoorbeeld oorlog en vrede, wordt chronogisch van verleden naar
heden behandeld.
De leerlingen lopen door diverse aspecten elke keer door de tijd en moeten hierbij zelf de verbanden
met de andere aspecten leggen. Het volgende is als voorbeeld:
Thematische dwarsdoorsnede,