You are on page 1of 378

GESCHIEDENIS

VAN NEDERLANDSCH-INDIË

DOOR

Dr. F. W. STAPEL
NEDERLANDSCHE HISTORISCHE

BIBLIOTHEEK

UITGEGEVEN ONDER LEIDING

VAN

Prof. Dr. H. BRUGMANS

xvi

GESCHIEDENIS

VAN NEDERLANDSCH-INDIË

DOOR

Dr. F. W. STAPEL

UITGEGEVEN TE AMSTERDAM DOOR


J. M. MEULENHOFF

IN HET JAAR MCMXXX


GESCHIEDENIS VAN

NEDERLANDSCH-INDIË

DOOR

Dr. F. W. STAPEL

GEÏLLUSTREERD

DEN
ONDER LEIDING VAN SCHRIJVER

UITGEGEVEN TE AMSTERDAM DOOR J. M. MEULENHOFF


IN HET JAAR MCMXXX □
VOORBERICHT.

Historische Biblio-
van de Nederlandsche
Toen redacteur en uitgever
richtten, een overzichtehjke
theek het verzoek tot ondergeteekende
heeft hij dat gaarne
Nederlandsch-Indië te schrijven,
Geschiedenis van

bracht echter eigenaardige moeilijkheden


zich Die opdracht
op genomen.
boek van dezen omvang te schrijven
met zich. Het is toch eenvoudiger een

of stelsels
der op den voorgrond tredende personen, perioden
over een

de Compagnie, Speelman, het Engelsche tusschen-


uit die Geschiedenis
zooveel andere
bestuur, het Cultuurstelsel, de Inlandsche beweging en

dit laatste toch is men


dan overzicht van
het geheel te
geven. Bij
een
iets
ook daar, waar men gaarne
steeds weer tot beperking gedwongen,
willen Om den belangstellenden
een en ander zou ingaan.
dieper op
komen, het einde van
elk hoofd-
te is aan
lezer hierin eenigszins tegemoet

stuk een lijstje van


de voornaamste literatuur opgenomen.

van hoog tot laag met uitzondering


Aan onze onderwijsinrichtingen,
dienst of
die inrichtingen of faculteiten, welke speciaal voor
slechts van

niet of slechts
wordt de Indische Geschiedenis
bedrijf in Indië opleiden
behandeld. Dit is minder dan beschamend voor een

oppervlakkig weinig
reeds dan drie
land, dat zijn economische en politieke beteekenis nu meer

kan zonder
deel aan
Indië dankt. Bovendien men,
eeuwen voor een groot
in de moei-
die Geschiedenis, geen inzicht krijgen
een zekere kennis van

Nederland thans in
Indië is gesteld.
welker oplossing
lijke problemen, voor

den lezer de voornaamste personen


Moge dit boek er iets toe bijdragen
doen zien in het
Indische Geschiedenis te
uit onze
en gebeurtenissen
beter te doen
hem tevens het Indië van heden wat
licht van
hun tijd, en

begrijpen.

F. W. S.
Voorjaar 1930.
1. DE HINDOE-TIJD.

den Indischen is
Van de oorspronkelijke bevolking van Archipel maar

de kunst metaalbewerking niet ver-


bekend. Zij schijnt van
zeer weinig
hebben, doch uitsluitend steenen
wapenen en gereedschappen
staan te

het het Bataviaasch Genootschap


te hebben gebruikt. In museum van

Weltevreden, zijn mooi bewaarde


voor
Kunsten en Wetenschappen, te

zien. Het
daarvan, hoofdzakelijk in West-Java gevonden, te
exemplaren
staat thans wel vast, dat die oorspronkelijke bevolking tot een Papoea-

achtig ras behoorde.

Een in den Archipel vond plaats ongeveer vijf


belangrijke immigratie
uit de landen
eeuwen vóór Christus geboorte. Volksstammen, afkomstig
Achter-Indië, vandaar
ten Zuiden van China, trokken eerst naar en

de eilanden, zich
naar het Maleische Schiereiland (Malakka) en waar zij

Zij zullen de overblijvenden van de oorspronkelijke


blijvend vestigden.
bewoners hun
wel in zich hebben opgenomen. Deze nieuwe en
bevolking
de
Indië levende inheemschen, worden
in
de thans in
nakomelingen, nog
Naar hun
volkenkunde als het Maleisch-Polynesische ras aangeduid.

hen ook wel Indonesiërs, dat is, bewoners


nieuwe woonplaats noemt men

van de Indische eilanden.

van
De Maleisch-Polynesiërs stonden op een belangrijk hoogeren trap
huis uit
beschaving dan de oorspronkelijke bevolking. Zij waren van

hun tochten
zeevaarders en
bleven dat ook in hun nieuwe woonplaats:
In verband met hun zeevaart
strekten zich zelfs uit tot Madagascar.

bewerkten het ijzer en


hadden zij eenige kennis van sterrenkunde. Zij

landbouwers, die irrigatie toepasten en hun rijst


waren bovendien ervaren

sawah’s verbouwden: tot hun huisdieren behoorde de karbouw.


natte
op

Maatschappelijk en politiek waren zij


reeds eenigermate georganiseerd.
sterren, en
Zij aanbaden de natuurkrachten, allereerst zon, maan en

1
2
Animisme.

dachten zich de
gansche schepping in al haar
uitingen: menschen, dieren,
planten en dingen, bezield met éénzelfde zielestof, die vooral in
bepaalde
deelen het
van
menschelijk en
dierlijk lichaam hersenen, lever, bloed
voorkwam. Dit
geloof, het Animisme, kan ons verschillende barbaarsche

gewoonten verklaren;, zoo het


moet
koppensnellen gezien worden als een

Inscriptie, vermeldende den naam van Poernawarman, wiens voetstappen in den steen

zijn uitgehouwen.

middel, om zich de zielestof anderen


van te verwerven daardoor die
en

van zichzelf te versterken.

Ondanks het feit, dat thans het overgroote deel der inheemschen

Mohamedanen zijn, leven den


in Archipel nog
tal
van gewoonten en

gebruiken, die tot het Animisme teruggaan.

Bij het begin onzer


jaartelling werden de Indische eilanden veel be-
zocht door Voorindische kooplieden Hindoes en wat later ook

door Chineezen.
Zij vonden er gewilde handelsartikelen als
specerijen,
rijst en goud. Velen dier kooplieden zich den
vestigden in
Archipel en
3
Hindoes en
Chineezen.

wordt
een deel verklaard
vonden er blijkbaar een goed onthaal, wat voor

die de Maleisch-Polynesiers
door hun kennis en beschaving,
grootere
merkwaardig dat, waar
aantrekken. Het is intusschen
stelliq moest
cultuur van eeuwemher
Hindoes als Chineezen op
een hooge
zoowel
die een
uitsluitend Hindoes geweest zijn,
konden roemen,
het vrijwel
de bevolking, terwijl
invloed hebben geoefend op
diepen en blijvenden
of mets mer

men van een indringen van de Chineesche cultuur weinig


.
Bali: ook
Java en groot op
Machtig is de Hindoe-invloed geweest op

De oudste, bekende sporen,


de andere eilanden.
ons
Sumatra, minder op

de vierde eeuw na Christus; van dien tijd dateeren een


naar
voeren terug
Ze bevatten
viertal steenen offerpalen, die in Koet* zijn aangetroffen.
offerplechtigheden, door
hebben
Sanskrit-inscripties,
die betrekking op

Java gevonden inscripties,


Brahmanen verricht. Van
iets later tijd zijn op
West-
Poemawarman, wiens rijk, in
die vertellen van een Hindoe-koning
de
voortleeft in dien van
Taroema heette, welke naam nog
Java gelegen,

Tji Taroem.
Sumatra Bah.
500 bestonden eveneens Hindoerijken op
en
Omstreeks
vredelievende is
dat de stichting dier staten op wijze
Alles wijst er op,
en
van de inheemsche gewoonten ge-
geschied. Door een vermenging
ook door
der Hindoes, mogelijk
bruiken met beschaving en godsdienst
ontstond een nieuwe
Hindoes met inheemsche vrouwen,
huwelijken van

den dag treedt en


het
die in de achtste eeuw duidelijk aan
gemeenschap,
cultuur
Hindoe-Javaansche maatschappij en
sterkst is op Java, waar een

De taal die nieuwe ge-


zelfstandigen bloei geraakten. van
tot grooten
eigenaardig beeld dier
meenschap, het Kawi of Oud-Javaansch, geeft een

leven worden er door de


cultuur. De zaken van het dagelijksch
geheele
en
inheemsche woorden aangeduid: die van godsdienst, regeermg
oude,
door Sanskritwoorden. De
andere zaken van hooger orde daarentegen

zinsbouw is inheemsch gebleven. _ t

mheem-
Zooals het met de taal is, gaat
het met de geheele cultuur: op

Men kan aannemen dat de eigen-


schen Hindoesche loten geënt.
stam zijn
de groote steden woonde, in
vooral die. welke ver van
lijke bevolking,
inheemsch bleef, terwijl daartegen-
levenswijze en uitingen grootendeels
sterk
de steden, als centra van cultuur en regeeringsorganen,
over
groote

gehindoeiseerd waren.

In de jaren van
hun vestiging in den Archipel trof men bij de Hindoes
het Boeddhisme. De
het Brahmanisme en
twee hoofdgodsdiensten aan,
4
Brahmanisme.

eerste is de oudste en ontleent


zijn naam aan het brahman, den
oorsprong
en tevens het einddoel der
schepping, waarin de mensch, die uit den
aardschen
kringloop verlost wordt, zal worden
opgenomen. Dit brahman
werd wel
gepersonifieerd in den
god Brahma, den vierhoofdigen
schepper
Met hem vormen Vishnu
(Wisjnoe) en Qiwa (Sjiwa) tezamen de
nmoerti of Dne-eenheid. Vishnu, de
onderhouder, was de krachtige
god, die onrecht en boosheid bestreed,
en daartoe in verschillende
incar-
naties aarde nederdaalde,
op
Qwa, de vernieler, maar daardoor tevens
e vernieuwer van al het
vergankelijke, vaak de Mahadewa
(groote god)
genoemd, was de in
diep gepeins verzonken
wijze, afgebeeld met vier
armen en met
zijn onafscheidelijke attributen, bidsnoer en
vliegenwaaier
Hg werd zonder
twijfel in den Archipel het meest vereerd; zijn inheemsche
naam is Batara Goeroe
(goddelijke leermeester).
iNaast deze drie hoofdgoden vereerden de Brahmanen
nog tal van andere
godheden, als Doerga, de vrouw van Qwa, godin des lichts, en Ganega,
un zoon, den god de
van
wijsheid en het
succes, afgebeeld als een dik
met
man
olifantskop; Laksjmi of gr i, de vrouw van Vishnu, op Java vooral
vereerd als godin de
van
rijst; Soerya, den zonnegod; Indra, den god van
den regen en Agni, dien van het vuur. Bekende figuren waren vooral ook
Garoeda, de vogel, die het
rijdier van Vishnu
was, evenals Nandi, de stier.
Het Brahmanisme leerde, dat de
menschelijke ziel de eeuwige
geluk-
zaligheid met kon bereiken, voordat door
ze
beproevingen geheel ge-
outerd Tot
was.
zoolang bleef aarde
ze op en als het
menschelijk om-
hulsel stierf, de ziel in
ging een ander lichaam De
over.
goede en slechte
daden, die de mensch in leven
zijn verricht had, bepaalden zijn lot in
een
volgend bestaan, waarin
hij weer gelegenheid door
kreeg nieuwe
daden zich voor een weer
volgenden bestaansvorm voor te bereiden. Elk
bestaan was dus een
noodzakelijk gevolg van het voorgaande en een
oorzaak het
voor
volgende. Deze de
opvatting, wet van het Karma, is
een der
grondslagen zoowel van Brahmanisme als Boeddhisme. Het
geloof dat de ziel aldus
aarde
op eeuwenlang aan allerlei
beproevingen
moest
blootstaan, was
weinig bemoedigend de
voor
armen, wier aardsche
leven vol moeite
en strijd was.

Het Boeddhisme is in de zesde eeuw vóór Christus gepredikt door een

prins, Gautama, bijgenaamd de Boeddha


(verlichte). Hij verkondigde een
mildere leer, de heilleer,
en zegde allen schepselen een
spoediger te ver-

werven verlossing toe uit den door het Karma


beheerschten troosteloozen
of Batara Goeroe.
Qiwa
6 Boeddhisme.

der
kringloop wedergeboorten. Die verlossing bestond in het uitblusschen

van alle persoonlijkheid, een verzinken in het niets, het Nirwana. Bereikte

Op Java gevonden Boeddha-kop,

men dit, dan was men verlost uit den dwang van het Karma. Daar de

wereldsche genoegens deze verlossing in den weg staan, is ze voor rijken

moeilijker te verwerven
dan voor armen. Door een leven van onthouding
(ascese) bereidden vele Boeddhisten zich voor op het Nirwana.
7
Qriwidjaja.

het Brahmanisme den meesten aan-


In den Archipel vond aanvankelijk
De
zoo was koning Poernawarman van
Taroema een Qwaiet.
hang;
aandeed, vond veel
Chineesche pelgrim Fa Hien, die in 414 Java er

onbeduidend aantal Boeddhisten. Kort


Brahmanen, maar slechts een

uitgebreid door
echter heeft het Boeddhisme er
zich belangrijk
daarop
Boeddhist uit Kaqmir, Goenawarman ge-
prediking van een vorstelijken
verbreide vorm van Boeddhisme
naamd. De later in den Archipel meest

dat niet het bereiken van de eigen uitblusschmg,


was
het Mahayanisme,
de heilleer als hoogste ideaal stelde 1
).
maar
het verkondigen van
w

vredelievende wijze naast


Hoewel in ’t
algemeen beide godsdiensten op

dat Sumatra Boeddhistisch,


elkaar beoefend werden, kan men een
zeggen,

bizonder Qwaistisch)
Bali Brahmanistisch (meer in t
Oost-Java en een

heeft toenemende verflauwing


centrum waren. In den loop der eeuwen een

gevonden. Dit
der tusschen beide godsdiensten plaats „syncre-
grenzen
Boeddha vereenzel-
tisme" leidde er ten slotte toe, dat velen Qwa en

het als Cuwaboeddha aanriepen.


vigden en opperwezen

de Hindoeperiode in onzen Archipel


De staatkundige geschiedenis van

uit
verschillende hiaten. Vrij veel is bekend van Java, zoo
vertoont nog

als uit Chineesche bronnen.


eigen Javaansche inscripties en geschriften,
de
laatste maken ook meermalen melding van Sumatra, maar van
De

eilanden slechts sporadisch bizonderheden.


meeste andere vernemen we

Vast dat Sumatra het eerst tot bloei kwam, dank zij zijn ligging
staat,

Voor-Indië naar de specerij-


aan den druk-bevaren handelsweg van

de
eilanden China. In de 7de eeuw noemen
Chineesche geschriften
en

kampongs) Malayoe
rijken Toelang-Bawang (in de Noordelijke en

werden echter weldra


als handelsstaten van beteekenis. Zij
(Djambi)
de breede, bevaarbare
overvleugeld door (Palembang), aan

ontwikkelde het zich tot een


Moesi gelegen. Door die gunstige ligging
Voor-Indië en China zond
machtigen handelsstaat,
die zijn schepen naar

binnen zijn
en zelf vreemdelingen uit de meest uiteenloopende gewesten

Reeds vóór 700 overheerschte het de beide genoemde na-

poorten zag.
heer-
eilanden kwamen onder zijn
buurstaten, en ook tal van omliggende
oorkonde dat het in 686 reeds Banka
schappij. Uit een gevonden blijkt,
775 stichtte vorsten een Boeddhistisch
onder zijn gezag had; in een zijner

de oudste het Boeddhisme Hinayanisrae


i) Hiertegenover wordt richting van

genoemd.
8
Qailendra’ s op Java.

heiligdom op Malakka. Het bloeide niet slechts door


zijn handel, maarwas

ook een centrum van Boeddhistische


wetenschap en Sanskrit-beoefening.
Als
zoodanig werd het herhaaldelijk door Chineesche priesters en ge-
leerden bezocht. Er bestonden
trouwens ook in
staatkundig opzicht vriend-

schappelijke relaties tusschen beide elk


rijken; jaar zonden de

de vorsten van een gezantschap naar den keizer van China.


Doch ook Java werd in de 7de eeuw meermalen door Chineesche

pelgrims bezocht. Uit hun berichten


blijkt ons, dat het centrum der

Hindoe-cultuur toen niet in het Westen


meer
lag; de naam Taroema
wordt door hen niet meer genoemd. In
plaats daarvan noemen
zij een in

Midden-Java gelegen rijk Kaling, mogelijk gesticht door nieuwe immi-

granten uit het Voorindische Ook


Kalinga. hier vonden de Chineezen

Boeddhistische geleerden, maar daarnaast telde het veel


er aan-

hangers: het Diëngplateau was een Cnwa


aan
gewijd bedevaartsoord,
tal
waar men van heiligdommen aantrof.
Toen
CTiwidjaja in de Bste eeuw
zijn macht steeds meer uitbreidde,
kwam het ook in Van
contact met Kaling. een strijd is ons niets bekend,
zeker is, dat
maar
Midden-Java ongeveer een eeuw lang (750—850), zoo

al niet aan CTiwidjaja onderworpen is geweest, dan toch door vorsten uit

is bestuurd. Een
gevolg van deze staatkundige ver-

andering was een sterke


toeneming het Boeddhisme (het
van
Mahaya-
nisme), en aan de
op Java, al heeft die dan slechts

een eeuw
geduurd, danken wij de grootste en schoonste Boeddhistische

heiligdommen op
dit eiland. Het oudst-bekende daarvan is de
Tjandi-
Kalasan, de
waarvan
wijdingsoorkonde dateert uit 778. Van iets later

tijd zijn de Tjandi-Sari, de Boroboedoer, de Mendoet het


en Tjandi-
Sewoe-complex, een hoofdtempel, omringd door eenige rijen bijtempeltjes
in de Prambananvlakte. Alle Boeddha
zijn aan gewijd. Deze zelfde vlakte
ook het
was
staatkundig centrum van het Javaansche CJailendra-rijk; men

mag aannemen, dat hier ook de kraton heeft gestaan. Naast


zijner vorsten

de bouwkunst werd ook de dichtkunst beoefend;


er
koning Jitendra liet een

Sanskrit dichtwerk, de Amaramala, in het Kawi vertalen.

Bij het aanschouwen van den wonderschoonen monumentenschat uit

den op Java treft het bizonder, dat daarnaast op Sumatra,

uit het eigenlijke zelf, zoo


weinig dergelijke overblijfselen
zijn teruggevonden. Wel kent enkele als Moeara
men
fragmenten, bij
Takoes de bovenlanden
in
Padangsche en verschillende beelden in het
Tjandi’s op het Diëng-plateau
10 Mataram.

Palembangsche, het Djambische en Benkoelensche binnenland, maar wat

aantal, belangrijkheid betreft, zinken


omvang en ze bij die op Java sterk

in het niet.

Toen de
Clailendra-dynastie zich in
Midden-Java gevestigd had, waren

de heerschers
oorspronkelijke van Kaling naar Oost-Java uitgeweken en

zij brachten de Hindoe-Javaansche cultuur en het derwaarts

over. Een eeuw later keerden zij naar Midden-Java terug, toen de

om ons tot
nog toe onbekende redenen, Java hadden

verlaten. Men zich


verdiept vergeefs in allerlei gissingen, waarom het

vorstengeslacht van CJriwidjaja, dat nog steeds de machtigste staat van

den de
Archipel was, souvereiniteit over Midden-Java heeft prijsgegeven.

Wel is het waarschijnlijk, dat de (Jailendra’s zekere hoogheidsrechten over

de Soendalanden behielden, kwam


maar Midden-Java weer
onder
zijn
oude Qwaistische heerschers, die echter hun
gezag over Oost-Java hand-
haafden. Zoo ontstond een nieuw
rijk, dat
belangrijke deelen van Oost-

en Midden-Java omvatte en
als het rijk van Mataram bekend staat. De

nieuwe residentie het in


was Midden-Java gelegen Medang.
Met het vertrek der echter het Boeddhisme niet
CJailendra’s was ver-

dwenen; het bleef vinden


er talrijke aanhangers en uit de latere heilig-
dommen blijkt, dat sedert Qwaisme en Boeddhisme op de meest vreemd-

wijze elkaar hebben bestaan zich in zeker hebben


zame naast en opzicht
Uit den Mataram
vermengd. tijd van dateeren de tempelgroepen van

Lara-Djonggrang en van Ploasan, beide nabij de vlakte van Prambanan

gelegen; de eerste is aan Qwa, de laatste aan Boeddha


gewijd. Het Lara-

Djonggrang-complex heeft tevens


gediend als bijzet-plaats voor
vorstelijke
dooden; men beschouwt het als de meest volmaakte van Midden-
uiting
javaansche bouwkunst. Het omstreeks 900
dagteekent uit en is waar-

schijnlijk opgericht onder de Wawa, den laatsten


regeering van koning
Mataramschen vorst, die Medang zetelde. In het der tiende
te
begin
eeuw heeft zich namelijk het centrum van
het
rijk weer naar het Oosten

verplaatst het Middenjavaansche hoewel niet


en
gebied, geheel losge-
laten, verviel
geleidelijk tot onbeduidendheid. Omtrent de oorzaken van

een en ander tast men eveneens nog in


het duister: de meening, dat een

uitbarsting van de Merapi, of andere catastrophe, de aanleiding zou zijn

geweest, kan niet worden gehandhaafd. Waarschijnlijker is, dat vrees

werd dat de
gekoesterd, er nog eens zouden
terugkeeren.
Mendoet
12
Mpoe Sindok.

In elk geval leert een in het Kedirische gevonden dat de op-


inscriptie,
volger van Wawa, Nlpoe Sindok, zijn residentie in Kediri had gevestigd.

Van Sindok’s bestuur— 928 947


tot —is weinig bekend: in de Oud-

javaansche traditie is
hij echter al daarom een belangrijke figuur, omdat

hij de stamvader is van een


lange reeks vorsten, die tot 1222 over Oost-

Java hebben Van


geregeerd. zijn naaste
opvolgers treedt Dharmma-

het meest den voorgrond


wang?a op (± 1000); hij is bekend als samen-

steller dat thans Bali


van een wetboek, nog op in gebruik is. Ook toonde

hij groote belangstelling in de letterkunde liet het


en Sanskrit-epos,
Maha-bharata, in Javaansch proza bewerken. Merkwaardig is hij zeker
ook door zijn het
verhouding tot „buitenland”; in 992 zond
hij een

gezantschap naar den keizer China


langen
van en
tijd deed hij pogingen
zijn invloed op
Sumatra en Bali te doen
gelden. Op laatstgenoemd eiland,
waar een
Javaansche prinses, Mahendradatta, als vorstin optrad, had

hij succes; het sloot zich steeds bij Java


meer aan.
Zijn inmenging op
Sumatra werd hem echter noodlottig. Met een groote legermacht naar

CViwidjaja overgestoken zijnde, wist hij dit machtige inderdaad


rijk
eenigen tijd in het zoodat het
nauw te
brengen, zich zeker
oppertoezicht
laten Maar
moest
welgevallen. toen iri 1006 een vorst van het Maleische

Schiereiland, genaamd, strooptocht


een
op Java voorbereidde,
werd door
hij krachtig gesteund. Dharmmawangga's rijk werd

grootendeels vernietigd en deze zelf kwam in 1007 in den strijd om.

Een bloedverwant diens


van tevens schoonzoon en

aangewezen opvolger, had zich door de vlucht weten te redden. De

nauwelijks zestienjarige Airlangga had een


schuilplaats gevonden in de

bosschen van Wonogiri en leefde daar langen tijd bij monniken in een

kluizenarij, omringd door enkele


volgelingen, van wie Narottama de

getrouwste bleek. Door leven bereidde zich


een van ascese hij voor op

zijn levensdoel: herstel de


van rijkseenheid. Want na het vertrek der

invallers was het land in een staat van


verwarring geraakt en ver-

schillende hadden zich deel het


vorstjes een van rijk toegeëigend. In

1019 liet Airlangga zich tot koning wijden, doch het


oogenblik tot

openlijk optreden was nog niet gekomen en


hij vreesde, dat

zich herstelden
zou verzetten tegen een
krachtigen eenheidsstaat op Java.
Maar in 1023 raakte het Sumatraansche rijk in strijd met een

Voorindisch werd
vorst en tijdelijk met machteloosheid geslagen. Nu
Boroboedoer.
14
Aidangga.

begon Airlangga een langdurigen en moeizamen strijd, die ten slotte in

1035
geheel Oost-Java weer onder zijn heerschappij bracht. Ter vol-

doening van een in zijn jeugd gedane gelofte stichtte hij de


op hellingen
den
van Penanggoengan de bekende
kluizenarij Poegawat. De residentie

van het herstelde werd het de Brantasvlakte


rijk in
gelegen Kahoeripan:
eerste staatsdienaar werd Narottama.

Airlangga’s regeering tijdperk Chi-


was een van
grooten bloei. Uit
neesche berichten blijkt, dat Oost-Java toen
goud, zilver en ivoor,

specerijen en kostbare houtsoorten uitvoerde; de verbouwde


bevolking
rijst, katoen en
hennep, en kweekte visch (in vijvers)
vee, en zijderupsen.
Het bestuur, door
uitgeoefend een
omvangrijk ambtenarencorps, was

uitnemend
geregeld, terwijl een
staand
leger van 30000 man voor de

veiligheid zorgde.
Ook de kunst bloeide onder
Airlangga’s bestuur; ’s vorsten hofdichter,
Kanwa, vervaardigde het eerste Javaansche de
epos, Ardjoena-wiwaha
(het huwelijk van
Ardjoena), een
vrije bewerking van een episode uit

het Maha-bharata. De
bevolking beoefende de muziek, vooral het fluit-

spel, en den dans.

Het is wel zeer merkwaardig dat de laatste


regeeringsdaad van

Airlangga, den hersteller de eenheid eenheid


van van
Oost-Java, die

weer
ophief. Hij trok zich
namelijk in 1042 uit de
regeering terug, na

het
rijk onder zijn beide zoons te hebben verdeeld. Volgens de legende
riep de koning, voor een billijke verdeeling, de hulp van een wijzen
kluizenaar in. Deze nam kruik
een met
geheiligd water en goot dit

over de aarde uit; het water bleef stroomen en vormde een rivier, de kali

Lekso, die de tusschen de beide


grens rijksdeelen aangaf. Zoo ontstonden
de staten Djanggala (met de hoofdstad Kahoeripan) en Pandjaloe of

Kediri (met de hoofdstad Daha). Kediri trad weldra zeer op


den voor-

grond, terwijl daarentegen van Djanggala weinig meer vernomen wordt.


Als Chineesche de
geschriften van 11de en 12de eeuw over Java spreken,
is daar steeds Kediri mee bedoeld, dat als een machtige en uitstekend

georganiseerde staat wordt beschreven. Van latere


zijn vorsten is Djaja-
baja, die in 1130 de
regeering aanvaardde, de bekendste
geworden. Onder
zijn bewind de dichter
vervaardigde Sedah een nieuwe
bewerking van

het Maha-bharata, de stof


waarbij werd gelocaliseerd, dus zoo voor-

gesteld, alsof het zich had


epos op Java afgespeeld. Djajabaja’s naam

leeft thans onder het volk als die


nog voort van een groot voorspeller.
Hindoe-bouwwerk te Moeara Takoes (Sumatra)
16 Kediri.

Ook buiten Bali had Kediri in deze jaren


Java en zijn invloed belang-

rijk uitgebreid; de de 12de


tot voornaamste „onderhoorigheden” in eeuw

moeten
gerekend worden Tandjong-Poera (Zuidwest-Borneo), Timor,

Zuid-Celebes en Ternate. We zien daaruit, dat Kediri in het Oosten

den Archipel soortgelijke rol is vervullen, als


van een gaan Qriwidjaja
in het Westen. Laatstgenoemd rijk, dat, zooals wij opmerkten, reeds enkele
malen ernstige crisis had doorgemaakt, echter
een was lang niet meer,

het Reeds omstreeks 1150 enkele deelen


wat
geweest was. schijnen van

Sumatra zich hebben sedert


met succes zelfstandig te gemaakt en ging
snel achteruit. In 1178 verschenen het
zijn gezanten voor

laatst het Chineesche hof; kort de


aan
daarop volgde ineenstorting,
bizonderheden bekend Doch reeds 1183 het
waarvan ons geen zijn. in
blijkt
oude Malayoe zich niet slechts onafhankelijk hebben
te
gemaakt, maar

heeft het overheerschende positie Sumatra De


een op verkregen. vroe-

gere onderhoorigheden van Qriwidjaja buiten Sumatra echter wisten zich

maken; den grooten invloed Sumatra


voor en na zelfstandig te van van

het Maleische Schiereiland was omstreeks 1250 niets meer over-


op

gebleven.
Maar ook het
aan
machtige Kediri zou
vrij plotseling een einde

gemaakt worden. De man, die dit bewerkte, was een avonturier, Keng

Angrok, die door vele Javanen beschouwd werd als een incarnatie van

Vishnu. den het district dooden,


Hij begon met regent van Toemapel te

diens Kain Dedes, die de kenteekenen


om met vrouw, droeg van een

„uitverkorene” kunnen huwen. Nu breidde het zich


te zijn, te hij aan-

Oosten de Kawi kwam


gematigde gezag over Toemapel uit ten van en

den wettigen Kediri. De


daarbij in
botsing met koning, Kertadjaya van

laatste werd in 1222, verslagen den slag bij Ganter.


na heftigen strijd, in

Angrok nam nu den koningstitel aan (zijn wijdingsnaam is


Radjasa)
aftreden
en
vereenigde de bij Airlangga's gescheiden staten
Djang-
Kediri rijk, dat hij Toemapel noemde. Het werd.
gala en weer tot één

naar de nieuwe hoofdstad, echter veelal Singhasari genoemd. Een rustige

viel den nieuwen deel; 1222


ontwikkeling staat voorloopig niet ten van

1268 wie niet minder dan vier


tot regeerden er vijf vorsten, van er

kwam de
door moordenaarshand stierven! In laatstgenoemd jaar begaafde

Kertanegara aan
het bewind, na
reeds eenigen tijd als mederegent van

vader welke
zijn opgetreden. Hij merkwaardige figuur,
te is een van
zijn
het moeilijk vooral doordat
ons is een juiste voorstelling te krijgen, er
17
Kertanegara.

hem bestaan, waarvan


de een
hem niet diep
twee beschrijvingen van

andere kan
1
). Intusschen
genoeg laken, de niet hoog genoeg roemen

het
wel dat geleerde was en een groot ijveraar voor
staat vast, hij een

leven werd hij als Boeddha-heilige (Dhyani-


Boeddhisme: nog bij zijn
hem in
als zoodanig bezitten wij een afbeelding van
Buddha) gewijd;
Ook kennis der wetboeken
de Djaka-Dolok te Soerabaja. om zijn groote

werd hij geprezen.

Niet minder belangrijk is hij om zijn buitenlandsche politiek, waar-

Madoera een deel der Molukken


door hij Pahang (op Malakka), en

herstelde den verloren


onder opperhoogheid kreeg.
In 1284 hij
zijn
Bali voerde den koning van dit eiland
invloed van Java op en
geganen
Soendalanden hij zekere hoog-
gevankelijk naar Java. Ook in de blijkt
die bezeten
heidsrechten te hebben gekregen, gelijk vroeger

welks
had. Het merkwaardigst is zeker zijn optreden tegen Malayoe,

dat het door verschillende


macht intusschen zoo groot geworden was,

Sumatra werd vereenzelvigd. In 1275 scheepte Kertanegara


schrijvers met

Malayoe in, die er na langen strijd in


te Toeban een expeditie tegen
maken. Blijkens
slaagde dit
machtige rijk tot een vazalstaat van Java te

stond
den bovenloop van de Djambi-rivier gevonden,
een inscriptie, aan

den opperkoning
dit gebied in 1286 onder den koning van Malayoe en

vorst den
dus ongetwijfeld de machtigste van
Kertanegara. Hij was

Archipel.
Doch daarnaast schijnt zich meermalen aan
het
overdadig gebruik
hij
dranken buiten onder den invloed
van spijzen en te gegaan te zijn en

verkeerd. Het deze


van palmwijnmisbruik te hebben toegeven aan

deed hem zelfs bestuurstaak verwaarloozen


zinnelijke genietingen zijn

en staatkundige domheden begaan.


hem uit
Tot tweemaal toe brak daardoor op Java een opstand tegen

slotte werd door zijn eigen


onderdanen ten val gebracht.
en ten hij
Aan het hoofd der ontevredenen plaatste zich Jayakatwang, onderkoning
In 1292
van Kediri, en verwant aan het oude Kedirische vorstengeslacht.

volgens de legende, Kerta-


namen diens troepen Singhasari in, waarbij,
den kraton werden aangetroffen, palm-
negara en zijn rijksbestuurder in

maakte zich
drinkende. Beiden werden gedood en Jayakatwang
wijn

meester van de regeering, waarvan hij niet lang zou genieten.

x
Pararaton blz. 43 :4.
) 78—82; Nagarakertagama

2
18
Stichting van Majapahit.

Na den de schoonzoon
strijd was
van den gevallen Kertanegara,
Widjaya genaamd, naar Madoera
gevlucht. Op raad van den dubbel-

hartigen regent van dit eiland, die aanbood hem in zijn voorgenomen
wraakpogingen te steunen, bood Widjaya den nieuwen heerscher
zijn
geveinsde onderwerping aan en kreeg van dezen, op zijn verzoek,

toestemming tot het stuk


ontginnen van een woesten grond in het land-

schap Tarik of Trik, in de Brantasvlakte


gelegen. Hier stichtte Widjaya
de dessa Majapahit (Modjopait), die de
grondslag werd van het
beroemdste der Hindoe-Javaansche rijken.
Aangaande den oorsprong van den naam geeft de Pararaten i) de vol-

gende verklaring: „Toen de Madoereezen den


met
aanleg net begonnen
wilde één hunner, die
„waren,
honger had en niet voldoende
lijfkost bij
„het omkappen had
medegenomen, eenige maja-vruchten eten; zij waren

„hem te bitter (pahit) alle


en hij wierp maja’s van
de soort, die hij
„geplukt had, weg.
Het werd bekend, dat daar majavruchten waren,

„die zeer bitter smaakten daarom is


en inderdaad, die plaats Majapahit
„genoemd.”

Niet
lang behoefde Widjaya te wachten
op een
gunstige gelegenheid
tot
volvoering van
zijn wraakplannen. In het laatst van zijn regeering
had Kertanegara den Chineeschen keizer
een gezant van
Choebilai, die

aandrong erkenning China


op van s
opperhoogheid, zwaar
beleedigd,
door hem met
geschonden aangezicht naar
zijn keizer terug te zenden.
Deze rustte een
strafexpeditie van 20.000 man uit, die in 1293 op Java

aankwam; van Toeban uit zonden de Chineesche aanvoerders gezanten


naar
Singhasari en trokken, gedeeltelijk land,
over
gedeeltelijk over zee,

naar den mond van de Kali-Mas. Daar vernamen zij, dat Kertanegara
reeds
lang dood was, dat diens schoonzoon
Widjaya zijn onderwerping
aanbood hun
en tevens steun
tegen Jayakatwang vroeg.
De Chineezen

gingen hierop in en met hun


hulp bracht Widjaya tegenstander
zijn
ten val. Maar daarna wist hij, gesteund door een
talrijken aanhang,
ook de Chineezen den
tot
terugtocht te dwingen; in 1294 trad
hij, onder

den naam Kertaradjasa, als eerste vorst van Majapahit op.


Met Malayoe
sloot hij band, door
een een Malayoesche prinses tot vrouw te nemen;

vijftien jaar lang leidde


hij de regeering, die periode
een rustige vormt.

Het beeld, het


op graf van Majapahit’s stichter
geplaatst, bevindt

*) Pararaten, blz. 89—90.


Boeddha uit Tjandi Mendoet.
20
Machtsuitbreiding van
Majapahit.

zich thans in het museum te Weltevreden: een afgietsel daarvan in

de Hindoekamer het Koloniaal Instituut


van te Amsterdam.

Na Widjaya s dood maakte


Majapahit een periode van onrust en

strijd door, waarbij s vorsten zoon en


opvolger om het leven kwam.
Dank echter den
zij krachtigen rijksbestuurder, Mada
Gadjah en

Widjaya’s dochter, Bhre Kahoeripan (Tribhoewana), keerde ten slotte


de vrede En 1350
terug. toen in een zoon van deze vorstin het
aan

bewind kwam, brak er een tijd van


weergalooze grootheid aan; de

regeering van CTi Radjasanagara, bekend onder


meer
zijn bijnaam
Hayam Woeroek (jonge haan), vormt
glanspunt de
een in geschiedenis
van
Java. Die grootheid den keizer
was, naast zelf, vooral te danken

aan
Gadjah Mada, die tot zijn dood in 1364 rijksbestuurder bleef.
Hoewel slotte
ten
vrijwel de geheele Archipel, direct of indirect, onder

Majapahit s bestuur kwam liet het


te staan, begin zijner regeering zich

niet veelbelovend aanzien.


zoo
Hayam Woeroek wilde huwen met een

Soendaneesche welk
prinses, met
plan Gadjah Mada niet zeer ingenomen
was. Toen nu de Soendaneesche vorst, Ratoe Dewata, met zijn dochter

duizenden
en
volgelingen naar Majapahit was gekomen, wilde Gadjah
Mada die
van
gelegenheid gebruik maken, om van dien vorst de erkenning
van Majapahit’s opperhoogheid af te
dwingen. Dit gelukte niet en op
het veld vóór de stad Boebat
(sedert = uiteenslaan genoemd) had een

bloedige strijd plaats, waarin Dewata viel.


met
zijn meeste volgelingen
Het door hem in de Soendalanden gestichte
rijk Padjadjaran bleef echter

in een
vrijwel onafhankelijke positie bestaan.
In 1357 maakte Majapahit zich meester van Dompo (Soembawa)
daarmee begon reeks
en een belangrijke veroveringen: ook verschillende

streken, die niet met


wapengeweld werden veroverd, plaatsten zich

vrijwillig onder
Hayam Woeroek's
opperhoogheid. Het in 1365 ver-

schenen lofdicht den het


op koning, Nagarakertagama, noemt als onder-

hoorigheden de verschillende deelen Malayoe


van
(= Sumatra),
Tandjoengnagara (= Borneo), Malakka, de kleine Soenda-eilanden,
Makassar andere Celebes,
en plaatsen op Boeroe, Ceram, Ambon, de

Molukken en zelfs deelen van Zuid- Zuidwest-Nieuw-Guinea.


en

Onder leiding Mada


van Gadjah was het inwendig bestuur in

Majapahit op uitnemende wijze ingericht; economisch bloeide het door

landbouw en handel. De eerste steunde op een


uitgebreid irrigatiestelsel,
dat door werd
inspecteurs geregeld gecontroleerd; de voornaamste
21
Woeroek.
Hayam

zekere
handelshaven van
den Archipel was Tpebaiu De bevolking moest

had overigens
hoofdgeld opbrengen; zij
heerendiensten verrichten en een

stichter Majapahit,
Kertaradjasa (Widjaya), van

haar groote eerlijkheid,


behoorlijk bestaan. Vreemde reizigers
roemen
een

zelfs kleine misdaden werden


Politie en rechtspraak waren zeer streng;

zich drie vergrijp wist


met den dood gestraft, doch wie dagen na een

ambtenaren werden
Verdienstelijke burgers en
te verbergen, was vrij.
22
De Hindoe-invloed.

beloond het
met
vruchtgebruik van stukken land.
Hayam Woeroek
leerde op enkele
groote reizen door
persoonlijke aanschouwing de voor-
naamste deelen van land
zijn kennen.
Kunst en
wetenschap stonden in
Majapahit op een
hoog standpunt.
Groot de
was roem van den hofdichter Prapan ? a, den auteur van het
Nagarakertagama, lofdicht
een
op Hayam Woeroek. Ook Tantoelar
was
een
veelgeliefd dichter. Van de talrijke schoone bouwwerken
uit dezen
tijd moet allereerst de Tjandi Panataran genoemd worden, waarop men
beelden van
giwa, Brahma en Vishnu aantreft. De hoofdstad, met zijn
gewe dig breede lanen en pleinen, was omringd door een baksteenen muur
met schoone poorten.
Op het vóór de stad
gelegen plein Boebat werden
herhaaldelijk openbare spelen gehouden, waaraan zoowel
Hayam
Woeroek zelf, als de
eenvoudige dessaman, deelnamen.

Hayam Woeroek regeerde 39


jaar; hij overleed in 1389. Na dood
zijn
volgde spoedig een
inzinking en snel
ging het rijk
zijn ondergang tege-
moet. Die
achteruitgang, welke gepaard gaat de
met
opkomst van den
Islam, zal m een volgend hoofdstuk worden besproken. Hier
volgt nog
een korte balans van wat het Hindoeïsme den
aan
Archipel, in ’t bizonder
aan
Java, heeft gebracht.
De
Indonesiërs, die de Hindoes
bij hun komst in den
Archipel aan-
trollen, zooals
waren, reeds uiteengezet? is, geenszins halve wilden; zij
beschikten over
groote ervaring het
op gebied van de
scheepvaart,
kenden den natten rijstbouw en hadden, althans op Java, goed georgani-
seerde staten. Of dit ook overal elders het geval was, is intusschen
hoogst onwaarschijnlijk. Het
ligt voor de hand. dat door de
ongelijke
levensomstandigheden op
de verschillende eilanden door
en de slechte
communicatie, op vele plaatsen de
oorspronkelijke Indonesische be-
schaving is
achteruitgegaan of zelfs geheel verdwenen. Het is zeker
met
toevallig, dat de in elk geval veel
hooger beschaafde Hindoes
op
Java en Bali een zooveel
dieper en blijvender invloed konden uitoefenen,
dan op de andere eilanden.
Op Java toch, met
zijn economische
gunstige
toestanden en geregeld verkeer met het buitenland, had de
oorspronke-
lijke Indonesische cultuur zich kunnen
handhaven en ontwikkelen, waar-
door voor de
Hindoebcschaving een vruchtbare bodem was ontstaan.

Allereerst hebben de
Hindoes in verschillende deelen den
van
Archipel
hun godsdienst gebracht, waarvan hiervoor reeds is gesproken. De
Een der kleine
poorten
van Majapahit.
24
De Hindoe-invloed.

inrichting en het bestuur van den staat, alsook de rechtspraak, hebben


den invloed der Hindoekolonisten
in belangrijke mate
ondergaan, maar

bij beide bleef een kern van de oude Indonesische


instellingen behouden.
Evenzoo het
ging met de taal. Voor tal van door de Hindoes
aange-
brachte zaken
nieuwe en
begrippen kwamen
Sanskrit-woorden, uitdruk-
kingen en
zinswendingen in gebruik, maar het fundament van de
Indonesische taal bleef behouden. Uit deze ontstond het
vermenging
oud-Javaansch of Kawi. Het letterschrift tal
van van talen uit den

Archipel, met name het Balineesch, Madoereesch, Javaansch, Soenda-


neesch, Makassaarsch, Bataksch en
Lampongsch, heeft zich uit Voor-
indische letterteekens ontwikkeld 1
).
De bouwkunst was
aanvankelijk vrijwel uitsluitend Hindoesch
ge-
oriënteerd, wat verklaard wordt door het dat vóór
feit, de komst der
Hindoes steenen
groote gebouwen en heiligdommen den
in Archipel
onbekend zullen
zijn geweest. Langzamerhand echter werd, vooral in
de ornamentiek, van de strenge Hindoe-voorschriften
afgeweken en ont-

wikkelde zich een eigen Hindoe-Javaansche stijl, steeds meer Javaansch


geaccentueerd. De
Oud-Javaansche letterkunde, en thans de
nog
populaire wajang-verhalen. zijn sterk beïnvloed door de Sanskrit-
literatuur. Het batikken is door de Hindoes ingevoerd, evenals een

metriek stelsel en een muntwezen.

Literatuur: Prof. Dr. N. J. Krom, Hindoe-Javaansche Geschie-

denis; idem: Het oude


Java en zijn Kunst; idem; Inleiding tot de Hindoe-

Javaansche Kunst; Prof. Dr. H. Kern, Het Hindoeïsme (in Colijn’s


Neêrlands-Indië); W. Fruin—Mees, Geschiedenis I;
van
Java,
G. Coed é s, Le de
royaume (jjrivijaya (Bulletin de lEcole

d’Extrême Oriënt, XVIII, 6) en


A de la chute du de
propos Royaume
Qrivijaya (Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Neder-

landsch-Indië, 83, blz. 459); Dr.W.F.S erhe


t u 11 i m,
Rama-Legenden
und
Rama-Reliefs in Indonesiën: Nagarakertagama, door
uitgegeven
Prof. Dr. H. Kern; Pararaten, le druk door Dr. L. A. B
J. ra n d e s

en 2e druk door Prof. Dr. N. Krom.


J.

Het Maleische, Atjehsche en Teraataansche schrift maakt Arabische


gebruik van

teekens, die met den Islam


zijn ingevoerd
ISLAM.
2. DE VERBREIDING VAN DEN

DE PORTUGEEZEN IN INDIÉ.

door schoonzoon, Wikrama-


Hayam Woeroek werd opgevolgd zijn

ook Wirabhoemi, maar deze was uit


wardhana. Wel had hij een zoon,

de in
een mindere vrouw geboren en
kwam daarom niet voor opvolging
den Oosthoek.
aanmerking; hij kreeg echter het onderkoningschap over

bestuur overleed, was


Toen Wikramawardhana na een veertigjarig
het onder Woeroek
schaduw, van wat Hayam
Majapahit nog maar een

tusschen den vorst zijn


geweest was. Een verwoede strijd en zwager

de
Wirabhoemi had den eersten stoot tot dien achteruitgang gegeven:

in 1406 met den dood van laatstgenoemde.


felle burgeroorlog eindigde
het machtige Hindoe-
De hoofdoorzaak van de verbrokkeling van

den Islam en daar-


echter de verbreiding van geweest
Javaansche rijk is

Islamcentrum Malakka.
naast de snelle opkomst van het toenmalige
veel
De invoering van
Mohamed s leer in den Archipel vertoont over-

de het Hindoeisme er was gebracht. Het


eenkomst met wijze, waarop

de die de nieuwe
waren
ook nu
Voorindische kooplieden, Goedjaraten,
den
leer op hun handelstochten verbreidden. Uit de reisbeschrijving van

tocht China naar


de
Venetiaan Marco Polo, die in 1292 op zijn van

maanden Noord-Sumatra doorbracht, weten


Perzische golf eenige op

Perlak reeds tot den Islam


wij,
dat de
belangrijke handelsplaats toen

Noord-Sumatra gelegen,
was gebracht: Samoedra en Pasei, eveneens op

de verspreiding der nieuwe


zijn spoedig gevolgd. Van meer belang voor

islamiseering van Malakka. Deze overlaadplaats


leer was de opkomst en

tusschen Oost- Zuidwest-Azië ging


op
den veelbevaren handelsweg en

in
in de Hde eeuw
de plaats innemen, die (Jriwidjaja en Malayoe vroeger
26 De Islam in Oost-Java.

eeuwen hadden vervuld. Tevens werd het een krachtig centrum van

Islamprediking. Zijn kooplieden-predikers volgden den van Malakka


weg
over Palembang, Toeban en Grissee de Molukken.
naar
Daarbij was

m Malakka een bloeiende kolonie van


Javaansche handelaren
ge-
vestigd, terwijl vele Voorindische en Maleische
kooplieden gehuwd

Graf van Malik Ibrahim Grissee.


te

waren met vrouwen uit de Javaansche havenplaatsen en Palembang.


Reeds in 1415 vond dan ook de Noordkust
men aan van
Java tal van

Mohamedanen, van welke met name de in 1419 te Grissee overleden

Malik Ibrahim bekend is, wiens graf nog thans in een


reuk van
heilig-
heid staat.

Toch erkenden ook toen de het


nog meeste
kuststaatjes centrale,

Hindoesche dat, hetzij dan uit


oppergezag, onmacht of welwillende ver-

draagzaamheid, niet
vijandig stond
tegenover de nieuwe leer, zooals

blijken kan uit het feit, dat in 1448 de der


vrouw van een
Majapahitsche
vorsten volgens Mohamedaanschen ritus werd begraven. De toenemende

verslapping van het oude centrale


rijk was echter oorzaak, dat de

de stranddistricten
regenten van
geïslamiseerde zich geleidelijk aan dat

centrale gezag gingen onttrekken als


en onafhankelijke vorsten optraden.
In 1520 was zoo ten slotte het groote Hindoe-Javaansche rijk in een
de 27
Strijd om hegemonie.

Kediri de
aantal staatjes uiteengevallen, van welke Demak, Padjang en

invloedrijkste waren.

de den Islam Java toe aan


De traditie schrijft verbreiding van op

In is daarvan de bekendste Raden


negen heiligen of wali s. Oost-Java

Rahmat geweest, die een


beroemde school stichtte te Ampel (Soerabaja)
Ook Soenan
en deswegen na zijn dood Soenan Ngampel werd genoemd.

zich den heuvel Giri bij Grissee bevindt,


Giri, wiens heilig graf op

uit de
behoort tot de zeer vereerde wali’s; hij was een leerling

Ampelsche school.

Tusschen de verschillende staatjes, die na


de uiteenvalling van Maja-

ontstond aldra verwoede


den voorgrond gekomen, een
pahit op
waren

het
strijd om de hegemonie. Een tijd lang had Demak de leiding, wat

voor een deel zeker daaraan dankte, dat het in bezit was gekomen van

die de oogen het volk lang


de rijkssieraden van Majapahit, in van nog

zouden Doch in
de symbolen van
het
Javaansche keizerschap blijven.
afstaan dat
de 16de eeuw moest Demak de eerste plaats aan Padjang,

beurt zich weldra weer verdrongen zag.


Eerst in 1575 eindigde
op zijn
Mataram
de strijd om de oppermacht, toen Soetowidjojo, regent van

en legeraanvoerder van Padjang, zich niet slechts onafhankelijk wist

maken, ook het oppergezag over


de voornaamste Midden- en
te maar

verkreeg. Hij nam den titel aan van panembahan


Oostjavaansche staten

vereert): de Javaansche babads kennen hem als panembahan


(dien men

Zelfs Cheribon kwam onder zijn


Senapati (opperbevelhebber). opper-

dood 1601 het ~keizerrijk Mataram


gezag te staan en bij zijn in was

onbetwist de machtigste staat


op Java.

Soenda, werd de Islam later dan Oost-


In West-Java, of gepredikt in

Malakka Toeban
en Midden-Java, doordat de van en Palembang naar

aandeed. Toen echter de eerste


loopende handelsweg West-Java niet

prediker er verscheen, bleek de bevolking er meer toegankelijk voor te

dan die Oost-Java in den beginne geweest was, waarschijnlijk


zijn, van

doordat het Hindoeisme in West-Java minder diep was geworteld.

het bezoek der de haven Soenda,


Bij eerste Portugeezen aan van

het in 1333 door Raden Dewata


Banten, in 1522, bestond daar nog

Pakwan of Pakoean lag in de


gestichte Padjadjaran. De hoofdplaats

Buitenzorg; de havenplaatsen Banten


buurt van
het tegenwoordige

(Bantam) en Soenda Kalappa hadden een belangrijken peperuitvoer.


28 De Islam in West-Java.

De vorst, Samiam, die in den van het Oosten naderenden Islam een

gevaar voor zijn heerschappij zag, bood den Portugeezen een


vestiging
in zijn land aan. Toen deze, echter eerst vier
na jaar, terugkwamen
om een sterkte te bouwen, was de kuststreek kort
juist te voren

geïslamiseerd en werden zij met geweld verdreven.


De leer Mohamed is
van
op West-Java gebracht door Falatehan, een

Maleier, uit Pasei Noord-Sumatra had


op afkomstig. Hij eenige jaren
in Mekka doorgebracht vervolgens
en was naar Oost-Java gekomen,
waar
hij met een zuster van Oenoes, vorst van Demak en Djapara, was

gehuwd. In 1526
vestigde hij zich te Bantam, en kreeg daar spoedig
aantal
een groot volgelingen: met behulp van Demak maakte hij zich

de stad meester, evenals het


nu van van nabij gelegen Soenda-Kalappa
(= Jacatra), in welken strijd Samiam sneuvelde. Zoo was
de kuststreek

Soenda den Islam onder Demak


van tot
gebracht en staatkundig ge-

plaatst. In 1546 trok Falatehan zich in het Cheribonsche terug, waar

hij na zijn dood begraven werd op


een roet
djati-boomen beplanten
heuvel. Als Soenan Goenoeng-djati wordt hij sedert tot de voornaamste

Javaansche heiligen gerekend.

Zijn zoon, Hassan Oedin, die hem als regent van Bantam was opge-

volgd, maakte zich in 1568


vrij van Demak en is de stichter van het

onafhankelijke sultanaat Bantam, waarbij hij een deel der Lampongs

voegde.
De kern van Padjadjaran, met het sterke Pakoean, wist zich voor-

loopig handhaven. Eerst Hassan Oedin’s Joesoep


nog te zoon slaagde
er in, dit gebied in 1579 te veroveren.

Naast de Mohamedaansche staten Bantam en Mataram bestond op

het eind de 16de slechts het


van eeuw op Java nog zelfstandige staatje

Balambangan, in den uitersten Oosthoek. Evenals op


het
nabij gelegen
Bali hier het Cnwaïsme door den Islam
was
nog niet verdrongen.
had
Op Sumatra Mohamed’s leer zich sedert 1300, van het Noorden

alle kuststaten deel


en Palembang uit, over en een van het binnenland

verbreid; de Bataks hadden den Islam niet


aangenomen en
hebben dat

ook later nooit


gedaan.
De Molukken, hun specerijen veel door
om kooplieden bezocht, waren

reeds in 1450 grootendeels voor de nieuwe leer De andere


gewonnen.

deelen van den Archipel volgden voor en na (Makassar in 1603) en

thans neemt men aan. dat 7


/8 van de inheemsche bevolking van
in de middeleeuwen. 29
Specerijenvervoer

Nederlandsch-Indië den Islam beleidt. Evenals de Bataks hebben de

verschillende het Celebes die leer


Dajaks en stammen in bergland van

echter nimmer aanvaard.

In de
vroege
middeleeuwen kende en waardeerde men in Europa reeds'

de Indische specerijen andere Oostersche werden uit de


en producten; ze

landen herkomst de Roode Zee, of de Golf


van
verscheept naar naar van

Perzië daar den Euphraat. Karavanen vervoerden


en van
langs ze ver-

de Klein-Aziatische havens, of Alexandrië


volgens naar Syrische en naar

aan den Nijlmond. Daar kochten de Venetiaansche en Genueesche koop-

lieden ze op en voerden ze naar Italië. Eeuwenlang kreeg het Westen

deze wijze de Indische het allereerst deze handel,


op producten en was

welke Venetië den Ricca” De


bijnaam ~La verschafte. uitbreiding van de

Turksche macht Klein-Azië die leidde de verovering


in en Syrië, tot van

Constantinopel in 1453, concentreerde den Indischen handel in


Egypte,
daar de Turken hun havens voor de Christenen sloten. Uit de tollen, die

betaald worden doorvoer der Indische producten Suez


moesten
bij van

trok de deze
naar Alexandrië, Egyptische sultan in
jaren zijn voornaamste

inkomsten. Doch nauwelijks vijftig jaren na den val van Constantinopel

zagen Egypte en Venetië zich de rijkdommen van den Indischen handel

ontglippen door de ontdekking van den zeeweg naar Indië om de Kaap,


de Goede Hoop.
Nadat de omstreeks de Mooren of Saracenen
Portugeezen 1400 uit

hun land hadden verdreven, bleven zij de Mohamedanen nog aan Afrika’s

kusten echter de tegen de


beoorlogen. Langzamerhand geraakte strijd

ongeloovigen den achtergrond de kruisvaarders


op en Portugeesche
werden kooplieden. Steeds verder Zuidwaarts drongen zij langs Afrika’s
Westkust door. Het is vooral de Portugeesche prins, Hendrik de Zee-

vaarder (± 1450) die deze


geweest, ontdekkingstochten aanmoedigde.
In 1455 werd Verde ontdekt: 1484 de bereikt.
Kaap in Congomond
Ten slotte Bartholomeus Diaz 1486 de Afrika
voer in om Zuidpunt van

die hij Cabo Tormentoso (Stormkaap) noemde, welke door


naam koning
II werd veranderd Cabo de bona Nu de
Johan in
Esperanza. lag weg

naar Indië open en in 1498 landde Vasco da Gama te Calicut, aan de

Westkust van Voor-Indië.

Ondanks de Arabieren andere Mohame-


ernstigen tegenstand van en

danen de
slaagden Portugeezen er in, hun macht en invloed spoedig
30 De Portugeezen in Indië.

breiden.
uit te
Zij maakten geen groote veroveringen, maar bepaalden
zich toe, verschillende de kusten
er vaste punten aan te bezetten, om

een ongestoorde vaart en handel door geheel Indië te kunnen uitoefenen.

Zulke steunpunten Ormuzd (aan de Perzische Goa, Punto


zijn Golf),
de Gale (op Ceilon), Malakka

en Macao geweest. In 1503

bouwden zij hun eerste fort te

Cochin, aan de kust van Mala-

bar; twee jaar later was het

reeds noodig, een algemeen


v

Gouverneur of Onderkoning te

benoemen: Francesco d'Almeida,

die Goa tot


zijn residentie nam.

Grondlegger van Portugal’s

macht in Indië is echter


groote

d’Almeida’s opvolger geworden,


Alfonso d’Albuquerque. Toen

1510
in
eenige Portugeesche

schepen, die voor peperaankoop


naar Malakka gezeild waren,

daar de conflict
met
bevolking in

geraakt en, volgens hun ver-

klaring, verraderlijk behandeld

waren, rustte
d’Albuquerque te

Goa een strafexpeditie uit, aan

het hoofd waarvan hijzelf naar

Malakka trok. Het belang van

deze stad inziende, die een ver-

bindingspunt en overlaadstation

was voor
den handel tusschen
Vasco da Gama

Danvers, The
Oost- en Zuidwest-Azië, rustte
(Ontleend aan: Portuguese in India)

hij niet, vóór hij haar veroverd

had. Dit gelukte hem 1511. De sultan vluchtte het


in
Augustus eerst naar

eiland Bintang en vestigde later zijn residentie te Djohor.

Nog in hetzelfde jaar besloten de Malakka


Portugeezen, niet te
op

den uit de Molukken wachten, daar


aanvoer van specerijen te maar

zelf heen te gaan. Zoo bezochten dan in 1512 eenige hunner schepen
De
Portugeesche missie. 31

reeds Banda, Ambon de Molukken (Ternate, Tidore etc.).


en eigenlijke

Onderlinge strijd tusschen de verschillende vorsten maakte het hun

gemakkelijk er invloed te krijgen. De sultan van Ternate bood, in ruil

hun bijstand vijanden, het


voor tegen zijn monopolie in
kruidnagelen
aan en verzocht hun, een fort in land te bouwen. In 1521 kwam dit
zijn

stand; weldra ook sterkten


tot
kregen ze nu
op Tidore, Ambon en de

Solor-eilanden.

De Portugeesche achtte het de volkeren


regeering een heilige plicht,
der Oostersche landen het Christendom de
tot te
brengen; Portugeesche

schepen voerden, behalve kooplieden soldaten, ook


en
geregeld priesters
naar Indië. Onder die missionarissen, waarvan vele een bewonderens-

waardige moed den


en zelfopoffering aan dag legden, is de Jezuiet
Franciscus Xaverius de
grootste geweest. Na eerst
eenige jaren in Voor-

Indië hebben gewerkt, kwam 1545 Malakka


te
hij in te aan, vanwaar

hij, via Grissee, Ambon trok. niet alleen dit eiland,


naar
Hij predikte op

ook de omliggende, vestigde zich Ternate


maar op eenigen tijd op en

’t in het Oosten
was in
geheel twee jaar van den Archipel werkzaam t).
Op Ambon het doch ook elders maakte
was zijn succes grootst, hij,
evenals tal andere missionarissen, vele In stierf
van
bekeerlingen. 1545

de sultan van Ternate, na kort te voren het Christendom omhelsd te

hebben; hij vermaakte sterfbed den


op zijn zijn rijk aan
koning van

Portugal, die deze schenking evenwel niet aanvaardde.

In het
tegenstelling met
optreden der missionarissen was
dat van vele

Portugeesche gouverneurs en minderen vaak uiterst ruw en wreed jegens

de Inlanders; de dan ook


missionarissen klaagden er
herhaaldelijk over,

dat daardoor veel van hun werk weer verloren ging, maar deze klachten

hadden weinig Toen 1570 de sultan


uitwerking. in
toenmalige van

Ternate heimelijk door de Portugeezen werd vermoord, nam de zoon

van den vermoorde, Baab Oelah, wraak, die


en
begon een strijd, in

1575
eindigde met de verdrijving der Portugeezen van het eiland.

In 1519 ook
was uit
Spanje een vloot naar Indië vertrokken; de

leiding berustte bij den


Portugees Fernando da Magelhaens, die in
zijn
eigen land niet voldoende vond daarom in
waardeering en Spaanschen

1
) Later bezocht Xaverius Ceylon overleed 1552
o.a.
nog en Japan; hij in in hel

gezicht der kust China, arbeid


van waar hij zijn wilde voortzetten.
gaan
32
Portugeezen en Spanjaarden.

dienst dezen tocht zeilde door de hem


was gegaan. Op hij naar ge-

noemde sneuvelde 1521


straat en in in een gevecht met inboorlingen
de Twee kwamen,
op Philippijnen. zijner schepen na eenige omzwer-

vingen, in datzelfde jaar Tidpre kochten daar


nog op aan, en een rijke
lading Slechts dier de
op. een twee kwam, om Kaap, behouden in Spanje

terug, na aldus den aardbol te hebben omgezeild. Op Tidore bleef een

Spaansche factorij gevestigd, die na eenigen tijd opnieuw door een

Spaansch schip werd bezocht. Dit wekte de der


ergernis Portugeezen op,

die daarin een verkrachting hunner rechten In 1494 was te


zagen.

Tordesillas een overeenkomst tot stand gekomen tusschen de kronen van

Spanje Portugal, waarbij bepaald dat de grens beider


en was, voor
gebied
ontdekken landen worden gevormd door
en nieuw te zou een lijn, van

pool 370 Westen Verde. Dat


tot
pool loopende, mijlen ten van Kaap
elkaar binnen de andere den aardbol
men
dertig jaren aan zijde van zou

ontmoeten, had niemand toen kunnen voorzien, en na


1521 ontstonden nu

geschillen over de vraag, wie van beide natiën tot het bezetten van
de

Molukken gerechtigd was.


Nieuwe onderhandelingen leidden in 1529

tot het verdrag van Lerida, waarbij een nadere demarcatielijn werd

welke de Molukken het


vastgesteld, volgens in
Portugeesche gedeelte

lagen. Desondanks verschenen in 1544 weer Spanjaarden in de Molukken.

doch der noodzaakte hen 1546


een krachtig optreden Portugeezen in

breken. het niet bezette 1564


weer
op
te Nog gaf Spanje op, maar in

de de de
Philippijnen, eveneens aan Portugeesche zijde van grenslijn

gelegen; van deze basis uit verschenen herhaaldelijk Spaansche schepen


in den Archipel.
Ook de vereeniging der kronen Portugal bleef de
na van Spanje en

tusschen beide natiën bestaan, al steunde elkaar later wel


naijver men

tegen gemeenschappelijke vijanden, als de Hollanders. In 1606 bezette

een Spaansche vloot, uit Manilla afkomstig, het eiland Tidore; het vol-

de het Westen Ternate bezit


gend jaar namen Spanjaarden van in

(Gamlamo). Ook op
enkele andere eilanden en den Noordhoek van

Celebes stichtten zij posten.

de invloed Indië kan


Dat der Portugeezen in belangrijk is
geweest,

blijken uit het groote aantal Portugeesche woorden, dat in het Maleisch en

andere Indische talen is Van het dat


opgenomen. groote gebied, zij eens

beheerschten, is
nog maar zeer weinig overgebleven. Goa, een deel van
33
Portugeezen en Spanjaarden.

Timor Macao, zijn de het


en resten van
voormalige Portugeesche rijk
in Indië. De Spanjaarden hebben niets meer over.

Ten slotte opgemerkt, dat de


zij nog Portugeesche en Spaansche
kolonisatie van staatswege geschiedde, in
tegenstelling met die van de

na hen komende volken. Zoowel Engelsche, Nederlandsche, Fransche

als Deensche kolonisatie geschiedde aanvankelijk uitsluitend door par-

ticuliere vereenigingen of Compagnieën.

Literatuur: Prof. Dr. C. Snouck Het Mohamme-


Hurgronje,
danisme (in Colijn’s Neêrlands-Indië); Dr. Hoesein Djajadi-
n i n g r a t, Critische beschouwing van de Sadjarah Banten; Dr. B. ƒ. O.
Het Boek n-M Geschiedenis
Schrieke, van Bonang; W. F r u i e es,

II; G. P. R f f Was Malakka


van
Java, o u a er. emporium vóór 1400

A. D., de Taal- Land- Volken-


genaamd Malajoer? (in Bijdragen tot en

kunde Nederl. Indië, deel 77, 1921); P. A. T le, De


van i e Europeërs
den Maleischen de Taal- Land- Volken-
tn Archipel (in Bijdragen tot en

kunde Ned. Indië, 4de reeks I, 111, IV, V, VIII; sde reeks
van VI,
I II); de artikelen den Maleischen
en Portugeezen in Archipel en Span-

jaarden in den Maleischen de Nederl.


Archipel in Encyclopaedie van

Indië: B.
}. J. Visser, M. S. C., Onder Portugeesch-Spaansche vlag.
De Katholieke missie van Indonesië, 1511 —
1605; Charles de

Lannoy et Herman van der Linden, Histoire de l'ëxpansion


coloniale des
peuples européens. Portugal et Espagne, p. 27—71.

3
3. EERSTE TOCHTEN DER NEDERLANDERS.

DE VEREENIGDE OOSTINDISCHE COMPAGNIE.

De l
zouden de
Portugeezen en Spanjaarden belangrijke plaats, die zij

tegen het einde van de 16de eeuw in Indië innamen, weldra aan
de

Nederlanders moeten afstaan. Toch deze niet de


zijn eersten geweest,

die de beide het Pyreneesche schiereiland den


na natiën van
Archipel
bevoeren. Reeds 1529 had Fransch de kust Sumatra
in een
schip van

ook later zouden de Franschen


aangedaan en er
zich
nog
vertoonen.

kwamen de Francis Drake 1579, anderen


Vervolgens Engelschen: in in

1588 1592. In dit laatste werden ook Duitschland


en jaar in voorbe-j,

reidingen getroffen voor een rechtstreeksche vaart


op
Indië, die echter

niet geslaagd schijnt i). De eerste Hollandsche Indië-vaarders vertrokken

in
April 1595.

Sedert Lissabon de plaats van Venetië had en het


ingenomen

emporium der Indische producten in


Europa was geworden, hadden

de Nederlandsche vrachtvaarders zich meer dan vroeger daarheen


nog

Haalden dien uit hoofdzaak


gericht. zij vóór Portugal in zout en wijn,

in ruil voor
koren en hout uit de Oostzeelanden, nu waren
het vooral

de peper, noten en nagelen, die hen aanlokten. De Portugeezen brachten

die Indië de Nederlanders distribueerden de


producten uit aan; ze in

andere Daardoor reeds zekeren


Europeesche staten. verkregen ze naam

als leveranciers leerden de afzet


van specerijen en ze plaatsen van

kennen.

x
) Prof. Mr. J. E. Heeres: Duitschers en Nederlanders de zeewegen naar
op

1592—1595 Gedenkboek het bestaan het Kon.


Oost-Indië vóór (in bij 75-jarig van

Instituut voor de Taal- Land- en Volkenkunde van


Ned. Indië).
Linschoten. 35
Jan Huygen van

de Oost-Indië-vaarders dienden meermalen Hol-


Op Portugeesche
landsche en Vlaamsche zeelui. Zoo trok Dirck Gerritsz. Pomp, uit

Enkhuizen, reeds 1568 in dienst Indië bezocht,


in
Portugeeschen naar en

daar zelfs tweemalen China Na


van uit, en Japan. terugkeer in
zijn

geboortestad in 1590 werd hij populair onder den naam van Dirck China:

die mede dat de Amsterdamsche


tot
populariteit droeg bij, uitgever van

zeekaarten, Waghenaer, in 1592 onder den titel: Tresoor der Zeevaart,

nieuwen druk kaarten


een
zijner uitgaf, welke was aangevuld met Dirck

China’s gegevens. Men kan wel aannemen,


dat er tientallen landgenooten
die onbekend gebleven zijn, eveneens op Portugeesche schepen Indië

hebben bezocht, evenals dat het geval was met tal van „Oosterlingen”,
zooals dc bewoners der Oostzeelanden Van
men toen placht te noemen.

Neck Bantam de
ontmoet in 1598 te een van Portugeezen gedeserteerden

Hamburger, en
als Frederick de Houtman in 1599 Atjeh gevangen
op

wordt gehouden, treft hij daar als tolk en vertrouwensman van den

sultan eveneens een Hamburger aan.

Onder de die dienst het Oosten


landgenooten, in Portugeeschen
leerden kennen, is er geen,
die voor de Nederlandsche vaart
op
Indië

verdiensten heeft als Jan Huygen Linschoten.


zoo groote gehad van

reeds
Haarlemmer van geboorte, vestigde hij zich op 16-jarigen leeftijd
1579 broeders den handel
-—■
in in Portugal, waar twee zijner in

In vertrok als
werkzaam waren. 1583 hij secretaris van een geestelijke,

die Goa benoemd derwaarts; hij vertoefde


tot
aartsbisschop van was,

de Azoren Portugal
er vier jaar, waarna hij nog eenige jaren op en in

doorbracht. In 1592 het vaderland terug, tweetal


was hij in waar hij een

merkwaardige boeken uitgaf. Het eerste, in den aanvang van 1595 ver-

schenen, heet de der


Reysgeschrift van Navigatiën Portugaloysers in

Oriënten en is een omschrijving van de te


volgen koersen, aan te loopen
havens andere de
en ververschingsplaatsen, en gegevens omtrent zee-

In 1596 volgde het Itinerario, Jan


wegen. Voyagie ofte Schipvaert van

Huygen van Linschoten naar Oost- ofte Portugaels Indiën. Dit is een

der volkeren, dieren de verschillende deelen


beschrijving en planten uit

van Indië, voorzien van allerlei practische raadgevingen. Wat misschien

vele lezers het meest trof was, dat volgens Linschoten’s boek, de macht

der Indië als hier lande


Portugeezen in
lang niet zoo groot was, men te

meende, dat zij dat ook in die


bijv. Java weinig of nooit bezochten en
36 Generaal arrest.

streken, zij gevestigd de de Inlanders


waar waren,
verhouding tot van

dien aard dat anderen wel


was, er zeer een goede kans hadden.

Deze werken verschenen, bij tal Nederlanders reeds de


toen van
lang
wensch leefde, zelf Indië daartoe zelfs
naar te varen, en er al belang-

rijke voorbereidingen waren getroffen. Dat die begeerte opkwam bij vele
Hollandsche schippers die Lissabon den der
en
kooplui, in
rijkdom uit

Indië aangevoerde producten de verhalen der


zagen en
Portugeesche
zeelui hoorden, Desondanks
is vanzelfsprekend. schijnen vóór 1580 geen

ernstige plannen gemaakt te zijn om tot vervulling dier wensch te geraken,

gedeelte verklaard wordt door de heerschende


wat
mogelijk voor een

dat
meening, Portugal alle voorname punten aan Indië's kusten bezet had

en concurrenten er niet de minste kans zouden hebben. Bovendien

mochten, krachtens het verdrag van Lerida, onderdanen van den


geen

Spaanschen koning en dat waren de Nederlanders toen


nog —in

het door de Portugeezen bevaren deel van Indië komen. De gebeurte-


nissen van 1580 en
volgende jaren leidden er echter toe, de mogelijkheid

eener
eigen vaart
op
Indië ernstig onder de oogen
te zien. In dat
jaar
toch maakte zich kwam dit land
Spanje meester van Portugal en zoo

onder de souvereiniteit van Philips 11, den „erfvijand” van de Neder-

landers. den Nederlandschen vrachtvaarders


Aanvankelijk legde Philips
den weg, daar al
geen moeilijkheden in
hij maar te zeer overtuigd was

de economische voordeelen, welke hun land aanbracht.


van vaart zijn

Het door Parma 1585


schijnt echter, dat de verovering van Antwerpen in

hem de rebellen af doende onder krijgen


hoop gaf, er nu
spoedig en te

de der Hollandsche vrachtvaart


en daartoe zou stellig vernietiging

Trouwens, de bekwame Granvelle had


belangrijk bijdragen. staatsman

reeds dit middel Zoo


herhaaldelijk op toepassing van aangedrongen.
werd dan 1585 onverwachts aantal de
in beslag gelegd op een in

havens aanwezige Hollandsche Zeeuw-


Spaansche en Portugeesche en

sche De doch in weerwil daarvan hadden de


schepen. slag was groot,

behaald, zooveel dat


enorme winsten, jarenlang op
deze vaart bekoring,
al heel tal van schepen opnieuw een poging waagden, zij het
gauw

onder valschen werden


aanvankelijk meest naam en vlag. Voorloopig
hun geen nieuwe moeilijkheden in den
weg gelegd: de Spaansche

deed dicht, daar zij de door de Nederlanders aan-


regeering een oogje

artikelen kon. Bovendien zagen enkele raadslieden


gevoerde niet missen

des konings reeds in, dat algeheele verhindering van de vrachtvaart


Plannen in de Nederlanden. 37

der Hollanders dezen lichter zelf Oost West


er toe zou brengen, naar en

zeilen. Zoo werd dan de het schiereiland


te vaart
op Pyreneesche voor

tijd succes hervat.


eenigen met

Toch had het ~Generaal arrest”, zooals de groote inbeslagname van

den Nederlandschen reeders


1585 gewoonlijk genoemd werd, en kooplui
dat den handel
duidelijk voor oogen gesteld, men voor winstgevenden
de de luimen den
in specerijen afhankelijk was van stemming en van

Spaanschen koning. Men kon


op
de meest onverwachte oogenblikken

een herhaling van


het gebeurde vreezen en de toekomst wees uit, dat

die Wat dan dat


vrees geenszins ongegrond was. was nu natuurlijker,

met de toeneming van de risico in de vaart


op Spanje en Portugal de

rechtstreekschen handel op Indië gelijken


voorbereidingen van een eigen
tred hielden? Men echter wel dat den langen,
zag daarbij zeer in, er op

door den
vijand druk bevaren weg om de Kaap, vele en gedeeltelijk nog

onbekende gevaren dreigden. Dit verklaart, dat de eerste daadwerkelijke

pogingen tot een Hollandsche vaart


op
Indië beproefd werden langs den

„pas om de Noord”.

De Noordelijke Ijszee zeelui niet onbekend. Reeds in


was
bij onze

1579 had de Zuidnederlandsche koopman Balthasar de Moucheron, in

samenwerking met enkele Amsterdammers, een vaart op de Witte Zee

1584 stichtte Na den


geopend: in hij een eigen factorij te Archangel.
val Antwerpen 1585 had zich gevestigd
van in
hij te
Middelburg en

het „Generaal arrest”, alle factoren de


zoo waren, na aanwezig om

Indië het Noorden


mogelijkheid te beproeven eener vaart
op om van

Azië heen, volgens den beroemden Leuvenschen


Europa en waar,

geograaf Mercator, een open


vaarwater moest
zijn. Van zoodanige
route stelde zich vele voordeelen korter dan die
men voor: ze zou zijn

om de Kaap; men had er of geen kans ongewenschte ontmoe-


weinig op

de zonder veel
tingen met landsvijanden en men zou, tijdverlies. Cathaya
kunnen aandoen. Na Maurits
(China) en Japan overleg met prins en

Oldenbarneveld den
en met
krachtigen steun van invloedrijken pensio-
naris van Enkhuizen, Frangois Maelson, De Moucheron, namens
vroeg

een door hem gestichte Compagnie, in 1593 aan de Staten van Holland

en Zeeland steun voor een tocht door het Noorden. Holland en

Zeeland besloten echter het zelf doen,


te en rustten twee schepen uit,

waar de Amsterdamsche regeering een derde bijvoegde, benevens


nog
38 Tochten de Noord.
om

een jachtje. De warme


aanbeveling van den Amsterdamschen
predikant
Petrus Plancius, een
sterrenkundige en aardrijkskundige van groote

reputatie, droeg dit krachtdadig Amsterdam veel


tot
optreden van bij.
Deze vloot, die onder bevel stond den de Cornelis
van in
Ijszee ervaren

Nay, en waarop o.a. Van kinschoten als commies, en de bekwame

Terschellinger Willem Barentsz als dienden, zeilde


stuurman in Juli
1594 uit. Het resultaat was niet onbemoedigend, want, hoewel men,

wegens gebrek aan victualie, reeds in het


najaar moest terugkeeren, had

in Straat Zuiden Nova-Zembla,


men
Waigatsz, ten van het verst bereikte

punt, een open vaarwater


aangetroffen, dat zich ver Oostwaarts scheen

uit te strekken.

In het
Juli van volgende jaar werd dan ook de poging herhaald, thans

met zeven beter uitgeruste schepen, zich wederom Van kin-


waarop

schoten bevond. Deze tocht bracht door


een groote teleurstelling: stormen

en ijsbergen was men genoodzaakt, onverrichterzake


terug te keeren. De

Staten hadden er loofden 25000


nu genoeg van, maar een premie van
ƒ
uit voor hem, die de Noordelijke doorvaart zou vinden. Op aandringen
Plancius Amsterdam 1596
van rustte nu in
nogmaals twee schepen uit,

onder bevel Heemskerck


van
Jacob van en
Jan Cornelis de Rijp. Deze
onderneming, zoo beroemd geworden door de
overwintering van Van

Heemskerck en W4llem Barensz Nova-Zembla, leidde, zooals bekend


op

is, evenmin het resultaat.


tot gewenschte

Toen de overlevenden Heemskerck’s in het vaderland terug-


van
schip
kwamen, intusschen de Nederlandsche de
waren eerste
schepen om Kaap
bereids in de Indische wateren aangekomen. Reeds het einde van
op

1592 hadden drie Amsterdammers, Pauw, Hendrick


voorname Reynier
Hudde zich
en
Jan Jansz. Carels vereenigd, om eventueel een tocht om

de Kaap voor te bereiden. Zij hadden daartoe allereerst een neef van

Pauw, den Gouwenaar Cornelis de Houtman, kissabon


naar gezonden
om daar in het geheim zooveel mogelijk gegevens omtrent vaart en

handel der In dit De Houtman


Portugeezen in te winnen. opzicht was

volkomen keerde den heel


geslaagd; hij in
aanvang van 1594 met wat

opgedane kennis in Amsterdam terug. Intusschen hadden de drie onder-

thans zestal andere verbonden,


nemers, met een voorname kooplieden
Plancius bereid gevonden, aan schippers en stuurlui een cursus
eenige
door hem betere methode
te geven in een uitgevonden tot plaatsbepaling

zee. Nu bracht de Compagnie van Verre, zooals de onderneming


op
Eerste tocht der Verre. 39
Compagnie van

werd, drie bijeen, waarmede zij


genoemd een kapitaal van bijna ton

vier schepen uitrustte. Die vloot, bemand met 249 koppen, zeilde

2
April 1595 van Tessel uit; Cornelis de Houtman had de opperleiding

voor wat de handelszaken aangaat.

Door allerlei omstandigheden, waaronder een eerste plaats innam

de De Houtman, stuurlieden
ongeschiktheid van om met
zijn schippers,
en commiezen om te
gaan, wat tot herhaalde conflicten in den vloot-

raad leidde, heeft deze eerste tocht niet aan de hooggespannen ver-

beantwoord. Al leden de veel


wachtingen spoedig opvarenden aan

scheurbuik en andere ziekten, wat


op
de uitreis een langdurig oponthoud
maakte. maanden het
bij Madagascar noodzakelijk Bijna vijftien na

vertrek uit Tessel kwam de vloot eindelijk op


de reede van Bantam aan.

waar aanvankelijk op vriendschappelijke wijze met den opkoop van

kon worden l
). Door het Portu-
peper begonnen geïntrigeer van een

geesch handelsagent en het ontactisch optreden van De Houtman kwam

men echter na eenigen tijd in conflict met de Bantamsche grooten,

De Houtman aantal der werd


waarbij met een zijnen gevangen ge-

nomen. De scheepsraad besloot, door een bombardement der stad de

der af het resultaat dat


vrijlating gevangenen te dwingen: eenige was,

de verbittering der Bantammers toenam. Na vele besprekingen slaagde

men er ten slotte in, de gevangen landgenooten los te


koopen, maar

met den handel was het nu natuurlijk gedaan. De vloot lichtte dan

ook de ankers om Oostwaarts te zeilen; men deed Jacatra (het latere

Batavia) en enkele andere plaatsen op Java’s Noordkust aan, maar

óf voldoende óf werd, het


er waren niet producten, men wegens ge-

beurde Nu
te Bantam, met wantrouwen en vijandschap ontvangen.

wilde De Houtman zijn geluk gaan beproeven in de Molukken; nabij

Bali besliste echter de vlootraad, dat een verder zeilen niet meer

aantal nog Men


mogelijk was wegens het geringe gezonde opvarenden.
besloot der verbranden, de de
een vier schepen te bemanning over

drie andere verdeelen het Zuiden


te en, om van Java heen, huiswaarts
keeren. 14 Is9ZJcwamen de drie Tessel’s reede
te
Augustus schepen op

aan met in totaal nog slechts 89


opvarenden, terwijl de meegebrachte

lading verre beneden de verwachting was gebleven. Desondanks

1
Een drietal Houtman
) door De met Bantam gesloten overeenkomsten zijn afge-
drukt bij Prof. Mr. J. E. Heer e s, Corpus Diplomaticurti Neerlando-Indicum.
40 Tweede tocht.

werden de teruggekeerden veel eerbetoon hadden


met
ingehaald; ze

voor het eerst de verre reis ondernomen en zoo


den voor anderen
weg

gebaand. Duidelijk was gebleken, dat met betere


organisatie en wat

meer geluk de vaart


op
Indië rijke vruchten kon afwerpen.

Dat velen dachten


zoo blijkt wel daaruit, dat niet alleen de Compagnie
Verre aanstonds de nieuwe vloot
van met
uitrusting eener begon, maar

in Amsterdam, de bestaande, „Nieuwe werd


naast een
Compagnie”
later
opgericht, een jaar gevolgd door een derde, de „Brabantsche

De Nieuwe vereenigde zich echter de


Compagnie”. met Compagnie
Verre, deze combinatie wordt dan als de „Oude
van en gewoonlijk

Compagnie” aangeduid. Nog in 1598 kwamen in Zeeland twee Com-

pagnieën tot stand en in Rotterdam eveneens twee, welke beide laatste

echter de reis Indië door Straat


naar Magelhaen zouden ondernemen.

De tweede vloot van de Compagnie van Verre (nu de „Oude

Compagnie” genoemd), was het eerst zeilree; 1 Mei 1598 kozen acht

onder Neck de onder-admiraals


schepen zee, leiding van Jacob van en

Wybrand Heemskerck, denzelfden, die


van
Waerwijck en
Jacob van

Nova-Zembla had overwinterd. Met de drie snelstzeilende


op schepen
Van Neck al maanden Bantam, wel
was na zes te waar hij op een

buitengewoon gunstig oogenblik aankwam. Men was er namelijk met

de de Bantammers wilden
Portugeezen in
strijd geraakt en nu gaarne

hun voorraden aan


de Hollanders leveren. Bovendien wist Van Neck

op
tactvolle wijze met de Inlanders om te
gaan; hij bracht daarbij voor

den brief prins Maurits, den jongen


rijksbestuurder een van en voor

sultan een gouden beker mee. Toen de vijf andere schepen, die Mauri-

hadden i), mede Bantam aankwamen, de


tius
aangedaan te waren

eerste drie reeds zoo goed als volladen. Nog een der nieuw
aangekomene
kon hier vinden dit viertal keerde Van Neck het
lading en met naar

vaderland in het geheel veertien maanden weg-


terug. Hij was maar

de lading dezer bracht zooveel


geweest en meegebrachte vier schepen
dat de uitrusting der vloot daardoor
op, geheele gedekt werd, met
nog

een winst van


100 procent.

Intusschen hadden de overige vier schepen Jacatra, Toeban en Grissee

1
Dit eiland door de Portugeezen ontdekt Ilha da Cerno genoemd; de
) was en

vijf schepen van Van Neck’s vloot, onder Van Waerwijck en Van Heemskerck.

brachten de zieken doen herstellen. Bij hun vertrek


er
eenigen tijd door, om te gaven

het eiland den Mauritius.


zij naam
Stichting van
kantoren in Indië. 41

bezocht zich daarna Oostwaarts Van Heemskerck deed


en begeven.
Banda zijn vertrek liet
op een
lading voor twee
schepen op; bij hij er

20 man achter, onder Augustijn Stalpaert van der Wiele; Van Waer-

wijck kreeg Ambon Ternate liet op


zijn lading op en en laatstgenoemd
eiland eenige mannen achter onder Franck van der Does. De bedoeling
dezer „kantoren” was, dat de bemanning er in den goedkoopen tijd

voorraden het
zou opkoopen tegen de komst van nieuwe schepen uit

De Nederlandsche schepelingen Mauritius.


op

(Ontleend aan: Begin ende Voortgangh der Vercenighde Oost-Indische Compagnie.)

vaderland. In
September 1600 alle acht de tweede
waren
schepen van

vloot binnen de der Oude


en
participanten Compagnie hadden reus-

achtige winsten gemaakt, wat natuurlijk den smaak in den Indischen

handel nog deed Er werd door de verschillende


toenemen.
Compagnieën
met
ijver aan de uitrusting vloten
van nieuwe gewerkt en op het eind

van 1601 waren in totaal reeds 14 vloten, 65


te zamen
schepen tellende,
naar Indië afgevaren t). In deze jaren van de „wilde vaart” werden de

1
) Van die 65 schepen zijn er
11 verloren
gegaan
42
/aren der Wilde Vaart.

Indische zeeën in vele richtingen doorkruist en onder voortdurenden

de den Neder-
strijd met Spanjaarden en Portugeezen grondslagen van

landschen handel in Indië gelegd. Slechts enkele feiten uit de vele

belangrijke ervaringen dezer pioniers kunnen hier worden aangestipt.

Cornelis de Houtman, in 1598 andermaal naar Indië vertrokken, thans

der beide Zeeuwsche had ook niet veel


voor een
Compagnieën, nu

werd bij overval Atjeh vermoord, broeder


succes.
Hij een op terwijl zijn
Frederik er in gevangenschap raakte. Eerst in 1602 kon deze worden ver-

lost door een vloot van de inmiddels vereenigde'Zeeuwsche Compagnieën.

Van de vijf schepen, in 1598 onder Mahu en De Cordes uit Rotterdam

door Straat vertrokken, bereikte slechts één Indië, viel


Magelhaen er en

daar handen de ander verzeilde in Japan,


in van
Spanjaarden; een

waar de opvarenden jaren lang moesten blijven.


Meer het zonder stoffelijk voordeel, behaalde Olivier van
roem, zij

Noort, in hetzelfde jaar met vier


schepen uit Rotterdam vertrokken,

door Straat Na moeitevollen tocht kwam hij


eveneens Magelhaen. een

slechts Manilla, verloor daar in


met
nog twee zijner schepen voor een

slotte
strijd met de Spanjaarden nog een schip, maar slaagde er ten in

het laatst Rotterdam bereiken, zich


met overgeblevene te waar hij er

kon beroemen de Nederlander geweest, die de aarde


op eerste te zijn

was omgezeild.
Steven der aanvoerder de derde vloot der Oude
van Haghen, van

stichtte Ambon het „Kasteel Verre”, sloot er


Compagnie, op
van en

overeenkomst de uitsluitende levering al hun


een met
bevolking tot van

kruidnagelen aan de Hollanders x


).

Jacob van Neck, in 1601 opnieuw voor de Oude Compagnie uitgezeild,

dreef op een tocht van de Molukken naar


Patani door hem onbekende

de
stroomingen af tot voor de Chineesche kust, waar
hij met Portugeezen
Macao
van in strijd geraakte.
1601
Ook Jacob van Heemskerck trok er nog eens op uit; hij zeilde in

acht de Geünieerde Amsterdamsche Compagnie naar


met schepen van

Portu-
Indië. Op dezen tocht maakte hij een buitengewoon rijk beladen

„kraak”, de Santa Catharina, buit, welke in den


geesche zomer van

1604 behouden in Nederland aankwam.

Harmensz., Van Heemskerck uitgevaren, ver-


Wolphert gelijk met

1) Ook dit contract is afgedrukt bij Prof.Mr.J.E. H e e r e s, Corpus Diplomati•

cum Ncerlando~lndicnm, blz. 12 en 13.


Terugkeer der vier schepen onder Van Neck

(Rijksmuseum.)
44 Concurrentie.

sloeg met
zijn vijf schepen van de oude Compagnie een
sterke

Portugeesche armada de reede van Bantam, terwijl Joris


op van Spil-
bergen, eveneens in 1601
uitgevaren, aan
het hoofd van een Zeeuwsche

vloot van drie schepen, de eerste Nederlander die het land


was, aan

de de Goede
Kaap Hoop, en
Ceylon aandeed.

Het groote aantal vloten, binnen enkele Oost-Indië


jaren naar
afge-
zeild, getuigde eenerzijds van een opbruisenden ondernemingsgeest, maar

deed anderzijds in zijn de


gevolgen noodzakelijkheid gevoelen van een

straffe centrale
organisatie. Nog in 1601 waren
voorbereidingen aan

den gang, ook in Hoorn, Enkhuizen Delft vloten


om en voor Indië

uit te reeden. Die snelle van het aantal wier


toeneming compagnieën,
optreden in Indië slechts geleid werd door het eigen oogenblikkelijke
belang, was inderdaad niet zonder gevaar.
Reeds waren klachten geuit,
dat de onderlinge concurrentie in de Indische havens niet altijd
op loyale
wijze werd gevoerd, ja zelfs eenige malen tot
vijandelijkheden aanleiding
gegeven had. De Inlandsche hoofden maakten daar dankbaar
een

gebruik van, om de opkoopers tegen elkaar uit te


spelen en de prijzen

der
specerijen belangrijk te
verhoogen; ze stegen binnen enkele jaren
tot het vier- het
a
achtvoudige van oorspronkelijk bedrag. „Men zeilde

elkaar het geld uit de beurs en de schoenen van de voeten” zei een

tijdgenoot.
Ook het
uit oogpunt van strijd tegen de landsvijanden was
deze

toestand Elke bekommerde,


niet onbedenkelijk. compagnie zich slechts

haar eigen schepen hield


om en factorijen; men verkregen inlichtingen
anderen geheim, alleen zelf Dit
voor om er van te
profiteeren. gaf aan

de Spanjaarden Portugeezen, kolonisatie


en wier een
gecentraliseerde
staatszaak was, herhaaldelijk gelegenheid om de Hollanders en hun

handel benadeelen.
ernstig te

Velen in Nederland de bezwaren „Wilde


zagen van een dergelijke
Vaart” goed in, de Amsterdamsche 1600 reeds
zeer en
regeering had in

een stap in de gewenschte richting gedaan, door de Oude en


de Bra-

bantsche aldaar „Eerste


Compagnieën te vereenigen tot de Geünieerde

Compagnie op
Oost-Indië te Amsterdam”, die het monopolie voor ge-

noemde stad Een soortgelijke had de


verkreeg. vereeniging plaats met

beide compagnieën in Zeeland, die in hetzelfde samensmolten tot


jaar
de „Vereenigde Zeeuwsche Compagnie”. Doch dit was nog slechts half
Combinatie-plannen. 45

werk. Het velen dat de handel


was voor
duidelijk, op
Indië slechts zou

kunnen blijven bestaan bloei indien alle


en tot
geraken, maatschappijen,
die zich
daarop toelegden, op een
of andere
wijze onder een
centrale

leiding kwamen. Eerst dan de


zou onderlinge concurrentie
ophouden
en medewerking in de plaats treden van
naijver en
tegenwerking; eerst

dan ook zouden de


landsvijanden in Indië even
krachtig kunnen worden

bestreden als in Europa.

Sedert 1600 kwamen


dergelijke combinatieplannen ook
eenige malen

ter sprake in de der Staten


vergadering van Holland, waar zij een

krachtig voorstander vonden in den raadpensionaris, Olden-


Johan van

barneveld. In het 1601


voorjaar van waren genoemde Staten het er

over eens geworden, dat de beste oplossing alle


zou zijn compagnieën
te
vereenigen door een
monopolie-octrooi, dat hun voor een aantal
jaren
uitgebreide rechten zou toekennen, in Indië treden.
om
krachtig op te

Nu bracht Holland dit als voorstel tafel


een ter in de vergadering
der Staten-Generaal en deze laatsten
riepen, ter
bespreking, de bewind-

hebbers alle in Holland Zeeland


van en bestaande compagnieën naar

Den Haag discussies


op. Uitvoerige hadden plaats, vaak slechts geleid
door of
persoonlijke, plaatselijke gewestelijke belangen. Zeeland bleef

lang in
oppositie, daar het een overwicht van Holland vreesde: een

bemiddelend optreden Maurits


van prins bracht ten slotte overeen-

stemming. En konden den 20sten


zoo
eindelijk Maart 1602, de Staten-

Generaal octrooi verleenen de


aan
~Vereenigde Nederlandsche Geoc-

troyeerde Oostindische
Compagnie om te handelen
op
alle landen
Oostwaarts van Kaap de Goede Hoop tot aan Straat Magelhaen.
Niemand uit de republiek, dan die
„anders van de voorz. Compaignie”,
mocht binnen de of
aangegeven grenzen varen handelen, waardoor

dus het nieuwe lichaam het


een
monopolie tegenover geheele Neder-

landsche volk kreeg. Het verleende haar dit


octrooi
monopolie voor

21 welke termijn ommekomst telkens


jaar, na weer voor een korter of

langer aantal
jaren is verlengd, het laatst 1798. Artikel 1
in 35 (hef
geheele octrooi telde 46
artikelen) bepaalde, dat de
Compagnie binnen

het haar de
aangewezen gebied, op naam van Staten-Generaal, con-

tracten mocht sluiten „mette Princen ende dat forten


Potentaten”; zij
en sterkten mocht bouwen; soldaten officieren
gouverneurs, en van

justitie aanstellen „tot onderhoudinge van goede ordre, politie ende

justitie Hieruit dat dus slechts


. blijkt, zij niet als koopmanslichaam,
46 De Oostindische
Vereenigde Compagnie.

ook als Souvereine mocht


[_ maar
optreden. De ambtenaren moesten een

eed afleggen de Staten-Generaal de


aan en aan Compagnie.
In alle plaatsen, waar in 1602 kwam
compagnieën waren
gevestigd,
Kamer de V. O. C.
nu een van (Vereenigde Oostindische Compagnie):
het aantal Kamers Amsterdam, Zeeland
bedroeg zes, gevestigd te

(Middelburg), Delft, Rotterdam, Hoorn en Enkhuizen. Ook de be-

stuurders der vroegere totaal 76 werden alle


compagnieën, in
getal !),
bewindhebbers de
tot van
Vereenigde Compagnie benoemd; het octrooi

bepaalde echter, dat bij ontslag of overlijden de vacatures niet zouden

worden totdat het aantal


aangevuld, zou zijn teruggebracht tot 60.

Hiervan moesten er
20 uit Amsterdam, 12 uit Zeeland en 7 uit elk der

vier kleine Kamers Nieuwe bewindhebbers moesten worden be-


zijn.
noemd door de Staten der die dit recht
provinciën, delegeerden aan de

overheden der betrokken steden; de benoeming geschiedde uit een

voordracht, bevattende de namen van een drietal hoofdparticipanten

opgemaakt door alle functie bewindhebbers


en nog
in
zijnde en een

aantal Met den laatsten duidde


gelijk hoofdparticipanten. naam men

die aandeelhouders aan, welke in een der beide groote Kamers minstens

Kamers 3000 aandeel hadden. In


ƒ 6000, in een der kleine minstens ƒ
het 2
aandeelenkapitaal, waarvoor ieder ingezetene kon inschrijven ),

bracht Amsterdam (afgerond) Zeeland


op ƒ3.675.000; ƒ1.300.000;
Delft ƒ470.000; Rotterdam ƒ 173.000; Hoorn ƒ 267.000 en Enkhuizen

540.000. Het aandeelenkapitaal bedroeg 6V millioen


ƒ geheele circa
2

Elke Kamer kon haar middelen schepen


gulden. met zelfstandig uit-

rusten, maar winst en verlies werden bijeengeworpen. Gemakkelijkheids-


halve nam men weldra dat Amsterdam de helft van
het aandeelen-
aan,

kapitaal had Zeeland vierde, elk der kleine Kamers


opgebracht. een en

een zestiende, en deze verhoudingsgetallen vormden een standaard,

niet afweek. Van de in door alle Kamers


waar men van een jaar

te zamen betaalde uitrustingskosten, gages in Indië en Nederland, etc..

1
) Gewoonlijk wordt het getal 73 gesteld. Zie echter in de
op mijn uiteenzetting

Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, Vlle reeks, deel VI,

blz. 146—148.
_

2 In het Amsterdam, dat bewaard komen


) Kapitaalboeck van nog is, inschrijvingen
voor van ƒ45.000 en ƒ 30.000, maar ook van ƒ75 en ƒ 50. Bekend is het verhaal van

den Amsterdamschen bewindhebber Reynier Pauw, die elk


burgemeester en voor

huisbedienden aandeel ƒ 100


zijner een van nam.
Aanhef van het octrooi, in 1602 aan
de Oostindische Compagnie verleend.

op het
(Origineel Rijksarchief.)
48 Bestuur.
Inrichting en

kreeg dus Amsterdam de helft voor


haar
rekening, Zeeland een
vierde

Op dezelfde de der binnen-


enzoovoort.
wijze geschiedde verdeeling

gekomen Aan het einde elk jaar werd dan


retouren. van een
„egalisatie-

rekening” opgemaakt, waarbij hetgeen eenige Kamer te veel of te weinig

had of haar aandeel of


uitgegeven genoten, overeenkomstig quotum

werd vereffend.

De centrale leiding de berustte bij


van Compagnie een college van

17 leden, Heeren-XVII, Directeuren of werden


Majores genoemd. Zij
voor elke zitting (twee a drie meerdaagsche zittingen per jaar) gede-
door de bewindhebbers der Kamers, wel 8 uit Amsterdam,
puteerd en

Zeeland, elk der kleine Kamers, ~de 17de


4 uit 1 uit en persoon’
der Kamers buiten Amsterdam, zoodat dus deze
beurtelings uit een

laatste Kamer alleen nooit de meerderheid kon hebben. De ver-

der Zeventienen hadden Amsterdam of Middelburg


gaderingen te

telkens achtereen Amsterdam, dan


plaats: zes jaar te twee jaar te

Middelburg.
Als vergoeding kregen de bewindhebbers in elke Kamer aanvankelijk
1 procent van de bedragen der door die Kamers gedane uitrustingen,

benevens 1 procent der met die schepen meekomende retouren, waaruit

echter de kosten hun administratief personeel moesten betalen.


zij van

de tweede het 1647 kwam hierin


Bij verlenging van octrooi in ver-

de bewindhebbers traktement: die


andering en kregen een vast van

Zeeland 2500 de kleine


Amsterdam elk
ƒ 3000 jaarlijks: in ƒ en in vier

Kamers 1100.
ƒ
Het octrooi schreef voor, dat de bewindhebbers om de tien jaar

rekening de aandeelhouders
en verantwoording moesten afleggen aan

de Staten-Generaal dit echter de 10 toen de


en t); is na eerste jaar,

verkeerde, al niet
Compagnie in
moeilijke omstandigheden dadelijk
De 1647
geschied, maar voor
het eerst in 1623. octrooiverlenging van

eischte een rekeningopname om de vier jaar, ten overstaan van gedepu-

teerden uit de Staten-Generaal, wat inderdaad sedert gebeurde. Tevens

werd toen een commissie van negen beëedigde hoofdparticipanten

met
ingesteld, wier toezichthoudende functie eenigszins is te vergelijken

die van commissarissen onzer


moderne vennootschappen.

in de eerste de Compagnie de aandeelhouders


i) Dit verklaart, dat jaren van

aangeduid als in de
tienjarige rekening. Volgens
herhaaldelijk worden „participanten
het octrooi zou het hun vrijstaan na die eerste 10
jaar hun kapitaal op
te eischen.
Ambon. 49
Vestiging op

Maart 1602 vertrok het eerste deel eener


vloot van
15 schepen,
Nog in

deze vloot echter uit-


onder bevel van Wybrand van Waerwijck; was

zoodat de lasten lusten


gerust vóór de (ot standkoming der V. O. C., en

buiten de aandeelhouders dezer laatste omgingen. Wel werd het beheer

reeds door de bewindhebbers der Vereenigde Compagnie, doch


gevoerd
in afzonderlijke boeken. Zij konden nu echter tevens maatregelen

dat en hoe deze vloot alle in Indië aanwezige restanten aan


nemen,

de Vóórcompagnieën zou overvoeren en op


welke
geld en goed van

vertoevende ambtenaren in hun dienst konden


voorwaarden de daar

Van kreeg toestemming tot den bouw van een


overgaan. Waerwijck
Bantam, liet verband de overname van de kantoren
factorij te in met

alle doorkruisen bezocht


en
ambtenaren den Archipel in
richtingen en

China. vice-admiraal Sebald de Weert werd bij


ook Siam en Zijn
den Kandi
het aanknoopen van onderhandelingen met Maharadja van

ontactisch de der
op Ceilon, waarbij hij door zijn optreden ergernis

bevolking opwekte, vermoord.

der V. O. C. vloot vertrok


De eerste, geheel voor rekening uitgeruste

vóór het einde van 1603 onder bevel van


Steven van
der Haghen,
nog

fort Leitimor (het Zuidelijke schier-


die in 1605 het Portugeesche op

handen het werd in „kasteel


eiland van Amboina) bij verdrag in kreeg;

Victoria” Tevens sloot de hoofden van


Hitoe (het
herdoopt. hij met

waarbij deze
Noordelijke schiereiland van Ambon) een contract,

de Staten-Generaell de Vereenichde
„belooven ende sweeren,
van

Excellentie ende de Gouverneur van


„Nederlanden, zijn Princelycke
als leven !). Hier-
„Amboyna gehouw en getrouw te zijn, zoo lang wy

de haar souvereine rechten in den


mede verkreeg Compagnie eerste

Archipel.
vloot Indië
Een jaar later deed de inmiddels met een krachtige in

de Malakka
aangekomen Cornelis Matelieff poging, aan
Jonge een om

hun vloot ernstige schade


de Portugeezen te ontnemen. Wel bracht hij
de versterkte stad in bezit te
toe, maar hij slaagde er niet in, zeer

krijgen. Ook bedreigde hij Macao en deed een vergeefsche poging om

handelsbetrekkingen met Canton aan te knoopen.


trok vloot Indië keerden retour-
Elk volgend jaar nu een naar en

Zie dit Prof. Mr. J. E. Heeres, Corpus Diplomaticum Neer■


1) contract bij
lando-Indicum blz. 31—33.
I,

4
50 Verschillende factorijen.

schepen naar patria terug. Tal van nieuwe factorijen werden gesticht,
soms nadat eerst de Portugeezen verdreven waren. Behalve Banda,
op

Ambon en de Molukken, had de Compagnie in enkele mede kan-


jaren
toren
op Bantam, Grissee, Makassar, Djohor en Patani; ook te Mazuli-

patnam, Petapoeli en Soeratte in Voor-Indië. In 1609 vertrokken twee

schepen uit de vloot van


admiraal Verhoeff (die zelf in dat
jaar op

Banda vermoord werd) naar Japan, waar zij in het


volgende jaar toe-

stemming kregen een factorij op


te richten te Firando.

Hoewel al spoedig rijke ladingen in Nederland aankwamen, duurde

het nog geruimen tijd, de der


eer
participanten Compagnie eenige

„uytdelinge” (dividend) ontvingen. De uitrusting der jaarlijksche vloten?'

de gages der ambtenaren, het oprichten van kantoren en versterkingen

vooral het de
en voeren van strijd met landsvijanden kostte die eerste

jaren zooveel dat het 1610 duurde, de aandeelhouders del


geld, tot eer

vruchten hun konden Maar dat


van gestorte penningen plukken. in

hadden dan ook drietal die


jaar een uitkeeringen plaats, te zamen niet

minder dan En 1611


132t/ 2 procent bedroegen. in volgde er nog eenj
30 procent. Van dit totaal werd echter slechts 7t/2
van procent in geld

uitgekeerd: de rest in berekend de marktwaarde. De


specerijen, naar

aandeelhouders moesten die maar zelf van de hand zien te doen. Velen

hunner aanvaarden; de
weigerden, uitkeeringen in natura te toen

bewindhebbers hen eenige jaren hadden laten wachten, in de


hoop dat

zij alsnog zouden accepteeren, hebben zij ten slotte het geheele bedrag

in geld uitbetaald.

Tot 1644 heeft de steeds deel haar dividend


Compagnie nog een van

in toenemend leidde. Na dien tijd


specerijen uitgekeerd, wat tot verzet

is het uitsluitend in of
geld obligatiën geschied.
Deze de der dividenden wijzen reeds
geschillen over uitbetaling er

dat het tusschen bewindhebbers niet alles


op, participanten en pays

vreê De hadden nog andere wel de


en was. eersten grieven, waarvan

voornaamste was,
dat de bewindhebbers hun administratie absoluut

geheim hielden, zoodat de aandeelhouders geheel in het duister tastten

den toestand hunner Zooals reeds


aangaande maatschappij. wij zagen,

de 1610 1611 hun dividenden, het


kregen zij in jaren en eerste tot

162t/ 2 daarna kregen zij


respectabel bedrag van procent, maar weer

Dit de der bewind-


niets vóór 1619. was een gevolg van praktijk
Strijd tusschen Bestuur en
Aandeelhouders 51

hebbers, om, na verkoop der retouren en


uitrusting van de volgende

vloot, het verdeden, zonder iets


surplus te te reserveeren voor moge-

lijke tegenslagen. En die laatste bleven natuurlijk niet uit; in den strijd

Cornelis Matelief de jonge

(Schilderij P. v. d. Werff, Rijksmuseum.)

tegen de vijanden zoowel als bij noodweer op zee, gingen meermalen

schepen te gronde. Zoo kon het


gebeuren, dat de opbrengst van een

niet voldoende alle onkosten.


retour was om, na betaling van gages en
52 Verzet
tegen het Monopolie.

de volgende vloot behoorlijk uit te rusten. Dan de bewind-


vroegen
hebbers aan de afnemers hunner
specerijen geld in voorschot z.g.

anticipatiepenningen of
zij namen gelden a deposito op tegen
afgifte van obligatiën. Hoe
groot het bedrag dier
opgenomen gelden,
en dus hoe groot de schuld de
en
jaarlijks te betalen rente der Com-

pagnie was, bleef de aandeelhouders


voor een
geheim. De ontevreden-
heid hierover
vermeerderde, toen in 1612 de bewindhebbers verklaarden,
dat het hun de
onmogelijk was eerste
tienjarige rekening af te sluiten

en de die dit hun


participanten, wilden, kapitaal te betalen.
terug
Immers, de
jaren van
vestiging en strijd hadden hen genoodzaakt veel

geld in Indië te steken, dat eerst later zijn rente zou opbrengen; zij
waren thans niet in staat het
verkregene in geldswaarde uit te drukken
dus de
en
huidige waarde van het
aandeelenkapitaal vast te stellen.

De Staten-Generaal deze redenen


billijkten en stonden toe, den eersten

termijn van 10 20
op jaren te
brengen.
Er den
waren er in lande, die deze
oneenigheden met
genoegen en

leedvermaak Het monopolie de


zagen. van Compagnie, dat den handel
aan alle anderen
ontzegde, had geenszins de onverdeelde instemming
der natie, wier grootste rechtsgeleerde juist in dezen
tijd zijn geschrift
publiceerde de Zee l
).
over
Vrije Vooral in Friesland, waar weiniq

participanten in de Compagnie werden


aangetroffen, vond men
veel

voorstanders Indië. Zij


van een vrije vaart
op droegen er het hunne toe

bij, het de
om
Compagnie in haar ontwikkelingsjaren niet gemakkelijk
te maken; zoowel door het
verspreiden van
ongunstige berichten over

de
verhoudingen in Indië, als door het
opkoopen en weer de beurs
op

werpen van betrekkelijk groote hoeveelheden aandeelen,


poogden zij
het crediet de
van Compagnie te schaden. En niet zonder succes.

Binnen enkele
jaren daalde de beurswaarde der actiën van 140 tot 48

procent! Toen echter bleek, dat Oldenbarneveld de Staten de Com-


en

pagnie de hand boven het hoofd hielden, optimisten de


en
moeilijkheden
als kinderziekten beschouwden, die de
met
jaren zouden verdwijnen,
sloegen de heftigste anderen weg
opposanten een in:
zij trachtten in

het buitenland concurreerende


een
maatschappij op te richten. Achter-

eenvolgens werden daartoe pogingen gedaan door Balthasar de

Moucheron, die in handelsspeculatiën veel verloren had bankroet


en, na

x
) De eerste druk Hugo de Groots *
van Mare Liberum verscheen in 1609.
De Staten beschermen de 53
Compagnie.

gevlucht; Pieter Lyntgens,


te zijn gegaan, naar Frankrijk was een

Amsterdamsch koopman, die zich als aandeelhouder uit de Compagnie

had onder dat hij, als doopsgezinde,


teruggetrokken voorgeven geen

winst wilde aannemen, die voor een belangrijk deel door strijd was

Maire, die reeds in 1605 had


verkregen, en Isaac le ontslag genomen

medebestuurderen
als bewindhebber, wegens geschillen met
zijn over

het beleid. vonden gretig bij Hendrik IV


te voeren Zij een oor en

die veel voelden


diens gezant in de Republiek, Jeannin, voor oprichting
onder leiding zake kundige Hol-
eener Fransche Compagnie van ter

landers. Het gelukte echter den bekwamen Staatschen gezant in Parijs,

Frangois Aerssens, 's aandacht op ander richten,


konings een punt te

namelijk Westindische Compagnie, de V. O. C.


oprichting eener en zoo

der Staten-
voor ongewenschte concurrentie te bewaren. Bij plakkaat

Generaal 1606 werd alle dezer landen verboden,


van aan ingezetenen
zich dienst buitenlandsche of vorsten naar Indië te be-
in van staten

geven, op
straffe van levenslange verbanning en verbeurdverklaring

van goederen. J

Zoo kwam de behulp der de vele


Compagnie, met regeering, van

aanvallen boven.
zijden op
haar gerichte te

Literatuur: Huygen Linschoten, Itinerario (uitge-


Jan van

door Prof. Dr. H. Kern in de Uitgaven der Linschoten-


geven

Dr. W. Dirck Gerritsz alias


Vereeniging); J. Ijzerman, Pomp,
Dr. F. C.
Dirck Gerritsz China (Uitg. Linschoten-Vereeniging);

Wieder, De reis van Mahu en De Cordes (Uitg. Linschoten-Ver-

Dr, G. Rouf faer W. Ijzerman, De eerste


eeniging); en Dr.J.
O. Indië, deel I, II 111
Schipvaart der Nederlanders naar en (Uitg.

S. P. I’H é N abe Reizen het


Linschoten-Vereeniging); o n o r r, naar

Noorden
(Uitg. Linschoten-Vereeniging); Jhr.Mr.J. K. J. de Jon g e,

De het Nederl. in Oost-lndië, deel I, II en lIP,


Opkomst van gezag

der
M r. Dr. S. van
Brak e 1, De Hollandsche Handelscompagnieën

Zeventiende Eeuw: Prof. Dr. P. Blok, Geschiedenis het


J. van

Nederlandsche Volk, 2de druk, deel II blz. 213 —215 en


311 en volgende;

Colenbrander, Koloniale Geschiedenis, deel II


Prof. Dr. H. T.

Mr. A. der Geschiedenis de op-


blz. 82—92;
J. van Chij s,
van

der Oostindische Dr. F. W. Stapel,


richting Vereenigde Compagnie;
Pieter Dam’s de Oostindische Compagnie, eerste
van Beschryvinge van
54
Literatuur-opgave.

boek. deel len II; Dr. W. M. F. Man 1 1.


s v e Rechtsvorm en

geldelijk beheer de Oostindische


bij Compagnie; Dr. H. Terpstra,
De Vestiging de Nederlanders
van aan de Kust van Koromandel: en van

denzelfde, De
Opkomst van de Westerkwartieren der Oostindische
Compagnie.
4. DE EERSTE GOUVERNEURS-GENERAAL.
COEN.
JAN PIETERSZOON

In de de Compagnie moest zij in Indië haren handel


eerste jaren van

voortdurenden Spanjaarden en Portugeezen.


drijven onder strijd met

had, zooals we zagen,


Matelieff
Dat deze nog geduchte vijanden waren,

ook daarna
voor Malakka en
Macao ondervonden; zijn pogingen, om

mislukten. Op
Ternate en
Tidore aan de Spanjaarden te ontnemen,

intusschen, bescherming de
eiland stichtte hij ter van
eerstgenoemd
het kasteel Oranje. Bij zijn terug-
Nederlandsche factorij te Malayoe,
den stand zaken aan
keer naar
het vaderland rapporteerde hij van

Caerden, die
admiraal Paulus van
den zoo juist van daar aangekomen
de Brabantsche Compagnie in
reeds in 1599 als vice-admiraal van

1606 andermaal derwaarts was


vertrokken
Indië was en in
geweest
In 1608
als admiraal van
11 schepen van de Vereenigde Compagnie.

richtte daar een fort kort


veroverde hij het eiland Makjan en op;

die Van
daarop werd zijn schip echter door de Spanjaarden verrast,

hun Gamlamo op Ternate voerden.


Caerden gevankelijk naar vesting

volkomen bewust, hoe zwaren


In het vaderland was men er zich van

in Indië te had, en de Staten-Generaal


strijd de Compagnie voeren

het uitzenden nieuwe versterkingen uit Spanje


hadden dan ook van

kusten blokkeeren. De helden-


zoeken te beletten, door de Spaansche te

1606 die Heemskerck bij het ver-


dood van Reynier Claessen in en van

vloot in de haven van Gibraltar in 1607, zijn


overen eener Spaansche

episoden uit deze blokkade-periode.


werden in 1607 reeds besprekingen gehouden over een
Overigens
de
vrede tusschen de Nederlanden. Het ligt voor
mogelijken Spanje en
56 Fort Nassau op Banda-Neira.

hand, dat de bewindhebbers der Compagnie bizondere


met
belang-
stelling de vredesgeruchten vernamen, vooral toen men hoorde verluiden,
dat Spanje zich de
voor uitsluitende vaart
op
Indië zou opeischen’
Daar de
zou
Compagnie natuurlijk tegen opkomen, maar zij zou dit
met te meer klem kunnen doen, naarmate haar in Indië hechter
positie
was. De dertien zeilen tellende vloot, die eind 1607 onder bevel
zij
van Pieter Willemsz
Verhoef! naar Indië zond, had dan ook in opdracht
een
verovering te
beproeven van de Portugeesche steunpunten Mozam-
bique en Goa. Beide
ondernemingen mislukten, en nu begaf Verhoeff,
na uit Patani twee
schepen naar
Japan te hebben gezonden i), zich

naar de Banda-eilanden. Bewindhebbers toch hadden hem nadere


een

instructie toegezonden, volgens welke hij allereerst moest trachten


genoemde eilanden de Molukken
en onder ’s Compagnies gezag te

brengen, hetzij door of door


verdrag geweld. Bij besprekingen, welke
hij daartoe Banda hield, werd
op hij, met 30
zijner mannen, overvallen
en vermoord. De bevolking was tot dezen overval
van ongewapende
onderhandelaars door
gekomen ophitsingen van den kapitein van een

Engelsch schip. Verhoeff’s vice-admiraal, Hoen, nam wraak; hij ver-

dreef den Engelschman, bezette Banda-Neira en bouwde het fort


er

Nassau.
Op zijn verderen tocht veroverde hij een nieuw Spaansch fort

op Batjan, herdoopte het in Barneveld en slaagde er in,


tegen de hier

gevangen genomen bezetting. Van Caerden


uitgeleverd te krijgen. Deze
ongelukkige admiraal viel echter kort de
daarop Spanjaarden opnieuw
in handen werd
en nu naar Manilla gevoerd.

De
onderhandelingen met Spanje leidden niet tot een vrede; een dep
beletselen dat inderdaad de
was, Spanje vaart
op
Indië voor de Neder-’
landers wilde
verbieden, waartegen Hugo de Groot
stelling nam in zijn
beschouwingen over de Vrije Zee 2). Na moeizame
besprekingen sloten

beide bestand twaalf


partijen een voor
jaar. De overeenkomst
bepaalde,
dat ook buiten
Europa de wapenen zouden rusten, maar dat de vredes-

toestand daar
eerst een jaar na de onderteekening zou De bedoe-
ingaan.
hng hiervan was te voorkomen, dat moeilijkheden zouden ontstaan over

eventueele krijgsverrichtingen, de
na
teekening van het bestand verricht.

’) Zie blz.
hiervóór, 50
2
) Zie hiervóór, blz. 52.
Gouverneur-Generaal. 57
Aanstelling van een

de betrokken ambtenaren soldaten daarvan kennis


maar vóórdat en

zouden hebben gekregen.


al de
Men
schijnt echter van weerszijden dadelijk overtuiging te

hebben dat de wapenstilstand slechts voor Europa zou gelden.


gehad,
Althans de admiraal der eerste Compagniesvloot, die na het sluiten van

last, hoe
het bestand vertrok, kreeg van de Staten-Generaal specialen
zich hield. En de
te handelen, indien bleek, dat Spanje er niet aan

Ternate verklaarde in 1611, van een


Spaansche gouverneur
van nog

bestand niets te weten. In Indië is dan ook de strijd zonder onderbreking

voortgezet.
de resultaten, door
Bij den
aanvang van
het Twaalfjarig Bestand waren

de Compagnie in de 7 van
haar bestaan bereikt, over het algemeen
jaar
De der vloten hadden veel geld
weinig bevredigend. uitrustingen zeer

Malakka andere Portugeesche of


gekost; de krijgsverrichtingen tegen en

de
hadden
ernstige teleurstellingen gebracht: Span-
Spaansche centra

de Molukken, tot overmaat ramp


jaarden zetelden steeds in en van
nog

deden zich de Engelschen meer en meer als geduchte mededingers

De bewindhebbers zochten de voornaamste oorzaak van een


gelden.
de zelf-
en ander in het gebrek aan leiding, die het gevolg was van

der verschillende vlootvoogden het ontbreken van een


standigheid en

Een centrale
band tusschen de verspreid liggende factorijen. krachtige

zaken Indië werd dringend noodzakelijk


leiding van ’s Compagnies in

Deze leidden tot de aanstelling van een algemeen


geacht. overwegingen
den 27sten No-
opperhoofd, den Gouverneur-Generaal, als hoedanig

vember 1609 Pieter Both door de Staten-Generaal werd benoemd en van

onbekende Indië;
een uitgebreide instructie voorzien. Hij was geen
in

reeds in 1599 had hij, als admiraal van de Brabantsche Compagnie,

een
tocht daarheen gedaan. Zijn instructie bepaalde, dat hij, uit naam

het
van
de Staten-Generaal en de bewindhebbers der Compagnie, opper-

bestuur in Indië zou voeren met een uit


vijf leden bestaanden Raad van

zich den zaken


Indië. Allereerst moest hij overtuigen van staat van

der inheemsche
op
de verschillende kantoren en van de gezindheid
uitzien Tiaar geschikt vereenigingspunt
vorsten. Dan zou hij moeten een

der schepen, een centrum van ’s Compagnies bestuur of ~rendez-vous”,

onder aandacht werden


als hoedanig Bantam, Jacatra en Djohor zijn

verder het bewind alle „forten, plaetsen


gebracht. Hij zou voeren over

ende van
de Vereenigde Compagnie
„cantoren, persoenen negotie
58 Pieter Both.

den Raad Indië, ook de uitoefenen.


terwijl hij, met van rechtspraak zou

Voorts diende handel andere


hij vooral te waken tegen particulieren en

misbruiken der ambtenaren, op ook


wier leefwijze hij overigens nauw-

lettend moest toezien. Ten slotte wees de instructie er eens


dat
nog op,

het bezit de de Compagnie het hoogste


van specerij-eilanden voor van

belang was en dat anderen daar-

van dienden te worden geweerd.

30 1610 vertrok Both


Januari
van de reede van Tessel met een

vloot van
acht schepen, waarop

zich ook een aantal gehuwde pre-

dikanten, ambtenaren en hand-

werkslieden met hun gezinnen be-

vonden. de de
Op plaats, waar

G. G. zijn
residentie vestigen zou.

wilde men namelijk een Europee -

sche kolonie stichten. In December

hetzelfde kwam
van jaar hij te

Bantam aan, dat toen de alge-

meene verzamelplaats der schepen


de Deze stad
van Compagnie was.

bleek echter voor rendez-vous

totaal daar de rijks-


ongeschikt,
bestuurder onder geen beding een

versterking der Hollandsche loge


wilde toestaan en Both terecht van

meening was, dat zonder zoo n

versterkte het stichten


„huysinge”
van een centrum voor 's Compag-
Pieter G.-G. 1610 tot 1614.
Both, van

Oud Nieuw Oost-Indien.) nies bestuur onverantwoord was.


en
(Ontleend aan: Valentijn,

Overigens liet ook de verhouding


tusschen Bantammers en Hollanders veel te wcnschen over, een gevolg

zoowel de luimen der Bantamsche hoofden, als het


van grillige van ontac-

tische optreden en ruwe leven van het personeel der Hollandsche loge.
Het hoofd dier I’Hermite, die veel kampen had de
loge, Jacques te met

ongezondheid der plaats en de daar heerschende onveiligheid en rechteie

het
loosheid, had in November te voren een stuk grond gekocht in

*
Pieter Both. 59

daar, op den rechteroever van de Tji Liwoeng, een


naburige Jacatra en

Nassau had.
steenen huis gebouwd, dat men den naam geschonken

verzocht den vorst, een leenman van


Daarheen richtte zich Both nu en

versterken. Dit verzoek werd afgewezen


Bantam, dat huis te
mogen

daar Both bovendien een voor den mond der rivier liggende zandbank
en

kon het rendez-vous


een bezwaar achtte, ook hier, naar zijn meening,

worden Wel bevestigde hij het door 1 Hermite gesloten


niet gesticht.
de ~Groote Oost nood-
verdrag. Daar intusschen zijn aanwezigheid in

den steven derwaarts en vestigde zich


zakelijk geacht werd, richtte hij nu

Ambon, ook de meegebrachte kolonisten zich neer-


voorloopig op waar

verlof het drijven van handel op de omliggende


zetten. Zij kregen tot

eilanden, mits niet in specerijen.

Van Ambon uit bezocht Both de Banda-groep, Ternate,Tidore en

de bestaande forten in beteren toe-


omliggende eilanden, bracht overal
Op Banda-
stand en bevestigde de vroeger gesloten
fort sloot den
Neira stichtte hij een tweede versterking, Belgica, met

ende verbondt” liet het


vorst Boeton een „contract eeuwich en
van

fort Henricus op Solor, dat in 1613


beleg slaan voor het Portugeesche
veroverd werd. In dat jaar keerde Both naar
door Apollonius Schotte

den Panembahan Mataram


overeenkomst met van
Java terug, sloot een

Eind 1613 was


als gevolg daarvan, een loge Japara.
en vestigde, op

den kort uit Nederland aangekomen


hij te Bantam, waar hij te voren

hoofd der kantoren Bantam


Pieterszoon Coen benoemde van en
tot
Jan
hem met de functie boekhouder-
Jacatra, en tevens belastte van

contractueele einde
generaal. Intusschen liep ,Both s diensttijd ten en

uit Nederland
in November 1614 droeg hij het bewind over aan zijn

Gerard Met schepen keerde Both terug


gekomen opvolger Reynst. twee

weerzien: beide schepen strandden op


naar patria, dat hij echter niet zou

Mauritius. Wel bereikte Both de kust, maar stierf van de geleden ellende.
te voren in Indië
De nieuwe Gouverneur-Generaal was nimmer

de Brabantsche later van


als oud-bewindhebber, eerst van en
geweest;
den Indischen
Compagnie, kende hij echter bij ervaring
de Vereenigde
daarvan in het vaderland
handel en de verwachtingen, die men

had schepen, onder Pieter van


koesterde. Op zijn uitreis hij een zijner
daar den handel met
den Broecke, naar de Roode Zee gezonden, om

daarin de
Arabië aan te knoopen. Van den Broecke slaagde en was

Nederlander, die kennis maakte met de koffie.


eerste
60 Gerard
Reynst.

Kort na de aankomst van Reynst werd Coen in den Raad van Indië

opgenomen, terwijl hij tevens benoemd werd tot Directeur-Generaal


den handel, de
van
hoogste functie onder die van Gouverneur-Generaal.
Het vierjarig bewind van Both had wel
eenige verbetering gebracht,
maar door te groote zuinigheid der bewindhebbers, die veel te
weinig
troepen hadden gezonden, had Both niet dat kunnen bereiken, wat hij
wel gewenscht had. Zoo de
was
algemeene toestand
nog verre van

rooskleurig. Coen had veel moeite, zich te Bantam te handhaven, waar

zoowel de
rijksbestuurder als de Engelschen hem
op alle denkbare

wijzen tegenwerkten: de laatsten deden zich steeds meer


gelden. Be-
halve te Bantam, hadden ook kantoren
zij te
Jacatra en Makassar, en

hun schepen zwierven in den


Banda-archipel en de Molukken rond.

Bovendien bereidde de de
gouverneur van Philippijnen, Don Juan da

Silva, een expeditie tegen de Nederlandsche vestigingen in de Molukken

voor. Een krachtig optreden de


van Compagnie was
noodig, wilde
zij
haar kansen niet verloren zien gaan. Terwijl nu Coen met de
leiding
van het „hoofdkantoor Bantam belast bleef, vertrok
Reynst in ’t begin
van 1615 naar de Molukken, de
om er Engelschen in het
oog te houden,

Hoewel het zwaard,


geenszins een man van
slaagde hij er in hun handel

de verhinderen,
met
specerij-eilanden te maar kon niet beletten, dat de

Spanjaarden van Ternate Tidore hun enkele


en
scheepsladingen be-

zorgden. In October keerde Bantam


hij naar terug, ter bespreking van

een expeditie tegen Malakka en weldra vertrok de admiraal Steven

der het hoofd


van
Haghen aan eener vloot van 9
schepen derwaarts.

Hij slaagde er in vóór Malakka


eenige galjoenen, welke zich met Da

Silva zouden
s
schepen vereenigen, te
vernietigen, waardoor de

dreigende expeditie uit Manilla niet kon doorgaan.


Reijnst bereidde intusschen Bantam
te een
onderneming voor tegen
Poeloe Ai, een der Bandasche eilanden, dat voortdurend de
met

Engelschen heulde. Tijdens ziekte


een kreeg hij bericht van het vergaan

der beide schepen van Both voor Mauritius: toen


hij tevens
vernam,

dat Holland
zijn eigen zoon, op weg van naar Indië, in Straat Soenda

was overleden, dit hem dat 7 December


greep zoo
aan, hij 1615 te

Jacatra overleed. Het duurde eenige maanden, vóór de verspreide leden


den Raad Indië
van van
bijeen waren; toen kozen zij tot opvolger van

Reynst den gouverneur der Molukken, Dr. Laurens Reaal. Deze nam

de benoeming voorloopig verzocht de


aan, maar in een schrijven aan
Coen. 61
Jan Pieterszoon

bewindhebbers, hem niet definitief tot G. G. te benoemen. Hij oordeelde


dit ambt krachten aanwezig. Op het drietal,
voor gewichtige geschiktere
dat hij in zijn brief voordroeg, nam Coen de eerste plaats in.

Hoorn Reeds
Jan Pieterszoon Coen was
8 Januari 1587 te geboren.
vader Rome den
op zijn 13de jaar was
hij door zijn naar gezonden om

handel te leeren het kantoor


op

Vlaamsch koopman, De
van een

Visscher (Pescator), aldaar.

Coen bleef daar zeven jaar

werkzaam; behalve „coopman-

ende boekhouden”, leer-


schap
de hij Italiaansch,
er Latijn,

Fransch, Engelsch, Portugeesch


1607 vertrok
en Spaansch. In hij,

als onderkoopman de vloot


op

van Verhoeff, naar Indie; op

dezen tocht was hij getuige van

den moord Verhoeff en


de
op

door de Bandaneezen. Na
zijnen

in 1611 in het vaderland terug-

gekeerd te zijn, vertrok


hij in het

als
volgende jaar opnieuw, nu

commandeur van 2 schepen,


1613 Bantam
waarmee hij in te

aankwam. Zooals we reeds

zagen, was hij eerst tot boek-

later Direc-
houder-generaal. tot

teur-Generaal en
Raad van Indië

benoemd. Both had hem, in een


Dr. Laurens G.-G. 1615 tot 1619.
Reaal, van

schrijven aan de bewindhebbers, Oud Nieuw


(Ontleend aan: Valentijn. en Oost-Indien.)

gekarakteriseerd als ~een eerlijck


modest leven, zedig ende
~ende godvreezend jonckman, ~seer van van

den
„goeder aert, geen
dronckaert, niet hoovaerdich, seer bequaem in

hem wel verstaende.” En


„raad, in het stuck van de coopmanschap

Laurens Reaal noemde hem, in den bovengemelden brief, „een persoon

„van grooten oordeel, neerstich ende cloeckmoedigh . Overeenkomstig


62
Engelschen in de Molukken.

deze aanbeveling benoemden de Heeren-XVII hem, 23


Augustus 1617,

tot Gouverneur-Generaal, met


ingang den dat het bestuur
van
dag, hij
van Reaal zou kunnen Eer dit den
overnemen. in loop van 1619 zou

geschieden, was er in Indië heel wat gebeurd.

In het 1616 verschenen


begin van de Engelschen met 5 schepen in

de Molukken de
en slaagden er in van Spanjaarden en Inlanders een

Het fort de
te Jacatra gedurende belegering.
(Reconstructie van Dr. J. W. Ijzerman.)

lading specerijen te krijgen, in ruil hoofdzakelijk voor wapenen en

ammunitie. Daarna bezit Poeloe Run, de


namen ze van in Banda-groep.

Reaal, wiens macht intusschen ernstig geleden had door de nederlaag


eskader onder Dirkszoon ’t Lam de
van een
Jan in Philippijnen, wist

schepen der kon hen


twee
Engelschen in
beslag te nemen, maar niet

Poeloe Run In
van verdrijven. het najaar van 1617 begaf hij zich naar
63
Austraal-Compagnie.

Bantam, om met Coen te beraadslagen over de ook daar zeer ernstige

toestanden. Allereerst was in October 1616 een Nederlandsch schip

door de Compagnie, maar


voor Bantam aangekomen, uitgerust niet

Isaac le Maire Nadat zijn pogingen


door haar ouden tegenstander, !). tot

Oostindische Compagnie in Frankrijk mislukt waren,


oprichting eener

die, de stad
had
hij een Austraal-Compagnie gesticht, met steun van

Hoorn, twee schepen had uitgerust onder bevel van Isaac’s zoon, Jacques

le Maire, en Willem Schouten. Een dier schepen was verongelukt, met

het andere door Straat-le Maire en om Kaap Hoorn, ten


waren ze,

slotte Toen Bantam ten anker kwamen,


in Indië aangeland. ze voor

de onderneming
nam Coen dit schip, de Eendracht, in
beslag, daar hij
Voor
beschouwde als een schending van
’s Compagnies monopolie.

zoover de bemanning niet in dienst van de Vereenigde Compagnie

wilde overgaan, zond Coen ze naar Nederland terug. Jacques stierf op

deze thuisreis. De oude Le Maire deed nu


de Compagnie een proces

deze werd veroordeeld hem lading alle onkosten, van


aan en schip en met

den dag der inbeslagneming af, te vergoeden.


Behalve deze had Coen veel stellen met de
met moeilijkheid er te

dat het zelfs


Engelschen; de verhouding was zoo gespannen,
tot een

gevecht was gekomen, waarbij aan weerszijden dooden vielen. Op raad

Reaal de
van Coen vaardigde nu een plakkaat uit, waarbij vaart
op

Banda, Ambon en de Molukken, volgens de monopoliecontracten,

welke de daar de gesloten had, de


Compagnie met
bevolking aan

Engelschen werd verboden. Men zou hen, zoo noodig, met geweld uit

die Daartoe keerde Reaal, nieuw uit Neder-


wateren weren. met eenige

land de Molukken terug. Op reis derwaarts


aangekomen schepen, naar

trof tweetal, Saint Malo uitgeruste, Fransche schepen


hij te
Jacatra een te

Nederlander, Hans de Decker, oud


aan; de opperbevelhebber was een

dienaar van de Compagnie. Ook onder het scheepsvolk bevonden zich

vele het plakkaat der Staten-Generaal,


landgenooten. Op grond van

dat aan Nederlanders de vaart


op
vreemde schepen naar Indië verbood,

lichtte alle die De Decker echter


Reaal landgenooten van

ontsnapte en
stelde zich onder bescherming van den rijksbestuurder te

Bantam, die al Coen’s had gewekt, door den


geruimen tijd ergenis

verkoop van aan de Nederlanders te bemoeilijken. Coen nam


peper

1
) Zie hiervóór, blz. 53.
64 niet.
Dispereert

der Fransche besloot door


een schepen in beslag en tevens, geprikkeld
de tegenwerking te Bantam, de loge te Jacatra uit te breiden en te ver-

sterken. Reeds eenigen tijd te voren


had hij, rechthoekig op
het bestaande

tweede huis doen optrekken, drie


gebouw Nassau, een met muren van

dik; het had den Mauritius Op den hoek,


voet naam gekregen. waar

beide huizen samenkwamen, richtte


hij nu allereerst een versterking op

door
een z.g. kat, en liet verder het geheele complex omringen een

aarden wal en een palissade. De aldus gevormde versterking kreeg een

bezetting van 100 man.

deze werkzaamheden Coen het bericht zijn


Tijdens ontving van

Gouverneur-Generaal. In de bewind-
benoeming tot een daarop aan

hebbers
geschreven brief zet hij zijn plannen uiteen en doet verslag van

het reeds verrichte. uit, dat zij hem door


te Jacatra Hij spreekt de hoop
het zenden zullen Het merk-
van geld, schepen en troepen steunen.

den bewindhebbers het


waardige is, dat
hij, door
vijanden omringd, in

Uwe vyanden
vaderland moed inspreekt: „Dispereert niet, ontziet

„niet: daer in Indiën wat verricht worden”.


....
can groots

Zooals kon worden verwacht,verontrustte de versterking der Neder-

landsche den „Coninck” van Jacatra. Hij ontbood Coen in


vestiging

deze verscheen, ondanks herhaalde aanmaningen, niet.


zijn dalam, maar

Toen
begon de Jacatraansche vorst maatregelen van tegenweer te

Aan de rivier, tusschen de stad de Neder-


nemen. weerszijden van en

liet aantal benevens


landsche versterking, hij een batterijen opwerpen,

bolwerk den mond der rivier, op den linkeroever. Ook de


een aan

hun kantoor Bovendien hadden


Engelschen wierpen voor een
batterij op.

deze laatsten, nadat de Hollanders in totaal vier hunner schepen in

den Banda-archipel in
beslag hadden genomen, uit Europa belangrijke

versterkingen gekregen. Niet minder dan 15


welgewapende schepen,

onder bevel van Sir Thomas Dale, waren in Indië aangekomen. Zij

verdere beletten,
hadden opdracht ontvangen om inbeslagnemingen te

de schade zoeken.
en bovendien vergoeding voor geleden te

doch in één
Coen was van
die voornemens niet onkundig gebleven,

opzicht had hij zich misrekend. De inbeslagnemingen waren alle geschied

daar had dan ook de Engelsche vloot


in of bij de Banda-eilanden en hij
had alle beschikbare schepen derwaarts
verwacht. In die
overtuiging hij
Den achtsten December 1618 echter kwam Dale s
vloot voor
gezonden.
Slot van den bekenden brief van Coen met de veel geciteerde zinsnede „Dispereert niet . .

(Origineel op
het Rijksarchief.)
de 65
Strijd met
Engelschen.

Bantam aan en nam


den Hden een
daar passeerend Compagniesschip,
Patani
de Zwarte Leeuw, dat volladen van onderweg was, om via

het vaderland Twee andere schepen wisten


Jacatra naar te stevenen.

ternauwernood dit lot te ontgaan.

de welke onttakeld
Onmiddellijk nam Coen zijn maatregelen; schepen,
het eiland Onrust liet hij slagvaardig
voor
de reparatiewerf op lagen,
weldra had 7 beschikking. De afwerking
maken, en hij er tot
zijn van

daar
het
nog
niet voltooide fort bleek echter onmogelijk, hij geen

werklieden kon. breidde


Javaansche koelies en meer krijgen Daarentegen
de regent van Jacatra zijn verdedigingswerken uit, tot ze bij de Engelsche
23
batterij aansloten. Coen begreep, dat doortasten noodzakelijk was;

December stak hij de Tji-Liwoeng over, nam de Engelsche batterij en

stak de brand. Ook de huizen rondom de Nederlandsche vesting,


loge in

liet vlammen opgaan. Den 30sten,


die het uitzicht belemmerden, hij in

aanstalten maakte ook het den riviermond gelegen bolwerk


toen hij aan

te
vernietigen, kwam een Engelsche vloot van 11 schepen in het gezicht.

Coen haar 7 zeilen tegemoet. Den eisch Dale, tot


voer met zijn van

der Nederlandsche schepen, beantwoordde Coen met den


overgave

de Zwarte Leeuw. kwam het


tegeneisch tot restitutie van
2 Januari tot

die drie duurde, doch onbeslist bleef. Coen trok zich


een slag. uur toen

die veel hadden,


achter een der eilanden terug; de Engelschen, geleden
Den de laatsten
deden evenzoo. volgenden morgen kregen versterking

uit Bantam. Hun vloot telde nu


14 zeilen, terwijl Coen nog maar weinig

ammunitie had. Wat te doen? De bijeengeroepen raad was van


meening,
dat de 7 worden. zouden, indien
schepen gespaard moesten
Zij ze ver-

eenigd werden met de in de Molukken aanwezige schepen, in staat zijn

den hoofd bieden, dan mocht


Engelschen het te maar men ze nu niet

overmacht de stellen. Dus werd besloten, dat


tegen een in waagschaal
Coen er ten spoedigste mee naar het Oosten zou zeilen. Men bracht

de
bezetting van
het fort op de hoogte van dit besluit. Zij kreeg opdracht
zich onder
leiding van Pieter van den Broecke, die sedert kort uit Voor-

Indië veel beleid


was aangekomen, waar hij en dapperheid getoond had,
Mocht dit dan
zoo lang mogelijk te verdedigen. onmogelijk blijken, zou,

luidde Coen’s bevel, het fort de de


zoo aan Engelschen en niet aan

Jacatranen moeten worden overgegeven.

Coen kwam in Februari voor


Ambon aan en zette, na
daar de noodige

5
66
Jacatra belegerd.

maatregelen genomen te hebben, koers naar de Molukken, zich


waar hij
met Reaal Naar de
vereenigde. andere eilanden werden de vereischte
instructies gezonden, en
begin Mei had hij 16
schepen en een jacht bijeen.
Daarmee keerde
hij naar Jacatra terug.

De geschiedenis der verdediging van het fort Jacatra, in poëzie en

meermalen
proza verheerlijkt, verdient dien lof allerminst. De „moderne
Regulus zooals de lofdichters Van den Broecke
,
noemden, maakt op
de latere
geschiedschrijvers meer den indruk van een ridder van de
droevige figuur. Behalve een wederzijdsche kanonnade, die tot
ongeveer
half Januari duurde, is er maar zeer weinig gestreden, doch des te meer

gepraat en onderhandeld. Elk der Bantammers,


partijen: Engelschen,
Hollanders liet
en
Jacatranen, zich daarbij slechts leiden door eigen,
oogenblikkelijk belang. Van den Broecke toonde ontstellend
een
gebrek
aan beleid flinkheid. den raad
en
Tegen van Coen, die hem met nadruk
had gewaarschuwd
tegen schoonschijnende beloften en geveinsde vriend-

schap, ging hij de welwillend aangeboden


op onderhandelingen van

den
regent van Jacatra in, en sloot met dezen overeenkomst,
een
waarbij
bepaald werd, dat de toestand
zou blijven, zooals ze was, totdat Coen
zou
zijn teruggekeerd. Van den Broecke moest deze toezegging betalen
met een
schatting van 6000 realen. De
regent noodigde hem, ter bekrach-

tiging dezer overeenkomst, tot een


vriendschappelijk samenzijn in zijn
dalam. Ondanks de
waarschuwingen van enkele zijner raadsleden ging
Van den Broecke heen.
er met zes man Zij werden overvallen, gebonden
en in de Nu eischte de
gevangenis geworpen. hebzuchtige regent van

den nieuwen bevelhebber, Pieter van


Raay, als losprijs twee kanonnen
met ammunitie, 10000 realen. Van
en den Broecke, bevreesd voor zijn
leven, ondersteunde dezen eisch
schriftelijk. Van Raay ging er niet op
in; hij wilde, overeenkomstig Coen’s wensch, liever met de Engelschen
onderhandelen. Toen zonden de Jacatranen Van den Broecke
geboeid
voor de wallen het fort; daar
van van riep hij de bezetting toe, dat

Engelschen en Jacatranen het eens dat alle


waren, verzet hopeloos was

dat islechts door


en
overgave van het fort het behoud aller leven
van

en vrije aftocht zou


zijn te
verkrijgen. Een brief van Dale bracht de

bevestiging dezer verklaring.


Den eersten Februari besloot de
bezetting tot de overgave. Een over-

eenkomst bepaalde, dat het fort den volgenden dag aan de Engelschen,
de 67
Weifelende houding van Bezetting.

de gelden en koopmanschappen aan


de
Jacatranen zouden worden over-

De bezetting door de Engelschen te leveren schip,


geleverd. zou op een

de Nederlandsche kantoren op de kust van


onder hun vrijgeleide, naar

Koromandel worden gevoerd, en Van den Broecke worden vrijgelaten.


Deze laatste bepaling
leder mocht zijn persoonlijke bezittingen meenemen.

tuchtelooze alle aanwezige kasten


gaf aanleiding tot een plundering van

kisten. Zelfs de Coen werden niet


en persoonlijke eigendommen van

ieder roofde, kon.


ontzien; wat hij vangen en grijpen

Op het uiterste
oogenblik bracht echter het
ingrijpen van
Rana Mang-

gala, den Bantamschen rijksbestuurder, een verandering. Het personeel

van het Nederlandsche kantoor te Bantam had hem op


de hoogte van

den gang van zaken gebracht, en hij wilde er niet in berusten, dat de

trok leger
Engelschen het fort zouden bezetten. Onmiddellijk hij met een

den af, zond Van den Broecke en zijn


naar Jacatra, zette regent en

Bantam. Daarna onder-


medegevangenen naar begon hij nieuwe

Van ook thans den Broecke door


handelingen met Raay; spoorde Van
de de Na veel loven bieden
brieven bezetting tot
overgave aan. en

besloot deze andermaal, het fort doch eischte


over te
geven, opnieuw een

de Engelschen. Dezen hadden zich echter, de bezetting


vrijgeleide van
na

van Jacatra door de Bantammers, teruggetrokken en weigerden het ver-

zoek Toen besloten Van raadsleden


in te willigen. Raay en zijn ten

slotte, de versterking Den 12den Maart


zoo lang mogelijk te
verdedigen.
werd het fort, onder het der klokken, feestelijke wijze Batavia
gelui op

gedoopt. Gestreden werd er ook nu weinig. Eerst 9 April deed de bezet-

ting een uitval en vernielde de Bantamsche batterijen. De rijksbestuurder


kant Nederlanders
van zijn bepaalde zich er toe, de te Bantam aanwezige

in arrest te stellen. Zoo bleef de toestand, tot den tienden Mei de Raden

Indië Pieter de Andries land roeiden


van Carpentier en
Soury aan en

den terugkeer van Coen aankondigden. Deze kwam 28 Mei met


zijn

vloot anker, vond het


voor Jacatra ten en er, tegen zijn verwachting,
fort nog behouden, „door sonderlinge genade ende schickinghe Godes.”

Den 30sten trekt 13 1000 sterk,


hij met compagnieën, te zamen man

dat hem, zwakke handen valt. Slechts


tegen Jacatra op, na verdediging, in

één Nederlander sneuvelt in dezen strijd. Nog denzelfden dag zendt

Coen bericht de dat weldra


aan Rana Manggala, met mededeeling, hij
komen die Bantam Reeds 7
zou „omme van te spreecken.” Juni ligt hij

er met zijn vloot op de ree; zijn eisch, om de gevangen


Nederlanders
68 Stichting van Batavia.

binnen 24 uit leveren, wordt Als de


uur te
onmiddellijk ingewilligd.

rijksbestuurder echter hervatting van den


peperhandel weigert, laat Coen

blokkade de reê achter.


eenige schepen tot van Dan verdeelt hij de rest

van zijn vloot in


eenige eskaders, om de Engelschen, die bij zijn komst

verdwenen zijn, Binnen enkele maanden


plotseling op te
sporen. zijn
7 schepen Dale’s vloot handen
van m zijn gevallen.
In een schrijven van
19
Augustus doet Coen aan de bewindhebbers

in Nederland verslag van


het gebeurde: „In deser vougen hebben wy

„die van Bantam uyt Jacatra geslagen, voet en


dominie in ’t landt van

.Jacatra becomen. Haer boosheyt is redelijck gestraft ....


Nu sal elckeen

„soecken onse vrient te wesen. Het fondament van soo lange gewenste

„rendez-vous is nu geleyt. Een goet deel van ’t vruchtbaerste lantschap


„en de visrijcxte see van Indiën is nu Uwe ....
Siet ende considereert

„doch, vermach”.
wat een
goede couragie


T

Op Jacatra’s puinhopen verrees weldra een nieuwe stad. Coen had

haar, Nieuw-Hoorn willen Doch


naar zijn geboorteplaats, noemen.

reeds vroeger
hadden de bewindhebbers bepaald, dat het te stichten

rendez-vous niet worden Nederland,


zou genoemd naar eenige plaats in

als het heele volk. Batavia heeten.


maar, symbool van zou Zij hand-J
haafden dit besluit, en
4 Maart 1621 werd de stad officieel zoo genoemd.
Dat Coen dit vond, kan daaruit blijken, dat boven
niet
aangenaam hij
brieven schreef ~In het casteel
zijn en rapporten nog langen tijd Jacatra”.
20 Maart 1620 benoemde hij een baljuw voor het nieuwe gebied, en

stelde daarbij, geheel willekeurig, de grenzen van het voormalige ~Conickr-

Jacatra” ’t Westen, Bantam; ’t Noorden, de eilanden


ijck vast: in in

de baai; de Cheribon; ’t Zuiden, den Oceaan. 24


in aan Oostzijde, in
Juni

daaraanvolgende installeerde Coen een college van Schepenen voor


de

stad ~olim Jacatra”, terwijl hij 15 Augustus een stadswapen en zegel


vaststelde.

Terwijl Coen met de vervolging der Engelschen bezig was, om zoo-

doende de meerderheid der Nederlanders in den


voorgoed Archipel te

vestigen, had de Nederlandsche Compagnie met de Engelsche een

overeenkomst getroffen vriendschappelijke Reeds


tot
samenwerking.
sedert 1611 was er in Europa door beide Compagnieën herhaaldelijk

geklaagd over wederzijdsche tegenwerking. Nadat over en weer gezant-


69
Samenwerking met de Engelsche Compagnie.

hadden kunnen
schappen waren gezonden, die geen overeenstemming

vertrok in 1618, aanleiding hernieuwde klachten van


bereiken, naar van

Carleton, andermaal Nederlandsche deputatie


den Engelschen gezant
een

de Staten-Generaal
naar Engeland; zij bestond uit afgevaardigden van

17
en van
de
Compagnie. Eindelijk kwam, na moeizame besprekingen,

1619 verdrag stand; het naderend einde van


het twaalfjarig
Juli een tot

had
bestand en de te verwachten hervatting van
den oorlog met Spanje

de Nederlandsche inschikkelijke houding genoopt.


afgevaardigden tot een

De overeenkomst stelde vast, dat elke Compagnie met haar


eigen kapitaal

handelen. Men samenwerken de hooge


in Indië vrij zou mogen
zou om

zooveel vermijden de
onkosten van
tollen en schenkages mogelijk te en

voortdurende prijsopdrijving door de Inlandsche hoofden tegen te gaan.

Ook de verkoopsprijzen in Europa zouden in gemeenschappelijk over-

In de Molukken, Ambon Banda, waar


leg worden vastgesteld. op
en

de Nederlanders monopoliecontracten hadden, zouden de Engelschen een

derde deel den van


de Java in te koopen peper
van omzet genieten: op

kwam
daarentegen zou elke partij de helft krijgen. De militaire leiding

Raad Defensie, bestaande uit acht leden, van elke partij


aan een van

Nederlander Engelschman
vier; de voorzitter zou beurtelings een en een

Dit de beschikking krijgen over een Vloot van Defensie,


zijn. college zou

sterk 20 Geen der mocht nieuwe monopoliecontracten,


schepen. partijen

met uitsluiting van


de andere, aangaan, terwijl voorloopig geen nieuwe

forten zouden worden gebouwd. Het verdrag werd aangegaan


voor

twintig jaar.
27sten Maart 1620 Coen het hem ontstellende
Den ontving voor

bericht.
Hij volgde de ontvangen instructie op, en installeerde 24 April

den Raad van Defensie te Batavia. Het eerste werk van dezen Raad

Nederlanders Bantam
was de tot dusver door de gevoerde blokkade van

Hoe Coen het verdrag dacht, blijkt


voor zijn rekening te nemen. over

de bewindhebbers geschreven. Waarom,


uit zijn brief, 11 Mei daarop aan

zoo vraagt hij, hebben de Heeren hem „met soo herden toom gebreydelt?

„Heeft het U.Ed. . . . Grooten danck


aen goede advysen gebroocken? „
.

U.Ed. schuldich, hadden haerselven met


„sijn sy (de Engelschen) want

„recht uyt Indiën de Heeren hebben hen daer weder midden


geholpen en

bekennen, dat het den knecht niet roert, wat


„in geseth ....
Wij en

„de doet Maer U.Ed. onder correctie, al te haestich


meester .... sijn,

„geweest; ende waeromme d’Engelsen een derde van de nagelen, noten


70 Coen’s houding jegens de Engelschen.

~ende foelye vergunt is, connen niet wel begrypen. Niet één sandeken

„van het strandt hadden sy in de Moluccos,


Amboyna noch Banda te

„pretenderen.”

Het is te
begrijpen dat het den man, die deze woorden schreef, moeite

kostte, de gegeven
opdracht tot
samenwerking uit te voeren. Dat hij het

niettemin deed, dat


hij op zijn moeilijken post bleef, maakt hem voor

ons slechts te grooter. Hij was echter geenszins van plan ook maar een

stap verder dan


te
gaan, volgens de letter der overeenkomst geboden
was. Dit bleek al aanstonds, de
toen Engelschen hun oude
loge aan
den

mond der
Tji-Liwoeng wilden herbouwen. Jacatra behoorde nu tot de

jurisdictie van de Compagnie, en Coen wees hun verder den mond


een van

gelegen plaats aan, die hij geschikt achtte. Toen der


een Engelschen
een Chinees mishandeld had, liet Coen den dader opvatten en geeselen.
Een verzoek der
Engelschen, om
hun
loge te
mogen versterken, wees

hij van de hand. In de opgerichte Schepenbank nam


hij, naast
vijf
Nederlandsche leden, ook Chinees op,
een maar geen Engelschman.
En ook buiten Batavia wilde hij de door de reeds
Compagnie ver-

kregen rechten vastleggen. Dit leidde hem echter tot een daad, die

gekenschetst is als de zwarte


bladzijde uit de Coen.
geschiedenis van

In opdracht der bewindhebbers vertrok den aanvang


hij in van 1621

met vloot 12
een van schepen naar den Oostelijken Archipel, om
daar

eens-vooral einde te maken


een aan de herhaalde schendingen der

monopoliecontracten door de
ingezetenen van Ambon en Banda. Over-

eenkomstig het
verdrag bood hij den Engelschen deelname in deze

expeditie aan,
wel wetende, dat
zij door
gebrek daartoe
aan schepen
niet in staat Nu Coen alleen richtte zich allereerst
waren. ging en naar

de Banda-eilanden. Van deze stonden Banda-Neira


en Poeloe Ai onder

’s Compagnies souvereiniteit, de Poeloe


terwijl Engelschen Run bezet

hadden; Lontoor of Groot-Banda was vele negorijen


nog vrij, maar waren

er contractueel hunner
tot
levering noten aan de Nederlandsche Com-

pagnie verplicht. Zij leverden die echter clandestien


herhaaldelijk aan

de Engelschen op Run, en hadden van dezen een aantal kanonnen

gekregen. Daarmede hadden


zij zich de berghellingen
op zoodanig ver-

sterkt, dat een eerste landingspoging der Nederlanders werd


afgeslagen.
Een tweede, 10 Maart,
op slaagde beter, en de Lontoreezen trokken

zich in het gebergte terug. Van de gevangenen zond Coen 800


er naar

Batavia, hield 47
maar
orang-kaja s (hoofden) bij zich. Twee dagen
Pieterszoon Coen
Jan

(Naar een schilderij in het Westfriesch museum te Hoorn.)


72
Verovering der Banda-eilanden

later zonden de
vluchtelingen uit het gebergte onderhandelaars met

geschenken. Coen eischte overlevering van alle verzetslieden, tot vervoer

naar elders, en
erkenning de der
van souvereiniteit Compagnie. Nog
vóór het antwoord deze eischen kwam, liet
op hij de 47 gevangen hoofden,

na een
ondervraging, waarbij kwistig gebruik gemaakt werd van de

pijnbank, ter dood


brengen. De bewoners van Run, dat door de

Engelschen bij Coen's optreden verlaten trokken zich


was
(zij terug op
het ten Noorden Run Poeloe
van
gelegen Nalaika), boden intusschen
hun
onderwerping aan. Op last van Coen trachtten hun hoofden de in

het
gebergte gevluchte Lontoreezen eveneens tot
onderwerping te

overreden. Toen dezen echter het lot hunner orang-kaja’s vernamen,

weigerden zij verder elke onderhandeling.


Coen vertrok 16 Mei het beleid
en
droeg over aan
den
gouverneur
Martinus Sonck. Deze blokkeerde de kusten
van het eiland, en na eeniqen
tijd bleek, dat het meerendeel der 2500
vluchtelingen in het gebergte
door koude en
honger was omgekomen. Sommigen was het gelukt, naar

Ceram of de Kei-eilanden te ontkomen; de overigen werden in


slavernij
weggevoerd. Toen Sonck dat die bevreesd
vernam, van Run, door het
wreede optreden der Hollanders, besloten hadden het eiland te verlaten

en eveneens Ceram liet


naar uit te wijken, hij alle hoofden en
vrije
mannen, ten getale van 160, ombrengen. Zoo de de
kreeg Compagnie
Banda-eilanden in haar bezit! Coen Sonck voor doortastend
prees zijn
optreden, maar er waren er onder de Hollanders in Indië, die hun

afkeer dit
over
gruwelijk optreden uitspraken. Ook de bewindhebbers

waren ontsteld, toen het relaas het


zij van
gebeurde ontvingen. „Wy
„hadden wel dattet
gewenst, met gematichder middelen hadde connen

„beslist werden schreven Coen terug: ~’t sal wel ontsach


zij maer geen

„gunst baren. Die ’r veel doet veel vresen.”


vresen, moet

Coen verdeelde de gronden de


van nagenoeg uitgeroeide bevolking
in tuinen of perken, die aan gewezen Corapagniesdienaren werden

geschonken. Deze perkeniers hun die de


moesten perken met slaven,
Compagnie te hunner
beschikking stelde, bebouwen, onder verplichting,
de door hen noten foelie uitsluitend
gewonnen en aan de Compagnie
te leveren.

Van Banda Coen


was naar Ambon gezeild, waar hij alle ingezetenen
den eed trouw de Staten-Generaal
van aan en de Compagnie liet her-

nieuwen. Hij droeg den


gouverneur,
Herman van Speult, op,
de „nagel-
Strenge Controle op
de Inlandsche Scheepvaart. 73

Zuidwest-Ceram hun
plaatsen" op
met geweld te
dwingen, contracten

na te komen en de nagelen niet langer aan Engelschen, Portugeezen


of Makassaren Daartoe de Inlandsche
te verkoopen. moest scheepvaart
deze streken zooveel belet worden,
in
gecontroleerd en mogelijk geheel
al Steven der Haghen, daarmede den Inlanders
stootte men, volgens van

het brood uit den mond.

de smokkelaars, het feit, dat de


Het krachtige optreden tegen en

Engelschen uit Europa geen geld en schepen ontvingen, zoodat zij het

hun toekomende der konden aanvaarden,


derdepart specerijen niet

bracht hen 1623 den Raad Defensie


er toe, in
Januari aan van te ver-

de
zoeken, dat hun goederen en koopmanschappen van specerij-eilanden
Nederlandsche Batavia mochten worden
op schepen naar gebracht.
Men kan zich voorstellen dat Coen, die het stond Neder-
op punt naar

land te vertrekken, dit verzoek met vernam. Vóór het tot uit-
genoegen

kon worden gebracht, echter het veelbesproken rechtsgeding


voering zou

op Ambon de
verhouding tusschen beide naties voor langen tijd

verscherpen.

Literatuur: Mr. K. de De het


Jhr. J. J. Jonge, Opkomst van

Nederlandsch Oost-Indië, IV; P. A. T 1


gezag in
i e e. Bouwstoffen voor

de Geschiedenis der Nederlanders in den Maleischen Prof.


Archipel, I;
Mr. E. H Neerlando-Indicum; Prof.
J. e e r e s, Corpus Diplomaticum
Dr. H. T. Colenbrander, dezelfde,
Jan Pieterszoon Coen I—III;

Koloniale Geschiedenis 11, blz. 93 e. v.;


Prof. Dr. P. J. Blok, Ge-

schiedenis van het Nederl. Volk 2, 11, blz. 372 e.v.; Dr. J. W. Ijzer-
Cornelis Bantam; Dr. H. F. M. H b Een
man, Buysero te
uy er s,

Hollander; Dr. F. de Haan, Oud-Batavia I. blz.


kranig 19 e.v.;

M J. A. der C h ij De Nederlanders dezelfde,


r. van s, te Jakatra:
De het Nederlandsche de Banda-eilanden
vestiging van Gezag over

1599 —
1621; M. A. van
Rh ede v.
d. Kloot, De Gouverneurs-

Generaal van Nederlandsch-Indië, blz. 23—32.


5. DE AMBONSCHE „MOORD”.

COEN TEN TWEEDEN MALE G.-G.

Coen ambt nadat de Raad


Den Isten Februari 1623 legde zijn neer,

voorstel Pieter de opvolger had


van Indië op zijn Carpentier tot zijn

Coen’s medewerker en bleef


Deze jarenlang geweest
gekozen. was

werkzaam, al toonde zich niet


geheel in de lijn van
zijn voorganger hij

Groote verdiensten heeft hij ver-


zulk een krachtige persoonlijkheid.
als van
het burgerlijk bestuur van s Compagnies
worven organisator
tal
het Batavia in het bizonder. Hij vaardigde
gebied in
algemeen en

den eeredienst, het


van ordonnantiën uit ter regeling van openbaren
de administratie der
rechts- en belastingwezen, het schoolonderwijs en

de Wees- Boedel-
financiën.
Carpentier is ook de oprichter van eerste en

die thans in Indië bestaan. Het doel ervan was,


kamer, zooals nog

kinderen, wier ouders waren, onder haar toezicht


Europeesche gestorven

der ouders beheeren.


te doen opvoeden, en de nalatenschap te

kort had Coen Indië verlaten, toen het geruchtmakend


Nog maar

Ambon vond. Op dit eiland hadden, krachtens


rechtsgeding op plaats
kantoor. In den avond van
het tractaat van 1619, ook de Hngelschen een

dienstdoende luitenant in het Nederland-


1623 de
2 Februari betrapte
de
sche kasteel Victoria er een Japansch soldaat op, dat hij, gedurende

de versterkingen liep te nemen ter plaatse,


avondgodsdienstoefening, op

onderzoek uit, dat hij eenige


waar hij niet komen mocht. Een eerste wees

had de sterkte van


malen bij Nederlandsche soldaten geïnformeerd naar

eilanden,
het zoo daar als de omliggende plaatsen en en
garnizoen, op
liet de
naar de uren van aflossing der wachten. Den volgenden dag

den door den fiskaal ondervragen,


gouverneur,
Herman van Speult, man

bekende door de
liet hij niets los, maar na pijniging hij,
aanvankelijk
Samenzwering der
Engelschen. 75

Engelschen, die een


aanslag in den zin hadden, op verspieding te zijn
uitgezonden. Deze
mededeeling moest in ’t bizonder Van
Speult treffen.
Immers deze had zich
herhaaldelijk bij Coen beklaagd over de toelating
der Engelschen Ambon; hun
op hooghartige houding had hem meermalen
gekwetst en hij achtte hen volkomen in
staat, als zich een
gunstige ge-
legenheid aanbood, de bevolking

tegen de Nederlanders te
op

zetten. Over die


mogelijkheid
had hij het
nog in afgeloopen

jaar Coen
met
gecorrespondeerd,
en deze had hem de
opgedragen
handelingen der
Engelschen

nauwkeurig na te
gaan. ~Wy
hopen had
,
van Speult daarop
geantwoord, „volgens U. Ed.

„bevel de saken soo te diri-

„geeren, dat de
souverainiteyt
„door hare indringinge in ’t

„minste vermindert ofte


gequetst

„en worde; en soo volcomen

„connen
vernemen, dat sy eenige

„conspiratiën jegens den Heer

„of de
Souverainiteyt begaen,
„sullen in ’t welnemen U.
van

„Ed. sonder uytstel recht doen

„naer behoren, sonder aensien

„van
personen.”
Sedert had
hij de Engelschen

nauwkeurig in 't
oog gehouden,
zonder hun iets Picter de Carpentier, G.-G.
te laten van 1623 tot 1627.
merken;
(Ontleend aan:
Valcntijn, Oud en Nieuw Oost-Indien),
integendeel, meermalen had hij
hun leider, den
agent Gabriel Towerson, aan
zijn tafel genoodigd. Nimmer
was hem iets verdachts opgevallen de bekentenis
en nu, eensklaps, van
een
„conspiratie”. Onmiddelllijk werden aantal andere
een
Japanners, door
den als
eerste
ingewijden aangewezen, eveneens be-
gearresteerd, en zij
kenden, mede na de
pijniging, ernstige voornemens. Nu ontboden Van
Speult en
zijn Raad alle Engelschen het kasteel hen afzonder-
op en zetten
Ambon.
76 Het Rechtsgeding op

bekenden
lijk gevangen.
In de op de volgende dagen afgenomen verhooren
lichte, doch tweetal
geheel zonder pijniging, de meesten na een
allen, één

het Towerson
eerst na „sware torture”, voornemen eener samenzwering.
aankomst een
verklaarde de ontwerper van
het
plan te zijn; bij van

de wachten worden overvallen, het


reede zouden de
Engelsch schip op

kasteel ieder, die zich verzette, worden neergeslagen. Hij


overrompeld en

leiders
had het geheel alleen opgezet, zonder dat de Engelsche op
plan
Batavia er iets van wisten.

hebben, Van Speult den


Na de zaak eenigen tijd overwogen
te riep

stelde de vraag de orde,


zijn Raad opnieuw bijeen; hij
aan
achtsten Maart

Batavia moest
of men
de beschuldigden met de processtukken naar

berechten. Persoonlijk was hij voor


opzenden, of de zaak ter plaatse
achtte, dat de
de laatste
opvatting,
daar hij het geenszins onmogelijk
den meerdere medewerkers hadden,
samenzweerders hier of in omtrek

heilzame uit-
in welk krachtig vooral snel optreden een
geval een en

hebben. De Raad het


geheel met hem eens en sprak
werking kon was

9 Japanners één Portugees


het doodvonnis uit over
10 Engelschen, en

werden de vonnissen
(den der slaven). Nog denzelfden dag
opzichter
gespaard, de goederen
gebracht. Twee Engelschen
waren om
ten uitvoer

Toen zij daar


hunner Compagnie naar Batavia te kunnen begeleiden.
de
hunner binnen de Engelsche loge:
in Juli aankwamen, vluchtte een

banden, de De
buiten pijn en samenzwering.
andere bevestigde, geheel
schonk hun beiden gratie.
Carpentier
nadat
Deze zaak had voor ons land zeer ernstige gevolgen. Terstond
had liet
de van het gebeurde kennis gekregen, zij
Engelsche regeering

Carleton indienen. Een eerste grondregel


door den gezant een protest

dat de verklaring een gepijnigde nooit


van
de rechtspraak, namelijk van

dienen als motief om een


ander op
de
pijnbank te
leggen, was,

mag
De veroordeelden zouden
haar, in dit geding geschonden.
volgens
te
zijn als zoodanig
onschuldig en de rechters onbevoegd geweest op

slechts
treden. De Engelsche regeering
meende, dat het geheele proces

haar onderdanen van


Ambon te ver-
een voorwendsel was geweest, om

dit wezen de bewindhebbers


wijderen. In hun beantwoording van protest
verontwaardiging af; zij ver-
der Compagnie deze beschuldiging met

de wel
klaarden onder meer, dat hun ter verwijdering van Engelschen
de
andere middelen zouden hebben ten dienste gestaan. Volgens aan

het octrooi, behoorde


alle gouverneurs gegeven instructie, gebaseerd op
den Ambonschen „Moord". 77
Gevolgen van

het hun taak, hun raad ~de administreeren, in


tot met justitie te soo

’t crimineel als civiel.” Dat de rechters zouden


partijdig zijn geweest,
al daarom omdat daardoor of
was uitgesloten, zij onmogelijk eer voor-

deel, maar slechts moeiten en nadeel konden verwerven.

Toen de kort vijandelijkheden tegen ’s Com-


Engelschen daarop tot

de Staten-Generaal daartegen,
pagnies schepen overgingen, protesteerden

maar zegden tevens toe, de rechters naar Holland te


roepen ter ver-

antwoording. Dit geschiedde inderdaad (Van Speult was inmiddels

overleden); de bizondere rechtbank, die hun zaak onderzocht, was echter

dat In beide landen verschenen


van meening, zij vrij-uit gingen.
intusschen tal vaak
van
geschriften, pro en contra, heftig van toon en

realistische afbeeldingen der


soms met folteringen.
En steeds kwamen de
weer Engelschen er op terug,
met name bij het
uitbreken den Om de zaak
van eersten Engelschen oorlog. eindelijk van

af komen, betaalde de 1654, bij den vrede West-


te
Compagnie in van

enkele schadever-
minster, aan de erfgenamen van geëxecuteerden een

goeding van ruim 43.000 gulden. Niettemin diende de „Ambonsche

moord" als der redenen de


in 1665 opnieuw een voor oorlogsverklaring.
Na den vrede Breda had de zaak officieel
van in 1667 afgedaan, maar

bleef de gemoederen Zoo schreef


ze in
Engeland nog lang bezighouden.
de dichter 1673 the cruelties
Dryden in een treurspel: Amboyna, or of
the Dutch the merchants, 1712 Londen
to
English terwijl in te een

verscheen, the harbarous cruelties and


geschrift History of massacres.

committed the Dutch the East-Indies. Zelfs 1786, den


by in nog
in
bij

aankoop van Poeloe Pinang door de Engelsche Compagnie, jubelden


de bladen, handel, dit eiland veel
Engelsch-Indische dat de van uit,

schade kunnen doen aan


de Hollanders, dat zoo
de „moord van
zou en

Ambon" worden Een onderzoek


eindelijk zou
gewroken! onpartijdig moet

intusschen tot de conclusie leiden, dat er wel degelijk een samenzwering

heeft bestaan, dat het verschillende infor-


maar anderzijds bij geding
maliteiten zijn begaan, en dat het vonnis wel heel streng was. De zaak

minder critiek hebben indien de


zou stellig aanleiding tot
gegeven,

raad te Ambon de beschuldigden had opgezonden naar den Raad van

Justitie te Batavia.

Het dat het Ambonsche de toch al


is duidelijk, rechtsgeding aan niet

deed. De
hartelijke samenwerking tusschen beide naties geen goed
alle Batavia samengetrokken, maakten het de
Engelschen, nu op
De
78 Engelschen op Lagoendi.

kan De
regeering van
de Compagnie geducht lastig, zooals blijken uit

Carpentier’s klacht; „Wy sijn hier met hen als met een moeylycke

Weldra bleek, dat plannen hadden om


vrouwe opgescheept.” zij

Batavia te verlaten, en velen vermoedden, dat zij, ondanks de nog steeds

durende blokkade, naar


Bantam wilden terugkeeren. De Carpentier was

Hoe een Engelsch-gezind pamflet het Ambonsch proces voorstelt.

dat der eilanden in Straat


er echter tijdig van ingelicht, zij zich op een

Soenda wilden waar zij, naar hun eigen verklaring, van


vestigen,
stichten. Toen dan ook in 1624
anti-Batavia te zij
plan waren een

al hun hebben houden de stad verlieten, had De Carpentier


met en

de Bessi Sebessi
zijn maatregelen reeds genomen: op eilandjes en

waaide de Nederlandsche vlag, en laatstgenoemd eiland lag een


op
Coen's voorstellen in Nederland. 79

versterking. De
Engelschen zetten zich nu neer op
het dicht onder den

Sumatra-wal gelegen Dit eiland


Lagoendi. was echter uitermate onge-

zond, en het drinkwater moest er van den overwal worden.


gehaald
In maanden
een
tijds overleden wel 300
paar er
Engelschen: de over-

levenden, die ten slotte zelfs te zwak zich


waren om tegen stroopende
Sumatranen te
verdedigen, smeekten De Carpentier, hen met Neder-

landsche Batavia
schepen naar over te
voeren, wat
hij deed. Kort na

Coen’s
terugkeer verlieten zij deze stad opnieuw zich
en
vestigden nu

inderdaad te Bantam, 1684


waar zij tot
zijn gebleven. Zij hebben er

echter, door hun middelen, de


geringe Compagnie weinig concurrentie

kunnen aandoen.

Coen was 9 September 1623 in het vaderland aangekomen, en


reeds

twaalf later deed


dagen hij in een bijeenkomst der Staten-Generaal een

voorstel tot
algeheele reorganisatie van de
werking der
Compagnie.
Den daarop volgenden dag werd hij in een te Amsterdam gehouden
vergadering door Heeren-XVII
rijkelijk beloond de
voor talrijke aan

de
Compagnie bewezen diensten. Op verzoek van de Staten-Generaal

werkte hij vervolgens voorstellen


zijn schriftelijk uit en
verdedigde die
ook
bij de Zeventien. Volgens Coen zat de Compagnie, door haar inrich-

ting en
werkwijze, te groote lasten. Een deel
op belangrijk van
de

scheepsruimte de vertrekkende vloten werd


op in
beslag genomen door
de over te voeren levensbehoeften ambtenaren
voor en
garnizoenen in

Indië, die garnizoenen kostten ook hun


overigens, door vervoer en

onderhoud, zeer veel geld. De Compagnie minder


zou, met
belangrijk
onkosten, grooter winsten behalen, indien
zij op haar voornaamste vesti-

gingen in Indië Nederlandsche


volksplantingen stichtte. De kolonisten

konden, met
behulp slaven, de
van
noodige levensmiddelen verbouwen
door eigen
en,
oefening in den wapenhandel, speciale garnizoenen over-

bodig maken. Zoodanige kolonisatie zou


ook
voor het moederland van

groot nut zijn, daar de aanwas van


bevolking er zoo groot was, ~dat het
volk door de
cleenheydt van t landt niet wel
geëmployeert can
werden
.

Men zou de kolonisten bestaan


een goed kunnen verschaffen, indien
de Compagnie hun, tegen betaling van patenten en
belastingen, den
handel tusschen de Indische
gewesten onderling overliet. Zelf zou de
Compagnie zich dan kunnen
bepalen tot het naar Nederland over-

voeren van de daar gewenschte winstgevende artikelen: in Indië zelf


80 Verzet tegen Coen’s vertrek.

in de vaart te houden. In het


behoefde zij dan niet zooveel schepen
kolonisatie
bizonder achtte Coen Batavia voor een dergelijke gunstig

slechts dan kunnen indien


gelegen. Het plan zou echter slagen, men

veel ende dochters, insonderheyt goede,


„mannen, vrouwen, jongers
overzond. Deze laatste toevoeging
„eerlycke lieden met goet capitael”
de
sloeg mogelijk op
de indertijd met Both meegezonden gezinnen, en

soldaten matrozen, die


in Indië gevestigde vrijburgers, gewezen en

de
berucht waren door hun ongebonden leven en ruw optreden tegen

Inlanders.

deze stelden
Ofschoon niet alle bewindhebbers heil
in
plannen zagen,

in het 1624 aantal handelsroutes


Heeren-XVII toch najaar van een

kolonisten, voorwaarde
„provisioneel” open voor vrijburgers en op

echter, dat nagelen, noten en foelie zouden opkoopen en ver-


zij geen

Rade tot het


voeren. Tevens machtigden zij Gouverneur-Generaal en

verzochten Coen,
van land aan
kolonisten. Tegelijkertijd zij
uitgeven
beschikbaar willen stellen. Coen
zich opnieuw voor het G.-G.schap te

verzocht uitstel, daar weder ongehuwd naar


nam dit aan, maar hij niet

het Eva
Indië vertrekken wilde. In April 1625 trad hij in huwelijk met

ander bezwaar tegen zijn


Ment, van Amsterdam, maar nu rees een

vertrek. De vertoornd over het Ambonsch proces,


Engelsche regeering,

dat zij een uitvloeisel achtte van Coen’s optreden tegen de Engelschen

wederuitzending. Dat
op
Poeloe Run en elders, protesteerde tegen zijn

wel de
Coen als hun voornaamsten tegenstander vreesden, blijkt uit
zij
verklaarde, dat
in Indië, die
woorden van den Engelschen president
Coen nog niet hoog genoeg
was!
de hoogste galg in Oud-Engeland voor

De Staten-Generaal, bevreesd voor nog ernstiger verwikkelingen met

verklaarden, dat Coen niet mocht ver-


de overzeesche concurrenten,

hebben beschikt. Tevens gaven


trekken, vóór zij daarop nader zouden

dat voorstellen handel voor kolonisten


zij te kennen, ze zijn tot vrijen

de wilden zien. Ook de bewindhebbers


eens ernstig onder oogen
nog
ten slotte vele
bleken zich op
dit punt nader beraden te hebben, en er

de kwestie
bezwaren in te vinden. Althans in 1626 gaven zij opdracht,
latei
van den vrijen handel voorloopig te laten rusten, terwijl een jaar

de Indische regeering uitdrukkkelijk werd voorgeschreven, geen vrijen

handel te gedoogen.
kennis hadden
Coen had de Staten-Generaal,
die hem persoonlijk in

gesteld van hun beslissing omtrent zijn


eventueel vertrek, geantwoord.
Coen ten tweeden male G.-G. 81

dat
juist de groote moeite, die
Engeland zich gaf om zijn terugkeer naar

Indië verhinderen, kon zijn het dat zijn


te een
bewijs van
belang,

aanwezigheid daar voor deze landen hebben kon. Hij is in Maart 1627

toch vertrokken, zonder dat een nadere beschikking der Staten-Generaal

of De bestuurderen Holland Zeeland


gevraagd gegeven is. van en

hadden als hun dat wille den


meening uitgesproken, men ter van

de deze landen mocht verkorten,


Engelschen koning vrijheid van niet

het dat de heeren de Compagnie het


en
schijnt, van
daarop maar

gewaagd hebben. Dat het vertrek met groote geheimzinnigheid is behan-

deld, wel daaruit, dat de resolutiën Heeren-XVII daar-


blijkt in van

omtrent niets te vinden is. Bovendien vernamen verschillende opva-

renden de vloot weken het vertrek, dat Coen zich


van eerst eenige na

boord bevond. En het vertrek der vloot,


aan toen, zes dagen na een

de de Staten-Generaal
vertegenwoordiger van Engelsche regeering aan

inlichtingen vroeg naar aanleiding van het


gerucht, dat Coen vertrokken
zou zijn, kon het antwoord luiden ~dat Coen geen consent en
heeft ver-

docht ende dat Haar Ho. Mo. vertrek


van sijn geen kennisse hebben”.

Eind September 1627 kwam de derde maal Indië


hij voor in aan, en

weldra het door hem rendez-vous, Batavia,


moest
hij gestichte tegen

ernstige vijandelijke aanslagen verdedigen.

Van de Inlandsche had de de


rijken op Java Compagnie in jaren
de stichting Batavia het stellen het
voor en na van meest te
gehad met

nabijgelegen Bantam, welks rijksbestuurder, zooals we den


zagen,

handel der Nederlanders steeds had Na


bemoeilijkt. de
inneming van

Jacatra was de Compagnie tot de blokkade van Bantam overgegaan

deze blokkade duurde Coen’s


en
nog voort bij terugkeer in 1627. Spoedig
zou blijken, dat ook de andere groote inheemsche staat Java,
op

Mataram, de der Nederlanders dit eiland niet


vestiging op maar zoo

kon goedkeuren. Na dood had zijn het


Soetowidjojo’s opvolger gebied
Mataram uitgebreid, door 1602 1604 Demak
van nog in
Japara, in te

Er de Compagnie veel dit machtige


veroveren. was aan
gelegen, met

goeden daar het de


rijk op voet te staan, voornaamste producent was

haar
van
rijst, welke de Compagnie, als victualie voor schepen en voor

de bevolking der niet missen kon. Voor


en
garnizoenen specerij-eilanden,
den opkoop dier rijst had de Grissee die
aanvankelijk loge te gediend,
echter bij de inname dezer plaats door Mataram in 1613 was vernield.

6
82 Soenan Agoeng van Mataram.

Both had toen toestemming gekregen tot stichting eener factorij te

de kantoor Kort
Japara, waar Compagnie een voorloopig ingericht had.
de Agoeng (1614 —1646) hem door Both
daarop gaf panembahan een

gezonden gezant toestemming, een permanent steenen


gebouw te Japara

richten. Door den


op
te
tegenwerking van
invloedrijken regent van

het
Kendal was dit echter nog niet geschied, toen in Augustus 1618

tijdelijke gebouw werd verbrand en de bezetting gedeeltelijk vermoord,

gedeeltelijk gevangen genomen


werd. Het schijnt, dat in het baldadig
aldaar de oorzaak dit optreden
gedrag der Compagniesdienaren van

moet worden gezocht. Toen het den door Coen met 4 schepen gezonden

commandeur Martensz niet de stak


gelukte, gevangenen vrij te
krijgen,
brand; op de specerij-
hij een gedeelte van Japara in zijn terugkeer uit

eilanden in Mei 1619 deed Coen zelf het grootste deel dier stad opnieuw

vlammen De liet dat hij de


in
opgaan. panembahan daarop weten,

indien de
gevangenen wilde vrijlaten, een gezantschap van Compagnie

hem dit hofplaats Karta kwam afsmeken. Hij drong overigens


op zijn

aan op een jaarlijksche hofreis door een Compagnies-vertegenwoordiger

naar Mataram, waar Coen niets voor voelde, daar dit het karakter zou

dragen van een leenhulde.

Intusschen Agoeng bezig in


was Oost-Java geheel te
onderwerpen;
veroverde Toeban het volgende werd Grissee
1621 hij en jaar ten twee-

denmale verwoest. Het was plan, zich ook van het zelfstandige
zijn
dezer
Soerabaja meester te maken, wat echter, door de
ligging plaats

aan zee, tegenover


het aan Mataram vijandige Madoera, eigenaardige

meebracht. Daarom richtte hij zijn blik voorloopig


moeilijkheden naar

1622 verschenen hem Batavia, die


het Westen. In Juni gezanten van te

Coen een bondgenootschap tegen Bantam voorstelden, en opnieuw aan-

het zenden Karta. Op het


drongen op van een gezantschap naar eerste

wilde Coen niet ingaan; zijn de rivalen Bantam Mataram


politiek was, en

elkaar kunnen Bovendien zag hij terecht in, dat,


tegen te uitspelen.

wanneer
Bantam eenmaal Mataramsch was, Batavia aan de beurt zou

komen. Wel vertrokken in 1622, 1623 en 1624 gezantschappen naar

Mataram, die de gevangenen vrij kregen en aandrongen op geregelder


militaire verbinden.
rijstlevering, zonder zich tot een samenwerking te

Doch in 1624 vroeg Agoeng, die kort te voren West-Madoera veroverd

had alle hoofden dit eiland gruwelijke had laten


en van op wijze

ombrengen, aan
het
gezantschap den steun van ’s
Compagnies schepen
Batavia bedreigd. 83

bij de
insluiting van Soerabaja. De
gezanten verklaarden, tot
zoodanige
toezegging niet bevoegd te zijn. doch het verzoek aan De Carpentier
zullen
te overbrengen. Maar in 1625 viel
Soerabaja den Matarammers
in handen, zonder hulp van de Compagnie. Agoeng nam nu den
weidschen titel Soesoehoenan
aan van (wien men onderworpen is)
en wilde nu recht heerscher
eerst van geheel Java worden. Zijn eisch

aan Bantam, zich vrijwillig onder


om
zijn opperhoogheid te
plaatsen,
werd evenals
afgewezen, het tot De
Carpentier gerichte voorstel tot

gezamenlijke verovering dezer plaats. Hierover verstoord, weigerde


Agoeng in 1626 een Nederlandsch
gezantschap te bereidde
ontvangen, en

in stilte een
onderneming tegen Batavia voor. Een opstand van den

regent van Pati in 1627 noodzaakte hem, dat


voor
jaar zijn plannen tegen
Batavia uit te stellen, en inmiddels Coen aldaar teruggekeerd.
was

Vond Coen
bij zijn terugkeer na 41/2 jaar Batavia ook uitgebreid,
haar handel leed zichtbaar onder de
oorlogstoestanden op Java. Ook
dreigden de stad Bantam kwam
ernstige gevaren. steeds meer in verzet

tegen de zijn handel belemmerende blokkade, en in Mataram broeide


iets, zonder dat men precies wist, wat. Herhaalde invallen van benden

stroopende Bantammers in de Bataviasche Ommelanden


noopten Coen
tot
verdubbeling der
wachtposten de
en
versterking van wallen. Een

poging tot
overrompeling der stad in den Kerstnacht 1627 kon
van
nog
juist verijdeld worden. Den meesten
zorg maakte Coen zich het
over

tekort aan verdedigers. Het kasteel de stad


en konden, de weerbare
burgers medegerekend, over niet meer dan 500
een
goede man beschik-
ken, wat veel te stad dan
weinig was voor een van meer een uur omtrek.
\Vel lagen aantal
er een
schepen op de reê, doch de bemanning daarvan

kon
moeilijk gemist worden. En wat de 3000 Chineesche
ingezetenen
„hunne
aangaat vechtwyze is gemeenlijk de vlucht”. Coen deed intus-
schen wat hij kon, om materieel en
personeel goed
zoo mogelijk op alle

gebeurlijkheden voor te bereiden, en weldra bleek, dat deze


maatregelen
geenszins overbodig waren.

13 April 1628 verscheen een Mataramsch die den


gezant, opnieuw
bekenden
tweeledigen eisch overbracht: een
bondgenootschap tegen
Bantam de
en
uitzending van een
gezantschap, om den Soesoehoenan
hulde te
bewijzen. Coen wees beide eischen
onmiddellijk van de hand.
Den 22en
Augustus ankerde een vloot van 59 Javaansche schepen voor
84 Tweemaal belegerd.

de stad; zij bracht een rijke lading runderen, rijst, klappers en suikerriet

Coen zekerheidshalve de buiten


aan. Na lossing liet schepen weer op

de reede brengen; desondanks had in den nacht van 25 op 26 Augustus


aanval het kasteel Na 5
een op plaats. een vinnig gevecht van uren

de aanvallers Den vertoonde zich


moesten wijken. volgenden dag aan

den
de landzijde van de stad een Javaansch leger, onder leiding van

Kendal, Bahoeraksa. Coen de ambachts-


regent van wapende burgers en

lieden, ontbood zooveel scheepsvolk, deed in den avond


mogelijk en

10 waardoor de aanvallers zich eind


van September een uitval, een

hun oude
moesten terugtrekken. Spoedig echter bezetten zij loopgraven
richtten den 21 ’s avonds laat, den
weer en zich en September, tegen

den
reduit Hollandia, die, slechts door 24 Nederlanders bezet, ganschen

de aanvallers den zond Coen


nacht wist te weerstaan. Tegen morgen

versterking, en
de vijand werd andermaal teruggeslagen. Nu volgde
maand Coen alle beschikbare
een van rust, waarin manschappen ver-

zamelde, en 21 October met totaal 2800 man een


aanval op
het

deed. Het volledig: Bahoeraksa


Javaansche legerkamp succes was

echter het
sneuvelde en zijn leger werd
uiteengedreven. Nog was

later kwam nieuw Soenans-


gevaar niet geweken, want twee
dagen een

de stad insluiten. Een


leger van
25000 man onder Soera Ngalogo

hernieuwde aanval Hollandia had evenmin toen trachtte de


succes:
op

vijand Batavia van haar watertoevoer te berooven, door de Tji-Liwoeng


boven de stad af te dammen, doch ook dit lukte niet. Inmiddels brak

de regentijd door en
weldra dwongen ziekten en gebrek Soera Ngalogo,

breken. Vóór den liet hij de


het
beleg op
te hij terugtocht aanving,

die Hollandia haar


afdeeling, er niet ingeslaagd was te nemen, met

aanvoerders dood De Hollanders telden 744 door-


beide ter brengen.
stoken lijken!

Een eerste gevolg van


het met succes afgeslagen beleg was een

de Bantam; Maart 1629 werden de vaart


verbetering in houding van in

en
handel tusschen deze plaats en
Batavia hersteld.

In kwam het Coen


Mataram
gaf het echter nog niet op. Juni 1629

dat Cheribon voorraden levensmiddelen


ter oore,
in
Tegal en groote

werden opgeslagen, ongetwijfeld bestemd voor een nieuw Javaansch

liet die voorraden vernielen, inderdaad kwam weldra de


leger. Hij en

Batavia werd tweeden male De aanvallers


vijand opdagen: ten belegerd.
17
waren thans van goede kanonnen voorzien en openden September
Coen’s dood. 85

het de stad. Coen


geschutvuur op was sedert eenigen
tijd ziek; hij leed

aan dysenterie, hield zich


maar met
buitengewone geestkracht op,
zelf de
om
verdediging te blijven leiden. Den avond van 20 September
nam hij nog deel aan het
gemeenschappelijk maal, waarbij alle aan-

ziftenden getroffen werden door


zijn bleek en
afgemat uiterlijk. Na tafel
kreeg hij plotseling een
cholera-achtigen aanval en overleed nog den-

Het kasteel de stad 1629.


en Batavia in

(Ontleend nan:
Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)

zelfden nacht. Kort dood had


voor zijn hij dominee Heurnius zich
bij
dien den doen
geroepen en naam
opteekenen van dengene, welken hij als
opvolger aanwees. Wij weten niet, welke naam dit was. De Raad van

Indië evenwel besloot,


over een opvolger te
stemmen, en
daarbij Coen’s

aanwijzing voor één stem te doen gelden. De uitslag was, dat met 5 van

de 8 werd het
stemmen
gekozen eerste lid van den Raad, Jacques Specx,
die den Coen’s
juist morgen na
overlijden uit het vaderland was terug-
86 Jacques Specx.

Het dat dit de door Coen


gekeerd. staat vast, niet genoemde was

Coen werd 22 het stadhuis


September met groote statie
in
begraven,
daar de kerk gedurende het eerste
beleg was af gebrand. Vier dagen vóór

zijn dood was


hem een dochtertje geboren.
Dank de voorraden, leverde het
zij tijdige vernieling van ’s vijands

tweede beleg weinig gevaar voor de stad op: door honger gedwongen,

de belegeraars den 2den October den terugtocht. Batavia had


begonnen
de doorstaan
vuurproef en in

aanzien belangrijk gewonnen.

Bantam stond de
weer oprich-

ting eener factorij daar ter

plaatse toe.

Jacques Specx, die de grond-


den Nederlandschen
slagen van

handel in Japan had gelegd,


heeft tot 1632 het opperbewind

steeds als
gevoerd, provisio-
neel Gouverneur-Generaal, daar

Heeren-XVII zijn verkiezing


door den Raad van Indië nooit

hebben hem 1632


bevestigd, en in

terugriepen. Zij hadden toen den

bewindhebber en oud-dienaar

der Indië, Hen-


Compagnie in

drik Brouwer, benoemd tot


op-

volger van „onzen vorigen Gou-

verneur-Generaal Jan Pieters-

zoon Coen." Uit deze woorden

benoe-
blijkt wel, dat zij Specx’
Hendrik Brouwer, G.-G. van 1632 tot 1636
niet erkenden. Deze heeft
ming
aan: Oud en Nieuw Oost-lndien.)
(Ontleend Valentijn.
zich niettemin verdienstelijk ge-

verdere organisatie Batavia. De Chi-


maakt voor de uitbreiding en van

neezen daar ter


plaatse bodeih hem, ter erkenning zijner verdiensten voor

de stad, een gouden gedenkpenning aan.

Hendrik Brouwer reeds tweematl in Indië en had van


was geweest,

1614 de leiding den handel Japan Heeren-XVII


1613 tot van in gehad.
Hendrik Brouwer. 87

hadden hem strenge instructies tegen den particulieren handel der vrij-

Dezen mochten slechts als perkeniers Banda,


burgers medegegeven. op

dan
of als ambachtslieden werkzaam zijn, terwijl overigens niet een zeer

Batavia uit, enkele hen openbleef.


beperkte handel, van langs routes voor

Mataram
Een poging van Brouwer, om de goede verstandhouding met

te herstellen, mislukte, en
het daartoe uitgezonden gezantschap werd er

den
in arrest gehouden. Met een aantal tijdens oorlog gevangen ge-

nomenen hebben deze menschen te Mataram een ellendig bestaan voort-

de overlevenden in 1647, Agoengs dood, werden


gesleept, tot eerst na

vrijgelaten.
In het algemeen is Brouwer’s bestuur weinig krachtig geweest: van uit-

den handel terreinen evenmin als onder


breiding van op
nieuwe was,

De had overeenkomst Perzië


Specx, sprake. Carpentier nog een met

den
gesloten en in 1623 een loge gevestigd te Gamron (Eender-Abbas);
Chineeschen handel had hij in
door Coen met weinig succes geopenden
1624 verplaatst van Pehoe, een der Pescadores, naar Formosa. Eerst

Brouwer Antonio Diemen, in dit andere opzichten


s opvolger, van zou en

het werk van Coen en


De Carpentier voortzetten.

De het
Literatuur:
Jhr.
Mr.
J. K.
J. de Jonge, Opkomst van

Oost-Indië, Prof. Dr. H. T. Col


Nederlandsch gezag in V; e n-

brander, Koloniale Geschiedenis 11, blz. 120, e. v.; dezelfde, Jan


Pieterszoon Coen, IV, blz. 575 e.v.;
Dr. F. de Haan, Oud-Batavia, I,

blz. 80 e. v.;
Dr. F. W. Stapel, De Ambonsche „Moord*' in Tijd-

schrift voor de Indische Taal- Land- en Volkenkunde, 1923 blz. 209 e. v.;

het Nederlandsche Volk, 11,


Prof. Dr. P. J. Blok, Geschiedenis van

blz. Dr. H. F. M. Een Hollander, blz.


545 —547; Huybers, kranig
I, blz.
120 e.v.; Prof. Mr. J. E. Heeres, Corpus Diplomaticum
183—191, 195—197.
6. ANTONIO VAN DIEMEN.

Van Diemen, geboortig uit Kuilenburg, had zich op


zijn 23ste jaar als
koopman te Amsterdam
gevestigd, waar hij echter weinig succes had en

al failliet
spoedig ging. Hij wilde nu zijn geluk in Indië gaan
beproeven.
Een faillisement gold in de 17de echter als
eeuw een groote schande, en

de het
bij Compagnie bestond voorschrift, dat
geen gefailleerden in dienst

mochten worden werden adem


genomen: zij in één genoemd met mis-
j

dadigers, eerloozen en ...


.
Roomschen. „Om in
eenige ampten na Indiën

te senden mogen niet aengenomen werden die de paepsche


gefailleert, van

religie ofte delicten


van eenige betigt en met infamie genotieert sijn.”

Zoo bleef Van Diemen niet anders dan


over een
meergebruikten weg
zich onder
te volgen en een valschen naam te laten aanmonsteren; hij
vertrok in 1618 als onder den Thonis Meeusz.
soldaat, naam
Spoedig
zijn vertrek kwamen Heeren-XVII achter het
na
bedrog, en zij waar-

schuwden de Indische „daeromme


regeering ghylieden tegens syne prac-

tycken goede ordre dient te stellen”. Met een korte onderbreking bleef

Van Diemen ruim 26 Indië werkzaam werd de


jaar in en hij een van

allerbeste dienaren, welke de Compagnie heeft Kort


ooit
gehad. na zijn
aankomst dienst
ging hij in burgerlijken over en
maakte de eerste be-

vorderingen onder den naam Meeusz, tot Coen, vóór vertrek in 1623,
zijn
den dien
man, hij 3J4 jaar „met een goet vernoegen" bij de boekhouding
gebruikt had, onder zijn waren naam tot opperkoopman bevorderde. Reeds

in 1625 werd lid den Raad Indië


hij nu van van en een jaar later Directeur-
Generaal den handel. In 1631 vertrok
van
hij als admiraal der retourvloot
naar Nederland, maar was het volgende jaar weer in Indië terug. Den

len Januari 1636 nam


hij het opperbewind over van Hendrik Brouwer,
Van Diemens Werkzaamheid. 89

heeft velerlei merk-


en in de negen jaar van zijn G.G.-schap hij op gebied

waardige resultaten bereikt.

Wij zullen van Diemen’s werkzaamheden achtereenvolgens bespreken

de terreinen:
op volgende

Bevestiging van de specerijen-monopolies in de Oostersche kwartieren

Ontdekkingsreizen naar on-

bekende landen.

de
Strijd tegen Portugeezen

in Voor-Indië en
Malakka.
op

Batavia
Ontwikkeling van

als centrum van


’s Compagnies

rechtspraak en administratie.

Regeling der verhouding

tot de vorsten van


Bantam en

Mataram.

Reeds het bewind


gedurende

van Specx en Brouwer hadden

zich in de „Ambonsche kwar-

tieren". hoofdzakelijk op
Zuid-

Ceram, allerlei moeilijkheden


verband de
voorgedaan in met

der
levering kruidnagelen, waar-

toe die streken contractueel ver-

plicht waren. Zuid-Ceram stond

van ouds onder de sultans van

Ternate, die er hun door


gezag

stadhouders lieten
(kimelaha’s)
uitoefenen. Hoewel sultan Ham-
Antonio van Diemen, G.-G. van 1636 tot 1645.
dja (1627 —1648) in bondge-
(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)

stond de Com-
nootschap met

haar de
pagnie, en hij in
bepaalde gebieden met
gemeenschappelijk
sóuvereiniteit heette bezitten, werkten
te zijn kimelaha’s de Compagnie
de het der
herhaaldelijk tegen, en hielpen bevolking in ontvoeren

'

specerijen, waarbij Makassar een groote rol als tusschenstation speelde.


Een ondernomen Zuid-Ceram onder
in 1635 poging, om met geweld
’s brengen, mislukte, mede doordat al
Compagnies gezag te spoedig
90 De Molukken, Makassar en
Boeton.

dan de helft der Nederlandsche ziek Dit échec


meer
troepen lag.
deed het die streken 't 1636 werd
verzet in toenemen, en in begin van

zelfs het hoofd Ambon, de door de


voornaamste van kapitein-Hitoe,

Compagnie van ontrouw verdacht, gevangen genomen en naar Batavia

daad maakte
gevoerd. Deze onvoorzichtige een ongunstigen indruk, ook

de vele Amboneezen, die de steeds


op Compagnie trouw waren gebleven;
de toestand werd Toen vertrok Van Diemen zelf 30
bedenkelijk. op

December 1636 vloot 17 zeilen Ambon.


met een van naar Nog in
Januari
1637 het sterke Luciella, de der verzetslieden
nam
hij hoofdvesting op

Ceram, legde Nederlandsche Door verzoenende


en er een bezitting in. een

houding Ambon zelf, daar den toestand


op wist hij belangrijk te ver-

beteren; hij herstelde den uit Batavia meegevoerden Kakiali in


weer zijn
als kapitein-Hitoe. Deze toonde zich dat herstel door
gezag onwaardig,
zich, na Van Diemen’s vertrek, weer in verbinding te stellen met de

Ternataansche kimelaha’s op
Ceram en Boeroe. Doch in Februari 1638

verscheen Van Diemen andermaal op Ambon en sloot er, met den

daarheen sultan overeenkomst


persoonlijk gekomen Hamdja, een ter

bevestiging en versterking van het bestaande bondgenootschap. De

kimelaha Leliato werd de Nederlanders


van daarbij aan uitgeleverd, en

de verdere resultaten gaven Van Diemen het recht in de


zijn rapport aan

Heeren-XVII te schrijven: ~U.Ed. gelieven maer in d’Ambonse saecken

gerust te wesen."

Van bezoek Ambon had Van Diemen


zijn eerste aan terugkeerende,
ook Makassar aangedaan, dat een nachtmerrie van de Compagnie was.

doordat het de „smokkelaars” in


specerijen tot zich trok, en een open

markt Denen hun


vormde, waar Portugeezen, Engelschen, Franschen en

kantoren hadden. De stond dan ook al sedert 1616


Compagnie met

Makassar Van Diemen thans vrede


op voet van oorlog. slaagde er in,

sluiten, de sultan erkende ’s rechten de specerij-


te en Compagnies in

Makassaarsche
gewesten door te verklaren, dat zij het recht had vaar-

in die gewesten aangetroffen, te nemen of te vernielen. Bij zijn


tuigen,
tweede bezoek aan
Ambon in 1638 zond Van Diemen een strafexpeditie

naar Boeton, welks vorst ook herhaaldelijk het ontvoeren van specerijen

begunstigd had.

Door dit krachtig optreden werden de


monopolierechten der Compagnie

versterkt, al kon ook algeheele der


belangrijk van een uitroeiing

smokkelarij niet gesproken worden.


nog
Optreden op
Ceilon. 91

Ceilon Malakka de eerste helft der 17de krachtige


nog in
en waren eeuw

steunpunten van de koloniale macht der Portugeezen. Op het eerst-

bezet: Colombo, Punto de Gale,


genoemde eiland hadden zij alle havens
de
Negombo, Trinconomale en Batticaloa. Sedert 1632 zetelde in Kandi,

het binnenland
in
gelegen hoofdstad van het gelijknamige rijk, de bekende

de
Radja Singha, „keyser van Ceylon”, die met toenemendenwrevel deze

machtspositie der Portugeezen in zijn land aanzag, doch niet in staat was,

hen In 1638 richtte schriftelijk voorstel Carel


te verdrijven. hij een tot

kantoren de Koromandelsche
Reyniersz, gouverneur van ’s Compagnies op

kust, den binden. Van


om gezamenlijk strijd tegen de Portugeezen aan te

Diemen ging er gaarne op in en liet, tevens in verband met


zijn plannen

tegen Malakka, van


1637 af de ~bhare van Goa", de hoofdplaats der

den blokkeeren. Met


Portugeesche koloniën, en residentie van vice-rey,

den vorst Byapoer stichtte de Compagnie in dat


toestemming van van

versterkte loge Noorden


jaar een te Wingurla, eenige mijlen ten van

Goa het den


gelegen. Zoo werd Portugeezen moeilijk gemaakt, van deze

plaats uit hun landgenooten op


Ceilon en in Malakka te ondersteunen.

Nadat Maart 1638 de stad Kandi


in een afdeeling Portugeezen ge-

buit beladen troepen werden echter den


plunderd had - de zwaar met
op

overvallen verscheen
terugtocht in een pas
en
grootendeels vernietigd
kort Compagniesvloot onder Adam Westerwoldt, die in
daarop een er

de vesting Batticaloa de Als


slaagde aan
Portugeezen te ontnemen. gevolg
dit sloot deze de
op succes hij een verdrag met
Singha, waarbij aan

Compagnie het monopolie in kaneel verleende, en zich verbond, alle

oorlogskosten te betalen. Batticaloa kreeg een Nederlandsche bezetting.

Het 1639 bracht een nieuw succes, toen een vloot onder Anthony
jaar
Caen Mei Trinconomale De beide, thans door de
in nam. Compagnie
bezette havens, lagen echter aan de onvruchtbare Oostkust, terwijl de

kaneelrijke Zuid- Westkust handen der


en nog
in
Portugeezen waren.

Doch reeds in 1640 wist Minne Willemsz. Keertekoe door een stormloop

Nu echter zich maken


Negombo te nemen. begon Singha ongerust te over

de toenemende macht der Nederlanders; zijn wantrouwen groeide aan,

hem bleek, dat de overeenkomst het Neder-


toen in 1638 gesloten in

landsche contract anders omschreven stond, dan in de hem gegeven

Portugeesche vertaling. Hij verklaarde daarop, de betrekkingen met de

Nederlanders af te breken. Gelukkig slaagde de nieuwe commandeur,

Willem Coster, weldra de verhouding


Jacobsz. er in, vriendschappelijke
92 Verovering van Malakka.

herstellen nadere overeenkomst, die


te bij een bepaalde, dat de Neder

landers de veroverde Trinconomale,


vestingen, met uitzondering van

zouden
blijven bezetten, totdat Singha de door de Compagnie gemaakte
in kaneel hebben daarna zouden dan
oorlogskosten zou terugbetaald: ze

één versterking mogen


behouden. Nu richtte Coster zich tegen
het
belang-
hem 13 Maart 1640 in handen viel. Helaas werd
rijke Punto de Gale, dat
Coster kort daarop door onderdanen van Singha buiten diens mede-

weten, naar hij verklaarde verraderlijk overvallen en vermoord.

Portugal, in 1640 van de Spaansche overheersching bevrijd, sloot in

den
loop van het volgende jaar bij het Haagsch Verdrag een
tienjarigen
de Vóór het had de Portu-
wapenstilstand met Republiek. zoover was,

geesche onderkoning in Goa een krachtige expeditie op touw gezet, met

het doel, de Ceilon verliezen herstellen.


op geleden te Zijn troepen slaag-
den hernemen Gale in sluiten, de
er in Negombo te en te maar Compagnie
verdreef hen andermaal uit eerstgenoemde plaats en ontzette Gale. Na

werd 1644 overeenkomst


langdurige onderhandelingen in een gesloten,
de omheen
volgens welke Gale en Negombo, met er gelegen kaneellanden,
handen de de
in van Compagnie bleven, terwijl Portugeezen het sterke

Colombo behielden.

Sedert de mislukte Malakka door Matelieff 1606


aanslagen op in en

Van der Haghen in 1615, had de Compagnie eenige malen


toenadering
verklaard vijand de Portugeezen Doch
tot
Atjeh gezocht, dat een van was.

verschillende redenen
van een samengaan
met
Atjeh was om niets
ge-

komen, Malakka werd oorzaak van toenemende ergernis voor de


en een

dat de vijandige gezindheid verschil-


Compagnie. Herhaaldelijk bleek, van

lende Inlandsche vorsten, met name den Soenan van Mataram en den

Sultan van Makassar, van Malakka uit


gevoed werd, doordat de

hun verleenden of althans Daarom liet de


Portugeezen steun toezegden.
sedert 1633 het Malaksch „bezetten",
Compagnie vaarwater en met

succes.
In 1636 schreven Gouverneur-Generaal en Rade naar Holland,

dat de handel van


Malakka sterk verminderde en daarentegen die van

Batavia accresseert.” De slotte zelfs


„dagelijcks Portugeezen kregen er ten

de dagelijksche levensbehoeften, spionnenberichten


gebrek aan en
volgens
Van
was de stad in 1639 „byna in d'uyterste extremiteyt gebracht.”
alles haar kreeg
Diemen besloot nu, er op te zetten om te nemen: hij
1640 het
krachtigen steun van Djohor, en 2 Augustus begon eigenlijke
Malakka, uit zee gezien.

(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)


94 Ontdekkingsreizen.

beleg onder Keertekoe. Gedurende vijf maanden verdedigden de Portu-

zich moed, het beleg kwam de


geezen met groote hardnekkigheid en en

Compagnie, mede door de vele ziekten, op een verlies van 1000 man te

staan. 14 Januari 1641 ondernamen de belegeraars een


verwoeden storm-

zich
loop en gaf de bezetting over. Van de in haar
bloeitijd 20 000 zielen

tellende bevolking bleek de in puin stad slechts 1400


liggende er nog

hebben
te overgehouden.

Als
weinigen onder ’s Compagnies dienaren was Van Diemen overtuigd
het ~het resterende onbekende deel des aard-cloots” doen
van
belang te

verkennen. Zijn overtuiging, dat ten Zuid-Oosten van Indië onbe-


nog

kende landen byna als d’oude


moesten
liggen, „vermoedelijck soo groot

ofte nieuwe wereld’, bracht hem tweetal


er toe, een
ontdekkingsreizen
derwaarts onder Abel
te organiseeren, leiding van Janszoon Tasman en

Frans Jacobsz. Visscher. De eerste van dit tweetal ervaren zeelieden had

op het al eenige 1639


gebied van ontdekkingsreizen ervaring opgedaan; in

toch onder Hendricksz. Quast Tasman,


waren twee schepen, Matthijs en

aan
het zoeken getrokken naar een fabelachtig goudrijk eiland, dat, volgens
oude Portugeesche berichten, 400 mijlen Oostelijk van Japan zou zijn
Na maanden wel verschillende kleine
gelegen. vier zoeken, waarin ze

eilandjes hadden ontdekt, die echter aan de beschrijving niet beant-

woordden, waren ze door ziekte van het volk gedwongen, onverrichter

zake terug te keeren. Een tweede tocht, onder Maarten Gerritsz. de Vries,

1643 hetzelfde doel ondernomen, leidde de


in met tot ontdekking van

Sachalin, maar het goud-eiland bleek onvindbaar.

Wat het bestaan van een Zuidland Terra Australia •

aangaat,

daaromtrent bestond geen twijfel meer. Herhaaldelijk toch waren schepen

de de de Goede Batavia,
van Compagnie, op reis van Kaap Hoop naar

de Westkust Australië verzeild, ook reeds enkele tochten


op van terwijl
de Noordkust Nieuw-Guinea hadden
tot verkenning van en plaats gehad.
Doch bij die gelegenheden waren slechts enkele punten dier kusten aange-

daan of gepeild; van samenhang en vorm van


het land was evenmin iets

bekend als van de bewoners en de mogelijkheid, er handelsprodukten te

vinden. Tot dusver was het eenige resultaat, dat men het open vak
op

der zeekaarten, prijkende met de woorden: „terra incognita”, enkele ver-

strooide kustlijntjes, eilanden of klippen had kunnen plaatsen, met Neder-

landsche als: Houtmans-


namen Dirck-Hartoghseiland, Kaap Keerweer,
Nieuw-Holland. 95

Golf Carpentaria De Arnhemsland,


rotsen. van naar Carpentier —,

Eendrachtsland, enzoovoort. Van Dieraen oordeelde het de Com-


voor

pagnie van groot belang, meer omtrent het Zuidland te weten te komen.

19 1642 vertrokken Tasman Visscher de


Augustus en met schepen
Heemskerck Zeehaen. zich Mauritus
en Zij moesten eerst naar begeven,
dat sedert 1638 door de bezet: vandaar zouden Zuid-
Compagnie was ze

waarts en vervolgens Oostwaarts-aan stevenen, om


aldus uit den Indischen

in den Grooten Oceaan te komen, en alle landen te verkennen en in kaart

Ten slotte dan Nieuw-Guinea heen


te
brengen. moesten ze om terug-

keeren. Na Mauritius de laatste hand de


op aan uitrusting gelegd te

hebben, vertrokken 29
ze
begin October van daar en zagen
November het

land opdoemen, ~by Europysch volck bekent”. Door


eerste
geen nogh
het de kust
hevige branding was onmogelijk, met booten te naderen, maar

de scheepstimmerman zwom er aan een lijn heen, en plaatste er een paal


de het ontdekte gebied werd Van Diemensland
met
Prinsenvlag: eerst

genoemd, t) Opnieuw ging het nu Oostwaarts, tot men na


14
dagen door
Zuid-Noord loopende kust gedwongen werd af
een te
buigen. Ze wierpen
weldra het anker uit in een baai, die, naar een hachelijke ontmoeting met

vijandige inheemschen, „Moordenaarsbaai” geheeten werd. Het land, dat

den Staten-land het


ze naam gaven, is huidige Nieuw-Zeeland; de

Moordenaarsbaai is de ingang van Straat Cook. Verder Noordwaarts

zeilende, bereikten 6 Januari 1643 de „Staten-eiland”,


ze Noordpunt van

die ze Kaap Maria van Diemen noemden. De uit het Oosten aanschietende

hun terecht vermoeden, dat


deining deed ze den Grooten Oceaan voor zich

hadden. deden
Achtereenvolgens ze nu de
Vriendschaps- of Tonga-
eilanden de Salomons-eilanden
en Fidsji-eilanden aan, om langs en

Nieuw-Guinea den komen.


weer in
Archipel te 15 Juni 1643 lagen ze weer

op
de reede van Batavia: Australië was voor
het eerst omgezeild.
Van Diemen’s
Tegen verwachting was echter van
het
eigenlijke Zuid-

land, thans Nieuw-Holland geheeten, weinig bekend geworden. De ge-

de enkele plaatsen, de
gevens van waar men met
bevolking in
aanraking
was
gekomen, waren nog maar zeer onvolledig en
weinig bemoedigend
handelsrelatiën. Van Diemen echter den moed niet op
voor
gaf en wilde

het elders nogmaals probeeren. In 1644 zond Tasman


hij en Visscher

andermaal uit, thans schepen, de Noordkust,


met vier ter
verkenning van

*) De plaats, waar de vlag geplant werd, lag nabij het


tegenwoordige Hobart op
Tasmanië.
96 Tasman’s tweede Reis.

en tevens om te onderzoeken, of er tusschen het vasteland en Nieuw-

tocht werden verschil-


Guinea al dan niet een
doorvaart was. Op dezen

lende deelen van de Noordkust en


de Golf van Carpentaria bezocht; men

vond er slechts een bevolking, „sonder rijs noch eenige considerable

ende op vele menschen.”


fruyten, seer arm, plaetsen quade genatureerde

Uit het worden het de Oostzijde van


ondieper van vaarwater naar ge-

Australië vastzat;
noemde golf leidden ze af, dat Nieuw-Guinea aan een

l
doorgang zagen ze niet ).

Kaart der ontdekkingsreizen van Tasman.

(Ontleend aan: Valentijn. Oud en Nieuw Oost-Indien.)

In zijn rapport aan Heeren-XVII erkent Van Diemen, dat de bereikte

den handel beloven, dat


resultaten weinig voor maar hij meent, een

kan vallen, als het binnenland nader is verkend. Dit kan


beslissing eerst

echter slechts geschieden, als zich bij zoo’n expeditie menschen bevinden,

de 1762 Manilla veroverden, bleek hun daar uit de archieven,


>) Toen Engelschen in

Vaez de reis Amerika de


dat reeds in 1607 de Spanjaard Luiz Torres, op van naar

tusschen Naar hem is die


Philippijnen, Australië en Nieuw-Guinea was doorgevaren.
doorvaart sedert Straat-Torres genoemd.
Ontwikkeling van Batavia. 97

die groote onderzoek hebben,


belangstelling voor een dergelijk moeilijk en

bovendien niet, als Tasman en de door omschreven


zijnen, een nauw

instructie al in hun handelen „Landen


te zeer
vrijheid van zijn beperkt.
t’ ondersoecken is yders werck niet”.

Van Diemen’s uitnemend


bestuursperiode is van belang geweest voor

de ontwikkeling Batavia. Door 1639 Bantam


van een in met gesloten
de
wapenstilstand, eindigden strooptochten der Bantammers in de Omme-

landen, hier ontwikkelde zich door Chineezen


en nu een, hoofdzakelijk

gedreven, landbouw-industrie. Naast den verbouw van klappers en de

gewone voedingsproducten, alsmede de der ouds bestaande


exploitatie van

arakbranderijen, ontstond in deze bloeiende suikerfabricatie;


jaren een

de suikermolens werden door trekossen of waterkracht De


gedreven.
nieuwe industrie niet alleen de behoeften,
voorzag in
plaatselijke maar

kon flinke hoeveelheden uitvoeren.


nog

De val Malakka kwam de Batavia’s handel


van
ontwikkeling van in

die dat de konden worden


mate ten
goede, plaatselijke uitgaven geheel
bestreden door de tollen
opbrengst van en havengelden.
Uit
zijn particuliere geldmiddelen liet Van Diemen binnen het kasteel

nieuwe kerk bouwen, terwijl de stad kerk


een een kreeg uit
bijdragen van

ambtenaren en bevolking. Zeer groot was de toename van hei aantal

steenen huizen, welker inrichting en uiterlijk, ook door de ligging aan door

hooge bruggen overkluisde de plaats een Hollandsch voor-

komen dat vooral


gaven, nieuwelingen aangenaam trof. De aldus uit-

gebreide stad werd ommuurd. Een


opnieuw Latijnsche school werd ge-

opend en een nieuwe kerkelijke regeling kwam tot stand.

De rechtspraak geschiedde door Zaken,


twee colleges. waarin ambte-

de
naren van
Compagnie waren betrokken, moesten worden berecht door

den Raad die


van Justitie, tevens het hoogste rechterlijk college van het

geheele Compagniesgebied was; kwesties, welke uitsluitend de


burgerij
aangingen, kwamen de
voor Schepenbank. Elk dier colleges had in Batavia

de
zijn eigen gevangenis, in
wandeling de Compagniesboeien en de Stads-

boeien geheeten. Bij de werd het Oud-vaderlandsch


rechtspraak recht

toegepast. Doch in Indië, met zoo geheel andere toestanden en ver-

houdingen, als het moederland kende men denke slechts de


aan

slaven het in de
was eerste
jaren herhaaldelijk noodig gebleken,
bizondere treffen, tal ordonnanties.
voorzieningen te en zoo waren van

7
98 Politiek Java.
op

voorschriften het leven


keuren, plakkaten en
andere rechterlijke in
ge-

Van Diemen liet al deze „wetten” door den pensionaris, Mr. Joan
roepen.

verzamelen herzien. In 1642 keurde de


Maetsuycker, en, zoo noodig,

„Bataviasche Statuten” het


Hooge Regeering deze goed en zij zijn, tot in

begin van de 19de eeuw, als veelgeprezen speciaal wetboek voor Indië

van
kracht geweest.

Ten slotte is Van Diemen's bewind van grooten invloed geweest op de

tusschen de de Inlandsche
verhouding Compagnie en groote vorsten
op

den Soesoehoenan Mataram den Sultan Bantam, al heeft


Java, van en van

dit de werk niet beleven.


hij in
opzicht bekroning van zijn meer mogen

Batavia 1628 1629 de


Na de afgeslagen belegeringen van in en was

de handel tusschen deze


blokkade van Bantam
opgeheven, en plaats en

Batavia hersteld, doch deze vrede was maar van


korten duur geweest.

Ook bleef had


met Mataram de verhouding gespannen, en Agoeng op

herhaalde verzoeken steeds de Nederlanders uit


geweigerd, gevangen
te

leveren. Toen nu Van Diemen het opperbewind aanvaardde, drongen

Heeren-XVII er bij hem


op aan, alles in het werk te stellen, om tot een

betere Mataram Bantam komen, daartoe


verstandhouding met en te en

veel Diemen het het aangegeven middel


in
toegevend te
zijn. Van was met

echter „Den vreede met den Mattaram, daernaar U.Ed


geenszins eens.

dan door
„met verlangen verwaghten, can ons niet
gevoordert werden,
deze niets
„vigoureuzen oorloge.” Met toegeeflijkheid zou men bij vorsten

beschouwen als
bereiken, daar
zij gewoon zijn, inschikkelijkheid te een

zwakheid. Heeren-XVII moeten „vooral in consideratie houden,


bewijs van

haeren
„dat, hoe Carthago aen Rome meerder inruymde, hoe staet meerder

herinnert de
„is verswackt geworden. Wat Bantam aangaat, hij aan

Coen, beide Inlandsche staten tegen


oude, beproefde politiek van om

Daartoe het noodig „dat Bantam niet te


elkaar uit te spelen. blijft men

maecken”. dien
„kleyn ende den Soesoehoenan niet te groot moght Op
den
grond trad
hij dan ook met Bantam in onderhandeling, maar wees

handel onderzaten in de
eisch van den Pangéran, om vrijen voor zijn

beslistheid af. Ten slotte leidden de besprekingen


specerij-eilanden, met

1639. Bantam had


tot een wapenstilstand voor 10 jaren, ingaande met

dat Mataram
daar vooral in
toegestemd, omdat er geruchten gingen, toe-

nadering tot de Compagnie zocht voor een optreden tegen Bantam. Inder-

daad deed Soenan Agoeng, die in 1637 een voordeeligen krijgstocht tegen
Mataram. 99
Houding van

Balambangan had gevoerd, daarop een voorstel tot gezamenlijk optreden

tegen Batavia’s Westelijken nabuur, maar, getrouw aan


zijn beginsel, was

de Gouverneur-Generaal daar niet op Sedert bleven Matarams


ingegaan.
havens de al had clandestien uit deze havens
voor Compagnie gesloten,
veel uitvoer van rijst naar
Batavia plaats.
Van invloed de houding der beide vorsten
buitengewoon grooten op

werd de inneming van Malakka, van welke plaats uit de Portugeezen


hadden Van Diemen
ook
op Java tegen de Compagnie gestookt. voorzag

dit en
schreef dan ook, na den val der stad, aan
de bewindhebbers: ~Den

Mattaram moet vrunt werden”. Dit in vervulling, maar


nu onsen ging
toch als Van Diemen gehoopt had. Eerst deden de
niet zoo spoedig,

Engelschen de rol over te nemen,


die de Portugeezen in
een poging om

Mataram zonden daartoe in 1642, Bantam uit,


gespeeld hadden. Zij van

hem hulde bewijzen vriend-


een gezantschap naar Agoeng, om te en

schapsbetrekkingen aan te knoopen. Bij die gelegenheid boden de Engel-

schen den Soenan hunner schepen


aan, een Javaansch gezantschap op een

Mekka hem volharden


naar over te brengen, en spoorden tevens aan, te

de Compagnie. Van Diemen kreeg,


in
zijn vijandige gezindheid jegens

door brieven de Mataram gevangen Nederlanders, bericht


geheime van in

dubbel vijandelijk-
van
deze
intriges. Hij zag er een gevaar
in: nieuwe

den invloed den


heden van Mataram, en wederopleving van Engelschen in

Het Engelsche schip


Archipel. Dit spoorde hem aan tot krachtig optreden.
de
werd door eenige Compagniesschepen ingewacht en aangeklampt, en

Batavia gevoerd. De regeering


Javaansche gezanten gevankelijk naar

de Nederlanders kunnen uitwisselen, doch


hoopte, hen tegen gevangen
te

het liet den leider der Neder-


in
zijn eerste woede over gebeurde Agoeng

landsche dooden, en wilde ook daarna van


onder-
gevangenen geen

handelingen weten. In 1644 kwam bovendien te Batavia een samenzwering


het leven
aan
het licht van
aldaar wonende Javanen, gericht tegen van

Van Diemen het kasteel. Naar de meening der


en op verovering van

Indische zoowel Mataram als Bantam er in betrokken.


regeering waren

De samenzweerders werden ter dood gebracht.

toestand, Van Diemen, 19 1645, overleed..


Zoo was de toen April
maanden daarna blies ook
Agoeng den laatsten adem uit. Beiden
Weinige
werden door minder persoonlijkheden, echter
opgevolgd krachtige wat

veel het toenadering. In 1646 sloot


bijdroeg tot vergemakkelijken van een

de nieuwe Gouverneur-Generaal, Cornelis van


der Lijn, een
vredesverbond
100 Van Diemen’s resultaten.

met Soenan Amangkoerat I, waarbij de


wederzijdsche gevangenen werden

uitgeleverd, en de Compagnie handelsvrijheid in Mataram


verkreeg. Zij
beloofde, jaarlijks een gezantschap naar den Soenan te zenden. Kort te

voren was ook de in 1639 Bantam


met
gesloten wapenstilstand omgezet
in definitieven vrede. Het
een
groote belang dier beide vredesverdragen
ligt wel daarin, dat zij de erkenning inhielden van de souvereiniteit der

Nederlandsche
Compagnie op een deel van Java. Dit is te beschouwen

als de kroon het werk Van Diemen, die ook elders


op van ’s Compagnies
gebied handel op krachtige
en
wijze had doen uitbreiden.
Op de kusten

van Malabar Koromandel, Perzië


en in en Suratte, was de
positie der

Compagnie sterker geworden; Mauritius had


zij bezet, en door het ver-

drijven van de
Spanjaarden uit de plaats Quelang en het kasteel San

Salvador in 1642, de inbezitname van Formosa voltooid. Door dit alles

heeft Van Diemen de macht de


van Compagnie zoodanig versterkt, dat

tellen onder de
zij begint mee te
groote mogendheden in Azië.

Literatuur: J h M
J. K. J. d De
r. r. e
} o n g e, Opkomst van
het Neder-

landsch Oost-Indië, V; Pr f.
gezag in o Dr. H. T. Colenb.rander,
Koloniale Geschiedenis. 11, blz. 141—146; P. A. Tie 1 M
e en r. J. E.
Heer de Geschiedenis der Nederlanders in
e s.
Bouwstoffen voor den

Maleischen II Prof. Mr.


Archipel, en III; }. E. Heeres, Corpus
Diplomaticum, I, blz. 297 dezelfde. Het aandeel der Nederlanders
e.v.;

in de Ontdekking Australië: dezelfde, Abel


van
Janszoon Tasman’s Journal
his
of discovery of Van Diemens land and New Zealand in 1642; P. A.

Leupe, De reizen der Nederlanders het Zuidland


naar of Nieuw-
Holland; R. Pos h Meyjes, De Reizen A.
t umus van ]. Tasman
F. Visscher
en ]. Uitgaven der
Linschoten-Vereeniging, no. XVII —;

Dr. W. Geer, De
van Opkomst van het Nederlandsche gezag over

Ceilon; P. d Zeeuw, Gzn., De Hollanders


e J. op Formosa; Dr. F.

de Haan, Oud~Batavia I, blz. 91 e.v. Daghregisters van Batavia,

1636 tot 1645.


VAN DE COMPAGNIE.
7. HET GLORIETIJDPERK

Cornelis der (1645 1650), heeft


Van Diemen's opvolger, van Lijn
vreemd zijn het
steeds slechte pers gehad. Daaraan zal stellig niet
„een

dat Heeren-XVII, ontstemd over de toeneming van


den particulieren
feit,

handel en andere misbruiken van vele dienaren der Compagnie, Van der

1650 Nederland ontboden, en


dat deze het daar opnam voor
Lijn in naar

Francjois Caron, die zich


den eveneens opgeroepen
Directeur-Generaal,

inderdaad op zeldzaam vrijmoedige wijze ten koste van


de Compagnie

Van der Lijn de tong, er


verrijkt. Zoo ging ook over en
bleek te hebben
100 millioen
werd zelfs beweerd, dat hij in de 5 jaar van zijn opperbestuur

waarheid kan hem anders verweten


zou hebben gestolen! In weinig

dan dat zich veel heeft laten leiden door zijn vriendschap
worden, hij te

tegen diens bekwaamheden opzag,


voor den geslepen Caron. en te zeer

fouten te onderkennen.
om zijn
ziekbed vergadering, den
Van Diemen had, in een aan zijn gehouden
als den Raad van Indië
12den April 1645, Van der Lijn president van

hem onder dien titel het bewind opgedragen.


geïnstalleerd en voorloopig

Heeren-XVII verleenden hem het daaropvolgende jaar waardigheid en

titel van
Gouverneur-Generaal.

In het eerste jaar van zijn


bestuur sloot Van der
Lijn, als resultaat van

de reeds vredesver-
het optreden van zijn grooten voorganger, genoemde
den wensch der be-
Bantam en Mataram. Overeenkomstig
dragen met

windhebbers trad hij verder krachtig op tegen


de schending der monopolie-

Van Banda uit werden de Tenim-


contracten in de Oostersche kwartieren.

smokkelarij,
ber- en
Damar-eilanden, die zeer gunstig gelegen waren voor

den dood Sultan Hamdja in, en


bezet. In de Molukken greep hij na van

sultan
wist uit de elkaar bestrijdende pretendenten Mandarsjah tot van
102 Cornelis der
van Lijn.

Ternate te doen verheffen, waarop deze alle


vroeger met de Compagnie
gesloten overeenkomsten bevestigde. Van
belang
meer was, hetgeen in het

Ambonsche geschiedde.
Nog steeds was Ceram's
Westpunt het centrum

der nagelsmokkelaars, in 1649 trad de


en
gouverneur van Ambon, Arnold

de Vlaming Oudshoorn, daar


van
krachtig tegen op. Met een hongi, een

uit of cora-cora’s bestaande vloot., werden


groote roeiprauwen de schul-

dige negorijen gestraft, en


tal van
nagelboomen, die buiten s Compagnies
controle vielen, gekapt.

Ook elders zorgde Van der Lijn voor de handhaving van het Neder-

Een cora-cora

(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-lndien.)

landsch Zoo liet 1646 het verlaten


gezag. hij in fort Henricus, op Solor,

dat den door druk bevaren Timor


Portugeezen handelsweg naar
be-

heerschte, weer bezetten, en sloot een verdrag met de Soloreezen. En in

1649 werd door den Ceilon, Mr.


gouverneur van
Joan Maetsuycker, een

overeenkomst met Radja Singha gesloten, die voorloopig een einde maakte

de nog steeds bestaande tusschen de den


aan
verwijdering Compagnie en

„Keyser van Ceylon”. Door contracten met verschillende staatjes op


het

schiereiland Malakka, werd ook daar ’s invloed


Compagnies belangrijk

uitgebreid.
1650.
103
Instructie van

die 7 October 1650 het be-


Van der Lijn's opvolger, Carel Reyniersz.,
de
wind aanvaardde, is wel de minst krachtige Gouverneur-Generaal uit

die driejarig be-


De twee belangrijkste feiten, zijn
17de eeuw geweest.
der Zeventien; het
kenmerken, uitgegaan van de vergadering
stuur zijn
de regeering in Indië
I°. de invoering van een nieuwe Instructie voor
zijn
2», de stich-
het eerste Regeerings-Reglement genoemd —en
_
Wel eens

de Goede Hoop.
ting van een kolonie aan de Kaap
dat de Compagnie
De Instructie van
1650 stelt nog
eens duidelijk vast,

is, welker beginselen zijn: uit-


in de eerste plaats een koopmanslichaam
duur verkoopen. Ten
goedkoop inkoopen, en
sluiting van mededingers,
houden, tevens clandestienen verkoop
en
einde de specerijen op prijs te

moest de Indische regeenng maatregelen


te
aan concurrenten tegen gaan,
de
door deel der boomen uit te roeien en
nemen tegen overproductie, een

bepaald, door de Compagnie


teelt van elke specerij te beperken tot een

foelie op Banda;
muskaatnoten en
gemakkelijk te contróleeren, gebied:
de J
de Ambonsche eilanden. Uitbreiding der nagelteelt in

kruidnagelen op
door de Ternatanen voortdurend
Molukken moest worden tegengegaan,

hun oude Tidoreezen en Spanjaarden.


houden met vijanden,
in strijd te

het bestuur in
Indië werden
Ook de inrichting en
de bevoegdheden van

omschreven, behoudens
de Instructie 1650 opnieuw
en zijn,
door van

het einde van


de Compagnie.
enkele kleine wijzigingen, zoo gebleven tot

de en, hoewel de
De Gouverneur-Generaal was hoogste gebieder,
Indie,
India” bestond uit G.-G. Raad van waarin
en
„Hoge Regering van

de
slechts één stem uitbracht, was hij, speciaal tegenover
de eerste

De Raad van
Indië bestond
de het hoogste gezag.
landers, drager van

2 4 extra-ordinaris-leden; de laatsten
uit 4 a
6 ordinaris-, en a
overigens
slechts een
adviseerende
hadden, als alle ordinaris-leden aanwezig waren,

den G.G., was


de Directeur-Gene-
lid, in na
stem. Eerste en hoogste rang

de boekhouding. De andere
raal, hoofd van
het geheele handelsbedrijf en

elk
algemeene regeeringstaak,
een spe-
leden hadden naast hun
eveneens,

de militaire zaken,
hoofd van
de rechtspraak,
ciale functie, als hoofd van

belast met de „beschryving” van een bepaald gewest,


enz.
Elk hunner was

bracht over uit


daarmede de briefwisseling, en er verslag
d.w.z. voerde
Ambon, de
Rade. De van de vier voornaamste gewesten:
in gouverneurs
titel extra ordi-
Banda Ceilon, kregen veelal rang en van
Molukken, en

werd Raad van Indie als


naris Raad van Indië. In bizondere gevallen een

of commissaris naar een bepaald gewest ge-


visitateur, superintendent
104
Stichting van
de
Kaapkolonie.

zonden. De G.G. zelf had, naast


zijn algemeen leidende taak, het recht-
streeksch bestuur over Batavia de Ommelanden.
en

G.G. Raad hadden de


en
bevoegdheid tot het benoemen en bevorderen

van alle burgerlijke en militaire ambtenaren, behalve de Raden


van Indië,
de leden den Raad
van van Justitie en de predikanten, die door Heeren-

XVII werden benoemd. Verder bezaten het recht


zij van gratie, maar

mochten zich niet de bemoeien. Desondanks


overigens met
rechtspraak
is het ook later meermalen dat zij
voorgekomen, een
rechtsgeding schors-
ten of een
geslagen vonnis niet uitvoerden, dan wel wijzigden. Eenige
malen ontstonden daarover conflicten den Raad
met van Justitie, waarbij
de Hooge Regeering zich dan
beriep op „redenen van
staat.”

Als
„ververschplaatsen” voor de schepen op
de reis van en naar Indië,

werden in de vooral de
eerste jaren Sint-Helena, Kaap, Madagascar en

Mauritius aangedaan. het verbond tusschen


Bij de
Engelsche en Neder-

landsche Compagnieën in 1619 reeds het


was
plan ter sprake gekomen,
de Kaap gezamenlijk te bezetten, doch dit was niet geschied. Op zijn reis

Indië Nederland de
van naar nam
afgetreden G.G., Cornelis Specx, in

1633 het eiland St.-Helena de


in bezit, niet voor Compagnie, maar voor

de Staten-Generaal, daar het buiten het gebied lag, waarvoor de Com-

pagnie octrooi had. Niettemin beschouwde deze het als haar doch
territoir,

zij ging eerst in 1672 tot


daadwerkelijke bezetting Een
jaar later
een over.

werd het echter door de Engelschen die het sedert behielden.


veroverd,
Mauritius 1638 door de
was in Compagnie bezet, doch dit eiland lag
als algemeene Nederland,
ververschplaats te ver van en de Compagnie
vaardigde in dezen tijd het voorschrift dat alle
uit, schepen, behoudens

zeer bizondere omstandigheden, alleen de


ter
verversching Kaap mochten

aandoen, de Hottentotten ruimschoots kon


waar men van vee krijgen voor

matige prijzen. In 1647 strandde het


retourschip Haerlem in de Tafelbaai;

deel der werd door de andere


een
opvarenden retourschepen meegenomen,

maar een mannen bleef achter, de bewaken.


groep om
geredde goederen te

Zij kwamen met de vloot van het volgende jaar in het moederland terug.

De leider dier mannen,


de
onderkoopman Leendert Jansz., bracht een zeer

gunstig uit de geschiktheid het


rapport over van
Kaapland tot stichting
eener Compagniesnederzetting, en in 1650 besloten Heeren-XVII, er een

fort bouwen
te en een groententuin aan te leggen. De leiding werd opge-

dragen aan den opperkoopman Jan van Riebeeck; hem bleek weldra, dat
de Molukken. 105
in
Moeilijkheden

den verbouw van verschillende


het klimaat uitermate geschikt was voor

uitstekend, terwijl
cultuurgewassen; ook druiven gedijden er
Europeesche
werd de
beoefend werd. Het Kaapland
de veeteelt er mede met succes

kolonie de Compagnie.
Naast vrijburgers, gewezen
eenige eigenlijke van

zich tal Hollandsche kolonisten, en


Compagniesdienaren, vestigden er van

Vooral de Simon
later ook verscheidene Fransche réfugiés. gouverneur

der Stel, de stichter


yan

van
Stellenbosch, heeft zich

voor
de ontwikkeling van

de Kaapkolonie zeer ver-

dienstelijk gemaakt.

Het uitroeien van de over-

in
tollige specerijboomen

de Molukken, op de door

de Inlanders zoo gevreesde


deed aldaar
hongitochten,
in 1650 een ernstigen

Sultan
opstand ontstaan.

die, het
Mandarsjah, naar

oordeel zijner rijksgrooten,


zich te veel bij de Hollan-

ders aansloot, werd ver-

broeder tot
jaagd, en zijn

sultan Man-
uitgeroepen.

Batavia
darsjah, naar ge-

bracht, verkreeg den steun

de Compagnie bij een


van
Tan van Riebeeck, stichter van de Kaapkolonie.
overeenkomst, waarbij hij, D. Rijksmuseum.)
(Schilderij Craey,

tegen toekenning van een

in
hem verwanten, toestond, dat de Compagnie
jaargeld aan en zijn
dat verkoos. De
alle nagelboomen uitroeien, waar zij
zijn gebied zou

zich dan uitsluitend toeleggen op


den aanplant van
bevolking moest

die de haar kantoren en garnizoenen


voedingsgewassen, Compagnie voor

Het duurde echter tot 1656, eer de rust geheel


zou opkoopen. nog

de van de overeenkomst
hersteld was, en Compagnie tot uitvoering

Ook de hoofden van Makjan en Batjan sloten soort-


kon overgaan.
106
]oan Maetsuycker.

weldra door Tidore. Sedert bleef de


gelijke tractaten, gevolgd geoorloofde
Ambon de Oeliassers, herhaaldelijk bleek
nagelteelt beperkt tot en maar

later nog, dat ook elders, op de


voor Compagniesdienaren ontoegankelijke
die teelt clandestien werd beoefend.
plaatsen,
overleed in 1653, de Raad Indië voorloopig als
Reyniersz. en van wees

Mr. die weldra door Heeren-XVII


zijn opvolger aan Joan Maetsuycker,
definitief benoemd werd. Hij was in 1636 uitgezonden als pensionaris bij
den Raad Batavia, had zich
van Justitie te en een buitengewoon ver-

ambtenaar als samensteller de Bataviasche Sta-


dienstelijk getoond van

als Goa, als Ceilon. enkele


tuten, gezant naar en gouverneur van Op
maanden 25 als G.G. functie geweest. Door zijn
na is hij jaar in groote

kennis werd uitmuntend bestuurder,


en krachtige persoonlijkheid hij een

die, vooral door zijn beleidvolle de Inlandsche vorsten,


politiek jegens en

zijn volkomen eerlijkheid, het volle vertrouwen der Majores genoot. Daar

bekwame voortvarende mede-


hij bovendien het geluk had over uiterst en

beschikken, de Goens
werkers te van wie in eerste plaats Rijkloff van en

Cornelis Speelman moeten genoemd worden, vormt


zijn bestuursperiode

het gloriepunt van 's Compagnies geschiedenis.

De Den wapenstilstand Por-


in 1641 in
Haag gesloten tienjarige met

zooals boven Ceilon later in


tugal was, we zagen, op
eerst eenige jaren

de regeering Batavia
praktijk gebracht. In het
voorjaar van
1652 kreeg te

uit het vaderland mocht echter de


opdracht, den strijd weer te
beginnen; zij
hun bezittingen slechts „binnen de
Portugeezen en schepen en aantasten

limiten ’t dus de In October


van octroy”, niet in
Europeesche wateren.

d.a.v. werden de hervat, de de


vijandelijkheden maar in eerste jaren was

Doch 1655 vertrok Batavia


strijd van weinig beteekenis.
in
Augustus uit

vloot schepen, onder den oud-


een goed uitgeruste van 12 leiding van

secretaris van Amsterdam, thans Directeur-Generaal, Gerard Huift,

met het doel Colombo te nemen. Terwijl de schepen deze plaats

afsloten, zich
van de zeezijde legerden de landingstroepen in
loopgraven

om
de muren. De Portugeezen weerden zich dapper, en bij een inspectie

der werd Huift 1656 Adriaan der


loopgraven in
April gedood. van

de gouverneur Ceilon, de leiding zich; toen, na


Meyden, van nam nu op

hevige gevechten, de rest der verdedigers, door hongersnood en uitputting

vond de der
gedwongen, zich 12 Mei daarop overgaf, men in straten ver-
107
Goens in Voor-Indië.
Rijkloff van

De Compagnie herstelde de
woeste stad honderden onbegraven lijken.
1000 in.
legde een bezetting van man
vestingwerken en er

werd de verdere bestrijding der Portugeezen opge-


Het jaar daarop
Goens.
dragen aan
den
juist uit het
vaderland teruggekeerden Rijkloff van

met ouders in Indië aange


Deze was in 1628 als negenjarige knaap zijn

al heel vader moeder verloren had, werd hij.


komen. Nadat hij spoedig en

Com-
ondanks zijn jeugdigen leeftijd in s
op voorspraak van een oom,

15 later hij extra-ordinaris


dienst aangenomen. Reeds jaar
was
pagnies
danken had aan bij
Raad van Indië, welke buitengewone promotie hij te

voortvarendheid.
vele en velerlei gelegenheden getoonde geschiktheid en

Vooral als naar


diverse vorsten had hij zich verdienstelijk ge-
gezant
dan viermaal zending
onder andere niet minder
met succes een
maakt, en

vervuld het hof van Mataram, waarbij hij een zeldzame begaafdheid
naar

luimigen Soenan Amang-


getoond had, om met den uiterst moeilijken en

Voor-Indië vertrokken als hoofd


koerat om te
gaan.
In 1653 was hij naar

Malabar; hij bij die gelegen-


tegen Ceilon en was er
eener onderneming
vloot
heid in het voorjaar van
1654 nabij Wingurla van een
in
geslaagd,
handelsschepen 40 buit te maken, terwijl hij in
van 65 Portugeesche er

Goa
Mei van dat jaar vijf zwaargewapende Portugeesche galjoenen nabij

verlof hij in November 1656 als


vernietigde. Na een
kort in
Europa was

admiraal eener Compagniesvloot naar


Indië teruggekeerd, onder „expresse

ordinaris-Raad Indië zou


dat bij de eerste vacature van
stipulatie", hij
aankwam, daar bezig een
worden. Toen hij te Batavia was men juist

de in Voor-Indië voor te bereiden, en


nieuwe expeditie tegen Portugeezen

het hoofd daarvan, onder den


weidschen titel van
weldra vertrok hij aan

Admirael Veldoverste te water en te


„Commissaris. Superintendent, en

de kusten Indië, Cormandel, Suratte, Ceylon, Bengalen


lande, over van

bracht reeks successen: achtereen-


en Malakka.” Deze expeditie een van

Van Goens in 1658 den Portugeezen: Tutekoiin, ten


volgens ontnam

eiland tusschen Ceilon en den


Zuiden van
Koromandel, Manaar, een

het Noorden van Ceilon, en


de belangrijke
vasten wal, Jafnapatnam, in

Koromandel. de
de kust van Bij ver-
handelsplaats Negapatnam aan

welke het sterkste kasteel van geheel


dediging van Jafnapatnam, plaats

Indië heette te hebben, verloren de Portugeezen niet minder dan 2170 man.

Kort ordinaris-Raad Indië en tevens tot


gouverneur
van
daarop tot van

1661 de kust van


Ceilon benoemd, veroverde Van Goens in Coulang, aan

1662 het dezelfde kust gelegen Crangenoor, en


Malabar, in
Januari aan
108 Verlies van Formosa.

het het
in
begin van 1663 belangrijke Cochin en Cananoor. Dit was het

slot Van Goen’s 6


van
veroveringstocht, want
Augustus 1661 was in

Den de vrede
Haag tusschen de Republiek en Portugal geteekend, welke
vrede echter in den loop 1663 Indië werd
eerst van in
afgekondigd. Van
hun voorheen zoo uitgebreid koloniaal rijk hadden de
Portugeezen nu nog

slechts over; Goa en Diu in Voor-Indië, Macao in Zuid-China, en Timor

Dilly in den
Archipel, terwijl zij op
Bima (Soembawa) en Makassar

nog belangrijke handelskantoren hadden, echter zonder souvereine

rechten. In ditzelfde 1663 verdwenen de


jaar Spanjaarden geheel uit den

Archipel; zij verlieten toen hun laatste posten op


Ternate (Gamlamo)
Menado de trokken
en
Sanggir-eilanden, en zich op
de Philippijnen
terug.

Brachten dus deze jaren de definitieve de Nederlandsche


zegepraal van

koloniale macht die de elders had


over van
Portugeezen en Spanjaarden,
de Compagnie verlies
een belangrijk geleden door het verloren gaan van

Formosa in 1662. Sedert in 1624 een


Compagniesloge op Tajoean was

gebouwd, versterkt door het kasteel Zeelandia, Formosa


was een zeer

belangrijk tusschenstation voor


den handel in Chineesche waren ge-
worden. In 1642 viel het in het Noorden gelegen Spaansche kasteel San

Salvador, met de nabijgelegen stad


Quelang, de Compagnie in handen,

waardoor deze de souvereiniteit het


over geheele eiland kreeg. Na 1650

begon evenwel den


men er in ruime mate terugslag te ondervinden van

den in China woedenden Daar


burgeroorlog. was een
troonstrijd uitge-
broken tusschen de het
aanhangers van regeerende vorstenhuis, de Ming-
die der het Noorden
dynastie, en uit
binnendringende Mandsjoe-dynastie.
Toen de laatsten de behaalden, verlieten tal
overwinning van volgelingen
het verdreven keizershuis hun land, roovend
van en zwierven en plun-
derend langs de kusten van China en de daaraan grenzende zeeën. Hun

voornaamste aanvoerder, Coxinga, ontzag daarbij ook de Nederlandsche

belangen niet, en de
Compagnie had eenige malen getracht, hem nu eens

door dan
vriendschappelijke besprekingen, door
bedreiging of geweld,
rede
tot te brengen. Door dit laatste was Coxinga ten slotte een verklaard

vijand de Nederlanders
van
geworden, en in 1661 richtte hij zich met een

machtige vloot, waarop, naar men aanneemt, wel 25 000 man,


tegen
Formosa. Weldra had
hij, onder de gruwelijkste wreedheden, ook jegens
de inheemsche bewoners, het geheele eiland in bezit gekregen; slechts het
kasteel Zeelandia hield nog stand. Gouverneur wien, ondanks
Coyet, zijn
Makassar. 109
Optreden tegen

herhaalde verzoeken, uit Batavia niet voldoende steun werd gezonden,

aftocht voor de be-


moest ten slotte
capituleeren. Hij verkreeg vrijen

kanonnen, enzoovoort, vielen in handen


zetting, maar
alle
geld, goederen,
Batavia de schuld van het geleden
der Chineezen. Men gaf te Coyet

verlies, werd levenslang naar Poeloe Ai in den Banda-archipel


en hij voor

Willem 111 kreeg hij in 1674 de vrijheid.


verbannen. Op voorspraak van

de Moluksche vorsten contracten had ge-


Nadat de Compagnie met

de uitroeiing der
sloten, volgens welke deze een jaargeld ontvingen voor

hun de z.g. extirpatie-premiën was de verbouw


specerijen in gebied
officieel Ambon en de
der zeer winstgevende kruidnagelen beperkt tot

Oeliassers, die de muskaatnoten tot de Banda-eilanden. Niettemin


van

dat deze tal


bleek het de Indische regeering herhaaldelijk, specerijen in

verbouwd werden. De
schuilhoeken overvloedig
van verborgen nog

vonden markt Makassar, dat steeds een


„smokkelaars” een willige op

had Met
zeer zelfstandige houding tegen de Compagnie aangenomen.

1616 Maet-
onderbreking van enkele vrede-perioden was er van tot aan

suyckers tijd oorlog tusschen Makassar en de Compagnie geweest. Het

de laatste toenemende ergernis, dat te Makassar, waar,


naast
was een

een talrijke Portugeesche kolonie, ook


Engelschen gevestigd waren, en

Deensche Fransche kwamen, markt


eveneens wel en schepen een open

werd in die vandaan konden komen, dan


gehouden specerijen, nergens

Meermalen
uit de Molukken, en
dus de Compagnie „ontstolen” waren.
'

de die Zuid-Ceram ondervond, door


bleek ook, dat moeilijkheden, zij in

Makassaren Ten slotte besloot in 1660 tot


waren aangestookt. zij wapen-

de uitgezonden expeditie, onder Mr. Johan van


geweld over te
gaan, en

Makassar’s forten werd de


Dam, had succes. Een van genomen, en

den hetzelfde jaar


sultan sloot een wapenstilstand, nog
in
loop van

Batavia vrede. Hierbij verbond sultan


gevolgd door een te gesloten
Hassan-Oedin zich, af te zien van alle vaart Ambon en Banda, en van
op

Menado. Verder de Portu-


inmenging in de zaken van
Boeton en zou hij
het Makassar
geezen „met hare creaturen ende aenhang” verblijf op

éh alle betalen.
ontzeggen, oorlogskosten
de vrede maakte wederom
Nauwelijks was geteekend, of Hassan-Oedin

allerlei ’t bizonder de uitzetting der Portugeezen


zwarigheden, en in van

kwam niets. Toen


hij zich na eenigen tijd tegen Boeton richtte, welks

de had gesloten, bovendien


vorst een verdrag met Compagnie en
110 Cornelis Speelman naar Makassar.

Makassaren een gestrand Compagniesschip plunderden, was


dit voor
de

Indische regeering het eind 1666


aanleiding, op van een nieuwe expeditie
uit te zenden tot afdoende bestraffing dezer ~door de Macassaren trouw-

lose gepleegde vyandelijckheden”. De leiding werd opgedragen aan

Cornelis Janszoon Speelman.


Maart Rotterdam reeds
Speelman, 3 1628 te geboren, was op zijn

17de jaar ’s dienst Indië gevaren. Op 20ste


in Compagnies naar zijn jaar
werd boekhouder, daarna Als
hij een jaar onderkoopman. secretaris

het dat 1652 onder


toegevoegd aan gezantschap, in 1651 en leiding van

het lid den Raad Indië, werkzaam


van van Joan Cunaeus, in Perzië was,

kreeg hij daar gelegenheid, zich te onderscheiden. Het zeer belang-

rijke journaal van dezen tocht is


geheel door Speelman geschreven. Na

Batavia werkzaam als boekhouder-


terugkeer te was hij eenige jaren
werd 35-jarigen Koromandel. In
generaal, en op leeftijd gouverneur van

1666 de der Makassar, als „Super-


kreeg hij leiding onderneming tegen

Commissaris de Oosterse
intendent, Admirael, Krijgsoverste en nae

quartieren”.

Makassar door onder


De strijd tegen is Speelman uiterst moeilijke

omstandigheden gevoerd. De Makassaren waren fanatieke en dappere

vijanden, en
Speelman's eigen macht was niet groot; hij kreeg maar 600

soldaten Bovendien had de


mee. hij uitdrukkelijke opdracht ontvangen,
de Nederlandsche soldaten en schepen niet te veel te „hasardeeren”.

Tot overmaat van ramp


heerschte op de vloot spoedig een kwaadaardige

dysenterie, de „rode die velen


loop”, ten
grave sleepte, Krachtigen steun

echter den Aroe Palakka, Bonisch


kreeg Speelman van dapperen een

vorst, wiens familie door Hassan-Oedin was vermoord.

Het de bevrijding Boeton


eerste
belangrijke krijgsbedrijf was van in

December 1666, Makassaarsche vloot


bij welke gelegenheid een groote

werd vernietigd. Daarna trok de Molukken,


Speelman eerst naar waar

den sultan Ternate dien Tidore verzoende. De


hij van met van eerste

die land op de kreeg


vorst droeg bij gelegenheid zijn aan
Compagnie, en

1
het in leen terug; de laatste ging niet zoo ver, maar sloot een overeen-

komst tot
uitroeiing van de specerijen in zijn gebied, tegen een jaar-

lijksche van 2400 rijksdaalders. Tevens bepaalde deze


extirpatiepremie
overeenkomst, dat bij overlijden van Zijne Hoogheid, „die Godt de Heere

leven worden aange-


een langduerig gunne”, geen opvolger zou mogen

dan de Na
wezen, met toestemming van Compagnie. een inspectiereis
Cornelis janszoon Speelman

(Rijks Prentenkabinet.)
112 Het Bongaaisch Verdrag.

Ambon Banda keerde Makassar


naar en Speelman naar terug, waar hij

nu, gedurende ruim vier maanden, een verbitterden strijd kreeg te voeren.

Ten slotte de 18 November 1667 kwam


moest vijand toegeven, en te

Bongaja de vrede tot stand. De voornaamste bepalingen luidden:

De alle andere
Compagnie krijgt den vrijen handel, met
uitsluiting van

Europeesche bezet het voornaamste kasteel, terwijl alle overige


worden sultan zich onthouden
verdedigingswerken moet

elke in andere Inlandsche staten. De te Makassar


van inmenging nog

zullen door de Compagnie Batavia worden


aanwezige Engelschen naar

De vredesverdragen dus ook dat 1660, dat


gevoerd. vorige van

der inhield zullen alle worden


uitwijzing Portugeezen uitgevoerd.
Ten slotte de 250 000
krijgt Compagnie een oorlogsschatting van rijks-

daalders, of de waarde daarvan, benevens 1000 slaven.

Makassar
Speelman achtte het wenschelijk, nog eenigen tijd te te

blijven. ~Voor alsnogh vertrouwe


wy
de Macassarse Regeeringe immers

alsoff hoe schoon


~soo weynigh, wy waare in
openbaare oorloge, en

buyten ook aantoond.” Het


~lieffelijck aenschijn men ons van is niet

de maal, dat zich menschenkenner toonde. Reeds het


eenige hij een

volgende voorjaar bleek, dat de sultan den vrede niet wenschte na te

komen, en Speelman moest, wederom gesteund door Aroe Palakka, op-

Maar 1669
nieuw een zwaren strijd voeren. in
onderwierp Hassan-Oedin
zich andermaal, en thans voorgoed. Geheel Makassar kwam in het bezit

de de sultan bleef, als Gowa, slechts


van Compagnie; vorst van nog

De Zuid-Celebes berustte sedert bij


een schijngezag voeren. leiding in

’s Makassar, die het kasteel Rotterdam


Compagnies gouverneur van in

zetelde.

Van minder dan Voor-Indië Celebes is de machts-


niet belang in en

toename de Compagnie in deze jaren op Java


van geweest.

Maetsuycker’s bewind de Mata-


In het begin van was verhouding tot

dank het tactvolle


ram vrij goed, zij vooral optreden van Van Goens als

Af belette deze wel tijdelijk den


gezant naar Amangkoerat. en toe eens

havens Batavia, alsof de


uitvoer van rijst uit zijn naar hij Compagnie
haar hem dit wilde doen voelen,
afhankelijkheid van in
opzicht maar,

vatbaar indrukken als hij duurde


grillig en voor oogenblikkelijke was,

zoo’n uitsluiting nooit lang.


113
Opstand van Taroeno Djojo

hadden vele
Na de onderwerping van
Makassar door Speelman,

Makassaren hun land verlaten, en


zwierven, roovend en plunderend,
Montemarano,
rond. Een groot aantal hunner, onder leiding van
op zee

werden te Bantam, van waar


richtte zich naar Java. Aanvankelijk zij

had de Makassaren in hun strijd tegen


men eenige malen getracht
Maar
bieden, met armen ontvangen. na eenigen
Speelman hulp te open

gevolge waarvan zij in 1673 naar


Java’s
tijd braken oneenigheden uit, ten

daar hun zeerooversbedrij f met succes hervatten,


Oosthoek trokken, en

zoodat zelfs Grissee en Soerabaja door hen werden geplunderd. Weldra

die de leider werd den eersten


traden in dienst van
Taroeno Djojo, van
zij
Mataram.
grooten opstand in

het ter
Taroeno Madoereesche vorstentelg, wien zeer
Djojo was een

Madoera, sedert het door Mataram was


veroverd, geheel
harte ging, dat

werd. Een hem was „stedehouder over


verwaarloosd eigen oom van

hof Karta, en
het eiland, maar resideerde aan
het van Amangkoerat te

kon of wilde niet voor de belangen van zijn geboorteland optreden.

makende de in Mataram heerschende ontevredenheid over


Gebruik van

de
wreedheid willekeur, Taroeno Djojo naar
Amangkoerat's en greep

welke zijn
Zinspelende op
een oude overlevering, volgens
wapenen.
noemde hij
afstamde den laatsten keizer van Majapahit,
geslacht van

Java gesteund door zijn strijd-


zich „de ware en oprechte vorst van ,
en,

de Makassaarsche zeeroovers,
had hij al
vaardige landgenooten en

De regeering
spoedig de kuststreken van Oost-Java geheel in zijn macht.
zich
te Batavia wilde in dezen strijd liefst onzijdig blijven en bepaalde er

Makassaren, die ook ’s Compagnies


toe, een aantal vaartuigen der

de roovers
zelf het binnenland in
schepen bedreigden, te vernietigen, en

alle het was


te drijven. Daar woedde de strijd in hevigheid, en succes

voelde
aan
de zijde van
de opstandelingen. De Javaansche bevolking
In
haar zij
streed zonder geestdrift.
weinig voor despotieken vorst, en

12 000 opstandelingen een Soenansleger van


October 1676 sloegen
ook de kust
60 000 man totaal uiteen, en weldra was geheel Oost-Java en

Alleen de
van Midden-Java in handen van Taroeno Djojo. Japara, waar

kleine bezetting had, hield nog stand.


Compagnie een loge met een

thans Raad Indië, trok in December 1676 naar


Cornelis Speelman, van

deze beschikte weldra over 1200 man. Allereerst sloot hij, in


plaats en

waarbij hij dezen,


Februari 1677, een overeenkomst met Amangkoerat,

in ruil voor belangrijke concessies, den steun van de Compagnie toezegde.

8
114 Taroeno
Opstand van Djojo

Vervolgens zocht
hij in
onderhandeling te komen met Taroeno Djojo.
Krachtens het 1646 tusschen de Mataram
verdrag, in
Compagnie en

gesloten, de verplicht, den Soenan in


was eerste een oorlog bij te staan,

doch slechts dan, ook de de Com-


wanneer
zijn vijanden vijanden van

Dit wel het de Makassaren,


pagnie waren. nu was
geval met maar niet

de Madoereezen. Daarom trachtte Taroeno


met
Speelman met Djojo
overeenkomst
tot een te
geraken, doch toen deze herhaaldelijk weigerde
in
onderhandeling te treden, vaardigde Speelman een manifest uit, waarin

hij verklaarde, dat de Compagnie den Soenan haar


in
bescherming nam.

Hierop trok hij Oostwaarts en nam in Mei 1677 het versterkte kamp der
het
opstandelingen te Ampel (Soerabaja); gelukte Taroeno Djojo, naar

Kediri ontkomen. Ten einde hem Madura, af


te van zijn basis, te snijden,
besloot Speelman, dit eiland Reeds had
eerst te veroveren.
hij Arosbaja
en enkele andere plaatsen bezet, toen hij bericht kreeg, dat de opstan-

delingen Karta, de Soenans-residentie, hadden ingenomen en geplunderd;


die de die den
bij gelegenheid waren rijkssieraden, nog uit tijd van

Majapahit dateerden en in een reuk van heiligheid stonden, den

plunderaars in handen gevallen en naar Kediri gevoerd. Amangkoerat


zelf ontkomen, doch zelfs door verlaten; slechts
was zijn hovelingen met

waaronder oudsten den Anom,


weinige getrouwen, zijn zoon, Adipatih
had zich begeven „hun vader, den admiraal der Hol-
hij op weg naar

landers”, zich onder de de stellen.


om bescherming van Compagnie te

deze vlucht overleed het Cheribonsche werd


Op hij in en te
Tegal-wangi

begraven.

„Hier ligt zijn eenvoudig graf onder de schaduw van hoog geboomte
de die leven als het werd
„en man, bij zijn grootste monster
gevreesd,
dood het de hulde duizenden
„is er na
zijn voorwerp van
eerbiedige van

„bedevaartgangers, die wierook bloemen komen offeren als


en op zijn

„heilig beschouwde rustplaats.”

Anom vader als II hoewel


Adipatih volgde zijn op Amangkoerat en,

Bantam hem toezei, als zich losmaakte de Hollanders, wendde


hulp hij van

hij zich, overeenkomstig den nadrukkelijken raad, hem door zijn sterven-

den vader gegeven, Deze liet den


tot Speelman om steun. jongen vorst

bij eenige contracten het door zijn vader een jaar te voren gesloten ver-

uitbreiden, hem daarvoor ’s


drag bevestigen en en zegde Compagnies

steun toe in den strijd voor het herstel van zijn gezag en waardigheid.
Intusschen de verwarring door-
was in
Midden-Java nog toegenomen,
dood. 115
Taroeno Djojo’s

niet konden
dat
dat een aantal Javaansche hoofden, die het goedkeuren,
diens broeder,
de nieuwe vorst steun gezocht had
bij de „ongeloovigen ,

Soenan hadden Bovendien werd


Pangéran Poeger, tot uitgeroepen.

Koedoes Pati de opstandelingen te hebben heroverd,


Speelman, na en op

ziek, Inlandsche troepen-afdeelingen van de Compagnie


en liepen eenige

tot den vijand over,


In
plaats van de uit Batavia gevraagde versterking,
dat 14 dagen
ontving hij 18 Januari 1678 de mededeeling, te voren

Heeren-XVII.
Maetsuycker overleden was; dat, ingevolge opdracht van

Van dat diens plaats tot


Goens hem was opgevolgd, en hij, Speelman, in

Directeur-Generaal was benoemd. In verband daarmede moest


hij on-

middellijk naar
Batavia terugkeeren, na het oorlogscommando voorloopig
den Isaac de Saint-Martin.
te hebben opgedragen aan kapitein

Eerst in Maart kon Speelman daartoe overgaan, waarna hij in


zijn

nieuwe invloedrijke kwaliteit te Batavia een energieke voortzetting van

door Zijn oude medewerker Celebes, Aroe


den strijd wist te drijven. op

1400 strijdbare
Palakka, kwam
op
verzoek van de Compagnie met

Batavia, vertrok na eenigen tijd naar


het oorlogs-
Boegineezen naar en

terrein. Nadat ook het Compagniesleger was versterkt, werd de leiding

Ambon, Anthony Hurdt. Deze


opgedragen aan den oud-gouverneur van

het
trok voor het eerst in de
geschiedenis van de Compagnie nog

vrijwel onbekende binnenland van Java in, waar zijn troepen veel ellende
hitte het
leden door de
onbegaanbare wegen,
de buitengewone en gebrek

levensmiddelen bruikbaar drinkwater. Desondanks zette Hurdt


aan en

Kediri, het der


door en eind November slaagde hij er in centrum
op-

Taroeno Djojo wist wederom te ontkomen,


standelingen, in te nemen.

maar
de
rijkssieraden vielen den kapitein Tack in handen. De heilige

den Amangkoerat II
kroon van Majapahit werd volgenden dag aan

Hurdt ziekte Batavia


teruggegeven.
Kort daarop moest
wegens naar

Christiaan Poolman, stierf, na eenige succes-


terugkeeren: zijn vervanger,
trad
volle gevechten tegen de Makassaren, aan uitputting. Wederom een

door Aroe
nieuwe bevelhebber op, Jacob Couper, die er, krachtig gesteund
Palakka, slotte Taroeno den Kloet in sluiten.
ten in
slaagde, Djojo op te

Door honger gedwongen moest de fanatieke en dappere Madoerees zich


December 1679 werd den Soenan overgeleverd,
in
overgeven. Hij aan

die hem na enkele dagen eigenhandig doorstak.

de einde. Nadat de tegen den Soenan


Nog was strijd niet ten eveneens

in opstand gekomen priestervorst van Giri, bij Grissee, met zijn gansche
116 Invloed in Mataram.

dood trok het eind


geslacht was ter gebracht, Couper op van 1680 naar

Midden-Java, om eerst Amangkoerat II als vorst officiéél te installeeren.

Daar in Karta besmettelijke ziekten heerschten en deze plaats bovendien,

naar Javaansche opvatting, door de inneming ontwijd was, had de

huldiging plaats te Wonokerto, dat onder den naam Kartasoera de nieuwe

hoofdstad Mataram werd.


van Pangéran Poeger bleef zich nog een tijd
bood het einde 1681
lang verzetten en eerst
op van zijn onderwerping

aan: een vol jaar later kon de strijd eerst geheel als geëindigd beschouwd

worden. De Soenan zijner bescherming, Nederlandsche lijf-


kreeg, te een

wacht, konden de door 1677 1678


en eerst nu Speelman in en
gesloten
tractaten ten uitvoer worden gebracht. De voornaamste bepalingen
luidden: De Compagnie krijgt handelsvrijheid in het geheele rijk van

tollen de door haar


Mataram, en vrijstelling van op
in- en uitgevoerde
Haar wordt West-
produkten. gebied uitgebreid met Krawang en

de Zuidkust; de tusschen haar territorium dat


Preanger, tot aan
grens
en

Mataram de Pamanoekan den Indischen


van loopt langs rivier van naar

Oceaan. Stad lande worden de


en van Semarang aan Compagnie in

deze bovendien de kustplaatsen


eigendom afgestaan en krijgt van

Mataram de Soenan de oorlogskosten zal hebben


in
pand, tot enorme

afbetaald. De Mataram haar alleen de


bevolking van mag rijst aan

Compagnie leveren.

De in Midden- Oost-Java niet weinig bemoeilijkt


zware
strijd en was

door de Bantam. Daar had sedert 1651 de


houding van zeer krachtige
Abdoel Fatah als sultan Ageng het bewind gevoerd. Het was zijn streven,

de vroegere machtige handelspositie van Bantam, welke door die van

Batavia was overvleugeld, te herstellen. Toen hij in 1656 tot openlijke

had de evenals Coen’s


vijandelijkheden was overgegaan, Compagnie, in

de reede doen blokkeeren. Die blokkade werkte fnuikend op


dagen, zoo

Bantam's handel, dat 1659 vrede had sluiten. Spoedig


Ageng in moeten

kwam nu Bantam, waar Engelschen, Franschen en Denen factorijen

hadden, tot nieuwen bloei, en er ontstond een wedijver tusschen haar en

Batavia. De groote invloed, die de Compagnie zich door de verdragen


had konden
van 1677 en 1678 in
Java weten te verwerven, Ageng niet

laten. had dan ook alle II


onverschillig Hij moeite
gedaan, Amangkoerat

terug te houden van al te nauwe aansluiting bij de Compagnie, en toen

dit niet lukte, getracht een deel van


den
Preanger, Cheribon en Tegal te
Schepen, gebouwd voor de Oostindische Compagnie
(Rijks Prentenkabinet.)
118 Bantam.
Strijd met

bezetten, de het dat


om verbinding van Compagniesgebied met van

Mataram verbreken. In het Cheribon, dat oudsher


te belangrijke van

onder opperhoogheid van Mataram stond, regeerden toen drie broeders

als sultans: zij waren bij de inneming van Karta, waar toen juist ver-
zij
toefden, handen Taroeno deze had
in van Djojo gevallen, en hen aan

Bantam Weldra liet de Bantamsche hen


Ageng van uitgeleverd. vorst

vrij, op
voorwaarde, dat zij hem tegen de Compagnie zouden steunen.

dat de
Tegelijkertijd liet hij te Batavia weten, een ingrijpen van Neder-

landers in Cheribon door hem zou worden opgevat als een oorlogs-
Hierdoor Batavia, dat door den Oost-
verklaring. was men te oorlog in

Java vrijwel geheel van troepen ontbloot was, in een uiterst moeilijken
toestand dit de reden den
gekomen, en was voornaamste geweest om

steun van Aroe Palakka in te


roepen.
Weldra boden inwendige twisten

in het Bantamsche vorstenhuis de Compagnie een welkome gelegenheid,


met Bantam af te rekenen.

In had Abdoel Kahar,


1674 Ageng’s oudste zoon, een
pelgrimstocht
Mekka ondernomen,
naar waarnaar hij veelal Sultan Hadji genoemd
wordt. Tijdens afwezigheid had broeder, die met de
zijn zijn jongere
dochter van den rijksbestuurder gehuwd was, zich op
den voorgrond

weten te plaatsen en weldra werd hij algemeen als de troonopvolger


beschouwd. den 1676 ontstond daar-
Spoedig na terugkeer van Hadji in

door waarbij Ageng zich de zijde den


ernstige oneenigheid, aan van

jongsten zoon plaatste. Hoewel de Compagnie, zoolang de strijd in

Mataram duurde, zich de Bantamsche


niet openlijk met successie-

had toch ’t
moeilijkheden ingelaten, was zij in
geheim met Hadji in

In 1680 eischte de
onderhandeling getreden. Ageng erkenning van

Bantam’s opperhoogheid over Cheribon, wat de te Batavia


regeering
afwees. Dit werd de De
onmiddellijke aanleiding tot een oorlog.
Cheribonsche vorsten, tusschen verklaarden zich
twee vuren geplaatst,
te beschouwen als vazallen van
Mataram en
daardoor de bescherming
de Compagnie aanvaarden. In 1681 zond die vader had
van te
Hadji, zijn

afgezet, een gezantschap naar Batavia, om den nieuw


opgetreden Gouver-
neur-Generaal Speelman geluk wenschen. Toen kort daarna, door
te
hij,
eenige elkaar snel opvolgende overwinningen der
partij van
zijn
vader,

alle kansen op den scheen hebben verloren, sloot


troon te hij met Speel-

verbond, waarbij hij zich, tegen het verleenen


man een van een monopolie-
contract, den steun van
de Compagnie verwierf. Na een langen en zwaren
Het Engelsche fort te Benkoelen,
120 De Compagnie krijgt het monopolie in Bantam.

strijd slaagden de der onder De


troepen Compagnie, Saint-Martin en

Tack in, het versterkte


er
verblijf van Ageng, Tirtyassa, te nemen. Wel

wist daarbij de oude sultan met doch


zijn jongsten zoon te ontkomen, in

het volgende jaar, 1683, viel de vader handen;


Hadji in
hij werd naar

Batavia
gevoerd, waar hij sedert als balling op
het kasteel leefde tot zijn
dood 1692. Nu kon de
in
Hadji regeering ongestoord aanvaarden, nadat

hij in April 1684 een overeenkomst had geteekend,


volgens welke de
hij
bescherming der
Compagnie aanvaardde,' afzag alle
van
aanspraken op
Cheribon,.’ oorlogsschatting 600 000 beloofde
een van
rijksdaalders te

aan de Compagnie het uitsluitend recht van in- uitvoer


en

verleende Bantam de De
voor en Lampongs. regeering te Batavia ver-

klaarde daarop, dat de niet betaald behoefde


oorlogsschatting te worden,

zoo lang het monopoliecontract ten volle zou worden


nagekomen. Als

gevolg daarvan alle andere


moesten
Europeesche handelaars Bantam ver-

laten; de Engelschen, die deze uitzetting


tegen heftig, maar tevergeefs,
protesteerden, trokken naar Benkoelen, waar zij tot 1824
zijn gebleven.
Ter
verzekering van de verkregen rechten mocht de
Compagnie te

Bantam kasteel bouwen, den


een dat, naar 11 Januari 1684 overleden

Gouverneur-Generaal, Speelwijk genoemd werd.

Door het Bantam


verdrag met had de Compagnie ook het handels-

monopolie in de onder Bantam staande districten


Lampongsche gekregen,
terwijl daarentegen datzelfde verdrag oorzaak werd, dat de Engelschen
zich Benkoelen
op vestigden. Intusschen was op
verschillende andere

Sumatra de invloed de
punten van van Compagnie belangrijk toegenomen.

Zij had reeds sedert 1615 een loge te Djambi, sedert 1616 te Palembang
gehad. Kort nadat het
Maetsuycker opperbewind had aanvaard, ont-

stond den sultan


een gespannen verhouding met van Palembang, en in

1658 liet deze onverwacht Nederlandsche


twee
schepen, die bij de stad

voor anker lagen, overvallen de Eenzelfde lot


en
bemanning ombrengen.
trof het hoofd ambtenaren de aldaar. De
en eenige van loge regeering
Batavia
te rustte nu een strafexpeditie uit onder Johan van der Laan,
die in October het
er van volgende jaar in
slaagde, de
hardnekkig ver-

dedigde stad in te nemen. Bij den


daarop gevolgden vrede moest de

sultan den bouw fort den linkeroever


van een op van de Moesi toestaan

zich verbinden, alleen de


en
zijn peper aan Compagnie te leveren.

De Westkust van Sumatra was in het begin van de 17de eeuw tot aan
Het Painansch 121
Verdrag.

onder de
(ongeveer midden tusschen Padang en Benkoelen)
Indrapoera
De verhouding de Compagnie tot
overheersching van Atjeh geraakt. van

den sultan van


dit rijk, Iskander Moeda, was oyer ’t geheel weinig

doordat veel peper uit Indragiri, dat mede onder Atjeh


vriendschappelijk,
stond, vond naar
de Nederlandsche loge te Djambi. Daardoor
zijn weg

Iskander de der tollen havengelden, die hij zou


miste opbrengst en ge-

zelf werd 1641


noten hebben, indien die peper over Atjeh uitgevoerd. Jn

kwam sultane het bewind, die nog in hetzelfde


in
Atjeh echter een aan

deze
jaar een verdrag sloot met de Compagnie, waarbij belangrijke voor-

de onder staande havens Tikoes,


deelen kreeg bij den handel in Atjeh
de Westkust. Deze voorrechten
Priaman, Padang en Indrapoera, aan

nader Toen de
werden nog uitgebreid bij een verdrag in 1649. nu

liet aandoen het afhalen


Compagnie deze
havens geregeld tot van peper,

bleek haar al dat vele Menangka-


kamfer en andere producten, spoedig,

bausche hoofden zich noode schikten in de gestrenge Atjehsche over-

1656 eenige
heersching. Van deze stemming maakte zij gebruik, toen in

van haar agenten op


de Westkust door Atjehers vermoord werden. Bij

1662 Batavia in 1663) stelden de


het Painansch contract van (herzien te

zich onder bescherming van de Com-


voornaamste Menangkabauers
onder de
pagnie.
Nadat door een expeditie Jacob Cau nu Atjehers waren

sloten alle hoofden de


teruggedreven tot benoorden Tikoes, vrijwel van

Westkust zich 1665 het Painansch verdrag aan. Wel brak, door
in
bij
1666 opstand
ophitsingen van geheime Atjehsche agenten, in weer een

uit, maar die werd spoedig onderdrukt door een expeditie onder Abraham
de
Verspreet. Nu werd in 1667 Padang het hoofdkantoor van Compagnie

ter Westkust, terwijl zij in hetzelfde jaar van den sultan van Indrapoera

het Sillida verkreeg, en in


de volgende jaren kantoren vestigde
landschap
Baros en Priaman. Hierdoor werd voorgoed een einde gemaakt aan
te

den invloed de Westkust. De resultaten van ’s Compagnies


van Atjeh op
de
handel ter Westkust vielen echter op den duur niet mee, terwijl rijk-

had de exploitatie der


dommen, die men gehoopt te verkrijgen bij

Sillidasche zilvermijnen, uitbleven.


goud- en

Tot de die onder Maetsuycker s bewind aan de


belangrijke punten,

De bewoners dezer
Compagnie kwamen, behoort ook Menado. plaats

riepen in 1657 de hulp der Nederlanders in tegen de stroopende

Ternatanen. Aan dit verzoek voldeed de Compagnie te liever, daar

Menado nog herhaaldelijk door Spaansche schepen werd aangedaan; zij


122 Financieele resultaten.

bezette de 1658 versterkte haar door het kasteel Amsterdam.


plaats in en

Zij kwam onder het bestuur van den Nederlandschen


gouverneur
der

Molukken, en Robertus Padbrugge, die van 1677 tot 1680 dit


gouverneur-

schap bekleedde, bracht ook de Minahassa, Gorontalo en Limbotto (alle


Celebes), benevens de Talaud-eilanden onder
op Sangir- en de Com-

pagnie. Een in 1679 den sultan Ternate,


begonnen opstand van van

Kaitjil Sibori, bijgenaamd sultan Amsterdam, werd niet zonder moeite

onderdrukt. De gevankelijk Batavia gevoerde het


naar vorst moest bij
de
verdrag van 1683 Compagnie als leenheer erkennen.
De zal rijzen, of de deze
vraag Compagnie in
jaren van strijd en

machtsuitbreiding, ook bevredigende resultaten heeft bereikt haar


op

eigenlijke terrein, den handel. Ongetwijfeld hebben de krijgsverrichtingen


in Voor-Indië Ceilon, Makassar, Taroeno Bantam
en op tegen Djojo en

niet alleen schatten gelds gekost, ook in den


maar ernstige stagnaties
handel veroorzaakt. Bovendien bewind
was er
tijdens Maetsuyckers
driemaal een oorlog met Engeland en eenmaal met
Frankrijk, waarbij
dan
meer eens rijkgeladen retourschepen den vijandelijken kruisers in

handen vielen. In de jaren 1657, 1662, 1664, 1666, 1667, 1674, 1675,

1677 en
1678 werden daardoor geen dividenden de
aan participanten
Doch de toestand
uitgekeerd. was niet zoo
ongunstig, als men daaruit

afleiden. Want in tijden werden vaak de


zou van gevaar retourschepen
Indië of zond hun orders,
in
aangehouden, men om aan de
Kaap betere
tijden af te wachten. Dit verklaart, dat op werd
een jaar, waarin niets

vaak dan
uitgekeerd, een jaar volgde met een meer gewone uitkeering;
in 1657 niets, 1658: 40 in 1662 niets,
in procent; in 1663: 30 procent.

Ondanks de kon de het


zware
oorlogslasten Compagnie gedurende 25-

bewind totaal 440 uitkeeren, of


jarig van
Maetsuycker in
nog procent

gemiddeld ruim 1
7/ procent per jaar. Dit komt vrijwel overeen met het

gemiddelde, dat in haar


zij geheele bestaan van bijna twee eeuwen heeft

uitgekeerd, en dat 18 procent bedraagt.

Literatuur: Jhr. Mr. J. K. de De het


J. Jonge, Opkomst van

Nederlandsch gezag in Oost-Indië, deel VI en VII; Prof. Dr. H. T.

Colenbrander, Koloniale Geschiedenis, 11, blz. 158 —184; Prof.

Mr, J. E. Heer e s, Corpus Diplomaticum I, blz. 458 e. v.; Mr. P.

M ij Verzameling instructies, ordonnanciën


e r. van en reglementen voor

de Nederlandsch-Indië; Dr.
regeering van
J. Aalbers, Rijckloff van
Het de 123
Glorietijdperk van
Compagnie.

Goens; W. Campbell, Formosa under the Dutch; P. de Zeeuw

De Hollanders Formosa: Dr. F. W. Het Bon-


J.G z n., op Stapel,

gaais Dr. W. H. de Leeuw, Het Painansch


Verdrag; J. contract;

Frangois Va 1 entij n, Oud- en Nieuw Oost-Indiën, I, blz. 341 e.v.

111, 2, blz. 142—169 IV, I, blz. 105 Dagverhaal


en e.v.; van Jan van

Riebeek; Dr. E. C. Godee Molsbergen, Geschiedenis van de

Minahassa tot 1829, blz. 27 e.v.

De Tijgersgracht te Batavia,

(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)


8. DE PERIODE VAN NABLOEI.

Na den het groote trio: Maetsuycker, Van Goens en Speelman


tijd van

hun
bleef de Compagnie nog jaren lang de vruchten van krachtig op-

komt
treden plukken, maar onder de volgende opperbestuurders er geen

zeker treden
voor,
die met hen kan worden vergeleken, en langzaam maar

der de
in de nu volgende periode de zwakke zijden organisatie van

1684 Cornelis Speelman over-


Compagnie aan
den
dag. 11 Januari was

als Gouverneur-Generaal het bewind te hebben


leden, na ruim twee jaar

denzelfden hem, overleed


gevoerd; op dag, slechts weinige uren na even-

de Directeur-Generaal Balthasar Bort. In


eens zijn opvolger in
rang,

de keuze
Rade van Indië heerschte geen eenstemmigheid over van een

zelf het
opvolger, en
enkele leden, die zich voor hooge ambt aangewezen

de
achtten, brachten ten slotte hun stem uit op
het lid Camphuys, in

benoemd worden. Tot


vaste overtuiging, dat die toch geen kans had, te

bleek de stembriefjes, dat Camphuys


aller verrassing bij opening van

de meerderheid der stemmen had gekregen en


dus moest hij voorloopig
Heeren-XVII intusschen met
met het opperbewind worden belast. waren

aarzelden niet, die te be-


deze keuze blijkbaar wel ingenomen, want zij
den Raad Indië, in het bizonder
De meerderheid in van en
vestigen.
Hurdt, hierover
de nieuw benoemde Directeur-Generaal Anthony waren

ten zeerste ontstemd en


werkten hem herhaaldelijk tegen. Doch Camphuys
als de het hem
toonde een niet van hem verwachte energie, en oppositie

te lastig maakte, bezocht hij den Raad van Indië niet, maar regeerde

zonder dezen, naar eigen inzichten en opvattingen.


af;
Johannes Camphuys wijkt in vele opzichten van zijn voorgangers

het zwaard, wel een goed koopman


hij was allerminst een man van maar

dien tijd.
en, zeldzame verschijning onder de Compagniesdienaren van
125
Johannes Camphuys.

veel voelde de Als klerk Indië


iemand, die voor wetenschap. jong in

had de secretarie den Raad Indië gewerkt,


gekomen, hij lang op van van

handel had
was eenige malen opperhoofd van
den in Japan geweest, en

ook den Raad Justitie Batavia. Toen


geruimen tijd zitting gehad in van te

Gouverneur-Generaal had werk-


hij als optrad, hij een onafgebroken
zaamheid van 30 in Indië
jaren
wordt
achter den rug. Hij vóór

alles als door


gekenmerkt een

door die de
en eerlijk man,

het
„quade handelingen en vuyl

bedrijff” van vele Compagnies-


dienaren met leede oogen zag.

Echter was hij niet bij machte,

de den
bij tegenwerking van

Raad van Indië, daaraan een

einde te maken. Van liefde


zijn

voor de wetenschap getuigen

een door hemzelf geschreven

geschiedenis der stichting van

Batavia, alsmede de steun, dien

hij verleende aan andere uit-,

het „Herbarium Am-


gaven, als

bonense” of „Amboinsch Kruyd-

boeck” en
de „Amboinsche Rari-

teytskamer” van den beroemden

George Everhard Rumphius, en

de „Beschryvingh van Japan"

door Engelbert Kaempfer.


Hoewel ook onder het zes-
G.-G. 1684 tot 1691
JohannesCamphuys, van

bestuur wel
jarig van Camphuys (Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)

gestreden is, met name op Java,


kan de drie
men, in vergelijking met regeering van
zijn voorgangers,

van een vreedzaam bewind spreken. De eenige ernstige vredesver-

veroorzaakte het Deze, Baliër


storing optreden van Soerapati. een van

geboorte, als slaaf Batavia


was van een
opperkoopman te
gevlucht, en

had zich aantal


aangesloten bij een groot soortgenooten, die roovend

en plunderend door den Preanger trokken. Al spoedig was hij de


126 Soerapati.

aanvoerder dier bende In 1683, de


geworden. toen
Compagnie nog

Bantam bood dezen vrijheid


in
strijd met gewikkeld was, zij troep en

straffeloosheid indien bij haar wilde dienstnemen Ban-


aan, hij tegen

tam. Dit geschiedde, en zoo kreeg Soerapati den rang van luitenant in

’s leger. Het ontactvol beleedigend optreden


Compagnies en van een

Hollandschen echter weldra den


vaandrig was voor warmbloedigen
Baliër den trad den
aanleiding, tot vijand over te loopen, en hij opnieuw in

Preanger op
als een hardnekkig tegenstander van de Compagnie. Deze

liet hem door soldaten voortdurend opjagen dit bracht


een afdeeling en

slotte het dat den ontvluchtte


Soerapati ten zoo in nauw, hij Preanger
de Kartasoera, II hem welwillend
en wijk nam naar waar Amangkoerat
hof Het dat de regeering Batavia
aan zijn ontving. is te
begrijpen, te

haar
over dit optreden van
den Soenan, die zijn waardigheid aan in-

danken had, allerminst zond den


grijpen te was gesticht. Zij er majoor

Tack heen, die vroeger


in den strijd tegen Taroeno Djojo de wapenen

het had zich ook den


in
belang van Amangkoerat gevoerd en in

Bantamschen keuze
strijd onderscheiden had. Deze was echter in zooverre

daar het Tack die Kediri


niet gelukkig, geweest was, bij de inneming van

zich had de heilige kroon Wel


meester gemaakt van van Majapahit. was

de der streng-
die aan den Soenan geschonken, maar naar
opvattingen

geloovige Javanen was


die kroon door de
aanraking van een „ongeloovige”

Toen Tack afdeeling soldaten


ontwijd. nu met een
talrijk gevolg en een

vond daar buiten de stad aantal


te Kartasoera aankwam, hij een

volgelingen van
Soerapati in gevecht met een afdeeling Javanen. Hij

wilde tusschenbeide komen, maar hierdoor ontstond een algemeene ver-

waarin zich ten slotte de beide Inlandsche partijen tegen de


warring,
Hollanders richtten; Tack kwam, met enkele hem medegegeven adviseurs

en
70 soldaten, om het leven. De rest wist binnen het Nederlandsche fort

te komen, en was daar veilig.


II liet Batavia dat het
Amangkoerat te weten, hij voorgevallene zeer

betreurde, De regeering echter


maar er geheel onschuldig aan was. was

dat het tusschen de Baliërs


van meening, gevecht en Javanen maar een

schijnvertooning was geweest, om Tack in den val te lokken. En toen de

Soenan kort daarop het zelf met Soerapati te kwaad kreeg en door dezen

het werd hem


zeer in nauw gebracht, weigerde de Compagnie bij te staan.

bewind hadden Voor-Indië enkele belangrijke


Tijdens Camphuys’ in
Willem van
Outhoorn. 127

gebeurtenissen plaats, waarbij zich vooral Laurens Pit, de jonge, gouver-

handel de kust Koromandel,


neur en
directeur van ’s Compagnies op van

onderscheidde. Toen eenige onderdanen van den vorst van Golkonda,

die belangrijke bedragen aan de Compagnie schuldig waren,


weigerden
die te voldoen, en Pit tevergeefs de tusschenkomst van den vorst had

maakte zich 1686, slechts 400 soldaten, de


ingeroepen, hij in met van

haar den
belangrijke plaats Mazulipatnam meester, en gaf eerst aan vorst

deze de der schulden had boven-


terug, toen voor voldoening gezorgd en

dien een
schadevergoeding had betaald. Eenige jaren later, gedurende
den oorlog met Frankrijk, verscheen de bekende admiraal
negenjarigen
Du Quesne met zes oorlogsschepen in de Koromandelsche wateren, om

den Nederlandschen handel aldaar afbreuk te doen het Fransche


en

kantoor Pondicherry beschermen. Nadat Ceilon Com-


te te
hij bij twee

had, echter Pit


pagniesscheepjes genomen moest hij in een gevecht met

het delven werd zelfs de Golf


onderspit en gedwongen, van Bengalen te

verlaten. maakte de zich


Daarop Compagnie meester van Pondicherry.
dat evenwel den vrede 1697 de Franschen werd
bij van Rijswijk in aan

teruggegeven.

einde
Op het van 1691 legde Camphuys zijn waardigheid neer, na op

verzoek honorable hebben


zijn ~op seer en reputatieuse wyse” ontslag te

gekregen; hij bleef tot zijn dood in Indië gevestigd, nu eens vertoevende

op zijn nabij de stad gelegen landgoed, dan het hem toebehoorende


op

eiland Edam de baai Batavia,


in van waar hij een zeer mooie verzameling

Japansche curiositeiten Indische dieren had bijeengebracht.


en
Zijn op-

volger was Mr. Willem van Outhoorn, die, als zoon van een
gouverneur

van Banda, jeugdigen leeftijd Nederland


op naar was
gezonden en te

Leiden had gestudeerd. Na zijn promotie trad in ’s


hij Compagnies dienst,
kwam in 1660 Batavia bleef verdere leven,
te aan, en zijn geheele nog

60
jaar lang, daar ter plaatse gevestigd! Twintig jaar was hij er werkzaam

bij den Raad van Justitie, vele jaren in Rade van Indië, en van 1691 tot

1704 als Gouverneur-Generaal. Na aftreden bleef Batavia


zijn hij te

woonachtig, hij November 1720


waar in
op
ruim
85-jarigen leeftijd
overleed.

In de eerste bewind hield zich, evenals


jaren van zijn hij Camphuys,
buiten den tusschen
strijd Amangkoerat II en Soerapati; toen deze laatste

het den Soenan steeds


lastiger begon te maken, trachtte Amangkoerat
128 Eerste Successie-oorlog op Java.

1697 de Batavia te halen, hem andermaal te helpen.


in regeering te over

Daar echter de oorlogskosten van


den strijd tegen Taroeno Djojo nog

steeds niet terugbetaald waren, bleven de onderhandelingen lang slepende,


II 1703 overleed.
en er was nog
niets
vastgesteld, toen Amangkoerat in

In laatste had oudsten


zijn levensjaren hij zijn zoon en aangewezen op-

kiezen. De kroon-
volger, bekend als Soenan Mas, tegen zich zien partij

die hem gewonnen had


prins
had zich
namelijk bij Soerapati aangesloten,
de Nederlanders uit Mataram
voor het voorstel, gezamenlijk geheel te

Na zijns vaders dood aanvaardde Mas nu de regeering; een


verdrijven.
echter, ontstemd
groot aantal hoofden over
Javaansche zijn samengaan

Pangéran als Soenan.


met Soerapati, huldigden zijn oom, Poeger,
neef brak felle de Eerste Javaansche
Tusschen oom en nu een strijd uit,

die 1704 1708 duurde. Willem van Outhoorn


Successie-oorlog,, van tot

door zijn schoonzoon, Johan


was intusschen afgetreden, en opgevolgd

van Hoorn, die, als jongen met zijn vader in Indië gekomen, reeds op zijn

dien vader had gezantschapsreis China,


13de jaar vergezeld op
een naar

den keizer Na terugkeer te


waar hij door persoonlijk was ontvangen.

bleef hij gedurende zijn geheele


Batavia in ’s Compagnies dienst getreden,
had zich, ’t bizonder als
loopbaan daar ter plaatse gevestigd. Hij in

aantal Daghregisters van Batavia, en als gecommitteerde


schrijver van een

de zaken den Inlander, doen kennen als een hard en


voortreffe-
tot van

lijk werker.
Van Hoorn kwam tijd het bewind. Niet alleen
in een moeilijken aan

den Oosthoek beheerschen, elk der beide


bleef Soerapati maar strijdende
de kunnen maken.
Soenans meende aanspraak op
steun van Compagnie te

Soenan Mas zond een gezantschap naar Batavia, Pangéran Poeger

wendde zich
persoonlijk tot ’s Compagnies opperhoofd te Semarang,

Covert Knol. De regeering te Batavia verklaarde zich ten slotte bereid,

de door de vorige Soenans met de Compagnie


Poeger te steunen, mits hij
zullen doen. Een leger
gesloten contracten nakwam, wat hij toezegde te

onder
van
4000 man,
half Europeesche, half Inlandsche soldaten, trok nu,

den Raad Indië, Herman de Wilde, naar Kartasoera op,


leiding van van

en
bezette deze plaats in 1705; Soenan Mas bleek naar Soerapati gevlucht

te
zijn. P. Poeger werd nu gehuldigd als Soesoehoenan Pakoe Boewono;
De Wilde, Com-
hij sloot een nieuwe overeenkomst met waarbij hij de
Losari de
pagnie
de landen ten Westen van
de Tji en Tji Donan, met

Cheribon, afstond, benevens het Oosten van


Madoera
inbegrip van
Abraham 129
van Riebeeck.

de Compagnie in het ongestoord


(Pamekasan en Soemenep). Zoolang
Mataram, de Soenan
bezit zou blijven van
haar handelsmonopolie in zou

schuld niet behoeven af te betalen.


de door
zijn voorgangers gemaakte
200 bleef Kartasoera in garnizoen.
Een Nederlandsch? bezetting van man te

echter nog niet af-


Met deze regeling was
de eerste successie-oorlog

Soenan Mas, door Soerapati, bleef den strijd tegen


geloopen; gesteund
onder Covert Knol slaagde er
de
Compagnie voortzetten. Een expeditie
versterkte dat den naar
in October 1706 in, het zeer Bangil, toegang

dat
Pasoeroean beheerschte, in te nemen. Men vernam na eenigen tijd,

dien strijd gewond geraakt en spoedig daarop was


Soerapati bij was

Wilde Knol, Kartasoera


overleden. Het volgende jaar trokken De en van

Soenan Mas op; namen Kediri en hielden het bezet,


uit, opnieuw tegen zij
de
evenals Pasoeroean. Nog eenigen tijd zwierven Soenan Mas en zonen

rond, de eerste in 1708 te


van Soerapati in het Malangsche gebergte tot

aanbieden; werd gezin


Soerabaja zijn onderwerping kwam hij met zijn

naar Ceilon verbannen.

den successie-oorlog medegemaakt door


Een gedeelte van eersten was

Frangois Valentijn, die als veldprediker in het leger had gediend, en

tochten heeft in zijn „Oud


een beschrijving van de moeilijke gegeven

en Nieuw Oost-Indiën”.

Eenige jaren van rust volgden nu op Java. In 1709 legde Johan van

Hoorn vertrok naar Nederland. Zijn opvolger


zijn waardigheid neer, en

Riebeeck, den
werd de Directeur-Generaal Mr. Abraham van zoon van

de had
stichter van de Kaapkolonie. Hij was in 1653 aan Kaap geboren,

te Leiden gestudeerd, en was in 1676 te Batavia aangekomen, waar hij

zijn geheelen 33-jarigen diensttijd had doorgebracht. Het was mogelijk

die jeugd Zuid-


de herinnering aan de ontdekkingstochten, in
zijn in

Afrika waren ondernomen, die hem er toe brachten op verschillende reizen

Zoo bereikte dier tochten zelfs


den Preanger te doorkruisen. hij op een

Ook liet pad aanleggen de Westkust


de Wijnkoopsbaai. hij een van

bericht kunnen de aankomst


naar Batavia, om spoediger te krijgen van

vaderlandsche Straat Soenda. Zeer verdienstelijk maakte


van schepen in

In 1616 had
hij zich voor de uitbreiding van de koffiecultuur op Java.
water”
Pieter van den Broecke te Mocca uit zekere boontjes „swart zien

Na
trekken, dat aldaar als
opwekkende drank algemeen werd gebruikt.

eenigen tijd had men ook in


Europa smaak in dit genotmiddel gekregen,
Mocca-
en in 1663 bracht de Compagnie de eerste belangrijke zending

9
130
]ava~kof[ie.

koffie Nederland. Sedert de


naar nam aanvoer gestadig toe, en bedroeg
in sommige jaren wel 300 000 Van Malabar uit 1696 de
pond. kreeg in

toenmalige Directeur-Generaal, Johan van Hoorn, een aantal


plantjes

toegezonden, die hij op zijn landgoed Struiswijk, nabij Batavia, uitplantte.


De proef mislukte, tweede beter.
eerste maar een
poging slaagde Op
den bekenden Amsterdamschen
aandringen van burgemeester en
bewind-

De Nieuwe Poort, of Nieuwpoort, te Batavia.

Nienhof: Zee- en Lantreise.)


(Uit Gedenkwaerdige

der die groot voorstander


hebber Compagnie, Nicolaas Witsen, een was

van het aankweeken van nieuwe gewassen,


werd nu met den stelsel-

de Ommelanden Bovenlanden Batavia be-


matigen aanplant in en van

Reeds 1706 de bewindhebbers monster


gonnen.
in
kregen een eerste

dat 1707 liet Van Hoorn aantal plantjes


Java-koffie, goed voldeed: in een

onder de Inlandsche hoofden in den Preanger uitdeden. Daar de koffie-

cultuur kennis en inspanning vereischte, en de Compagnie er


weinig
Christoffel van Sivoll. 131

125
aanvankelijk goed voor betaalde (15 rijksdaalders per pikol van

het aantal koffieboomen snel toe. Speciaal Van Riebeeck gaf


pond), nam

er zich veel moeite voor, en hij kon in 1712 de eerste belangrijke lading
Na onder Van
Java-koffie naar Nederland verschepen. een inzinking

Swoll, die niet veel voor „nieuwigheden” voelde, nam ze onder Zwaarde-

croon weer belangrijk toe; de retourvloot van


1720 had ruim 100 000 pond

boord.
Java-koffie aan

overleed 1713 de uitputting


Van Riebeeck in aan gevolgen van en

ziekte, opgedaan op een zijner tochten in den Preanger, waarbij men

verdwaald Christoffel Swoll, die, in 1684


was. Zijn opvolger was van

als uit het vaderland dood in 1718 steeds


assistent gekomen, tot
zijn te

Batavia werkzaam was. Hij geniet de


reputatie van een eerlijk man en

een hard werker te


zijn geweest, maar buitengewoon lastig en stijfhoofdig.

AlsTSaad van Indië was hij reeds herhaaldelijk met de vorige Gouver-

neurs-Generaal, Van Hoorn en Van Riebeeck, in botsing gekomen; eerst

keurden dan ook Heeren-XVII zijn verkiezing tot


na lange aarzeling
dat koffiecultuur
G.-G. goed. We zagen reeds, hij de in opkomst zijnde

niet had aangemoedigd; ook was hij een tegenstander van uitbreiding

het de daar dit groote vermeerde-


van grondgebied van Compagnie, een

ring van lasten met zich bracht. Hij gaf als


zijn meening te kennen, „dat

de Ed. reeds land veel had”. Veel kwaad deed zijn


Maatschappij te

tegen de Chineezen, die jaarlijks hun jonken


eigenmachtig optreden met

thee, andere Chineesche Batavia aanvoerden.


porceleyn en waren
op

Toen de Batavia
jonken in 1717 weer te waren aangekomen, bepaalde

plaats ƒ 60 de picol thee, zooals steeds


hij, dat de Compagnie, in van voor

gebruikelijk was geweest, maar ƒ 40 zou betalen, wat tot


gevolg had,

het enkele Batavia verscheen,


dat volgende jaar geen jonk meer op en

de Compagnie zonder thee zat.

trad Van Swoll den handel andere


Krachtig op tegen partikulieren en

’s dienaren, dit is wel de


knoeierijen van Compagnies en waarschijnlijk
reden dat Indië zooveel had. Hij
voornaamste geweest, hij in vijanden
overleed 1718, werd door Hendrick of Henricus
in en opgevolgd
Zwaardecroon, die uitnemende het
gedurende zeven jaren op wijze opper-

bewind heeft In als adelborst ’s


gevoerd. 1684 was hij in Compagnies
dienst getreden en had, bij zijn benoeming tot Gouverneur-Generaal,

een 34-jarige, zeer eervolle loopbaan achter zich.

Zoo had hij zich reeds in zijn eerste dienstjaren onderscheiden als
132 Hendrick Zwaardecroon.

secretaris van den Commissaris-Generaal Van Rheede tot Drake-

steyn
1
); later als commandeur op Ceilon, als directeur van Suratte

als Malabar.
en commissaris op Hij was een krachtige persoonlijkheid,
sterk in zijn sympathieën en antipathieën; als gevolg daarvan wordt hij
door door anderen fel Behalve dat
sommigen hoog geprezen, gelaakt.
zich veel de
hij moeite gaf voor uitbreiding van den
koffieaanplant,
nam hij ook proeven tot invoering van de zijdecultuur op Java, welke

evenwel resultaat leidden. Meer had


niet tot een gunstig succes hij met

het aankweeken van natuurlijke verfstoffen, sappanhout en indigo.


Door beleidvolle de Chineezen
onderhandelingen met slaagde hij er

bovendien in, de die sedert Van Swoll’s Ba-


theejonken, prijsverlaging
tavia niet meer hadden aangedaan, weder derwaarts te lokken, zoodat

sedert 1722 de voordeelige theehandel kon worden hervat. Een hem door

Heeren-XVII toegedachte verguld-zilveren beker, als


uiting van waar-

vele diensten, bereikte hem dood,


deering voor zijn niet meer voor
zijn

en
bevindt zich thans in het Rijksmuseum te Amsterdam.

De belangrijkste gebeurtenissen, die den tijd van zijn bewind overigens

kenmerken, zijn de tweede Javaansche Successieoorlog en het z.g. verraad

van Pieter Erberveld.

In het begin van 1719 overleed Soenan Pakoe Boewono; zijn oudste

hem als IJ3T Twee diens broeders


zoon volgde op Amangkoerat van

echter betwistten hem de deden Karta-


heerschappij en een aanslag op

die evenwel door de Nederlandsche aldaar kon worden


soera, bezetting

afgeslagen. In den daarop gevolgden oorlog kregen de opstandelingen


de de wederom
steun van zonen van Soerapati, en Compagnie was ge-

noodzaakt, een troepenmacht naar Oost-Java te zenden. Het gelukte haar,


1723 de onruststokers nadat
in voornaamste tot
overgave te dwingen,

een der broers van den Soenan was gesneuveld: de andere werd naar de

Kaap gebannen en twee zonen van


Soerapati werden met hun gezinnen

naar Ceilon vervoerd.

Pieter Erberveld was een Bataviaasch vrijburger, zoon van een

Duitschen leerlooier en een Siameesche vrouw; van zijn vader had hij
flink stukken land het eind
een vermogen en belangrijke geërfd. Op
van 1721 werd hij beschuldigd landverraad. Er heerschte in dat
van jaar

1
) Zie voor hem het volgende hoofdstuk.
Verraad Pieter Erberveld. 133
van

Batavia, daar eenige malen was gebleken,


een stemming van onrust te

slaven broeide. Zoo had in Augustus een


dat er onder de talrijke iets

door kwaad-
zware brand op de equipagewerf gewoed, die klaarblijkelijk

willigen was aangestoken met het doel, de Compagnie door het vernielen
daarna
van haar scheepsvoorraden weerloos te maken. Eenigen tijd

werden brandende voetzoekers op een der kruithuizen gevonden. In beide


Daar bovendien in
het de daders te
gevallen gelukte niet, op sporen.

Bantammers de
hetzelfde jaar eenige
malen benden stroopende tot in

de stad verschenen waren, is het bestaan van


onmiddellijke nabijheid van

een zenuwachtige spanning te begrijpen. Onder deze omstandigheden

indruk, 28 December eenige slaven aan de


maakte het diepen toen

kwamen mededeelen, dat hun meester, Pieter Erberveld, aan


regeering
Inlanders
het hoofd stond van een uitgebreide samenzwering van en

slaven, die ten doel had, alle Hollanders te vermoorden. Erberveld, van

het bekend dat tegen de regeering had,


wien was, hij ernstige grieven

die hem de rechten deel der door vader nagelaten terreinen


op
een zijn
de pijnbank erkende hij
had
ontzegd, werd onmiddellijk gearresteerd. Op
noemde verschillende
het bestaan eener dergelijke samenzwering en

De 60-jarige
Inlandsche hoofden op Java als
zijn bondgenooten. bijna
enkele mede-
Erberveld werd, op grond dezer bekentenissen, met zijner

dood gebracht. Bovendien liet de regeering


werkers op gruwelijke wijze ter

huis omverhalen, de het gestaan had, door een muur


zijn en plaats, waar

dien ziet thans het skelet Erberveld s


omringen. Op muur men nog van

hoofd, aan een lanspunt geprikt, terwijl een in den muur gemetselde
lezen
steen de volgende inscriptie te geeft:

~Uyt een verfoeylyke gedagtenisse teegen den gestraften landverraader

~Pieter Erberveld sal niemant vermoogen te deeser plaatse te bouwen,

„timmeren, metselen off planten, nu ofte ten


eenigen daage.

den A°. 1722.”


„Batavia, 14 April
Men tast tot heden in het duister omtrent den juisten aard en omvang

dezer samenzwering. Aan bekentenissen, op de pijnbank verkregen, mag

al te beteekenis worden toegekend. Het is bovendien zeer


geen groote

waarschijnlijk, dat door de te Batavia heerschende onrust het geheele

Intusschen de de
geval zeer overdreven is. gaf ontdekking aan bevolking
hield zelfs officieelen dank-
der stad een gevoel van opluchting; men een

loofde God, dat het „ontmenscht gebroed, belust op Christen-


dag, en

bloed”, zijn gerechte straf niet was ontgaan.


134 Verraad Pieter Erberveld.
van

In hetzelfde jaar, waarin het vonnis aan Erberveld voltrokken werd,


de zich
zag Compagnie genoodzaakt, een
„gevaar" van heel anderen

aard af te wenden, wel aanslag haar Mr.


en een op monopolie. Jacob
Roggeveen, die de Compagnie achttal
een jaren gediend had als lid

den Raad Batavia, de


van van
Justitie te was overtuiging toegedaan.

„Gedagtenisse" aan Pieter Erberveld.

dat zich tusschen Zuid-Amerika en het door Tasman ontdekte deel

van Australië, nog een groot vasteland uitstrekte. Zeven


jaar. nadat

’s
hij Compagnie dienst had verlaten, in 1721, gelukte het den 62 jarige,
de Westindische Compagnie te winnen voor een poging tot
ontdekking
van dit onbekende land. Met drie door haar schepen zeilde
uitgeruste

hij Kaap Hoorn om, vond wel verschillende, nog


onbekende eilanden,
135
Jacob Roggeveen.

het vasteland. Nadat hij één zijn schepen, en


maar niet gezochte van

derden de verloren had, wilde hij om de Kaap


twee van bemanning
den
de Goede Hoop huiswaarts keeren.
Zijn voornemen was daarbij,

voorbij zeilen, doch dit gelukte hem niet, en hij was genood-
Archipel te

zaakt, Batavia aan te doen. Hier liet Zwaardecroon beslag leggen op

beide schepen, omdat, naar


zijn meening, de Westindische Compagnie

door deze onderneming het mo-

nopolie van de Oostindische had

geschonden. Roggeveen en zijn

werden de
metgezellen met

retourvloot naar Nederland over-

Ter voorkoming
gebracht. van

een nieuw zooals inder-


proces,

1
tijd met LeMairewasgevoerd ),

trad de met de
Compagnie

Westindische in onderhandeling.

die ten slotte genoegen


nam

met een schadevergoeding van

ƒ 120 000.

Medio 1725 droeg Zwaarde-

croon
het bestuur over aan

Mattheus de Haan, en bleef tot

dood in 1728 land-


zijn op zijn

nabij Batavia De
goed wonen.

Haan, die in ’s Compagnies

dienst van onder-op alle rangen

had doorloopen, was reeds 62

de regeering
jaar oud, toen hij aan

kwam. vierjarig bewind


Zijn
1718 tot 1725
Hendrick Zwaardecroon,G.-G van

wordt door weinig anders geken-


(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)

merkt, dan door zijn onver-

den
standig en oneerlijk optreden jegens
de Inlandsche koffieplanters in

Het aantal koffieboomen de laatste sterk toegenomen,


Preanger. was jaren

de oogsten werden daardoor grooter, dan de Compagnie gebruiken


en

1
Zie hiervóór, blz. 63,
)
136 De Haan en
de Java-koffie.

kon. Zonder voorafgaande waarschuwing, betaalde De Haan nu


de in

1726 koffie 9, 15 de
geleverde met in
plaats van met
rijksdaalders pikol,
zooals vroeger
was vastgesteld, terwijl hij tevens aan de hoofden liet

weten, dat in het vervolg niet meer dan 5 rijksdaalders zou worden

betaald. Het dat tal Soendaneezen hun


gevolg was, onmiddellijk van

koffieboomen hakken, omdat die prijzen hen


begonnen om te er bij voor

verdienen hetzelfde jaar liet de regeering


niets meer mee te was. Nog in

bekendmaken, dat zij het uitroeien van koffieboomen streng zou straffen;

zij beschouwde die boomen als haar eigendom, daar de koffie door de

’s werd
Compagnie op Java was ingevoerd en op Compagnies grond
verbouwd. De Javanen ~besitten deselve maer ter leen, naerdien de

„Compagnie is de wettige heer en eygenaer”. Intusschen waren


reeds

zooveel boomen dat de door de bewindhebbers


uitgeroeid, in 1728 aan

geëischte hoeveelheid koffie niet kon worden voldaan.

Mattheus de Haan overleed Mr.


1 Juni 1729. Zijn opvolger was

Diederik Durven, die, na twee jaren het opperbewind te hebben gevoerd,


met
zijn Directeur-Generaal. twee leden van den Raad van Indië,

benevens enkele andere ambtenaren door Heeren-XVII werd


hooge

ontslagen, onmiddellijk Nederland Aan de be-


en naar
opontboden.

spreking van dit opzienbarend ontslag dient een uiteenzetting van


de

toestanden en misbruiken bij de Compagnie in Indië vooraf te gaan.

Literatuur: Mr. K. de De het


Jhr. J. J. Jong e, Opkomst van

Nederlandsch gezag in Oost-lndië, deel VIII en IX; Prof. Dr. H. T.

Colenbrander, Koloniale Geschiedenis 11, blz. 184—190; M. L.

van Deventer, Geschiedenis der Nederlanders Java, 11,


op

blz. 1—81; Dr. F. de 111, blz. 472—476; Dr.


Haan, Priangan
L. G. de R Bataviaasch
W. o o, De Conspiratie van 1721, in Tijdschrift

Genootschap, XV, blz. 362 e. v.; Frangois Valent ij n, Oud -


en

Nieuw Oost-Indiën, IV, I, blz. 126—228.


9. ACHTERUITGANG EN INNERLIJK BEDERF.

Het besluit van Heeren-XVII om den Gouverneur-Generaal Durven,

den Directeur-Generaal Hasselaer, en een aantal andere hooge ambte-

ontslaan qualiteyt Nederland op


naren te en
„buyten en
gage” naar te

moet beschouwd worden als een uiterste het den


roepen, poging om

ambtenaren Indië maken, dat de


in
duidelijk te Majores niet langer

met zich wenschten te laten spotten. En indien men zich eenerzijds


uit de resolutie- brievenboeken hoe al dan
en overtuigt, zij meer een

eeuw lang, jaar aan


jaar, maatregelen hadden genomen om geknoei der

ambtenaren te voorkomen, hoe den artikelbrief telkens hadden


zij ver-

scherpt aangevuld, de fraudeerende ambtenaren


en en met
„allervigou-
reuste” straffen hadden dan
bedreigd, en anderzijds constateert, dat het

meerendeel der laag, ondanks hun eed


suppoosten, van
hoog tot
op

dien artikelbrief, steeds zichzelf koste


op vrijpostiger wijze verrijkte ten

van de inheemsche bevolking en de Compagnie, dan de vraag, of het


rijst
Opperbestuur als niet veel eerder tot krasse maatregelen had moeten

overgaan, toen het kwaad nog niet zóó diep was geworteld.
In den brief van 9 October 1731, waarin Heeren-XVII hun besluit aan

Gouverneur-Generaal en Raden meededen, motiveeren dit het


zij „om

„groote verval, dat


wij tot ons smertelijck leetweezen verneemen
alomme

~in Indiën, en wel bysonder aan de hooftcomptoiren tot Batavia en

„Ceylon, te wesen in en omtrent alles, zo politicque als mercantile zaaken.

selfs ’t stuk de slegte


„en in van justitie: gesteldheyd van Compagnies
„navale magt publique werken, door
en
gebrek van
nodige reparatiën;
„de menigvuldige die omtrent het een en ’t ander worden
excessen,

„begaan of getollereert door


luyden van hoogen en lagen stand, waaruyt
138 Gehalte der ambtenaren.

„by verderen voortgang niet anders dan den totalen ondergang van

~des Compagnies gantschen omslagh in Indiën te wagten is”. Zij con-

dus: bederf, inderdaad wordt


stateeren verwaarloozing en en daarmee

niets te veel gezegd. Doch al dadelijk moet dan opgemerkt worden, dat

het dit wreken den die,


uiterst onbillijk was,
te
op man, toen tot een

besloten slechts het bewind


krachtmaatregel was, een goede twee jaar
had Daardoor werd Durven het odium gelegd, allen
gevoerd. op in

ondeugden te hebben overtroffen, en dit is geenszins juist. Wel waren

beschuldigingen tegen hem ingebracht wegens bevoorrechting van

vrienden en verwanten, afpersingen van Chineezen, en een aanstoot

gevende levenswijze, doch laster en afgunst reikten ver in het 18de

eeuwsche Batavia, en, hoewel in Amsterdam een commissie van


onder-

zoek benoemd, die Indië had komt


was uit
terugkeerenden ondervraagd,
de officiëele daarvan Men onderzoek
in motiveering niets voor. krijgt na

der stukken sterk den indruk, dat Durven cum suis ontslagen zijn, om

eens-voor-al een voorbeeld te stellen, dat, naar men hoopte, een diepen

indruk maken. Uit dit


blijvenden oogpunt bezien Durven de
en zou is

zondenbok geweest, die voor anderen moest boeten: er rest dan slechts

dat het daar het


te constateeren, „exempel” vergeefsch is geweest,

geknoei na zijn ontslag in


geen enkel opzicht is verminderd.

Reeds Both moest zich beklagen over het gehalte der ambtenaren,

Coen had, de hem hetzelfde euvel


en op eigen vrijmoedige wijze, op

de oorzaak allereerst zocht de slechte


gewezen, waarvan hij in
betaling,
die de haar ambtenaren schonk. Het
Compagnie spreekt, meent
hij.
de Heeren oock haer Inderdaad
vanzelf, „dat na geit worden gedient”.
kon verwachten, dat velerlei
men moeilijk voor een werkkring, waaraan

verbonden, die laag werd gehonoreerd, zich


risico was en bespottelijk
zouden beschikbaar stellen. Onder de uitgezonden
eerste-rangs krachten

ambtenaren waren er velen, die in het Moederland voor niets gedeugd

hadden; anderen, die diep in de schuld staken en zich Indië dachten

als dorado, kon worden.


een waar men spoedig rijk Op normale, eerlijke
dit echter Want de betaalde haar
wijze was uitgesloten. Compagnie
sobere varieerende
tractementen niet eens geheel uit; een gedeelte, van

een vierde tot de helft, hield zij onder haar berusting, tot na beëindiging

het dienstverband. Hierdoor had een dwangmiddel in handen:


van zij

ambtenaar zich, of benadeelde hij de Compagnie, dan


misdroeg een

volgens artikelbrief, staande verbeurd


werd, den zijn „te goed gagie”
Zucht naar emolumenten. 139

verklaard. En het dat de mindere ambtenaar soldaat uit-


gedeelte, en

betaald bovendien niet geheel in geld, gedeeltelijk


kreeg, ontving hij maar

de 75 Zoo
in
kleeding, waarop Compagnie eerst procent
winst
legde.
soldaat traktement maand vaak
kreeg een van zijn 9 gulden per
er

maar 3 in handen. Een assistent of boekhouder, die reeds tot de


j

„gequalificeerde dienaren” behoorde, verdiende van 16 tot 24 gulden

dan de helft toucheerde. Was het te


per maand, waarvan hij niet meer

verwonderen, dat velen naar „emolumenten” uitzagen, te meer, waar zij

voldoende werden, óf werkten onder


óf niet gecontroleerd superieuren,

die zelf kans zagen


zich in weinige jaren te
verrijken? Men beschouwde

al spoedig de emolumenten als iets geoorloofds, zoo niet als iets nood-

Een ambtenaar, Gerrit Demmer, die eenige


zakelijks. zeer verdienstelijk
Indië inkomen had ƒ 160 maand,
jaren als Raad van een genoten van per

waarvan hij volgens zijn stand had moeten leven, kon bij repatriëering

1652 wissel overmaken 165 750. Pieter Sterthemius,


in een van
ƒ even-

faam bekend staand hoofdambtenaar,


eens een te
goeder naam en was

directeur had die drie


van 1655 tot 1658 van Bengalen geweest: hij in

kans maken Batavia.


jaar gezien 21 504 rijksdaalders over te naar

Volgens kon het de 18e de


Valentijn in
begin van eeuw

der Molukken, salaris dan 160 per maand


wiens in
geen geval hooger ƒ
kon
zijn (dan moest
hij den rang van Raad van
Indië hebben), per jaar

En het
50 000
gulden op zij leggen. Kaempfer berekent het inkomen van j

het Decima 30 000


opperhoofd van
kantoor te in Japan, op minstens ƒ
maand In 1669
per jaar, hoewel zijn salaris maar ƒ 100 per was. over-

leed Decima de assistent Lodewijck de traktement 18


te Roy, wiens ƒ
maand had vond kleederkist 136 000
per bedragen: men in
zijn ruim
ƒ
De Gouverneur-Generaal Van Hoorn werd, hij
aan goudstukken. toen

1709 aftrad, 10 millioen Men bedenke daarbij,


in
op gulden geschat.
dat de levensstandaard opgevoerd boven het Nederlandsche
hoog was

peil. Vooral in de 18e eeuw heerschte weelde en overdaad, met name

in kleeding, huizen, slaven, rijtuigen en maaltijden.


Het meest voorkomende middel tot
verrijking was de particuliere

handel of „morshandel”, zoowel tusschen de verschillende gewesten van

Indië als het Moederland. Deze handel kon slechts


onderling, met

gevoerd worden met medewerking van ’s Compagnies schippers en

stuurlieden, die zich daar halve winst” toe leenden. Van


„op gaarne

de afmetingen, die dit misbruik soms aannam, krijgt men een denkbeeld
140 Verschillende knoeierijen.

den hierboven brief October Heeren-XVII


uit
genoemden van 9 1731.

daarin „dat de alhier aankomende, overladen


schrijven o.a. schepen, zo

deese geziene kooyen dat


„zijn met excessive en vóór nooyt en pakken,

„men zig ten uytterste moet verwonderen, hoe ze daarmede door zee

„zijn gekomen, zijnde van een burger van Batavia aan zijn correspondent

„alhier de 100 000 thee andere


over ponden toegezonden, en zo van

proportie”. Het meermalen dat door


„na is voorgekomen, van sommige
de Compagnie verkochte artikelen de werden gedrukt door de
prijzen

groote particuliere verkoopen, met name van thee en Chineesch porcelein.


Naast den n
morshandel waren de „overwichten” het meest verbreide

kwaad. berustten het omschreven


Zij op niet nauwkeurig gewicht van

een pikol (pikoel is letterlijk: draaglast, zooveel als een man aan een

de
juk dragen kan). Moest een gebied volgens met Compagnie gesloten
dan liet
contract een bepaald aantal pikols van eenige specerij leveren,

de betrokken ambtenaar 140, 150


pikols afwegen van en meer, soms

zelfs 240 verantwoordde de 125-ponds


tot
pond toe, en
gebruikelijke

pikols, het meerdere voor zichzelf behoudende. Daar bij vervoer ge- j

door overladen of (o.a. sterk kruid-


woonlijk, gemors bij indrogen bij
zeker de ambte-
nagelen en foelie), een percentage verloren ging, kregen

10 15 het der
naren een speling van tot procent op gewicht tijdelijk
onder hun beheer staande waren; men noemde dit „spillage” of „laccage”.
Ook als verloren ging of trok de ambtenaar die
er niets indroogde, pro-

af. Velen hunner, vooral de verder de


centen
hoogstgeplaatsten, wisten

Inlandsche hoofden pachters het aanbieden


en te dwingen tot van

„contributiën” en „hommagiën”. De „stille winsten” waren weinig anders

dan diefstal: de winsten, door de


regelrechte men noemde zoo verkregen
doen op den haar
Compagnie te kort te voor rekening gedreven handel,

hetzij door onderwichten, of door waren te leveren van mindere qualiteit


dan men ontvangen had. Op sommige plaatsen werden aardige bijver-

diensten door het omwisselen Inlandsch


gemaakt van Europeesch in

of of door het victualie ’s Com-


geld, omgekeerd, verkoopen van uit

pagnies schepen en magazijnen aan particulieren, waarbij dan de soldaten

en matrozen, aan wier rantsoenen het verkochte ontnomen werd, de

Ten slotte leenden ook geld 's Compagnies


dupe waren. sommigen uit

kassa aan particulieren uit, op korten termijn en tegen hoogen interest, a

Zooals reeds bewindhebbers het bestaan dezer


gezegd is, waren van

knoeierijen op
de hoogte, en deden ze alle mogelijke moeite om er
Benoeming van een Comissaris-Generaal. 141

een einde aan te maken. Kwam een schip in het vaderland aan, dan

mocht niemand of boord vóórdat de


aan van gaan, gecommitteerde
bewindhebbers aan de hand van de cargalijsten de scheepsruimen en

de kisten van de
opvarenden hadden onderzocht.
Bij wijze van tegemoet-

koming werd aan ieder repatrieerende toegestaan, een hoeveelheid waren

of „rariteyten” mee te nemen, gelijk staande met drie maanden gage,

inkoops gerekend; het meerdere werd echter onvoorwaardelijk geconfis-


keerd. Maar behalve dat men
veel in hoeken en gaten wist te
nog

reeds volle vaak


verstoppen, waren in zee groote hoeveelheden particu-

liere goederen op
kleinere kustvaarders overgeladen.

Ook de schepen, die Holland Indië


van naar voeren, namen particuliere
vooral bier Indië heel verdienen
goederen mee, en wijn, waar in wat
op te

viel. In het 1676 het Alcmaer” Tessel


najaar van voer „Wapen van van

boord welk zich bevond Mr. Volckert Goens,


uit, aan van schip van

den Directeur-Generaal Goens,


zoon van
toenmaligen Rijckloff van en

uitgezonden zitting den Raad Batavia.


om te nemen in van
Justitie te

Door toeval kwamen Heeren-XVII achter, dat dit


een er schip voor

Mr. Goens drinckwaeren


rekening van van „verscheyde goederen en

ander hadde”. Hier


uyt een
gevolght schip overgenomen gaf dus de zoon

van een der meest verdienstelijke ambtenaren van de Compagnie, en

iemand, die zelf als rechter andere overtreders


zou moeten
optreden om

te straffen, het voorbeeld. Het kan geen verwondering wekken, dat het

scheepsvolk en de mindere dienaren hierdoor in hun misbruiken werden

aangemoedigd.
In de 17de kern ambtenaren, die
eeuw was er nog een van hooge
strikt eerlijk waren Coen, Van Diemen, Maetsuycker e.a. maar

de 18de behooren dezulken reeds de


in eeuw tot hooge uitzonderingen.
Toen alle ambtenaren in
waren er gewesten, waar „kongsie” samen-

werkten en de winsten verdeelden na rato van ieders traktement. Vooral

„de West Indië”, dat is Suratte, Malabar, Koromandel


van en
Bengalen,
daarvoor berucht: het
waren laatstgenoemde gewest genoot langen tijd
de reputatie, dat het
men er spoedigst rijk kon worden. Geregeld zond
het daar heen, hun leverden
opperbestuur visitateurs maar
inspecties

resultaat In 1684 besloten Heeren-XVII


weinig op. tot uitzending uit

Nederland van Hendrik Adriaan van Rheede tot Drakesteyn, heer van

Mydrecht, als hun vertegenwoordiger, onder den titel van Commissaris-

Generaal. Van Rheede commandeur de Kust


was vroeger van van
142 Van Rheede tof Drakesteyn.

Malabar stond niet alleen als bekwaam, ook


geweest, en een zeer maar

als een volstrekt eerlijk man bekend. Hij kreeg de meest onbeperkte

volmacht tot het verleenen van ontslag, het doen van overplaatsingen etc.

Tot 1691 was hij in Voor-Indië werkzaam en bracht

„frauden malversatiën” het licht. Zoo ontdekte het bestaan


en aan hij

van een vereeniging van inheemsche kooplieden en Compagniesdienaren,

den binnen het kasteel te Batavia


Woning van G.-G.

Nienhof: Gedenkwaerdige Zee- en Lantreise.)


(Uit

die rekening een geregelden handel tusschen Bengalen en


voor eigen
voerde, in den volksmond de „Kleine Compagnie heette.
Batavia en

kon het kwaad


wel eenige verbetering hij
Zijn optreden bracht aan, maar

tierde het dan ooit.


niet geheel uitroeien, en na zijn dood in 1691 weliger

De enkele ambtenaren, die met straffe hand ingrepen,


hooggeplaatste
konden de verbreidheid van het kwaad weinig bereiken
bij algemeene
Zoo liet Zwaardecroon in 1722
op één dag te Batavia 26 Compagnies-
143
Contigenten en Verplichte Leverantiën.

dienaren, waaronder 11 Europeanen, vonnissen, maar dit maakte slechts

indruk, evenals het Durven 1732.


een voorbijgaanden ontslag van in

Naast de misbruiken der ambtenaren waren er echter ook andere

die den de
oorzaken, achteruitgang van Compagnie bewerkten, oorzaken,
die voortvloeiden haar systeem, het De door-
uit
monopoliestelsel. starre

daarvan maakte het zooveel mogelijk voorkomen


voering noodzakelijk, te

dat althans den die de meerderheid der


er in
Archipel, overgroote

leverde vorsten of staten waren, die vrij konden handelen


specerijen

wilden. De wenschte alle in haar


met wie zij Compagnie specerijen

macht te hebben, en ze
kon dit doel slechts bereiken door de souvereinen

der produceerende landen „door tractaet ofte door gewelt” te noodzaken,

hun alleen haar leveren. Men erkennen,


gansche product aan te moet

dat zij op den duur daarin vrijwel is geslaagd; het resultaat is het stelsel

der contingenten en verplichte leverantiën, dat geleidelijk de plaats is

innemen een normalen, handel. De waren


gaan van vrijen contingenten

lasten, door die de de


de opgebracht gebieden, waarover Compagnie
had de hoofden dier streken de
souvereiniteit verkregen. Zij droeg op,

door haar gewenschte hoeveelheid van een bepaald product te leveren,

soms geheel zonder betaling, soms tegen een kleine vergoeding, die dan

echter aan die hoofden werd uitbetaald, en waarvan de Inlandsche land-

bouwer als Zoo vormden de


regel weinig of niets ontving. contingenten

een
belasting in natura.
Verplichte leverantiën waren
leveringen op grond

van met
„vrije” vorsten gesloten contracten, waarbij die vorsten toezegden,
dat het door hun de Com-
geheele gebied voortgebrachte product aan

pagnie zou worden geleverd. Door het schenken van jaargelden en

die de dat de
premiën aan vorsten wist Compagnie gedaan te krijgen,
contractueele prijzen laag bleven, belachelijk laag soms. De bevolking

kreeg dus maar een sobere betaling voor haar product, maar mocht het

ander, die betalen wilde, de streek


niet aan een meer verkoopen; vorst

onderdanen. Trachtten de kweekers


zijn jaargeld op
ten koste van
zijn j
hun Denen, of anderen
product heimelijk aan Portugeezen, Engelschen

van
de hand te doen, dan waren ze „smokkelaars” en de Compagnie

hield zich aan het haar bij de contracten


gegeven recht, en schoot, waar

kon, de den Leverde de


ze smokkelprauwen in grond. oogst van een

dan de kon „consumeeren”, dan liet


product meer op, Compagnie zij een

der boomen de
gedeelte uitroeien; vorst
kreeg een extirpatie-premie,
de eigenaar der boomen kreeg niets.
144 Achteruitgang van den handel.

Met het ’s macht invloed is het aantal


toenemen van Compagnies en

leverantiën dat der contingenten


verplichte geringer, grooter geworden.
In de 18de wordt
eeuw verdwijnt echter de naam contingenten, en ten

slotte alles samengevat onder: „verplichte cultures”. De schaduwzijden


dit de hand; de vindt de Com-
van systeem liggen voor bevolking èn

pagnie èn zijn eigen hoofden tegenover zich, en wordt stelselmatig tot

armoede gebracht. Soms komt daartegen de


ze in verzet, getuige talrijke

opstanden in de Molukken. Als ten tijde van den Gouverneur-Generaa!

De Haan de vergoeding de koffie den wordt


voor van
Preanger terug-

gebracht tot 5 rijksdaalders de pikol, het moeizame transport naar

Batavia inbegrepen, beginnen de Soendaneezen de koffieboomen in

Aanstonds de
menigte om te kappen. grijpt regeering in, en dreigt met

straffen. De redeneert bovendien is


zware grond, zoo zij, is van ons;

de door de bewoners „besitten deselve


koffieplant op Java ons ingevoerd,

leen, naerdien de Compagnie de wettige heer


„maar ter is en eygenaer”.
Het resultaat is, dat de bevolking óf onverschillig, öf vijandig ge-

zind wordt.

Het monopoliestelsel, zooals de Compagnie dat toepaste, wreekte zich

echter eveneens op
de financieele resultaten der Compagnie zelf. Om dat
stelsel controleeren, steeds kruisende de
te moet
zij meer
schepen in

houden haar uitbreiden. Op het eind


vaart en
ambtenarencorps gestadig
van de 17de eeuw heeft reeds 12 000 man in dienst. De uitgaven
zij
worden dus steeds grooter. Door de geleidelijke verarming der bevolking

vermindert haar Had de helft der 17de de


koopkracht. in eerste eeuw

steeds behaald bp de door haar


Compagnie belangrijke winsten uit

Europa aangevoerde producten en


de uit Voor-Indië naar
den Archipel

gevoerde doeken en lijnwaden, weldra blijkt de bevolking daar niet meer

kleeden1 katoentjes
in staat, geld te
geven voor gebatikte ,
mooie en

Dit verklaart, dat 1697 af de in Indië


fijne lijnwaden. van uitgaven

de inkomsten overtreffen. Nog bedenkelijker dat ook


beginnen te was,

de Indische producten de winsten


geleidelijk
op naar Europa gevoerde
Franschen zich —de
minder werden. Engelschen en begonnen eersten

der Acte steeds


reeds na de uitvaardiging van Navigatie meer op

handel bleek, dat de


den kolonialen toe te leggen, en herhaaldelijk in

verkochte de prijzen Holland drukten. Zoo


Engeland specerijen in was

ook in het Moederland op het einde der 17de eeuw de financieele toe-

kwamen
stand van
de
Compagnie allesbehalve rooskleurig; herhaaldelijk
145
Financieel wanbeheer der Bewindhebbers.

waarin ook daar de grooter waren dan de inkomsten.


jaren voor, uitgaven

En flinke winsten werden behaald, dan zou een wijs


als er nog eens

hebben, dat althans een gedeelte daarvan zou zijn


beleid gevorderd
Dit echter niet, evenmin als ooit
besteed aan schulddelging. geschiedde
Om het crediet de
aan afschrijving of reserveering is gedacht. van

schaden, keerden de bewindhebbers ook in kwade


Compagnie niet te

dividenden de vereischte gelden


jaren belangrijke uit, waarvoor zij

Hoever daarmee leert blik in ’s Compagnies_[


leenden. men ging, een

boeken. In 1696 b.v. de Generale Staat dat is de balans een


wijst
millioen dat dus zooveel,
nadeelig saldo aan van gulden, is juist
niettemin
als het nominaal aandeelenkapitaal van
de
Compagnie bedroeg:

wordt een
dividend van
15
procent uitgekeerd. Tegen een dergelijk

beheer zouden in onzen tijd aandeelhouders of commissarissen opkomen;

bij de Compagnie geschiedde dit niet, om de eenvoudige reden, dat de

niet den minsten invloed op het beheer van de Compagnie


participanten
haar toestand niets afwisten. Door de geregelde uit-
hadden, en van

bleef de koers der actiën hoog had het den schijn, dat de
keeringen en

vele Bewind-
Compagnie er goed voorstond. Inmiddels speculeerden

hebbers lustig ’s aandeelen, daar zij eerder dan de aan-


in Compagnies
keeren
deelhouders wisten, hoe groot
het in een bepaald jaar uit te

dividend of dus de koers der actiën of dalen.


zou zijn, en zou rijzen

Niet alle leden der XVII waren het met deze opvattingen en praktijken

als de bekwame Amsterdamsche leden Coenraad van


eens; mannen

Nicolaas Witsen het verderfe-


Beuningen, Johannes Hudde en zagen er

in, hun adviezen werden in den wind geslagen en de


lijke van maar

meerderheid besliste anders. Bovendien waren ook zij, evenals de be-

Mr. Pieter Dam, die


kwame „advocaat” van de Compagnie, van meer

als Heeren-XVII een leidende positie


dan 50 jaar lang secretaris van

1
de fouten Indië. zagen niet in, dat
innam, blind ten opzichte van in
Zij

de wijze, de haar monopolie in praktijk bracht, tot


waarop Compagnie
haar leiden, evenmin als zij begrepen, dat een
eigen ondergang moest

ambtenaren kunnen verhoogen


betere bezoldiging het gehalte der zou

doen zochten hun kracht uitsluitend


en vele misbruiken verdwijnen. Zij
der dat dit niet hielp, stemde hen
in het verscherpen strafbepalingen;

moedeloos, „Als de zich niet aan hun eed wenschen te


suppoosten

de Compagnie machteloos,” verzucht Van Dam.


houden, is

Wanneer in de 18de eeuw in de Republiek de familieregeering hoogtij

10
146 Familie-regeering.

viert, en de regenten overeenkomsten


sluiten, waarbij ze elk hun beurt

krijgen om
winstgevende ambten aan vrienden of verwanten te schenken,
zien wij hetzelfde bij de Compagnie. Bewindhebbers krijgen hun
geregeld
„toerbeurt”, helpen verwanten aan goedbezoldigde betrekkingen, en geven
hun bovendien
aanbevelingsbrieven mee voor de Indische
regeering,
die de bewindhebbers te vriend hield.
gaarne Er zijn er onder dezen,
die, als ze hun beurt
op geen bepaalde gunstelingen hebben te helpen,

Binnenplein van het


Oostindisch huis te Amsterdam.

(Rijks Prentenkabinet.)

den door hen te vergeven post verkoopen aan dien sollicitant, die er

het meeste heeft.


voor over Had de het
kooper geld niet beschikbaar,
dan het
nam hij eenmaal in Indië, wel kans
op en,
zag hij de schuld
L spoedig af te lossen.

De buitenstaander merkte van dit alles niets; hij zag slechts de


Indische „Kamers”, die het
uiterlijk van paleizen hadden, welgevulde
pakhuizen, zwaarbeladen
schepen, met fortuin gerepatrieerde oud-gasten.
147
Uitedijke glans.

aandeelhouders, die flinke dividenden kregen. Zoo bleef


en geregeld
de ook wankel gebouw geworden,
Compagnie, toen ze een was nog

macht rijkdom omstraald.


met een uiterlijken glans van en J

De het
Literatuur:
Jhr. Mr. J. K. }. de Jonge, Opkomst van

Nederlandsch gezag in Oost-Indië, deel VIII IX; Prof. Dr. H. T.


en

Colenbrander, Koloniale Geschiedenis 11, blz. 216—253: Fran-

Oud- Nieuw Oost-Indiên, passim; Dr. }. de


<j oi s Valentijn, en

Hu 11 De soldaten de der Oostindische Com-


u, matrozen en op schepen

pagnie de Taal-, Land- Volkenkunde Nederl.


in
Bijdragen tot en van

Indië, 1914, blz. Dr. F. W. Pieter Dam’s


318 e.v.; Stapel, van

de Oostindische Compagnie, I, I, blz. 86—89, 206,


Beschryvinge van

216, 552, 562, 609, 655—656, 718; I, 11, blz. 96—99; 11, I (ter perse).

Batavia, van zee uit gezien.


(Ontleend aan: Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)
10. DE OPSTAND DER CHINEEZEN.

Als Durven’s opvolger hadden de Zeventien Mr, Dirck


aangewezen

twaalf
van Cloon,\die eerst
jaren in ’s Compagnies dienst was, en zich

noch vóór, noch Gouverneur-Generaal heeft onder-


na zijn benoeming tot

scheiden door krachtig optreden. 23 Mei 1732 aanvaardde het be-


hij
wind, reeds in December het volgende jaar zond hij
en van
zijn ontslag-

Holland, door herhaalde


aanvrage naar ontmoedigd strubbelingen met

den Raad Indië. De dit verzoek


van beslissing op was nog niet
aange-

komen, toen
hij 10 Maart 1735 overleed,
nog geen
volle 47
jaar oud.

Bij zijn optreden was voor


den Raad van Justitie te Batavia een
rechts-

geding aanhangig tegen Mr. Petrus Vuyst, oud-gouverneur van Ceilon,

die beschuldigd werd wreedheden


van ergerlijke en afpersingen jegens
Inlanders en Portugeesche halfbloeds, en
daarvoor reeds sedert 1730

de dezer zaak kwamen het licht


gevangen zat.
Bij behandeling aan

„misdaden en wreedheden, zoo enorm groot bevonden,” dat de Raad

den dood door het zwaard,


van
Justitie hem veroordeelde tot en verbeurd-

verklaring zijner bezittingen. 3


Juni 1732 werd
Vuyst „onthalsd”; zijn

lijk werd verbrand en de asch in zee geworpen. Het tegen hem gevoerde
had niet kunnen beletten, dat opvolger Ceilon, de Raad
proces zijn op

Indië zich
van Stephanus Versluys, eveneens aan ergerlijke afpersingen
maakte. De hiervan Nederland
schuldig mare was tot doorgedrongen,

en in denzelfden brief, waarin Heeren-XVII Durven c.s.


terugriepen,
hadden zij ook dat zich den Raad
gelast, Versluys voor van Justitie te

Batavia moest verantwoorden. Zijn zaak werd echter, dank zij zijn
149
Gouverneur-Generaal bij loting.

toen
was al geheel vergeten,
slepende gehouden, en
invloedrijke relatiën,
in 1736 overleed.
hij slechts van belang
Van Cloon’s bestuursperiode zijn bverigensj
Uit
de inheemsche rijken op
gesloten met groote
een
8 Novem
eerste overeenkomst, van
Mataram en
Bantam. Bij de
Java de oorlogs-
zich tot afbetalmg van

1733 verbond Soenan Pakoe Boewono


de successie-
gemaakt bij haar ingrijpen
in
had
kosten die de Compagnie
den aanplant van koffie binnen ziegebied
beloofde hij
oorlogen; verder
o.a.
Di
boomen te vernietigen.
zullen toestaan, en de reeds bestaande
niet te
den Fheanger geen
verplichten koffieaanplant
in
laatste had ten doel, den

Bantam verbond zich bi,


doen. De sultan van
concurrentie aan te

daaraanvolgende, de geheele pepercultuur m

9 December
Verdrag van
als
te stellen, mede
onder controle van de Compagnie
de Lampongs
die Bantam aan de
600 000 gulden,
afbetaling op
de oorlogsschuld van

deze het fort Valckemer


had. Eenige daarna bouwde
Compagnie jaren
gestrengheid te kunnen
die controle in alle
aan de Toelang Bawang, om

uitoefenen.
zooals
dood kwam de Raad van Indië bijeen om.
Van Cloon’s
der Zeventien een opvolger
onder nadere goedkeuring
gebruikelijk was,
al br
zich een merkwaardige geschiedenis
te kiezen. Hierbij speelde
’t bizonder tusschen en
oneenigheid, in
heerschte in Rade groote
hd Gustaat
Adriaan Valckenier, en
het buitengewone
Directeur-Generaal
niemand de
Willem baron van Imhoff. Bij de stemming kreeg yereischte
Abraham Patras, het oudste lid m
Valckenier en
meerderheid, maar op
werden elk drie
slechts hd was,
die echter nog
buitengewoon
jaren,
te
debatten besloot de Raad, „recours
stemmen uitgebrachÜNa heftige
decisie het naast
middel tot eene spoedige
nemen tot het lot. als een ....

werden twee briefjes in een hoed gedaan,


en bequaamst sijnde”.(Er
Patras deed de gelukkige
doek, en de bijna 64-jarige
overdekt met een

doch verzocht in het eerste schrijven


de benoeming aan,
greep. Hij nam

wyze
weder
naar
Nederland „van
dien swaren last op
eene reputatieuse
zelfkennis, want
werden”. Dit verzoek getuigt van
ontheven te
mogen
de uiteen-
in meest
bezat Patras door een 45-jarigen werkkring
wel
een
zeldzame ervaring, maar hij was
streken van Indië een
loopende
werd be-
afgeleefd. Niettemin zijn
en vrijwel
zwak goedhartig man,

die hem
de bvee levensjaren,
door Heeren-XVII bevestigd, en
noeming
dat, wat den Archipel
bleef hij
het opperbewind voeren,
nog restten,
150
Van Imhoff Ceilon.
op

aangaat, gekenmerkt werd door een


„diepe en gewenschte rust”. Men
zou mtusschen deze korte periode kunnen beschouwen
als de gebruike-
lijke stilte, die den storm
voorafgaat, want zeer
ernstige en opwindende
gebeurtenissen stonden Java te wachten.

Van Imhoff was in 1736 benoemd tot


gouverneur van Ceilon. Daar
was het, ook onder Versluys’ opvolger Van
Domburgh, niet goed
het
gegaan, en
langdurige wanbeheer had der
een opstand Sinqhaleezen
veroorzaakt. Van Imhoff, die het volle vertrouwen der
Majores genoot,
kreeg van dezen de
opdracht, „dat gouvernement te redden
uyt de
ongemeene verwarringe, waarinne hetselve so plotseling is vervallen”
üp voortreffelijke wijze heeft hij die opdracht
aan
voldaan; hij herstelde
de rust, maakte een einde aan de
wantoestanden, en wist het vertrouwen
te winnen van den keizer Kandi,
van
Radja Singha. De Memorie, door
hem
bij zijn aftreden overhandigd aan zijn opvolger, Willem Maurits
tSruyninck, getuigt, evenals de voor Heeren-XVII opgestelde
„Conside-
ratiën” over den toestand
van Ceilon, van zijn groote kennis en
werk-
kracht. De bewindhebbers toonden hun
erkentelijkheid door hem te
bevorderen tot
gewoon Raad van Indië.

ij Patras dood
was. Vanlmbeif niet te Batavia
aanwezig, en de
aad van Indië koos tot nieuwen Gouverneur-Generaal Adriaan Valcke-
als zoon van een der eerste
magistraten van Amsterdam, zeer

geprotegeerd was, en sedert aankomst


zijn te Batavia daar steeds in

belangrijke functies was werkzaam


geweest. Bekwaamheid, doorzicht
en
zelfbeheersching ontbraken hem echter in hooge mate. | Een zijner
eerste
regeenngsdaden het
was
doordrijven van het besluit tot
uitroeiing
van de helft der koffieboomen in den Preanger, uit vrees voor over-

productie. Doch toen in het daaropvolgende jaar 1739


bij lange na niet
kon worden voldaan de door
aan de Zeventien geëischte hoeveelheid
offie, stelden deze hem en den Directeur-Generaal
persoonlijk voor het
te ort
aansprakehjk. Valckenier moest voor
zijn aandeel bijna ƒ 170 000

Reeds vroeger was gebleken, dat hij zich in Rade Indië


van
moeilijk
beheerschen kon, ’t
en in bizonder had hij vaak
hoogloopende oneenig-
eden gehad Van
met Imhoff, wiens
geestelijke meerderheid hij voelde.
Hij werd daardoor te meer geprikkeld, omdat hem herhaaldelijk bleek,
dat Van Imhoff door bewindhebbers sterk werd
gewaardeerd en

begunstigd. In diens werkzaamheid op Ceilon vond Valckenier aan-


151
Chineezen in Indië.

hem in te dienen wegens te eigenmachtig


een aanklacht tegen
leiding, om
aandacht aan.
In
schonk daar in Nederland geen
optreden, doch men

Van Imhoff zijn gouverneurschap aan

het van
1740 droeg
begin
nam m
den
vertrok naar Batavia, waar hij zitting
Bruyninck over, en

Nederland reeds de
dat hij uit
Raad Indië. Het is zeer waarschijnlijk,
van
althans 2
Valckenier te zullen opvolgen;
toezegging
had gekregen,
be-
1740 teekenden de Zeventien zijn.
December van
datzelfde jaar
Intusschen had zich te Batavia een

tot
Gouverneur-Generaal.
noeming
èn Van Imhoff van nabij
waarin èn Valckenier
treurspel afgespeeld,

Wij bedoelen den „Chineezenmoord .


waren betrokken.

er Chineezen in

Reeds in de eerste jaren van onze jaartelling waren

hun aantal ge-


onder de Compagnie nam
den Archipel gevestigd ’) en

handwerkslieden
Daar vele hunner bekwame en ijverige
stadig toe.
hun m e
Batavia, vestiging
had Coen, na de stichting van
waren,

daar een belangrijke Chmeesc e


was
nieuwe
stad aangemoedigd, en zoo

het de Compagnie
bleek, dat zij geen toestemming
kolonie ontstaan. Toen
in 1662 het
en
in China vaste kantoren te vestigen,
zou krijgen om
verloren
handel, Formosa, was
tusschenstation voor den Chineeschen
andere
werden de die de veelbegeerde thee, porceleyn en

gegaan, jonken,
Batavia gelo
Chineesche rariteyten
aanbrachten, zooveel mogelijk naar
.
Noorder-
in den aanvang van den gunstigen
vertrokken
Deze jonken
de eerste, die in den loop van Januari
moeson uit Canton en Amoy, en

invoerrechten.
Batavia aankwam, kreeg algeheele vrijstelling van
in
steeds aantal emigranten
handelswaren bracht elke jonk een
Behalve
vonden bestaan
Batavia achterbleven. Velen er een

mee, die meest te

de Chineesche suikermolens en

als ambachtslieden, anderen als koelies in

niet alle
een
den duur konden echter immigranten
arakstokerijen. Op
bevreesd
vinden, en reeds in 1690 werd de regeering
behoorlijk emplooi
tegen „on-
daarvan; zij begon maatregelen te nemen
voor de gevolgen
Toen nu
bovendien be-
gepermitteerde swervers en quaaddoenders”.
thee met genoeg
kennen dat op de Chineesche
windhebbers te gaven,
dat

werd verdiend door den hoogen inkoopsprijs, bepaalde:


de betalen,
maar 40 rijksdaalders voor pikol zou
de Compagnie voortaan
Dit had tot
zooals steeds gebruikelijk was geweest.
60,
inplaats van

1 Zie hiervóór, blz. 2en 3.


)
152
Maatregelen tegen de Chineezen.

gevolg, dat de volgende jaren geen enkele jonk meer Batavia


op ver-

scheen, zoodat de Compagnie haar Chineesche waren alleen kon krijgen


door tusschenkomst de
van
Portugeezen Macao of de
op Spanjaarden
op Manilla, wat veel duurder uitkwam. Het gelukte Zwaardecroon
door
verstandige maatregelen de jonken sedert 1722 weer Batavia
naar

te lokken. Maar reeds vijf jaar daarna was ook de aanvoer van
Chineesche weer
paupers zoo groot geworden, dat zij de
veiligheid van
Batavia en omstreken in gevaar brachten. Daarom
bepaalde de regeering,
dat alleen die Chineezen zich in ’s Compagnies gebied mochten
op-
houden, die voorzien waren van door haar
een
afgegeven permissie-
briefje. De ambtenaren, de
met
uitgifte dier
briefjes aan bona-fide
Chineezen lieten
belast, zich daar echter betalen.
grof voor Een
regeenngsbesluit, bepalende dat Chineezen, die zonder middel van
bestaan zouden
waren, worden opgepakt de
en naar Kaap of Ceilon
gevoerd, was voor die ambtenaren een middel, om
ook
diegenen, die

reeds lang gevestigd waren en een


behoorlijk beroep of
bedrijf uit-
oefenden, onder
bedreiging van
wegvoering eveneens
geld af te
persen.
Intusschen nam het aantal
„vagabonderende” Chineezen steeds toe, en

25 Juli 1740 besloot de alle


regeering verdachten, ook al waren
zij van

permissiebnefjes voorzien, te doen gevangen zetten en


ondervragen. Ook
deze maatregel schijnt zeer
willekeurig te zijn uitgevoerd. De
stemming
onder de Chineezen werd er niet beter op, toen het dwaze
gerucht de
ronde deed, dat die zoogenaamd
zij, naar de Kaap of Ceilon vervoerd
werden, in volle zee overboord werden
geworpen. Vele Chineezen be-

gonnen de stad te verlaten, 26


en
September kreeg Valckenier bericht,
dat zich in de Ommelanden
troepen gewapenden ophielden, die in ver-

binding stonden met hun landgenooten binnen de stad. Aan Van Imhoff

en een ander lid den Raad


van van Indië werd nu opgedragen te onder-
zoeken, of zachte
„door middelen” de onrust niet kon worden weg-
genomen; het onderzoek wees uit, dat de onder de Chineezen
stemming
reeds veel
vijandiger was, dan vermoed werd, en dat inderdaad van

gevaar kon worden


een
gesproken. In den nacht 8 9
van op October
deed een- groote bende gewapenden een aanval de
op een van
poorten
der stad, doch werd
afgeslagen. Den
daarop volgenden dag blèek men
het in Rade van Indië niet eens te zijn over de te nemen
maatregelen.
Valckenier wilde alle Chineezen als
vijanden beschouwen; Van Imhoff
alleen
diegenen, in wier huizen
wapenen zouden worden aangetroffen.
153
Moord en Plundering.

behield de overhand, maar nauwelijks was men


De laatste zienswijze
of in enkele Chineesche huizen brak brand
met het onderzoek begonnen,
dat de Chineezen die branden zelf hadden
beweerden,
uit. Sommigen
buiten
onderzoek te beletten, of hun landgenooten
aangestoken, om een

onder de
waarschuwen. In elk geval ontstond
de stad daardoor te

zeelui, soldaten en vrijburgers,


Europeesche bevolking een paniek, en

te
slaven, een aantal Chineesche woningen
bijgestaan door begonnen

Hieruit ontwikkelde zich een algemeene roof- en moordpartij,


plunderen.
last alle
scheen het hoofd kwijt te zijn.
Valckenier gaf
en ook de regeering
de zaten, te dooden,
die misdrijf in gevangenis
Chineezen, voor eenig
het
welke in de hospitalen lagen,
uit vrees voor een oproer; diegenen,
dood-
onder deze omstandigheden met een
hij de straat opzenden, wat

verantwoordelijkheid geheel
vonnis gelijk stond. Van Imhoff, die later de

schuiven, gaat evenmin vrij uit. Hij had tijdens


op
Valckenier trachtte te

soldaten aan
de Diestpoort,
de het opperbevel over een afdeeling
paniek
einde de
stak hand uit een aan
vlak bij de Chineesche wijk, en geen
om

Bovendien stemde het


maken. hij in met

plunder- en moordpartij te

den kop van een Chinees van


besluit, waarbij ieder, die afgeslagen

buiten de stad aanbracht, een premie zou krijgen.

Eerst den 11 den October, den derden dag van de moordpartij, besloot

te treden; zij gelastte den plunderaars, naar


de regeering daartegen op

daarna liepen benden


hun kwartieren terug te keeren, doch nog dagen

huizen zoeken. Den 22sten kondigde de regeering


na te
de geplunderde
alle die binnen maand de wapenen
een amnestie af: Chineezen, een

mochten zich weer in de stad vestigen,


inleverden, kregen pardon, en

zouden worden beschouwd. Slechts een


de als vijanden
terwijl overigen
keerden naar de stad
honderd gaven aan den oproep gehoor en
paar
Zuid-Westen aan de
Hun werd een afzonderlijke kampong, ten
terug.
thans bekend als de
nog
stad grenzende, als woonplaats aangewezen,

Chineesche kamp.
wordt gewoonlijk 10.000 geschat,
Het aantal vermoorde Chineezen op

veel groot is, ook al rekent men diegenen


een getal, dat stellig te

Volgens het
den strijd de Ommelanden zijn gevallen.
mee,
die bij in

het einde elk werd


dat is de statistiek, die aan van jaar
„sommarium”,
verdeeld landaard
het aantal inwoners der stad, naar
opgemaakt van

in het begin 1740 nog geen 5000 Chineezen


en
sekse, woonden er van

binnen Batavia.
154
Oneenigheden in den Raad van Indië.

Toen de eerste schrik over


was, ontstonden in den Raad van Indië
hoogloopende twisten over de wie
vraag, voor het gebeurde verant-

woordelijk was. Valckenier


meende, dat de geheele Raad van Indië,
die de verschillende besluiten
bij meerderheid van stemmen had
genomen
of
goedgekeurd, de
aansprakelijkheid zich
op moest nemen. Van Imhoff
verklaarde, „dat hy de
verantwoording van de
massacre overliet aan
die
degeene, daartoe de ordres hebben verleend,” hiermede Valckenier

De Chineesche „revolte’

(Rijks Prentenkabinet.)

bedoelende. Nu heeft deze nooit een bepaald bevel tot een


moordpartij
gegeven, maar is ook niet tegen
er
opgetreden, en heeft door
zijn maat-

regelen tegen de gevangenen zieken veeleer den indruk


en
gewekt, het
moorden niet af te keuren. Doch daar tegenover staat, dat hij slechts
voorzitter was van den Raad van Indië, die met meerderheid van

stemmen het besluit had kunnen


nemen tot
krachtig ingrijpen. Dat heeft
de Raad niet
gedaan, en daarom dragen al
zijn leden ook Van
Imhoff te ieder in
zamen en het bizonder, de
verantwoordelijkheid.
De meeningsverschillen namen zoo n
omvang aan, dat Valckenier, ver-
155
De Chineezen naar Midden~]ava.

de oppositie van enkele leden,


bitterd over de herhaalde verwijten en

dezen laatste, met de


onder leiding van Van Imhoff, er toe overging

Van Schinne, den 6den December te doen arres-


leden De Haaze en

lOden als met de retour-


teeren. Zij werden den Januari gevangenen

vloot naar
Nederland gezonden.
de stad blijven rond-
Intusschen waren duizenden Chineezen buiten

trokken Oostwaarts
Na malen te
zijn afgeslagen, zij
zwerven. eenige
welken tocht vele daar gevestigde landgenooten zich bij
Java door, op

maakten zich meester van Rembang en Joana, ver-


hen aansloten. Zij

moordden al de daar wonende Europeanen, en sloegen het beleg voor

ook
werd de toestand voor de Compagnie, toen
Semarang. Nog ernstiger
Boewono 11, die in
de Soenan van
Mataram er
zich in mengde: Pakoe
liet zich door zijn raadslieden over-
1727
zijn
vader was opgevolgd,
zich van de Hollanders
tuigen, dat dit nu het gunstigste tijdstip was, om

steunde hij de Chineezen in het geheim, maar


te ontslaan. Aanvankelijk
bij hen
vele plaatsen succes hadden, sloot hij zich openlijk
toen zij op

Nederlandsche bezetting het fort te Kartasoera werd daar


aan. De van

allereerst de toen het kasteel eenigen tijd was ingesloten,


dupe van;

De Soenan liet de
voedsel
moest ze zich door gebrek aan overgeven.

de minderen de keus, den Islam te


officieren dooden, en stelde voor

worden.
omhelzen of eveneens gedood te

de Compagnie in
Zoo was
de toestand, toen het Opperbestuur van

had reeds in het begin


Indië in andere handen overging. jVaTckenier
bericht, dat dit hem eervol
van
1740 ontslag gevraagd, en ontving nu

hadden de Zeventien Van Imhoff be-


was
verleend. Tot zijn opvolger
bereikte, als
die echter ruim maand, vóór dit bericht Indië
noemd, een

Valckenier vertrok 6 No-


gevangene
in Nederland was aangekomen.
de retourvloot, nadat de Raad van
vember 1741 als admiraal van

Gouverneur-Generaal had be-


waarnemend
Indië Johannes Thedens tot

die als soldaat zijn Indische


noemd. De nieuwe opperbestuurder, gewoon

44 achter den rug,


begonnen, had een diensttijd van jaar
loopbaan was

zeer bevredigende
hij mocht er in slagen zijn moeilijk interregnum op

versterking had
Nadat hij het garnizoen van Semarang
wijze te voeren.

de aftocht te dwingen, terwijl


gezonden, was dit in staat, belegeraars tot

zich bij de Compagnie aansloot,


de Madoereesche regent Tjakraningrat
Mataram onderdrukt. Pakoe
door
de Madoereezen waren jaren-lang
hebben aan de Chi-
Boewono II verklaarde, berouw te van zijn steun
156 Einde den
van strijd.

en de regeering Batavia Deze


neezen, vroeg te
vergiffenis. plotselinge
verandering van
houding wekte echter verzet
bij vele zijner volgelingen,
fanatieke de kafirs
vijanden van (ongeloovigen). Geholpen door de

Chineezen, verdreven hem uit Kartasoera, Mas


zij en riepen Garendi,
een kleinzoon van den verbannen Soenan Mas l hun
), tot vorst uit.

Nu bood Pakoe Boewono de


Compagnie belangrijken afstand van grond-
gebied en andere concessies indien hem wilde
aan, zij helpen, waartoe

de zich bereid
Compagnie verklaarde. Spoedig kwam nu het einde van

den
opstand; Pakoe Boewono herkreeg zijn troon, en Mas Garendi moest

zich onderwerpen. Daar Kartasoera, naar Javaansche opvatting, door

de inneming en plundering ontwijd was, stichtte de Soenan in de

dessa Solo nieuwe residentie, Soerakarta genaamd.


een
Bij het tractaat

van 11 November 1743 verklaarde alleen


hij, zijn rijk verschuldigd te

zijn de ende
aan
~barmhartigheyt mededoogendheyt” van de Compagnie,
zonder wier
goedkeuring hij geen rijksbestuurder meer zou benoemen.

Bovendien stond hij Madoera Noordoostkust


geheel en de van Java,
Soerabaja, de
met aan
Compagnie af, evenals den uitersten Oosthoek.

Wat dit laatste gebied aangaat, daar bleef zich een


afstammeling van

Soerapati tegen
de Nederlanders verzetten, de dit
en
Compagnie heeft
gebied eerst in 1772 in
daadwerkelijk bezit gekregen.
Tegen het genoemde verdrag kwam Tjakraningrat in verzet. Hij
eischte Madoera deel
en een van
Java's kustgebied voor zijn aandeel in

den de
strijd, en toen Compagnie dit niet wilde afstaan,
greep hij naar

de wapenen. Na viel de
eenige jaren hij Compagnie in handen, en werd

de
naar
Kaap gebannen. Zijn zoon, eveneens Tjakraningrat geheeten,
onderwierp zich, en kreeg toen West-Madoera in leen.

Intusschen waren èn Van Imhoff, èn Valckenier in Indië


weer aan-

gekomen, het onder verschillende De


zij zeer
omstandigheden. eerste

was er bij aankomst in Nederland in September 1741 de


in geslaagd,
schuld geheel schuiven,
op zijn tegenstander te en zichzelf de mooie rol

toe te schrijven. Heeren-XVII verklaarden, dat


zijn gevangenneming

en opzending was geweest „informeel, nul, kragteloos en van geener

waarde. Onmiddellijk zonden den de de


zij gouverneur van Kaap
Goede bevel, Valckenier
Hoop bij aankomst aldaar in arrest te stellen,

en per eerste
gelegenheid als gevangene Batavia
naar terug te zenden.

1
) Zie hiervóór, blz. 128 en
129.
Valckenier in gevangenschap. 157

zich den Raad Justitie zou moeten verantwoorden.


waar hij voor van

Valckenier aankomst Batavia, 2 No-


Ingevolge van dien werd bij te

gesteld buyten acces.”


vember 1742, op
het kasteel „geïncarcereerd en

28 Mei 1743 arriveerde ook Van Imhoff, niet slechts als Gouverneur-

Generaal, maar
als een nieuwe Hercules, die den Augiasstal zou reinigen.

zullen hem in het


volgende hoofdstuk nader spreken: hier zij
Wij over

thans
slechts vermeld, dat hij tegenover zijn vroegeren tegenstander,
heeft
een ellendige gevangene, geenerlei edelmoedigheid of zielegrootheid
onmogelijk heeft
getoond, maar
hem
integendeel zijn verdediging ge-

misschien wel uit dat aandeel in de „massacre”


maakt, vrees, zijn eigen
De fiscaal eischte in Maart
van
1740 in een ander licht zou verschijnen.
door het confiscatie al
1744 tegen Valckenier den dood zwaard, en van

De besteedde maanden het


zijn bezittingen. beklaagde negen aan op-

stellen die uit niet minder dan 12 233 artikelen


van een verdediging,
daarvan had Valckenier, goedvinden van
bestond. Bij de opstelling met

den Raad een aantal regeeringsstukken en reso-


van Justitie, inzage van

de Raad Indië, onder leiding Van Imhoff,


luties aangevraagd; van van

de de zaak
Zoo werd afdoening
weigerde die stukken af staan. van
te

daar ook stukken Nederland noodig en ver-


bemoeilijkt, en uit waren,

bleef het
schillende getuigen inmiddels waren gerepatrieerd, proces

Valckenier 20 Juni
slepende. Er was nog geen uitspraak gedaan, toen

overleed, 9 jaar preventief hebben gevangen gezeten.


1751 na bijna te

In 1755 verklaarde de Hooge Regeering de tegen hem gevoerde crimi-

neele actie wegens den dood „geaboleerd”.

Mr. K. d De Opkomst het


Literatuur: Jhr. J. J. e Jonge, van

Nederlandsch gezag in Oost~lndië, deel IX; Prof. Dr. H. T. C o 1e n-

blz. 189 —196; Dr. F. de


brander. Koloniale Geschiedenis, 11,

Platenalbum, Eli; M. L.
Haan, Oud-Batavia, blz. 489—495 en van

Deventer, Geschiedenis der Nederlanders op Java, 11, blz. 102—133;

den G.-G. Gustaaf Willem,


H. van Malse n, Briefwisseling van

den der Amsterdamsche Admira~


Baron van Imhoff. met advocaat-fiscaal

liteit, Mr.
Jacob Boreel Janszoon (in Bijdragen en Mededeelingen van

het Historisch Genootschap, 1929).


11. POGINGEN TOT HERSTEL. VAN IMHOFF.

AAN DE
JAVA COMPAGNIE.

Gustaaf Willem, baron Van Imhoff, 22 November 1725 als


was

twintigjarig onderkoopman in Indië aangekomen. Zijn eerste dienstjaren


bracht hij Batavia door, hij reeds in 1726 hoofd
op waar tot
koopman en

het soldijkantoor werd bevorderd. In 1729 bereikte


van
hij den opper-

koopmansrang, en in 1732
volgde benoeming tot buitengewoon Raad van

Indië, als had


hoedanig hij zitting tot
zijn hierboven reeds besproken
vertrek naar Ceilon i).

Den 19den September 1741 was hij als gevangene in Tessel aan-

gekomen, maar door Heeren-XVII onmiddellijk ontslagen en met zijn

medegevangenen in statie naar Amsterdam gevoerd. De Compagnie was

in die dagen in haar octrooi, dat


onderhandeling over verlenging van

reeds in 1740 Doch de Staten-Generaal dit-


was
„geëxpireerd”. waren

maal de
huiverig geweest, gebruikelijke „prolongatie” te verkenen, op

grond de wantoestanden Indië;


van geruchten over ergerlijke in
speciaal
de moord de Chineezen had hen ontstemd. hadden
op Voorloopig zij
de Compagnie een
jaar uitstel verleend, en de bewindhebbers deden nu

alle mogelijke moeite, definitieve


om een
octrooi-verlenging te
verkrijgen.
Met het oog daarop vroegen aanstonds het Van Imhoff,
zij gevoelen van

De Haaze en Van Schinne; de eerste, die inzichten reeds


zijn eigener
schrift had bood November
beweging op gesteld, 21 daaraanvolgende
den Zeventien Consideratiën den
een uitvoerig rapport aan: over tegen-

woordigen de Nederlandsche
staat van Geoctroyeerde Compagnie ....

1
) Zie hiervóór, blz. 150.
Voorstellen Van
van Imhoff. 159

deselve zoude kunnen redresseeren. Als


en op
wat
wyze men
veelligt
oorzaken het verval noemde daarin den
voornaamste van hij te grooten

de het slechte
„ommeslag” van Compagnie, gehalte harer dienaren, en de

Om het
ongunstige tijdsomstandigheden. verbetering te krijgen was zijns
administratie het aantal kantoren
inziens noodig, de te vereenvoudigen,
en dienaren te verminderen, en het gehalte der scheepsofficieren en

ambtenaren te verbeteren, door hun ruimere


gages te verleenen, maar

den handel
tegelijk hoogere eischen te stellen. Wat eigenlijken aangaat,

dat de de de
was
hij van meening, Compagnie voor hoofdproducten,
het haar hand-
specerijen en
Japansche koper, monopolie streng moest

haven, doch dat zij den handel in andere artikelen, en zelfs die in de

steeds meer gebruikte Chineesche thee, aan vrije kooplieden zou kunnen

toestaan, mits deze, voor het vervoer van die waren naar Nederland,

zouden gebruik maken van ’s Compagnies schepen, tegen betaling van

een behoorlijken vrachtprijs. Ten opzichte van den handel tusschen de

kwartieren Indië stelde die alweer


van onderling hij voor, met uit-

zondering van de specerijen geheel aan particulieren over te laten,

In verband hiermede wilde ook de


tegen betaling van patenten. hij
kolonisatie Europeanen aanmoedigen, met name in de van
van omgeving

Batavia, het plantages of het bouwen


waar
zij gronden tot aanleggen van

fabrieken kunnen Dit alles


van moesten krijgen. zou belangrijke ver-

inkomsten zich
mindering van uitgaven, en vermeerdering van met

brengen. Gelijk men ziet bestaat er, wat deze punten aangaat, een groote

overeenkomst tusschen Van Imhoff’s voorstellen en die, welke Coen

tijdens zijn verblijf in Nederland had verdedigd i), hoewel het zoo goed
als zeker is, dat Van Imhoff de laatste, die al meer dan een eeuw in

het archief der Zeventien rustten, nooit onder de oogen heeft gehad.

Van Imhoff’s Consideratiën adviseerden verder tot een redelijker en

den Inlander, al dit ook


meer
„belangelooze” behandeling van en was

niet een geheel nieuw geluid Steven Van der Haghen reeds had een

lans den Inlander het inzicht


voor gebroken getuigt van een juist

Meermalen hadden ’s dienaars de


en
menschelijk gevoel. Compagnies
Inlandsche hoofden ”, als de Com-
en bevolking „gechagrineerd maar

pagnie meer geschikte en beschaafde ambtenaren in dienst nam, zou ook

dit euvel verholpen kunnen worden, meende Van Imhoff. Hij, achtte

1
) Zie hiervóór, blz. 79.
160 Van Imhoff te Batavia.

ook grondige in de rechtspraak


vervolgens een
verbetering noodig, en

slotte het
bepleitte ten een algeheele reorganisatie van leger.
Deze uitermate maakten der
belangrijke voorstellen in de vergadering
Zeventienen het het
onderwerp van breedvoerige besprekingen uit, en

resultaat dat de op enkele


onderdeden hun zegel
was, Majores er, na,

Van
aan
hechtten. Als een bewijs, dat zij gioote verwachtingen van

Imhoff’s koesterden, kan dienen, dat zij het schip, waarmede


optreden
als Gouverneur-Generaal Indië terugkeerde, de Hersteller
hij naar

doopten.

Kort na zijn aankomst te Batavia, 28 Mei 1743, schreef Van Imhoff

naar Nederland, dat


hij de toestanden nog veel slechter had aangetroffen,
de verbe-
dan hij had kunnen denken. Niettemin hoopte hij, gewenschte
het Heeren-XVII behagen mocht, „niets
teringen aan te
brengen, mits

redres zaken laten slippen, of de


„van ’t voorgestelde tot van te gronden,

„die gelegd zijn, eenigermate te abandonneeren.”

Aanstonds den slag, wel


ging hij met buitengewonen ijver aan en

het Batavia. verminderde het aantal


eerst in zijn naaste
omgeving, Hij
ambtenaren op de secretarie den Raad van Indië, stichtte een
beter
van

ingericht hospitaal, een


Latijnsche school, een postkantoor, een seminarie

voor predikanten, een Académie de Marine en een Bank van Leening,

1744 zelfs krant, de „Bataviasche Novellen”, het licht


terwijl in een

Door den verbeterde hij den


zag !). een omlegging van Tji-Taroem
afvoer van het water, wat den gezondheidstoestand ten goede kwam.

De verpachting van de middelen van inkomsten wend gewijzigd, en ver-

dubbelde binnen één jaar de inkomsten; tevens werd daardoor een einde

de misbruiken der ambtenaren, de in-


gemaakt aan
met
heffing van en

uitvoerrechten belast, daar ook deze


heffing verpacht werd. Deze maat-

echter den duur anderen wantoestand in het leven,


regel riep op een

daar de pachters, meest Chineezen, zich niet ontzagen, met ontduiking

der voorschriften, de Inlandsche handelaars velerlei manier te


op

knevelen.

handel der ambtenaren, die


Tegen den clandestienen particulieren
zich in de 18de eeuw vooral de opiumsmokkelarij toelegde, waarmede
op

der Bataviasche Novellen reeds in


last bewindhebbers moest de uitgave
l) Op van

de Académie de Marine werden in 1755


1746 weer worden gestaakt; het seminarie en

opgeheven en de Latijnsche school in 1756.


161
De Amfioen-Societeit.

eigenaardig middel
verdienen Van Imhoff een
waren, paste
kapitalen te

1745. Dit was een particuliere


oprichting der Amfioen-Societeit
in
toe door
het recht voor den alleenverkoop
die van de Compagnie
vennootschap,
1200 kisten
moest zich verbinden jaarlijks minstens
van opium kreeg: zij
koopen, tegen
450 rijksdaalders
Bengaalsche opium van
de Compagnie te

alle
recht die, met uitsluiting van
kreeg daarvoor dan het
per kist,
maar

Compagnie-gebied te distribueeren. Het kapitaal


anderen, in het geheele
wering van smokkelarij in
der Sociëteit, die ambtenaren en schepen ter

werd zoo
dienst mocht nemen, bedroeg
anderhalf millioen gulden, en

Zoo
onder de ambtenaren der Compagnie geplaatst.
goed als geheel
het
als aandeelhouders, persoonlijk belang bij tegengaan
kregen deze,

inderdaad werkte deze maatregel prachtig.


van den smokkelhandel, en

dat
waarde kregen, had dit tot gevolg,
Doch toen de aandeelen hooger
verkochten, maar
aanhielden
niet
de ambtenaren, die repatrieerden, ze

derden der aandeelen in Neder and


zoodat na verloop van tijd zich twee

nieuwe ambtenaren er nu geen persoonlijk belang


bevonden. En daar de

de smokkelarij opnieuw *).


meer bij hadden, begon

in de Bataviasche Omme-
Ter uitvoering van
Van Imhoff’s plan, om

landbouwers te ontwikkelen, stond


landen een vestiging van Europeesche
wensch te kennen gaven gratis
de aan hen, die daartoe den
Compagnie
boeren uit Europa
Indië toe. Hoewel zich slechts weinig
vervoer naar
stand,
kwamen toch een dertigtal boerderijen tot
of de Kaap aanmeldden,
oud-soldaten van de Compagnie,
echten onder leiding van
grootendeels
Ofschoon ook hier
geen boeren
waren.
die huis uit
en dergelijken, van

den weg
reqlementeering van overheidswege een vrije ontwikkeling in

1571 groote troepen


het den boeren vrij goed, totdat_in
stond, ging
de velden ver
Bantammers 2
) de Ommelanden afliepen,
plunderende
doodden, en
het vee wegvoerden.
woestten. een
aantal boerengezinnen
en was
de de overlevenden eenigszms tegemoet,
Wel kwam regeering
den
warm voorstander van
ook Van Imhoff’s opvolger, Mossel, een

bij de
landbouw, maar de lust was er, na
het gebeurde,
Europeeschen
mets meer.
hooren van deze kolonisatie
boeren uit, en na 1765 we

de verplichte
Imhoff’s met de uitbreiding van
Grooter was'Van
succes

Compagnie geacht opgeheven,


en
de
Amfioen-Societeitschadelijk
voor
n In 1794 werd de

de Groote Bantamsche opstand.


Zie beneden in dit hoofdstuk:
-)
11
162 Het Paleis te Buitenzorg

Inlandsche cultures in den


Preanger en Cheribon, waar vooral de koffie-

en pepercultuur belangrijk toenamen, mede doordat een billijker ver-

goeding werd uitgekeerd.


In verband de
met
plannen tot
ontwikkeling van den landbouw in

de Ommelanden, de
staat
stichting van Buitenzorg. Van Imhoff maakte

Paleis van den G.-G. te Buitenzorg.

in 1744 1745 door


en reizen den Preanger en Krawang, en, getroffen
door het schoone vruchtbare
en landschap, vatte
hij het voornemen
op
tot
stichting van een
landgoed en huis te Kampong-Baroe, aan den voet

van den Salak. Met de exploitatie daarvan wilde anderen


hij een voor-

beeld geven; op zijn verzoek stond de Raad van Indië hem daartoe het
163
Teleurstellingen.

stuk land af. Van Imhoff bouwde er een huis, en gaf zich
gewenschte
de Na zijn dood kocht zijn
veel moeite voor ontginning van Buitenzorg.

Mossel het uit


zijn
boedel en sedert ging het, als particulier
opvolger aan,

Gouverneurs-Generaal Daendels
bezit, steeds aan de opvolgende over.

het
verkocht later het landgoed bij gedeelten aan particulieren: gouver-

kocht het huis met den inboedel, en bestemde het voor


nement toen

ambtswoning van den Gouverneur-Generaal.

den handel der


Van Imhoff’s pogingen tot ontwikkeling van vrij-
het dat
burgers hadden, als vele zijner andere maatregelen, niet succes,

er van verwacht werd. Aan die particulieren werd toegestaan, jaarlijks

10 000 pikol thee uit China met Compagniesschepen naar


ten hoogste
Nederland te vervoeren, tegen betaling van een vrachtprijs a veertig

China zich
cent
per pond. Daar echter de handel der Engelschen op

zeer sterk had uitgebreid, en zij groote hoeveelheden thee in Europa

de En den
aanvoerden, was
de risico voor vrijburgers te groot. wat

binnenlandschen handel, van haven tot haven, aangaat, waren ten eerste

flinke schepen
de meeste vrijburgers niet kapitaalkrachtig genoeg om

zeelui.
uit te rusten, en ontbrak het bovendien aan geschikte particuliere

Daarbij behield de Compagnie voor zich nog


steeds het monopolie in

ook te veel be-


de meest winstgevende producten, en riep zij overigens

lemmerende bepalingen in het leven.

handel in Indië was steeds sterk


De
ontwikkeling van s Compagnies
het aandeelenkapitaal der
geremd door het tekort aan
baar kapitaal:
1
heeft nooit meer dan 61 / millioen bedragen, en de divi-
Compagnie 2

uitbetaald in
obligatiën,
denden werden,
bij gebrek aan geld, meest

aanbrachten.
wel de schuld vermeerderden, maar daarbij geen contanten

dit voorzien, besloot Van Imhoff, eenige


Om in
gebrek aan contanten te

Californië of
schepen met Indische en Europeesche producten naar

Mexico te zenden, in de verwachting, daarvoor zilver terug te krijgen.

De eerste poging mislukte, doordat de in 1746 uitgezonden schepen terug-


hebben. Een tweede
kwamen, zonder, door tegenwind, Amerika bereikt te

belandde inderdaad in Mexico, doch de


expeditie, in 1747 vertrokken,

autoriteiten aldaar hielden zich aan het bepaalde bij den


Spaansche
vrede van Munster, dat allen handel van
Nederlanders op Spaansch-

16-tal die het land


Amerika verbood; zij namen een schepelingen, naar

de keerden daarop overhaast


geroeid waren, gevangen, en overigen
164 Reis over Java.

terug. Het resultaat dezer


eenige onderneming was een
ernstige ver-

wikkeling met Spanje. De


regeering van dit land eischte zelfs bestraffing
van den Gouverneur-Generaal, doch eer
de Staten-Generaal, die van

de heele
onderneming onkundig waren, inlichtingen hadden kunnen ver-

krijgen, was Van Imhoff overleden. Ook met een andere Europeesche
mogendheid kwam de regeering door conflict.
zijn optreden in
Tijdens
den Oostenrijkschen kocht
successieoorlog hij van de Engelschen drie

schepen, welke dezen de Fransche


van
0.1.-Compagnie hadden buitge-
maakt, tot
krachtig leidde. Na moeizame
wat een protest van Frankrijk
onderhandelingen moest de Compagnie de schepen aan de Franschen

uitleveren, de reeds vervoerde lading


en voor een schadeloosstelling van

3 millioen francs betalen.

Uit het bovenstaande kan ook


blijken dat, hoe goed de bedoelingen van

Van Imhoff hoeveel ijver de


waren, en met
hij voor belangen der Com-

pagnie optrad, de resultaten van niet onverdeeld


zijn pogen gunstig
De zooveel Indië
waren. met ophef naar
teruggekeerde reoganisator

had wel aantal


een verbeteringen in onderdeelen van ’s Compagnies
beheer aangebracht, de
maar in
groote lijnen was
weinig veranderd.

Ook in Indië zelf zag men dit in, niet zonder leedvermaak
en
herdoopte
het de Hersteller
men schip in: de Verstelder, om aan te duiden, dat alles

lapwerk Ook Van Imhoff zelf zich


maar was.
schijnt teleurgesteld te

hebben dat kon


gevoeld, hij niet datgene bereiken, wat
hij zich had

voorgesteld; hij diende althans in


Januari 1746 het verzoek om ontslag
in. Bewindhebbers verzochten hem evenwel, nog eenigen tijd zijn dienst
de Compagnie willen 1747 Willem IV als
aan te
wijden, en toen in

algemeen erfstadhouder optrad, zelfs


en na
eenigen tijd opperbewind-
hebber van de Compagnie werd, voldeed Van Imhoff, die een groot

voorstander van het Oranjehuis was, daaraan. De stadhouder schonk

hem titel der infanterie.


daarop rang en van luitenant-generaal

In één opzicht heeft Van Imhoff totaal


gefaald, namelijk in zijn op-

treden jegens de beide groote Inlandsche vorstenhoven op als


Java, en

daarvan liet tweetal die


gevolg hij zijn opvolger een
ernstige oorlogen na,

de Compagnie in groote moeilijkheden zouden


brengen. Nadat de strijd

met Tjakraningrat !) ten einde was gebracht, had Van Imhoff in 1746

met groot gevolg een reis ondernomen naar Java’s Oostkust, tot inspectie

1
) Zie hiervóór, blz. 155 en 156.
165
in Mataram.
Van Imhoff

maakte Soerabaja tot hoofdkantoor,


van
het nieuw verkregen gebied. Hij
der
het bestuur, de en de verdeeling garni-
regelde er contingenten,
de Hersteller, via Semarang,
zoenen. De heenreis maakte hij geheel met

af den
de terugreis volgde hij van Semarang
Rembang en Soerabaja: op

betoonde hij een


leven-
landweg, over Soerakarta en Tegal. Allerwegen
het natuurschoon, maar ook voor de
niet alleen voor
dige belangstelling,
reisverhaal van
andere oudheden. Het belangwekkend
tempelruimen en

dezen tocht bood hij den bewindhebbers aan.

Soenan Pakoe Boewono II


aankomst op Semarang was
Bij zijn eerste

komen Van Imhoff had die beleefd-


hem aldaar persoonlijk begroeten, en

Van
door den vorst naar Soerakarta terug te geleiden..
heid beantwoord,
het verdrag
die residentie maakte hij gebruik, om
zijn aanwezigheid
in

bewerken, dat de aan


de
van
1743 nader te bespreken; daarbij wist hij te

werden
Compagnie geschonken
voordeelen nog tot
eenige strandgewesten
uitvoerrechten,
uitgebreid. Zoo kreeg hij o.a.
het geheele beheer der in- en

den Soenan en de erkenning van


tegen betaling van een jaargeld aan

als troonopvolger. Bij deze gelegenheid


diens eenigen wettigen zoon

zijn broeder,
Pakoe Boewono zich over tegenwerking van
beklaagde
den
Boemi, die een stuk land in bezit hield, dat, volgens
Mangkoe
toebehoorde. Van Imhoff,
Soenan, aan den rijksbestuurder Pringalaja
kwestie de hoogte was,
die niet voldoende van deze ingewikkelde op

aanhoore het gansche


beging de onhandigheid, Mangkoe Boemi, ten van

hem te raden, het


te dienen, en aan
hof, een ernstige berisping toe

bewuste stuk land af te staan. De prins zweeg, maar diep gekwetst over

recht,
handelwijze, en overtuigd van zijn
deze voor
hem beleedigende
het sloot zich bij Mas Saïd,
nacht hof, en aan
verliet hij den volgenden
aansluiting de Com-
neef van den Soenan, welke sedert diens bij
een

hem als vorst te erkennen.


in 1743 steeds had geweigerd,
pagnie nog
bedreigden Soerakarta,
De beide prinsen
brachten een legertje bijeen,
Hoewel in 1747 door troepen
sloten zelfs Demak eenigen tijd in. zij
en

werden, bleven zij in de ontoegankelijke


van de Compagnie verslagen

streken van
het Zuidergebergte een guerrilla voeren.

1749 overleed Pakoe Boewono 11. Eenige dagen


het einde
Op van

onderhoud den van Semarang


voor zijn dood had hij een gehad met

Noordoostkust, Von Hohendorff, en


van de
overgekomen gouverneur

aan dezen een acte overhandigd, waarbij hij zijn geheele rijk ~uyt eygen

de Ed.
onbedwongen wille, met
ap- en dependenties, aan

„vrye en
166
Strijd in Midden-]ava en Bantam.

„Compagnie afstond en
overgaf, zonder eenige de minste voorwaarde".
Geheel in den geest de
van
regeering te Batavia erkende echter
eenige
dagen later Von Hohendorff den den overledene,
zoon van nadat
hij alle
bestaande
verdragen had bezworen, als De
opvolger. nieuwe Soenan,
die den titel Pakoe
aannam van Boewono 111, verklaarde, dat het
hij
rijk niet had gekregen krachtens of
geboorte erfrecht, doch „uit enkel

„gunst en genegenheid, ter


beheering, uit handen de
van Compagnie".
Het der
grootste gedeelte Javaansche rijksgrooten wenschte zich echter
aan deze schikkingen niet te
onderwerpen, en zij riepen, nog vóór de
officieele
huldiging van Pakoe Boewono 111, den
opstandigen Mangkoe
Boemi te
Djokja tot Soenan uit. Gesteund door Mas Saïd wist deze
zich van een
groot gedeelte van Mataram meester te maken. Zoo
begon
de derde Javaansche Successie-oorlog (1749 1757).

Gelijktijdig brak ook in Bantam een groote opstand uit, mede een

gevolg van de politiek van Van Imhoff. In Bantam


regeerde sedert
1733 sultan Zeinoe '1 Arifin, een zwak vorst, die geheel onder invloed
stond
van een zijner de sluwe Ratoe Sarifa Fatima.
vrouwen,
Zij wist
den sultan te
op zetten tegen den kroonprins, Pangéran Goesti, en hoopte,
in plaats van dezen, haar schoonzoon, een neef van den sultan, den
op

troon te plaatsen. Van Imhoff liet zich voor haar plannen winnen, en

toen Goesti, als gevolg van


de
tegen hem gesmede Batavia
intriges, naar

vluchtte, ging Van Imhoff toe hem


er over, naar Ceilon te verbannen.
Voor deze
medewerking schonk de Ratoe
aan
de
Compagnie een strook

gronds langs de rivier


van Tangerang, en de helft van de
opbrengst der

gouddelverij aan de Toelang-Bawang in de Toen


Lampongs. in 1748

de toestand van den ouden die


sultan, aan
verstandsverbijstering leed,
plotseling verergerde, liet de hem,
Hooge Regeering op verzoek van

Ratoe Sarifa, oppakken en naar Ambon


proclamatie
vervoeren; bij
maakte zij daarop bekend, dat, zoolang de ziekte van
den ouden vorst

zou duren, Bantam onder s


Compagnies opperhoogheid zou staan, en

dat „de Koninginne Ratoe Sarifa, den titel


met van Ratoe Siri Sultan
„Bantam, als regentesse vanwege de Compagnie" het bewind zou uit-

oefenen.
Aanvankelijk leek alles goed te
gaan, maar ruim een jaar later
waren de Bantammers, onder
leiding van een invloedrijk priester, Kjahi
Tapa, tegen het bestuur de
onwettig van
inhalige Ratoe Sarifa in vol-

slagen opstand gekomen. Toen Van Imhoff den Isten November 1750
Vrede met Bantam. 167
]acob Mossel.

Mataram
overleed, stond de Compagnie in openlijken strijd met en

Bantam.

de Raad Indië
Nog op
den dag van Van Imhoff’s overlijden koos van

Deze, 1720
Jacob Mossel tot zijn opvolger. in
met algemeene stemmen

Indië al spoedig in burger-


als vijftienjarig lichtmatroos in gekomen, was

had in 22 de Kust Koromandel


lijken dienst overgegaan, en jaar op van

buitengewoon Raad van


alle rangen, van assistent tot gouverneur en

doorloopen. hij, sedert 1743, als Raad


Indië, Vervolgens was gewoon

Indië, te Batavia werkzaam geweest, en in 1747 Directeur-Generaal


van

hield hij rede.


geworden. Bij het aanvaarden van
het opperbewind een

den kritieken toestand van de Compagnie, zoo


waarin hij wees op
zeer

als de achteruitgang den handel betreft,


wat de
ernstige oorlogen, van

taak aanvaardde, die op


zoodat dan schroom de zware nu
hij niet met

hem Als die vrees te bevestigen, kwam na enkele dagen


zou rusten. om

de
bericht, dat ’s Compagnies troepen
in Bantam waren verslagen, en

Bovenlanden bedreigde. Doch


vijand reeds de grenzen der Bataviasche
Bantam
Mossel de juiste wijze op; terwijl hij versterkingen naar

zond, om
het prestige van de Compagnie te herstellen, zag hij tevens in,

uitgelokt door de onrechtvaardige maatregelen van


dat de opstand was

Ratoe Sarifa en Van Imhoff. Hij gelastte den vertegenwoordiger van

Ratoe haar schoonzoon Batavia


de Compagnie te Bantam, de en
naar

zenden, en een broeder van


den onttroonden sultan voorloopig
te
op
de
met de regeering te belasten. Ondanks deze maatregelen zetten

opstandelingen, onder Kjahi Tapa, den strijd voort; zij werden echter in

Slechts enkele leiders vonden


September 1751
verpletterend verslagen.
De keerde geheel terug, toen
in het
Zuidergebergte een schuilplaats. rust

Goesti door
in 1753 de uit
zijn verbanningsoord teruggeroepen Pangéran

stelde Bantam onder


de Compagnie als sultan werd geïnstalleerd. Hij
stond haar de in eigen-
bescherming van
de
Compagnie, en Lampongs

dom af.

Pakoe Boewono 111 stond


Langer duurde de strijd in Midden-Java.

de verbonden Boemi Mas Saïd, en


machteloos tegenover Mangkoe en

zelfs de troepen van de Compagnie, onder De Clercq, waren niet tegen

de Zij leden in 1751 een zware nederlaag


opstandelingen opgewassen.

sneuvelde, zijn artillerie en


aan de Bogowonto, waarbij De Clercq en

heerschte
munitie Mangkoe Boemi in handen vielen. Benige jaren lang
168
Splitsing van Mataram.

in Midden-Java een schrikbarende


verwarring; een lichtpunt voor de

Compagnie dat M. Boemi M. Saïd eikaars


was, en
afgunstig op invloed

waren. Toen ook de laatste aanspraak maakte op den Soenanstitel, ge-

raakten zij in onderlingen Van dezen toestand


strijd. wist Von Hohen-

dorff’s Nicolaas
opvolger, Hartingh, gebruik te maken, door met

Mangkoe Boemi in onderhandeling te treden. Als gevolg daarvan kwam


13 Februari 1755 te Ganti een „tractaat van reconciliatie” tot stand,
tusschen Pakoe Boewono 111 en Mangkoe Boemi. De eerste stond
daarbij
ongeveer de helft van Mataram af, dit
en
gedeelte kreeg Mangkoe
Boemi, als leen van de Compagnie, onder verplichting zoowel deze als

den Soenan in
tijd van nood
bij te staan. De nieuwe vorst noemde zich

Sultan
Amangkoe Boewono, en
vestigde zijn residentie te
Djokjakarta.
Mas Saïd zette inmiddels den
strijd met groote verbittering voort,

doch den duur niet bestand


was op tegen de verbonden troepen van de

Compagnie, den Soenan den Sultan. In 1757 trad ook onder-


en
hij in

handeling, en bij het


verdrag Salatiga bood hij
van
onderwerping aan,

en kreeg eenige landschappen den Soenan in leen. den


van
Hij nam

titel aan van Pangéran Mangkoe Negoro, moest te Soerakarta wonen,

eed
en een van trouw
afleggen aan de Compagnie en de beide vorsten.

Zoo het
was
machtige rijk van Mataram gesplitst, en het oppergezag
de
van Compagnie op Java een voldongen feit
geworden. Slechts in

den uitersten Oosthoek bleef het nog eenigen tijd roerig, door het op-

treden van een afstammeling van Soerapati. Daar men te Batavia

vreesde, dat de Engelschen, die zich in deze meer en in den


jaren meer

Archipel begonnen te vertoonen, er zich mogelijk zouden neerzetten,

besloot de ook hier haar gezag


regeering daadwerkelijk te
vestigen. In

1772 dit
was geschied.

Literatuur: h M
J r. r. J. K. de Jonge, De Opkomst van
het Neder-

landsch in Oost-Indiè, deel X; M.


gezag L. van Deventer,
Geschiedenis der Nederlanders 11, blz.
op Java, 134—190. Dr. F. de

Haan, Priangan 11, blz. 480—536 en


111 blz. 478—482; Dezelfde, Oud -

Batavia. I, blz. 337 en 11, blz. 269—276, 373, 378; De den


Reis van

Gouv.~Gen. Van
Imhoff door de Jakatrasche Bovenlanden, (in Bijdragen
tot de Taal- Land- en Volkenkunde van Ned.-Indië, 2, VII. blz. 227

259), en De Reis over Java, (ibidem, 1, I, blz. 291—440, anoniem ver-

schenen, vermoedelijk door P. A.


Leupe).
12. DE WESTERSCHE KWARTIEREN.

KAAP DE GOEDE HOOP.

-1

Bij de geschiedschrijving van


Indië
tijdens de
Compagnie wordt ge-

het den dit heeft zijn goede


woonlijk zwaartepunt gelegd op Archipel, en

redenen. Want inderdaad Indonesië de belangrijkste bezittingen


lagen in

de daar had haar oudste hechtste


van Compagnie: zij en vestigingen,

vandaar kwamen de specerijen „het voornaemste wit” der bewindhebbers;

haar rendez-vous, Batavia, haar


daar ook was gelegen, het centrum van

bestuur en administratie. Dit neemt echter niet weg, dat ook de „West

van Indië”, van


Arabië tot en met Arrakan en Pegu, een voornaam

de Al had daar, buiten Ceilon


operatieterrein van Compagnie was.
zij

en de Kust van Malabar, vrijwel geen


territoriale rechten, zoo was dit

den handel betreft, onmisbare aanvulling van den


gebied, wat een

Uit Suratte, Malabar Koromandel kwamen de doeken,


Archipel. en

als
kleeden of „lywaten”, die de Compagnie in haar overige gebied voor-

betaalmiddel den inkoopsprijs behoorlijke


naamste gebruikte, na op een

de kostbare
„avance” te hebben
gelegd: Ceilon leverde kaneel, benevens

paarlen en edelgesteenten, terwijl ook de indigo, een der allerbelang-


de Suratte
rijkste handelsartikelen van Compagnie, uit Voor-Indië en

de waardevolle
Sirchees kwam. Verder leverden Perzië en Bengalen

Arabië, later Malabar, de koffie, die in de 18de


zijde, en eerst eeuw

ook
op Java werd verbouwd.
Daarbij dienden deze landen als afzetgebied

die de benoodigde hoeveelheid


van de specerijen, boven voor Europa

werden In de 17de hebben bewindhebbers zelfs eenigen


geoogst. eeuw

dat de „Inlandsche die tusschen de


tijd de illusie gehad, handel”, dat is

Westersche en de Oostersche kwartieren van Indië, genoeg winsten zou

opleveren, om het zenden van handelskapitaal uit Nederland geheel over-


170 Voor-lndië.
Verhoudingen in

bodig te maken. Dat dit niet gelukt is, moet voor een deel worden toe-

geschreven aan de misbruiken der ambtenaren, die nergens zoo welig


tierden als om
de West.

De verhouding van de Compagnie tot de inheemsche vorsten en volken

in Voor-lndië geheel andere als den Met


was een in
Archipel. uitzon-

dering de kaneel op Ceilon, daar geen


van was
sprake van een monopolie:
Portugeezen, Engelschen, Franschen, Denen en Nederlanders handelden

’s Compagnies loge te Suratte

(Uit Begin ende Voortgangh.)

er in
vrije concurrentie, en hadden vaak hun kantoren op dezelfde plaatsen.
Desondanks de de 17de ook
was Compagnie er in eeuw in
geslaagd,
hier de had dit koste
voornaamste
positie in te nemen: zij gedaan ten

de die
van Portugeezen, er
bij de eerste komst der Nederlanders vrijwel
den handel beheerschten.
geheelen Wij zagen reeds, hoe onder Van

Diemen deel der Ceilonsche kaneellanden Portu-


een belangrijk van

geesche in Nederlandsche handen overging l


); de hoofdstad Colombo

*) Zie hiervóór, blz. 91 en


92
Invloed de aldaar.
van Compagnie 171

1656 4
), Manaar Jafnapatnam 1658 -). Daarmede
volgde in en in

de geheel Ceilon verdreven, had de Com-


waren Portugcezen van en

de kaneel. de Kust
pagnie het monopolie van Op tegenoverliggende

van Koromandel had zij reeds in de eerste


jaren van
haar bestaan ver-

schillende kantoren gevestigd, waarvan


die te Mazulipatnam (sedert
de
1605) en Palleacatte (1610) langen tijd de voornaamste waren. Op

laatste plaats, waar tot 1690 's Compagnies „Directeur ter Kuste”

resideerde, bouwde zij in 1613 het kasteel Gelria. Van hier uit breidde

zij haar handelsrelatiën


gestadig uit over de omliggende gebieden.

Territorium bezat deze kust niet, buiten de in 1658 de Portu-


zij op op

veroverde steden Tutekorin en Negapatnam, welke laatste spoedig


geezen

de plaats de Kust worden. Van Rheede Drake-


belangrijkste van zou tot

3
) liet in 1690 het sterke kasteel Naarden bouwen, sedert
steyn er en

was
het de residentie der directeurs of gouverneurs.

Meer bezat de de kust Malabar,


grondgebied Compagnie op
van waar

Rijkloff van Goens in de jaren 1661 tot 1663 de plaatsen Coulang,


Cochin Cananoor de had 4).
Crangenoor, en aan Portugeezen ontnomen

Het 1662
Noordelijker gelegen Bombay stond Portugal in aan Engeland

af, het Karei II de


ter
gelegenheid van huwelijk van met Portugeesche

prinses Catharina da Braganza.


andere plaatsen had Portugal reeds eerder
Nog op
twee
zijn positie

moeten prijsgeven. Zijn belangrijke Perzische handel werd vernietigd,

toen in 1622 de Engelschen, wier voornaamste kantoor zich te Suratte

bevond, het kasteel Ormuzd, den sleutel de Per-


Portugeesche te van

zische Golf, veroverden, en sedert, met de Nederlanders te dien


zamen,

handel zich trokken, Tien later verloor Portugal zijn handel in


aan jaar

het rijke Bengalen; het jarenlang door de Portugeezen bezette Hugli.

aan den Ganges, werd in 1632 door den Groot-Mogol genomen, en hun

het verder verblijf in


Bengalen ontzegd. Op het einde van
de 17de eeuw

had voorheen Voor-Indië


Portugal van zijn zoo uitgebreid gebied in

slechts Goa, residentie den Diu Daman,


nog over: van
onderkoning, en

de beide laatste den ingang de Golf Cam-


ter
weerszijden van van van

baya. Daarnaast had het nog wel op enkele plaatsen kantoren, doch door

*) Blz. 106 en 107.

2
) Blz. 107.

3
) Blz. 141 en 142.

4
) Blz. 107 en 108.
der Franschen.
172 Optreden

zijn geringe kapitaalkracht was het voor Engelschen, Hollanders en

anderen een weinig te duchten concurrent.

Naast de reeds bezat de Nederlandsche


genoemde, Compagnie op

het einde de 17de tal kantoren Arabië


van eeuw nog van in
(Mocca),
Perzië (Ispahan Eender-Abbas, e.a.), Guzzeratte (o.a. Suratte, Cam-

baya), Bengalen (Ragiamahol, Cassimabazar, Hugli etc.). Had zij dus

van de Portugeezen in geen enkel opzicht iets meer te vreezen, anders

stond het de Franschen. De hadden zich


met
Engelschen en
*) eersten

reeds in 1610 op Suratte toonden zich daar mede-


gevestigd, en geduchte
de Nederlanders. Na
dingers van in 1622 de
Portugeezen van Ormuzd

hebben verdreven, stichtten zij nederzetting het


te een
op daartegenover

gelegen Gamron of Eender-Abbas, in 1639


op
Madras, in 1656 te Cal-

zooals 1662 de
cutta, terwijl zij, wij zagen, in Bombay van Portugeezen

kregen. Een Fransche Oostindische door Colbert


Compagnie, in 1664

opgericht, verkreeg de gewaardeerde voorlichting van een gewezen

hoofdambtenaar de Nederlandsche Caron 2


),
van
Compagnie,
die in 1652 door bewindhebbers uit het ambt Directeur-Generaal
van was

ontslagen wegens particulieren handel. Het eerste Fransche kantoor kwam

in 1669 tot stand te Suratte, waar nu Nederlanders, Engelschen en Fran-

schen Groot het der Franschen aanvanke-


gevestigd waren. was succes

meende 1672
lijk niet, doch Colbert van den oorlog van gebruik te kun-

nen maken, om zijn Compagnie, ten koste van de Nederlanders, een vast

bezit in Voor-Indië verschaffen. Het hem al be-


te was maar te
goed
kend, dat de Maharadja van Kandi, de „Keyser van Ceylon”, indertijd
de
hulp der Nederlanders had ingeroepen, om de Portugeezen van
zijn
eiland te verdrijven 3), en geenszins met de bedoeling, dat de plaats
zij
dier zouden innemen. de Nederlanders,
Portugeezen Singha zou gaarne

die voornaamste havens kaneellanden bezet hielden, op hun beurt


zijn en

verdreven zien. Reeds vóór de oorlogsverklaring had Colbert maat-

hier slaan; vloot


regelen genomen, om zijn slag te hij rustte een uit van

De la
14 schepen, onder Haye ook Caron bevond zich aan boord

en reeds in Maart 1672 verscheen deze in de baai van Trinconomale, aan

1
) De Denen zijn de hebben
nooit ernstige mededingers voor Compagnie geweest; zij
zich in 1612 van Tranquebar, aan de Kust van Koromandel, meester gemaakt, doch

zijn nooit verder gekomen. In 1845 stond Denemarken deze plaats aan de Engelschen af.

2
)/ Zie hiervóór, blz. 101.

3
) Zie hiervóór, blz. 91.
Joseph Dupleix. 173

de Oostkust van Ceilon. De Franschen zonden daaruit


van een gezant-

schap naar Radja Singha, en


kregen van dezen toestemming, om in
zijn
land handelen versterkte basis
te en een aan genoemde golf aan te leggen.
Doch reeds d.a.v. de „Superintendent”,
in
Juli slaagde Rijckloff van

Goens, er in, de Fransche vloot te verjagen; hij maakte daarbij eenige


harer schepen buit, de nieuw
en nam aangelegde versterking in bezit.

In September versloeg hij bovendien vloot


een Engelsche van 10 oorlogs-

fregatten, die de Franschen hulp wilde komen,


te
nabij Mazulipatnam,
drietal hunner handen, Intusschen
en
kreeg daarbij een schepen in had

De la
Haye naar een andere basis uitgezien, en zich meester
gemaakt
van de stad San Thomé, aan de kust van Koromandel, Van Goens liet

de plaats blokkeeren, en op
het eind van
1674 moesten de Franschen

zich aan Anthony Paviljoen overgeven; de overlevenden werden op

twee Nederlandsche schepen Europa In ditzelfde


naar
teruggevoerd.
het den Franschen echter, zich
jaar gelukte te Pondicherry te vestigen,

de genoemde kust 1676 Ben-


aan
gelegen, en in te Chandernagore, in

galen. Bij het


begin van den 9-jarigen oorlog verscheen een eskader

onder Du Quesne in de Golf van


Bengalen, om genoemde plaatsen te

beschermen, en
den Nederlandschen handel afbreuk doen. Doch
te

Laurens Pit, de jonge, in, Du Quesne


slaagde er te
verdrijven en Pon-

dicherry te bezetten; deze plaats echter bij den vrede


moest van Rijswijk
in 1697 de Franschen worden In den vol-
aan
teruggegeven. daarop
genden Spaansphen Successieoorlog sloten de Fransche en Nederland-

sche Compagnieën een neutraliteitsverdrag, en lieten eikaars koloniën

met rust.

Een periode bloei scheen de Fransche


van voor Compagnie aan te

breken, de in handen kwam die in


toen
leiding van Joseph Dupleix, 1731

werd Chandernagore, Hij


gouverneur van en in 1740 van Pondicherry.
bezat in hooge mate de gave, om het vertrouwen der inheemsche vorsten

te winnen, en toen Frankrijk in 1740, door den Oostenrijkschen Succes-

sieoorlog, met de Engelschen in


strijd geraakte, wist hij zich, met behulp
den nawab Arkot, maken Madras. Wel
van van meester te van gaf

Bodewijk XV bij den vrede van


Aken deze
plaats weer aan de Engel-
schen Dupleix de der Franschen
terug, maar
ging voort, positie belang-

rijk te versterken, en mengde zich met succes in de twisten tusschen de

inheemsche vorsten van Dekkan. Bestuurderen en aandeelhouders der

Fransche Compagnie keurden echter dit optreden niet goed; zij vreesden
174 Robert Clive.

vredebreuk 1754 terug.


een nieuwe met
Engeland, en riepen Dupleix in

Daarmede was de kans voor Frankrijk voor goed verkeken. Dupleix's

opvolgers verspeelden, door hun gebrek aan tact, alle sympathie en

steun van de inheemschen, en


dit was voor
hen te noodlottiger, daar de

door het Robert Clive, zich


Engelschen, energiek optreden van steviger

wisten te vestigen. Clive mengde zich in een troonstrijd in Bengalen, en

bij Plassey wist hij zijn tegenstanders, die door de Franschen gesteund
den
werden, de
nederlaag toe te brengen. In het verdere verloop van

oorlog (1756 —1763) verloren de Franschen al hun neder-


Zevenjarigen
Wel den vrede zoowel Pondicherry
zettingen. kregen zij bij van Parijs
als ontdaan alle
Chandernagore terug, maar van versterkingen.

Intusschen had de positie der Bengalen ook die der


Engelschen in

Nederlanders de hadden zich den den


overvleugeld: eersten steun van

door hem den


Groot-Mogol weten te verwerven, in zijn strijd om troon

Na dien de Nederlanders op aller-


krachtig te steunen. begon deze vorst

lei werken; verbood hun den uitvoer salpeter,


wijzen tegen te zoo hij van

het hun door


bemoeilijkte aankoopen van lijnwaden en zijde, en wist

af Te Batavia be-
dreigementen belangrijke geldschenkingen te
persen.

demonstratie het overwicht der


sloot men in 1759 door een krachtige
den nood-
Engelschen te breken, en vorst tot meer inschikkelijkheid te

zaken. Mossel rustte daartoe een vloot uit van 7 Compagniesschepen,

zoogenaamd bestemd voor Koromandel. De Engelschen in Bengalen


het
waren
echter door eenige te Batavia wonende landgenooten van

ware
doel onderricht; zij wisten Mir Jaffir, den nawab of gouverneur

halen, dat den Hollanders het opvaren


van Bengalen, er toe over te hij

van den Ganges verbood. Toen de Hollanders voor de rivier aankwamen,

onderhandelen, slotte 1500 man


begonnen zij eerst te maar zetten ten

waaronder 700 Europeanen aan wal, om naar


landingstroepen -

hoofdkantoor de rukken. Kort


Chinsura, het van Nederlanders, op te

drie de Compagniesvloot
daarop kwamen Engelsche oorlogsschepen op

hadden haar De landingstroepen, daarop


af, en spoedig overweldigd.
zich
door een Engelsch-Inlandsch leger aangevallen, sloegen dapper van

slotte overgeven. Het de Com-


af, maar ook zij moesten zich ten gelukte

pagnie bij de onderhandelingen, althans een gedeelte van haar Bengaal-

schen handel te behouden, maar zij moest zich daartoe onder een zeker

stellen. Zoo kon vervolg de voor


toezicht van de Engelschen zij in t
Strijd op
Ceilon. 175

haar belangrijke opium


zoo en salpeter slechts door tusschenkomst van

dezen verkrijgen. Ook elders in Voor-Indië begonnen de


nu
Engelschen
zich als de meerderen van de Nederlanders beschouwen
te en te
ge-

dragen. Slechts op
Ceilon gelukte het de
Compagnie, haar oude over-

wicht hen handhaven.


op krachtig te

In het laatste jaar van Van Imhoff’s bestuur Ceilon 1739


over

was
het oude Kandische vorstenhuis De laatste
uitgestorven. telg van

dit
Singhaleesche vorstengeslacht, die gehuwd was geweest met een

dochter van den naik van Madure ten Zuiden van Koromandel -

had broeder die als


een van vrouw opvolger aangewezen.
Onder de

Van Imhoff had de


voorgangers van
Compagnie herhaaldelijk met de

Singhaleezen overhoop gelegen, en ook met den nieuwen vorst was niet

aanstonds alles vrêe. Toen het veel


pays en met moeite en diplomatie
ten slotte gelukt betere in het leven
was een
verstandhouding te
roepen,
stierf echter ook deze zonder laten. Evenals
vorst, een opvolger na te

zijn werd ook


voorganger hij opgevolgd door een broeder van
zijn
vrouw. De Compagnie beschouwde zich al als souvereine de
jaren van

voornaamste kuststreken de daaraan grenzende die


en kaneellanden, zij
in de 17de de had veroverd
eeuw op Portugeezen i); de nieuwe vorst

uit de veronderstelling, dat


ging van
hij keizer van geheel Ceilon was,

en dat de Compagnie de kuststreken hem in leen had. Dit leidde


van

opnieuw tot conflicten; de trachtte de de kaneel-


vorst
bevolking van

landen tegen de opstand


Compagnie in te
brengen, en in 1760 brak een

openlijke oorlog uit. Door onvoldoende middelen konden de Neder-

landers de eerste jaren niet


krachtig optreden, en van beide zijden werd
de strijd met kleine troepenafdeelingen gaande Na
gehouden. den vrede

van Parijs in 1763, als de Compagnie de mogelijkheid voorziet, dat

Engeland zich nu ook


op
Ceilon een positie wil
gaan scheppen, besluit

de Batavia
regeering te tot een meer krachtdadig optreden, en
zendt

belangrijke versterkingen. In 1765 's


Compagnies
nemen
troepen, onder
leiding van den gouverneur,
Baron van Eek, de hoofdstad Kandi in,

Het de hoogste de
was
tijd, want Engelschen hadden reeds een
gezant
naar den Radja gezonden, aanbod de Nederlanders.
met van hulp tegen
Zelfs de inneming Kandi werd de toestand
nog na van van ’s Compagnies

1
) Zie hiervóór, blz. 91—92 en 106—107.
176 Mr. Iman Willem Falck.

troepen kritiek, hevige de tusschen het binnen-


toen
regens verbinding
land de kust maakten, Eek
en onmogelijk en van overleed. Als echter

na enkele maanden opvolger, Mr. Iman Willem Falck laatste


zijn „de

„groote figuur der Compagnie", op


Ceilon aankomt, weet hij den Radja
het traktaat 14 Februari 1766 af deze de
van te dwingen, waarbij souve-

reiniteit van de Staten-Generaal en


de Compagnie erkent over „alle de

„landen, die de
Kompagnie vóór het begin van den tans eindigenden

de Goede Hoop, de reede af


Kaap van gezien.
Oud en Nieuw Oost-Indien.)
(Ontleend aan; Valentijn,

dit eiland bezeeten heeft daar boven alle de


„oorlogh op ....
en ....

„zeestranden rondom het eiland, in zo verre de Kompagnie deselven

reeds bezeeten heeft.” Alle


„vóór den tans eindigenden oorlogh niet

de den
kaneel, ook die in het nu van zee afgesloten gebied van vorst

de Compagnie worden geleverd.


groeide, moest voortaan aan

Hiervóór hoofdstuk 7 is reeds dat de neder-


er op gewezen,
Kolonisatie aan
de Kaap. 177

door de de Kaap de Goede


zetting, Compagnie aan
Hoop gevestigd,
bepaaldelijk bedoeld was als een ververschingsstation voor haar
schepen.
Dit verklaart, dat de stichter, Riebeeck,
Jan van in 1652 enkel soldaten

en Compagniesdienaren meekreeg; vee kon men in overvloed voor

billijken de Hottentotten
prijs van krijgen. Eerst geleidelijk is er een

eigenlijke kolonie ontstaan, met vrije kolonisten en boeren. De eerste

stukken grond het stichten


voor van „plaatsen” werden door Van

Riebeeck 1657 Tot kwam


in
uitgegeven. ontwikkeling de Kaap eerst

onder Simon van der Stel, die er van


1679 tot 1699 het bewind voerde,

als directeur, later als Raad


eerst
gouverneur en buitengewoon van

Indië. Van der Stel


Op aandrang van
begonnen bewindhebbers in 1685

en volgende jaren propaganda in het moederland te maken voor


de

vestiging boeren de Wie zich


van aan Kaap. verbond, er minstens

15 de
jaar te
blijven, kreeg gratis vervoer, en beschikking over een

„plaats Niet alleen Nederlandsche maakten daar


gezinnen gebruik
in de jaren 1688 1690 vertrokken ook
van: tot
eenige groepen Hugenoten,
na de opheffing het Edict Nantes
van van uit Frankrijk uitgeweken.
Deze 100 sterk,
réfugié’s, ongeveer gezinnen vestigden zich bijeen in

den z.g.
Franschen Hoek. Daar vele hunner wijnboeren geweest waren,

kwam hun den Ook


vestiging Kaapschen wijnbouw ten goede. ver-

scheidene oud-Compagniesdienaren, waaronder aantal


een belangrijk
Duitschers, zetten zich, na be-eindiging van
hun dienstverband, aan
de

Kaap neer. Als weldra blijkt, dat het aantal vrouwen is,
er te
jjering j
om een bloeiende kolonie te stichten, maken bewindhebbers reclame

onder de Amsterdamsche evenwel.


weesmeisjes, met weinig succes

Simon van der Stel ontwikkelde werkzaamheid, vooral


een groote

het gebied land- tuinbouw, veeteelt. begon den


op van en en Hij met

door Van Riebeeck reeds groententuin, bestemd


gestichten Compagnies
victualie der zieke
voor
schepelingen, belangrijk uit te breiden, legde in

1680 de later beroemde plaats Stellenbosch,


grondslagen voor zijn en

begon 1684, het bezoek den Commissaris-Generaal


in tijdens van Van

Rheede Drakesteyn, den het dorp


tot met aanleg van Drakesteyn.
Een poging, om de kolonie uit te breiden tot de kust van Natal, moest

in 1689 worden
opgegeven; wel slaagde de voor eigen rekening door

hem plaats Constantfa. Hoewel


aangelegde hij op het laatst van zijn
bewind de bestuurszaken verwaarloozen
wat begon te voor de exploi-
tatie bestuur,
van
zijn particuliere landgoederen, is zijn over het geheel

12
178 Misstanden aldaar.

heilzaam Na zijn aftreden in 1699


genomen, voor de Kaap zeer geweest.
zich vooral de teelt
bleef hij op
Constantia wonen, waar hij met van

hield: hij overleed aldaar in 1712.


wijndruiven bezig
behoefde niet de Hotten-
De grond, welke de
kolonisten kregen, aan

totten te worden ontnomen, daar een tweetal pokken-epidemies, een

de be-
vóór de komst der Hollanders, en een in 1713, oorspronkelijke
streken hadden
hadden geteisterd, en uitgebreide
volking zwaar

de kolonisten in
eigendom; zij moesten
ontvolkt. Dien grond kregen
de Compagnie
echter jaarlijks een vast bedrag, grondrente of cijns, aan

vielen de terreinen aan de


betalen. ~In cas van verwaarloozing”
aftreden Simon der Stel telde de
Compagnie terug. Bij het van van

kinderen
kolonie ongeveer
1300 kolonisten mannen, vrouwen en
—:
Een"!
bezaten 10 000 runderen, 70 000 schapen en
1000 paarden.
zij
verdere de bepaling, dat de
bezwaar voor ontwikkeling was
ernstig
de Compagnie,
producten slechts mochten verkoopen
hun aan
kolonisten

slechts den
eventueel aan
vreemde schepen met toestemming van
en

waar
gouverneur. Bij de snelle toeneming der bevolking moesten zoo,

de prijzen
het aantal Compagniesschepen niet in gelijke mate toenam,

wel sterk dalen. Ook stonden de kolonisten nog


al eens aan afpersingen
als de inkoop der uit
bloot, daar zoowel de verkoop hunner producten,

behoeften en grondstoffen, slechts kon geschieden


Europa aangevoerde
door tusschenkomst van ’s Compagnies dienaren.

door Willem
Sinion van der Stel was in 1699 opgevolgd zijn zoon

hij zich
Adriaen. In den aanvang was ook zijn bestuur goed, en gaf

nieuwe Doch weldra


veel moeite voor proefnemingen met gewassen.

terroriseerde kolonisten
begon hebzucht hem parten
te spelen; hij
zijn
maakte zich ook aan andere misbruiken schuldig.
en Hottentotten, en

Zoo liet reusachtige landbouwonderneming, Vergelegen, voor


hij een

’s Compagnies dienaren, slaven en


zichzelf aanleggen, met gebruik van

zich enkele vrienden


materiaal. Bovendien ontzag hij zich niet, voor en

de schepen.
in te stellen voor levering hunner producten aan
monopolies
1705 aantal
wekte zooveel verzet, dat in een groot
Zijn optreden
aanklacht hem indienen bij de bewindhebbers en
kolonisten een tegen
1707 ont-
Van der Stel in
den Raad van Indië. Op grond daarvan werd

slagen, en Vergelegen onteigend.


1771) bij de
latere onder wie Rijk Tulbagh (1751
De gouverneurs,
met de belangen
hielden meer rekening
kolonisten zeer populair was,
Literatuur. 179

beletten, dat het


der boeren, maar
de beperkende monopoliebepalingen
de
Kaapland, de
eenige werkelijke kolonie, die Compagnie heeft bezeten,

tot bloei kwam.

Literatuur: Prof. Dr. H, T. Colenbrander: Koloniale Geschiedenis

blz. J. Mein Ge-


I, blz. 116—161, 275—281; 11, 292—294; J. s m a:

schiedenis de Nederl. 0.-l. I, blz. 97—98, 107—108,


van bezittingen,
173 —175, 190—193;
Daghregister van Batavia, anno 1672, blz. 118 en

1673, blz. Dr. S. De der


261; anno 300 —305; Terpstra: Opkomst
Westerkwartieren de 0.-L De de
van Compagnie en Vestiging van

Nederlanders aan
de Kust van Coromandel; Dr. W. Zwier: Het ver-

1766 tusschen de 0.-L den Vorst Kandi;


drag van
Compagnie en van

Dr. E. C. Godée Molsbergen: Jan van Riebeek en Reizen in

de Hollandse Dr. F. C. Domin i Het ont-


Zuid-Afrika in tijd; c u s:

slag van W. A. van der Stel.

Heeren-XVII met den Prins Oranje als Opperbewindhebber.


Vergadering van van

(Rijks Prentenkabinet.)
13. DE LAATSTE JAREN VAN DE COMPAGNIE.

Was Mossel er in geslaagd, de beide oorlogen op Java tot een goed

einde te brengen, in Bengalen had, zooals wij zagen, de Compagnie

de de vlag De Fran-
onder zijn bewind voor Engelschen moeten
strijken.
de meerderheid der Voor-Indië had-
schen, die eveneens Engelschen in

den waren er intusschen in geslaagd, zich in 1760 meester te


ervaren,

de de Westkust Sumatra.
maken van Engelsche nederzettingen op van

de echter bij het einde den


Zij stonden ze aan Compagnie af, die ze
van

de Engelschen overliet.
Zevenjarigen oorlog weer aan

Mossel veel moeite, den verderen financieelen


gaf zich om en commer-

of, zooals hij


cieelen achteruitgang van
de Compagnie tegen
te
gaan,

het uitdrukte: de Compagnie vlot houden.” Daarbij


„het scheepje van te

de door middelen
was hij het niet altijd met zijn voorganger toegepaste

maakte einde den door Van Imhoff be-


eens.
Zoo hij weer een aan

schermden handel der tusschen de verschillende Indische


vrijburgers

havens, daar
hij meende, dat ’s
Compagnies handel er door werd bena-

deeld, en andere koloniseerende mogendheden er van profiteerden. Hij

de vrijburgers slechts „den afval”


kwam er
rond voor uit, dat hij aan

van den handel der Compagnie wilde overlaten. Zelfs de producten van

suikermolens arak-
de in de Bataviasche Ommelanden zoo talrijke en

maakte Compagniesmonopolie. De fabrikanten


stokerijen hij tot een

mochten ze niet als door de schepen der vrijburgers naar


meer, vroeger,

elders laten maar moesten alles aan de Compagnie leveren,


vervoeren,

die ze, meest over de Voorindische havens, distribueerde.

Om den verkoop van de uit Koromandel en Bengalen aangevoerde

bevorderen, verbood Mossel den invoer van


doeken en lijnwaden te
Mossel. 181
jacob

enkele pogingen,
wollen stoffen uit het buitenland. Ook deed hij nog
eens

om den morshandel en
andere ambtelijke knoeierijen tegen te
gaan. Bij

1753 werd bepaald, dat de gages zouden


het „Generaal Reglement” van

ambtenaren, mits zij niet


worden verhoogd, en
dat de in Europa geboren
hun 60e jaar klein
met Inlandsche vrouwen waren gehuwd, op
een pen-

sioen, „rustgage”, zouden krijgen. Het daaropvolgende jaar vaardigde


minder
hij een reglement uit tegen de pracht en praal; dit stuk, dat uit niet

dan 124 artikelen bestaat, omschrijft het aantal slaven, paarden en rij-

dat elk ambtenaar mocht houden, en houdt


tuigen, er hoogstens op na

het dragen wandelstokken en zonne-


zich zelfs bezig met de kleeding, van

andere In deze voorschriften,


schermen, en kleinigheden. strijd met

ondanks het feit ook, dat


ten doel hadden de corruptie te bestrijden, en

als deed kennen, die o.a. op eigen kosten


hij zich gaarne een vroom man

liet drukken, Mossel kiesch-


een Maleische bijbelvertaling was weinig

keurig in de middelen, om
zichzelf te verrijken.

overleed Batavia den 15en Mei 1761, en denzelfden dag wees


Hij te

Petrus Albertus der Parra.


de Raad van Indië als zijn opvolger aan van

in 's Compagnies
Op Ceilon deze reeds op zijn 14de jaar
geboren, was

bracht de
dienst getreden, werkte acht
jaar in zijn geboorteplaats, en

rest van zijn diensttijd geheel op


Batavia door, waar hij langen tijd secre-

taris den Raad van Indië was.


In 1747 als buitengewoon lid in dezen
van

1755 de functie Directeur-


Raad opgenomen, aanvaardde hij in van

Generaal, en voerde ten slotte, als Mossels opvolger, nog veertien jaar

Ceilon, het
het opperbewind. Behalve door den strijd op
waarvan in vorige

de den uitersten Oosthoek


hoofdstuk is gesproken, en verovering van

van Java i), is zijn bestuursperiode niet door ernstige conflicten geken-

merkt. Van hoe weinig stabiliteit overigens het Indische bestuursbeleid

den handel door


was,
kan daaruit
blijken, dat hij ten opzichte van vrijen

afweek, en weer de richting


particulieren geheel van zijn voorganger

Imhoff had voorgestaan. Zelfs nog verder


dan
volgde, die Van ging hij

deze, door de geheele vaart tusschen de West van Indië en


den Archipel,

over en weer,
zonder eenige beperking open te stellen voor vrijburgers.

Met recht echter worden of deze concessie, als bij Van


mag betwijfeld
voortvloeide uit breede weloverdachte zienswijze inzake
Imhoff, een en

hare Althans in de
het
belang van de Compagnie en onderhoorigen.

1
) Zie blz. 168.
hiervóór,
182 Van der Parra.

lezen
motiveering wij, dat uit dien handel geen nadeel voor de Compagnie
kon ontstaan, omdat toch
hij anders door de ambtenaren clandestien zou

worden Dit wel onverdacht


gedreven. is een
getuigenis, hoe diep het

kwaad den morshandel hoe de


van was geworteld, en regeering haar

onmacht moest beleiden, om daaraan een


einde te maken. Ook ten
op-

zichte van andere misbruiken heeft Van der Parra niet, zooals zijn twee

voorgangers, ten minste naar verbetering getracht, integendeel! Ijdel,

zelfingenomen en autocratisch, echt type van een 18de-eeuwschen regent,

heeft hij zijn talrijke bloedverwanten, en diegenen, welke hem naar den

mond erkenden, de
praatten en zijn autoriteit op
meest
onrechtmatige

wijze bevoordeeld, of toegestaan, dat zij zichzelf verrijkten. Zijn eenige


14de al
zoon was op zijn jaar al onderkoopman, en behoorde dus toen tot

de dienaren”. In door leden den Raad


„gequalificeerde een vijf van van t
Indië opgesteld klachtschrift, Noodig Bericht, wordt verklaard, dat hij

„alle voordeel gevende bedieningen met


zyne eygen magen, gunstelingen

tributarissen vervult.” Hieruit worden dat zich


„en mag afgeleid, hij
dus ook voor het vergeven van ambten liet betalen. Niettemin was hij

een toonbeeld van vroomheid, en


deed veel voor de kerk en
haar dienaren.

Zoo liet kosten


hij op eigen een Portugeesche bijbelvertaling en

berijming drukken, en nam de


opvoeding van verschillende predikanten-
kinderen rekening. Er dan ook
voor
zijn zijn van
kerkelijke zijde ver-

schillende lofredenen op
dezen „voorbeeldigen” Gouverneur-Generaal

Het verwonderen, dat onder


gehouden. is niet te dergelijke opper-

bestuurders de haar
Compagnie snel ondergang tegemoet ging.

Na Van der Parra’s dood op 28 December 1775 wees


de Raad van

Indië met algemeene stemmen Jeremias van Riemsdijk als opvolger aan.

De nieuwe Gouverneur-Generaal was als sergeant in 1735 in Indië aan-

al dienst had
gekomen, maar dadelijk in
burgerlijken overgegaan: hij

Batavia 22 Raad
40 jaar onafgebroken te gediend, waarvan jaar als van

Indië. hij reeds 63 jaar oud, hij heeft slechts


Bij zijn benoeming was en

het bewind Hoe het in Indië de familie-


twee
jaar gevoerd. ver met

kan de carrière Van Riemsdijk's


regeering gekomen was, blijken uit van

zoon, Willem Vincent Helvetius van Riemsdijk, bekend als een dom en

onontwikkeld die 9de reeds assistent tien jaar


man, op zijn jaar was,

later eerste administrateur van Onrust werd, een ambt, dat hem met
de Klerk. 183
Reynier

die ten
enkele 500 000 gulden opbracht, en
de „emolumenten” in jaren

slotte in den Rcicid vnn Indië belnndde.


noQ

laatstgenoemde Gouverneurs-
ander dan de beide
Een geheel man

Van
de Klerk, die in 1777 als opvolger van
Generaal was Reynier
gegaan,
had hij
werd. Op zijn 15de jaar naar zee
Riemsdijk gekozen
Van 1731
’t laatst als onderstuurman.
reizen naar Indië gemaakt,
eenige
in zee-
1780 bleef Indië, eenige jaren
tot zijn dood in hij in eerst nog

Hij vervulde verschillende belang-


dienst, daarna als burgerambtenaar.
opperhoofd van Soerabaja
functies, als resident in de kampongs,
rijke
tweede persoon
in het Gouvernement van Java’s Noord-Oostkust
en

opstand, daarna gouverneur van

tijdens den Chineesch-Javaanschen en

Raad Indië, had zich doen


1753 in den van en
Banda. Sedert zat hij
werkzaam man, met een ruime
kennen als een eerlijk, bescheiden en

de wetenschap. In 1756 had hij een Radicale beschryving


belangstelling in
Deze
Heeren-XVII opgezonden.
van Banda samengesteld en naar

betoond, en
de Indische regeering
hadden zich daarmee zeer ingenomen
daarin vervatte
voorstellen tot verbetering
verschillende
opgedragen,
De Klerk was
de toestanden op Banda, in praktijk te brengen.
van
en
de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen,
directeur van

het Bataviaasch Genoot-


had een werkzaam aandeel in de oprichting van

hij de eerste
schap van
Kunsten en Wetenschappen (1778), waarvan

het
Ook deed hij veel voor de uitbreiding van
Opperdirecteur werd.

Wat persoonlijkheid betreft,


was dus ongetwijfeld
schoolonderwijs. zijn
bezwaar,
ditmaal een goede keus gedaan, doch voor
hem
gold eenzelfde
de 18e
als de meerderheid der Gouverneurs-Generaal uit eeuw,
voor

de
Klerk reeds 67 jaar, toen hij
namelijk de hooge leeftijd i). De was

dan ook volle


functie aanvaardde, en
heeft die nog geen
gewichtige
zich den
drie vervuld. In deze korte bestuursperiode speelden in

jaar
af, die toonen, dat de Com-
Archipel enkele belangrijke gebeurtenissen
de Inlandsche vorsten
ondanks haar achteruitgang, tegenover
pagnie,
toch haar wist te handhaven. Het oude rijk van

nog altijd gezag

zwaren strijd had


Makassar of Goa, waarmede indertijd Speelman zoon

opperhoogheid de Compagnie
moeten voeren 2), had sedert onder van

Makassaren waren nooit gemakkelijke


gestaan, maar de strijdvaardige

dan 40 in Indie
30, sommige zelfs meer jaar
De meeste G.-G.’s waren meer dan
i)
vóór tot dit ambt werden.
geweest, zij geroepen

2 Zie hiervóór, blz. 109—112.


)
184 Woelingen op
Celebes en Borneo.

onderdanen meermalen hadden zich Zuid-Celebes


geweest, en op krijgs-
tooneelen afgespeeld. In 1766 vluchtte de Batara
toenmalige vorst,

Goa 11, verstoord over de voogdij van den Nederlandschen gouverneur

Makassar, Bima, oud de Kleine Soenda-eilanden


van naar een rijk op

(Soembawa en Flores), dat vroeger onderhoorig was geweest aan

Makassar. Van daar uit benadeelde hij den handel van de Compagnie,
door het zeeroof, zoodat Batavia krachtige
plegen van men te tot maat-

Batara Goa werd


regelen moest
overgaan; gevangen genomen en naar

Doch 1776 verscheen zekere


Ceilon verbannen. in een Sangkilang in

zich den verbannen


Zuid-Celebes, en gaf voor vorst uit.
Hij wist een

waarmede den door de


grooten aanhang te verwerven, hij Compagnie
benoemden nieuwen vorst van Goa verjoeg, en zichzelf als sultan deed

Onder De Klerk’s bestuur echter slaagde de gouverneur


huldigen. van

Goa onder toezicht


Makassar er in, Sangkilang te
verdrijven, en weer

van de Compagnie te stellen.

welk eiland de zich de laatste


Ook op Borneo, met Compagnie in

De
eeuw weinig of niet had bemoeid, kreeg zij tijdens het bestuur van

Klerk meer invloed. In 1772 had een avonturier van Arabische afkomst.

zich onbewoond eilandje


Abdurrahman geheeten, neergezet op een in

den mond van de Kapoeas-rivier, Pontianak, Op deze, voor den Inland-

Maleische
schen handel gunstig gelegen plek, vestigden zich weldra vele

kooplieden, die al
spoedig Abdurrahman als hun vorst beschouwden.

Deze nam nu den titel aan van sultan van Pontianak, en trachtte zijn
wekte de
gebied geleidelijk uit te breiden. Daarbij hij vrees op van

den het naburige Landak, een leenvorst van Bantam, en


pangéran van

wendde zich beurt de


de sultan van laatstgenoemd rijk op zijn tot

te Batavia. Deze zond er in 1778 een kleine expeditie heen,


regeering

het resultaat was, dat Abdurrahman als sultan van Pontianak werd
en

Daar intusschen
erkend, onder
opperhoogheid van
de Compagnie.
Bantam de Westkust Borneo de Compagnie
zijn aanspraken op
van aan

had kwam ook Landak onder haar suzereiniteit


overgedragen, zoo

te staan.

In het Gouvernement der Molukken deden zich eveneens moeilijk-

Tidore, ondanks reeds in de


heden voor, töen de sultans van Batjan en

in verzet kwamen.
17de eeuw gesloten tractaten van onderwerping,

de Kaap De
Beiden werden in 1778 onttroond en naar gebannen. regee-

die in dezelfde de
ring wees in hun gebied nieuwe vorsten aan,
van
Woonhuis van den Gouverneur-Generaal Van der Parra.

een
teekening van Johannes Rach.)
186 Arnold Willem Alting.

kwamen als de sultan


Compagnie afhankelijke verhouding te staan,

van
Ternate.

1780 overleed De Klerk, den


Den eersten September en volgenden
den 55 Mr. Arnold Willem
dag benoemde de Raad van Indië Jarigen
het door Heeren-XVII
Alting tot opvolger, welke keuze volgende jaar

werd goedgekeurd. De nieuwe Gouverneur-Generaal, uit een Groning-

sche had de Compagnie reeds 30 jaar gediend,


regentenfamilie geboren,
uitsluitend in de administratieve rangen te Batavia. Ruim drie maanden

land 4de
na zijn optreden geraakte ons in
oorlog met
Engeland

oorlog, 1780-1784 de houding der Republiek


Engelsche wegens

de Amerikaansche koloniën, die tegen Engeland in


opstand waren
jegens
Voor de werd deze het het einde.
gekomen. Compagnie oorlog begin van

In de jaren van achteruitgang hadden haar bestuurders vooral bezuinigd

op de militaire
uitgaven, en een oorlog tegen de in macht en zelfbewust-

de „arrogante kwam
zijn groeiende zustermaatschappij, competiteuren”,
In werden Fransche
wel
op
het meest
ongunstige oogenblik. allerijl wat

hulptroepen in dienst genomen en naar de Kaap gedirigeerd, terwijl de

eskader oorlogsschepen onder


Fransche koning, onze bondgenoot, een

De Suffren naar Indië zond, om


de Nederlandsche koloniën te helpen

verdedigen.

Met een Coen aan


het hoofd der regeeringstafel zou mogelijk een

catastrofe voorkomen hebben kunnen worden, doch Alting was opge-

had behoord de
voed in de tradities der oligarchie, en dertig jaar tot

leden der Bataviasche ambtenaren-maat-


toonaangevende corrupte

deze antecedenten besteedde dan ook


schappij. Overeenkomstig hij in

de komende kritieke tijden de meeste


zorg aan
eigen en familiebelangen.

de Westkust Sumatra verloren.


Het eerst gingen de bezittingen op
van

De gezagvoerder van Padang, het hoofdkantoor aldaar, droeg ze in

1781 zonder verzet over aan een tweetal Engelsche


Augustus eenig
had de
oorlogsschepen, hoewel
hij 100 militairen tot zijn beschikking en

Maar, de aanvallers
Menangkabausche hoofden hem hulp aanboden.

de bezit-
hadden beloofd, dat bij een vrijwillige overgave particuliere

ambtenaren zouden worden ontzien, dit besliste. Zoo


tingen der en

de Westkust in
kregen een
handvol Engelschen, zonder strijd, geheele

handen, met een waarde van


5 tonnen gouds aan kapitaal en opgeslagen

producten.
De vierde Engelsche oorlog. 187

Ongeveer tegelijkertijd richtte zich een Engelsche expeditie tegen de


Nederlandsche kantoren de Kust Koromandel. ’s
op van Compagnies
hoofdversterking aldaar, Negapatnam, werd door een landleger onder

generaal Munroe aangevallen, terwijl admiraal vloot


Hughes met een

de stad de blokkeerde. Na
van
zeezijde eenige mislukte uitvallen gaven
de November
belegerden in van dat jaar de stad over. De andere

kantoren deze kust, die in zwak,


aan en
Bengalen, waren te om
eenigen
weerstand te kunnen bieden. Alleen de Kust van Malabar bleef be-

houden, daar de Engelschen, die met het de Franschen hun


oog op

weermacht niet te zeer konden verbrokkelen, haar niet aanvielen.

Intusschen de reeds veroverde kantoren


was met
plaatsen en „om
de

West van Indië den Engelschen buit 11 millioen


een van gulden in

handen
gevallen.

Nabij de
Kaap de Goede Hoop gingen een zestal rijkgeladen retour-

schepen verloren, die in de Saldanhabaai een toevlucht hadden


gezocht
daar door de Engelschen werden Deze,
en
buitgemaakt. en nog enkele

verloren schepen, waarde


op zee
vertegenwoordigden een van 10

millioen! De Kaap zelf ontkwam doordat


aan een
verovering, bij aan-

komst der Engelschen het eskader van De Suffren in de baai lag.


Slechts Ceilon, de Falck l
)
op waar kranige nog steeds het bewind

voerde, werd, hoe beperkt de middelen ook waren, gedaan, wat maar

eenigszins mogelijk Na de
was.
inneming van Negapatnam was Hughes
Trinconomale de haven de Oostkust Ceilon,
naar
gestevend, aan van

die hem in Januari 1782 in handen viel. Maar Falck, door den
gesteund
inmiddels aangekomen De Suffren, die de Engelsche schepen manmoedig
aantastte, heroverde de stad op 31 Augustus. Zoo bleef Ceilon behouden,

al Falck zich door de middelen verschaffen,


moest zware opofferingen
die de Franschen hun hadden
voor hulp bedongen.

Intusschen beheerschten de Engelschen den


vrijwel geheelen zeeweg

tusschen Europa Indië, Batavia dan ook deze


en en op kreeg men in

jaren geen manschappen, schepen en geld uit het moederland, terwijl


dit De
geen Indische producten ontving. regeering te Batavia kon slechts

door
leeningen en het
uitgeven van papieren geld in de allernoodzakelijkste

behoeften voorzien, de handel knak, dien hij


maar
kreeg een niet meer

1
) Zie hiervóór, blz. 176.
Het verbroken.
188 monopolie

te boven zou
komen. In Nederland moesten de bewindhebbers surséance

Daar alleen de de geheele


van betaling aanvragen.
niet
Compagnie, maar

onder dezen had, de Staten-


Republiek oorlog zwaar te
lijden waren

Generaal reeds in 1782 met Engeland in onderhandeling getreden; in

September 1783 kwam een voorloopige overeenkomst tot stand, gevolgd


door den vrede Parijs in Mei 1784. Ondanks het protest der bewind-
van

Negapatnam met het kasteel Naarden.

(Uit Wouter Schouten: Oost-Indischc Voyage.)

hebbers kochten de Staten-Generaal dezen vrede ten koste van


de Com-

Deze slechts de Kust van


pagnie. moest
Negapatnam, niet centrum van

ook sleutel het daar tegenover


Koromandel, maar van gelegen Ceilon, aan

afstaan. Verder het recht


de Engelschen bedongen dezen van
vrije
vaart

den hoewel dat dit alleen


door geheelen Archipel, en, zij voorgaven,

het hunner walvischvaarders, die de Indische


geschiedde in belang en

dat die
Stille Oceanen doorkruisten, vreesde de Compagnie, vrije vaart

het smokkelen De toekomst


aanleiding zou wezen tot van specerijen.
Strijd Riouw en
Malakka. 189
op

wees uit, dat die vrees


gegrond was; het door de Compagnie steeds met

zooveel bewaarde monopolie der Moluksche


zorg en gekoesterde waren

hiermede In hadden de drie half


was feitelijk geschonden. geld en een

oorlogsjaren de Compagnie 30 millioen gekost: begin 1781 had zij een

schuld 25 millioen; medio 1784 55 millioen


van van gulden.
Gedurende de oorlogsjaren hadden enkele inheemsche vorsten in den

tegen de Nederlanders
de kans schoon in
Archipel gezien, om verzet te

komen. Het werden de den


ernstigst moeilijkheden met radja Hadji,

Boegineeschen rijksbestuurder van Riouw, die zich verbond met een ras-

den sultan Malakka. De aanval


genoot, van
Selangore op
van een

Nederlandsche expeditie op
Riouw werd
afgeslagen, nadat het schip,

waarop zich de leider bevond, in de lucht was gesprongen.


Kort daarop
sloten de zelfs de stad Malakka
opstandelingen in, maar juist bijtijds
1783 uit Nederland 6
was een in
gezonden eskader van oorlogsschepen,
onder Van Braam, Batavia Van Braam trok eenige
te aangekomen. met

Dirk
dier schepen, waarop zich ook de kapitein-luitenant van Hogen-

dorp bevond/ naar de belegerde stad, die hij ontzette. Door een af-

deeling landingstroepen onder Van Hogendorp werd nu ook Selangore

en
het einde van
1784 moest Riouw zich eveneens onder-
genomen, op

werpen.
De sultan verbond zich, alle Boegineezen uit zijn gebied te ver-

bannen en
zich onder toezicht van de Compagnie te stellen.

’ Het den de zwakte de Com-


zou, nu in oorlog zoo overtuigend van

pagnie gebleken was, thans de hoogste tijd geweest zijn, om tot een

inderdaad in het moeder-


grondige reorganisatie over te
gaan, en
gingen
land stemmen die een algeheele hervorming eischten. Weldra bleek,
op,

dat de heerschende partijtwisten eiken vruchtbaren arbeid in dit opzicht

maakten. De Staten Holland, patriottisch anti-


onmogelijk van en

als verwachtten heil Willem V, die, be-


Engelsch zij waren, geen van

de Com-
halve algemeen erfstadhouder, ook opperbewindhebber van

rechtstreekschen invloed de
pagnie was.
Zij verlangden van regeering

de In dit hun
op Compagnie. opzicht vonden zij de Staten-Generaal aan

die de de door. ruime voorschotten uit


zijde, in
oorlogsjaren Compagnie
haar haar schuldeischers
geldnood hadden geholpen, en nu voornaamste

Heeren bewindhebbers hielden den Staat het


waren. daarentegen er

liefst buiten; in een vertoog, Juni 1783 aan de Staten-Generaal gezonden,


verklaren zij, dat de ongunstige toestand van de Compagnie hoofdzake-
190 Noodzaak van Hervormingen.

lijk een gevolg is van


den
oorlog, waarin
zij door den Staat is medege-
sleept. Tevens de
brengen zij in
herinnering, wat Compagnie bijna twee

eeuwen
lang is geweest voor de Republiek als geheel, door de betaling
convooien andere lasten, de
van en en voor
ingezetenen afzonderlijk,
zooals voor scheepsbouwers, werkvolk, fabrikanten en leveranciers. In

Indië zouden voorraden


groote producten aanwezig zijn, en, indien de

Staten hen door stelden, voldoende


een ruime leening in staat schepen
uit de
te rusten, zou Compagnie zich geheel kunnen herstellen, en zou het

land weer alle genoemde voordeelen genieten.

Daar alle gewesten Holland het den Indischen


van meeste
belang bij
handel had, het de Staten dit die besloten het
waren van gewest, ver-

zoek bewindhebbers kwamen onmid-


van te steunen. Zij de Compagnie
12 doch bleven staatsbemoeienis
dellijk tegemoet met tonnen gouds,

eischen, stelden de Staten-Generaal


en ter vergadering van voor, dat bij
elke Kamer de zouden worden be-
van Compagnie staatscommissarissen

noemd, die alles de worden


van op hoogte moesten en een

„redres” bewerken. Toen dit voorstel de de Staten-


in
vergadering van

Generaal ter tafel kwam, slaagde de Oranjepartij er in, het lang te

doen aanhouden; vol werd besloten, het voorstel bij


eerst na een jaar
de verschillende Kamers der hun
Compagnie rond te zenden, om daarop
advies te hooren. Het resultaat was ten slotte een
resolutie van Februari

1786, volgens welke alleen in de Kamer-Amsterdam eenige staatscom-

missarissen werden aangestekkj


Toen het door de Pruisen in oude gezag
jaar daarop Willem V zijn

was hersteld, trachtten bewindhebbers met


zijn medewerking gedaan te

dat eventueele Indië zelf niet door


krijgen, reorganisatie in een com-

missie van staatswege zou worden onderzocht en voorbereid, maar dat

zooveel Als
dit mogelijk een interne
Compagnieszaak zou blijven. uit-

onderzoek konden dan dienen de „Konside-


gangspunt van zoodanig
Mr. S. C.
ratiën”, door den advocaat van de Compagnie, Nederburgh,

opgesteld. Deze achtte herstel indien:


mogelijk,

I°. De Staten-Generaal, in wier naam de Compagnie een territorium

had haar zouden ontlasten van de zorg voor de


verworven,

defensie daarvan;

2°. De Indië voorwaarden worden


vaart in
op bepaalde zou over-

gelaten aan particulieren;


Uitzending van Commissarissen-Generaal. 191

3°. De schuld de
van Compagnie zou worden
gedelgd door belasting-
heffing.

De schijn werd gewekt, alsof met staatsbemoeienis doen


men te had,
doordat de benoeming der leden van een commissie van onderzoek en

redres door den stadhouder,


geschiedde geheel in den geest echter van

bewindhebbers. In Nederland werden de


aangewezen genoemde
advocaat Nederburgh de S. H.
en kapitein ter zee Frijkenius, met
op-

dracht, om met den Gouverneur-Generaal Alting en den Directeur-

Generaal Van Stockum Commissarissen-Generaal


een
college van te

en de gewenschte te bewerken. \ De
vormen, reorganisatie twee eerst-

genoemden, in 1791 vertrokken, vertoefden een


jaar aan de
Kaap, waar

zij enkele kleine aanbrachten,


verbeteringen en o.a. de kolonisten minder

aan de willekeur der ambtenaren blootstelden, door hun toe te staan

hun producten op eigen gelegenheid naar Nederland te verschepen.

Bij hun aankomst in Indië bleek Van Stockum te zijn overleden, en,

ofschoon hun instructie voorschreef, dat de


in
zoodanig geval zeer

gunstig bekende van Ceilon, Van de Graaff, moest


gouverneur zitting
nemen, wezen
Nederburgh Alting, onder als
en protest van Frijkenius,
nieuw lid den Directeur-Generaal Deze
aan
Johannes Siberg. was even-

wel de schoonzoon van Alting, en dit tweetal had te veel persoonlijk

belang bij den bestaanden toestand, alle bloot


om gebreken te leggen
en te
helpen bestrijden. Frijkenius, ontmoedigd, vroeg ontslag en stierf

kort de Indische
daarop, waarna ambtenarij den toon in de commissie

aangaf. Deze vereenigde zich bovendien, bij de


bespreking van zaken

van eenig belang, met den Raad van Indië tot de ~Gecombineerde
z.g.

Vergadering’ . Het eenige verschil den ouden toestand


feitelijke met

dat de Raad Indië werd door die


was, van nu
voorgezeten Nederburgh,
bovendien de kwam
geheel aan zijde van Alting te staan. Zoo werden

geen ingrijpende wijzigingen aangebracht, maar slechts enkele


weinig
belangrijke maatregelen O
genomen.
O

In 1795 bewerkten de
patriotten, met steun van Frankrijk, een omwen-

teling in Nederland. De Republiek der Vereenigde Nederlanden maakte


plaats de Bataafsche
voor Republiek, die in
bondgenootschap met

Frankrijk stond: Willem V week uit naar Engeland. De Engelsche

regeering wist den prins over te halen, in zijn kwaliteit van opper-

bewindhebber, een
aanschrijving te richten tot alle gouverneurs en bevel-
192 De Brieven van Kew.

de door
hebbers van de Compagnie in Indië, waarbij hij hun opdroeg,
hen bestuurde posten in handen van de Engelschen te stellen, ten einde

te voorkomen, dat de Franschen ze in bezit namen. Deze opdrachten,

geteekend: Kew, 7 February 1795, en bekend als de „Brieven van Kew”,

brachten de gezagvoerders op
de Indische kantoren in groote moeilijk-
heid. Moesten den of de
zij opperbewindhebber, nieuwe regeering in

Ternatc.

(Ontleend aan; Valentijn, Oud en Nieuw Oost-Indien.)

werd bekend, dat de be-


het moederland
gehoorzamen? Doch spoedig
Indische ’s des-
windhebbers en de regeering prinsen lastgeving

inderdaad hebben de zonder


avoueerden, en Engelschen nergens meer

Op enkele plaatsen werd zwak gepleegd,


toegang verkregen. een verzet

elders zich formeel protest. Het kostte de Engelsche


bepaalde men tot een

vloot onder leiding Lord echter weinig moeite, zich


van Elphinstone
maken de alle kantoren in Voor-Indië en de
meester te van Kaap, op

Westkust van Sumatra, Malakka, Ceilon, Ambon en Banda. Alleen op


Patriotten in Batavia. 193

het de bezetting, de Engelschen af slaan.


Ternate gelukte dappere te

Makassar
Behalve dit eiland bleven Java, Palembang, Bandjarmasin, en

Menado in handen van de Compagnie.

heeft Indië flauwen weerklank


De patriottische beweging in maar een

Den 26en November 1795 kwam de reede Batavia


gevonden. op van

Amerikaansch door de nieuwe machthebbers in Neder-


een schip aan,

bracht bericht de gehad hebbende


land uitgezonden. Het van plaats

omwenteling, en maakte tevens bekend, dat de Engelschen de Kaap reeds

hadden bezet. Daarop kwamen een aantal ambtenaren en vrijburgers

bijeen, onder het wachtwoord van Vrijheid, Gelijkheid, en Broederschap.

stelden de Commissarissen-Generaal gericht adres


Zij een aan op,

de ~slaafsche
waarin zij afschaffing eischten van eerbewyzingen” aan

Raden van
Indië en andere autoriteiten, welke eerbiedsbetooningen

Nederlander” Verder wenschten zij


„een vryen onwaardig waren.

zien genomen tegen de De


krachtdadig stelling te Engelschen. regeering

was door dit voor Indië wel zeer ongewone optreden aanvankelijk wat

onthutst. Zij trok het door Mossel uitgevaardigde reglement tegen de

die omschreven in,


pracht en praal, waarin eerbewijzen waren, en

vrede tusschen de Republiek


kondigde het tractaat van en vriendschap
af. Maar maakte dat zij
zij bekend, voornemens was
en Frankrijk tevens

de bestaande regeeringsorde „als door den Soeverein of op


diens

handhaven,” Daarmede de meerderheid


„autorisatie vastgesteld, te was

der Bataviasche voldaan, de rust keerde weer.


patriotten blijkbaar en

De bestuurderen der Bataafsche Republiek hadden intusschen besloten,

de zaken der Met 1 Maart


ook in Compagnie in te grijpen. ingang van

1796 het bestuur in Nederland aan


de Zeventien, en
ontnamen zij

het op de zaken den Oostindischen


droegen aan een „Comité tot van

welks leden door den Staat werden benoemd.


Handel en Bezittingen”,
den beheerschten, kon het nieuwe Comité
Daar de Engelschen zeeweg

anders doen, dan af brieven onder vreemde


weinig en toe en ladingen

Batavia zenden of daar ontvangen.


vlag naar van

de
Alting had intusschen in 1796 zijn ontslagaanvraag ingediend, en

Mr. Petrus
Gecombineerde Vergadering wees tot zijn opvolger aan

Gerardus Overstraten, 41 als rech-


van een nog jong man jaar

terlijk ambtenaar uitgekomen, en


die zich gedurende zijn vijfjarige
bekwaam
werkzaamheid als
gouverneur
van
Java's Noord-Oostkust een

13
194 Het einde van
de
Compagnie.

en tactvol ambtenaar had getoond. Hij hield de zaken zoo goed mogelijk

gaande, en nam verschillende maatregelen tot eventuecle verdediging


van Batavia.

In de Bataafsche
1798 kreeg Republiek haar eerste
staatsregeling.
Daarin was ook de bepaling opgenomen,
dat de Staat alle bezittingen

en schulden van de Compagnie zou overnemen, zoodra het loopende


31 December 1799 het De
octrooi zou zijn geëindigd, wat
geval was.

schulden 134 millioen dit be-


waren toen
aangegroeid tot
gulden; voor

dus het steeds belangrijke koloniale den


drag ging nog imperium aan

, Staat over.
\j

De Vereenigde Oostindische Compagnie had opgehouden te bestaan.

Literatuur: Mr. }. K. de De het


Jhr. J. Jonge, Opkomst van

Nederlandsch in Oost-Indië, dl. X—XII, (deel XI en XII uit-


gezag

gegeven door M, L. van Deventer); J. J. Meinsma, Geschie-

denis de Nederl. 0.-I. I, blz. 190—254; M. L.


van
Bezittingen, van

Deventer, Geschiedenis der Nederlanders op Java, 11, blz. 191 —330;

Prof. Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschiedenis 11, blz.

295—303. Prof. Dr. P. Blok, Geschiedenis het Neder-


J. van

landsche Volk (2de druk), 111, blz. 650—653; IV, blz. 21—23.
14. INDIÈ ONDER DE BATAAFSCHE REPUBLIEK.

Het de Staatskoloniën in Indië werd opgedragen


opperbestuur over

aan een Raad van de Aziatische Bezittingen. Deze zag


zich al aanstonds
n
Zoo had de de
voor groote moeilijkheden geplaatst. grondwet aan

de hun
participanten van opgeheven Compagnie schadeloosstelling voor

aandeelen beloofd, van alle kanten vielen den Raad om


en zij nu

afdoening dier toezegging lastig. Na lange discussies over de vraag, op

welke wijze en naar welke waarde die vergoeding zou geschieden, zijn

tenslotte die aandeelen onder de Staatsschuld opgenomen. i

Van meer vérstrekkende beteekenis intusschen was


de „Hoe
vraag:

moet Indië nu worden bestuurd, en door wie zal Indië handel ge-
op

dreven worden”. Daar dit


mogen vraagstuk een
grondige bestudeering

vereischte, mede door den steeds bestaanden oorlogstoestand met


nog

Engeland, besloot men voorloopig alles op


den ouden voet te laten, met

dien verstande, dat de Bataafsche Republiek in de plaats van de

trad. Men dus den toestand, die


Compagnie kreeg ongeveer eeuwen

de koloniën had bestaan, namelijk die


lang in
Portugeesche van een

Staatsmonopolie. Nauwelijks echter waren, tengevolge van den op

25 Maart 1802 gesloten vrede van Amiens, alle koloniën met uitzon-

dering van Ceilon door de Engelschen teruggeven, of men begreep,


dat het niet verantwoord was, het zoo gesmade Compagniesstelsel langer
laten voortduren. in hetzelfde jaar benoemde de regeering
te
Nog een

commissie van 7 leden, om een ontwerp samen te stellen, hoe bestuur en

handel dienden geregeld te worden in de 0.-I. bezittingen „in dier

„voege,
dat aan dezelve de hoogst mogelijke trap van welvaart, aan

„den koophandel dezer Republiek het meeste nut, en aan ’s Lands


196 Dirk van Hogendorp.

~financiën het meeste voordeel werden


aangebragt.” Reeds vóór de be-

noeming der commissie twee harer het


waren van meest
op
den voor-

grond tredende leden de denkbeelden het


omtrent te volgen koloniaal
beleid bekend, namelijk den oud-Commissaris-Generaal
van Mr. S. C.

Nederburgh 1
), en van Dirk van
Hogendorp. Wij dienen den laatste

wat nader te leeren kennen.

Dirk van Hogendorp de in


en zijn broeder, onze geschiedenis zoo
be-

kende Gijsbert Karei, waren de zonen van een Rotterdamsch


patriciër,
lid de Staten die
van van Holland, in 1773
zijn fortuin verloor en in

s Compagnies dienst naar Indië trok. De beide zoons kregen een op-

leiding tot officier aan een Duitsche kadettenschool, en


Dirk trad in

1783 in ’s Lands dienst als commandant der


landingstroepen op
het es-

kader-Van Braam. In Indië


2) ging hij spoedig in
burgelijken dienst

de werd resident
van
Compagnie over, en te Patna in Bengalen. Na een

verblijf van eenige jaren aldaar, bekleedde hij achtereenvolgens de func-

ties van administrateur Onrust, resident op


van
Semarang, en ten slotte,
sedert 1794, Oostkust.
gezaghebber van Java’s Toen hij hier, te Soera-

baja, bericht kreeg van de omwenteling, die in 1795 in het vaderland had

plaats gehad, begreep hij, dat nu


ook in Indië, waar de Compagnie met

moeite het hoofd boven hield, zouden


water belangrijke veranderingen
plaats grijpen. Hij besloot, de regeering der Republiek op
de fouten van

het bestaande stelsel wijzen wenken


te en tot
verbetering te
geven;

wilde de
tevens
hij daardoor aandacht op zichzelf vestigen. Daartoe

zond dan 1797


hij in een scherp gesteld rapport naar het vaderland,

waarin
hij o.a. de slappe houding van vele hooge ambtenaren tegen de

becritiseerde, zich ook de Commissarissen-


Engelschen en niet
ontzag,

Generaal, met name Nederburgh, verwaarloozing van ’s Compagnies

belangen zelfzucht Zelfs heulen


en te
verwijten. zinspeelde hij op een

de Doch het stuk


met Engelschen, bereikte zijn bestemming niet; het viel

Batavia handen
te in van .... Nederburgh. Deze liet onmiddellijk een

onderzoek instellen het ambtelijk verleden den


naar van
schrijver, en

daarbij bleek, dat Van Hogendorp verschillende „emolumenten” had

genoten. Dit was niets anders, dan alle ambtenaren deden, maar het was

niettemin in de voorschriften de Compagnie, dien


strijd met van en op

1
- ) Zie hiervóór, blz. 190 en
191.

2
' ) Zie blz. 189.
hiervóór,
de Aziatische 197
Charter voor Bezittingen.

hem Batavia en daar in arrest stellen.


grond liet Nederburgh naar voeren

trachtte verzamelen,
materiaal tegen zijn tegenstander te
Terwijl hij nu

bereikte Benkoelen,
wist deze te ontsnappen; op een Deensch schip hij
In het vader-
vandaar trok Engelsch schip naar Europa.
en hij met een

toestand
land gaf hij Bericht van
den tegenwoordigen
aangekomen, een

der in Oost~lndiën in het


licht (1799). Behalve een
Bataafsche bezittingen
de bestaande toestanden, gaf hij in dit stuk ook de begin-
felle kritiek op

die beter beleid konden. Tot de hoofdpunten


selen aan, tot een voeren

het bestuursambt en
het koop-
behoorden: scheiding van
van zijn program

manschap: der traktementen, met algeheele afschaffing van


verhooging
der
handel landbouw: vervanging
alle emolumenten: vrijheid van en

individueel grond-
heerendiensten door een hoofdgeld: toekenning van

bezit aan
den Inlander.

indruk. Dirk kreeg


Het „Bericht” maakte op velen een geweldigen en

door zijn
broeder Gijsbert Karei,
er allereerst den volledigen steun van

hem de dat de regeering


dit aanvankelijk succes wekte in verwachting,
hem be-
denkbeelden aanvaarden en met de uitvoering er van
zijn zou

lasten.

ook het vaderland terugge-


In 1800 was intusschen Nederburgh in

rich-
keerd. Vertegenwoordigde Dirk van Hogendorp een geheel nieuwe

de kampioen van het behoud


ting van koloniaal beheer, Nederburgh was

hij wel enkele punten eenige ver-


van
het bestaande systeem, waarin op

hoofdzaak de handhaving het


dat toch in van
beteringen wenschte, maar

Zooals reeds benoemde de regeering


Compagniesstelsel gold. we zagen

hen in 1802 beiden in de Commissie, die een nieuw stelsel moest ont-

verklaarde de meerderheid der Commissie, dat een


werpen.
Al spoedig
tweetal der door Van Hogendorp op
den voorgrond gestelde punten,

den
nml. der heerendiensten, en particulier grondbezit voor
afschaffing
Vóór zij zich over de
Inlander, onmogelijk in te voeren waren. nog

andere punten beslist had trok Van Hogendorp, teleurgesteld


uitgelaten,
ziende, dat daarmede de kans een benoeming
door deze uitspraak, en op

verloren zich uit de Commissie terug.


tot Gouverneur-Generaal was,

in Sint-Petersburg. Na zijn
Hij aanvaardde de benoeming tot gezant
hun
heengaan waren
de overgeblevenen het spoedig eens, en ontwerp

Staatsbewind aangenomen als Charter de


werd in 1804 door het voor

Aziatische Het kwam in hoofdzaak neer op handhaving van


bezittingen.
de
het bestaande stelsel, zij het met een aantal verbeteringen in wijze
198 Van Grasveld en Elout.

van uitvoering. Zoo bleven de gedwongen leverantiën en het Staatsmono-

polie voor
de specerijen bestaan.

Van een invoering in Indië kon intusschen voorloopig niets komen,

doordat in 1803 de oorlog met


Engeland opnieuw was uitgebroken, en

het verkeer tusschen koloniën en


moederland stop gezet was. Zoo kreeg
Van kans, 1805 in de Bataafsche Republiek
Hogendorp nog een en toen in

het
eenhoofdig bestuur was
ingesteld, met
Rutger Jan Schimmelpenninck
als trachtte dezen bewerken. Inder-
raadpensionaris, hij in
zijn geest te

daad had wel werd de het


hij nu eenig succes: zoo o.a. bepaling van

Charter, die toekenning van grondeigendom aan den Javaan verbood,

geschrapt. De naam Charter werd vervangen door dien van Reglement.


Maar zijn hernieuwde pogingen om een benoeming tot Gouverneur-Gene-

raal Van ook mislukken. De regeering be-


te
krijgen, zag Hogen dorp nu

noemde in 1806 een tweetal hooge ambtenaren, Carel Hendrik van Gras-

veld en Mr. Cornelis Theodorus Elout, tot Commissarissen-Generaal, om

het Indië Grasveld daarna als


nieuwe Reglement in in te voeren; zou

de bezet
Gouverneur-Generaal optreden. Daar de Engelschen Kaap weer

de Commissarissen-Generaal hun Amerika. In


hadden, namen weg over

New-York werden
zij
echter achterhaald door een bevel tot terugkeer.
door
Na hun vertrek was namelijk de Bataafsche Republiek vervangen

het Koninkrijk Holland, en koning Bodewijk Napoleon moest, op bevel van

Het Napoleon
zijn broeder, den keizer, andere maatregelen nemen. was er

allereerst doen, wat de koloniën over was tegen de


om te er van
nog

of stelsels voelde
Engelschen te verdedigen. Meer dan aan reglementen
Als werd 1807
hij behoefte aan een sterken man. zoodanig in
Januari

aangewezen
Mr. Herman Willem Daendels.

het decennium de koloniën zelf gegaan?


Hoe was
het in afgeloopen met

In het 1797 de verdienstelijke Van Overstraten als G.G.


begin van was

door de Brieven Kew, hadden de Engel-


opgetreden, en, gerugsteund van

deel ’s territorium bezet. l )


schen reeds een belangrijk van Compagnies

Ook in andere opzichten was Van Overstraten’s positie moeilijk; hij was

door de macht de Commissarissen-Generaal, van wier


gebonden van

den boventoon
college hij deel uitmaakte, maar waarin Nederburgh
kwam het vaak scherpe
voerde. In de Gecombineerde Vergadering tot

192 193.
*) Zie hiervóór, blz. en
Batavia. 199
Aanslag op

debatten, daar sommige leden zich tegen het autoritair optreden van

zooveel buiten
Nederburgh verzetten. Van Overstraten wist zich mogelijk

houden. Ofschoon door het verbreken de


de partijschappen te hij van

het moederland geen steun van


daar kon ontvangen, be-
verbinding met

steedde hij veel zorg aan


het weerbaar maken van
Batavia. Hij begon de
vullen met Inlanders, wekte alle inge-
zeer geslonken bezetting aan te

legde bij Weltevreden een


zetenen
op
tot vrijwillige wapenoefening, en

de Commissie
versterkt
kamp aan. Toen op het eind van 1799 Hooge
kon Van Overstraten
ontbonden werd en Nederburgh vertrok, meer per-

soonlijk optreden.
in Indië uit den
Den len Januari 1800 gingen alle „bedienden" over

Bataafsche Maar
dienst van de Compagnie in dien van de Republiek.
Al sedert enkel
daarvan bemerkte men in Indië niets. vijf jaar was geen

de ambtenaren, die kwamen of


schip uit
patria overgekomen; weinige

gingen, werden, evenals de brieven, door vreemde schepen overgebracht.

weerloos; in Indië bezat enkel bruik-


Ter zee was men geheel men geen

verwachten, dat de daar-


baar oorlogsschip meer. Het was te Engelschen
maken. Inderdaad verscheen 1800
van gebruik zouden
in Augustus een

hunner eskaders, 5 onder Ball, in. de baai van Batavia. Het be-
schepen
werf, blokkeerde de
zette de eilanden, waaronder Onrust met zijn en

beoosten de stad werd echter in October


haven. Een
poging tot landing

af, de
afgeslagen, en spoedig trokken de Engelschen na werven en maga-

Onrust hebben vernield. Meer succes hadden zij in de Mo-


te
zijnen op

1801 slaagden Ternate, dat door de bezetting


lukken, waar zij er in Juni in

lang en dapper verdedigd was, te nemen.

Den 22en Augustus 1801 overleed Van Overstraten, en werd opgevolgd

door den Directeur-Generaal Siberg. Deze der gerou-


Johannes was een

de had 45-jarige praktijk achter


tineerdste dienaren van Compagnie, een

behoorde de knoeiers, wien het eigenbelang


den rug, maar tot ergste

alles Hoe hervormingen dacht, kan wel daaruit


boven ging. hij over

blijken, dat hij in 1802 een


Kort
Vertoog uitgaf, waarin hij stelling nam

Van Bericht. Desondanks was de korte periode van


tegen Hogendorp’s
de koloniën. Het 1802 bracht den
zijn bewind niet ongunstig voor jaar

vrede van Amiëns en de teruggave van


al het veroverde, met uitzondering

uit het vader-


van het uiterst belangrijke Ceilon. Onmiddellijk vertrokken
Batavia te halen.
land tal van schepen, om
de opgestapelde producten van

Amsterdamsche kooplui sloten met de regeering der Republiek contracten


200
Engeland verovert een deel der koloniën.

af voor den
aankoop van 15 millioen pond Java-koffie. Wel kwamen
deze verkoopen niet Indië, maar het moederland ten goede, doch de
schepen, die de koffie
gingen halen, brachten ook ambtenaren
en stoffe-
ijke benoodigdheden De
over.
lange jaren van vrede, die
op Java na de
successieoorlogen gevolgd waren, hadden er een
gunstigen invloed uit-
geoefend. Over het
algemeen was de Inlander
tevreden, en
tijdens de aan-
va len der Engelschen hadden de vorsten zich zeer
loyaal getoond. Ban-
tam had steun
gezonden, toen Batavia werd
bedreigd; omgekeerd steunde
de
Hooge Regeering den Bantamschen sultan om zijn geschokt gezag in
de
Lampongs te herstellen. Slechts in Midden-Java dreigde in 1803 een

conflict, toen de sultan van Djokja, Amangkoe Boewono 11,


zijn nieuw
benoemden rijksbestuurder
verbood, den
voorgeschreven eed van trouw
aan de Hooge Regeering af te
leggen, omdat in het eedsformulier
Djokja
een leen van de Nederlanden
genoemd werd. Het tactvol optreden van
den gouverneur van Java’s Noord-Oostkust, Nicolaas Engelhard, voor-
kwam erger; de sultan
gaf toe, en het eedsformulier bleef
ongewijzigd
H ge-
9
handhaafd.

Onmiddellijk na den vrede was in de


men
Republiek begonnen met de
uitrusting van een Indië
voor zoo hoog noodig eskader
oorlogsschepen,
at 1803 onder den
nog m
vice-admiraal Hartsinck derwaarts vertrok.
Kort vertrek brak
na zijn de oorlog met Engeland opnieuw uit, zelfs nog
vóór alle koloniën waren
teruggegeven. Ongestoord kon Hartsinck echter
Indië bereiken.

De nieuwe
oorlog werd voor de koloniën
noodlottig. Tal van rijk-
geladen koopvaarders vielen den
Engelschen in handen. De niet
nog
overgedragen bezittingen, met die het
name
op vasteland van Indië en

op Sumatra, bleven in de macht der Engelschen, terwijl andere opnieuw


aangevallen werden. En de
gevolgen zouden nu zooveel
ernstiger zijn.
Immers de eerste
bezetting was geschied ingevolge verzoek den Prins
van

van
Oranje, en
droeg het karakter van een
in-bewaring-nemen; een tweede
verovering, na oorlogsverklaring, deed ze definitief in
Engelsch bezit
overgaan. Te midden dier nieuwe
moeilijkheden kreeg Siberg op zijn
verzoek
ontslag: hij bleef tot
zijn dood in 1817 Batavia
op wonen, waar

hij de eerste
jaren nog een grooten en vaak invloed uit-
ongunstigen
oefende. Zijn opvolger werd Albertus
Hendrikus Wiese, die in 1774 als

scheepsjongen in Indië was gekomen, en in 1805 het opperbewind


aan-
De werf der Compagnie het eiland Onrust
op bij Batavia.
(Naar een
prent uit 1772)
202 De Bataafsche vloot
vernietigd.

vaardde.
Hij was een
zwak en onbeduidend
man, in hooge mate onzelf-
standig van oordeel. Volgens een
tijdgenoot was hij, Wiese, even ver-
baasd over
zijn benoeming tot G.G. als
zijn geheele omgeving.
Wiese’s bestuursperiode Juni 1805 tot Januari 1808
geeft een

herhaling van wat in het


tijdperk 1795-1800 was geschied; de eene
kolonie de andere viel
voor, na, den Engelschen in handen. Het
begon
met de Kaap de Goede
Hoop, die na de
teruggave in 1802 administratief
van Indië was gescheiden, en een afzonderlijke kolonie
geworden was
onder den Gouverneur-Generaal
J. W. Janssens. Na dappere
verdediging
moest deze 23 Juni 1806
op capituleeren, waardoor de Kaap definitief
in Engelsch bezit kwam. In October
daaraanvolgende verschenen
eenige
Engelsche schepen de kust maakten zich
op van
Java, en
nabij Batavia
van een
oorlogsschip meester. Een maand later zeilde
een eskader onder
Pellew, den lateren Lord
Exmouth, de baai van Batavia binnen, en ver-

nietigde acht
er
oorlogsschepen van het
eskader-Hartsinck, benevens een

aantal
groot koopvaarders. De de Bataafsche
rest van
scheepsmacht werd
het
volgende jaar door Pellew bij Grissé Het
vernietigd. vrijhouden van

de
verbinding tusschen Java en de overige, nog niet door de
Engelschen
bezette eilanden, was niet
nu
mogelijk meer.

Intusschen waren ook deel


op een van Java ernstige onlusten
uitge-
broken. Het bestuur Cheribon
over was altijd een
moeilijk vraagstuk
Dit
geweest. gewest werd sedert lange jaren bestuurd door meerdere
vier sultans,
soms
afstammelingen van den heiligen Falatehan i), die
reeds in de 17de de
eeuw
opperhoogheid van de Compagnie hadden
erkend. In 1797 der
was een beide toen regeerende sultans overleden,
en met goedkeuring van de Compagnie was de overledene niet
opgevolgd
door oudsten
zijn zoon, radja Kanoman, maar door diens
jongeren
broeder. Nu bemoeiden in Cheribon de sultans zich of niet
weinig met

het volk; het bestuurswerk lieten


zij aan hofbeambten over, en hun vorste-

lijke inkomsten, als tollen, landhuur verpachtten


e.a., zij aan Chineezen,
die
dikwijls op ergerlijke wijze de plattelandsbevolking
uitmergelden. Ten
slotte kwam het volk in
beweging, en de Chineesche pachters werden ver-

of
jaagd vermoord. Door toedoen der
aanhangers van radja Kanoman
vond de meening dat Allah
ingang, zijn zegen aan land en volk onthield,
omdat niet
meer een wettige afstammeling van Falatehan aan het bewind

') Zie hiervoor, blz. 28.


Handel met neutralen. 203

was. De regeering te Batavia, die hieruit meende te kunnen afleiden, dat

Kanoman tegen zijn broeder, den sultan, intrigeerde, liet hem met eenige

prinselijke aanhangers in 1804 naar Batavia komen en hield hem daar

in arrest. Dit maakte den gevangen vorst in de oogen het volk tot
van

martelaar. Een duizend Cheribonners zich


een menigte van circa begaf

Batavia, den G. G. der


op weg naar om van vrijlating gevangenen te

verzoeken, dooch
bij Krawang werden de betoogers teruggedreven, en de

regeering zond Kanoman en zijn vorstelijke aanhangers naar Ambon.

Nu geraakte heel Cheribon in beroering: gewapende benden trokken

rond, en de sultans, zoowel als de resident, bleken machteloos. Toen zond

de Nicolaas aantal
Hooge Regeering er in 1806 Engelhard met een

Madoereesche heen. Ook trad tactvol


hulptroepen nu Engelhard zeer

op; hij maakte


geen gebruik van zijn troepen, maar wist met enkele

volksleiders in contact te komen, vernam zoo hun grieven, en beloofde

die mits de opstandigen de


weg te nemen, eerst
wapenen neerlegden.
Dit geschiedde, kwam overeenkomst stand, het
en er nu een tot
waarbij
toezicht de de sultans werd de
van regeering op verscherpt, rechtspraak
verbeterd, en aan de Chineezen het pachten der
belastingen en het verblijf
de binnenlanden keerden in 1807 Kanoman
in ontzegd. Daarop radja en

de andere bannelingen terug.

Gedurende het bestuur van Wiese bleef de communicatie met het

moederland verbroken, daar de regeering geld noodig had,


en was zij

genoodzaakt daarin op eigen wijze te voorzien.


Zij deed dit, door de

groote voorraden koffie die elk als


en specerijen, jaar contingenten en

leverantiën binnenkwamen,
verplichte aan neutralen te
verkoopen. Denen,
vooral ook Amerikanen, daarvan, ontstond zoo’n
en profiteerden en er

handel, dat zelfs


levendige men op Java van een
tijd van voorspoed
welvaart spreken kon. Dat ook de dessaman daarvan deel
en zijn

kreeg, was te danken aan de reeds in 1802 en


1803 besluiten,
genomen

waarbij de betalingen de koffie


voor wat waren verhoogd, en tevens

maatregelen genomen waren om er voor te


zorgen, dat de landbouwer

dat zelf handen In 1807, het laatste Wiese’s


geld in
kreeg. jaar van

bewind, leverde Java 120 000 koffie op, dit


een oogst van picol en waren

picols 225 aftreden kon deze Gouverneur-Generaal


van pond. Bij zijn

zijn opvolger, behalve voorraad be-


aan een uiterst rijke producten, een

drag ruim 2 millioen


van aan contanten
overdragen.
204 Daendels’ aankomst
op Java.

Den sden Januari 1808 kwam, vrij onverwacht, Daendels


op
Batavia
aan; hij nam den Hden van die maand het bestuur van Wiese over.

Literatuur. Mr.
Jhr. J. K. J. de Jonge, De Opkomst van het
Nederlandsch Oost-Indië.
gezag in XII en XIII (bewerkt door M. L
van
Deventer); J. J. Meinsma, Geschiedenis de
van Nederl.
0.
bezittinggen. 11, blz. 1—23; Prof. Dr. H. T. Colenbrander
Koloniale Geschiedenis,
11, blz. 304—310; Dr.F. de Haan, Priangan
1. blz. 91 IV, blz.
e.v. en
761-771; Mr.
J. A. Si 11
em. Dirk van

Hogendorp: P r o f. Dr. P. J. B 1 k, Geschiedenis


o van het Nederland-
sche Volk, IV, blz. 108—109 134
en 135.
15. Mr. HERMAN WILLEM DAENDELS.

De nieuwe Gouverneur-Generaal had reeds leven


een veelbewogen
achter den rug; Java luttele drukken, als
op zou hij in
jaren zijn stempel
of hem dat hebben
weinigen voor na gekund.
Herman Willem Daendels was in 1762 te Hattem in Gelderland ge-

boren, vader Secretaris der stad


waar zijn Schepen en was. Hij studeerde
te Harderwijk en promoveerde daar in 1783 in de rechten. Gelderland

’t geheel doch Hattem vond


was over zeer prinsgezind, in en Elburg
kleine actieve
men maar centra van
jDatriotten. Onmiddellijk na zijn

promotie sloot Daendels zich 1785 vader


daarbij aan, en toen in zijn

overleed, drongen de patriotten er op aan, dat de zoon


zijn vader zou

opvolgen. Een tweetal verzoekschriften aan den Prins en de Staten

bleven onbeantwoord, en er kwam een prinsgezind secretaris. Toen de

patriotten met geweld den nieuwen functionaris de


aanvaarding van zijn
ambt wilden beletten, zond de Prins er heen, de
troepen waarop

elders de wijk Daendels trok


patriotten naar namen. eerst naar Zwolle,
vandaar het Amsterdam,
naar anti-prinsgezinde en week ten slotte, als

zoovele andere de komst der Pruisische


patriotten, bij troepen naar

Frankrijk uit. Hier leefde hij een viertal landbouw handel,


jaren van en

doch in 1792 de revolutionnairen den de der


toen
oorlog aan vorsten

omliggende landen verklaarden, vormde Daendels met vele andere uit-

geweken landgenooten het „Bataafsche legioen”. Aan het hoofd hiervan


streed
hij onder Dumoriez tegen de Oostenrijkers en nam deel aan de

mislukte poging 1793, de binnen Het


van om Republiek te dringen.
volgende jaar diende hij als generaal in het
leger van Pichegru, en rukte

dezen het 1795 de


met in
begin van over bevroren rivieren ons land
206 Daendels Instructie.

binnen. In de nu gestichte Bataafsche Republiek kwam hij als luitenant-


generaal het hoofd het
aan van leger; ook in de politiek speelde hij
als leider der Unitarissen een belangrijke rol (Daendels’ eerste en tweede

staatsgreep, 1798). Doch het


toen
hij volgende jaar aan het hoofd van

het de voorgenomen
leger landing der Engelschen en Russen niet kon

beletten, maar
genoodzaakt brak de door heersch-
was te
wijken, zijn
zuchtig optreden bij velen opgekropte haat los, en verschenen verschil-

lende smaadschriften hem.


tegen Teleurgesteld nam hij ontslag, en

vestigde zich als landbouwer veefokker in Gelderland. Zes


en
jaar leidde
hij daar een
tamelijk vergeten bestaan, tot
koning bodewijk hem de
bij
stichting van het koninkrijk Holland in 1806 in staatsdienst terugriep.
werd belast
Hij met de verdediging van Groningen en Friesland tegen

een dreigenden inval der Pruisen, om na den slag bij Jena op te treden

als van Oost-Friesland. Doch reeds in 1807 werd


gouverneur Januari

hij benoemd tot Gouverneur-Generaal der Aziatische


bezittingen; vóór

vertrek
zijn kreeg hij den titel Maarschalk van Holland.

Daar de Engelschen de kusten het


blokkeerden, was niet gemakkelijk,
naar Indië Van onderhoud
te
gaan. Parijs, waar hij een met Napoleon
had, ging Daendels Bordeaux, het hem hier
naar maar
gelukte niet in

zee te steken. Toen reisde hij onder een aangenomen naam naar Lissabon,

en charterde daar schip, China bestemd. Doch


een
zoogenaamd voor

de goed ingelichte Engelschen kwam ook dit te weten, waarna Daendels

klein Marokko de Canarische eilanden wist


met
gevolg via te bereiken.

Van hier bracht een Amerikaansche brik hem Batavia


naar over.

In de Instructie, welke Daendels den had


van
koning meegekregen,
hem als plicht het de
was eerste
organiseeren van verdediging van Java

opgelegd. Verder zou


hij een onderzoek moeten instellen naar de
werking
der
monopolies, het lot van slaven en Inlanders moeten verzachten, den

slavenhandel tegengaan, den gezondheidstoestand van Batavia ver-

beteren, en nauwkeurig toezien, dat ’s Lands gelden eerlijk en zuinig


werden beheerd. Hij genoot een groote mate van zelfstandigheid; zoo

de duurde mocht hij de monopolieproducten Indië


lang oorlog in ver-

koopen bate de schatkist. Een


ten van
geheim decreet machtigde hem,

den Raad van Indië te ontbinden, en een nieuwen te benoemen, die niet

meer aan een adviseerend lichaam was. Als maritiem deskundige werd
Militaire maatregelen. 207

hem de Schout-bij-nacht A. A. Buyskes toegevoegd, die na eenigen tijd


den titel kreeg van Luitenant-Gouverneur-Generaal.

Terstond begon Daendels het van Instructie uit te


eerste punt zijn

Daar sedert het


voeren. aanvulling van
troepen
uit
Europa vredesjaar
1802-1803 had kunnen vinden, hij zijn toevlucht
niet meer
plaats nam

tot werving van Inlandsche soldaten, waarbij hij aan de strijdhaftige


Madoereezen de voorkeur schonk. Binnen had Daendels
een jaar zoo

20 000 bijeen, dat hij liet oefenen. In den


een leger van man duchtig

Compagniestijd had, tengevolge van de slechte verpleging, soms meer

Hierin bracht Daendels


dan de helft van de manschappen ziek gelegen.

een groote verbetering door behoorlijke kazernes en een ingericht

hospitaal te doen bouwen. Voor de uitrusting van het leger in


perse-

neden en materieelen zin stichtte hij een kadettenschool te Batavia, een

laatste
geschutgieterij te Semarang, en een wapenfabriek te Soerabaja. De

plaats ook fort, het oude ongezonde kasteel


kreeg een terwijl en van

Batavia werd gesloopt, en vervangen


door versterkingen te Weltevreden

en
Meester-Cornelis.

Tot de militaire maatregelen moet ook gerekend worden de aanleg


den grooten postweg, welks doel het kunnen
van eerste was vlug ver-

plaatsen van troepen, maar die natuurlijk ook aan handel en burgerlijk

verkeer verlengd tal


ten
goede kwam. Deze weg (later nog en van van

zijwegen voorzien), liep van Anjer naar Panaroekan, en was ongeveer

1000 K.M. lang. Op verschillende punten verrezen Jierbergen en post-

huizen, in verband met de invoering van een geregelde personen- en

brievenpost. Een brief Batavia die dien


van naar Soerabaja, vóór tijd
weken of kwam binnen één week
vier langer onderweg was, nu over.

Ondanks de groote moeilijkheden bij den aanleg, vooral in het Prean-

de
gergebergte en langs de moerassige Noordkust, was weg,
die geheel
door de bewoners der dessa’s onbetaalden heerendienst
aangrenzende in

moest worden aangelegd, in ongeveer een jaar gereed.

De Buyskes al op, dat de


uitzending van wijst er verdediging ter zee

ook onder de moest worden Voorloopig waren er


oogen gezien. nog

die Hartsinck’s eskader 1806


geen oorlogsschepen van waren in en

1807 alle vernield —,


maar behielp men zich met een vloot van 45

sterke
oorlogsprauwen, die
goede diensten deden bij de bestrijding van

komende schepen
zeeroof en smokkelarij. In
afwachting van uit Europa

begon men met den aanleg van een oorlogshaven aan straat Soenda,
208 Centralisatie van
Bestuur.

het fort de
terwijl Soerabaja, door den bouw van Lodewijk in straat van

werd
Madoera, mede tot vlootbasis geschikt gemaakt.

Van een oud-leider der Unitarissen, als Daendels was, kon men ver-

wachten, dat de administratie het bestuurswezen centraliseeren-


hij en in

De met wisselplaats
postweg een

den hervormen. Terecht achtte der bezwaren


geest zou hij het een van

het oude dat verschillende ambtenaren zoo’n


Compagniesstelsel, groote

mate van zelfstandigheid hadden bezeten, en daardoor ongestraft zichzelf

hun hadden kunnen bevoordeelen. En niet alleen op afge-


en vriendjes

buitenposten dit het geval Java met


legen was geweest; op was, name

de Noord-Oostkust, waaronder ook de


het gouverneurschap van resi-
der 209
Uitbreiding Koffiecultuur.

de vorstenhoven ressorteerden, bekend


denten bij Midden-Javaansche
ook fabel-
als een ambt, dat zijn bekleeder een zeer groote macht, maar

aanbracht. Door Daendels’ reorganisatie verdween


achtige rijkdommen
verdeelde buiten de Vorstenlanden, in 9 landdrost-
dit ambt. Hij Java,
de beide de
ambten; de landdrosten stonden, evenals „ministers aan

Soerakarta rechtstreeks onder de centrale


hoven van en Djokjakarta,
ambten werden de oude
regeering. Voor de meer ondergeschikte namen,

De Inlandsche
als koopman, gezaghebber, assistent e.d. afgeschaft.

ambtenaren bleven de verbindingsschakel vormen


regenten en lagere
tusschen het Europeesche bestuur en
de bevolking. Noch de Europeesche,
den hun
noch de Inlandsche hoofdambtenaren mochten in vervolge

benoemen; ook dit geschiedde door de centrale


ondergeschikten meer

Deze laatste bestond uit den Gouverneur-Generaal, den hem


regeering.
Generale Admini-
adviseerenden Raad van Indië, en de nieuw ingestelde
het hoofd Dit lichaam is
stratie, waarvan de Directeur-Generaal was.

de Secretarie.
de voorlooper van huidige Algemeene
hand maakte Daendels eind aan tal van ambtelijke
Met krachtige een

misbruiken. Alle ambtenaren, ook de Inlandsche, kregen een behoorlijk

salaris, het handel, het aannemen van geschenken en


maar drijven van

werd straffen verboden. Ook


alle andere emolumenten, op strenge

mochten de ambtenaren niet meer,


als vroeger,
heerendiensten eischen

Hun administratie, voorheen zeer spora-


voor
hun particulier gebruik.
kwam onder het
door den visitateur-generaal, nu
disch gecontroleerd
Rekenkamer.
geregeld en nauwkeurig toezicht van een Algemeene

bestaan, die
Daendels liet het stelsel der verplichte leveringen ja,

In de drie bewind
van de koffie werd nog uitgebreid. jaren van zijn

27 72 millioen te doen
wist hij het aantal koffieboomen op Java van tot

verminderde hij van


opvoeren.
De vergoeding voor pluk en transport

door het handhaven


4J/2 tot 4 rijksdaalders de 225 pond, maar krachtig
de districts-
van
het voorschrift, dat deze vergoeding niet meer aan en

doch de verbouwers zelf moest worden uitgekeerd,


dorpshoofden, aan

kregen dezen meer


dan
vroeger
in handen. De inspecteur-generaal van

het boschwezen moest ander toezicht


de koffiecultuur en op een en

houden. Tot de taak van dezen ambtenaar behoorde ook de controle op

Het harde lot van


het vellen en opnieuw aanplanten
van djati-boomen.

de lieden, die heerendienst het hout móesten kappen


het blandongvolk, in

H
210
Rechtspraak.

werd
en
versleepen, verzacht. Zij kregen, gedurende het zware werk,

rijst en zout, en evenals zij die de


waren,
bij
verplichte koffiecultuur werkzaam
waren, van andere heerendiensten

vrijgesteld. Wat deze heerendiensten betreft, die waren


overigens onder
Daendels wel Want buiten den
zeer zwaar.
gebruikelijken arbeid-zonder-
betaling aan het onderhoud van wegen en
bruggen, en
de wachtdiensten

in de dessa, liet Daendels ook de buitengewone werken


postweg,
forten, havens in onbetaalden heerendienst verrichten.

In de bracht Daendels
rechtspraak belangrijke veranderingen aan.

De Compagnie had geen behoorlijke rechtspraak voor inheemschen

gekend, maar daarin werd nu voorzien. In elk


regentschap kwam een

Vredegericht, waarin uitsluitend Inlandsche ambtenaren en priesters

zitting hadden. Verder kreeg men in elk landdrostambt een Landgericht;


daarvan de landdrost voorzitter, ander
was een Europeesch ambtenaar

secretaris, terwijl de verdere leden alle Inlanders waren. Voor zeer

belangrijke zaken, als doodslag, tempelroof e.d. werden twee Landraden

ingesteld, te
Semarang en te
Soerabaja, die tevens als hof van appel
voor de lagere Inlandsche rechtbanken dienden. De rechtspraak al
bij
deze
colleges geschiedde met inachtneming van de Inlandsche adat.

Voor haar
Europeesche ambtenaren had de Compagnie te Batavia een

Raad Justitie elders de


van
gehad: geschiedde rechtspraak door de

Raden der kantoren. Ook dit werd beter. Voor


nu Europeanen en

vreemde Oosterlingen Chineezen, Arabieren


Japanners, verrezen

Semarang Soerabaja Raden Batavia


te en van Justitie, te een Hooge
Raad Justitie, terwijl deze ook Militaire
van op plaats een Hooge
Vierschaar zetelde. De ouds in de hoofdstad bestaande
van
Schepenbank
bleef als rechtbank
in wezen
plaatselijke voor Europeanen, die niet in

Gouvernementsdienst waren.

Belangrijk is Daendels’ werk ten opzichte de assaineering


geweest van

der hoofdstad. Batavia de 18de steeds


was in eeuw ongezonder ge-

worden had den bijnaam „Kerkhof der Hollanders”


en
gekregen.
Daendels liet een aantal grachten dempen, waardoor in de andere het

water een
grooter stroomsnelheid kreeg. Ook verdwenen de wallen en

poorten om de stad, zoodat de zeewind er


beter kon doorwaaien. Van

grooter beteekenis was, dat hij een nieuwe woonstad liet bouwen. De
Erkenning der R. K. Kerk. 211

oude stad lag vlak aan de reede, en daarom moesten kooplieden en

ambtenaren daar hun kantoren hebben. Maar niets belette hun, wat

Daendels zelf het voorbeeld,


verder van de kust te
gaan wonen. gaf
door zich een
half uur stroomopwaarts, in het hooger gelegen Welte-

huis bouwen: ook de kazernes, het verschil-


vreden, een te hospitaal en

lende Gouvernementskantoren verrezen daar. Op ’s Lands kosten ver-

plaatste Daendels ten slotte ook de particuliere sociëteit derwaarts, en

weldra was Weltevreden de woonstad van Batavia geworden.

De evenals het moederland, de Hervormde Kerk


Compagnie had,

als staatskerk het bewindhebbers in Indië


gekend; was en regeering

aanvankelijk zelfs verboden geweest, ambtenaren „van de paepsche

religie” in dienst te nemen. Wel had men zich daar in de praktijk niet

steeds dit verbod later verzacht door slechts


aan gehouden, en was te

verbieden „aan die van


de Roomsche religie sijn eenige hoge employen

defereren”, had ook ’t bizonder de der


„te men in aan afstammelingen

Portugeezen oogluikend toegestaan, hun godsdienst uit te oefenen, maar

sprake Wat de
van vrijheid van godsdienst was geen geweest.

Bataafsche het moederland gebracht had, deed Daendels


Republiek in

in Indië: het Roomsch-Katholieke Kerkgenootschap werd officieel erkend.

Tot de „verlichte” maatregelen van Daendels rekent men gewoonlijk


ook de instelling in November 1809 van een
Bataviasche Koloniale

Courant, die eenmaal per week op ’s Lands kosten werd uitgegeven. De

inhoud, voor zoover niet uit officieele mededeelingen bestaande, moest

echter worden door als hoedanig de secretaris


goedgekeurd een censor,

van den Raad van Indië ambtshalve optrad.

Absoluut
gefaald heeft de „ijzeren maarschalk” in
zijn optreden jegens

de Inlandsche vorsten
op Java, en dit heeft ernstige gevolgen gehad.'

de aanvallen der 1800 1806-1807, de


Tijdens Engelschen in en was

trouw dier vorsten


jegens het Gouvernement herhaaldelijk gebleken;
de kort Daendels’ vertrek opnieuw kwamen,
toen
Engelschen na was

die totaal veranderd, de genoemde vorsten


„wedijverden
houding en

in verraad”.

Reeds kort na zijn aankomst op Java kwam Daendels in botsing met

den sultan van Bantam. Voor de marinebasis aan straat Soenda leek

hem de Meeuwenbaai het de Bantamsche hoofden


meest
geschikt, en van

eischte hij nu een aantal heerendienstplichtigen naast die, welke reeds


Bataviasche Koloniale Courant van 13 Juli 1810.
Bantam. 213
Optreden in

den bodem braken


aan den postweg arbeidden. Door het graafwerk in

koortsen uit: vele arbeiders stierven, de rest liep weg.


er echter hevige
daaraan
Op een nieuwen eisch verklaarden de hoofden onmachtig te
zijn,

voldoen. Hiermede wilde Daendels geen genoegen nemen; hij zag


te

der den rijksbe-


er
onwil in, en
achtte die het
gevolg stokerijen van

stuurder Warga Diredja, van wien het bekend was, dat hij de Hollanders
dat dien
gezind. Daarom liet Daendels den sultan weten, hij
vijandig was

de werkvolk verantwoordelijk stelde,


rijksbestuurder voor levering van

Door den
en toen dit
geen succes
had, nam hij zijn toevlucht tot geweld.

commandant Du vertegenwoordiger van de Hooge Regeering te


Puy,
vorderde;
Bantam, liet den sultan ultimatum stellen, waarin hij
hij een

1000
den rijksbestuurder, de
dagelijksche levering van
uitlevering van

verplaatsing den kraton des sultans van


heerendienstplichtigen, en van

het den een nieuw


Bantam naar Anjer, waar, bij begin van postweg,

Hollandsch fort was gebouwd. Toen Du Puy, die in


opdracht had Warga
werd door het
den kraton te Bantam betrad, hij
Diredja te arresteeren,

de Hol-
den rijksbestuurder overvallen en gedood, terwijl
gevolg van

den sultan met hun luitenant hetzelfde


landsche lijfwachtsoldaten van

15 November 1808 kreeg Daendels bericht van deze


lot ondergingen.
zelf 1000 Bantam:
moordpartij, en reeds den 19den stond hij met man voor

den 21 en
bestormde hij den kraton, liet die door zijn soldaten plunderen,
liet hij fusil-
en verbande den sultan naar
Ambon. Den rijksbestuurder

„anderen afschrik Den volgenden


leeren en zijn lijk in zee werpen,
tot
.
Bantam domein den koning
dag verklaarde hij het rijk van tot van

de leen
van Holland. Een deel er van werd bij Batavia gevoegd, rest in

den wien een Hollandsche prefect werd


aan kroonprins gegeven, naast

bestuur
geplaatst. De Lampongs kwamen geheel onder rechtstreeksch
bleef het, zoowel
van
het Gouvernement. Na dit geweldadig optreden
de de regeering moest er
in het Bantamsche als in Lampongs, roerig:

militaire heenzenden. Daar Daendels er den


eenige malen een expeditie
verdacht, de hand in de onlusten te hebben, liet
nieuwen sultan van

1810 afzetten Batavia voeren. Daarna


hij ook dezen in Augustus en naar

stelde
verklaarde de strandgewesten tot Gouvernementsgebied, en
hij
nieuwen sultan,
Mohamed, die zich tot
over de bovenlanden een aan,

afhankelijkheid aan de Hooge Regeering verplichtte. Hij nam o.a. op

300 leveren de werken aan


de Merakbaai,
zich, geregeld man te voor

de Meeuwenbaai, voor vlootbasis


die Daendels, na de mislukkingen aan
214 Ordonnantie
op het Ceremonieel en
de
Etiquette.

had bestemd. Niettemin bleef


er een geest van onrust heerschen, en bij
Daendels vertrek in 1811 was er ook die
van
oorlogshaven nog niets
van beteekenis
gereed gekomen.
Ook in Cheribon
greep Daendels in; den in 1807
teruggeroepen radja
Kanoman stelde derden sultan
hij tot
aan, maar
bepaalde tevens, dat
alle drie de behoud
sultans, met van hun titel, voortaan Gouvernements-
ambtenaren zouden
zijn; zij kregen eveneens
Europeesche prefecten naast

zich. Toen in 1810 dat Kanoman zich


bleek, met dezen nieuwen toestand
niet geheel vereenigen kon, zette Daendels hem weer
af.

Het ernstigst in
zijn gevolgen is het
optreden van den
ijzeren maar-

schalk echter in de
Middenjavaansche Vorstenlanden
geweest. We zeiden
reeds, dat de
na opheffing van het gouvernement Noord-
van Java’s
oostkust, de ministers de Vorstenlandsche
bij hoven rechtstreeks onder
de centrale
regeering geplaatst werden. Zij hun instruc-
moesten, volgens
tie, de vorsten een hoog denkbeeld geven van de macht en luister des
konings van Holland, en van de hem in Indië
vertegenwoordigende re-

geering. Mede daartoe


vaardigde Daendels in 1808 een ordonnantie uit
omtrent „het ceremonieel de
en étiquette”. Uit den
Compagniestijd
dateerden aantal
nog een
gebruiken, die ten doel hadden de
ijdelheid
dier vorsten hun
te streelen, en door overdreven het
eerbewijzen verlies
macht invloed minder
aan en
te doen gevoelen. Zoo moesten bij bepaalde
plechtigheden de der
vertegenwoordigers Hooge Regeering die vorsten

al
buigende wijn of sirih aanbieden. Daendels vond dit
vernederend,
schafte die gebruiken af, en bepaalde tevens, dat de ministers zich, even-

als de zelf,
vorsten een vergulden laten nadragen.
'pajong
moesten
_ ' w o

De onderlinge verhouding tusschen den Solo


soenan van en den sultan

van Djokja was in die


dagen niet best; hadden
herhaaldelijk geweld-
plegingen en rooverijen plaats door hun ondergeschikten in eikaars ge-
bied. Toen Daendels in 1810 te
Semarang vertoefde, kwam hij tot de

overtuiging, dat de meeste schuld de


aan
zijde van
Djokja lag. Boven-
dien
speelden zich daar gevaarlijke hofintriges af. De der drie
jongste
officieele den sultan
vrouwen van trachtte te bewerken, dat de wettige

troonopvolger zou worden onterfd ter wille van een schoonzoon dier
derde Daar haar invloed op den
vrouw. sultan zeer groot was, konden

ernstige verwikkelingen het


gevolg zijn van haar intrigeeren. Daarom
zond Daendels in November 1810 den commissaris Van Braam naar

Djokja, met een ultimatum, waarin o.m. de uitlevering van eenige met
in de Vorstenlanden. 215
Regelingen

De sultan beloofde aanstonds


name genoemde intriganten werd geëischt.

toe te maar toen kort daarop een der uit te leveren hoofden ge-
geven,

bleek de voortduurden, trok Daendels persoonlijk


vlucht en kuiperijen

dwong den sultan


met 2000 man van Semarang naar Djokjakarta, en

afstand te doen ten behoeve van zijn oudsten zoon en wettigen opvolger,

500 000 betalen de ambtenaren


een ~gratificatie’ van bijna gulden te aan

hadden, in stemmen
en soldaten, die hem, Daendels, vergezeld en te

stond Daendels toe,


met een
nieuwe grensregeling. Merkwaardigerwijze

sultan in den kraton blijven mits hij zich


dat de afgetreden zou wonen,

bemoeide. Onder den sultan Sepoeh


niet met regeeringszaken naam van

fel anti-
(de Oude), werd deze vorst er spoedig het middelpunt van een

Hollandsche partij.

Van trok Daendels in Januari 1811 naar Soerakarta, waar


hij
Djokja
sloot, dat ook omvatte.
met den soenan een nieuw
verdrag grenswijziging

Het die overeenkomsten was een belangrijke vereenvoudi-


gevolg van

de tusschen de beide Vorstenlanden, en van deze met


ging van grenzen

het Gouvernement: dit laatste kreeg daarbij een niet onbelangrijke ge-

het Noordelijk gedeelte van Kedoe. Dit geheele


biedsuitbreiding, o.a. met

veel kwaad bloed, al lieten


optreden van Daendels zette
bij beide vorsten

dat voorloopig niet merken.


zij

Het terrein van Daendels werkzaamheid was Java; voor


voornaamste

het meerendeel der nog resteerende Buitenbezittingen voelde hij weinig

dat uitvoerde,
belangstelling. De vestiging op Bandjarmasin, wat
peper

de be-
hief hij in 1809 op; het
personeel der factorij op Palembang en

tot kleiner
zetting van Makassar werden, uit bezuinigingsoverwegingen,

Meer voelde Daendels voor


de Molukken, die de
getal teruggebracht.
leverden. Daarom
nog
steeds veel gevraagde en goed betaalde specerijen

versterken, plaatste er den Franschen


liet hij het centrum, Ambon, en

veel stelde. Toen echter in Februari


kolonel Filz, in wien hij vertrouwen

hoewel
1810 een Engelsch eskader voor Ambon verscheen, gaf Filz, hij
alle onder-
over een
1800 man
beschikte, zonder veel strijd Ambon met

hoorigheden en alle voorraden over, daartoe, naar hij zeide, gedwongen

door gebrek aan


levensmiddelen en ammunitie. Hij ging vervolgens naai

de
Batavia om zich te verantwoorden, maar werd door Daendels voor

Militaire Vierschaar gedaagd, en


krachtens vonnis van
dit college ge-
216 Financieele
moeilijkheden.

fusilleerd, In hetzelfde vielen


jaar Banda, Zuid-Celebes, Menado, en
Ternate den
Engelschen in handen.

Daendels’
maatregelen hebben veel
geld gekost. De
verhoogingen der
traktementen, de het onderhoud
uitbreiding en van het leger, de aanleg
van wegen en
versterkingen, de Batavia
assaineering van en
de

stichting van Weltevreden eischten enorme Uit het moederland


uitgaven.
was steun
geen te verwachten, en ook Java zelf kon thans niet meer

in zijn onderhoud voorzien. Voor een


groot deel was dit Daendels

eigen schuld. Kort komst


voor zijn Java had de Hooge
op Regeering
Mr. R. G. Polanen
van naar New-York gezonden, waar
hij belangrijke
contracten had afgesloten. Amerikaansche zouden
reeders de
Java en

Molukken voorzien
van geld, schepen, wapenen en levensmiddelen, tegen
levering van koffie en specerijen. Toen nu een aantal Amerikaansche

schepen in den Archipel waren


aangekomen, weigerde Daendels die
contracten na te komen, daar hij de daarin bepaalde de
prijzen voor spe-
cerijen te laag oordeelde. De Amerikanen werden gedwongen meer te

betalen, maar kwamen nu


natuurlijk niet meer
terug.
Zoo was Daendels

genoodzaakt op andere wijze in de behoefte aan


geld te voorzien, en

daarin is hij niet


gelukkig geweest; zijn financieel beleid is stellig de

zwakste zijde van


zijn bewind.
Reeds in 1784 de
was Compagnie genoodzaakt geweest, „tijdelijk”
papieren geld uit te
geven, en
dit was steeds niet Daendels
nog ingelost.
zelf was
begonnen met te beschikken de contanten, die zich
over
bij de
Bank van Leening, het Vendukatoor, de Weeskamer
en
bevonden, en

had daarvoor
recipissen afgegeven. Vervolgens zag hij uit naar een

middel, om
al dit papier in lossen de
te en tevens beschikking over vol-

doende Dit
contanten te
krijgen. middel meende hij gevonden te hebben
in den
verkoop van deelen van het Landsdomein,
speciaal in de omstre-

ken Batavia,
van
Semarang en Soerabaja. De koopers kregen in hun ge-
bied alle
heerlijke rechten, die vroeger het Gouvernement bezeten had.
Vele terreinen
gingen zoo in particuliere handen over; de grootste ver-

koopen waren die de landen Panaroekan


van en Probolinggo. Het laatst-

genoemde land ging voor millioen


een
rijksdaalders over aan den Chinees
Han Ti Ko, die de koopsom in 20 halfjaarlijksche termijnen mocht vol-
doen. Daar Daendels het evenwel
geld aanstonds noodig had, gaf hij
dit
voor
bedrag nieuw papieren
geld uit Probolinggo-papier met be-
Daendels. 217
Oppositie tegen

dat het betalen eiken van het papier


paling, bij van termijn een twintigste

zou worden ingetrokken. Voorloopig was dus het bedrag aan papieren

verminderd, vermeerderd, en daar velen de inwisseling


geld niet maar

betaling liep de koers


betwijfelden, en weigerden papier in aan te nemen,

daarvan hard achteruit. Op velerlei wijzen trachtte Daendels die koers

houden: stelde de als onderpand


op peil te hij Gouvernementsproducten
verbood den uitvoer zilver, stelde het
of dekking, van goud- en en aan-

de nominale waarde strafbaar..


nemen en uitgeven van papier beneden
slotte slechts
Doch dit alles hielp niets; het
papieren geld gold ten nog

40 procent van
het zilveren.

Andere middelen om aan geld te komen waren: gedwongen heffingen

van alle ingezetenen van Batavia, vrijwillige leeningen, en een gewijzigde

den opiumverkoop.
verpachting van

veel vijanden,
Maakte Daendels zich door zijn financieele maatregelen

nog
sterker was dit het geval door de in het
oog loopende wijze, waarop

de Bantam in 1810 liet


hij zichzelf bevoordeelde. Bij grensregeling met

door den sultan land zichzelf toewijzen,


hij het afgestane Djasinga aan

daardoor De
zoogenaamd om
het in cultuur en tot rust te
brengen.

in Holland keurde dit echter niet


goed, en
het land werd ten
regeering

bate van de schatkist verkocht. Meer succes had hij met Buitenzorg.

Sedert den dood van


den stichter van
dit landgoed. Van Imhoff, was

dat elk Gouverneur-Generaal het een


het
gewoonte, optredend voor

aankocht of uit diens boedel. Zoo


vasten prijs van zijn voorganger,

had ook Daendels het Wiese overgenomefl, maar toen het eenmaal
van

zijn eigendom was,


verkocht hij het bouwland in kleine perceelen aan

deed park den tegen-


derden, en vervolgens het landhuis met tuin en

Plantentuin het Gouvernement over als dienstwoning


woordigen aan

900 000!
voor den G.G. Bij deze transactie maakte hij een winst van ƒ
zilver had
Een
bedrag van ƒ 50.000, dat hij voor persoonlijk gebruik in

betaalde Ook door de bruske wijze,


opgenomen, hij in papier terug.

ambtenaren, die hem niet aanstonden, ont-


waarop hij hooggeplaatste
Men bedenke
sloeg, maakte hij zich vele persoonlijke vijanden. daarbij,

dat de meeste oud-gasten zich den tijd nog herinnerden, dat hoogge-

plaatsten praktisch onschendbaar waren. Tot zijn felste tegenstanders


den Raad van
behooren de reeds genoemde oud-vice-president van

de Amerikaansche
justitie te Batavia, Mr. R. G, van Polanen, de man van
Daendels' ontslag.
218

Toen
de door Daendels ontslagen Nicolaas Engelhard.
contracten, en

zijn beleid
Daendels later, 1814, een verdediging in het licht gaf van

0.1. bezittingen onder


Indië, onder den titel: Staat der Nederlandsch
in

den Gouverneur-Generaal H. W. Daendels, is hij daarop


het bestuur van

Engel-
door de beide genoemden op
zeldzaam heftige wijze aangevallen.
kennis Indische toestanden bezat,
hard, die een zeer grondige van

veel beter
stellen, alsof die toestanden vroeger
waren
trachtte het voor te

oordeel den historicus


dan onder Daendels.
Het onpartijdig van

geweest
had.
Daendels vele persoonlijke fouten en gebreken
echter luidt, dat
heeft
aantal knoeierijen uit den Compagmestijd
maar niettemin een groot
bestuur, administratie
orde regelmaat heeft gebracht in
opgeruimd, en

het Neder-
onder uiterst moeilijke omstandigheden
en rechtspraak, en

heeft weten te handhaven en te doen eerbiedigen.


landsch gezag

den status
nieuwe verandering in
Het 1810 had weer eens een
jaar
bij Frankrijk ingelijfd.
van
het, moederland gebracht: Nederland was

en verwachtte er voor
Daendels was
daar in hooge mate mee ingenomen,
1 het officiee e
gevolgen van. Toen in Februari_lB1
de koloniën gunstige
alle leden der Hooge Re-
niet alleen
bericht in Indië aankwam, legden
den Fran-
ook alle ambtenaren, den eed van trouw aan
maar
geering,
Daendels tot
zijn groote ver-
schen keizer af. Een maand later ontving
verzoek om ontslag had ingewilligd.
rassing bericht, adat Napoleon zijn

gezondheidstoestand zeer ongunstig


Nu had Daendels 1809, zijn
in toen

dit was
hem toen
Napoleon ontslag gevraagd, maar
was,
aan bodewijk
Dit verzoek werd
verleend er niet meer op teruggekomen.
niet en hij was

Daendels weinig sensationeele


door den keizer gebruikt, om op
thans
reeks
den laatste hadden een gansche
wijze te ontslaan: de vijanden van

ongeschiktheid ingediend.
klachten hebzucht, wreedheid en
over zijn
dat Daendels met

Ook bij Napoleon op te zijn gezinspeeld,


schijnt er

maken het keizerrijk.


Java los te van
het plan rondliep
nieuwe opperlandvoogd, generaal Janssens,
15 Mei 1811 kwam de
en reeds den
de Kaap, te Buitenzorg aan,
oud-Gouverneur-Generaal van

Daendels hem het bestuur over.


volgenden dag droeg
Napoleon die
Daendels zich naar
Na zijn aankomst in Europa begaf
klachten sprak, maar hem tot grootofficier
hem niet over de ingekomen
in
hij
van het Legioen van
Eer benoemde.
In 1812 werd
diyisie-generaal
deel den tocht naar Rusland, onderscheid e
aan
het keizerlijke leger, nam
verdere 219
Zijn levensloop.

het overtrekken de Beresina, werd in


zich op den terugtocht bij van en

1813 commandant de Modlin. Den len December


Januari van vesting

van dat jaar moest


hij de plaats overgeven.
Na den val van Napoleon

Mr. Herman Willem Daendels

[Rijks Prentenkabinet.)

die voorloopig niet


Prins diensten
bood hij den van Oranje zijn aan,

echter tot
werden aanvaard. In October 1815 volgde benoeming

de Nederlandsche bezittingen aan de Kust


Gouverneur-Generaal van

van Guinea, waar hij 2 Mei 1818 overleed.


220 Literatuur.

het
Literatuur. Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, De Opkomst van

XIII, door M. L. van


Nederlandsch gezag in Oost-lndië, (bewerkt

het XHIe deel door Dr.


Deventer) en het tweedeelig supplement op

d R Geschiedenis de Nededandsche
L. W. G. e o o; J. J. M e i n s m a. van

23—64; Prof. Dr. H. T. C 1


Oost-Indische Bezittingen, 11, blz. o en-

Koloniale Geschiedenis, 11, blz. 311 —318; Dr. F. de


brander.

Dr. I. Mend 1 Herman


Haan, IV, blz. 771—784; e s,
Priangan
Gouv.-Gen. van Oost-lndië:
Willem Daendels vóór zijn benoeming tot

het Nededandsche Volk, IV.


Prof. Dr. P.
J. Blok, Geschiedenis van

blz. 134—136 en
156—157.
16. HET ENGELSCHE INTERREGNUM.

het
Janssens nam
onder de meest ongunstige omstandigheden opper-

de laatste maanden
bestuur over
de koloniën op zich. Reeds gedurende

bewind het te Batavia bekend geworden, dat de


van Daendels’ was

voorbereidden, met het


Engelschen een nieuwen aanval op Java en oog

daarop was in de hoofdstad de staat van beleg afgekondigd. Janssens

ontevreden: de financieele toestand was


vond er de bevolking onrustig en

bovendien zoo slecht, dat hij er slechts met de grootste moeite in slaagde,

brengen. Aan
de gelden voor de gewone dagelijksche uitgaven bijeen te

kon
het leger of aanleg van groote verdedigingswerken
uitbreiding van

De inheemsche vorsten, die belangrijken steun


niet worden gedacht.
door Daendels’ optreden verbitterd,
zouden kunnen verleenen, waren zoo

rekenen viel. En zelf had uit Frankrijk maar


dat op hen niet te Janssens
500 aantal officieren,
weinig troepen meegebracht,
man en een
ongeveer

waaronder als legercommandant de generaal Jumel.


Malakka
Al werd het Batavia bekend, dat de Engelschen te
spoedig te

verscheen deze in
1811
een
vloot samentrokken, en den 3den Augustus

de baai van
Batavia. Leider was Gilbert Elliot, Lord Minto, Gouverneur-

0.-I. die vooral het aan-


Generaal van de Engelsch Compagnie, op

Thomas Stamford Raffles, tot de


dringen van een jong ambtenaar,

expeditie was overgegaan.

1781, 14de jaar klerk geworden op


Raffles, geboren in was op zijn

Londen, in 1805 Indië


het kantoor van
de 0.-I. Compagnie te en naar

Poeloe Pinang,
vertrokken: in 1807 werd hij adjunct-secretaris van

de sultans het Maleische


in 1809 agent van de Compagnie bij van

dus, de expeditie plaats had, nauwelijks


Schiereiland. Hoewel hij toen
222 Landing der Engelschen op ]ava.

had door
zes jaar in Indischen dienst was, hij zijn groote belangstelling
Indische toestanden dan menig
en ijver meer
kennis van opgedaan,

goed Maleisch wist uitnemend met


oudgast. Bovendien sprak hij zeer en

Inlanders om te gaan.

Reeds meermalen had de aandacht de bestuurders der Com-


hij van

dat belangrijk achtte als Ceilon of


pagnie op Java gevestigd, hij even

stelde hun dit India” als bizonder


Voor-Indië; hij „other voor een

begeerenswaardige buit. Minto had hem gemachtigd, zooveel mogelijk

knoopen de
inlichtingen in te winnen, en betrekkingen aan te met

Dit had Raffles


inheemsche vorsten van den geheelen Archipel. met

door brieven
groote handigheid en niets ontziende middelen gedaan;

en gezanten wist hij


tal van vorsten, zelfs die van de Javaansche Vorsten-

bewerken de Hollanders en vóór de Engelschen.


landen, te tegen

de de verdedigingsmiddelen van
Spionnen brachten hem op hoogte van

’t bizonder Batavia.
Java, en in van

vloot bestond 100 schepen, aan boord


De Engelsche uit
ongeveer

zich 12000 onder generaal Auchmuty


waarvan man landingstroepen
bevonden. Den 4den Augustus werden de eerste afdeelingen ongehinderd

land later hadden de Engelschen zonder strijd


aan gebracht; vier dagen
taak bleek,
Batavia bezet.
Jumel, die weldra geheel ongeschikt voor zijn

zich in het versterkte Meester Cornelis


had de stad verlaten, en kamp te

hem Den
teruggetrokken, waar Janssens het opperbevel van overnam,

hij de hand.
eisch van Minto, tot
overgave
van geheel Java, wees van

de den lOden
Na lichte voorpostengevechten bezetten Engelschen

Weltevreden, waarna zij zich tegen


de hoofdversterking te
Augustus
naderden. is
Meester Cornelis richtten, die zij met loopgraven Hevig
16
hier gevochten, en de dappere Janssens deed, wat hij kon, maar na

die, hoofdzakelijk door


hij bevel tot den terugtocht,
dagen moest geven

vlucht ontaardde. Zeer velen


de schuld van Jumel, in een ordelooze

neergesabeld. Te Buiten-
werden
hierbij door de Engelsche dragonders
26
enkele getrouwen op den avond van Augus-
zorg, waar Janssens met

hem nieuwe eisch van Minto tot


tus was aangekomen, bereikte een

wederom afwees. zich Oost-


overgave van Java, dien hij Hij spoedde
Midden-
waarts om te trachten, met behulp van de Javaansche vorsten,

kwam hij te Semarang aan.


Java te verdedigen; den len September
Zuiden der
troepen richtte hij even ten
Met inderhaast saamgebrachte
heuvel Srondol. De
stad een stelling in op den gunstig gelegen opge-
Capitulatie van Toentang. 223

roepen
Madoereesche hulptroepen verschenen echter niet; hun hoofden

waren
reeds te voren door Raffles bewerkt. Weldra bleek, dat ook op

de troepen der Javaansche gerekend kon worden. de


vorsten niet Bij
eerste verschijning der Engelschen, die te Semarang geland waren,

de vlucht, doodden hun kolonel Bartlo andere


sloegen zij op en en

Hollandsche officieren. die de


Janssens, met rest van zijn legertje op

Toentang was teruggetrokken, vroeg nu een wapenstilstand aan, en

begon te onderhandelen met Auchmuty. Daar alle middelen tot verdere

hem ontbraken,
verdediging was hij genoodzaakt de capitulatie van

teekenen, 17 De
Toentang te
September_l_BH. voornaamste bepalingen

Java, alle daarbij behoorende posten


waren: en
nog Palembang,
Timor, Makassar worden de alle
aan
Engelschen overgegeven;

militairen worden
krijgsgevangenen; de Engelschen nemen
geen ver-

plichting op
zich ten aanzien van de schulden, door de Franschen ge-

maakt, noch de het papieren de


omtrent
inwisseling van geld; troepen

der inheemsche huis de ambtenaren,


vorsten
mogen naar
terugkeeren;
die in
Engelschen dienst willen overgaan, kunnen hun ambten
blijven
bekleeden.

Met deze de laatste der Indische koloniën


capitulatie waren resten

overgegaan aan de Engelsch O. I. Compagnie.

Reeds 11 September, dus dë had


nog vóór capitulatie van Toentang,
Lord Minto proclamatie bekend maakte,
een
uitgevaardigd, waarin
hij
dat het bestuur worden als de koloniën
zou ingericht in
Engelsche in

dat bij de rechtspraak de Hollandsche kracht


Bengalen, wetgeving van

dat de worden dat het


zou blijven, maar pijnbank zou afgeschaft, en

papieren geld uit den Hollandschen tijd zou worden erkend (dat uit

den tijd de inlijving bij Frankrijk niet). Aan de Inlandsche


na
bevolking
beloofde de proclamatie o.a. opheffing van de verplichte leverantiën.

De voormalige Nederlandsche koloniën werden door de Engelschen

gouvernementen verdeeld, namelijk Malakka,


in vier Sumatra’s West-

kust, de Molukken, en Java met Onderhoorigheden Madoera, Palem-

bang, Bandjarmasin, Makassar, de kleine Soenda-eilanden —.


In de

drie bracht het


eerste
Engelsche interregnum weinig veranderingen aan;

slechts werd het monopoliestelsel in de Molukken minder streng gehand-


haafd. Voor Java echter bracht het een aantal hervormingen, die zelfs

thans Het bestuur dit


nog gedeeltelijk in wezen zijn. in gouvernement
bestuur.
Inrichting van
het Engelsche
224

den titel
Luitenant-Gouverneur
Raffles, onder
van
werd opgedragen aan

van zelfstandigheid, terwijl het oppertoezic


mate
Hij kreeg een groote
te
had,
van
den Gouverneur-Generaal praktisch weinig
Rekenen b
Lord
y
Mmto
vooral ook door den verren
afstand van_Calcutta
keerde toen
en
ander te bespreken, en

zes weken op
Java, om een
nog

naar Bengalen terug.

staan weid een Advisoty Counc.l


Om Rallies in het bestuur bij te

'“'gen
da lage.-
Raad ingesteld, waarin zitting
Advlseerende
-

de Nederlanders
kolonel later generaal -

Gillespie, en
commandant,
-

door bekwaamheid ei
de laatste kreeg, zijn
Cransse» en Muntinghe;
Indië, invloed.
kennis van groeten
uitgebreide Mies he
achtte
te kunnen overgaan
Alvorens tot hervormingen
de verhouding tot
te consolideeren en
noodig. het Engelsche gezag
stee 8
In Bantam was nog
Inlandsche vorsten te regelen.

:
vele Banta
sultan Mohamed werd door
De door Daendels aangestelde
indert.jd
JLtl . als
rechtmatig vors. erkend. Van Malakk, ui.ad

hun
m
onder leiding van pangeran
Rallies de opstandelingen, Doch nu
in Bantam gestijfd.
de Hollandsche inmenging
verzet tegen werd
zelf het Europeesche gezag
vertegenwoordigden
de Engelschen
9 kon
verbannen. Mohamed
en „aar Banda
Ahmed evangen genomen
ten slotte gmg
„iet tot rus. brengem en

echter ook daarna zijn gebied


overeenkomst aan, waarbij
Rallies in 1813 me. hem een
d
en behoud van
alstond tegen een
ruim jaargeld
aan de Engelschen
best
het Bantam opgehouden
Hiermede had tijk van
sultanstitel steeds e
na Daendels' regeling nog
eveneens
In Cheribon, waar

rns,
“. geheel was weergebeerd, .rad Rallies op
dezelfde w,,ze op

sultans stonden tegen


een ,aarge
Bantam. De beide
overgebleven
als in

af.
het bestuur over
hun gebied geheel
Engelsche
bij de regeling van
de moeilijkheden
Grooter waren
Al dadelijk
Soerakarta en Djokjakarta.
de vorsten van
oezaq teqenover
zoon,
sultan Sepoeh zijn
de komst der Engelschen had
na
aan
zich getrokken.
en
het bestuur opnieuw
weer ter zijde geschoven,
de
Weldra toonde hij voor

te hebben als vroeger voor


Hollanders^Jl a(gescha(te
te her rijgen
en
rechten Semarang
December 1811 te
Toen Rattles in uece
ceremonieel weder in.
riiksbe-
hem daar door z.,n r„ks
de van Soerakarta
aankwam, liet soenan
de Vorstenlanden. 225
Ra[[les’ maatregelen in

doch zond slechts brief, waarin hij


stuurder begroeten, Sepoeh een

Deze zich Soerakarta,


Raffles als „broeder" aansprak. begaf eerst naar

en sloot daar een overeenkomst met den soenan,


die daarbij het Engelsche

dezelfde als het Hollandsch-


gezag
erkende in verhouding vroeger

Kerkhof in ’s Lands Plantentuin, waar ook de eerste Lady Raffles begraven ligt.

dat de
Fransche. Hij moest er
verder in toestemmen, rechtspraak over

wonende het Gouvernement kwam, en


in zijn gebied niet-Javanen aan

Daarentegen
dat dit laatste toezicht zou houden op zijn correspondentie.

de hem in 1811 door Daendels ontnomen landschappen terug.


kreeg hij
verdrag geenszins tevreden,
Niettemin was hij met dit hem opgedrongen

en
trachtte sedert het Engelsche gezag
te ondermijnen.

De Djokja droeg Raffles voorloopig aan Muntinghe op,


regeling met

15
in de Vorstenlanden.
226 Raffles’ maatregelen

de hoogte was.
Daar
beter op
die van
de ingewikkelde toestanden daar
dat de eisch tot een nieuwen afstand van Sepoeh tot

Muntinghe inzag,
stemde dat
aanleiding zou hij er in toe,
ernstige verwikkelingen geven,

soortgelijke overeenkomst aan-


deze aan het bewind bleef, mits hij een

die inschik-
bleek, dat Sepoeh
ging, als
de soenan gedaan had. Spoedig
den
hij knoopte onderhandehngen
met
zwakheid aanzag;
kelijkheid voor

Boven-
kraton vermeerderde zijn troepen.
soenan aan, versterkte zijn en

komen. Nu besloot Raffles


dien draalde hij, het gesloten verdrag na te

1200
leger samen van
hij trok
een
kracht in te grijpen;
te Semarang
met
Den 20en
rukte daarmee naar Djokjakarta op.
man
onder Gillespie, en

Poeloe-Pmang.
den kraton in en verbande Sepoeh naar

Juni
1812 nam hij
werd tot sultan uitgeroepen
als Amangkoe Boewono 111.
De kroonprins nu

een waarde van


700 000 Spaansche
De schatten van Sepoeh, begroot op

vielen, volgens het Engelsche


matten ot ongeveer
2 raillioen gulden,

Raffles soldaten ten deel.


oorlogsrecht, aan

1757 had
einde den oorlog in Midden-Java m

Bij het van grooten


den soenan een prinsdom gesticht,
de Compagnie in het gebied van

de Compagnie was ver-


welks vorst, Mangkoe Negoro, tot steun aan

Raffles stichtte nu in 1813 in Djokjakarta een dergelijk vorsten-


plicht i).
Koesomo, die de
leen schonk aan prins Noto
dom, dat hij
als erfelijk
Djokjasche moeilijk-
diensten had bewezen in de
Engelschen belangrijke
den titel aan van
Pakoe Alam, en verplichtte
heden. De nieuwe vorst nam

het
steeds ter beschikking van
zich, lijfwacht van
100 dragonders
zijn
Gouvernement te houden.

had Raffles de bewijzen ge-


In den veroverden kraton van Djokja
dat de soenan van Solo met Sepoeh had
vonden van zijn vermoeden,
trok door naar
Daarom hij nu
de Engelschen.
samengespannen tegen
af te staan,
den beangsten vorst de Kedoe opnieuw
Soerakarta en dwong
als dat
tot de sterkte van een lijfwacht. Even
en zijn leger in te krimpen
Boewono 111 was geschied, moest nu
in een
overeenkomst met Amangkoe
een
in toestemmen,
dat benoeming en ontslag van
ook de soenen er

door het Europeesche bestuur zou geschie-


rijksbestuurder in zijn gebied
de Vorsten-
leverantiën werden in
den. De contingenten en verplichte

de tolpoorten, evenals de opiumpacht, tegen


landen afgeschaft, en z.g.
Door
het Gouvernement overgedragen.
een geldelijke vergoeding aan

blz. 168.
i) Zie hiervóór,
in 227
Optreden Palembang.

al deze de Vorstenlanden, dan ooit


maatregelen waren meer te voren,

het bestuur.
afhankelijk geworden van Europeesch

is het Raffles Palem-


Hoogst eigenaardig optreden van geweest tegen

Ook den sultan dit had hij Daendels’ tijd


bang. van
rijk in tot verzet tegen

Hollanders In 2 Maart 1810


de aangespoord. een schrijven van aan

vriend alle Hollanders hun resident


dien vorst lezen we: „Mijn moet en

niet toestaan dat iemand, die zich thans


„uitwerpen en vernietigen, en

„onder het Hollandsch gezag


te Palembang ophoudt, er langer blijft.”
had had Raffles
Toen de sultan dit advies niet onmiddellijk opgevolgd,
hem in 1811 een partij geweren en ammunitie doen toekomen. Den 14den

had, dat de Engelschen


September 1811, toen hij bericht ontvangen te

Batavia had de de niets kwaads vermoedende be-


geland waren, vorst

de Hollandsche door list overrompeld, allen,


zetting van versterking en

Hollanders zoowel als kinderen doen ver-


Javanen, met vrouwen en

moorden. Onbekend dit resultaat zond Raffles


met van zijn ophitsingen

in November een commissie naar Palembang, om krachtens de capitu-

latie de aldaar de Hollanders te


van Toentang versterking van over

en tevens een nieuw verdrag met den sultan te sluiten, waaraan


nemen,

vooral waarde hechtte het het Banka, dat


Raffles met
oog op tinrijke
behoorde. De sultan, Mohamed Badar, deelde echter aan
tot
Palembang
de commissie mede, dat hij de Hollanders had „verdreven” vóór de capi-

land dus sedert buiten


tulatie van Janssens, dat
zijn geheel vrij was en

de niets
die capitulatie viel. Van een verdrag met Engelschen wilde hij

weten.

Raffles hooge gebruikte den moord


was in mate verontwaardigd en nu

de Hollanders als motief voor een oorlogsverklaring. Hij liet een pro-
op

clamatie dat hij het volk, slechts den sultan wilde


verspreiden, niet maar

onder bezette 1812 de stad;


straffen. Een expeditie Gillespie in
April

de sultan werd den vervallen verklaard, en zijn


gevluchte van troon

Deze „als
broeder, Ahmed Nadjam, tot opvolger aangewezen. moest,

den moord 1811” Banka Billiton tegen een


voldoening voor van en

geldelijke de Engelschen afstaan.


vergoeding aan

Ook op verschillende andere punten der Onderhoorigheden van Java,


de die
als Madoera, Bali, Bandjarmasin en Sambas, moesten vorsten,

wilden onttrekken, de harde hand van


zich aan het Engelsche gezag

Zuid-Celebes bereikte doel niet; de


Raffles voelen. Slechts in hij zijn
228 Het Landrentestelsel.

Boni, Aroe Palakka, bleef den der Hollanders


vorst van tot aan
terugkeer

op
succesvolle wijze een guerrilla tegen de Engelschen voeren.

alom erkend
Nadat op Java het Engelsche gezag was en bevestigd,

kon Raffles de lang voorbereide bestuursreorganisatie in te


beginnen
het stelsel dat
voeren, geheel in den geest van Engelsche in
Bengalen,
de Dirk Hogendorp’s voorstellen.
ook grondslag geweest was van van

Het aantal landdrostambten, nu residentiën genoemd, breidde hij uit

De
tot 16, waaronder ook Soerakarta en Djokjakarta begrepen waren.

residenten werden belast met het bestuur en de rechtspraak, terwijl zij

als ontvangers de Gouvernementsinkomsten. Hoofd-


tevens optraden van

het nieuwe stelsel alle heerendiensten, contingenten


strekking van was,

af schaffen, door alge-


en verplichte leveringen te en te vervangen een

dat het Gouver-


meene belasting. Daarbij ging men uit van
de stelling,

den bodem De dien


nement de eenige eigenaar van was. Javanen, welke
hadden duur
grond bewoonden en bebouwden, daarop door den langen
daarvoor
wel zekere gebruiksrechten gekregen, maar waren verplicht

of de landrente, betalen. Die landrente


een jaarlijksche huur pacht, te

dessa’s-gewijze worden
zou niet van eiken Javaan afzonderlijk, maar

het de gronden commu-


geheven, daar voor grootste gedeelte van
Java
de dessa individueel bezit niet voorkwam,
naal bezit van waren,
en er

den Preanger uitgezonderd. Het te betalen bedrag was afhankelijk van

liep al uiteen. Van de vrucht-


de vruchtbaarheid van den grond, en nog

vierde
baarste sawah’s moest de helft, van
de slechtste gronden een

worden betaald; kwam dit twee


van de opbrengst gemiddeld neer op

behield de
vijfden. Over de rest van zijn product meest rijst
kon of
verbouwer de vrije beschikking. De betaling geschieden in rijst

de dit laatste het liefst had, werd betaling


in
geld: aangezien regeering

door het verleenen van korting. Om alle geknoei


in
geld aangemoedigd
de Inlandsche hoofden, maar
te voorkomen, had die betaling niet aan

De dorps- districts-
aan
de
belastinggaarders der regeering plaats. en

de opbrengst het
hoofden hadden dus geen enkel belang meer bij van

heerendiensten te eischen. Zij


land, en verloren bovendien het recht om

vast traktement. Raffles was


kregen, als Gouvernementsambtenaren, een

dat door de van het Landrentestelsel


de overtuiging toegedaan, invoering

worden verminderd, dat niettemin de


de druk op
de bevolking zou en

inkomsten het Gouvernement belangrijk zouden toenemen.


van
Afwijkingen van het Landrentestelsel. 229

Eerst de tweede helft 1813 de


in van waren voorbereidingen afge-
loopen, kon de worden begonnen. Al
en met
invoering dadelijk bepaalde
Raffles, dat den
voor Preanger het nieuwe stelsel niet zou gelden, maar

dat daar de koffiecultuur bestaan. Als redenen


verplichte zou blijven
hiervoor voerde dat de daar den duur
hij aan, bevolking op langen aan

die dwangcultuur dat bovendien deel


was gewoon geraakt, en een groot
den minder
van Preanger geschikt was voor
verbouw en vervoer van

rijst. Doch de voordeelen dier cultuur zullen stellig mede gewicht in de

schaal gelegd hebben. Er sprake vrede dan


was van met
Frankrijk, en

de koffie schatten Ook de werd


zou
opbrengen. in
djatiboschdistricten
het stelsel
nieuwe niet ingevoerd, maar bleven de heerendiensten voor

het blandongvolk bestaan. Voor hen, die verbouwden,


geen rijst maar

tuinbouw of vischvijvers leefden, werd


van een
afzonderlijke belasting
ingesteld, terwijl alle andere Inlanders een hoofdgeld betaalden.
Na eenige maanden kwam Raffles de dat
praktijk tot overtuiging,
den
bij dorpsgewijzen aanslag de dorpshoofden nog te veel macht

behielden bij het verdeden de onder de


van
dessagronden inwoners.

Hij ging toen individueelen door het ontbreken


over tot een
aanslag, maar

kadaster, door de
van een en ingewikkelde verhoudingen in de dessa,

gaf dit
aanleiding tot dejrootst mogelijke willekeur. Weldra bleek de

totale onmogelijkheid, de belofte alle heeren-


om tot
afschaffing van

diensten, houden. Het onderhoud de dessa’s


te van wegen en bruggen in

en in het binnenland wel de worden


moest aan
bevolking opgedragen.

Ook in de bracht Raffles aantal verande-


rechterlijke organisatie een

ringen aan. Hij verving de door Daendels voor de Inlandsche recht-

spraak gestichte 9 Landgerichten en


2 Landraden, door 16 Landraden,

in elke residentie één. Voor misdrijven, de doodstraf stond,


waarop

riep drietal Rechtbanken


hij een van Ommegang in het leven: de

ommegaande rechter sprak, ter plaatse van de misdaad, recht met een

jury van Inlandsche hoofden.

Voor de Europeesche rechtspraak bleven de drie bestaande Raden

Justitie in doch ook hier


van wezen, sprak voortaan een jury het schuldig
of onschuldig uit. Als speciaal wetboek bleven de Bataviasche Statuten,

het enkele l
). De
zij met
wijzigingen, in
gebruik pijnbank werd bij alle

Zie hiervóór, blz. 97 en 98.


Bestrijding der
230 Slavernij.

de Luitenant-Gouverneur behield het recht


rechtspraak afgeschaft;

van gratie.

Raffles’ humanitair den Inlander


Geheel in de
lijn van optreden jegens
de het
liggen zijn pogingen tot het tegengaan van slavernij en opium-

misbruik. Wat het laatste betreft, begon hij den strijd met te bepalen,

dat verkoop alleen mocht hebben de drie groote kuststeden en


plaats in

last het uit Calcutta moest


in de Vorstenlanden. Op van opperbestuur
der
beperkingen intrekken, daar de opiumhandel
meest
die
hij echter een

winstgevende bedrijven van de Engelsche Compagnie was.

die mede-
Ten aanzien van de slavernij zou Raffles, een overtuigd

stander van Wilberforce was,


het liefst algeheele afschaffing hebben

bewerkt. Daar hem dit niet werd toegestaan, bepaalde hij zich tot maat-

die het lot der slaven moesten verzachten, of de kans op


regelen,
1812 voerde het houden
vrijlating verhoogen. In hij een belasting in op

1813 werd de invoer wan


van slaven, en met ingang van 1 Januari
verboden, welk verbod
nieuwe slaven naar Java en Onderhoorigheden
door het verbod slavenhandel
kort daarop werd gevolgd algeheele van

slaven bleef
in den ganschen Archipel. Eigendomsoverdracht van toe-

werd aan een belasting onderworpen. Een bepaling van


gestaan, maar

verzoek kosten den


1815 ontnam aan de politie het recht, om op
en van

houden. Ten slotte


eigenaar, onwillige slaven eenigen tijd in arrest te

stichtte Raffles in den aanvang van 1816 de „Java benevolent institution ,


wier doel propaganda voor algeheele
een particuliere vereeniging, was,

de slavernij vrijgelaten slaven te steunen.


afschaffing van te voeren en

welke
Het pandelingschap, een inheemsche instelling, volgens een

schuldeischer het recht had een onwilligen of tot betalen onmachtigen

schuldenaar zich doen arbeiden voor den kost zonder loon, wat
voor te

werd geheel verboden.


niet veel anders dan een verkapte slavernij was,

worden, dat
Evenals van
Daendels moet ook van Raffles getuigd

niet de sterkste
bewind vormen.
zijn financieele maatregelen zijde van zijn

vóór de invoering het Landrente-


Gedurende de eerste twee jaren, van

bestaan.
stelsel, was het oude systeem der verplichte leverantiën blijven
ruim-
Daarna zou, meende Raffles, de landrente voldoende opbrengen om

schoots alle te voorzien. Dit bleek echter niet het geval; wel
in uitgaven
de overtroffen hen steeds
namen de inkomsten toe, maar uitgaven nog
Financieele 231
maatregelen.

met belangrijke bedragen. Bovendien had Lord Minto toegezegd, het in

den Hollandschen mil-


circulatie
zijnde papieren geld uit tijd, circa
Bj/j
lioen koers 20 erkennen af lossen.
gulden, tegen een van procent te en te

Daardoor kon Raffles de door hem voorgestane de tol-


afschaffing van

die drukkend de uitvoeren. De


poorten, zeer voor bevolking waren, niet

Staats-zout monopolie, benevens invoerrecht


instelling van een een van

10 procent van
buiten Java aangevoerde artikelen, waren niet vol-
op

doende om in het tekort te voorzien. Zoo ging hij ten slotte over tot het

reeds door Daendels toegepaste middel van verkoop van Gouvernements-

Wel leidde dit het aanvankelijke resultaat,


gronden aan particulieren. tot

dat in 1814 al het oude was ingelost, maar nu bleek er Java


papier op

een tekort betaalmiddelen te waardoor Raffles zich genoodzaakt


aan zijn,
uit Ook deze daalden in waarde golden
zag, schatkistbiljetten te
geven. en

weldra % het zilver. kwam, dat de verkochte lande-


maar van Daarbij
den slechten toestand der
rijen, ten
gevolge van geldelijken meeste

werden
ingezetenen, en
ook doordat ze slechts in zeer groote perceelen

verkocht, zoo weinig opbrachten, dat na het kort daarop gevolgde herstel

van den vrede de jaarlijksche opbrengst meer was, dan de heele koopsom
had Als bedenkt, dat in het
bedragen! men daarbij onzen tijd, nu men

niet oorbaar acht dat particulieren op groote terreinen dezelfde rechten

hebben als de souvereine regeering, die


enorme sommen noodig zijn om

landen onteigenen of koopen, dan zal


particuliere geleidelijk te terug te

inzien, hoe deze alle opzichten mislukking is geweest.


men verkoop in een

heeft Raffles ook veel ondervonden.


Persoonlijk er teleurstellingen van

die
De generaal Gillespie, een officier uit het
Engelsche koningsleger,

het kon onder Compagniesdienaar als


moeilijk verkroppen een jong

Raffles dezen herhaaldelijk oneenigheden had,


te zijn geplaatst, en met

keerde het eind van


1813 naar Bengalen terug. Toen kort na zijn
op

aankomst aldaar Lord Minto, de beschermer van Raffles, aftrad, diende

diens reeks klachten den Luitenant-


Gillespie bij opvolger een tegen

Gouverneur de bedoeling zoowel diens


van Java in, waarvan was, staat-

kunde als karakter daglicht stellen.


zijn persoonlijk in een ongunstig te

Het zwaartepunt legde Gillespie op


den ondoelmatigen verkoop van

’s Lands
gronden, en de wijze, waarop Raffles zichzelf daarbij zou hebben

het feit, dat


bevoordeeld. Deze laatste beschuldiging was gegrond op

Raffles in 1813 met een drietal andere heeren het reusachtige landgoed

Soekaboemi had welken de helft deel had ge-


gekocht, in
koop hij voor
232 bestuur.
Schaduwzijden van Raffles’

Niet alleen de
nomen. was
aankoopsprijs belachelijk laag geweest, maar

bovendien zou Raffles hebben toegestaan, dat sedert dit land de


op

voorschriften omtrent verplichte cultuur en heerendiensten werden

overtreden.

Tot voerde Raffles dat dien slechts


zijn verdediging aan, hij aan
koop
had boezemen
deelgenomen, om particuliere koopers vertrouwen in te en

hen aan te moedigen, en


dat
hij kort daarop zijn aandeel weer met verlies

van de hand had gedaan. Geheel is dit niet; immers eerst na de


juist
had
verdachtmakingen van Gillespie hij zijn aandeel voor den kostenden

prijs aan zijn medelandheeren overgedaan. Intusschen staat wel vast,

dat de haat
beschuldigingen, uit persoonlijken voortgekomen, sterk over-

dreven waren, en Raffles is ten slotte, na een grondig onderzoek, door

de Directeuren der alle blaam al verklaarden


Compagnie van gezuiverd,
den kunnen goedkeuren.
zij, landverkoop niet te

heeft Raffles’ geleden onder de zelf


Ernstiger naam wat Engelschen
de enormity” hebben Het bestuur de
„Bandjarmasin genoemd. over

onderhoorigheid werd door Raffles’ vriend, den


Bandjarmasin gevoerd
resident Alexander Hare. Deze wilde de der stad land-
in
nabijheid een

in cultuur doch kon daarvoor Borneo geen


bouwonderneming brengen, op

geschikt werkvolk vinden. Met medeweten van den Luitenant-Gouverneur

werden Midden- dat


nu in en Oost-Java een 3000 Javanen, cp grond
het
landloopers zouden
zijn, opgepakt en naar Bandjarmasin gevoerd.

Een deel hen stierf reeds den overtocht in de


groot van gedurende

schepen; velen kwamen door het hen


volgepropte om voor ongewone

en zware werk en de slechte verpleging. Slechts zeer weinigen zagen

Java terug.

In steekt Raffles hoofd schouders boven de


één opzicht met en uit

Nederlandsche wel door zijn wetenschap-


vroegere opperbestuurders, en

Hoewel volle heeft door-


pelijken zin. hij nog geen vijf jaar op Java
wist zich dien kennis Java’s volk taal,
gebracht, hij in
tijd een van en

maken, die bewondering af-


zijn instellingen en geschiedenis eigen te

vooral
dwingt. Gaarna zocht hij den omgang met geletterde Inlanders, en

aan den sultan van Madoera dankte hij vele gegevens op


het gebied van

taal
en
oudheidkunde. Als voorzitter van het Bataviaasch Genootschap

Kunsten eenige malen redevoeringen


van en Wetenschappen sprak hij
ook
uit, die het
bewijs leveren van zijn veel-omvattende kennis, terwijl hij
deed Krachtig steunde die
verschillende artikelen het licht zien. hij hen,
der
Beoefening Wetenschappen. 233

de koloniën de hunner
tot terrein van beoefening wetenschappen hadden

verkoren. Dit ondervond allereerst de Amerikaansche natuuronderzoeker

Thomas Horsfield, die, bezoek Java als zich


na een aan scheepsarts, er

zöcTHbbr voelde aangetrokken, dat hij zich 1802


er in
vestigde. Zoowel
door het Hollandsche Gouvernement, als later door Raffles, werd
hij in

staat gesteld een diepgaande studie te maken van de


Javaansche planten.

Museum het Bataviaasch Kunsten


van Genootschap voor en Wetenschappen

hun beteekenis de geneeskunde.


en voor Hij diende Raffles van advies

bij de der Bankasche tinmijnen, schreef tal verhande-


exploitatie en van

het Bataviaasch
lingen voor
Genootschap. Raffles trok hem in 1818 naar

Benkoelen, wist ook bewerken, dat het


en te
hij daaropvolgende jaar een

positie kreeg aan het Indisch museum te Londen.

Ook de Schot onder Raffles resident


John Crawfurd, o.a. van Djokja-
karta, was een man
der
wetenschap. In 1820 gaf hij een zeer belangrijke
234 Nederland herkrijgt zijn Onafhankelijkheid.

History of the Indian


Archipelago uit, en in 1856 het
voortreffelijke werk

A the
descriptive dictionary of Indian islands and
adjacent countries.

dat thans nog zijn waarde heeft.

Colin Mackenzie, eveneens een Schot, die door Raffles belast was met

onderzoek den
een naar
grondeigendom op Java, verzamelde daarbij veel

wetenschappelijke gegevens, en vestigde de aandacht


op
de belangrijke
Javaansche oudheden.

Raffles zelf gaf in 1817 Londen zijn het licht,


te
History of Java in

het eerste
omvangrijke werk over de geschiedenis en ethnologie van dit

eiland. Het is voor zijn tijd een


voortreffelijk boek, slechts ontsierd doordat

de schrijver zich kon


niet tot
onpartijdigheid opwerken, en het bestuur

der Hollanders vaak tracht


zoo ongunstig mogelijk voor te stellen.

Nog maar nauwelijks was Raffles met de invoering van Land-


zijn
rentestelsel het bericht
begonnen, toen Indië bereikte, dat Napoleon was

gevallen, Nederland onafhankelijkheid had Dit


en
zijn herkregen. was

hem Tot dusver had de Compagnie


voor een groote slag. Engelsche op

de Raffles’
Java geld moeten
toeleggen, en juistheid van verzekeringen

het groote den dit eiland


omtrent
belang en natuurlijken rijkdom van was

nog niet gebleken. De Conventie te Londen bepaalde den 13den Augustus

1814, dat Nederland zijn koloniën, de


vroegere met
uitzondering van

Kaap en Ceilon, zou terugkrijgen. Zoo zou dus Raffles het eiland, dat hij

zoo gaarne blijvend in


Engelands bezit had
gezien, aan de Nederlanders

dat
moeten
teruggeven, nog vóór hij zijn voorspellingen tot werkelijkheid
had kunnen brengen. Daarmee ook toekomst als koloniaal
zou
zijn eigen
leider Doch eenmaal scheen hem kans worden
vernietigd zijn. nog een te

het bekend werd, dat Elba


geboden, toen
namelijk Napoleon van was

ontvlucht als keizer der Franschen Onmid-


en weer was opgetreden.
zond Raffles het belang
dellijk een omvangrijke uiteenzetting omtrent van

London; daarin beweren,


Java voor Engeland naar hij ging zoo ver van te

dat de Javanen in den korten


tijd van zijn bewind Engelschen waren

geworden en
dat wenschten te blijven. Aan de Engelsche Compagnie

zond bovendien de de toekomst


hij een memorie, waarin hij in te ver-

wachten voordeelen van dit eiland uiteenzette. Noch het een noch het

ander mocht baten, de honderd werden


en na dagen maatregelen ge-

nomen, om de besluiten der Londensche Conventie uit te voeren.


De
Overdracht van Java. 235

de Nederlanders werd Raffles


teruggave van Java aan echter bespaard.

In Maart 1816 kreeg hij bericht, dat hij uit


zijn functie was ontheven, en

weldra verscheen zijn opvolger, John Fendall. Raffles keerde naar

Engeland terug, maar Indië zou


hem
nog eens weerzien.

Fendall heeft slechts enkele maanden het bestuur hoewel


gevoerd, en

hij bezwaar maakte tegen de overgave der koloniën aan de daartoe uit

Nederland de zaak de
uitgezonden commissie, en op lange baan trachtte

te schuiven, bewerende geen


orders uit Bengalen te hebben gekregen,
moest
hij ten slotte toegeven, de uitdrukkelijke hem
toen
opdracht
bereikte. Den 19den Augustus 1816 droeg hij Java en Onderhoorigheden
de drie Commissarissen-Generaal Een
aan over. ooggetuige beschrijft
de overdracht
plechtige als volgt:

„Reeds ten 7 ’s de Commissarissen-Generaal,


ure morgens togen voor-

afgegaan door een escorte


ruiterij, naar het stadhuis, waar ze ontvangen
„werden door een adjudant van den Luitenant-Gouverneur. Deze was

„daar met zijn voornaamste ambtenaren reeds aanwezig. Buiten


op
het

„Stadhuisplein waren zoowel Engelsche als Hollandsche troepen opge-

„steld. Bij aankomst van het driemanschap speelde de muziek het

„„Wilhelmus". werd de de
Daarop proclamatie afgekondigd, waarbij

verklaarde, dat
„Engelsche regeering Java en Onderhoorigheden aan

„Nederland waren overgegeven. Onder een saluut van


21 kanonschoten

„daalde de Engelsche vlag de vlaggemast: onder


van een
gelijk saluut
„werd de Nederlandsche vlag geheschen. Het „Wilhelmus” en
het

„„God the King” werden bij afwisseling


save
uitgevoerd en met geest-

drift aangehoord, terwijl de donder van het zwaar geschut der op


de

„reede liggende de stille aanvulde, die


schepen plechtig oogenblikken

„tusschen de verschillende ceremoniën verliepen, en op krachtigen toon

dat ook daar de


„aankondigde, vlag van den Staat vrij en onbelemmerd

„haar vorig gebied had hervat. De


gezonken Engelsche vlag werd met

„militaire het stadhuis daar het


eerbewijzen op gebracht, en van naar

„Engelsche kantonnement op
Weltevreden. Commissarissen-Generaal

„begaven zich met de voornaamste dignitarissen naar de sociëteit „de

„Harmonie”, waar zij aanzaten aan een


maaltijd, door den aftredenden

„Luitenant-Gouverneur aangeboden.”

Het Engelsche interregnum, belangrijk


voor
Java ontegenzeggelijk een

tijdperk, was geëindigd.


236 Literatuur.

Literatuur: J. J. Mein s m a. Geschiedenis van de Nederlandsche

Oost'lndische Bezittingen, 11, blz. 65—126: Prof. Dr. H. T. C o


1 e n-

brander. Koloniale Geschiedenis, 11, blz. 319—323; Dr. F. de

Haan, 287 —290; Mr. H. D.


Priangan I, blz. Levysohn Morman,

De Britsche heerschappij over Java en Onderhoorigheden. S. van

Deventer J. S z., Bijdragen tot de kennis van het Landelijk Stelsel

op Java, I, blz. 1—244.


17. DE COMMISSARISSEN-GENERAAL.

de in
Engeland meermalen de
Tijdens Napoleontische oorlogen was

dat onafhankelijk, sterk Nederland,


meening verkondigd, een een

uitnemend Noordelijk bolwerk zou kunnen zijn tegen Frankrijk's


Mei
veroveringszucht. De vrede van Parijs, 30 1814, bracht de verwezen-

dit denkbeeld, door de dat Holland worden


lijking van bepaling, zou

het huis Oranje, „accrois-


geplaatst onder de souvereiniteit van en een

In verband hiermede door de


„sement de territoire” zou ontvangen. was

het bezoek, dat


Engelsche regeering reeds in April 1813, bij prins

WTlem I Londen bracht, de


Willem VI de latere koning aan

teruggave der koloniën ter sprake gebracht, waarbij echter uitdrukkelijk

de Kaap was uitgezonderd, als een voor Engeland noodzakelijk punt in

de alle latere
zijn verdedigingsstelsel. Terwijl nu prins bij besprekingen

steeds de alle Nederlandsche


aandrong op teruggave van vroegere

November 1813, dat de


koloniën, verklaarde minister Castlereagh in

from Holland since


teruggave zich bepalen „those conquered
zou tot

dat den vrede


„1803”, volgens welke formuleering dus Ceilon, bij van

Amiens in 1802 aan Engeland was toegewezen, Engelsch zou blijven.


textielindustrie wenschte bovendien de
Met het oog op zijn Engeland

katoen Westindische „etablissementen” Demerary,


produceerende
Berbice behouden. Het den prins, die
Essequebo en te verzet van voor

de niet te restitueeren deelen althans een geldelijke schadeloosstelling

wilde ontvangen, baatte niet.


Engeland, dat de koloniën door verovering

in bezit had gekregen, verklaarde terecht, dat het wettelijk niet tot terug-

dat het zelf het wel niet


gave was verplicht, en zou bepalen wat en wat

De Conventie de koloniën, 13 1814


wilde afstaan. over Augustus te
238 Conventie van London.

Londen geteekend, bepaalde, dat Nederland alle Oostindische koloniën,

die het bezeten behalve


vroeger had, terugkreeg, de
Kaap en Ceilon.

Banka, dat de
Engelschen in 1812 verworven hadden, ruilden zij tegen
Cochin en onderhoorigheden, de kust Malabar, ruil
op van een goede
voor Nederland.

Door de overhaaste de eindredactie


wijze, waarop was vastgesteld,
maar in nog meerdere mate door de onvoldoende kennis der onder-

handelaars den staat zaken in Indië, de


van van waren
bewoordingen
het verdrag vaak onduidelijk Dit
van en dubbelzinnig. bezorgde hun,

die de praktische uitvoering belast tal


met er van waren, van moeilijk-
heden Zoo
en beslommeringen. beweerden de Nederlandsche autori-

teiten, dat in den ruil Cochin tegen Banka, ook het


van
bij laatstgenoemd
eiland behoorende Billiton de
was begrepen, wat Engelschen ontkenden,

en dan ook weigerden af te staan.

Onder invloed de openbare het


van
meening in
Engeland was in ver-

drag ook de
bepaling opgenomen, dat de Souvereine vorst der Neder-

landen den slavenhandel kracht


met zou tegengaan. Een „article additi-

onnel” bepaalde verder, dat de koning van Engeland den Souvereinen

vorst een
bedrag twee millioen pond Sterling uitkeeren, als
van zou
bij-
drage in de gewenschte verdedigingslinie het nieuwe der Neder-
van rijk
landen, en eveneens een
bedrag, van ten hoogste drie millioen pond, ter

bestrijding de kosten, voortvloeiende uit de


van
vereeniging van België
met Nederland; dat verder, ~en considération des engagements, ci-dessus

„mentionnés”, de Souvereine toestemde, dat Deme-


vorst er in de Kaap,

rary, Essequebo en Berbice in vollen eigendom aan Engeland zouden

behooren. i) Deze hebben


bewoordingen aanleiding gegeven tot een

jarenlangen pennenstrijd over de vraag:


„Heeft Nederland de Kaap

verkocht?" Waar het echter den


van beginne af vaststond, dat Engeland
in geen geval de Kaap zou
teruggeven,
kan bezwaarlijk van
„verkoop"
gesproken worden.

De beteekenis van
de Londensche Conventie voor ons land kan niet

hoog genoeg geschat worden. Immers daardoor werd Nederland weer

opgenomen in de rij der eerste koloniale mogendheden, en behoefde het

zich koloniaal verleden, als Por-


niet te
vergenoegen met een Spanje en

1
) Met Ceilon was
dit vanzelfsprekend het geval, volgens de bovengemelde tormu-

leering „conquered from Holland since 1803.”


Commissie van overname. 239

Het den dien land thans aller-


tugal. verwerven van goeden naam, ons

wegen als koloniseerende mogendheid bezit, en die veel goedmaakt, van

in de der Compagnie was misdaan of verzuimd, ware zonder


wat jaren
de Conventie van
1814
ónmogelijk geweest. Dat er in Engeland zelf, en

de der enkel de
speciaal in kringen Compagnie, geen verzet rees tegen

worden
restitutie van een eiland als Java, moet voor een groot deel toe-

onbekendheid zim waarde schoonheid, een


geschreven aan met en voor

ander deel ook aan


het feit,.dat de,Compagnie in de vijf jaar van haar

beheer over Java, er steeds geld op


had moeten toeleggen.

der Conventie werden hier lande


Onmiddellijk na de onderteekening te

de uitvoering Een als


maatregelen tot
genomen. eerste vraag was, wie

Gouverneur-Generaal Dirk Hogendorp, Daendels


zou optreden. van en

Janssens doch werden alle drie teleurge-


hoopten op een benoeming, zij

steld. De Souvereine vorst wees voor de overname en de regeling van

drietal Commissarissen-Generaal Mr. C.


het bestuur een aan, namelijk
der
Th. Elout 1), G. A. G. P. baron van Capellen, een verdienstelijk

staatsman, en
den oud-Luitenant-Gouverneur-Generaal A. A. Buyskes;

Van der
Capellen zou tevens als Gouverneur-Generaal optreden. In be-

kwaamheid, Elout de meerdere,


scherpzinnigheid en tact was verreweg

zich, het ook veel liberaler


terwijl hij bij invoeren van
hervormingen,
toonde dan zijn medeleden. Hem was door de
regeering ook het voor-

zitterschap toegekend. Den 3den Januari 1815 teekende de Souvereine

vorst een „Reglement op


het beleid van de regeering, het justitiewezen,

~de kuituur en den handel in ’s Lands Aziatische bezittingen”, (Regee-


duiden als R.R.). Het
ringsreglement, aan te was bijna geheel een copie

van het Charter van 1803, doch is nimmer ingevoerd. Na afloop hunner

werkzaamheden Commissarissen-Generaal des


publiceerden in naam

konings een nieuw, door hen ontworpen, R. R.

Eerst in October 1815 vertrokken de C. C. G. G., nadat de Souvereine

den had Elout


vorst in Maart te voren koningstitel aangenomen; en

April, Van der Mei 1816 Batavia


Buyskes kwamen 7 Capellen 11 te

Zij brachten aantal 1800 Wij


aan. een schepen en man troepen mee.

wezen er reeds op, hoe Fendall aanvankelijk verklaarde, geen instructies

tot de te hebben ontvangen, maar ten slotte moest toegeven.


overgave

x
) Zie hiervóór, blz. 198.
240 Overname der
Buitenbezittingen.

en hoe de officieele overdracht op 19 Augustus 1816 plaats vond. Eenige

nog niet
opgeloste geschilpunten had men aan de beslissing der moeder-

landsche overgelaten.
regeeringen
Voor de eilanden behoorende
en posten, niet tot Java en Onderhoorig-
heden, de C. C. G. G,, die zich onderzoek
wezen
bezighielden met een

Mr. C. Th. Elout, Commissaris-Generaal van


1816 1819,

(Rijks Prentenkabinet.)

naar de werking van het Landrentestelsel op Java, commissarissen van

overname aan. Op plaatsen verliep die overname vrij vlot,


sommige
elders deden zich min of meer ernstige moeilijkheden voor. Achtereen-

volgens werden Maart 1817 de Molukken, Ambon Banda


in en April en

overgedragen, de posten in Voor-Indië, die, daar sedert


vervolgens ze

1795 onder bestuur hadden geheel


onafgebroken Engelsch gestaan,

vervreemd waren, en bovendien, doordat de daar geproduceerde doeken


241
Moeilijkheden op Padang.

de Indische markten worden


en lijnwaden op begonnen verdrongen te

door zooveel hadden.


Europeesche textielproducten, ook niet meer belang
Nadat Malakka
in September 1818 aan de beurt was
gekomen, waren

alle punten aan Nederland overgedragen, met uitzondering van Padang

en omgeving, waar zich meer ernstige moeilijkheden hadden voorgedaan.


De voormalige Nederlandsche posten de Westkust van Sumatra
op

hadden onder bestuur gestaan van den Engelschen Luitenant-Gouverneur

Benkoelen !). Het wel toeval, dat


van was een betreurenswaardig juist
de die inmiddels
met overname van posten was gewacht tot in 1818, want

had Raffles het voor hem opengehouden ambt van bestuurder van

Benkoelen aanvaard. Nu hij Java voor Engeland had zien verloren

gaan,
wilde hij Sumatra, althans een zoo groot mogelijk deel daarvan,

onder Toen de door C. C. G. G.


Engelsche heerschappij brengen. nu

gezonden du Benkoelen aankwam,


gevolmachtigde, J. Puy, te en

informeerde, of de chefs de Priaman de


op posten te
Padang en tot

overgave gemachtigd waren, antwoordde Raffles ontkennend. Hij maakte

formeele bezwaren, en eischte eerst verrekening van de administratie-

kosten sedert 1795, de reeds hadden bezet.


toen Engelschen Padang
Onder keerde Du Batavia
protest Puy naar terug, en onmiddellijk
wendden C. C. G. G. zich het bestuur der
tot
Engelsche Compagnie
in Calcutta. Vandaar kreeg Raffles bevelen, 22 Mei
nadrukkelijke en

1819 had eindelijk de overgave van Padang en omliggende posten plaats.


De moeilijkheden te Padang waren noch de eerste, noch de laatste

anti-Nederlandsche gedragingen van Raffles. Bij zijn terugkeer naar

Indië 1817 had zich de beide den


in
hij voorgenomen, toegangswegen
tot

de Chineesche namelijk de Straat Malakka die


Archipel en zee, van en

Soenda, onder controle Kort aankomst


van Engelsche te brengen. na zijn

reeds was hij er toe


overgegaan op de kust van de Semangka-baai, aan

de hoewel de
laatstgenoemde straat gelegen, Engelsche vlag te hijschen,
landstreken om die baai onbetwist Nederlandsch territoir waren. Op
het C. C. G. G. had Lord Gouverneur-Generaal
protest van Hastings,
der Raffles trekken. Deze
Engelsche Compagnie, gelast zich terug te

liet zich daardoor niet ontmoedigen, en spoedig kreeg hij gelegenheid,


het de Nederlandsch-Indische regeering elders lastig te maken.

De sultan Ahmed 2
), 1812 door Raffles
van Palembang, Nadjam in

1
Benkoelen sedert 1684 Engelsche kolonie. Zie hiervóór, blz. 120.
) was een

2
) Zie hiervóór, blz. 227.

16
242 Strijd om Palembang.

den bleek taak


op troon geplaatst, ongeschikt voor zijn te zijn; er

heerschte de slavenhandel tierde


groote onveiligheid in
zijn gebied, en

Rallies' Benkoelen had zich daar zells bij het


er
welig. voorganger te

Nederlandsche Gouvernement ollicieel over beklaagd. C. C. G. G.

1
zonden er den bekwamen Mr. Muntinghe ) heen, die eerst Banka, en

daarna bezocht. Voordat


Palembang hij op laatstgenoemde plaats aan-

kwam, had de sultan Rallies verzoek


een gezant naar gezonden, met

om diens steun, maar niettemin wist Muntinghe den vorst er toe te

23 18 teekenen, hij de opper-


bewegen, Juni 1_8 een contract te
waarbij
het Nederlandsche Gouvernement erkende, die deelen
hoogheid van en

van zijn gebied, welke aan de Lampongs en Benkoelen grensden, aan

de Nederlanders alstond. Nadat dit geschied was, ontving Muntinghe


brie! Rallies, deze het der
een van waarin protesteerde tegen optreden
Nederlanders tegenover een onalhankelijk vorst, vriend der Engelschen.
olticier aantal
Kort daarop kwam een Engelsch met een gewapenden
werd des sultans kraton ontvangen, welke
te
Palembang aan, en in
op

de
versterkte vorstenwoning hij Engelsche vlag liet hijschen. Muntinghe
den ollicier het gesloten verzocht hem.
wees op verdrag, en Palembang

te verlaten: toen hieraan geen gevolg werd gegeven, liet hij hem en
zijn

mannen gevangen nemen, en via Batavia naar Benkoelen terugzenden.


werd door de Tjandjoer den Preanger
Nadjam regeering naar in ver-

bannen, zijn broeder Badar weer op


den troon hersteld.

Rallies diende in, door C. C. G. G. met


een heltig gesteld protest

dit
een
contra-protest tegen Rallies’ optreden beantwoord. Ook in ge-

schil werd hij door Lord


Hastings in het ongelijk gesteld, en bij een

bezoek, dat daarna bracht, bleek hem, dat hij zijn


hij aan Bengalen

plannen omtrent Zuid-Sumatra moest


opgeven.
Nu zag hij uit naar

althans de Straat Malakka


middelen, om zijn landgenooten aan van

een overwegende positie te bezorgen. Op twee punten had hij daarbij

Riouw Zeil bezocht den sultan het


het
oog, namelijk en Atjeh. hij van

laatste die aantal zijner grooten


rijk, ernstige oneenigheden met een

had. Door hem steun toe te zeggen kreeg


Rallies voor de Engelschen,

alle anderen, het recht, resident kantoor


met uitsluiting van een en een

Intusschen had Riouw


op Atjeh te vestigen. een zijner hooldambtenaren
bestaande
bezocht. Wel bleek het dezen onmogelijk, dat, op grond van

a
) Zie hiervóór, blz. 224.
Singapore. 243

verdragen de Nederlanders, de zich dat eiland zouden


met
Engelschen op

vestigen, maar zijn aandacht werd er gevestigd op een anderen


weg,

die het door Raffles nagestreefde doel leiden,


naar zou
namelijk de be-
zetting Singapore. Dit zichzelf onbeteekenende
van
op eilandje, dat nog

geen 150 inwoners telde, lag nabij de uiterste punt van het schiereiland

Malakka, en had een zeer goede reede; het behoorde aan den sultan van

Djohor. Bij den dood van


den
regeerenden vorst in 1812 hadden de

Engelschen niet diens oudsten zoon als


opvolger erkend, maar den

jongeren broeder, als uit deze


een voornamer vrouw
geboren zijnde, en

was dan ook opgevolgd. Na het herstel had het Nederlandsche gezag

dezen sultan de oude


met
verdragen hernieuwd. Raffles' gevolmachtigde
trof Riouw den ouderen broeder
nu op gepasseerden aan, en met dezen

stelde Raffles zich in hem thans als


verbinding. Hij erkende wettig vorst,

wist hem doen huldigen, ruil daarvoor den afstand


te en verkreeg in van

Singapore, hij 26 Februari 1819 de liet


waar
Engelsche vlag hijschen.
Daar Djohor onder Nederlandsche opperhoogheid stond, was deze daad

doch ditmaal werd Calcutta aanvaard.


onrechtmatig, een protest te niet

De die
strijd hierover was een der redenen, tot het later te
bespreken
Tractaat Londen leidden. bleef daarbij
van
Singapore Engelsch, ontwik-
kelde zich
op fabelachtige wijze, en overvleugelde spoedig Batavia.

Naast de overname der koloniën was het de taak der C. C. G. G„

het bestuur Indië onderzoek


over te regelen, en zij begonnen met een

naar de wijze, waarop het Landrentestelsel op Java werkte. Dit stelsel

zelf bleek hun vele voordeelen bieden, oordeelden het niet wel
te en zij

mogelijk, het door een beter systeem te Doch de


vervangen. wijze,

het, door den


waarop persoonlijken aanslag, in
praktijk werd gebracht,

liet veel te wenschen leidde druk. Door


over, en tot een zeer ongelijken
de Landrente-ordonnantiën van 1818 1819 brachten hierin
en zij ver-

betering, Zoolang alle velden


op Java niet behoorlijk waren opgemeten

en gewaardeerd, zou de aanslag dessa’s-gewijze geschieden. Tevens

werden de aangeslagenen, om hen uit de handen van woekeraars te hou-

den, geheel vrijgelaten, den aanslag in geld of in producten te voldoen.

(Eerst 1889 werd deel den


in in een van Preanger een
proef genomen

den individueelen aanslag, die in 1907 Madoera


met voor geheel Java en

In den de koffie-
is ingevoerd). Preanger lieten de C. C. G. G, verplichte
het Bestuur de Administratie.
244 Regeling van en

evenals De die velden


cultuur bestaan, in Banjoewangi. Javanen, geen

bezaten, moesten, evenals de Chineezen, een huistaks betalen.

Als andere middelen van inkomsten handhaafden C.C.G.G. de invoer-

die
rechten op van buiten Indië aangevoerde goederen, met wijzigingen,

slechts 6 pro-
dat voor met Nederlandsche schepen aangebrachte waren

vreemde Nederland
cent zou
worden betaald, voor die met schepen uit

werden 9 die met vreemde schepen uit


aangebracht procent, en voor

12 Deze differentieele
vreemde havens werden aangevoerd procent.

de handel het
rechten hadden ten doel, kwijnende en scheepvaart van

onwel-
moederland tegemoet te komen, maar werden in Engeland als een

willende daad jegens dit land beschouwd.

De het Bankasche tin, de verpachting van den opium-


verkoop van

het houden Chineesche speelhuizen, en het verzamelen


verkoop, van van

mede de bronnen
van eetbare vogelnestjes, behooren tot belangrijkste

van inkomsten.

handel bedrijf
De bepalingen der C. C. G. G. ten opzichte van en ge-

De geheele Archipel werd opengesteld


tuigen van een vrijzinnigen geest.
alle natiën. Ook het zich vestigen in den Archipel en
voor schepen van

stond ieder be-


het uitoefenen van bedrijven aldaar, voortaan een vrij,

houdens toezicht door de politie.

keuze stelsel bestuur administratie wenschten


Bij de van een van en

evenmin terug keeren tot het systeem van de Compagnie:


C. C. G. G. te

handhaafden in hoofdzaak de inrichting, zooals die tijdens het Engel-


zij
Zoo de C. C. G. G. in Indië
sche tusschenbestuur was geregeld. lang

de hoogste macht bij hen; de Gouverneur-Generaal was


waren, berustte

aantal residentiën op Java werd


de uitvoerder hunner voorschriften. Het

de residenten werden assistent-residenten en


uitgebreid tot twintig; aan

macht statie door Raffles


controleurs De regenten, wier en
toegevoegd.
die zij onder
was besnoeid, kregen de meer invloedrijke positie terug,

de hen bijstaande patih


Zij werden, evenals
s
Daendels hadden bezeten.

met een vast salaris, en vorm-


en
wedono's, Gouvernements-ambtenaren,

bestuur de Inlandsche be-


den de schakel tusschen het Europeesche en

Inlandsche ambtenaren, dat tot veel


volking.
Het
ambtelijk landbezit dier

misbruiken aanleiding gaf, werd afgeschaft.


Madoera kwam in handen van gouverneurs
Het bestuur buiten Java en

geregelde
en
residenten, wier positie, door de op vele plaatsen maar vaag

bestuur de inheemsche vorsten, zeer


verhouding van het Europeesche tot
Godsdienst. 245
Rechtswezen, Onderwijs en

moeilijk was. Zij moesten, zooveel mogelijk met vermijding van con-

doen
flicten, het gezag van
het Nederlandsche Gouvernement krachtig

de Molukken bleven de der specerijen


eerbiedigen. In monopolies voor-

bestaan.
loopig

Het rechtswezen was op Java door Raffles op


uitnemende wijze gere-

C. zich dan ook het aanbrengen eenige


geld. C. G. G. bepaalden tot van

het afschaffen der Op de


aanvullingen en verbeteringen, en jury’s.

kwamen ook Raden van Justitie te Ambon,


Buitenbezittingen nu

werd Batavia
Malakka en
Makassar. Als
hoogste rechterlijk college te

het het leven geroepen.


Hoog Gerechtshof in

De Inlandsche rechtbanken kregen andere namen, maar hun inrichting

bleef in hoofdzaak dezelfde; voor crimineele zaken bleven de Recht-

banken van Ommegang in wezen.

Ook de slavernij betrokken de C. C. G. G. in hun bemoeienis. Zij ver-

boden den handel in slaven, en den invoer daarvan in Nederlandsch-

Indië, het slaven, betere


gelastten aanleggen van
registers van om een

controle hebben, maatregelen de behandeling


te en zegden toe omtrent

van slaven, en regeling van het lot hunner kinderen. De Java benevolent

institution bleef bestaan onder den menschlievend


naam van Javaansch
de Buiten-
genootschap. Op Java werd het pandelingschap afgeschaft; op

bezittingen hier in daar onder zeer beperkende bepalingen toegelaten.

Ten slotte dient nog te worden op de regeling van den ge-


gewezen

dienst, het onderwijs den Onder de advi-


neeskundigen en godsdienst.

seurs, die met de C. C. G. G. uit Nederland waren meegekomen, behoorde


ook de bekwame C. G. C. Duitscher geboorte, die
Reinwardt, een van

echter Nederland had daar hoogleeraar in de plant-


in gestudeerd en

kunde als Directeur de zaken den


was geweest. Hij trad op over van

Landbouw, Kunsten en Wetenschappen, en organiseerde op


uitstekende

het onderwijs en
den
geneeskundigen dienst. De lagere scholen,
wijze
als bestemd kinderen
van regeeringswege opgericht, waren regel voor

worden
van Europeanen, doch ook die van
Inlanders konden toegelaten.

Bizondere aandacht besteedde Reinwardt aan de inrichting van hospi-

talen de zich ook Inlanders begonnen


en aan koepokinenting, waaraan

ook de stichter den thans beroemden


te
onderwerpen. Hij is van zoo

Plantentuin te Buitenzorg.
246 Nieuw
Regeerings-Reglement.

Wat den
godsdienst aangaat, werd
bepaald, dat die door de regeering
zou worden beschermd, doch de rechtstreeksche bemoeienis van het

Gouvernement zou zich alleen uitstrekken de


tot
Christelijke gods-
diensten. Zendelingen konden in Indië worden
toegelaten, indien
zij
voorzien waren van het
een vergunning van Departement van Koloniën
in het moederland.

Tegen het einde van 1818 waren de werkzaamheden der C. C. G. G.

afgeloopen, als
en men
nagaat wat
zij in ongeveer 2]/ 2 jaar hebben tot

stand gebracht, hoe zij het de


en in
voorafgaande jaren geschokt prestige
van Nederland hebben hersteld, hun
mag men den hoogsten lof niet ont-

houden. Nadat alle hierboven


zij besproken besluiten en
regelingen
hadden vastgelegd in een Regeerings-Reglement, publiceerden dit den
zij
22sten December 1818 „uit krachte het
van gezag, door den Koning
„in hen gevestigd, en naar aanleiding van
den last, hun door Z. M.

16 d.a.v.
-.gegeven, Januari droeg Elout het bestuur over aan
den

Gouverneur-Generaal Van der


Capellen en een uit vier leden bestaanden

Raad Indië, waarin ook


van
Muntinghe zitting kreeg.

Literatuur: J. Mein
J. s m a, Geschiedenis van
de Nederlandsche
Oost-Indische Bezittingen, 11, blz. 129—174; P r o f. Dr. H. T. C 1
o e n-

brander. Koloniale Geschiedenis, 111, blz. 1—11; M. L. van

Deventer, Het Nederlandsch Gezag over Java sedert 1811; P. H.

der Kemp, De
van
Teruggave der Oost-Indische Koloniën. 1814 —

1816, de
en
vervolgdeelen daarop (z.g. Nijhoff-reeks); S. van

Deventer, J. S z„ Bijdragen tot de kennis van het Landelijk Stelsel

op Java, I, blz. 244—425.


VAN DER CAPELLEN’s
18. HET TRACTAAT VAN LONDEN.

BESTUURSPERIODE.

Conventie 1814 waren de


de der Londensche van
Bij uitvoering
beide betrokken landen herhaaldelijk
gemachtigden der regeeringen van

het niet eens


konden worden,
op moeilijkheden gestuit, waarover zij

de moederlandsche hadden
die beslissing naar regeeringen
en zij ter

verwezen. Daaronder was vooral van


beteekenis het vraagstuk van

niet hadden willen afstaan.


De bezetting van
Billiton, dat de Engelschen
door Raffles vormde een nieuw en zeer ernstig geschilpunt.
Singapore
1820 Londen de
Na enkele voorloopige besprekingen begonnen in te

alle kwesties
officieele onderhandelingen, met het doel achtereenvolgens
beide landen be-
te behandelen en, waar mogelijk door ruil, een voor

verklaarde zich al dadelijk


vredigende oplossing te vinden. Engeland

tegen erkenning zijn vestiging


mits van op
bereid, Billiton af te staan,
dat
de Nederlandsche vertegenwoordigers betoogden,
Singapore: toen

de bestaande verdragen, en dus onmogelijk


dit laatste in strijd was met

af. In de
kon worden ingewilligd, brak Engeland de onderhandeling

het malen in te op
de Neder-
volgende jaren weigerde eenige gaan

Dit werd niet


landsche voorstellen tot heropening der besprekingen.
zich
slechts verklaard door het feit, dat de publieke opinie in Engeland

waarin een kwestie


krachtig verzette tegen
afstand van Singapore, men

ook door de voortvarende wijze,


van
nationale eer zag,
maar weinig

bestrijding der slavernij


Willem I de aan Engeland toegezegde
waarop

Eerst intensief tegen


den slavenhandel
aanvatte. in 1823, toen meer

Nederland de overtuiging baan brak, dat een


werd in
opgetreden, en

afstand van Singapore, niet langei


definitieve regeling, desnoods met
248 Tractaat Londen.
van

mocht uitblijven, konden de


onderhandelingen worden hervat.
Zij leidden
tot het Tractaat van Londen, dat 17 Maart 1824 werd.
geteekend
Engeland stond
daarbij Billiton, Nias, Benkoelen alle andere bezit-
en

tingen op Sumatra, aan Nederland af, beloofde verder geen kantoren


en

te zullen vestigen of contracten sluiten


te
op
Sumatra of eiland
eenig
Zuiden Straat
ten van
Singapore. Daarentegen droeg Nederland al
zijn
factorijen in Voor-Indië en Malakka aan
Engeland over, en gaf zijn
aanspraken Singapore Deze
op op. regeling der territoriale kwesties
was

wel zeer gelukkig. De posten in Voor-Indië, die, evenals Malakka, voor

Nederland of
weinig geen waarde hadden,
meer waren Engeland zeer

welkom, omdat
zij verbindingsschakels vormden tusschen bezit-
zijn
tingen aldaar. In ruil daarvoor trok
Engeland zich geheel uit den

Archipel terug, en zou, met name Sumatra,


op geen hinderpaal meer

vormen voor uitbreiding en consolideering van


het Nederlandsch gezag.

Het tractaat verleende verder voor de wederzijdsche onderdanen

geheele vrijheid van handel en eikaars


vestiging in koloniën, op
den

voet van
meestbegunstigde natie, doch de Molukken zouden voor

Engeland gesloten blijven, Nederland


zoolang daar
zijn specerijen-
monopolies wenschte te handhaven.

Bij een
wisseling van nota denzelfden het
s op dag, waarop tractaat

werd geteekend, verklaarde Engeland dat het zijn kantoor


nog, op Atjeh,
daar
gevestigd ingevolge het verdrag, dat Raffles in 1819 met den sultan
had
gesloten, zou opbreken, doch sprak
daarbij de dat
verwachting uit,

Nederland geen vijandelijkheden tegen dat


rijk zou ondernemen. De

Nederlandsche
vertegenwoordiging antwoordde daarop, dat het Gouver-
nement er dat
zorg voor zou
dragen, Atjeh, zonder iets van zijn onafhan-
kelijkheid te verliezen, de
veiligheid van handel en zeevaart niet in

gevaar zou
brengen. Deze heeft Nederland later
toezegging in groote
moeilijkheden gebracht.

Intusschen had Van der


op Capellen de
moeilijke taak gerust, de door

het R. R. 1818
van voor geschreven maatregelen geleidelijk in te voeren.

Hij heeft zich veel moeite


gegeven, naar
zijn inzichten een goed opper-
bestuurder doch heeft de
te zijn, niet
voldoening mogen smaken, dat

die inzichten velen


bij waardeering vonden. Integendeel, zijn bewind

heeft niet alleen in Indië, ook


maar
bij de regeering in het moederland,
veel critiek
uitgelokt.
landbouwers 249
Optreden tegen Europeesche

106 107 het R. R. schreven dat de Indische


De artikelen en van voor,

alle bereikbare middelen naar moest streven, de


er met
regeering
landbouwers Indië doen toenemen, en
vestiging van Europeesche in te

of huur verkregen
datT deze vrij zouden zijn op
de door hen in
eigendom
verbouwen en daarover te
landerijen alle gewenschte producten te

Mr. G. A. G. P. Baron van der Capellen, Comm.-Gen. en

G. G van 1816-1826.

(Rijks Prentenkabinet.)

beschikken, „behoudens de door het Gouvernement geteelde of tot vaste

zonder de verplichte Gouvernements


„prijzen aangekochte”, m.a.w.

concurrentie aan te doen. Nu


koffiecultuur en
het specerijen-monopolie
Ommelanden Batavia den
vond men Java, vooral in de van en
op

veel koffie verbouwd


Preanger, tal van particuliere landerijen, waar
250 Landverhuring in de Vorstenlanden.

werd. Hoewel de landheeren als regel aan de in de koffietuinen

arbeidende Javanen beduidend


een
hoogere vergoeding betaalden dan

het Gouvernement, beschouwde Van der hen


Capellen niettemin als

ongewenschte concurrenten. Juist doordat betaalden dan


zij meer de

regeering, moesten
zij bij de bevolking, die gedwongen was aan het
Gouvernement te leveren, ontevreden
een
stemming wekken. die
Tegen
hoogere vergoeding kon Van der Capellen niets doen, daar de land-
heeren hun
in
gebied gelijke rechten hadden als de Staat in het
zijne,
maar
hij schreef nu dat hun koffie alleen het Gouvernement
voor, zij aan

mochten leveren, wel denzelfden prijs, als


en voor dit aan de Javanen
betaalde. De landheeren ontkenden daartoe
verplicht te
zijn, en achtten

zich, volgens het R. R. bevoegd, hun koffie te verkoopen waar en hoe

zij wilden. Er ontstond een zeer gespannen verhouding, waarbij Van der

Capellen zich niet door tal belemmerende


ontzag van
bepalingen en

administratieve plagerijen den planters het leven zuur te maken. De

eigenaar het bekende land Soekaboemi werd daardoor


van zelfs tot terug-

verkoop den Staat Als rechtsgrond


aan
genoodzaakt. voor zijn maat-

regelen voerde Van der dat het R. R.


Capellen aan, hem voorschreef,

den Inlander
tegen afpersingen te beschermen, en
dat
op
de
particuliere
landerijen de bevolking werd
uitgezogen, wat inderdaad hier en daar

het geval was. Doch behalve door humanitaire overwegingen werd


hij
stellig ook
gedreven door afgunst op
den bloei der particuliere onder-

nemingen. Ten slotte ordonnantie uit,


vaardigde hij een
waarbij aan

Europeanen en Chineezen alle handel in den


Preanger werd verboden,

en een verblijf aldaar hun slechts was


toegestaan op een schriftelijke
vergunning den resident. Die resident R. L.
van was J. van der Capellen,
een broeder van den G. G.

Op gevaarlijker terrein
begaf Van der Capellen zich, toen hij zijn strijd
den landbouw ook
tegen particulieren Europeeschen overbracht naar

de
Javaansche Vorstenlanden. Daar bestond
nog steeds het in de Gouver-

nementslanden landbezit:
afgeschafte ambtelijk ambtenaren en hof-

grooten ontvingen er, in plaats van salaris, z.g. apanages. Met het

vruchtgebruik van den


grond kregen zij daarbij dezelfde rechten op
de

opgezeten bevolking, als de had


souverein
op zijn onderdanen, dus ook

het recht op heerendiensten. Na het herstel van het Nederlandsch gezag

hadden zich ook in de Vorstenlanden landbouwers


Europeesche ge-

vestigd; zij huurden de voor hun bedrijf benoodigde gronden óf van


de
Ontevredenheid aldaar. 251

de traden daardoor ook in


vorsten zelf, öf van apanage-houders, en

de rechten van dezen op de bevolking. Europeesch kapitaal en energie

arbeidskrachten.
vonden hier goede gronden en ervaren, goedkoope

Daar de huurders veel ten koste legden aan bemesting en verbetering

het al
der gronden, huurden zij deze op langen termijn, terwijl spoedig

dat zij den verhuurders, die als leden van den Javaan-
gewoonte werd,

meenden te moeten vaak met


schen adel een grooten staat voeren, en

voorschotten verleenden.
geldgebrek te kampen hadden, belangrijke
thans in de inheemsche maat-
Door dit voorschotten-stelsel, dat ook

versterkten hun daar opzegging van


schappij nog welig tiert, zij positie,

de huurovereenkomsten er vrijwel door werd uitgesloten.

Op een tweetal reizen, die Van der Capellen in 1820 en 1822 over Java

welvarende land-
ondernam, werd hij getroffen door de Europeesche

Vorstenlanden, hij onderzoek


bouwondernemingen in de en gelastte een

dat
naar het stelsel en
de
praktijken der landverhuringen. Op grond van

onderzoek verklaarde hij de contracten van landverhuring onwettig, om-

overdracht souvereiniteitsrechten bizondere


dat daarbij feitelijke van op

arbeider daarvan de dupe was.


personen plaats had, en de Javaansche
ontkend, be-
Dit laatste is herhaaldelijk en met kracht ja, ingewijden
onder de land-
weerden zelfs, dat de tani (landman) het Europeesche

huurders veel beter had, dan onder de apanagehouders. Hoe dit zij, Van

der Capellen wenschte een


eind aan het stelsel te maken, en ongetwijfeld

zal de concurrentie, die de landhuurders het Gouvernement aandeden,

de schaal hebben Den zesden Mei_lB23


daarbij veel gewicht in gelegd.

teekende hij een besluit, waarbij alle landverhuringen, gesloten voor een

dan drie jaar, met meer dan zes maanden voorschot,


langer termijn en

d.a.v. werden.
verboden, en met ingang van 1 Januari nietig verklaard

Ook die de bezwaren tegen het Vorstenlandsche stelsel deelden,


zij,
keurden de wijze af, waarop
Van der Capellen daaraan plotseling een

zonder ruimen overgangstermijn. Want nu waren


einde maakte, een zeer

ontevredenheid het
een groote verwarring en een algemeene ernstige er

die flinke voorschotten veelal


gevolg van.
De verhuurders, genoten en

reeds verteerd hadden, moesten deze nu terugbetalen, terwijl de huurders

eischten het in den grond, aanplantingen en


bovendien vergoeding voor

dat zij op hun beurt vaak weer van anderen


huizen gestoken kapitaal,
hadden opgenomen. Beiden, huurders en verhuurders, hadden in het feit,

zelfs
dat de Nederlandsche residenten nooit bezwaar hadden gemaakt, en
252 Nieuwe
verwikkelingen in Palembang.

hun bemiddeling de
bij landverhuringen verleenden, een bewijs meenen

te zien, dat de het stelsel


regeering met accoord
ging. Het
eenige, wat

deze als antwoord de vele protesten deed, de


op was instelling eener

commissie, die het der


bedrag schadevergoedingen, en de
wijze, waarop
deze worden
moesten betaald, zou
regelen. Het resultaat dat de
was,

huurders
gedeeltelijk in
geld, gedeeltelijk uit de
eerstvolgende koffie-

oogsten werden schadeloosgesteld. De de


verbittering, bij vorsten en

grooten gewekt door de


maatregelen van 1823 en 1824, moet worden be-
schouwd als een der oorzaken van den in 1825
uitgebroken Java-oorlog.

Behoudens enkele beteekenende


weinig opstandjes in de Kedoe en in

Bantam beide in 1822 bleef de


politieke rust
op Java tot in 1825

bewaard. Niet alzoo de


op Buitenbezittingen, waar
gedurende het
ge-
heele bewind Van der
van Capellen op meer dan een
plaats hevig werd

gestreden.

Zooals wij zagen, had Raffles in 1812 sultan Mohamed Badar van

Palembang afgezet, „als voldoening voor den moord van 1811” i) en

vervangen door zijn broeder Ahmed


Nadjam. Deze laatste was, tijdens
de
zending van Muntinghe in 1818, naar Java verbannen, wegens zijn
heulen de
met
Engelschen; het Gouvernement had toen Badar weer op
den weldra
troon
geplaatst, wat een zeer
onverstandige daad bleek.

Want terwijl het binnenland vertoefde,


Muntinghe in
wist Badar zich

van een groep aanhangers te verzekeren, waarmede hij in het midden


1819 onverwacht aanval deed de
van een
op
Nederlandsche bezetting
ter
hoofdplaats. Deze wel dien aanval
slaagde er in, af te slaan, maar

bleek niet bij machte, den versterkten kraton van den sultan te nemen.

Muntinghe bracht toen tijdelijk de


bezetting naar Banka over, en trok zelf

naar Batavia, om te beraadslagen met de


regeering. Onmiddellijk zond

deze een eskader af, dat eerst een eind maakte ook reeds op Banka
aan

uitgebroken onlusten, en toen de Moesi opvoer, de vele ver-

sterkingen op en langs de rivier, de


hevige regens en
de
talrijke zieken,

slaagde men er niet in de stad te bereiken; een deel der schepen bleef de

rivier blokkeeren, de rest keerde naar Batavia terug. Pogingen, in 1820

ondernomen, om door onderhandelingen tot een overeenkomst te


ge-

raken, hadden geen breidde zich het


succes; integendeel verzet uit tot

een groot deel van Banka, waar o.a, de Nederlandsche inspecteur-

x
) Zie hiervóór, blz. 227.
Palembang onder Nederlandsch Bestuur. 253

der werd vermoord. Toen de 1821


generaal tinmijnen rustte
regeering in

een krachtige expeditie uit, nadat zij eerst een overeenkomst had gesloten

met den verbannen Nadjam, volgens welke deze, met den titel van

Soesoehoenan, terugkeeren, doch zich


naar Palembang zou mogen niet

bemoeien het bestuur, dat worden


meer met zou opgedragen aan zijn

Leider der de Merkus de Kok,


zoon. expeditie was legercommandant,

officier, die reeds bij de militaire Daendels


een ervaren
maatregelen van

diens rechterhand Na de stad


was geweest. hevige gevechten nam
hij
in, bezette den kraton, liet Badar Batavia de
en naar voeren; regeering

verbande hem naar Ternate. Nadjam’s zoon, eveneens Nadjam geheeten,

aanvaardde het bestuur. Reeds het dat de vader,


nu volgend jaar bleek,
de toch het bestuur
tegen gesloten overeenkomst, zich weer met bemoeide,

waarop de regeering en er een commissaris heenzond.


opnieuw ingreep,
Deze bewerkte overeenkomst, waarbij de sultan tegen een
een jonge
het bestuur de Bovenlanden deze
ruim jaargeld van over afzag, en

rechtstreeks onder het Gouvernement kwamen. Doch ook nu


bleek men

zich de overeenkomst willen houden. In 1824


te Palembang niet aan te

braken de Bovenlanden door de den


in
opstanden uit, aanhangers van

sultan hetzelfde werd ontdekt,


aangestookt, terwijl in jaar een poging

om het geheele Nederlandsche garnizoen van de hoofdstad te vergiftigen


Nu liet den ouden
was het met het geduld der regeering uit; zij Nadjam
andermaal Batavia daarna overleed.
naar voeren, waar hij niet lang
zich het binnenland schuil houden,
Zijn zoon wist een tijd lang in te

doch viel in 1825 in handen van eenige met het Gouvernement bevriende

hoofden, en werd als balling naar Banda gevoerd. De regeering schafte

af, benoemde inheemschen


het sultansbestuur in
Palembang en een rijks-

bestuurder, die in haar en onder toezicht van een resident, hei


naam,

Bewind voerde.

Inmiddels ook de Westkust Sumatra


was aan van een strijd ontbrand,

die, duur betreft, het


wat ernst, omvang en gebeurde in Palembang verre

heeft overtroffen, en
bekend is als de Padri-oorlog. De Menang-

kabausche Maleiers, die de Padangsche Boven- en Benedenlanden

bewonen, hadden al in de 17de eeuw den Islam aangenomen, maar deze

godsdienst was daar steeds sterk vermengd gebleven met oude

inheemsche gebruiken en instellingen, waarvan sommige, en met name

het matriarchaat, in lijnrechten strijd waren met het Mohamedaansch


254 De Padri’s.

verschillende, Islamieten
recht. Bovendien waren voor geloovige erger-

lijke ondeugden, als opiumschuiven, palmwijndrinken en dobbelen, er

zeer verbreid.

In het begin de 19de hadden drietal


van eeuw een Menangkabauers
of bedevaart Mekka ondernomen, daar getuige
den hadsj naar en waren

de der orthodoxe Wahabieten-secte. Na


geweest van hervormingen

Bombardement in 1821
van Palembang

(Rijks Prentenkabinet.)

hun sterk een strenger nakoming van de


terugkeer drongen zij aan op

Islam
godsdienstplichten, en afschaffing van de met den strijdige ge-

aantal onder welke


bruiken. Weldra kregen zij een groot volgelingen,

vele fanatici verder wenschten te


gaan
dan de leiders, en een gansche
noemde hen
ommekeer in zeden en gewoonten wilden bewerken; men

werd de alge-
padri’s of orang-poetih *). Hun centrum Bondjol, waar

meene leider, Toewankoe Imam, zijn zetel had.

het ook
heeft dat padri identiek was met padre,
i) Langen tijd men aangenomen,

daar in Indië de Portugeezen


woord voor geestelijke (vader).
hier en van overgenomen

zuiver inheemsche woord heeft de beteekenis: „man


het
Dit is echter onjuist gebleken;
De Padri’s. 255

In hun
dweepzucht verklaarden de Padri's allen, die de oude gebruiken

en adat bleven aanhangen, traden


tot
ongeloovigen, en met de
grootste
wreedheid dezen op. Dit bracht hen in
tegen botsing met de Menang-
kabausche hoofden, wier Die hoofden wendden
gezag zij bedreigden.
zich in 1818 tot Raffles, die zich doch zich
toen te
Padang bevond, niet

in de inheemsche geloofs- adatkwesties


gaarne en
mengde, en er zich
toe bepaalde, een kleine versterkte het
post aan meer van Singkara te

vestigen, en
zijn bemiddeling aan te bieden. Na de teruggave van de

Westkust Nederland in 1819 traden de onder-


aan
genoemde hoofden in

handeling met het nieuwe opperbestuur, dat zich eveneens liever

afzijdig had doch,


gehouden, voor een
gedeelte uit vrees voor Raffles,
die toen
nog te Benkoelen zetelde en druk het Nederlandsche
tegen
Gouvernement
intrigeerde, in 1821 een overeenkomst met hen sloot.

Daarbij boden de hoofden de souvereiniteit over hun land aan de

Nederlandsche indien deze hen


regeering aan, zou helpen de Padri’s

te
verdrijven. Recht tot dit aanbod hadden de betrokken hoofden niet,
daar de adat dat
voorschreef, belangrijke besluiten door de bevolking
moesten worden goedgekeurd.

De regeering zond
nu,een troepenafdeeling van 400 man onder den

luitenant-kolonel Raaff naar de Bovenlanden, waar zich aantal


een

Maleische hulptroepen hem aansloten. Raaff


bij verdreef de Padri’s, die

inm iddels de
vrijwel geheele Boven- Benedenlanden in hun macht
fj
en

gekregen hadden, uit het


landschap Tanah Datar, het Fort
en legde er

van der Cappelen In de


aan.
volgende jaren bezette hij, niet dan na

heftigen strijd, nog een aantal omliggende landschappen, doch het

ontbreken van
eenigszins behoorlijke wegen, en
de
tegenwerking van

een groot deel der bevolking, maakten het uiterst


moeilijk, om het bezette

gebied in rust te houden. Een


poging, om in 1823 het sterke Lintau te

nemen, mislukte, en leidde tot ernstige verliezen. Toen Raaff het volgend

jaar overleed, had hij de Benedenlanden voor het Gouvernement ver-

overd, maar in de Bovenlanden waren de Padri s heer en meester.


nog
Raaff De
s
opvolger, Stuers, wist, dank
zij onderlinge oneenigheden
onder de de
Padri’s, in eerstvolgende jaren zonder veel strijd de rust

uit Pedir wordt doordat


en
verklaard, de gebruikelijke voor de Sumatraansche
weg

bedevaartgangers over de Oostkusthaven Pedir liep. De


nog steeds aan strijders voor

den Islam
gegeven naam
orang-poetih of witte menschen, vindt het
zijn Verklaring in
feit, dat zoodanige strijders zich geheel in het wit kleeden.
256 Onlusten der Chineezen in West-Borneo.

handhaven. Een verdere actie werd


in het bezette gebied te voorloopig

belet door den inmiddels uitgebroken Java-oorlog.

het bestuur
Op de Westkust van Borneo hebben gedurende geheele
veroorzaakt door de
van Van der Capellen onlusten geheerscht, talrijke
hielden.
Chineezen, die zich daar met goudontginningen bezig Zij waren,

die Nederlandsch-Indische regeering het


door de contracten, de er na

had, onder Nederlandsch


herstel met de Inlandsche vorsten gesloten

betalen, hun
gezag gekomen, doch weigerden hoofdgeld te en zout en

de betrekken. Tusschen de jaren


opium van Gouvernements-regie te

1819 en 1824 zond de regeering er eenige malen expedities heen, bij wier

onder-
krachtdadig optreden de Chineezen zich gewoonlijk spoedig
Doch nauwelijks waren
wierpen en de regeeringseischen inwilligden.

de of kwamen de gestelde voorwaarden weer


troepen vertrokken, zij
Een afdoende
niet na, en men
kon opnieuw beginnen. blijvende en

de Sambas
bezetting van
het geheele gebied tusschen de Kapoeas en

verschillende deelen
was in die jaren niet mogelijk, daar het leger in

Eerst 1825 kwam


van
den Archipel strijd te voeren
had. in
Juli een

600 Pontianak kon men een


sterke afdeeling van man te aan, en

doch vóórdat daartoe kon worden over-


krachtiger actie verwachten,
Nu de
gegaan, moesten ook deze troepen ijlings naar Java terugkeeren.
konden smokkelen, hielden zich
Chineezen rustig hun zout en
opium zij

verder rustig.

Zuid-Celebes het punt in den Archipel geweest, waar


was eenige
1
definitief hadden kunnen vestigen
de Engelschen hun gezag niet ),
1816 Nederland werd overgedragen,
Toen dit eiland in weer aan

toonden de inheemsche vorsten zich daar zeer mee ingenomen. Weinig

onlusten zouden uitbreken.


verwachtte men
dan ook, dat hier eveneens

tot de vorsten Zuid-Celebes


De verhouding van het Gouvernement van

1667 -), maar


Boni
berustte nog steeds op het Bongaaisch Verdrag van

Tanette weldra als hun


meening te kennen, dat genoemd
en gaven
en
enkel handelstractaat van de Compagnie was geweest,
verdrag een

invloed kon Eerst-


toestand niet van zijn.
thans op
hun politieken meer

hiervóór, blz. 227 —228.


*) Zie
2
Zie hiervóór, blz. 112.
)
Boni. 257
Expeditie tegen

maakte bovendien de opperheerschappij


genoemd staatje aanspraak op

andere Zuid-Celebes, beschouwde zich als hun


over
de rijkjes van en

woordvoerder en beschermer. De weinige Nederlandsche ambtenaren,

onvoldoende van
machtsmiddelen voorzien, konden niet veel tegen deze

de verschillende plaatsen in
aanmatiging inbrengen, en regeering, op

de
den Archipel beziggehouden, moest zich voorloopig bepalen tot

bestrijding van zeeroof en


afweer van enkele aanvallen in het eigenlijke

Gouvernementsgebied om Makassar.

In 1823 overleed Aroe Palakka, de vorst van Boni, en werd opgevolgd


die welwillende
door zijn zuster, Aroe Datoe, aanvankelijk een meer

De meende de moeilijkheden te kunnen


gezindheid toonde. regeering nu

oplossen door een wijziging in het Bongaaisch Verdrag, waarbij eenigs-


Boni eisch inter
zins rekening werd gehouden met s van
primus pares

de nieuwe redactie vormden de staatjes van Zuid-Celebes


te zijn. Volgens
het Gouvernement het hoofd, Boni en
een bondgenootschap, waarvan

Makassar de oudste leden zouden zijn. De meeste staatjes gingen met

het
het gewijzigde verdrag accoord, doch Boni en Soepa weigerden te

Van der de terugreis de


teekenen. Medio 1824 kwam Capellen, op van

Molukken naar
Java, persoonlijk op
Zuid-Celebes aan. Soepa en

komen Boni deed dit wel,


Tanette
weigerden, hem te begroeten; maar

het nieuwe tractaat te teekenen. Bij


volhardde in
zijn weigering om

17 verklaarde Van der Capellen niettemin het


proclamatie van Juli
1
traktaat, vernieuwd Oedjong Pandang ), van
nieuwe „Bongaaisch te

besloot de weerspannige doen tuchtigen. De eerste


kracht, en staatjes te

daar de dan
pogingen hadden weinig succes, tegenstand grooter was,

men verwacht had. Toen zond de regeering een krachtige expeditie uit

Van die in den 1825 de Bonische


onder generaal Geen, aanvang van

de het
grensvestingen innam, en
zich
vervolgens op weg begaf naar in

hoofdstad. Nadat veel moeite in dit door


binnenland gelegen hij met

vond hij
Europeanen nog niet betreden gebied was doorgedrongen,
Nu
de hoofdplaats verlaten, en de vorstin met haar rijksgrooten gevlucht.
het
bleef hem niets
over,
dan terug te keeren, waardoor dus eigenlijke

doel der de Bonische niet bereikt


expeditie, onderwerping van regeering,
welks vorst zich
was. Wel geschiedde dit ten opzichte van Soepa,
de overeenkomst teekende. Toen daarna Van Geen met
onderwierp en

1
) Oude inheemsche naam voor Makassar.

17
258 Onderzoek het
naar
monopoliestelsel.

ook al werd
zijn troepen naar
Java teruggeroepen, bleef Boni zich afzijdig
houden, doch ging, tegen veler niet
verwachting, tot nieuwe vijandelijk-
heden de der Nederlanders op
over, waartoe zware strijd Java het zoo’n

gunstige gelegenheid bood.

Van der Zuid-Celebes het


Capellen’s aanwezigheid op was gevolg

zijn bezoek de Molukken, had uitge-


van aan waar hij een proclamatie

vaardigd, die, niet de belangrijkste, dan toch de


zoo
stellig meest ver-

lichte daad dezen Gouverneur-Generaal is


van geweest.

Artikel de Instructie Commissarissen-Generaal


19 van voor bepaalde:

„Ten aanzien der nagelen, Ambon en daar omstreeks


op inge-
„zameld wordende, zullen zij speciaal moeten onderzoeken, of en

„waarom derzelver monopolie voor den Staat voordeeliger moet

„geacht worden dan het aanmoedigen van den landbouw door

het
„eene vrije vaart en percipiëren van grondlasten en in- en uit-

gaande rechten”.
Commissarissen-Generaal hadden echter taak
een zóó omvangrijke

te vervullen gehad, en waren op


zóóveel onverwachte moeilijkheden

gestuit, dat voor dit onderzoek niet voldoende tijd beschikbaar was

Gedurende het Engelsche bewind het monopoliestelsel


gebleven. was

de
blijven bestaan, doch met groote soepelheid toegepast, en na teruggave

Nederland vreesde de die


aan
de bevolking weer starre doorvoering,
herinnerde. Die versterkt door
zij zich uit de Compagniesdagen vrees,

ambtenaren, leidde 1817


het ontactisch optreden van eenige in tot een

het eiland de Nederlandsche resident


opstand óp Saparoea, waarbij en

de zwakke het fort Duurstede den dood vonden.


bezetting van Wijk bij
Een Ambon derwaarts werd
troepenafdeeling, in allerijl van gezonden,
de breidde de zich
vrijwel geheel in
pan gehakt, en nu opstand over

de residentie uit. Eerst flinke macht


gansche toen Buyskes er met een

kon de worden hersteld.


was heengezonden, rust

Dit alles de om de Molukken-


was voor regeering een aansporing,

kwestie Van der Capellen benoemde


ernstig onder de oogen te zien, en

in 1820 daartoe een commissie. Deze kwam in haar rapport tot de

slotsom, dat de toestand der het algemeen ongunstig was,


bevolking over

behoorde worden de vestiging


dat het monopoliestelsel te afgeschaft, en

landbouwers Hoewel deze conclusie


van Europeesche aangemoedigd.
Molukken, Mr. P.
geheel onderschreven werd door den gouverneur der
De Molukken-publicatie. 259

Merkus, achtte Van der zich voldoende ingelicht,


Capellen nog niet

om in een zoo belangrijke beginselkwestie een beslissing te nemen, en

hij trok in 1824 voor een nader onderzoek zelf naar de Molukken. Op
het lid den Raad Indië
deze reis was hij vergezeld van van van

de Graaff, die ook deel had der commissie


Mr. H.
J. van uitgemaakt van

evenals Merkus, invloed heeft de genomen


1820, en, grooten gehad op

besluiten.

In den
een aan koning gericht rapport verklaart Van der Capellen
zich dat persoonlijk onderzoek het
na vóór algeheele afschaffing van

zoowel het belang der bevolking, als dat den


monopoliestelsel, in in van

Lande. acht den duur handhaving praktisch onmogelijk,


Hij trouwens
op

de zeeën den ieder vrij is, daarmee


nu de vaart in van Archipel voor en

een absolute controle uitgesloten. Bovendien meent hij: „dat dit stelsel

„van onderdrukking onbestaanbaar is met de persoonlijke denkwijze

„des Konings ’.

Ondanks dit oordeel het vigeerende stelsel vond


vernietigend over

Van der zich besluit, als de


Capellen niet bevoegd, een zoo belangrijk

opheffing daarvan, autoriteit te zonder nader overleg


eigener nemen,

met de hooge regeering; anderzijds meende hij:


„dat evenwel de drukkendste
eene onverwijlde voorziening in

„bezwaren, aan welke de bevolking onder de bestaande inrigting

ook zonder het


„onderhevig is, eene onmiddelijke opheffing van

„monopoliestelsel onvermijdelijk noodzakelijk is geworden.”


Deze hij bekende publicatie
onverwijlde voorziening gaf in
zijn van

het de
15
April 1824, waarbij het uitroeien van overtollige gewas, en

zonder of werden
verplichte leveringen tegen uiterst lage betaling, afge-
schaft, voorts vermindering van heerendiensten en verhooging van den

prijs der nagelen toegezegd werd. Voortaan was dus de aanplant niet

behoorden de de 1
) het
meer beperkt, hongitochten en extirpatiën tot

kon die verbouwen. Doch het


verleden, en ieder, wilde, kruidnagelen

monopolie bleef bestaan, en de verbouwer mocht zijn product slechts

aan het Gouvernement verkoopen, dat evenwel meer redelijke prijzen

zou betalen. De eerste, belangrijke stap op den weg naar algeheele af-

schaffing van het monopoliestelsel was gedaan.


Ook met deze, toch overhaast heeft Van
waarlijk niet
genomen beslissing,

1
) Zie hiervóór, blz. 110 en
143.
Slechte staat der Financiën.
260

den geest de moederlandsche regeering.


der Capellen niet gehandeld in van

Kenmerkend daarvoor is, dat nog geen


volle maand, vóór de publicatie

Londen het hadden


te Ambon
geschiedde, haar gemachtigden te tractaat

de Molukken de werden
geteekend, waarin speciaal van vrije vaart

het
uitgesloten, juist met het
oog op
de handhaving van monopolie.

Van der bezoek Banda,


Na Ambon bracht Capellen eerst een aan

het uitroeien nootmuskaatboomen


waar hij in een nieuwe publicatie van

Doch ook
verbood, en den perkeniers hun
perken in eigendom toewees.

slechts het Gouvernement leveren. Bij


zij mochten hun product nog
aan

bezoek Ternate Tidore werden de contracten met


het nu volgend aan en

Van der Capellen naar


de vorsten dier eilanden bevestigd, waarna

residentie maakte.
Menado overstak, dat hij tot een afzonderlijke

de
De op de Molukken-reis. genomen besluiten vormen
buiten twijfel

Van der bewind:


belangrijkste post op
de credit-zijde van Capellen s

der finan-
daartegenover staat als groote debet-post zijn slecht beheer

Gouverneur-Generaal elk inzicht miste,


ciën, waarin deze klaarblijkelijk
achteren, de werkte
De staatsboekhouding was vele jaren ten en regeering

tekorten, voor
zij
dit merkte. Gewoonlijk
al
geruimen tijd met groote
de dat jaar
werd eerst in den loop van een dienstjaar begroeting voor

de raming
vastgesteld, en de meerderheid der posten week ten slotte van

af. Van de Nederlandsche Handelmaatschappij i) leende men een som

den der eerstvol-


van 8 millioen
gulden, tegen afstand van koffieoogst
bankiershuis te Calcutta 60 000 pond
gende 12 jaren; van een Engelsch
Nadat deze laatste transactie geheel
Sterling, te voldoen in producten.
bleek daarop bijna vier ton te zijn verloren. Daarbij gaf
was afgewikkeld,
in papier uit, meest in den vorm van
de regeering belangrijke bedragen
het moederland, dat economisch een zeer
schatkistpromessen. Terwijl
Indië bleek
doormaakte, verlangend naar baten uit uitzag,
zwaren tijd
bewind
dat Van der Capellen s
aan een ingestelde bezuinigingscommissie,
1825 schuld van
16 millioen zou hebben opge-
op
ultimo Augustus een

8 millioen. Deze resul-


leverd, behalve een ongedekte papieruitgave van

die in vele kringen tegen den


taten vermeerderden de ontstemming,

bestond. van den koning „verlof om


Gouverneur-Generaal Hij kreeg ,

den in 1822
vóór het einde van 1824
zijn
ambt over te dragen aan

nog

r) Zie beneden.
De Kok wordt Luitenant-Gouverneur-Generaal. 261

Luitenant-Gouverneur-Generaal benoemden De
tot legercommandant

Kok, die het dan zou waarnemen tot de komst van een nieuwen functi-

onaris. Na afloop der Molukkenreis zou


die overdracht geschieden,

doch de der Capellen,


dreigende toestand in Midden-Java noopte Van

nog een jaar langer in Indië te blijven.

Literatuur: Prof. Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschie-

blz. P. H. der De
denis, 111, 24—30; van Kemp, stichting van

Bijdragen de Taal- Land- Volkenkunde Nederl.


Singapore, in tot en van

1902; dezelfde, Geschiedenis het Londensch tractaat van


Indië, van

Maart 1904, Het herstel het


17 1824 in genoemde Bijdragen, en van

Nederlandsch gezag in de Molukken in 1817, in Bijdragen 1911 en 1912;

J. }. M eins m a. Geschiedenis van


de Nederlandsche Oost-Indische

11, blz. 175—218; Prof. Dr. P. }. Blok, Geschiedenis


Bezittingen,
van het Nederlandsche Volk, 2de druk, IV, blz. 259—260; Dr. F. de

Haan, I, blz. M. A. Rhede der


Priangan 301—307; van van

Kloot, De Gouverneurs-Generaal van Nederlandsch-lndië. blz. 145

150; Dr. E. B. Kiels Indisch Nederland, blz. 196—241; V. I.


t ra,

van de W a 11, De Nederlandsche Oudheden in de Molukken,

blz. 196 e.v.


19. DE DE
JAVA-OORLOG. DU BUS GISIGNIES.

Al heerschte in de Vorstenlanden ontevreden, zelfs


jaren een
vijandige
het bestuur. In de
stemming jegens Europeesche vorige eeuw had de

Compagnie getracht, de vorsten en invloedrijke hoofden door


geschenken
en eerbewijzen te vriend te houden, om
door hun tusschenkomst de be-

schikking te
krijgen over het grootste deel van de rijst en andere pro-

ducten. Van dit stelsel de het slachtoffer


was
bevolking geworden; zij
werd door haar hoofden den oogst be-
gedwongen, voor zeer geringe

taling aan ’s Compagnies vertegenwoordigers af te leveren. Daendels

had zich de verbitterde door


vorsten tot vijanden gemaakt zijn ruw in-

het dat de komst


grijpen, en gevolg was geweest, zij bij der Engelschen
dezen hadden gesteund hun Maar weldra
strijd tegen de Hollanders.
in

was hun gebleken, dat er met den overgang van het opperbewind aan

de Engelschen wel andere, volstrekt heer-


een maar geen meegaander
scher dat deze zich de
op Java was gekomen, en evenmin ontzag, in

Vorstenlandsche zaken Nadat 1816 het


in te
grijpen. vervolgens in

Nederlandsch gezag weer was hersteld, had zich geleidelijk een toe-

nemend aantal Europeesche landbouwers in


Midden-Java gevestigd, en

de hoofden 't
hun verhouding tot vorsten en was over geheel zeer goed,
beide had die vestiging haar
Voor partijen aangename zijden, en men

dat ook de het minder door


mag aannemen, bevolking er niet kreeg.
Van der bron ontevredenheid,
Capellen schiep een nieuwe en rijke van

door de verbieden, waardoor


in 1823 contracten van landverhuring te

het element de Vorstenlanden verdween. De


tevens Europeesche uit

wijze, waarop
de regeering daarna de vorsten, welke tot schadevergoe-
de huurders verplicht werden, wilde tegemoet komen, wekte
ding aan
Toestanden in de Vorstenlanden. 263

nieuwen argwaan.
Toen zij namelijk verklaarde, enkele districten te

willen de de daardoor financieel


pachten met bedoeling vorsten te

steunen dezen daarin eerste tot annexatie dier


zagen een poging
districten.

De bevolking der Vorstenlanden was arm, nog armer dan die in

de Gouvernementslanden, daar zij het inkomen voor de vele ambtenaren

en hofgrooten moest opbrengen, en door dezen onmeedoogend werd

uitgebuit. Van de Nederlandsche regeering verwachtte die bevolking


de het bestuur de
geen steun; eenige uitingen van Europeesche in

Vorstenlanden de de sedert de
waren opiumkitten en tolpoorten, dagen
Raffles door de het Gouvernement, dat
van vorsten
overgedragen aan

ze weer aan Chineezen had verpacht. Die pachters maakten zich door

hun optreden zeer gehaat; men vertelt, dat er onder hen waren, die de

Inlandsche kinderen, door hun moeders inheemsch de


naar gebruik in

slendang gedragen, als „goederen” beschouwden, en er bij doorvoer tol


voor lieten betalen.

Bij dit alles kwamen de moeilijkheden over de opvolging in


Djokja-
karta. Men zal zich dat Daendels in 1810 sultan
herinneren, Sepoeh had
door zijn dat de oude
afgezet en zoon vervangen, maar vorst na

del’s vertrek zichzelf had hersteld. Ook met Raffles in conflict gekomen,
was
Sepoeh door dezen naar Poeloe Pinang verbannen, en nu definitief

opgevolgd door Amangkoe Boewono 111. De nieuwe vorst had


zijn zoon,

de de
zich, in den
strijd van zijn vader met de Engelschen, aan
zijde van

laatsten daarin door zijn oudsten


gesteld, en was gesteund zoon, Pangé-
Anta Wiria, bekend als Toen reeds 1814
ran meer Dipo Negoro. nu in

Amangkoe Boewono 111 overleed, kwam niet


Dipo Negoro, maar een

broeder, den adat de


jongere Djarot, volgens voor opvolging in aan-

merking, als uit een vrouw van hoogeren rang geboren. Hij aanvaardde
dan ook de als Boewono IV, doch het schijnt
heerschappij Amangkoe
dat Raffles, om
den invloedrijken Dipo Negoro niet tegen zich in te

dezen heeft dat eventueel vooroverlijden


nemen, toegezegd, hij, bij van

Djarot, dien zou opvolgen. Inderdaad overleed Djarot vóór zijn ouderen

door het
halfbroeder, in 1822, een tweejarig zoontje nalatend, dat Neder-

landsche Gouvernement als A. Boewono V tot


toekomstig opvolger werd

aangewezen.
Dat de regeering van een toezegging van Raffles niets

de als vanzelf be-


wist, en opvolging van Djarot’s zoontje sprekend
schouwde, kan wel daaruit blijken, dat zij Dipo Negoro tot een der
264
Dipo Negoro.

benoemde. Met het landsbestuur hadden die


voogden voogden intusschen
daar dit
niets uit te staan, werd opgedragen aan een
rijksbestuurder,
onder toezicht van
den resident.

Dipo Negoro, een fanatiek en eerzuchtig voelde zich door het


man,

gebeurde diep gegriefd, en dit werd er niet beter toen de regeering


op,

rijksbestuurder iemand
tot
aanwees, met wien hij persoonlijk oneenigheid
had. hield
Voorloopig hij zijn gevoelens verborgen, doch het zeer

ontactische optreden van

eenige verantwoordelijke
Nederlandsche ambte-

naren bracht hem tot een

meer openlijke vijand-

schap. De vorige resident

van Djokjakarta, Nahuys,


die vaak als bemiddelaar

was opgetreden bij het

afsluiten van contracten

van landverhuring, had

zich
voor persoonlijk van

A. Boewono IV het land-

goed Bedojo gehuurd,

welke verhuur niet veel

anders was
dan een ver-

kapte schenking, daar de

resident den sultan voor

het land-
uitgestrekte

goed slechts 25 Spaan- Dipo Negoro,


(Rijks Prentenkabinet.)
sche matten
per jaar

betaalde. Na de der
nietigverklaring contracten van landverhuring
eischte Nahuys, die intusschen als resident was opgevolgd door Smis-

40 000 Spaansche dat


saert, een
schadevergoeding van matten, voor op

land aangelegde koffietuinen. Dipo Negoro en zijn medevoogd, Mangkoe

Boemi, achtten dit bedrag veel te hoog, en


boden 800 Spaansche matten

Het werd kwestie loven bieden, waardoor


een onverkwikkelijke van en

Smissaert, die als in scheeve verhou-


tusschenpersoon optrad, een zeer

ding tot de beide voogden kwam te staan. Toen nu bovendien een twee-

tal andere Nederlandsche ambtenaren, onder wie de assistent-resident,


De 265
strijd begonnen.

tartende
op een feest ten huize van den rijksbestuurder een eenigszins

houding aannamen tegen den eveneens aanwezigen Dipo Negoro, voelde

daardoor dat staanden het feest


deze zich zoo beleedigd, hij op
voet

verliet, en
sedert niet meer in het publiek verscheen. Door deze afzon-
het
dering, het streng vervullen van zijn godsdienstplichten, en geregeld

bezoeken kwam het volk in reuk


van heilige plaatsen, hij bij een van

Een kleine aanleiding slechts noodig om


heiligheid te staan. was nog

den doen ontbranden, doch het scheen wel, dat de betrokken


strijd te

ambtenaren met blindheid geslagen waren. Voor den aanleg van een

hun dat
nieuwen weg hechtten zij goedkeuring aan een tracé, over een

liep, zelfs door hem


landgoed van Dipo Negoro en waarvoor een zeer

Hoe dit opvatte


geëerd graf moest worden opgebroken en verplaatst. hij
die het tracé aangaven, liet verwij-
bleek
duidelijk, toen
hij de stokken,
hij bovendien aantal
deren en door pieken vervangen, terwijl een ge-

wapende lieden om
zich verzamelde. Smissaert zond nu Mangkoe Boemi
hem verzoeken het Neder-
naar Dipo Negoro, met opdracht te naar

landsche fort te Djokjakarta te komen, om daar inlichtingen te ver-

schaffen. Toen den kon overhalen


hij gedaagde niet om mee te
gaan,

durfde niet keeren, bleef bij Dipo


Mangkoe Boemi zelf ook terug te en

Een mislukte den assistent-resident, met een


Negoro. poging van om

aantal gewapenden D. Negoro in arrest te nemen, deed nu den oorlog

ontbranden; het werd de zwaarste strijd, dien de Nederlanders ooit op

Java hebben te voeren gehad.


meerderheid der prinsen sloot zich, evenals vrijwel de
De en grooten

Hun daad
geheele Djokjasche bevolking, bij D. Negoro aan. eerste was

het of dooden de
het plunderen van de tolpoorten, en verdrijven van

Chineesche pachters. Merkus de Kok, door de regeering met uitgebreide

volmacht naar Midden-Java gezonden, begaf zich eerst naar Soerakarta,

waar de Soenan zijn trouw aan


het Gouvernement bevestigde, en zijn

troepen ter beschikking van De Kok stelde. De opstandelingen hadden

Ter meerdere
intusschen het fort en den kraton te Djokja ingesloten.

bracht de Nederlandsche commandant den jongen sultan met


veiligheid
Pakoe
de enkele hem trouw gebleven prinsen, onder wie de Pangéran

Alam i), naar het fort over, waar men er in


slaagde, de herhaalde aan-

vallen af te slaan. Na twee maanden werd het fort ontzet door generaal

1
) Zie hiervóór, blz. 226.
266
Kjai Modjo en Sentot.

Van Geen 1
), die van Celebes te Semarang was
aangekomen, en daar

een aantal had verzameld. De


troepen hoofdstad bleef nu in handen

van de Nederlanders, de breidde zich


maar opstand uit tot Kedoe en

Rembang.

Dipo Negoro begreep zeer


goed, dat hij het in het veld
open tegen
de het Gouvernement
troepen van zou moeten afleggen. Daarom zocht

heil
hij zijn in een guerrilla, waartoe het bosch- en bergachtige terrein

een
prachtige gelegenheid bood, en waarmede hij dan ook, dank zij de

medewerking der veel had.


bevolking, succes Grooten steun genoot hij
Mohamedaansch
van een
geestelijke, Kjai Modjo, die den
opstand voor-

stelde als een heiligen oorlog tegen de „ongeloovigen”, en de geestdrift


levend wist te houden.

Meermalen slaagden De Kok s onderbevelhebbers den


er in, vijand
slagen toe te
brengen, waarvan vooral de inneming van Dipo Negoro’s
sterken kraton Plered, 1826 door
te in Cochius, van
belang was. Doch

een in
aansluiting hieraan gevolgde poging D. Negoro
om te
omsingelen
en te mislukte Toen daarna aantal
gevangen nemen, geheel. een

inheemsche prinsen, die deze


aan omsingelingspoging hadden deel-

genomen, en waaronder zich ook de twee nieuwbenoemde


voogden van

den sultan bevonden,


jongen naar
Djokjakarta terugkeerden, werden zij

onverwacht door partijgangers D. overvallen,


van Negoro en
allen

gedood. Dit feit maakte op


de
bevolking zóó grooten indruk, dat de reeds

onderworpen districten rondom de stad


Djokja opnieuw in opstand
kwamen. Groot de
waren roem en populariteit van den jongen aan-

voerder, die dezen overval had Het


geleid. was de 18-jarige Prawiro
Dirdjo, meer bekend als Sentot, die zich ook den verderen
in strijd
onderscheidde door moed
buitengewone en behendigheid. Een oogenblik
werd zelfs Soerakarta al kon deze
nu
bedreigd, en bedreiging nog

worden de Nederlandsche
afgewend, troepen
leden
daarbij zeer ernstige

verliezen. Het viel niet te ontkennen, dat tot aan het midden van 1826

het grootste deel het de D. Negoro


van succes aan
zijde van was geweest.

Nu besloot de Indische anderen weg


regeering een in te slaan, waarop
vooral
Muntinghe sterk had aangedrongen. De indertijd in Djokja zoo

invloedrijke sultan door Raffles Poeloe


Sepoeh, in 1812 naar
Pinang
verbannen, had in 1824 van de toestemming gekregen,
regeering om

1
) Zie hiervóór, blz. 257—258.
Het Bentengstelsel. 267

naar Java terug te keeren, mits niet in de Vorstenlanden. Bij het uit-

breken den had hem alle zekerheid op het wacht-


van
oorlog men voor

schip Batavia De regeering sloot


te
ondergebracht. nu in
Augustus een

overeenkomst met hem, waarbij hij als sultan zou worden hersteld, met

den jongen V als


Amangkoe Boewono zijn aangewezen opvolger. Sepoeh
verbond zich daartegenover, alle oorlogskosten voor
rekening van Djokja
in de districten, door
te nemen, mindering waarvan hij in 1824 het

Gouvernement gepacht, eigendom afstond. Het


in Sepoeh-avontuur l'ep
echter op een algeheele mislukking uit. Op zijn tot alle hoofden
gerichte
zich hem
uitnoodiging, om weer bij aan te sluiten, ging slechts één dier

hoofden invloed bleek


in; zijn in Midden-Java te hebben afgedaan l
).
Door deze tegenslagen, en
het uitbreken van cholera onder de
uitge-

troepen, die veel ontberingen door de inheem-


putte te
lijden hadden, en

sche gidsen meermalen opzettelijk werden


op een
dwaalspoor gevoerd,
de het eind 1826 wel sterk De Kok
was stemming op van in mineur.

echter gaf den moed dat


niet op; hij begreep, een
guerrilla anders be-

streden worden dan De


moet een groote oorlog. oplossing vond hij in

het bentengstelsel. Was streek de vijand dan bouwde


uit een verjaagd,
daar
hij eenige bentengs of versterkingen, waarin
hij kleine, maar goed
gewapende bezettingen achterliet. De verschillende werden
bentengs

onderling door wegen verbonden, langs die


en verbindingswegen ver-

plaatsten zich de mobile kolonnes, die steeds gereed waren om, waar

noodig, in te grijpen. De Kok ging daarbij stelselmatig te werk, door de

bentengs in den vorm van een halven cirkel aan te leggen, en het terrein

den opstand daardoor Voldeed het


van te omvatten en te beperken.

bentengstelsel in dit opzicht inderdaad de


aan
gestelde verwachtingen,
het kostte veel geld, daardoor kwam De Kok
en
eenige malen in conflict

den inmiddels Indië Commissaris-Generaal


met in
aangekomen Du Bus

de door den
Gisignies, wien koning een instructie was
medegegeven,
welke de woorden: herstel der finan-
is samen te vatten in bezuiniging en

ciën. Het De Kok echter, op den duur de


gelukte noodzakelijkheid aan te

toonen van een


krachtige doorvoering van zijn stelsel. Weldra kreeg hij
bovendien een belangrijke aanvulling van troepen. Toen in 1826 de toe-

stand op Java er somber begon uit te zien, had men in Nederland de

Indië
noodzakelijkheid gevoeld, om op buitengewone wijze te hulp te

1
) Sepoeh overleed in 1828.
Een benteng.
van
(Naar een teekening J. Sühl.)
Onderhandelingen. 269

komen. Het 26 October 1826 riep „expedition-


Koninklijk Besluit van een

het leven, de samenstelling waarvan een van


nair corps” in voor oproep

werd die zich jaar verbinden.


vrijwilligers gedaan, voor twee moesten

bestaan, in Januari 1827 vertrokken


Er bleek veel geestdrift voor te en

ruim 3000 man, onder kolonel Vermersch; zij kwamen in Mei en Juni te

Semarang aan.
Dit corps heeft zich met groote dapperheid van zijn taak

leden, die in het hen


gekweten, doch vele zijner onmiddellijk voor zoo

klimaat aan zware tochten moesten deelnemen, lieten het leven,


ongewone

aantal sneuvelde. Aan het einde van


terwijl ook een
niet onbelangrijk
slechts ruim één derde het corps over; de
de twee jaar was nog
van

der overlevenden bleven tot het einde van den oorlog in Indië,
meeste

terwijl sommigen voor goed in den Indischen dienst overgingen.

de toenemende macht De Kok, en de successen van


Tegenover van

vinden door steeds


het bentengstelsel, trachtte Dipo Negoro steun te

meer
het karakter van een heiligen oorlog naar voren te brengen. Hij

daartoe de door Turksche of Arabische


liet Javaansche titels vervangen,

den
moedigde het
dragen van Arabische kleeding aan, en nam, naast

titel ook dien of hoofd den godsdienst


van sultan, van panotogomo van

Dit alles baatte hem niet, 1828 liet hij


aan. en in
September een wapen-

stilstand aanvragen, om besprekingen te houden. Deze hadden daarop

plaats tusschen Du Bus, die zelf naar Midden-Java was


te
Salatiga
Daar deze echter afstand wilde doen
gekomen, en Dipo Negoro. geen

de Vorstenlanden
van
het
leiderschap van den godsdienst op Java, en in

de sultan als hoofd van den godsdienst golden,


respectievelijk soenan en

werd de hervat. Maar


kon men niet tot overeenstemming komen en strijd
die
nu bleek Dipo Negoro niet meer tegen De Kok opgewassen, zijn

tegenstander weldra naar Zuid-Djokjakarta terugdrong, en


den strijd

tusschen de de Bogowonto. Een


kon beperken tot het gebied Progo en

de onderwerping Kjai Modjo in


April 1829,
belangrijk succes was van

van wiens overgave de regeering gebruik maakte om nieuwe besprekingen

Dipo Ook leidden die tot niets, daar hij nog


met Negoro te
openen. nu

steeds vasthield den eisch, als hoofd van den Islam te worden be-
aan

baatte hem het einde naderde


schouwd. Doch zijn hardnekkigheid niet, en

nu snel; in Juli werd zijn zoon gevangen genomen,


in September ontging

ternauwernood hetzelfde lot. Een zware slag trof hem, toen ook
hijzelf
Sentot hem in den steek liet; deze ging in October met al
zijn manschappen
hem echter in
in Nederlandschen dienst over. (De regeering gebruikte
270
Dipo Negoro gevangen genomen.

dezen niet, wel


oorlog eenigen tijd later op Sumatra). Ook de bevolking
begon zich onverschillig voor D. Negoro te betoonen, hoewel geen Javaan
zich liet verlokken door de welke
premie van ƒ 50 000, de regeering op

zijn hoofd gesteld had.

Na tijd, slechts
nog eenigen van weinig volgelingen vergezeld, van

de plaats de andere
eene naar te
zijn opgejaagd, vroeg Dipo Negoro in

Februari 1830 onderhoud den kolonel Cleerens,


een aan met wien
hij
verzocht, een persoonlijke samenkomst van hem met De Kok te willen

organiseeren. Die bijeenkomst had nog in dezelfde maand te


Magelang

plaats; D. Negoro verscheen er met groot gevolg, waaronder 800 ge-

wapenden. Na een kort onderhoud werden op zijn verzoek de zakelijke

besprekingen uitgesteld tot na afloop van den Mohamedaanschen

vastentijd. Ondertusschen deed De Kok alle den


mogelijke moeite, om

tegenstander vertrouwen in te boezemen, en schonk aan al zijn gevangen

familieleden de vrijheid. Eerst 28 Maart werden de hervat,


besprekingen

waarbij D. Negoro tot veler verbazing en teleurstelling, weer


als eersten

eisch zijn erkenning vorderde als hoofd den De Kok


van
godsdienst.
hem dat alle dien eisch
wees er op, vroegere besprekingen op waren

dat dan ook verwacht had dat


afgestuit, en men nu hij, bij zijn hernieuwd
verzoek daar
om onderhandelingen, niet meer op zou terugkomen.
D. Negoro wenschte echter dien eisch niet op te
geven, en toen men,

ook uit de houding van


zijn inmiddels belangrijk aangegroeid gevolg,
meende dat
te moeten
opmaken, hij tot een
wanhoopsdaad zou overgaan,

liet De Kok allen gevangennemen en ontwapenen. Deze gebeurtenis


wordt

door een ooggetuige als volgt beschreven:

~Nadat zich den sultanstitel dien be-


Dipo Negoro voor en van

schermer van den godsdienst op Java had geëischt, antwoordde

„De Koek; hebt beloofd den Koran


„Gij en op gezworen,
uwen

beschermen, doch instede


„wettigen vorst getrouw te
blijven en te

„daarvan hebt gij het land in oproer gebracht om


zelf gezag machtig
worden. verdient hebt door Uw
„te Gij geen medelijden meer en

„heerschzuchtige bedoelingen andermaal het vertrouwen verloren.

„Ik dat wederom onheil


mag niet gedoogen, gij en verwoesting

„aanricht en daarom ben ik verplicht, u als


gevangene naar Batavia

„te zenden”.

~Dipo Negoro sprong overeind; met


heftigheid protesteerde hij
dat besluit, zijn oogen schoten
vlammen en met trillende stem
„tegen
de Vorstenlanden.
Grensregeling in 271

of
,vroeg hij de zijnen, zij zouden toestaan, dat men hem gevankelijk

.wegvoerde. Maar geen hand, die naar de kris greep,


niemand, die

,amok allen de dat


riep; sloegen oogen neer, begrijpende, Dipo

.Negoro zulk een besluit had uitgelokt.

„Op dit
welsprekend zwijgen ontroerde Dipo Negoro zichtbaar,
zich den wendende riep luide, dat
„en tot
generaal hij hij zich

„niet gevangen gaf. Doch nauwelijks waren deze trotsche woorden

„gesproken, of de regelmatige pas van een afdeeling troepen werd

„gehoord, een officier verscheen om de bevelen des generaals af

„te wachten.

„Elke tegenstand vruchteloos, zich schik-


ware en Dipo Negoro,
kende het zeide
in
onvermijdelijke, gelaten: „Het is Allah’s wil”.

De regeering verbande Dipo Negoro naar Menado, vanwaar hij later


naar Makassar werd overgebracht. Hier is hij in 1855 gestorven.

Zoo dan de die


was Java-oorlog geëindigd, het Nederlandsche leger

15 000 dooden had


gekost, waaronder ongeveer
8000 Europeanen. Ter

de toekomst achtte de regeering


voorkoming van nieuwe moeilijkheden in

ook
ingrijpende wijzigingen in het bestuur
noodig. De ingewikkelde
tusschen de Vorstenlanden
grensregeling onderling en met het Gouver-

nementsgebied hadden herhaaldelijk conflicten Ook


tot
geleid. was

gebleken, dat de grensgewesten, die het verst van


de residenties der

vorsten
verwijderd waren, door weinig of niet gecontroleerde ambtenaren

op willekeurige wijze werden bestuurd en uitgebuit, wat meermalen aan-

leiding gaf tot ketjoe-partijen (roof- en plundertochten). De regeering


wilde ander einde maken, door die het
aan een en een grensgewesten bij

Gouvernementsjjebied Daar het de dat


te
voegen. niet bedoeling was,

het Gouvernement zich zou bevoordeelen ten koste van de vorsten, werden

de inkomsten der af den sultan


te stane gebieden berekend, en een
jaar-
geld van 182 000 gulden, den soenan van 264 000 gulden in ruil aan-

geboden. Ondanks die de


zeer behoorlijke schadeloosstelling weigerde
laatste die den geheelen de Nederlandsche
vorst, gedurende oorlog

regeering trouw was gebleven, in dien afstand te berusten. Diep gegriefd


verliet Pakoe BoewonoVl
zijn hoofdstad, om zich in de eenzaamheid terug

trekken. De regeering dit niet zonder daar ook D.


te
zag zorg, Negoro
1825 begonnen.
in
zijn strijd met een dergelijke afzondering was Zij
wilde eiken voorkomen, liet den
tot
prijs een nieuwen strijd soenan

achterhalen, en verbande hem naar Ambon, waarna zijn opvolger, Pakoe


272 Bezuinigingsmaatregelen.

Boewono VII, in de overdracht berustte. Uit de nieuw verkregen gebieden

het Westen, Madioen


werden de residenties Banjoemas en Bagelen in

de Vorstenlanden Zoowel deze


en
Kediri in het Oosten van gevormd. in

hief de regeering
residenties als in de aan
de vorsten gebleven gebieden,

de tolpoorten op.

dat Van
De dreigende toestand in Midden-}ava was oorzaak geweest,

had het hem door den koning


der
Capellen geen gebruik gemaakt van

vóór het einde van 1824 het bewind neer te


gegeven verlof, om nog

1826 het bestuur aan


Eerst Nieuwjaarsdag droeg hij over
leggen. op

keerde het vaderland terug, hij vergeefs trachtte


De Kok, en naar waar

financieel beleid
intrekking te krijgen van het besluit, waarbij zijn was

afgekeurd.
vertrek Batavia kwam daar de
Kort na Van der Capellen's uit

Commissaris-Generaal L. P. }. Du Bus de Gisignies aan, een Belgisch


als voorzitter
edelman, die verschillende belangrijke functies had bekleed,
hem
van de 2de Kamer, en gouverneur van Zuid-Brabant. De opdracht,

hoofdzakelijk financieelen aard. Opdat


door den koning verleend, was van

kunnen wijden, bleef het regeerings-


hij zich daar geheel aan zou gewone

Luitenant-Gouverneur-Generaal met den


beleid den
opgedragen aan

Raad van Indië, en daar De Kok zich meestal in Midden-Java ophield,

den Raad Indië in deze jaren


was in de praktijk de vice-president van van

met de waarneming der regeering belast.

het
Du Bus ging tot krasse bezuinigingsmaatregelen over; Departement

werd andere Departementen, colleges en


van Waterstaat opgeheven,
de openbare werken gedurende
administraties belangrijk ingekrompen,
De talrijke daardoor over-
vijf jaar tot het allernoodzakelijkste beperkt.
dat één derde van
bodig geworden ambtenaren kregen een wachtgeld,
verschillende in functie
hun laatst genoten traktement bedroeg, terwijl van

het salaris werd verminderd. Hierdoor werd een belangrijke


geblevenen
vermeer-
verkregen, die, gepaard aan een
vermindering van uitgaven
welke het beter toezicht
dering van ontvangsten, gevolg was van een

het innen der belastingen, en de invoering van een verpondig of grond-


op
hebben sluitende begroeting,
belasting, waarschijnlijk zou geleid tot een

zooveel geld had gekost (gemiddeld


ware
het niet dat de Java-oorlog
in Nederland genood-
5 millioen per jaar). Daardoor was de regeering
De Contracten hersteld.
van Landverhuring 273

zaakt, groote bedragen over te maken, waarvoor de Staten-Generaal

iP:
leeningen moesten
aangaan. I , 9

Van veel het optreden Du Bus inzake den


belang is van geweest

Europeeschen landbouw. Bij besluit van


17 Mei 1827 trok hij Van der

de de
Capellen’s publicatie, aangaande contracten van landverhuring in

Vorstenlanden, in, evenals die, welke het verblijf van Europeanen in den

andere deelen Waar de


Preanger en van Java beperkte. oorlogstoestand

Het hoofdkantoor de Bank Batavia.


tegenwoordige van Javasche te

dit mogelijk maakte, kregen de vroegere huurders hun gronden aanstonds

terug, waardoor een


ernstige oorzaak van ontevredenheid werd opge-

heven. Hoewel men er van verschillende zijden bij Du Bus op aandrong,


dat de koffiecultuur dus ook de
hij over geheel Java, op particuliere

landen, tot een Gouvernementsmonopolie zou maken, ging hij daar niet

daar handel landbouw zooveel vrij wilde laten x


).
op in, hij en mogelijk

1
) Voor het Kolonisatierapport van Du Bus, zie het volgende hoofdstuk.

18
274 De Javasche Bank.

Het muntstelsel Indië verward


in was zeer en ingewikkeld: men ge-

bruikte veel oude vreemde als


er nog en munten, Spaansche matten en

Du Bus voerde in 1827 nieuw muntstelsel in, dat het


ropieën. een met

Nederlandsche in verband stond en de gulden als standpenning had.

Het duurde echter nog


vele Jaren, vooral op
de Buitenbezittingen, eer

het oude den omloop verdween. 11


geld geheel uit Bij publicatie van

December 1827 werd de Bank


Javasche opgericht, een particuliere in-

die octrooi het uitgeven bankbiljetten, welke als


stelling, kreeg tot van

betaalmiddel zouden alleen Ma-


wettig gelden, voorloopig op Java en

doera. De teekende zelf het der bank 1000


regeering
in
kapitaal in voor

aandeelen van 500 gulden. Ofschoon in het eerste octrooi niets bepaald

was omtrent een verplichte metaaldekking van de in circulatie gebrachte

biljetten, kwamen deze als betaalmiddel al spoedig in trek.

Een door Du Bus, overeenkomstig zijn instructie, opgesteld nieuw

werd niet ingevoerd. Verschillende omstandig-


Regeerings-Reglement
heden hadden den koning er toe geleid, een ander man met een geheel
andere
opdracht naar Indië te zenden. Toen deze homo novus, Johannes
Indië aankwam, Du Bus
van den Bosch, op
16
Januari 1830 in legde
keerde Nederland terug.
zijn waardigheid neer,
en naar

Literatuur: Mein Geschiedenis de Nederlandsche


J. J. s m a. van

Louw E.
Oost-Indische Bezittingen, 11, blz. 219—258; P. J. F. en S.

1830; Mr. H.
de Kler c k, De Java-oorlog van 1825 —

Jhr. van

onder het bestuur den


der
Wijc k, De Nederl. O. I. bezittingen van

Kommissaris-Generaal Du Bus de Gisignies.


20. HET CULTUURSTELSEL EN DE BATIG-SALDO-POLITIEK.

Toen den val Napoleon Nederland niet slechts


na van zijn onafhanke-

lijkheid had bovendien weldra


teruggekregen, maar met
België tot één

het bezit kwam het


koninkrijk werd vereenigd en weer in van meeren-

deel zijner vroegere koloniën, koesterden velen de verwachting, dat zich

de eenheid ook economisch sterke,


uit nieuwe een krachtige, staat zou

ontwikkelen. Noord-Nederland hoopte, dat een


hervatting van den In-

dischen handel, evenals in de 17de en 18de eeuw, groote rijkdommen in

het land zou doen vloeien, dat daarbij de koloniën, door de afname van

vaderlandsche producten, de kwijnende nijverheid zouden doen op-

leven, dat de de betrokken industrieëen


scheepsbouw en
daarbij een

nieuw tijdperk van bloei zouden tegemoet gaan.


En Zuid-Nederland,

waar zich door het Continentaal-stelsel een textielnijverheid van


betee-

kenis had ontwikkeld, rekende op een toenemenden afzet van zijn pro-

ducten, daar immers „lijnwaden” nog altijd in Indië het meest


begeerde
invoerartikel waren.

Al spoedig echter bleek, dat de Nederlandsche scheepvaart niet


opge-

wassen was tegen die der zooveel beter uitgeruste Engelsche buren.

Dit kan wekken, als hoe in de twintig


geen verwondering men nagaat,

jaren van 1795 tot 1815 slechts enkele Nederlandsche schepen naar

Indië de dien de
waren gevaren, terwijl Engelschen gedurende tijd
Indische doorkruist hadden. Het in
zeeën allerwegen varen naar en

Indië was voor een groot deel een zaak van routine, die de Nederlanders

van de 17de en 18de eeuw in hooge mate hadden bezeten, maar die zij

nu misten. Daar kwam


bij, dat de energie en durf, die noodig zouden

zijn om de deerlijk gehavende koopvaardijvloot weer op peil te brengen,


276 Nededandsche Handelmaatschappij.

ontbraken, steken onzekere


en men er tegen opzag zijn geld te in een zoo

zaak als concurrentie met de Engelsche mededingers. Deze laatsten had-

den bovendien het voordeel, dat hun beter


textielproducten en goed-

kooper waren dan de Zuid-Nederlandsche.

De verwachte oplevMg van


handel en scheepvaart bleef uit, en de in-

stelling van differentieele rechten in Indië l


) kon daarin slechts een zeer

brengen; ook daarna het.aantal Engelsche


geringe verbetering was

schepen, dat den Archipel bevoer, nog


ruim tweemaal zoo groot als dat

der Nederlandsche. Het Tractaat van Londen van


1824 verbood boven-

dien verder
een gaande begunstiging van
eigen schepen en producten
boven de Engelsche.
Onder deze omstandigheden kwam men terug op een reeds vroeger

denkbeeld handels-
naar voren gebracht tot stichting van een groot

lichaam, dat, waar mogelijk, door de Nederlandsche en Indische regee-

worden Het bekwame lid den Raad Indië,


ringen zou gesteund. van van

Mr. die tijdelijk in Nederland vertoefde, ontwierp de groote


Muntinghe,

lijnen, en wist daarvoor de warme belangstelling van den koning te

winnen. Willem I liet het woorden, 29 Maart 1824 de


niet
bij en toen

der Nederlandsche Handel-


inschrijving werd
opengesteld in het kapitaal

maatschappij, teekende hij persoonlijk in voor


4 millioen, en garandeerde

Bovendien de andere dividend


aan inschrijvers een minimum van

procent. Dit wekte vertrouwen, en er bleek nog wel voldoende kapitaal

bedroeg 69 millioen.
in den lande te zijn; het totaal der inschrijvingen
dan werd kon
Daar dit veel meer was, noodig geoordeeld, maar een

deel der inschrijvingen, tot een bedrag van 37 millioen, worden aanvaard.

~de bevordering den natio-


Het doel der Handelmaatschappij was van

landbouw, fa-
nalen handel, scheepvaart, scheepsbouw, visscherij en

het recht, alle anderen,


bryken en trafyken.” Zij kreeg met uitsluiting van

die dusver Indië zelf de hand


de Gouvernementsproducten, tot in van

Nederland te te slaan en te ver-


waren
gedaan, naar over voeren, op

het niet, char-


koopen. Eigen schepen gebruikte zij voor vervoer maar

terde die van Nederlandsche reederijen.


der maatschappij aller-
In Indië was men met het privilege nieuwe

minst
ingenomen. Na eiken verkoop van Gouvernementsproducten

hadden de die eigen of gehuurde schepen naar Europa ge-


koopers met

244,
Zie hiervóór, blz.
1
)
Du Bus. 277
Kolonisatierapport van

zonden. Voortaan zouden zoowel de particuliere handelaars als de ree-

ders in Indië bron inkomsten missen. Ook Van der


een belangrijke van

voelde dit als Indië


Capellen groot bezwaar, Muntinghe
een en toen in

dat de
terugkeerde, sprak hij er tegen dezen zijn spijt over uit, hij tot

der Handelmaatschappij had bijgedragen. Doch daar liet hij


oprichting
het niet
bij, maar zond de eerste door die maatschappij gecharterde

onvolledige lading grond dat hij reeds


schepen met een zeer terug, op

gedane toezeggingen niet kon Men be-


aan particulieren terugnemen.

dat dit optreden er niet toe had bijgedragen om de ontstemming


grijpt,
verminderen, die de koning Van der Capellen voelde.
te jegens
had de
De grootsche verwachtingen, die men gekoesterd van zoo

rijke, met een monopolie uitgeruste maatschappij, gingen evenmin in ver-

vulling. En er zou heel wat winst gemaakt moeten worden, om over een

dividend uit keeren. Daarom werd


zoo groot kapitaal een behoorlijk te

reeds in 1827 dit


kapitaal teruggebracht tot 24 millioen, doch een goede

de Handelmaatschappij aanbreken invoering van


tijd zou voor eerst na

het Cultuurstelsel.

Het den verwachten snellen opbloei handel en


uitblijven van van

de teleurstelling, die de koloniën brachten.


scheepvaart was niet
eenige
Nu het corrupte bestuur en ambtenarencorps uit de nadagen der Com-
door staatsbeheer, met scherpe controle,
pagnie waren vervangen een

niettemin het de koffiecultuur


en specerijenmonopolie en verplichte waren

had verwacht, dat Indië baten opleveren, die het


gehandhaafd, men zou

den Franschen verarmde moederland heel kon


in tijd zoo goed ge-

bruiken. Doch terwijl men uitzag naar „remises”, kwamen er ~te-korten”.

malen de Staten-Generaal leeningen sluiten, Indië


Eenige moesten om

komen; 15 millioen
te hulp te toen in 1828 weer een leening van noodig

bleek, was daarmee het totaal der koloniale schuld geklommen tot

37 700 000. Was het wonder, dat dit het


ƒ men in jaar, bij nog voort-

duren den den financieelen toestand het moeder-


van Java-oorlog, van

Het werd
land en de koloniën somber inzag? dringend noodig naar

middelen uit te zien, die de betaling van rente en aflossing der Indische

leeningen mogelijk zouden maken en tevens de uitgeputte Lands-schat-

kist te hulp konden komen. Onder die omstandigheden werd een voorstel

Du Bus
van ontvangen, bekend als het Kolonisatierapport, en door dezen

1 Mei 1827. De
geteekend Javaan, zegt Du Bus, kan niet meer opbrengen
den Bosch.
278 Johannes van

dan ontbreken kennis kapitaal zich


omhoog te
hij reeds doet; hem en om

werken. Maar onbebouwde gronden, die


Java heeft nog
vele woeste en

kennis kunnen worden geschikt


met Europeesch kapitaal en Europeesche
den verbouw produkten de wereldmarkt. Koloni-
gemaakt voor van voor

is het middel, uit de te


satie van Europeanen eenige om impasse ge-

raken.

De Commissaris-Generaal Elout, sedert 1824 minister van


vroegere

Du Bus’ diende
rapport accoord
ont-
koloniën, ging geheel met en een

daarvan, den Deze wilde be-


werp,
tot
invoering bij koning in. geen

alvorens het oordeel hebben Van den


slissing nemen, gehoord te van

West-Indië.
Bosch, juist teruggekeerd Commissaris-Generaal van

Indië
Johannes van den Bosch had onder de Bataafsche republiek in

gediend als genie-officier, en als zoodanig een buitengewone carrière

de komst Daendels, die den


gemaakt, doch was eenige maanden na van

vond, ontslagen. In het vader-


28-jarigen kolonel niet meegaande genoeg

de der
land teruggekeerd, had hij zich onderscheiden bij verdrijving
de sym-
Franschen in 1813, sedert wanneer
hij zich mocht verheugen in

als stichter der Maat-


pathie van Willem I. Hij maakte zich verder naam

die Frederiksoord haar eerste „kolonie”


schappij van Weldadigheid, in

daar werkeloozen bedelaars te werk


schiep, en en bij landontginningen
zond de hem als Commissaris-Generaal naar
stelde. In 1827 koning
bestuur administratie
West-Indië, waar
hij een vereenvoudiging in en

die door Willem I werd gewaardeerd.


invoerde, zeer

de 1828 Van den Bosch oordeel vroeg over


Toen koning in aan zijn

Du Bus' rapport en
het daarop gebaseerde ontwerp van minister Elout,

kennen, dat of geen bezwaren waren


gaf hij als zijn meening te er weinig
huur of al
tegen het uitgeven van gronden in erfpacht aan Europeanen,

de West gezien had, de concurrentie dier landbouw-


zou, naar wat hij in

die Inlanders moesten werken, den duur


ondernemingen, met vrije op

die in andere koloniën, welke


niet mogelijk zijn tegen ondernemingen

beschikken. Nadat hij daarop, met volle instem-


over negerslaven konden
van Elout, tot Gouverneur-Generaal was benoemd, verklaarde hij
ming
landbouw hem
in Maart 1829, dat het stelsel van vrijen Europeeschen

toch bij nader inzien volslagen ongeschikt leek om dadelijk voordeel op

leveren ’s Lands schatkist.. Wilde men het invoeren, dan dienden


te voor

daarnaast andere worden genomen in den geldnood


maatregelen te om
Het Cultuurstelsel. 279

daartoe middel
te voorzien, en was geen zoo geschikt als „het oude stelsel
der of dat der
voormalige Compagnie geforceerde kuituur." Hij ontwierp
schema, hoe dit stelsel kunnen worden
nu een in praktijk zou gebracht,
waarbij hij zich voor een deel beriep op
de gronden, die Raffles voor zijn
Landrente-stelsel had aangevoerd. De resultaten zouden, naar
zijn raming,
het
zoodanig zijn, dat de Indische schulden konden worden afgelost, en

moederland baten Elout, die tegen nieuw


ontvangen. invoering van een

dwangstelsel was, nam zijn ontslag; de koning voelde de politieke en

economische bezwaren, zich de


maar vereenigde niettemin met plannen

van Van den Bosch, de totale uitputting der schatkist.


wegens

Het stelsel van Van den Bosch stelsel van gedwongen cultures,

of kortweg Cultuurstelsel genoemd berust op het beginsel, *) dat

het Gouvernement beschouwd worden als den


moet eigenaar van

de als de daarvan.
grond, en bevolking pachters Inplaats van pacht
die bevolking, deel den
zou
dessa’sgewijze, één vijfde van grond
ter beschikking van de
regeering moeten stellen, en bebouwen met
pro-

ducten, die voor de Europeesche markt geschikt waren. Op het eerste

gezicht wijkt dit beginsel maar heel weinig af van dat van het Landrente-

stelsel van Raffles. Immers ook deze beschouwde het Gouvernement

als eigenaar den grond eischte de dessa


van en van een
pacht. Die pacht
bedroeg gemiddeld twee
vijfden van
de
opbrengst: Van den Bosch

slechts één Maar het Landrentestelsel deel


vroeg vijfde. waar een van

den oogst vorderde, daar vraagt het Cultuurstelsel een deel van den

grond, èn den arbeid, noodig voor de bewerking. Het essentieele verschil

is dus, dat de Javaan niet meer vrij is om zelf het gewas te bepalen, dat

hij verbouwen wil, (praktisch steeds rijst), maar dat het Gouvernement

hem zal voorschrijven, wat hij verbouwen moet. Zoo is dus een nieuw

stelsel het leven


van dwangcultuur in
geroepen.

Bij zijn komst in Indië was Van den Bosch zich nog maar vaag
be-

wust, op
welke wijze zijn stelsel in de verschillende deelen van Java

praktisch zou moeten worden toegepast, 2


) maar al dadelijk rees bij ver-

schillende ambtenaren het


en particulieren verzet
tegen beginsel van

*) Na de algeheele stelsel in 1834 heeft Van den Bosch de


invoering van zijn

„hoofdbeginselen" er van gepubliceerd in het Indische Staatsblad.


2
) Het de bedoeling, het stelsel alleen Madoera
was nieuwe voorloopig op Java en

in te voeren.
280 De aangewezen producten.

De Ambon, Mr. P. Merkus, thans lid van


dwang. oud-gouverneur van

den Raad van Indië, verklaarde zich daar niet mee te kunnen vereeni-

gen, en vroeg ontslag, i) Van den Bosch wist hem te bewegen, die ont-

aanvoerende, dat
slagaanvrage in te trekken, hij gefundeerde oppositie

benoemde Merkus echter kort daarop in de com-


op prijs stelde: hij
Dipo de toestanden in
missie, die na de gevangenneming van Negoro
waardoor de gewaardeerde
Midden-Java opnieuw moest regelen, oppo-

den kon Door zijn


sant hem voorloopig voor een jaar niets in
weg leggen.
Van
benoeming tot Commissaris-Generaal, op
17
Januari 1832, kreeg

den Bosch het recht, besluiten en verorde-


vervolgens op eigen gezag

strijd het laatst afge-


ningen uit te vaardigen, ook al waren die in met

Regeerings-Reglement. De inmiddels uitgebroken Belgische


kondigde
oorzaak deze machtsvermeerdering, daar de koning
opstand was van

Indië mogelijk maken, niet


het nieuwe stelsel, dat geldzendingen uit zou

in gevaar
wilde brengen.
In verband met de vraag in Europa en
de geschiktheid van den bodem

werden nu voor
de verschillende residenties de producten vastgesteld,

cultures aanmerking kwamen. In den Preanger


die voor de verplichte in

bleef dit in hoofdzaak de koffie, waarnaast echter ook indigo een plaats

suiker; hier en
daar
kreeg. Elders was
het voornaamste product meest

de aflevering kregen de
ook thee, tabak, peper,
katoen of kaneel. Bij

verbouwers een
kleine vergoeding, gewoonlijk het plantloon genoemd.
nadere hadden te onder-
Voor zoover
die
producten nog een bewerking
de
gaan,
zooals suikerriet, indigo en thee, moest de bevolking ze naar

betrokken fabrieken brengen; de Europeesche of Chineesche fabrikanten

producten tegen vastgestelde prijzen


aan
waren verplicht, de afgewerkte
het Gouvernement te leveren.

is Van den Bosch


met de invoering van zijn
Vier jaar bezig geweest
1840
stelsel. In 1834 keerde hij naar Nederland terug, waar hij nu tot

Reeds in 1832 had de koning den oud-zee-


minister van koloniën was.

Indië, Jean Chrétien Baud, als zijn


officier, later burgerlijk ambtenaar in

den dat Van den Bosch in


opvolger aangewezen; gedurende tijd, nog

daarna tot 1836


Indië bleef, was
Baud Gouverneur-Generaal ad-interim;

als
definitief, om in 1840 Van den Bosch opnieuw op te volgen, nu

zonder
3
Zie Merkus hiervóór, blz. 259. Later zelf G.G. geworden, heeft hij
) voor

het stelsel medegewerkt.


verzet aan de uitvoering van
Misbruiken bij de 281
uitvoering.

minister koloniën. 1834


van
Zoolang zij beiden minister
waren, van tot

1848, werd het Cultuurstelsel met toenemende intensiviteit


doorgevoerd,
de Gouverneurs-Generaal, De Eerens, Merkus
en waren volgende en

Rochussen, in dit opzicht althans, de willooze uitvoerders van de regee-

ring in het moederland. In deze traden echter de nadeelen


jaren tevens

het stelsel sterker het licht,


van aan terwijl bij de praktische uitvoering
aantal misbruiken kwam.
er van een stijgend in
zwang

Ten einde de bestuursambtenaren, Europeesche zoowel als Inlandsche

toezicht de verplichte cultures kende de


tot een streng op te
brengen,
hun al bleek,
regeering cultuurprocenten toe, terwijl spoedig dat een

het den ambtenaar


groote opbrengst van ressort van krachtig bijdroeg

zijn Hierdoor kwamen velen door of


tot
bevordering. er toe, dwang

ongeoorloofde afwijking der voorschriften, de opbrengst grooter te

maken. Zoo werd beschikt dan één


dikwijls over meer vijfde van de

akkers, het zelfs voorgekomen, dat al de dessa


en is gronden van een

de kozen
voor
dwangcultures werden aangewezen. Overigens de ambte-

naren als regel de beste perceelen voor het Gouvernement uit, en werd

geen rekening gehouden met bizondere moeilijkheden, als den verren

afstand dier de dessa, of het vaak


percêelen van lange en moeilijke
het Van den Bosch noemde het
transport van
product. voor vervoer

suikerriet paal, dat is 11 K.M.,


van zeven circa „een matigen afstand.”
Doordat minder gronden voor verbouw van het volksvoedsel, de
rijst,
beschikbaar bleven, steeg de rijstprijs belangrijk. Het plantloon werd

alleen betaald bij aflevering der zoodat de


cultuurproducten, bevolking
bij mislukking den oogst door bandjirs of Dit
van
droogte, niets kreeg.
strijd der door Van den Bosch
was
lijnrecht in met een in 1834 gepubli-
ceerde hoofdbeginselen, hetwelk dat
bepaalde, misgewas, voor zoover

dit niet de
aan bevolking was te wijten, voor rekening van
het Gouverne-

ment zou komen. Evenmin hield men zich aan


het voorschrift, dat de

dwangcultuur niet meer tijd mocht vorderen dan de rijstbouw, en dat,

indien de getaxeerde waarde de be-


van geleverde producten meer zou

dragen dan de vroeger verschuldigde landrente, dit meerdere aan de

bevolking zou komen. De maximum tijd, die volgens Van den Bosch

noodig was voor den arbeid op de afgestane gronden, zou 66 dagen per

jaar bedragen; de praktijk wees uit, dat dit in de koffiecultuur minstens

90
dagen vorderde. Daar ook de heerendiensten bleven bestaan, kwam

het districten dat de


in
sommige voor, Javaan meer dan 200 dagen per
Koffie-levering.
saldi Nederland. 283
Batige naar

het Gouvernement moest werken. De vergoeding, die hij


jaar voor

kwam 5 duiten per dag, te weinig


daarvoor kreeg, gemiddeld neer op

laat te leven. Het tekort


voor een man,
staan voor een gezin, om van

worden inverdiend o'p de die hij zich zelf overhield,


moest dagen, voor

dan al de genoemde
gezin. Erger
mis-
of door arbeid der leden van zijn

echter, dat de de gronden, de Gouverne-


bruiken was Javaan van waarop

in
mentsproducten geteeld werden, ook nog
landrente moest betalen, wat

strijd was met alle toezeggingen en de meergenoemde hoofdbeginselen.

doel der invoering het Cultuurstelsel geweest, het moe-


Het van was

dit
derland in
zijn financieelen nood tegemoet te komen, en in opzicht

heeft het de verwachtingen ten volle beantwoord. Bij zijn eerste


aan

voorstel aan den koning had Van den Bosch de opbrengst getaxeerd

15 20 millioen om in de tekorten te voorzien, en


op a per jaar, genoeg

der Indische voldoen. Reeds in 1831 kon


rente en aflossing leeningen te

zuiver overschot 200 000 gulden naar Nederland overmaken,


hij een van

in de beste de 20 millioen
bedrag, dat snel
over
een toenam, en jaren tot

steeg. Daarvoor werden eerst de ten bate van Indië gesloten leeningen

het dat de Staat indertijd schulden had


afgelost; vervolgens bedrag, aan

de
aanvaard bij de overname van
de
Compagnie, *) met renten nu op

140 millioen gesteld. Als alle Indische schuld is afgelost, gaat men voort

Nederland maken; worden gebruikt


batige saldi
de over te ze er
naar

amortisatie der vaderlandsche schulden, voor bestrijding der kosten


voor

het bouwen
van den oorlog, tegen België, den aanleg van spoorwegen,

van vestingen.
vooral de Nederlandsche Handelmaat-
Naast den Staat profiteerde
het Cultuurstelsel. Immers zij had het monopolie, om de Gou-
schappij van

daar op slaan
vernementsproducten naar Nederland te verschepen, te

de regeering consigneerde haar die producten, waar-


en te verkoopen;
de het Gouvernement vaak belangrijke
voor Handelmaatschappij aan

Voor die het


voorschotten verleende. leeningen kreeg zij rente, voor

den verkoop commissieloon. Met het Cultuur-


vervoer betaling, voor

de werkzaamheden het der Handel-


stelsel breidden zich en kapitaal
de
maatschappij uit. Zooals de Inlander vroeger zijn producten aan

gingen die de pakhuizen


factorijen der Compagnie afleverde, zoo nu naar

1
blz. 194.
) Zie hiervóór,
284 Volksvedoop en Hongersnood.

of schepen der Handelmaatschappij. Deze krijgt den


typeerenden naam

van Kompenie ketjil kleine Compagnie —, haar kantoren die van

Er 50 de verschillende
factorijen. liggen soms a 60 schepen tegelijk in

havens haar kan reeds 1835 den al


van Java voor in
lading: zij in
koning
de voorgeschoten dividenden terugbetalen.
Niet alle in Indië werkende lichamen waren zoo gelukkig als de Ned.

Handelmaatschappij. Particuliere landbouw en nijverheid ondervonden

bij de 1840 werd verboden


regeering ernstige tegenwerking; in aan

particulieren land af te staan voor


den verbouw van koffie, suikerriet

of de Reederijen
indigo, voornaamste
Gouvernementsproducten. blijken
naast de Handelmaatschappij onbestaanbaar.

De in- en doorvoering van het Cultuurstelsel heeft bij de bevolking

weinig verzet ondervonden; met uitzondering van gemakkelijk bedwongen

oproertjes in Bantam, Cheribon en Pasoeroean, werd de rust


nergens

verstoord. Dit wordt verklaard, doordat de afloop den


eenerzijds van

het Nederlandsche had


Java-oorlog gezag aanmerkelijk uitgebreid en

versterkt, doordat de Inlandsche hoofden, de


en anderzijds, voor wie

bevolking een slaafschen eerbied koesterde, bij het stelsel een zoo groot

persoonlijk belang hadden. Toch begonnen zich langzamerhand symp-

tomen voor te doen, die er op wezen, dat de druk op de bevolking groot

was. Uit die districten, waar de dwangcultures het verst waren door-

dat de regeering door


gevoerd, had een sterk volksverloop plaats, een

trachtte In 1844
scherp gecontroleerd passenstelsel tegen te
gaan.

heerschte Cheribon, 1848 1850 Demak


hongersnood in van tot in en

Grobogan. Door sterfte en verloop verminderde de bevolking er schrik-

barend, zelfs tiende. Toen dit bekend werd.


in Grobogan tot
op één

gelastte de Gouverneur-Generaal Rochussen een onderzoek, en op grond

daarvan werd de gedwongen cultuur van indigo in die districten belangrijk


het verband erkend tusschen het
ingekrompen. Hiermede was officieel

Cultuurstelsel en
de
verarming der bevolking.

Verzet tegen het Cultuurstelsel was in Indië slechts sporadisch voor-

begon in het moederland,


gekomen; een stelselmatige bestrijding er van en

staat in nauw verband met de politieke toestanden en veranderingen aldaar.


De grondwet van 1814 zeide: ~De Souvereine Vorst heeft bij uitsluiting

„het opperbestuur de koloniën den Staat andere


over en bezittingen van in

„werelddeelen”. De woorden „bij uitsluiting” gaven te kennen, dat andere


Koloniale paragraaf de
in grondwet van 1848. 285

organen, naast den koning dus ook de Staten-Generaal


geenerlei
invloed hadden het bestuur der koloniën. Na de het
op invoering van

Cultuurstelsel aanvaardde de Tweede Kamer elk de uit Indië


jaar
komende batige saldi, zonder zich te bemoeien de
mogen met wijze,

waarop
die waren verkregen. Toen minister Van den Bosch in 1839 voor-

stelde, weer een deel van de Nederlandsche schuld, ten


bedrage van

56 millioen, op
de koloniën af te wentelen, verwierp de Kamer dit voorstel,

niet uit bezwaar tegen het systeem, maar omdat zij de


wijze niet goed-
keurde, waarop de koning de kosten den
van
oorlog met België, die uit

dit Indische geld bestreden werden, verantwoordde.

De afscheiding van
België maakte in 1840 een nieuwe grondwet noodig.
Zij bevatte een artikel: ~Het gebruik van het batig slot, beschikbaar ten

„behoeve het moederland, wordt de


van
bij wet geregeld”. Dit was

au fond niet anders dan een interne Nederlandsche de be-


zaak, bij
spreking waarvan evenwel bleek, dat niemand in de Kamer ook maar

bezwaar had
eenig tegen het aanvaarden dier baten, noch tegen het

monopolie van den koning, inzake het koloniaal bestuur.

Gelijk het toenemend


met
verlangen bij een deel van het volk naar een

meer ingrijpende grondwetsherziening, vormde zich in de Kamer ook een

minderheid, die het bestuur de overzeesche


van bezittingen niet meer „bij
uitsluiting aan den
koning wenschte zien Zoowel
te
opgedragen.
Willem II als minister Baud wilden evenwel van een
wijziging in deze

niets weten, doch de


in
volgende jaren kreeg de liberale minderheid meer-

malen gelegenheid o.a. bij de bespreking van nieuwe overeenkomsten

de Ned. Handelmaatschappij,
met
en bij de vaststelling van het gebruik
het batig slot koloniaal
van punten van belang ter sprake te brengen.
En het
toen in revolutiejaar 1848 ook in ons land de meer vrijzinnige
beginselen zegevierden, kwam dit uiting de koloniale
tot in paragraaf
van de nieuwe grondwet, die luidde (art. 59 en 60):

„De Koning heeft het der koloniën


opperbestuur en bezittingen
„van het Rijk in andere werelddeelen.

„De reglementen op
het beleid der regeering aldaar worden door

„de wet vastgesteld.

„Het muntstelsel wordt door de wet


geregeld.
~Andere deze koloniën
onderwerpen, en bezittingen betreffende,

„worden door de zoodra de


wet geregeld, behoefte daaraan blijkt
„te bestaan.
W. R. baron van Hoëvell.
286

doet jaarlijks de Staten-Generaal een omstandig


„De Koning aan

het beheer dier koloniën en bezittingen, en van


„verslag geven van

zich bevinden.
„den staat, waarin zij
der koloniale
beheer verantwoording
„De wet regelt de wijze van en

„geldmiddelen.”
dus vervallen, de voornaamste
De woorden „bij uitsluiting” waren

bestuur door de wet worden geregeld, en de


zouden
maatregelen van

Koloniaal Verslag de Kamer indienen.


koning moest elk jaar een bij

Het de op
welke wijze
de Kamer gebruik zou
was nu maar vraag,
De beant-
maken van de rechten, haar bij de nieuwe grondwet gegeven.

andere;
groot gedeelte afhangen
van een
woording dier vraag zou voor een

ook kennis
Waren er onder de Kamerleden, die naast belangstelling voor,

af
eenzijdige rapporten behoefden
te
gaan,
van Indië hadden; die niet op
medeleden
konden hun minder deskundige
maar uit ervaring spreken en

voorlichten?

niet, reeds in 1849 kwam er een


Er waren er maar

baron Hoëvell, in 1812


geboren, promoveerde op
Wolter Robert, van

vertrok Indië, waar hij zich


zijn 24ste
jaar
in de Godgeleerdheid, en naar

ook al
niet slechts onderscheidde als een welsprekend predikant, maar

wereld.
vooraanstaande in de wetenschappelijke
spdedig een plaats innam

leden het Bataviaasch Genoot-


der werkzaamste van
Zoo was hij een

dat onder voorzitterschap


Kunsten en Wetenschappen, zijn
schap van

bloei inging. Ook richtte hij het Tijdschrift van


een nieuw tijdperk van

Holland uit
Ned. Indië dat hij nog na zijn vertrek langen tijd van
op,

belangstelling voor Indië en zijn bevolking


bleef redigeeren. Zijn warme

met
hem malen tot uitingen, die de Indische regeenng
bracht eenige
Batavia, welke
aanstonden; de deelneming aan een vergadering te

dat minister Baud aan de Delftsche


protesteerde tegen
het monopolie,
Indisch ambtenaar,
Academie had geschonken in zake de opleiding tot

die Onmiddellijk vroeg hij


hem berisping van regeering.
bezorgde een

zaak de in Nederland ter sprake, en

ontslag, bracht zijn bij regeering


introk. Hier-
had de voldoening, dat deze de ontevredenheidsbetuiging

Indië, de aandacht op hem geves-


door, door eenige werken over
was
en

de Tweede Kamer, waarvan hij tot


in 1849 zitting in
tigd: hij kreeg
de
leden, en de groote kampioen voor
1862 een der meest welsprekende

Inlandsche bevolking was.


Multatuli en Fransen van de Putte. 287

vond Van Hoëvell in de Tweede Kamer slechts


Voorloopig nog
steun

hij weinigen; zoo kon


hij niet beletten, dat een
reeds in 1851 ingediend

ontwerp-R. R., na lange besprekingen, vele


wijzigingen en her-indiening,
in 1854 werd aangenomen, hoewel hij zich krachtig had
daartegen verzet.

Toch bleven zijn deskundigheid onvermoeide tegen misbruiken


en
strijd
en wantoestanden niet zonder uitwerking: was het wonder, dat de man

de aandacht trok, die te midden debatten het


van over
gebruik der batige
saldi de stelde: ~Wat hebt het
vraag ge gedaan tot bevordering van

..materieele moreele het Indische volk?” Handhaafde dan


en
geluk van

ook al het R. R. 1854 het Cultuurstelsel, het dat


van
bepaalde eveneens,

een regeling zou worden voorbereid, volgens welke in de toekomst alleen

vrije cultuur zou bestaan. En al


dadelijk gelastte het een onderzoek naar

bestaande misbruiken, schreef


maatregelen voor tot voorkoming van over-

matigen cultuurdwang, stelde de der


en in beginsel afschaffing vast

slavernij, die bij een wet van 7 Mei 1859 tot feit werd. Dit was het succes

van Van Hoëvell, den eersten


strijder in het parlement voor een moderne

koloniale politiek; het is


stellig niet zijn minste verdienste, dat
hij bij velen
in buiten het wakker
en
parlement een gevoel van verantwoordelijkheid
daar in het Oosten Een mede-
riep, voor wat verre
gebeurde. krachtig
dit
sjander kreeg hij in opzicht in Multatuli, wiens in 1860 verschenen

Max Havelaar een schok door het land deed der


en een meest-
gaan,

gelezen boeken werd. Ondanks vele fouten had dit werk onbetwistbaar

de verdienste, dat het tot in de uithoeken het land


verste van belang-

stelling wekte voor Indië.

Toen in 1862 het tweede kabinet-Thorbecke verwachtte


optrad, men

algemeen, dat Van Hoëvell daarin de minister van koloniën zou zijn. Dit

niet het geval, werd benoemd lid


was maar hij tot van den Raad van

State, als hoedanig zijn invloed op beslisssingen in koloniale zaken zeker

niet zonder beteekenis is geweest, minder het


maar tot publiek doordrong,
dan een verdere werkzaamheid als Kamerlid of minister hebben
zou

gedaan. Hij kreeg echter als zoodanig een


voortreffelijk opvolger in Isaac

Dignus Fransen van


de Putte.

Ook Van de Putte kende Indië uit had


ervaring. Hij er een tiental jaren

’t laatst als
op gevaren, eerste stuurman, tot hij in 1849 een werkkring
vond in de cultures
op Java. Eerst was
hij administrateur van een suiker-

fabriek, die het product der cultures verwerkte,


gedwongen later tabaks-

planter in den Oosthoek, hij met cultuur kennis maakte. In


waar vrije
Suikerwet.
288 Comptabiliteitswet en

1859 keerde Nederland terug, trok daar weldra de aandacht


hij naar en

door een brochure, Regeling der Suikercontracten op Java ,


die van
groote

kennis en helder inzicht in de landelijke aangelegenheden van Java

Rotterdam zond hem in 1862 de Kamer, en reeds het


getuigde. naar

Thorbecke hem in kabinet op als minister van


volgende jaar nam zijn

koloniën. De Kamer toonde veel vertrouwd 1


in hem te hebben, en nam

reeks hand alle in den geest


een gansche wetsontwerpen van zijn aan,

werden de verplichte
van
Van Hoëvell’s denkbeelden. Achtereenvolgens

leveringen van kruidnagelen en muskaatnoten in de Molukken afgeschaft,


het suikerriet
en de dwangcultures op Java, met uitzondering van en

de koffie. de verdere deze twee werd echter streng


Bij toepassing van

de ambtenaren
gewaakt tegen misbruiken, terwijl de cultuurprocenten voor

einde de heerendiensten in
vervielen. Andere wetten maakten een aan

als lichaamsstraf, verleenden


de
djatibosschen, verboden de rotanslagen

concessie tot aanleg van den spoorweg Batavia—Buitenzorg, regelden

Indisch ambtenaar, of maakten eind aan het stelsel


de opleiding tot een

der differentieele rechten. Afzonderlijk dient de Comptabiliteitswet ge-

noemd te worden, in 1864 aangenomen,


doch eerst in 1867 in werking

Deze dat de jaarlijksche begrooting voor Indië door


getreden. bepaalde,
de
de Staten-Generaal moest worden vastgesteld, en uitvoering er van

de Indische Rekenkamers. Eersï


gecontroleerd door de Nederlandsche en

rechtstreekschen invloed
hierdoor kreeg de volksvertegenwoordiging op

het bestuursbeleid in Indië.


dat
Bij de bespreking van de genoemde wetten was duidelijk gebleken,
in zien
de meerderheid der Kamerleden het verkeerde begon te van een

lasten voordeele Nederland.


stelsel, dat den Javaan zware oplegde ten van

de Kamer niet toe


Doch ondanks dit inzicht kon er maar
groeiende
dat
besluiten, afstand te doen van de batige saldi, of het Cultuurstelsel,

maakte, te heffen. Niettemin zetten de tegen-


deze saldi mogelijk op

het jaar 1870 bracht hun een nieuw


standers den strijd dapper voort, en

minister De Waal aannam,


succes, toen de Kamer het wetsontwerp van

Ten einde de suikerfabricatie niet


dat de verplichte suikercultuur ophief.
in 1891
te dupeeren zou
die
opheffing zeer geleidelijk geschieden, en eerst

voltooid. Een agrarische wet van hetzelfde jaar bepaalde,


geheel zijn
konden krijgen,
dat den landbouw gronden in
erfpacht
Europeanen voor

die niet door de bevolking waren geoccupeerd z.g.


woeste gronden

niet konden vervreemden aan niet-Inlanders,


en dat Inlanders hun grond
Agrarische Wet. 289

doch wel verhuren. Deze wet beschermde dus den Inlander tegen zich-

zelf, door het hem maken


onmogelijk te zijn grond aan Europeanen,
Chineezen of Arabieren doch
te
verkoopen, zij maakte tevens het voort-

bestaan de suikerfabrikatie, ook de verplichte


van na opheffing van

Aanleg van den eersten spoorweg in den Preanger.

rietcultuur, mogelijk, daar de fabrikanten den voor


den rietverbouw be-

noodigden grond konden huren.


Het uitgeven particuliere land-
van woeste
gronden in
erfpacht aan

werd Nu
bouwondernemingen een groot succes. voor de meeste
producten
de Staatscultures hun concurrentie meer aandeden, werd het voor
geen

19
290 Opheffing van het Cultuurstelsel.

rendabel Zoo deed


particuliere planters mogelijk, een bedrijf op te zetten.

de landbouw” zijn intrede in Indië, en maakte, tegen betaling,


„groote

gebruik van
de arbeidskrachten, die waren vrijgekomen door opheffing

der cultures.
verplichte
VarTdeze laatste was na
1870 nog alleen de koffiecultuur in wezen;

de regeering meende, dat tegen het voortbestaan daarvan weinig bezwaar

de misbruiken waren en de vergoeding aan de


was, nu weggenomen

Bovendien de koffie-
planters was verbeterd. gebruikte men voor

aanplantingen slechts gronden, die voor


den rijstbouw ongeschikt waren.

dit velen voldoende,


Niettemin bleef het een dwangcultuur en was voor

het laatste volhouden. In 1875 stelden


om den strijd er tegen tot te
blijven
de Kamer de regeering te verzoeken, ook de koffie-
eenige leden aan voor,

cultuur op te heffen, doch de voorstellers kregen de meerderheid niet mee

in 1892, richtte
zich mee. Dit geschiedde eerst
bij een nieuwe poging en nu

evenwel het
de Kamer zoodanig verzoek tot de regeering. Deze meende

de baten dier cultuur niet kunnen


was midden in den Atjehoorlog te

het duurde nog tot 1915, eer zij aan den later nog eenige malen
missen;

Sedert behoort het Cultuur-


herhaalden wensch van de Kamer gehoor gaf.

stelsel geheel tot het verleden.

de laatste cultuur
Reeds
geruimen tijd
vóór de opheffing van verplichte

saldo uit Indië ontvangen. De oorzaken


had Nederland geen batig meer

daarvan I°. vermindering van de opbrengst der koffie, in hoofd-


waren

de koffiebladziekte 1
), 2°. vermeerdering van
zaak als gevolg van en

1870,
zijn agrarische
in
de
uitgaven in Indië. Bij de bespreking van wet

had minister De Waal krachtig aangedrongen op aanleg van goede

en havens, daar de landbouwondernemingen behoorlijk gelegen-


wegen

hun af In verband daar-


heid moesten hebben, om producten te voeren.

mede had voorgesteld, het grootste deel van


het batig saldo te
hij toen

werken in Indië, doch de Kamer


bestemmen voor
den aanleg van openbare
had dit voorstel verworpen.
In 1875 stond zij echter de gelden toe voor

den Staatsspoorwegen Java, en van de haven op Tandjoeng


aanleg van op

die vele millioenen


Priok. Inmiddels was
ook de Atjeh-oorlog uitgebroken,

kostte, en door dit alles werden de saldi steeds kleiner. Nog eens

5 millioen, overschot het


de Kamer, in 1878, over een saldo van
van

verbouwde koffie
1883 de de het Gouvernement
1
) In was opbrengst van voor

1915 slechts 2 millioen.


36 millioen gulden, in nog
Natuurrampen. 291

dienstjaar 1877, bate de het Nederlandsche


ten van voltooiing van vesting-
stelsel. Daarna kwam Indië steeds te kort, en was er dus van een batig

saldo geen sprake meer.

In de het Cultuurstelsel het


zware
jaren van was Javaansche volk ook
niet gespaard gebleven voor natuurrampen. Benige zeer cholera-
ernstige
vooral die 1873 duizenden
epidemieën van sleepten ten
grave,

Tjandjoer na de aardbeving van 1879.

terwijl verschillende aardbevingen en vulkanische


uitbarstingen evenzeer

tal slachtoffers eischten. De die


van vloedgolf, het gevolg was van de

Krakatau-uitbarsting 26 tot 28
Augustus 1883 kostte 37 Europeanen
en 36 380 Inlanders het leven.

Literatuur: J. J. Mein s m a. Geschiedenis van de Nederlandsche

Oost-lndische Ü, blz. 3—108; Prof. Dr. H. T. Colen-


Bezittingen
brander, Koloniale Geschiedenis 111, blz. 37—64; S. van Deven-
292 Literatuur.

ter
J. S z., Bijdragen tot de kennis van het Landelijk Stelsel op Java,
deel II en III; N. G. P i e r s o n, Het Cultuurstelsel; Dr. W. R. van

Hoë v 11, Parlementaire Dr.W.F.M.M 1 1,


e
Redevoeringen; a n s v e

Geschiedenis van de Nederlandsche Handelmaatschappij. Verder in de

Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, 2de druk, de artikelen: Cultuur-

stelsel Wet.
en Agrarische
21. VERWAARLOOZING DER BUITENBEZITTINGEN.

De
ernstige moeilijkheden, die zich op
verschillende punten der Bui-

tenbezittingen voordeden na de teruggave der koloniën, waren nog niet

het uitbreken den Java-oorlog het noodig had


beëindigd, toen van ge-

maakt, zooveel mogelijk troepen naar Java te zenden, en elke actie daar-

stellen. Nadat in 1830 de vrede hersteld, had


buiten uit te
op Java was

Van den Bosch het bewind aanvaard en er zijn Cultuurstelsel ingevoerd,

waarvan
het doel was zooveel geld naar Nederland over te maken, als

Het paste geheel dit stelsel, die


maar eenigszins mogelijk was. in om voor

deelen van Indië, welke geen direct voordeel aan de schatkist konden

althans het
bezorgen, de uitgaven tot een minimum te beperken, opdat
tekort dier „lastposten” zoo gering mogelijk zou zijn. !) De geschiedenis

der de 20 de invoering het


Buitenbezittingen over eerste
jaar na van

Cultuurstelsel biedt dan ook ’t weinig verheffend


over
geheel een

het voorschrift,
schouwspel; onthouding van elke ingrijpende actie was

terecht deze die Verwaarloozing der Buiten-


en noemt men
periode van

bezittingen.

Van den Bosch maakte, wat de politiek van onthouding betreft, een

uitzondering voor Sumatra. Hij was van plan dit eiland, voor zoover

het tractaat van 1824 dit toeliet, geheel onder Nederlandsch gezag
te

brengen, en er dan in die districten, welke daarvoor in


aanmerking
kwamen, het Cultuurstelsel in te voeren.
In verband daarmede wenschte

1
Dat de financieele toestand Indië inderdaad wordt duidelijk, als
) van precair was,

dat het Gouvernement Ambon 1833 tekort


men verneemt eertijds zoo rijke van over een

opleverde van ƒ478 000.


294
Voortzetting van den
Padri-oorlog.

hij allereerst den strijd tegen de Padri's krachtig te hervatten. Sedert


Raaff in 1824 de Benedenlanden het
aan Gouvernement gebracht had,
de toestand daar
was
weinig veranderd. In het midden van 1830 liet
Van den Bosch ook de
in Bovenlanden enkele versterkte posten aan-

leggen, doch dit was voor de Padri s het sein, om meer aanvallend op

te treden, waarbij zij dan zelfs


nu en met Atjehsche zeeroovers samen-

werkten. De zond flinke troepenmacht


regeering nu een naar de West-

kust, onder den luitenant-kolonel Elout, die er na moeizame tochten en

hevige gevechten in
slaagde, in 1832 Bondjol te bezetten, dat nog steeds
het der
centrum
Padri-beweging was gebleven. Men meende, dat hier-
mede het verzet gebroken was, en nu geleidelijk het Nederlandsch be-
stuur er kon worden doch
ingevoerd, spoedig volgde de ontgoocheling.
de
Op wegen tusschen de verschillende posten werden herhaaldelijk
kleine detachementen overvallen en afgemaakt. Hierdoor verontrust, zond

de
regeering den overste Vermeulen Krieger met een afdeeling troepen uit,
de zwakke
om
bezetting van Bondjol te versterken. Hij kon echter deze

plaats niet meer bereiken, maar moest onder verliezen


ernstige terug-
keeren, de
tijding meebrengende, dat het garnizoen van Bondjol geheel
was omgebracht. Verschillende andere posten ondergingen hetzelfde lot,
de toestand werd
en zeer kritiek, toen bleek, dat ook de voorheen
goed-
gezinde Maleiers zich de Padri’s
bij begonnen aan te sluiten. Baldadig
optreden van de soldaten, de vele diensten
en geëischte gratis en leve-
de
ringen hadden bevolking verbitterd. Aanvankelijk genoot de regeering
den Sentot
steun van en
zijn legioen, i), doch na
eenigen tijd kwam hij
onder den
verdenking van met
vijand te heulen, en ofschoon daar geen

bewijzen voor
waren, vond de
regeering het beter, hem naar Batavia

terug te zenden. Toen kort na vertrek zelfs Fort de Koek door de


zijn
Padri s werd ingesloten, besloot Batavia
men te
nogmaals versterkingen
te zenden, en in
Augustus 1833 kwam Van den Bosch zelf de West-
op
kust aan.
Hij ontwierp een plan, om van drie zijden tegelijk-op Bondjol
aan te rukken dit hernemen, doch deze expeditie
en te
liep op een mis-

lukking uit. In de Benedenlanden werd evenwel de rust hersteld, en


hier

voerde Van den Bosch de verplichte koffiecultuur in eenigszins ver-

zachten vorm in.

De strijd de Wdstkust bleef woeden,


op met groote verbittering tot

1
) Zie hiervóór, blz. 269.
295
Ook Sumatra verwaarloosd.

in 1837 in slaagde, zich weer van Bondjol


eindelijk generaal Cochius er

maken. Wel bleek de leider der Padri's, Toewankoe Imam, te


meester te

zich De
ontvlucht, doch na enkele maanden moest hij overgeven.
zijn
kwamen nu
kern van
het verzet was
daarmee gebroken, en geleidelijk
Tot zelfs in Indragin
ook de omliggende landstreken in onderwerping.
die vooral ten doel
Siak richtte de regeering militaire posten op,
en

hadden, in deze streken, welke geregeld door Engelsche kooplieden van

te banen den Nederland-


den overwal werden bezocht, den weg
voor

Met de de Westkusthavens Baros, Tapoes


schen handel. bezetting van

verwoeden 1840 door kolonel Michiels op


en Singkel, die na strijd in

werden veroverd, eindigde voorloopig het tijdperk


Atjehsche vrijbuiters
Sumatra. Een de Engelsche regeering,
van Tcrachtige actie
op protest van

achtte het verdrag van 1824, was voor


die dit optreden in strijd met

minister Baud aanleiding, de Indische regeering in 1841 op te dragen,


de
Siak heffen, en de militaire macht op
de posten in Indragiri en op te

Sumatra Daarmede was ook dit eiland


andere punten van
in te krimpen.

onthouding, het ministerschap van

opgenomen
in het stelsel van tijdens

de overige Buitenbezittingen voorgeschreven. Daarbij


Van den Bosch voor

had hij elke verboden in de huishoudelijke aangelegenheden


inmenging
elke andere bemoeienis met
der Inlandsche staten buiten Java, evenals
met zich
inheemsche en volken, die vermeerdering van uitgaven
vorsten

De ambtenaren moesten zich bepalen tot handhaving van


zou brengen.

toestand, het nominaal oppergezag


den bestaanden en erkenning van

hun zelfs daartoe de middelen ontbraken,


van Nederland, doch daar

den Nederlandschen invloed geheel


raakte het op
enkele plaatsen met

daarvan toenemende oneenigheid


gedaan. Een der gevolgen was een

die leidde tot


tusschen Inlandsche vorsten en
hoofden onderling, weer

Ook de
ontevredenheidsuitingen van
de verdrukte bevolking. zeeroot

Archipel onrustbarende wijze


nam in deze jaren over
den geheelen op

beroofde bestuursambtenaren
toe. De van afdoende machtsmiddelen
weldra
moesten zich vaak minachting en
hoon laten welgevallen, en

maakte, hoe ernstige


deed zich een gebeurtenis voor, die duidelijk tot

onthouding moest leiden.


gevolgen deze politiek van

de Aziatische wateren, en speciaal in den


In deze zwierven er in
jaren
met hun zeilschepen
Archipel, tal van particuliere handelaars-avonturiers
die betrekkingen
rond. Een hunner was de Engelschman James Brooke,
296 James Brooke.

zocht Inlandsche
aan te
knoopen met
vorsten, volgens zijn voorgeven,
de
om
Christelijke beschaving te verbreiden, maar stellig ook om
den

Engelschen invloed te
verhoogen. Op Celebes had daarmee
hij geen
Noord-Borneo trof
succes:
op hij het beter. Daar waren de Dajaks van

Serawak in opstand
gekomen tegen den sultan van Broenei, en
de Neder-

landsch-Indische regeering had haar ambtenaren opdracht gegeven,


zich elke onthouden. De
van inmenging te sultan nam het aanbod van

Brooke hem
aan, om met
zijn schip en bemanning te ondersteunen: toen

deze den opstand


er in
geslaagd was te onderdrukken, stond de sultan

hem in 1840 de inkomsten Serawak af,


van en erkende hem het volgend
jaar als leenvorst dit
gebied,
over tegen een jaarlijkschen cijns van
2000

dollar. Na
eenigen tijd staakte Brooke deze betaling, en trad op als een

onafhankelijk Met de
vorst. steun van Engelsche regeering bestreed
hij
met succes den zeeroof in de wateren Noord-Borneo.
van
Vervolgens
gelukte het hem in 1846 den sultan Broenei
van te bewegen, het
eilandje
Laboean. steenkolen
waarop waren
gevonden, aan Engeland af te

staan, t)

Dit alles veroorzaakte in Nederland veel


begrijpelijkerwijze onrust.

Men vreesde een nieuwe Raffles-tactiek, de


en
regeering protesteerde bij
Engeland, op grond dat de vestiging van Brooke in Serawak en de

Engelsche occupatie van Laboean in


strijd zouden
zijn het
met
verdrag
1824. De Britsche
van
regeering aanvaardde dit protest niet, en naar de

letter had zij gelijk, Noord-Borneo


want
lag niet ten Zuiden van Straat

Singapore. Doch de
stellig was een vestiging van twee natiën
op één

eiland in strijd met den geest van het verdrag.

Brooke s optreden had echter Nederland ook


voor een
goede zijde,
daar het bevatte,
een waarschuwing die niet in den wind geslagen kon
worden. Zonder dat haar
zij inwendige politiek tegenover vorsten en

volken der veel schonk


Buitenbezittingen veranderde, de regeering er

toch sedert aandacht trad,


wat meer
aan, waar noodig, krachtiger op,

was haar hoede Brooke; die zich


en op voor navolgers van niet op

lieten wachten. De Gouverneur-Generaal Rochussen (1845 —1851)


toonde zelfs dien
een tot tijd ongekend warme
belangstelling voor
de

J
) Broenei zelf kwam later in bezit de British
van een Engelsche maatschappij,
North Borneo Company; zoowel dit als Serawak, steeds
gebied waar nog nakomelingen
Brooke werd in 1888 onder de kroon
van
regeeren, protectoraat van Engelsche geplaatst.
Bali. 297
hxpedities naar

stelde het Nederlandsche gezag over den ge-


Buitenbezittingen, en voor,

heelen doen erkennen. Zoo wilde de


Archipel te vestigen en te ver re-

het moederland niet gaan, hoofdzakelijk uit vrees voor de


geering van

die het batig saldo zouden kunnen


financieele gevolgen, in
gevaar

brengen, maar zij verzette er zich toch niet meer tegen, als een krachtig
werd het
militair optreden op
de Buitenbezittingen noodig geacht om

Nederlandsch prestige te handhaven. Daarmede brak de periode aan

slechts de zullen
der militaire expedities, waarvan wij voornaamste

Bespreken.

slechts Neder-
Bali, zoo dicht bij }ava gelegen, stond in naam onder

bevond zich bezetting, enkele


landsche opperhoogheid; er geen
en op

het zelfs
geheel onbekend. De verschillende vorsten,
kustplaatsen na was

onder wie het eiland verdeeld traden zeer willekeurig en wreed op;
was,

zoo bestond er een levendige slavenhandel, en gold er het tawang-


nog

dit oudsher op Bali heerschende recht


karang of kliprecht. Volgens van

der talrijke riffen


vervielen bij stranding van een vaartuig op een om

eiland, zelfs opvarenden, den betrokken


het schip, lading, en aan vorst.

malen had de Indische ander doen pro-


Benige regeering tegen een en

testeeren, en in de jaren 1841 en 1843 hadden de voornaamste vorsten

de Nederlandsche supprematie-in-naam erkend, en beloofd, het kliprecht

niet meer te zullen toepassen, en zeeroof en


slavenhandel te zullen tegen-

Toen weldra bleek, dat het bij beloften bleef, en de regeering


gaan.

1846
internationale moeilijkheden voorzag, zond zij er in een expeditie
de be-
heen, die zonder veel moeite plaatsen Boeleleng en Singaradja
de vorsten hun onderwerping aanboden. Zij
zette, waarna respectieve

teekenden een verdrag, waarbij zij op


zich namen de oorlogskosten te

hun af breken, mede werken den bouw


betalen, versterkingen te en te aan

Nederlandsch fort. Dit laatste deden inderdaad, de


van een zij maar

kwamen zij zelfs werd kort daarna op


overige bepalingen niet na; een

Nederlandsch en op een Engelsch schip het kliprecht weer


toegepast.'

Nadat Rochussen een ultimatum gesteld had, dat niet werd aangenomen,

zond tweede uit, die, verwachting, het eiland


hij een expeditie tegen

duchtig versterkt vond, en na zwaren strijd zonder resultaat tot den

terugtocht moest besluiten. Een derde expeditie kon nu niet uitblijven,

de berustte bij Michiels, die de voornaamste


waarvan leiding generaal
steden en sterkten nam, doch in Mei 1849 aan een zware verwonding
298 Strijd tegen de Chineezen in West-Borneo.

stierf. onderbevelhebber. Van Swieten, voltooide de verovering,


Zijn
het eiland Gouvernementsgebied werd
waarna een gedeelte van tot ver-

klaard, terwijl de vorsten van het overige deel de Nederlandsche opper-

hoogheid erkenden.

Nog maar nauwelijks waren de troepen van Bali teruggekeerd, toen

West-Borneo noodzakelijk bleek, waar steeds


een expeditie naar nog

de der Chineesche goudzoekers veel last veroorzaak-


nederzettingen

ten t). Zij voerden op hun prauwen de Nederlandsche vlag, doch wei-

het Gouvernement
gerden, ook maar eenige verplichtingen jegens na te

komen, terroriseerden de Dajaks, en oefenden hun eigen rechtspleging

De der maakte hen steeds driester, en


uit.
onthoudingspolitiek regeering

gevreesd werden
zij onder de Inlanders
slotte meer en meer
ten waren

Men vond onder hen aantal


ontzien dan het Nederlandsche bestuur. een

het ook onder-


kongsies of
vereenigingen, die in geheim werkten, en soms

hevigen voerden. In 1850 kwam het tot een uitbarsting, toen


ling strijd
der de Sambas-rivier een
eenige recherche-vaartuigen regeering op

wilden door groote troepen


smokkelschip in beslag nemen, wat gewa-

versterkingen hadden opgeworpen,


pende Chineezen, die langs de rivier

werd belet. Nadat een oorlogsfregat, dat de rivier een eindweegs op-

het had kunnen


voer, de uitlevering van smokkelschip evenmin ver-

heen, die de Chineezen uit-


krijgen, zond de regeering er een expeditie
gingen de
eendreef en een fortje opwierp. Na langdurige besprekingen

leidende kongsies in 1851 met de regeering een overeenkomst aan, waar-

het betalen goud als boete, be-


bij zij zich verbonden tot van een pikol

nevens een jaarlijksche schatting, terwijl zij tevens toezegden, voortaan

in- en uitvoerrechten te zullen betalen. In plaats van de geheime kong-

werkend genootschap, door de regeering erkend,


sies zou een openlijk
belangen der Chineezen optreden.
voor
de speciale
het grootste deel der
Niet lang nadat uit zuinigheidsoverwegingen
de moeilijkheden
troepen naar Java was teruggekeerd, begonnen op-

bestonden
nieuw, toen het den resident bleek, dat de kongsies nog immer

In den aanvang 1853 zond de regeering er


en druk intrigeerden. van

commissaris heen, wiens komst de


ter onderzoek een bizonderen op

De daardoor noodzake-
Chineezen tot openlijke vijandschap overgingen.

Zie hiervóór, blz. 256.


r)
De rust aldaar hersteld. 299

bestond 2000 benevens eenige


lijk geworden expeditie uit ruim man,

havens riviermonden moesten blokkeeren. Reeds na


schepen, die de en

verzochten de Chineezen vergiffenis, doch men


de eerste gevechten om

Mon-
deelde hun mede dat de troepen, vóór eenigerlei onderhandeling,

trado wilden bezetten, dat, teeken van onderwerping, de inwoners


en ten

dier de troepen knielend


moesten ontvangen.
Dit geschiedde
plaats
inderdaad aldus, doch desondanks bleek, dat het verzet
nog
niet
geheel

Men vond af in de stad opruiende proclamaties,


geëindigd was. en toe

malen voorkwam. Bovendien werden de


terwijl eenige brandstichting

om de stad herhaaldelijk door gewapende benden onveilig ge-


wegen
maakte hieraan een
maakt. Een krachtig doorgevoerde patrouilleering

einde, waarna de regeering voor


Montrado en omgeving egn geregelde

invoerde. De kwam onder leiding van een


bestuursorganisatie afdecling
den
assistent-resident, die werd bijgestaan door een gecommitteerde van

der Chineezen. Doch


sultan van
Sambas, en een vertegenwoordiger
macht onder de
andermaal bleek, dat nog
immer een geheimzinnige

werkte, die allerwegen haar


spionnen
had en een goed geor-
bevolking
uitoefende. Op den het Gouvernement goedgezinden
ganiseerde terreur

de regee-
Chineeschen adviseur werd een aanslag gepleegd, een spion van

De als assistent-resident fungeerende kapitein Verspyck


ring gedood.
onvermoeid tactvol onderzoek licht in de duister-
wist echter door een en

kwam achter het bestaan een kongsie, Sam-


nis te brengen. Hij van

samenkomst
tjam-foei of Drievingerenverbond genaamd, wier plaats van

buiten de stad. Ver-


toegankelijke streek
gelegen was in een moeilijk
hoewel de leiders wisten
spyck trok er heen, overviel de schuilplaats en,

maken voorraad wapentuig,


te ontkomen, kon hij zich meester van een

Nu kende de haar
de statuten en
de ledenlijst der kongsie. regeering

laatste verzet,
vijanden en
trad
krachtig tegen hen op. Nadat nog een

dat het oneenigheid tusschen den Chineeschen pachter


gevolg was van

onderdrukt, werd de
van een goudmijn en zijn werkvolk, in_lBs6 was

in deze streek niet meer


verstoord.
rust

zenden ander deel


Weldra bleek het noodig, expedities uit te naar een

van Borneo, namelijk naar het sultanaat Bandjarmasin. Naar aanleiding

had Rochussen daar in 1849


van het vinden van steenkool in dit gebied,
de der
zelf een bezoek gebracht, waarna
de
jegeering met exploitatie

verband met het toenemen het aantal


mijnen was begonnen, mede in van
300 Expedities naar Bandjarmasin.

’s Lands zeemacht. De verhouding tusschen den reeds


stoomschepen bij
’t
bejaarden sultan en
het Gouvernement was over geheel zeer goed,
doen
doch na 1850 begonnen zich moeilijkheden voor te naar aanleiding
daar des sultans oudste
van
de
toekomstige troonopvolging, zoon,

Illah, gedeelte het volk de hoofden niet


Tamdjid bij een groot van en

gezien was, wegens zijn geboorte uit een Chineesche moeder. Tegenover

hem stonden, als andere den


meer populaire pretendenten, een zoon van

Leden Montrado.
van een goudzoekcrs-kongsie te

Na den dood den


sultan, Praboe Anom, en een kleinzoon, Hidajat. van

echter Illah doch kreeg, zooals


ouden sultan in 1857 volgde Tamdjid op,

te verwachten was, de partijen der beide andere pretendenten tegenover

zich. Toen in 1858 de Nederlandsch-Indische regeering aan T. Illah’s

verzoek voldeed, om Praboe Anóm naar Java te voeren en daar te inter-

ontevreden elementen be-


neeren, vereenigden zich alle om Hidajat, en

verwoeden den sultan het Gouvernement.


gonnen een strijd tegen en

wonende waaronder de employé’s


Tal van verspreid Europeanen, van

tweetal kolenmijnen, werden allen op eenzelfden dag overvallen en


een
Sumatra. 301
Optreden op

derde kon zich slechts met


vermoord; de militaire post bij een mijn
aanval
moeite handhaven. Ongeveer terzelfder tijd had een plaats op

kraton den sultan te Martapoera, ten Zuid-Oosten


den versterkten van

die evenwel kon worden afgeslagen. Nadat onder-


van Bandjarmasin,
het verzet door een
militaire expeditie niet gelukt was,
drukking van

de het Gou-
evenmin als door onderhandelingen, wist gemachtigde van

doen den troon,


vernement T. Illah over te halen, afstand te van waarna

bekend werd, dat het sultanaat Band-


bij proclamatie in 1859 gemaakt
het
rijk bij het Nederlandsche grondgebied
jarmasin was opgeheven en

resultaat dat de regeering


was gevoegd. Het dier proclamatie was, nu

Nu
de geheele bevolking tegenover zich kreeg. volgden eenige
vrijwel
de Nederlandsche troepen onder
zwaren strijd, waarin van
jaren van

inspanning werd vereischt in het uitgestrekte,


Verspyck ongelooflijke
onbekende gebied Zuid-
ontoegankelijke, en voor een groot deel nog van

door het
Borneo. Geleidelijk echter werd het terrein van den opstand
zich
versterkte posten
verkleind, en in 1862 moest Hidajat
vestigen van

daarmede was
overgeven. Hij werd eveneens naar Java overgebracht, en

bleef niettemin
de kracht van
het verzet gebroken. Nog vele jaren lang

in de Bovenlanden onrust heerschen, doordat telkens weer nieuwe pre-

tendent-sultans opdoken.

de verschillende deelen van


Talrijk zijn in deze
jaren expedities naar

Nias noodig,
Sumatra geweest. In 1856 was een gewapend optreden op

enkele steeds een drukken slavenhandel uitoefenden,


waar vorstjes nog

door de hoofden der havenplaatsen van het onafhankelijke


gesteund
De bouwden fort de Zuidkust, maar
de bezetting
een aan
Atjeh. troepen

door den voortdurenden


de versterkte
had een zware taak strijd tegen
Toen
kampongs, de gezondheidstoestand er allerellendigst was.
terwijl
in 1861 het fort door een geweldige aard- en zeebeving geheel werd
nu

trok de de in en liet het eiland weer aan


verwoest, regeering bezetting

Nias_had de
zijn lot over.
In verband met dit optreden op gouverneur

in 1857 bezoek
van
Sumatra’s Westkust, generaal Van Swieten, een

dezen overeenkomst
gebracht aan den sultan van Atjeh, en met een

slavenhandel strandroof in zijn


waarbij de sultan beloofde, en
gesloten,
zullen beletten. Al spoedig echter bleek, dat hij te weinig gezag
rijk te

het
de strandhoofden had, om
hen te dwingen tot nakoming van
over

beloofde.
302 Optreden op
Sumatra.

Naar de hadden ook malen


Lampongs eenige expedities plaats, ter

onlusten, die vooral werden door de


onderdrukking van
aangewakkerd
vele uit hun land gevluchte Bantammers. Deze ontweken den druk van

het Cultuurstelsel en de afpersingen hunner hoofden, door Straat Soenda

steken zich de benden


over te en in
Lampongs tot groote te vereenigen.

Een krachtige 1856 maakte hieraan einde.


onderneming in een

Van veel verstrekkende deze


belang om zijn gevolgen was hetgeen in

jaren in Siak geschiedde. Na het intrekken der posten in 1841 i) was

zichzelf sultan,
dit
gebied geheel aan overgelaten, en de toen
regeerende

Ismaël, leefde in voortdurende oneenigheid met zijn broeder, den rijks-


bestuurder of In
onderkoning, tegen wien hij niet was opgewassen. 1856

begaf hij zich naar Singapore, en droeg zijn rijk op aan het Britsche

Gouvernement, dat op het 1824 dit aanbod niet


grond van tractaat van

kon aanvaarden. Toen bood zich zekere


een particulier Engelschman,
Wilson, den sultan door Brooke’s
aan, om bij te staan; hij was succes

geïnspireerd, organiseerde een


eigen legermacht, meest uit
Boegineezen
zich Doch
bestaande, en noodzaakte den rijksbestuurder te onderwerpen.
stelde Wilson den sultan als de verleende
nu
belooning voor hulp zulke
dat deze daar Wilson
hooge eischen, niet in staat was ze te voldoen, en

zich als heer in Siak vluchtte de sultan Riouw.


en meester gedroeg, naar

Daar wendde hij zich, op grond van reeds in den Compagniestijd tus-

schen land de Hollanders de


zijn en gesloten verdragen, om steun tot

Nederlandsch-Indische deze zond den resident van


regeering, en er

Riouw heen. Toen de resident Siak


met een oorlogsschip en troepen
te

Wilson’s het eiland


aankwam, waren aanhangers reeds uitgeweken naar

hadden aangelegd de Engelsche


Bengkalis, waar
zij versterkingen en

De aankomst oorlogsscheepje voldoende,


vlag geheschen. van een was

doen vluchten. Nu de
om
hen ook van hier te slaagde vertegenwoordiger

van het Gouvernement er in, den sultan met zijn broeder te verzoenen,

Ismaël 1858 Siak


waarna in
bij tractaat en Onderhoorigheden o.a.

Assahan het
Deli, Serdang, Langkat en onder opperhoogheid van

Nederlandsch-Indische Gouvernement stelde. Dit Siak-tractaat is de

het Nederlandsch gezag op de thans bloeiende Oost-


grondslag van zoo

kust van Sumatra, maar het leidde anderzijds tot groote moeilijkheden.

Zoo werd de verhouding tot Atjeh, dat op enkele dier onderhoorigheden

1
) Zie hiervóór, blz. 295.
303
Boni-expedities.

door, het feit, dat


aanspraak maakte, er zeer gespannen terwijl nu in

ambtenaren uitvoerrechten
de kustplaatsen in- en

werden geheven, weinig naar den zin was van


de
Engelsche kooplieden

Malakka, die hier druk zaken deden. vonden


uit
Singapore en Zij met

hun klachten de Britsche die Nederland


gehoor bij regeering, in

De werden
protesteerde. hieruit ontstane moeilijkheden eerst opgelost
hoofdstuk zal worden
bij het
verdrag van 1871, dat in het volgende

besproken.

Tot slot het overzicht der enkel woord


van expeditiejaren nog een

de beide De onder Van Geen in 1825


over Boni-expedities. onderneming
had het resultaat geleid, de Java-oorlog had
niet tot gewenschte en toen

verder optreden aldaar verhinderd l


). Nieuwe onderhandelingen, om

Boni vredelievenden weg halen het


langs over te tot aanvaarding van

tractaat, schenen in 1838 zullen hebben,


gewijzigd Bongaaisch succes te

de sultan Het duurde evenwel tien jaar,


toen erkenning toezegde. nog

het inderdaad ook daarna bracht hij niet de


voor hij beëedigde, en

de Nederlandsche
minste wijziging in
zijn eigenmachtig en jegens

ambtenaren vaak tartend optreden. De regeering hoopte op een gunstige

wending, de sultan in 1857 overleed door werd


toen en zijn vrouw

doch de sultane trad tardender


opgevolgd, zoo mogelijk nog op, en

gelastte o.a. dat alle Bqnische vaartuigen de Nederlandsche vlag omge-

keerd zouden voeren. Dit noodzaakte de regeering een expeditie uit te

Na
rusten, die in Februari 1859 op Celebes aankwam. inspannende
marschen werd de hoofdstad bereikt, doch, evenals in 1825, was
ook

de Bonische De noodzaakte de
nu regeering gevlucht. regentijd aan-

voerders, naar
de kust
terug te keeren, waar
de troepen allerhevigst
door cholera werden. Na 180 in
geteisterd achterlating van man een

de kust de overige
aan gebouwde versterking moesten troepen naar

Makassar Een tweede expeditie in


gunstiger tijd
terugkeeren. een van

het werd stond onder bevel


jaar noodig geacht; zij van generaal Van
Swieten, die zich reeds meermalen een talentvol aanvoerder had ge-

toond en thans, hoewel hij legercommandant was, zelf de gewichtige

onderneming wilde leiden. Hij kwam eind 1859 op Zuid-Celebes aan, en

had binnen korten Boni bezet, ook de sterke residentie Pa-


tijd geheel

1
) Zie hiervóór, blz. 257.
304 Deli-maatschappij.

Met van een deel der rijksgrooten werd de ge-


sempa. instemming
door den het Gouvernement gun-
vluchte sultane afgezet en vervangen

Aroe Palakka. Deze teekende in Februari 1860 een


stig gezinden prins
Boni verklaard werd leenstaat te
zijn van
overeenkomst, waarbij een

het eind dit zelfde


het Nederlandsch-Indische Gouvernement. Op van

stemde de nieuwe vorst er nog


in
toe, dat een gedeelte van zijn
jaar

rijk rechtstreeks bij het Gouvernementsgebied werd ingelijfd.


nieuwe
optreden tegen Boni leidde
Het succesvolle tevens tot over-

de Sopeng, Wadjo Loewoe,


eenkomsten met aangrenzende rijkjes en

de invloed het Nederlandsche bestuur vergroot werd.


waarbij van

be-
De militaire expedities werden in deze periode hoofdzakelijk
het Nederland-
schouwd als middelen om
die vorsten te straffen, welke
hun
sche oppergezag
toonden te minachten, of de rust in gebied niet

konden handhaven. Na afloop van zoo’n expeditie trok de regeering als

bezetting daadwerke-
regel alle troepen weer terug: van blijvende en van

de interne regeeringsaangelegenheden was evenmin


lijke inmenging in

Het dan ook de hand,


sprake als in de jaren vóór Rochussen. ligt voor

kon
zijn
economische exploi-
dat in dezen tijd nog geen sprake van een

tatie der zoo rijke Buitenbezittingen. Slechts op


een enkele plaats werd
ondernemend
in dit
opzicht iets gedaan. In 1863 begon namelijk een man,

welke voor-
Niënhuys, in het landschap Deli tabak te planten, van
}.
werd de hoofd-
treffelijke hoedanigheid bleek te zijn. Niënhuys eerste

administrateur van
de in 1869
opgerichte Deli-maatschappij, en gaf als

het thans door zijn cul-


zoodanig den eersten stoot tot de opkomst van

Sumatra Oostkust. Doch dit feit


tures zoo rijke Gouvernement van s

Het de vele bronnen welvaart


stond zichzelf. aanboren van van
op

de eerst mogelijk zijn na uitgebreide weten-


op Buitenbezittingen zou

deze laatste kon eerst rustig geschieden, toen


schappelijke exploratie, en

had voltooid. Zoo men nog lang niet;


zijn werk
ver was
Van Heutsz
eerst worden doorloopen.
de dure leerschool van den Atjeh-oorlog moest

Mein Geschiedenis van


de Nederlandsche
Literatuur: J. J. s m a,

Pr f. Dr. H. T. Col
11, 2, blz. 6—97; e n-
Oost-lndische Bezittingen ,
o

191
brander, Koloniale Geschiedenis I, blz. 329 —331; 111, blz. 237;

Land
Dr. E. B. K i 1 s t ra.
Indisch Nederland: C. Lekkerkerker,
e

het
Volk Sumatra; J. van
Swieten, Krijgsverrichtingen tegen
en van
Literatuur. 305

De Bonische 1859 1860:


eiland Bali: M. F. K. P er e
1 a er, expeditiën —

Nederlanders Siak, 1602 1865:


E. Netscher, De in Djohor en

Dr. P.
W. A. van Rees, De Bandjermassinsche Krijg; J. Vet h,

Borneo’s Wester-afdeeling.

Tabaksplantage in Deli,

20
DE BEVESTIGING
22. ATJEH-OOLOG. VAN HET GEZAG

OP DE BUITENBEZITTINGEN.

Van de inheemsche den dat


rijken in
Archipel is er geen geweest,

Nederland zooveel heeft verschaft als In het


zorgen en moeiten Atjeh.
laatste vierdedeel de 19de die haar
van eeuw, toen
zorgen hoogtepunt
hadden bereikt, werd de naam Atjeh bekend en berucht tot in de verste

uithoeken Nederland, aantal die


van getuige een volksliedjes uit jaren.

fanatiek als de Atjehers waakten ondanks


Strijdhaftig en waren, zij,
steeds angstvallig dat
dikwijls heftige onderlinge twisten, er voor,

vreemden geen in hun Zoo sloegen zij in de


vasten voet
gebied kregen.
16de eeuw de herhaalde krachtige aanslagen der Portugeezen af, en in

de volgende jaren konden zoomin Nederlanders als Engelschen toe-

het bouwen versterkte Wel mochten


stemming krijgen tot van loges.

zij er komen handelen, en zelfs wel eens een vertegenwoordiger vestigen,

maar zoodanige welwillendheid duurde nooit lang achtereen, en van

duurzame relatie nimmer sprake.


een eenigszins vriendschappelijke was

Ook tegenover de omwonende inheemsche volken traden de Atjehers

in het midden de 17de hadden zij gedeelte


energiek op, en van eeuw een

de Westkust onder hun heer-


van Sumatra’s Oostkust, en bijna geheele
hoe het Painansch tractaat het
schappij gebracht. Wij zagen reeds, en

stichten Padang Priaman belangrijk


van
Compagnieskantoren op en een

kust hun rechtstreeksche 1


). Niet-
deel dier aan heerschappij ontnam

temin bleven zij er steeds een grooten invloed uitoefenen.


nog

In de 18de trachtte malen zich een


eeuw Engeland opnieuw eenige

2
) Zie hiervóór, blz. 121.
Conflicten met Atjeh. 307

zekere verschaffen, doch het gelukte Raffles,


positie in
Atjeh te eerst aan

die strijd de sultanswaardigheid gebruik maakte,


van een hevigen om

in 1819 een overeenkomst aan te


gaan, waarbij alle andere Europeesche

natiën, evenals de Amerikanen, van den handel werden uitgesloten.


kwam het Londen stand, sedert
Vijf jaar later Tractaat van tot wanneer

doch Nederland
de Engelschen van verdere inmenging afzagen, voor

de recht begonnen. De Atjehers dreven een drukken


moeilijkheden eerst

slavenhandel en waren beruchte zeeroovers; de Nederlandsch-Indische

krachtens de Londen gedane toezegging, een en


regeering moest, te

ander beletten, mocht zelfstandigheid niet aantasten. Het


maar Atjeh’s
de Westkust, sedert In 1829 wil
aantal conflicten, vooral aan
is legio.
verband den de Padri’s, Baros bezetten,
de
regeering, in met strijd tegen
behoorde, doch de verhinderen
dat niet tot het eigenlijke Atjeh Atjehers
Daarna
dit, en overrompelen de Nederlandsche versterking te Tapanoeli.
de Padri’s Als in 1831 Kwala
werken de Atjehers geregeld met samen. te

door hen wordt komt


Batéë een Amerikaansch schip geplunderd, een

de Staten daarover wraak nemen en die


oorlogsschip van Vereenigde
Een der regeering, in 1834 Baros te
plaats tuchtigen. nieuwe
poging om

bezetten, mislukt eveneens.


Twee
jaar later breekt muiterij uit onder de

Inlandsche den de Westkust zeilenden Gouver-


bemanning van aan

nementsschoener de muiters dooden hun officieren, brengen


Dolfijn; en

het schip op naar een Atjehsche haven. Als de sultan uitlevering weigert,

onderhandelingen, zonder eenig resultaat, tot ten


volgen langdurige
slotte Michiels in 1839 en 1840 Baros, Tapoes en Singkel bezet i).

die hernemen, kunnen


Eenige pogingen der Atjehers, om plaatsen te

worden de zeeroof duurt In 1844 twee


afgeslagen, maar voort. zijn
door de
Engelsche schepen de slachtoffers, wat leidt tot een tuchtiging

schip 1852
Britsche oorlogsmarine; in 1851 volgt een
uit Napels, in weer

Zoo door het reeds besproken bezoek


een Engelsch. gaat het tot van

Van Swieten 1857 2


), overeenkomst tot stand
aan Atjeh in toen een

welke al het worden vergeten, en voor het


kwam, volgens gebeurde zou

weerszijden vrije handel worden toegestaan. De sultan


vervolg van zou

zeeroof doch niet


nam
daarbij op zich, slavenhandel en te weren, hij was

dit de
in staat deze toezegging te doen nakomen, en was een gevolg van

hiervóór, blz. 295.


1
) Zie

2 blz. 301.
) Zie hiervóór,
308 Ingewikkelde verhoudingen in Atjeh.

welk land hij feitelijk slechts


ingewikkelde verhoudingen in
Atjeh, over

een gezag-in-naam uitoefende.

verdeeld Groot-Atjeh de Onderhoorigheden,


Atjeh was in en van

Pidië, de de Alaslanden de waren en


welke Gajoe- en voornaamste

door eigen hoofden bestuurd werden. Maar ook in Groot-Atjeh had het

van den sultan weinig te beteekenen. Elke kampong was een


gezag

eenheid zichzelf; verschillende dier kampongs vormden te samen


op

een landschap, en erkenden de leiding van een erfelijk landschapshoofd,


beurt het landschap onderdeel
den oléë-balang. Op zijn was weer een

de die bestuurd werd door den panglima-sagi, gekozen uit


van sagi,

de telde drie zulke sagi's, die der XXII, der


oléë-balangs. Groot-Atjeh
XXV der XXVI moekims. Deze benaming berustte weer op een
en

andere der sagi. Een moekim vereeniging van


verdeeling was een

kampongs, die in het gemeenschappelijk bezit waren van een medsjid

Het dus gemeenschap, welke de


of moskee. was een godsdienstige van

imam het hoofd was; op


den duur echter had de imam, die oorspronkelijk

vervulde, ook al invloed het


slechts een geestelijke waardigheid op

de sagihoofden stond die der XXII moekims


bestuur gekregen. Van drie

het meest in aanzien; hij heette de panglima-polem.

De sultan was niet anders dan de vorst van de havenplaats Atjeh.

dankte zijn
het tegenwoordige Kotta-Radja, met de naaste
omgeving. Hij

invloed het feit, dat oudsher het hoofd die den


aan hij van eenige was,

sultanstitel voerde, en als heer van


de voornaamste havenplaats groote

inkomsten uit handel en tollen trok. Dat die inkomsten zeer'belangrijk

Inlandsche Euro-
waren, getuigen de pracht en praal, die, volgens en

vooral hof heerschten.


peesche berichten, in
vroeger eeuwen, aan zijn

steeds onafhankelijk den


De landschapshoofden waren vrijwel van

de 17de stond de laatste


sultan geweest, doch sedert het einde van eeuw

namelijk niet
zelfs geheel onder hun invloed. Zijn waardigheid was

En al kozen zij meestal een zoon


erfelijk; hij werd door hen gekozen.
hun die
of familielid van
den voorgaanden _sultan* zoo moest hij voor

betalen. echter vreemde


verkiezing Aangezien
belangrijke sommen

aantroffen,
handelaars, die Atjeh bezochten, daar den sultan in
zijn paleis

had zich buiten Atjeh de


onjuiste meening gevormd, dat hij de heerscher
kon worden be-
van het geheele rijk was, terwijl hij inderdaad slechts

schouwd als de officieele vertegenwoordiger van


de
erfelijke landschaps-

hoofden.
Sumatra-tractaat. 309

oorzaak, dat
Onbekendheid met deze ingewikkelde verhoudingen was

Batavia de overeenkomst tusschen Van Swieten en


de regeering te van

inderdaad verwacht kon worden.


den sultan meer verwachtte, dan er van

de die
Het Siak-tractaat van
1858 prikkelde bovendien Atjehers, op

maakten 1).
verschillende Onderhoorigheden van
dit land aanspraak
het
Een nieuwe reeks vijandelijkheden, nu ook ter Oostkust, was gevolg,

beschoot de Neder-
vloot in 1863 Deli, en
zelfs bedreigde een Atjehsche
door dringen,
landsche vlag. Inmiddels begon het ook tot Engeland te

vooral in 1868 weer een


dat de toestand onhoudbaar werd, toen

de een ander
geplunderd, in 1870 bemanning van
Engelsch schip en

der havens mishandeld werd. Afdoend optreden


Engelsch schip in een

het Suez-kanaal in 1869


de opening van
was te meer noodzakelijk, nu

de Malakka tot de
de route naar Indië had gewijzigd, en straat van

had
den Archipel en de Chineesche zee
voornaamste toegangspoort van

Doch het 1824 verbood zoodanig optreden aan


gemaakt. tractaat van

Nederland. Onder deze


de beide meest belanghebbenden, Engeland en

dat andere
het geenszins denkbeeldig, een
omstandigheden was gevaar

reeds in 1868 had de sultan van Atjeh zich


mogendheid zou ingrijpen;
dat echter niet was ingegaan.
om steun gewend tot Turkije, daarop

tusschen de Britsche en Nederlandsche


Dit alles leidde tot overleg
2 November 1871 het Sumatra-
deze beide teekenden
regeeringen, en

tractaat. Engeland zag daarbij af van


alle verzet tegen uitbreiding van

deel Sumatra, terwijl Nederland


het Nederlandsch gezag in eenig van

zoowel in Siak Onderhoorig-


Engelsche onderdanen,
dat de en
toezegde,
deelen Sumatra, dezelfde rechten
heden, als in alle nog te veroveren van

2
zouden als de Nederlanders ).
genieten
dacht het
Nu had Nederland de handen vrij, maar voorloopig nog

doch slechts krachtiger


niet aan een verovering van Atjeh, aan een

zeeroof. Daartoe bezochten geregeld eenige oorlogs-


optreden tegen

die werden opgenomen


de Atjehsche wateren, nauwkeuriger
schepen
bebakend. In 1872 liet de regeering den sultan weten, dat zij hem een
en

zenden onderhandeling over een nieuw verdrag.


gezantschap zou ter

den
In antwoord verschenen eenige Atjehsche hoofden bij
daarop

1
) Zie hiervóór, blz. 302.
Guinea aan
werden de bezittingen de kust van
2) Nederlandsche aan
Gelijktijdig
Engeland afgestaan.
310 Begin van den strijd.

resident van Riouw, verzochten de Nederlandsche


en
zending nog wat te

willen uitstellen, in verband met


oneenigheden in Atjeh zelf, na afloop
waarvan zij zeiden een
versterking te verwachten van het den Neder-

landers
vriendschappelijk gezinde element. De regeering gaf hieraan ge-

hoor, liet de Atjehsche hun land


en gezanten met een oorlogsschip naar

terugvoeren. Weldra vernam men, dat zij van een kort oponthoud te

Singapore gebruik gemaakt hadden, om


de consuls van Italië en Amerika

daar de laatste had


ter
plaatse te bezoeken; een
voorloopige overeen-

komst hen zond de


met
gesloten. Onmiddellijk nu
regeering den vice-

president den Raad Indië


van van naar Atjeh, om
opheldering te eischen,

en toen
geen voldoening gegeven werd, overhandigde hij 26 Maart

1873 de
oorlogsverklaring. Reeds 5
April d.a.v. landde generaal Kohier

met 3600 man. Bij de de versterkte moskee sneuvelde de


inneming van

bevelhebber, en toen zijn vervanger zich te zwak achtte om doortastend

op te treden, kreeg hij vergunning om terug te keeren. De eerste onder-

mislukt.
neming was

Nog hetzelfde jaar, 9 December, landde de tweede


expeditie, ruim

8000 man sterk, onder generaal Van Swieten. Na een aantal verken-

ningen, die bloedige liet deze het


op gevechten uitliepen, geschut in

stelling brengen tegen den vorstelijken kraton, en begon een bombarde-

Toen de den kraton


ment. troepen na eenigen tijd omsingeld hadden,

bleek deze verlaten zijn. Bij proclamatie 31 1874


te van
Januari ver-

klaarde Van Swieten Groot-Atjeh tot Gouvernementsgebied; de ver-

sterkte kraton werd het centrum van het Nederlandsche Kotta-


gezag, en

Radja gedoopt.

Men meende, dat het de indruk had ge-


gebeurde op Atjehers diepen
maakt, dat het de hoofden
en verzet nu geëindigd was,
te
meer, waar

enkele die blokkade vreesden, hun onder-


van
haven-landschappen, een

werping aanboden. In April keerde Van Swieten met de hoofdmacht

naar Batavia terug. Doch weldra bleek, dat de Atjehers zich geenszins

geslagen voelden. Wel was hun haat tegen de „ongeloovigen" toege-

het volk bereidde zich Intusschen


nomen, en geheele ten strijd. kreeg

Pel, die 3000 door


generaal met man was achtergebleven, opdracht,
de alle hoofden bewerken;
minnelijke schikking onderwerping van te

hij mocht niet aanvallend optreden Toen hij echter voortdurend zelf

werd het de
aangevallen, ontwierp hij plan, om Groot-Atjeh geheel van

zee af te sluiten, daardoor machteloos te maken tot toegeven te


en
Concentratie-stelsel. 311

dwingen. De regeering
keurde dit plan goed, Pel en zijn opvolgers voer-

keten werd het binnenland van de kust


den het uit; door een van posten

effect echter niets merkbaar. De Atjeher


Van eenig was
afgesloten.
de
hij noodig had, overviel herhaaldelijk
zijn land alles, wat en
vond in

generaal Karei
posten. Verandering bracht eerst het optreden van van

die 1878 benoemd, en terstond aan-


der Heyden, in tot gouverneur was

1879 had hij Groot-Atjeh onder-


vallend optrad.
In
September geheel

en waren
alle onverzoenlijke elementen naar Pidië uitgeweken.
worpen,

toonde vertrouwen, en kwam in Kotta-Radja


De goedgezinde bevolking
hun diensten in 1880
ter markt; verschillende hoofden boden aan, en

dezelfde wijze
viel geen enkel schot. Nu wilde Van der Heyden op tegen

doch de misleid door de in


de Onderhoorigheden optreden, regeering,
achtte
Groot-Atjeh heerschende rust, was van een ander gevoelen. Zij
bestuur, onthief
den instelling van een geregeld burgerlijk
tijd rijp voor

hem door civiel-gouverneur,


in 1881 Van der Heyden, en verving een

de uit. De naar
Pruys van
der Hoeven. Maar aldra brak strijd opnieuw
fanatieke keerden Groot-
de
Onderhoorigheden getrokken strijders naar

overvielen verbrandden de met de Nederlanders be-


Atjeh terug, en

vriende kampongs, en waagden


het zelfs, zwaar gewapende transporten

Aan deed zich Toekoe Oemar als een ge-


te overvallen. de Westkust

werd de be-
ducht vijand kennen. Van een gestrand Engelsch schip

de Nederlandsche regeering moest ze voor


manning weggevoerd, en

weldra niet anders dan vóór Van


ƒ 100 000 loskoopen. De toestand was

der Heyden’s optreden.


Indië Nederland leefden onder den druk van de Atjeh-zorgen.
en

bleek niets bereikt te hebben, terwijl


Na tien jaren van strijd men nog

werden de saldi in te-korten


de kosten jaar op jaar grooter en batige
150 millioen gekost, de
hadden omgezet. In 1884 had de oorlog reeds

Indische schatkist had een schuld van 85 millioen. Men verlangde naar

verschillende voorstellen, en het resultaat was


bezuiniging, overwoog

werd omgeven door een


het roemlooze concentratie-stelsel. Kotta-Radja
daarbuiten kapte strook
16 versterkte posten;
een
halven cirkel van
men

terrein open breedte een kilometer, terwijl de Marine de kusten


ter van

blokkeerde. Men hoopte, dat de verzetslieden daardoor geleidelijk tot

Een
onderwerping zouden komen, doch het tegendeel bleek het geval.

trok het land rond predikte den heiligen oorlog.


invloedrijk geestelijke en

den
Indrapoeri werd Mohamed Dawot, zoon van over-
In de moskee te
312 Concentratie-stelsel

leden laatsten sultan, verklaard,


meerderjarig en
hij werd het symbool
nationalen strijd, 's Nachts
voor een
drongen benden binnen de stelling
door, braken de rails der daar trambaan overvielen
aangelegde op, de

transporten, en hadden hun tot binnen de De Neder


spionnen posten.
landsche troepen, lijdend door bevonden zich de
zwaar beri-beri, ~in

Gewapende Atjehcrs.

den den die door aantal


~positie van aan ketting liggenden aap,
een

zonder veel hun dolwordens


„knapen, gevaar voor welzijn, tot toe
ge-

„plaagd kan worden” t). Maar financieel bracht dit stelsel tijdelijk eenige
Hadden de kosten millioen be-
opluchting. te voren 15 a 20 per jaar

dragen, het concentratie-stelsel vorderde „slechts” 7 millioen.

1
) Dr. C. Snouck Hurgronje
Snouck Hurgronje en Van Heutsz. 313

Twaalf 1896, bleef binnen de


jaar, van 1884 tot men geconcentreerde
wachten op de dit als
stelling toenadering; Atjehers beschouwden mach-

teloosheid. In Indië en
Nederland velen in, dat men zoo nooit tot
zagen

een goed einde zou komen, en een tweetal bekwame mannen gaven
in

alleen blijk hun afkeuring het stelsel,


geschrifte niet van met
gevolgde
beteren weg. Het Dr. C. Snouck
doch wezen ook een waren Hurgronje
de officier B. Heutsz. De beroemd kenner Ara-
en
J. van eerste, van

bische Inlandsche talen, zeden begaf zich Atjeh


en en godsdienst, naar

ter
bestudeering van de politieke en godsdienstige verhoudingen, welke

beschreef 1893 verschenen werk De toonde


hij in zijn in Atjehers. Hij
de beteekenis het verzet, adviseerde de be-
ware aan van om
strijdende

volking met kracht aan te vallen, doch de goedgezinde vertrouwen in te

boezemen door bevordering van landbouw, nijverheid en handel. Van

Heutsz, die al eenigen tijd op Atjeh had gediend, gaf in hetzelfde jaar
brochure het licht, De
een in
onderwerping van
Atjeh, waarin hij er op

kleine, kolonne’s het binnenland


aandrong, met goedgewapende diep in

de verzetslieden onvermoeid deze


te
dringen en te
achtervolgen. Op
meende hij, dat met hetzelfde aantal troepen, dat de gecon-
wijze, voor

centreerde stelling gebruikt werd, het geheele land kon worden onder-

worpen.

Voorloopig liet de regeering beide adviezen liggen en ging zij in


op
de

Toekoe Oemar, die aanbood. Of-


aanbiedingen van zijn bemiddeling
schoon ervaren Atjeh-kenners tegen hem waarschuwden, schonk de

gouverneur van Atjeh, generaal Deykerhoff, hem zijn volle vertrouwen,

en nadat Oemar inderdaad eenige successen behaald had, kreeg hij de

veel waarmede den


beschikking over geld en wapenen, hij in 1896 tot

overliep. Nu achtte Gouverneur-Generaal Van der den


vijand Wijck

tijd gekomen, om tot een andere tactiek over te


gaan, en met goed-

keuring de moederlandsche besloot


van
regeering hij tot
toepassing van

het stelsel-Van Heutsz. De kwam den


opperleiding aan tot regeerings-

benoemden Vetter l
), die
commissaris legercommandant, generaal in

alle opzichten Van Heutsz meewerkte, ook Snouck


met en Hurgronje
als adviseur naast zich had. De successen waren verrassend. Toekoe

Oemar werd rusteloos hij 1899 sneuvelde. Van


achtervolgd, tot in

Heutsz, inmiddels als had 1897 Groot-Atjeh


gouverneur opgetreden, in

a
) Zie beneden.
314 Korte
Verklaring.

van
vijanden gezuiverd, waarna Pidië de beurt kwam, het
aan
gebied,
de verzetspartij zich den
waar om pretendent-sultan had geconcentreerd.

Ook hier was het de de


succes groot, en
aanhangers van sultanspartij
werden uiteengeslagen alle kanten In 1901
en naar
vervolgd. moest

Samalangan het Nederlandsch gezag erkennen, en de opgejaagde sultan

vandaar de de Weldra
nam
wijk naar
Gajoe-landen. trok de
majoor
Van Daalen hem achterna in dit nog nimmer door een blanke betreden

gebied. Opnieuw vluchtte M. Dawot naar Pidië, doch in 1902 werd


zijn
echtgenoote het
gevangen genomen, en
volgende jaar kwam hijzelf in

onderwerping, evenals de invloedrijke panglima-polem en radja Keu-

mala. Vervolgens trok Van Daalen dwars door de Gajoe- en Alaslanden.

in 1904 de
en was
onderwerping van Atjeh voltooid, dank zij de dapper-
heid en opoffering van minderen zoowel als meerderen.

Van de Van
in
onderwerping gekomen hoofden had Heutsz de onder-

teekening geëischt de Korte Dit


van
zoogenaamde Verklaring. stuk,

door hem
opgesteld in
samenwerking met Snouck Hurgronje, bevat

in korte duidelijke de het volkomen


en termen
erkenning van oppergezag

van het Nederlandsch-Indische Gouvernement, en zou


ook later, bij de

pacificatie van de Buitenbezittingen, goede diensten doen. Het luidt aldus:


Ik bestuurder verklaar:
ondergeteekende van

I°. dat het uitmaakt Nederlandsch-


landschap een gedeelte van

Indië derhalve onder de Nederland; dat


en staat
heerschappij van

ik mitsdien steeds zal Hare de


getrouw zijn aan Majesteit

Koningin der Nederlanden, Excellentie den Gouver-


en aan zijne
neur-Generaal als Hoogstderzelver vertegenwoordiger, uit wiens

handen ik het bestuur over aanvaard;

2°. dat ik mij in


geenerlei staatkundige aanrakingen zal stellen met

vreemde zullende
mogendheden, de
vijanden van Nederland ook

mijne vijanden, de vrienden van Nederland ook


mijne vrienden
zijn;
s°. dat ik zal nakomen handhaven alle die betrek-
en regelingen, met

door of de der Nederlanden, dan


king tot namens Koningin
wel den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië of diens

vertegenwoordiger, zijn of zullen toepasselijk worden verklaard,

dat ik het algemeen alle bevelen zal die door


en in
opvolgen, mij

of den Gouverneur-Generaal of
namens diens vertegenwoordiger

zijn of zullen worden gegeven.

Aldus gedaan en beëedigd te


Begin der Pacificatie. 315

In 1903 had Snouck Hurgronje Atjeh reeds verlaten; het


volgende
vertrok ook Van Heutsz, die Gouverneur-Generaal be-
jaar tot was

noemd. Toen was reeds een gemaakt met de vreedzame ont-


aanvang

wikkeling van Atjeh, door de lijnen van de Atjeh-tram door te trekken

en te verbinden met het spoorwegnet ter Oostkust van Sumatra, alsmede


door het de In
aanleggen van Sabang-haven. 1905 echter brak de
strijd
onder invloed den
opnieuw uit, voornamelijk van Russisch-Japanschen

waarbij de het Oostersche het Wes-


oorlog, overwinning van Japan op

tersche Rusland diepen indruk maakte op de Atjehers. Nu trad de regee-

ring echter aanstonds weer


krachtig op; zij verbande M. Dawot in 1906

Batavia, onder vermoeden verraad. Een


naar van huiszoeking na zijn
vertrek dat
bevestigde, hij op hulp van Japan had gehoopt, en met de

der in verbinding getreden. Van Heutsz trok


resten verzetspartij was

zelf besprak de Van Daalen,


naar Atjeh en er te nemen maatregelen met

nu van
dit geweest. Door het invoeren van een
bestuurs-
gouverneur

organisatie 5 afdeelingen, met assistent-residenten aan het hoofd

het stichten volkscrediet- landbouwbanken,


van
kampongscholen, en en

het aanleggen de weldra haar be-


van
irrigatiewerken, kreeg pacificatie
slag. In 1912 sneuvelde de laatste verzetsleider.

Sedert wordt het bestuurd door


is
Atjeh tot rust gekomen en een

civielen De
gouverneur. uitvoer van bevolkingsproducten, peper, pinang
steeds ook de Europeesche ondernemers
en
coprah, neemt toe, terwijl
de hand de
er aan
ploeg hebben geslagen, getuige een aantal cultuur-

ondernemingen en petroleumontginningen.

Voor de politiek der de Buiten-


regeering ten opzichte van overige

de leerschool In
bezittingen is Atjeh-oorlog een voortreffelijke geweest.

de dien handhaafde de tactiek der


eerste
jaren van strijd men expedities-

zonder-blijvende-bezetting, de kosten den


en van Atjeh-oorlog waren

reden af dat nood-


een te meer, om te zien van ingrijpen, niet dringend

zakelijk werd geacht. Zoo wees de moederlandsche regeering de voor-

stellen den Gouverneur-Generaal Van Lansberge,


van om maatregelen te

nemen tot
verbetering van de economische en politieke toestanden in de

Molukken de Kleine Soenda-eilanden, de hand. Kort


en van daarop
bleek echter expeditie de Bataklanden
een naar
dringend noodzakelijk.
Deze, aan Atjeh grenzende, streken werden meermalen verontrust

door binnenlandsche oneenigheden, en een deel der bevolking, door den


de Bataklanden.
316 Strijd in

arbeid de het Christendom had al


van zending t) tot
overgegaan, eens

Nederlandsch bestuur worden doch ook


gevraagd onder te geplaatst,
hier had de zich aanvankelijk van elke bemoeienis onthouden.
regeering
In 1878
wierp zich een fanatiek heidensch Batakker, Si Singa Manga-
als heerscher de Bataklanden,
radja of Leeuwenkoning genaamd, op
over

en bestrijder van
het Christendom; hij bedreigde met zijn aanhangers
welvarend
de zendelingen en Christenbevolking van Silindoeng, een

landschap ten Zuiden van het Toba-meer. Een militaire expeditie ver-

inderdaad onder Neder-


dreef hem naar
de bergen, en Silindoeng kwam

landsch bestuur, maar daar het de regeering het bij, en buiten Silindoeng

bleef de Leeuwenkoning zich handhaven.

de
Ernstiger en van veel wijder strekking waren Lombok-expedities.

Na 1849 malen gewapend optreden Bali noodig ge-


was nog eenige op

weest, maar tot een meer daadwerkelijke bezetting werd zelfs na 1882,

niet
de residentie Bali en Lombok instelde, overge-
toen regeering een

De bemoeienis van
den resident strekte zich slechts tot eenige
gaan.

deelen Bali de dit eiland, Lombok, heerschten


van uit.
Op rest van en op

kwamen barbaarsche toestanden voor,


de vorsten oppermachtig, en nog

Lombok, de
als slavernij en weduwenverbranding. De bevolking van

Mohamedaansche Sasaks, stonden onder den Hindoeschen vorst van

Bali, werden door de Balineesche ambtenaren jam-


Karang-asem op
en

kwamen. Het Gou-


merlijk onderdrukt, zoodat zij herhaaldelijk
in verzet

vernement onthield zich van elke inmenging.

In 1891 brak op
Bali een strijd uit tusschen eenige vorsten, waarbij
Deze kwamen weder-
uit de Sasaks werden gerequireerd. nu
hulptroepen
wendden zich den Nederlandschen resident met een
om
in opstand, en tot

Toen Gouverne-
geheele reeks
grieven tegen hun overheerschers. een

mentsambtenaar zich, ter bespreking daarvan, naar den ~Radja-Lomb-

werd Kort daarop kocht die vorst te


ok” begaf, hij niet
ontvangen.

tweetal schepen, stelde die, met gedeeltelijk Engelsche


Singapore een en

de
bemanning, onder Lomboksche vlag. Nu zond regeering er een paar

zich
oorlogsschepen heen, die de beide vaartuigen in beslag namen en

bood de regeering
de reede van Ampenan posteerden. Vervolgens
op
tusschen
den radja haar bemiddeling aan, om besprekingen te openen

Toen de ondertusschen
hem en de Sasaks. vorst daarop niet inging, en

1
) Zie het volgende hoofdstuk
Lombok-expeditie. 317

duizenden in ellende gedompelde Sasaksche vluchtelingen opnieuw om

het Gouvernement expeditie uit, onder den


hulp smeekten, rustte een

Nadat deze den sden Juli 1894


generaal Vetter. met zijn troepen voor

ultimatum
Lombok was aangekomen, liet
hij den
radja een overhandigen,

de uitlevering eischte onwettigen den


waarin hij o.a. van een zoon van

die de ergste onderdrukker van


de Sasaks, en de leider van het
vorst,

de Nederlandsche inmenging benevens aan-


verzet
tegen was geweest,

der regeering herstel den vrede.


vaarding van de bemiddeling tot van

Na dralen werd de laatste eisch aanvaard, nadat inmiddels de


eenig
leveren zelfmoord had gepleegd. Zoo scheen de oplossing
uit te prins
zonder
strijd verkregen. Een deel der troepen betrok nu een bivak bij

eind landwaarts-in de Mataram


Tjakranegara, een van hoofdplaats ge-

legen, terwijl de rest van de legermacht, in verschillende patrouilles ver-

overreden, de wape-
deeld, het binnenland doorkruiste om de Sasaks te

26 op 27 Augustus werd ge-


nen neer te leggen. Doch in den nacht van

heel onverwacht het bivak door overmacht van


te
Tjakranegara een

fanatieke Baliërs overvallen, en de bezetting moest onder zware ver-

liezen naar de kust terugtrekken. Hierbij sneuvelde de onderbevelhebber,

generaal Van Ham.

De indruk deze zoowel in Indië als Neder-


van nederlaag was groot,

midden de had elders het Neder-


land. Men zat in
Atjeh-impasse, en nu

knak gekregen. Tot zelfs de


landsche prestige een zoo geduchten in

merkbaar. Doch zoowel


groote
steden
op Java was een algemeene onrust

Vetter als Gouverneur-Generaal Van der Wijck verloren het hoofd niet.

nadat het bericht had ontvangen,


De laatste zondTreeds eenige uren hij
Mataram.
versterkingen naar Lombok. Vetter veroverde 29 September

en
18 November het sterke en uiterst fanatiek verdedigde Tjakranegara:
zond hem Batavia; den
den 20sten nam hij den radja gevangen en naar

26sten sneuvelde de troonopvolger.


had buitengewoon
Dit
krachtige en vooral snelle optreden een succes.

Reeds in December kon de eigenlijke expeditie worden ontbonden, en

het
bleven slechts 1000 man op
Lombok achter: het volgend jaar was

eiland geheel onder Nederlandsch bestuur geplaatst. En toen kort daarop

de Van Heutsz-tactiek, keerde


in Atjeh de eerste successen volgden van

het Van der Wijck achtte nu het oogen-


allerwegen vertrouwen terug.

blik ook elders op de Buitenbezittingen het Nederlandsche


gekomen, om

opvolgers, Rooseboom, Van


gezag daadwerkelijk te
vestigen. Zijn
het Nederl. de
318 Vestiging van gezag op Buitenbezittingen.

Heutsz en Idenburg, gingen in dezelfde lijn door. Zoodra een vorst zijn

overeenkomsten met het Gouvernement niet nakwam, of misstanden


er

in zijn gebied bleken te

heerschen, trad de regee-

ring daar krachtig tegen

op en, indien eenmaal ge-

wapend ingrijpen noodig

was, eindigde dit niet,

vóór dat de betrokken

vorst de Korte Verklaring

had geteekend. Wilde

hij dit niet doen, dan werd


de strijd tot het bittere

einde Zoo
voortgezet.

sneuvelde in Zuid-Borneo

in 1905 de laatste preten-

dent sultan van Bandjar-


masin, terwijl de vorst

Boni in hetzelfde
van jaai

werd verban-
afgezet en

nen. In 1907 waren na

heftigen strijd in Djambi


alle leden van het sultans-

of
geslacht gesneuveld
in de
gevangen genomen;

Bataklanden sneuvelde,

eveneens in 1907, de laat-

Si Singa
ste
opvolger van

Mangaradja, met zijn

zoon. Maar dit waren

uitzonderingen. De mees-

te inheemsche vorsten

erkenden en na
de
voor

Nederlandsche souverei-
Generaal van Heutsz,
niteit, en toen in 1911 de

sultan van
Riouw als laatste de Korte Verklaring had geteekend, was

het Nederlandsch gezag over de Buitenbezittingen definitief gevestigd,


Literatuur-opgave. 319

heil de Thans de Korte


tot van bevolking. is Verklaring in
ongeveer

300 inheemsche staten van


kracht.

Literatuur: Dr. E. B. K i elst ra, Beschrijving van den Atjeh-oorlog;


Dr. C. Snouck De B. H
Hurgronje, Atjehers; J. van e u t s z,

De A. Kruisheer, Atjeh 1896; Prof.


onderwerping van Atjeh;
Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschiedenis 111, blz. 175 —

243; Dr. E. B. Kiels Indisch Nederland, De Indische


t ra,
Archipel
en De vestiging van het Nederlandsch gezag in den Indischen Archipel;
H. Colijn, Neerlands Indië 11, (Onze staatkunde ten aanzien van

Verder de artikelen Bali, Boni de


de Buitenbezittingen). Atjeh, etc. in

Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië.


23. DE NIEUWE KOERS.

In de eerste eeuwen van Europeesche kolonisatie in Afrika, Amerika

als
en Azië, beschouwde men koloniën vanzelfsprekend objecten van

Nederland stichtten koloniën,


exploitatie. Portugal, Spanje, Engeland en

het doel het moederland te verrijken. Dat dit ge-


uitsluitend met om

schiedde ten koste van


de bevolking der gekoloniseerde gebieden, drong

wie het zich bewust kwamen er niet tegen


tot weinigen door, en waren,

Steven der die


in verzet. Een enkele stem, als die van van Haghen, er op

door haar stelsel den Inlander


wees,
dat de Compagnie van exploitatie
werd Zelfs in de 18de
het brood uit den mond nam, niet
gehoord. nog

eeuw vond het protest der Jezuïeten tegen de excessen der Portugeesche

kolonisatie in Zuid-Amerika, geen


steun.

Dirk Van
Eerst door het optreden van een van Hogendorp, een

Hoëvell, Multatuli en
Fransen van de Putte begon het in Nederland tot

de de in-
velen door te dringen, dat het immoreel was, belangen van

der koloniën offeren aan de welvaart van


heemsche bevolking op te

die
het moederland, dat op het laatste de zedelijke plicht rust, bevolking
betere bestaansvoor-
te beschermen, beschaving te brengen, en aan

Cultuurstelsel de batig-saldo-
woorden te helpen. De strijd tegen het en

dit nieuwe inzicht.


politiek was
de eerste meer algemeene uiting van

die door het


Zoo lang Indië batige saldi had opgeleverd, waren

uitbleven Indië tekorten


moederland gebruikt; zoodra die baten en op-

laste de Indische begroeting.


leverde, bracht het parlement die ten van

merkte het Kamerlid Van Dedem dat deze manipulatie


In 1883 op,

het leven tusschen de Nederlandsche en


scheiding in riep
feitelijk een

dat daardoor het recht verloor, in de toe-


de Indische financiën, en men
Een Eereschuld. 321

beschikken. monde de
komst over
eventueele Indische baten te Bij van

koloniën, Pierson en Cremer, bevestigde de


ministers van financiën en

1898 deze i). In beginsel was daar weinig tegen,


regeering in opvatting

dat Indië eerst financieel zelfstandig


doch velen namen er aanstoot aan,

het niets te had. Moest nu, door wat


werd gemaakt, toen meer geven

het sedert 1830 aan het moederland had afgestaan, een streep gehaald

Reeds deze aan de


worden, of kon het dit terugvorderen? vóór vraag

den Robert Fruin, die in


voorzien door historicus
orde kwam, was ze

een artikel in De Gids van


1865 2
) tot de conclusie was gekomen: „Indië

der laatste Nederland in rekening


„kan de saldo’s jaren aan
batige
Mr. N. P. den Berg,
De der Javasche Bank, van
„brengen”. president
het in de Kamer voor
behandelde dit vraagstuk in hetzelfde jaar, waarin

wijdde in 1883 een vlugschrift aan,


het eerst was aangeroerd. Hij er

dien kwam de eisch tot restitutie der


getiteld Debet
of Credit? Sedert
zonder veel
saldi een enkele maal in het parlement ter sprake,
batige

indruk maken, en zonder ook dat de voorstellers


voet bij stuk hielden.
te

het vraagstuk gebracht door Mr. jT


Onder de volle aandacht werd
eerst

de
Th. Deventer, oud-advocaat in Indië, die naar aanleiding van
van

1899, welke met belangrijk tekort sloot,


Indische begroeting voor een

een opzienbarend artikel in De Gids plaatste, getiteld Een Eereschuld.


het Cultuur-
Van Deventer gaat
in dit artikel de geschiedenis van

wordt door
stelsel waarvan
de invoering eenigszins verontschuldigd
na,

1830 verkeerde. Die omstan-


den financieelen nood, waarin Nederland
in

de volksvertegen-
digheden waren echter in 1867 geheel gewijzigd, toen

door het in werking treden van de Indische comptabiliteits-


woordiging,
het batig saldo te.
wet, het recht had gekregen, de bestemming van

dat de Kamer zich toen had laten


Men had verwachten,
bepalen. mogen

leiden door het als erkende beginsel, dat__kplpniën niet


algemeen juist
bestuurd. Doch zij
moeten worden overheerscht en geëxploiteerd, maar

die in deze had


heeft zich bewust getoond van de roeping, zij
weinig
heeft die aanvaard en
vervullen: batige saldi waren, zij
te zoolang er

Indië is
voor het moederland gebruikt. Het onttrekken van geld aan

onrechtvaardig; de sedert
echter na 1867 in elk geval onverdedigbaar en

der financiën Nederland en


Indië eerst vastgelegd
Definitief is de scheiding van
i)
19 1912.
Wet de rechtspersoonlijkheid van Indië, van Juni
in de op
Indië.
2
) Nederlands rechten en verplichtingen ten opzichte van

21
322
Zedelijke roeping ten
opzichte van Indië.

genoten saldi behooren te worden teruggeven.


Zij vormen een eereschuld

van Nederland aan Indië.

Van Deventer berekent de baten, sedert 1867 187 millioen.


genoten, op
Het terugbetalen dit
van
bedrag zou niet alleen een daad van recht-

vaardigheid zijn, maar ook van verstandig politiek beleid, die in Indië

veel ontevredenheid De
zou
wegnemen. eenvoudigste wijze van voldoe-

ning ware, dat Nederland de 120 millioen schuld, die Indië sedert heeft

gevormd, overnam, en de overblijvende 67 millioen besteedde aan

werken, die Indië en zijn bevolking economisch sterker zouden maken.

Het Van Deventer is bizonder mild. Sedert de


requisitoir van invoe-

ring van het Cultuurstelsel had Nederland tusschen de 800 900


en

millioen van Indië Slechts 1867 is ken-


ontvangen. wat na
aanvaard,
schetst hij als eereschuld. Had het Nederlandsche volk volstaan met
zijn
eisch toe te wijzen, de 187 millioen betaald, dan het
en was
goedkoop
van zijn verplichting afgekomen. Het heeft echter oneindig veel meer

dit
gedaan, door niet bedrag te voldoen, maar te handelen volgens den

passus uit de Troonrede van 1901, die erkende, „dat Nederland tegen-

de bevolking dezer heeft


over gewesten een zedelijke roeping te

„vervullen”. Er viel in dit opzicht veel te doen. Allereerst liet de medische

verzorging alles wenschen het


te over: percentage tuberculose-lijders
was onder de Inlanders veel grooter dan onder de Europeanen; cholera-

epidemieën als in 1873, 1882 en 1896, eischten tienduizenden slachtoffers;

malaria, beri-beri en andere tropische ziekten hadden het meeste vat

op
den weinig weerstand bezittenden Inlander. Deze maakte bovendien

die plaatsen, hem bestond zich onder be-


op waar voor
gelegenheid

hoorlijke geneeskundige behandeling te stellen, daarvan


geen gebruik.
Over het de Inlander door
geheel is aanleg en godsdienst te veel fatalist,

om zich eigener beweging tegen ziekten te Het ontbreken van


wapenen.

de meest elementaire geestelijke ontwikkeling !) belette hem bovendien,

de eenvoudigste hygiënische maatregelen te


begrijpen en te waardeeren.

door doktoren hem schrikbeeld.


Behandeling Europeesche was een

Die gebrekkige oorzaak


geestelijke ontwikkeling was tevens een van

1
) Nog in 1916, toen de nieuwe onderwijspolitiek al veel verbeterd had, bleek bij
een op Java ingesteld onderzoek, dat van
de 1000 volwassen inheemschen er
niet meer

dan 15 konden lezen en schrijven.


323
Zending.

In het bizonder
sterk toenemende
economische zwakte. op Java, met zijn

het dagelijksch brood steeds zwaarder i).


bevolking, werd de strijd voor

bevolking kende ander middel van bestaan


Het grootste deel dier geen

middelen landbouw. Om in dit


dan een nog
met primitieve gedreven

de en andere bestaansmiddelen te
openen,
bedrijf productie op te voeren

noodig, dan de bevolking


was
al evenzeer een meerdere ontwikkeling
het aantal scholen
bezat. Daarom meenden velen, dat uitbreiding van

den Inlander hygiënisch en economisch


het eerste middel moest zijn, om

door de regeering vóór 1901


weerbaarder te maken. In dit opzicht was

doch deelen van Indië hadden


nog maar zeer
weinig gedaan,
in sommige

deze schoone taak vervuld, al was voor hen,


in een
zending en missie

middel het
iïït den aard der zaak, onderwijs meer tot verbreiding van

Christendom, dan doel.

De Oostindische Compagnie had zich met het


eigenlijke zendingswerk
de door de Portugeezen
niet bezig gehouden, doch er
zich toe bepaald,
harer
Inlandsche Christenen onder leiding
gestichte gemeenten van

Daar maakte dus het Katholicisme geleidelijk


predikanten te plaatsen.
door scholen inheem-
plaats voor
den Hervormden godsdienst, en voor

schen te breidde de Compagnie die gemeenten langzamerhand


openen,

het einde der 18de enkele centra, als


uit. Zoo vond
eeuw op
men tegen

Colombo, Inlandsche
vrij belangrijke
van
Ambon, Batavia en gemeenten

Christenen. In 1797 kwam te Rotterdam het Nederlandsch Zendeling-

stand, dat zich tot taak stelde ~de voortplanting en


genootschap tot

onder de Heidenen”. De
„bevordering van
het Christendom, byzonder
kwamen in 1814 Jn Indië aan, en be-
eerste uitgezonden zendelingen
eilanden. Hun arbeidsveld
gonnen
hun werk op
Ambon en omliggende
In 1855 1861 kwamen
de jaren tusschen en
werd geleidelijk grooter.

daarnaast drietal andere zendingsvereenigingen tot stand, van


een

sedert 1861 ook een


Duitsche
eenigszins afwijkende richtingen, terwijl
in de Bataklanden
vereeniging, de „Rheinische Missionsgesellschaft”
conferenties gehouden
werkzaam is. Van 1878 af worden jaarlijksche

van alle in Indië werkende Protestantsche zendingsgenootschappen,

in 1845 geschat 9 millioen, in 1865


De bevolking Java Madoera werd op
i) van en

1920 toonde dat er toen reeds


14 1905 30 millioen. De telling aan.
millioen, in
op
van

bijna 35 millioen waren.


Zendingshospitaal Modjowarno.
Missie 325

sedert 1917 bestaat te Oegstgeest een Nederlandsche zendingsschool.


het ook
De zendelingen werkten niet slechts aan geestelijke, maar aan

heil der bevolking, stichtten tal scholen en hospi-


het stoffelijke en van
_

het Ambon
talen. Reeds in 1835 opende Zendelinggenootschap te een

kweekschool Inlandsche onderwijzers. Ook voor de studie van in-


voor

gewoonten is door vele zendelingen, met


heemsche talen, zeden en
name

Dr. A. C. Kruyt en Dr. N. Adriani, zeer veel gedaan. Vooral op Ambon,

de Talaudeilanden, Nias, de Bataklanden en


de Minahassa, Sangir- en

Centraal-Celebes, heeft de Protestantsche zending met succes gewerkt.

Het Zendelinggenootschap arbeidt ook op Java, waar het te Modjowarno

een model-hospitaal stichtte, doch hier als elders wordt de ervaring op-

onder Mohamedanen minder succes


gedaan, dat evangelieprediking
heeft dan onder Heidenen.

enkele
De Katholieke missie heeft reeds in den Portugeeschen tijd op

Met de uitbrei-
punten in den Archipel met veel toewijding gewerkt, t)

het der die, als het moederland, de Her-


ding van gezag Compagnie,

dien arbeid staken. In


vormde staatskerk kende, moest zij geleidelijk
Katholieke inheemschen bestaan tot
Makassar bleven gemeenten van

1660. op Flores tot het einde van de 17de eeuw. Daarna gingen zij te
op

Eerst onder de Bataafsche het Katholicisme in


niet. Republiek kreeg
dezelfde rechten als het Protestantisme, doch het duurde nog
naam weer

kon Toen de
tot 1848, eer men praktisch van gelijkheid spreken. vatte

missie haar werk Timor en Flores weer en breidde het later be-
op op,

de Minahassa, de Kei-eilanden, Nieuw-Guinea en


langrijk uit, o.a. tot

Borneo. Te Moentilan op Java verrees een seminarie tot opleiding van

inheemsche priesters. De missionarissen stichtten in hun arbeidsveld

eveneens
tal van
ziekenhuizen en
scholen.

het doch
Ook de
regeering had wel iets gedaan voor volksonderwijs,

dit nog niet. Reinwardt de


van veel beteekenis was
2
), belast met
orga-

het onderwijs, 1816 de Gouvernements-


nisatie van opende in eerste

school te Batavia, waar ook kinderen van voorname Inlanders toegelaten

konden worden. Zeer het aantal scholen toe, zij


langzaam nam nu maar

werden zoo goed als uitsluitend door Europeesche kinderen bezocht.

*) Zie hiervóór, blz. 31.

2
) Zie hiervóór, blz. 245.
Uibreiding het
326 van Onderwijs.

stelde 1848 000 beschikbaar het inheemsche


Rochussen in ƒ25 voor

onderwijs Java, en in 1851 kon de eerste kweekschool voor Inland-


op

Hoewel het R.R.


sche onderwijzers te Soerakarta worden geopend. van

1854 voorschreef, dat de Gouverneur-Generaal zorg moest dragen voor

het scholen dienste der Inlandsche bevolking, duurde


oprichten van ten

het nog tot 1866, eer een tweede kweekschool werd opgericht, te Ban-

eenmaal niet indien niet


doeng. En volksonderwijs was nu mogelijk, eerst

Missionaris met leerlingen op Nieuw Guinea

1872 werd het


een
voldoend aantal onderwijzers waren opgeleid. Eerst in

wat vlotter; kwamen sedert nog eenige


kweekscholen en een
tempo er

1900 de uitgaven
aantal volksscholen tot stand. Maar nog in bedroegen
Indië dan het dubbele die
voor het Europeesch onderwijs in meer van

toch totaal
voor
het Inlandsch onderwijs, terwijl er toen in
nog geen

80 000 ruim 40 millioen Inlanders. Doch


Europeanen waren, tegen

25 telde
daarna werd de achterstand vlug ingehaald, en na
jaar (^925)
Indië 11000 duizenden particuliere scholen voor
openbare en nog eenige

Voor deel dit eenvoudige dessa-


Inlandsche kinderen. een groot zijn
Irrigatie. 327
Emigratie en

scholen, waar
alleen les wordt gegeven in lezen, schrijven, rekenen en

elementaire landbouwkunde, en wel in de taal van


de streek, Javaansch,

Soendaneesch, Maleisch, etc. Aan de meeste dessascholen


Madoereesch,
de Hollandsch-Inlandsche scholen
zijn volksbibliotheken verbonden. Op

het Nederlandsch de voertaal (evenals de Hollandsch-Chineesche


is op

het gelijk de Europeesche scholen.


scholen) en leerplan staat er met

Verder thans de talrijke scholen voor voortgezet onderwijs


zijn

ambachts-, landbouw, kweek- en


(M.U.LO., veeartsenij-
alle landaarden,
normaalscholen) toegankelijk voor leerlingen van

evenals de drie Technische Rechts-


Hoogescholen (Medische, en

Men vindt ook inheemsche meisjes-leerlingen. De door


geleerde). daarop
Kartinischolen, genoemd de vooruit-
particulieren opgerichte naar

Raden Kartini,
strevende Javaansche regentendochter Adjeng zijn,

evenals de Van Deventerschool te Bandoeng, uitsluitend bestemd voor

Inlandsche meisjes. Onder de in Indië werkzame ingenieurs, doktoren,

advocaten e.d. vindt men thans verschillende Inlanders, wat vóór dertig

jaar niemand mogelijk zou hebben geacht.

Ook de materieele de bevolking werd sedert


aan meer belangen van

aandacht velen meenden, dat de Inlander het meest


meer gewijd; wat

had, kon worden uitgedrukt door de leus: educatie, emigratie,


noodig

irrigatie.

In theorie leek emigratie een uitnemend middel tot bevordering van

den welstand der inheemschen. Java is sterk overbevolkt; op


de Buiten-

het Sumatra, vindt uit-


bezittingen, en met name op nabij gelegen men

terreinen vruchtbaren onbebouwd !). Door Javanen


gestrekte grond nu

de
daarheen te doen verhuizen zouden voor de op Java achterblijvenden
levensvoorwaarden worden, terwijl de emigranten hun
gunstiger op

bestaan konden vinden. De


nieuwe
woonplaats een ruim regeering

trachtte bevorderen, door de landverhuizers in


zoodanige emigratie te

vele komen, doch tot heden blijven


opzichten te steunen en tegemoet te

beneden de Hoofdoorzaak de
de resultaten ver verwachting. is groote

gehechtheid van den Javaan aan zijn geboortegrond. Niettemin geeft de


het
regeering nog niet op.

Sumatra 3 maal als doch heeft raming niet


*) is
ongeveer
zoo
groot Java, naar

meer 3an 9 millioen bewoners.


328 Volkscredietwezen.

Eeuwen lang is, vooral op Bali, verbouwd op bevloeide


Java en

akkers of sawah’s. Met behulp van goten en bamboeleidingen voerden

dessalieden het uit rivieren of wadoeks


de benoodigde water aan,

(vergaarbakken), waarin het in den regentijd werd


opgezameld. Op Bali
die
bestonden reeds in ouden tijd vereenigingen, soebaks genaamd, voor

de akkers de aangesloten dorpen van water


gezamenlijke rekening van

In die watervoorziening kon echter nog heel wat verbetering


voorzagen.

heele landstreken zelfs rijstbouw


worden gebracht, en waren voor onge-

omdat ’t bezaten. Reeds in


schikt, ze in
geheel geen bevloeiingswater

1891 was de regeering begonnen, een irrigatieplan voor geheel Java op

vooral 1900 hard is gewerkt. Door den aanleg van


te maken, waaraan na

500 000 bouws


kanalen, stuwen en sluizen, is sedert een oppervlak van

woesten grond (1 bouw is 7010 M-’) voor de rijstcultuur geschikt gemaakt.

Plannen tot verdubbeling van


dit
oppervlak zijn in bewerking.

zich de den
Niet slechts tot
irrigatie bepaalde regeeringszorg voor

proeftuinen, het inrichten proef-


landbouwer. Door het aanleggen van van

der bestudeeren, het


stations, die de ziekten cultuurgewassen en aan-

consulenten, stelde het


stellen van
rondreizende landbouwleeraren en

Gouvernement den inheemschen landbouwer in staat, de resultaten van

landbouwonderzoek leeren kennen toepassen.


het wetenschappelijk te en

Mede verband hiermee begon de in 1900 met de organisatie


in regeering

van het Volkscredietwezen. Dessa-, afdeelings- en visscherijbanken,

die de voor het bedrijf benoodigde gelden tegen matige rente voor-

niet, als veelal het


schieten, waken er voor, dat de dessaman vroeger

de handen van woekeraars valt. Vele dier banken werken


geval was. in

voorbeeld daarvan de dessa-loemboengs


coöperatief; een typisch zijn

de kan de landbouwer een zekere


of dorps-rijstbanken. Uit loemboeng

hoeveelheid rijst krijgen, onder verplichting,


die uit den eerstvolgenden

te met een toeslag als rente. Door die toeslagen wordt


oogst terug geven,

steeds het overtollige kan


de voorraad der loemboengs grooter, en

worden verkocht. Er zijn loemboengs, die een schuldvrij gebouw met

rijst bezitten, benevens een kapitaaltje in


geld.

tak overheidszorg is de Burgerlijke


Een uiterst belangrijke van

Dienst. Ook deze heeft zich in toenemende mate gericht


Geneeskundige
toestanden van de
op verbetering van de hygiënische en sanitaire

doch heden is deze dienst personeel noch


Indische bevolking, tot
Dienst. 329
Geneeskundige

materieel 50 millioen zielen


zoo uitgerust, als voor een volk van noodig

Er streken,
is.
zijn nog immer waar men dagreizen verwijderd is van

de wordt
een hospitaal of standplaats van een geneeskundige. Niettemin

ook hier hard gewerkt, om den achterstand in te halen.

Een eerste
zorg is het voorkomen en bestrijden van epidemieën, als

cholera
pokken, typhus, en pest, waarbij gebruik gemaakt wordt van

daartoe Inlandsche ambtenaren, den volksmond


opgeleide in mantri-

tjatjar of pokkenambtenaar geheeten. Zij verrichten niet alleen in-

entingen tegen pokken, maar ook tegen cholera en typhus. Ter bestrij-

ding van malaria, de meest verbreide ziekte in Indië, stelt de


regeering

gratis kinine beschikbaar. Een onderdeel van den Burgerlijken Genees-

kundigen Dienst is die der pestbestrijding, ingesteld nadat deze


vreeselijke
ziekte in 1905 voor het eerst in Indië werd geconstateerd. Het voornaam-

ste bestrijdingsmiddel is woningverbetering, waarbij er voor gewaakt


wordt, dat de huizen bieden de overbrengers
geen schuilplaatsen voor

de de ratten. Verder worden besmette huizen of streken


van pest, zoo-

veel mogelijk geïsoleerd, en moeten daaruit vervoerde menschen, dieren

en producten grondig worden ontsmet.

Bij deze diensten werkt men veel met inheemsch personeel. Reeds in

1851 had de regeering Batavia school


te een eenvoudige geopend tot

opleiding van dokters-djawa (letterlijk: Javaansche dokters), die in

1902 werd verbeterd


belangrijk en toen, na een vooropleiding, nog een

vakstudie eischte Toen


van zes jaar. kregen de afgestudeerden den titel

Inlandsch arts, terwijl


van na
eenigen tijd de school ook voor Europeanen
Chineezen werd Indisch Ten
en
opengesteld en men van arts
sprak.
slotte maakte de Medische
zij in 1927 plaats voor
Hoogeschool. Men

hoopt, dat den duur de aan deze school opgeleide artsen, evenals
op

die de sedert
van 1913 te Soerabaja bestaande inrichting tot opleiding

van Indische artsen, in de behoefte aan


doktoren voor
Indië zal kunnen

voorzien.

Naast aantal kwamen ook tal


een
Gouvernements-hospitalen van

particuliere ziekenhuizen en klinieken tot stand. De hospitalen, die de

meeste groote cultuurondernemingen voor hun koelies hebben


gesticht,
kunnen vaak
modelinrichtingen genoemd worden. Verder opende de

regeering een Geneeskundig Laboratorium te Weltevreden, een Instituut-

Pasteur te Bandoeng, het Koningin-Wilhelmina gasthuis voor ooglijders,

eveneens te
Bandoeng, een inrichting tot verpleging van inheemsche
330 Hygiënische Verzorging.

beri-beri Buitenzorg, eenige leprozerieën. De exploitatie


lijders aan te

door het Leger des


van deze inrichtingen voor melaatschen geschiedt

bizonder het lot verwaarloosden


Heils, dat zich ook van armen en van

alle rassen ter harte neemt.

verschillende opzichten
De Burgerlijke Geneeskundige Dienst werkt in

samen met het Departement

van Burgerlijke Openbare


Werken, waaronder ook de

sorteert. Niet alleen


irrigatie
het bouwen pestvrije
bij van

komt die samen-


woningen

uiting, maar even-


werking tot

het
zeer bij aanleggen van

drinkwaterleidingen, waar-

het vaak
door gebruik van

besmet rivier- en putwater

wordt verminderd. Ook de


bij
treedt dit
malariabestrijding
actief door
Departement op

het droogleggen van plassen


het verbeteren van
de
en

afwatering der natuurlijke


waardoor de
vergaarbakken,
der muskieten
broedplaatsen

verdwijnen.

is de laatste jaren
Krachtig

ook de uitbrei-
gewerkt aan

het zoo
ding van wegennet,

als de Buiten-
op Java op

bezittingen. Waar geen spoor-

voorzien op vele
Raden Adjeng Kartini
wegen zijn,

plaatsen Staats- en particuliere

autodiensten in de behoefte aan een snel en geregeld verkeer, waarvan

ook de Inlander in ruime mate gebruik maakt.

sedert den de 20ste eeuw


Door dit alles heeft Indië aanvang van

evolutie doorgemaakt, die vooral in de levensomstandig-


een krachtige
bracht. Het is de laatste
heden van
de bevolking een groote verandering
resultaten. 331
Gunstige

gebleken, dat vertegenwoordigers andere koloni-


jaren herhaaldelijk van

seerende mogendheden, na een bezoek aan Nederlandsch-Indië, het

daar tot stand gebrachte met bewondering hebben leeren kennen.

Literatuur: Prof. Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschie-

denis 111, blz. 63—88 en


118—127; Prof. Dr. H. T. Colenbrander

E. Leven Arbeid Mr. C. Th. Deventer:


en J. Stokvis, en van van

H. Neerlands Indië, deel 11, de hoofdstukken Onderwijs


Colijn, en

der
Eeredienst en
Zending; J. C. J. Kleynt j ens, S. J., Atlas R. K.

Missie Nederlandsch Oost- West-Indië; Ds. Mooy, Atlas der


in en J.
Protestantsche Kerk in Nederlandsch Oost-Indië; Mr. C. Th. van

Deventer, Overzicht van


den economischen toestand der inlandsche

Madoera; de artikelen, Eeredienst,


bevolking van Java en Bevloeiingen,
Dienst, Missie Zending de Encyclo-
Geneeskundige Onderwijs, en in

paedie van Nederlandsch-Indië.


24. DE INLANDSCHE BEWEGING.

Men den nieuwen koers, dien het regeeringsbeleid ten opzichte


pleegt
Nederlandsch-Indië sedert 1901 heeft duiden
van ingeslagen, aan te

deze
als de ethische koloniale politiek i). Het overzien van wat politiek

de inheemsche bevolking van Insulinde, schept


deed tot opheffing van

dat iederen mensch


een gevoel van
tevredenheid en voldoening, gelijk
door hard werken
doordringt, die kan constateeren, dat hij en gestadig

den hem drukkende schuld af te lossen.


op goeden weg is, om een op

daarnaast dan echter constateert, dat er in de laatste


Wanneer men

sterke onrust onder de Inlandsche bevolking


jaren een geest van

kon vinden,
heerscht, dat een beweging van non-coöperatie aanhangers

dat zelfs ernstige opstanden werden voorbereid en gedeeltelijk tot uit-

af of de regeering
voering gebracht, dan is men geneigd zich te vragen,

toch wel op den is, wat wel de


met de ethische politiek goeden weg en

oorzaken kunnen zijn, dat het zoo goed bedoelde streven tot zulk een

onverwachte reactie heeft geleid.


en ongewenschte
ander niet te ontkennen valt, is het
Hoewel verband tusschen een en

als de uitsluitende, of ook maar


niettemin onjuist, de opheffingspolitiek

de voornaamste
oorzaak te beschouwen van den zich openbarenden
Immers de „be-
van verzet
de Europeesche overheersching.
geest jegens
der inheemschen heeft zich niet be-
of het „ontwaken
wustwording’
tot
perkt tot Nederlandsch-Indië, maar valt waar te nemen vanjapan

door Mr. P. Brooshooft in zijn in 1901 te


i) Deze naam is het eerst gebruikt
Amsterdam verschenen werk De ethische koers in de koloniale politiek.
Het ontwaken van Indië. 333

aan Arabië, en zelfs in Zuid-Afrika. De tijden waren gekomen, dat de

onbewust eiken Aziaat levende


in
antipathie jegens den technisch zoo-

veel beter uitgerusten Europeaan, die slechts zelden de tact bezat om een

vermeend
meerderheidsgevoel niet te toonen, tot
uiting komen moest.

Wij reeds hoe de overwinning het Aziatische


wezen er op, van Japan
het
op Europeesche Rusland diepen indruk maakte tot in de binnenlanden

van Atjeh. Die overwinning wekte een in vele Oosterlingen sluimerende

het Aziatische
energie, en gaf een krachtigen stoot tot réveil, waartoe ook

economische godsdienstige factoren het hunne bij Ook zonder


en
droegen.
de ethische Indonesië ontwaakt valt echter
politiek zou zijn; er niet aan

te twijfelen, dat zij dit ontwaken heeft verhaast. De toenemende ont-

wikkeling, de daarmede
gepaard gaande nauwere aanraking met Wes-

tersche denkbeelden methoden, vooral ook de daardoor


en en gewekte
meerdere behoeften hoogere levenseischen, hebben vele Indiërs
en
bij

vroeger ongekende gevoelens wakker geroepen.


De moeilijkheden, die

in
Europa volgden de vrij plotselinge het
op toename van
wetenschap-

pelijk proletariaat, gelden in beduidend sterkere mate voor Indië. Velen,

ontwikkeling, dank de zooveel


wier zij ruimere onderwijsvoorziening,
boven die den doorsnee dessaman, konden hun
ver uitging van geen

bevredigend emplooi vinden. Bovendien heeft de als


bevolking geheel

een kwart eeuw lang een zoo overstelpend aantal veranderingen,

nieuwigheden en proefnemingen meegemaakt, dat die leefde


zij, naar

eeuwenoude tradities, haar werd. Het


stuur
kwijtraakte en „bihgoeng”

bij tal van welwillende ambtenaren begrijpelijke verlangen, om veel

het volk stand heeft hen vaak


voor tot te
brengen, er toe
geleid meer

de krachten dier dan zij kon. Men houde


van
bevolking te
vergen, geven

het dat de gepaard


daarbij in
oog,
meeste nieuwe maatregelen gingen

met nieuwe lasten. De oprichting van dessa-loemboengs, dessa-scholen,

dessa-banken etc., benevens de land-


verhoogingen van hoofdgeld en

rente, noodig door den sterken aangroei der lands-uitgaven, legden een

druk de deel dier


zwaren op bevolking, die voor een groot het nut

nieuwigheden niet Niet de ethische politiek zelf is


begreep. zoozeer

hieraan schuldig, als wel het tempo, waarin men haar praktisch heeft

Dat dit de
doorgevoerd. men in
hoogste instantie gaat inzien, bewijzen

woorden, door den minister koloniën het


onlangs van in
parlement ge-

sproken: „Indië heeft allereerst behoefte aan rust.”


Dessa-school,
Boedi Oetomo en Sarekat Islam. 335

Met de het aantal scholen inheemschen


toeneming van voor liep
parallel een
vermeerdering van het aantal
dag- en weekbladen in de

volkstalen. Aanvankelijk schuchter,


nog maar geleidelijk op vrijmoediger
werden daarin de
wijze, bedoelingen en daden der regeering
besproken
en becritiseerd. Uit den aard der zaak kwamen
daarbij uiteenloopende
zoodat
verlangen en gevoelens tot uiting, men
weldra kon
spreken van

een neutrale, een Inlandsche


pro- en een
anti-regeeringsgezinde pers.

De door die bladen leuzen leidden het


aangehevèn tot ontstaan van een

zeer groot aantal vereenigingen en bonden van inheemschen, enkele van

economischen, de meeste van politieken aard.

De oudste dier vereenigingen Boedi Oetomo Schoone


is (het
Streven), in 1908
opgericht door den gepensionneerden dokter-djawa
Mas Wahidin. trok haar leden
Zij hoofdzakelijk uit de kringen der

Javaansche intellectueelen en ambtenaren, en streefde allereerst naar uit-

breiding van onderwijs, waarin zij de voornaamste voorwaarde zag tot

opheffing het volk. Een harer verder, dat


van
hoofdbeginselen was niet

of geboorte, verdiensten de
rang maar
eigen positie moeten bepalen,
die de inneemt. In
men in maatschappij verband daarmede keerde zij
zich
tegen de overdreven hormat (eerbewijzen). Zoowel zeer aanzien-

lijke Inlanders als eenvoudige leerlingen van kweek- en opleidingsscholen


traden als lid toe, reeds
en na een jaar telde de B. O. meer dan 10 000

leden. Voorloopig hield zij zich


geheel buiten de politiek.
Van anderen aard
geheel was de Sarekat Islam (Mohamedaansche

Vereeniging, aangeduid als S. I.), 1911 Soerakarta


in te
opgericht door
een aantal bij de batik-industrie betrokken handelaren. Aanvankelijk
het doel slechts,
was
gezamenlijk op te treden tegen de praktijken van

de Chineesche leveranciers der de batik-industrie


voor
benoodigde
grondstoffen. Op een in September 1912 Soerabaja
te
gehouden bijeen-
komst kreeg de S. I. echter karakter:
een meer algemeen strijder voor

de rechten der Islamieten. kwam onder


Zij nu leiding van een energiek
Inlandsch handels-employé, Raden Tjokro-Aminoto. Spoedig vond men

haar alle deelen


afdeelingen in
van den Archipel: de leden behoorden

dus verschillende
tot
rassen, spraken verschillende talen, maar hadden

als bindmiddel den Mohamedaanschen


gemeenschappelijk godsdienst.
Door alle in doel methoden der S. I. deze
wijzigingen en heen, is gods-
dienstige grondslag tot den huidigen dag steeds sterk naar voren ge-

bracht door den welsprekenden Hadji August Salim. De oorspronkelijke


336 Politieke tendenzen.

statuten omschreven het doel, naast verleening van onderlingen bijstand,


de stof-
als bevordering van den handel, de
geestelijke ontwikkeling en

den Inlander, benevens aansporing tot een leven,


felijke belangen van

den Islam. Een ander


overeenkomstig de wetten en gebruiken van en

de
zou worden nagestreefd door middelen, „welke niet in
strijd zijn met

„wetten des
lands en van het Gouvernement.’

weldra in de
Het aantal leden van de S. I. groeide sterk aan, en liep

honderdduizenden. Toen
zij in 1913 rechtspersoonlijkheid aanvroeg, ver-

klaarde de regeering, dat


zij bezwaar
had tegen een op zoo groot terrein

daardoor controleeren lichaam, doch dat zij


werkend, en moeilijk te

al die alle den-


of gewestelijke vereenigingen,
ook droegen
plaatselijke
wel wilde
zelfden naam en hadden ze dezelfde statuten, goedkeuren.

iets deed, wat de regeering onge-


Zij zou dan, als een dier vereenigingen

kunnen volstaan deze te heffen, zonder den ge-


oorloofd achtte, met op

der werd voldaan,


heelen bond te treffen. Aan dezen wensch regeering

in 1914 kregen 56 plaatselijke S. 1.-vereenigingen rechtspersoonlijk-


en

band hebben, sloten deze zich


heid. Om toch een gemeenschappelijken te

door
de 1915 opgerichte Centrale S. 1.,
die het jaar daarop
alle aan bij in

de regeering werd goedgekeurd.


De Centrale hield jaarlijks „nationale

congressen.
de verschillende S. 1.-vereeni-
werkmethode liepen
In beginselen en

al uiteen, en de tengevolge van


den wereldoorlog ontstane

gingen nog

Indië-Weerbaar leidde tot een verdeeling in twee scherp ge-


beweging
Indische
scheiden kampen. De eene groep
voelde het oprichten van een

de links staande minderheid


militie als een nationale plicht, meer naar

in be-
wilde daar niets van weten. Geleidelijk nam
deze linkervleugel

stelde zich „zelfbestuur” als eind-ideaal.


teekenis toe, en zij
intusschen op het terrein der politiek
Ook de Boedi Oetomo had zich

het Sociaaldemocratische Volksraadhd,


initiatief van
begeven, en op
Concentratie tot stand tus-
Cramer, kwam in 1918 de Radicale
ingenieur
der S. D. A. P., en
schen de S. 1., Boedi Oetomo, de Indische afdeeling

Nationaal-lndische
de uit Indo-Europeanen of „blijvers” geconstitueerde
in de eerste plaats de instelling van

Partij. Deze concentratie verlangde


voor
Indië.
een parlementairen regeeringsvorm

tal andere vereenigingen tot stand gekomen,


Intusschen waren van

streek of bevol-
die zich de der belangen van een bepaalde
behartiging
de Soendaneezen), de
doel stelden, als Pasoendan (voor
kingsgroep ten
Nieuwe Vereenigingen en Bonden. 337

Sarekat-Ambon, de Perserikatan-Minahassa Daarnaast


en dergelijke.
ontstonden tal links inheemsche
van zeer naar
gerichte vakvereenigingen,
als de Pandhuisbond, de Fabrieksbond
(suikerindustrie) en de Vereeni-

ging Spoor- Tramweg-Personeel, die zich 1919


van en in
vereenigden
tot een Revolntionnair-Socialistische Vakcentrale. Ook de linkervleugel
der S. I. den kant der revolutie uit; haar
ging na een propagandareis van

bestuurslid, Abdoel Moeis, naar Midden-Celebes, in 1919, brak daar een

oproer uit, waarbij de controleur De Kat Angelino, een Inlandsch hoofd,

en eenige inheemsche ambtenaren, vermoord werden. Een maand later

fanatiek tegen rijstrequisitie den


moest verzet in
Preanger, noodig ge-

worden door de economische den


gevolgen van wereldoorlog, met
ge-

wapend worden Een onderzoek dat


geweld gebroken. wees uit, een en

ander het werk de S. I. bestaande Andere


was van in afdeelingen-B.

afdeelingen waren het met dit gewelddadig optreden geenszins eens, en

het liet zich dat het de S. I. komen.


aanzien, in tot een scheuring zou

De actie van een andere vereeniging zou daartoe den doorslag geven.

In 1914 Indische Sociaal-Democratische


was een
Vereeniging tot

stand gekomen (niet te verwarren met de S. D. A. P.) die, aanvankelijk

den tredende, de Russische revolutie


weinig op voorgrond na van 1917

de revolutionnaire
vrijmoediger optrad en meer en meer richting uitging.
haar
Op congres van 23 Mei 1920 nam
zij den naam aan van Perserikatan

Kommunist India K.
(P. I.). Voorzitter werd de bekende volksleider

Semaoen, op wiens initiatief de P. K. I. zich aansloot


bij de derde interna-

tionale Moskou. Al deze


van spoedig begonnen communisten invloed

de z.g. roode der S. I.; de


te
krijgen in
afdeelingen in afdeeling Welte-

vreden werd, nog in 1920, het vraagstuk behandeld, of en in hoeverre

den Islam, socialisme democratie, ook


er in naast en plaats zou zijn

voor het communisme. Duidelijk kon men nu in de S. I. twee uit-

eenloopende stroomingen waarnemen, een economisch-dogmatische

(communistisch), en een
godsdienstig-nationale. Nadat op het
congres

1921 reeds aantal communistische de S. I.


van een
afdeelingen uit ge-

treden kwam het J_923 Madioen zevende


waren, op in te
gehouden
nationale het eerste, dat ook door inheemsche vrouwen werd
congres,

bijgewoond, de verwachte scheuring. Allereerst besloot dit


congres
de

Centrale S. 1., die bond


feitelijk een van plaatselijke vereenigingen was,

te
vervangen door een, sterker als eenheid georganiseerde, Partij Sarekat
Islam (P. S. I.). Vervolgens legden Tjokro-Aminoto en Hadji Salim nog-

22
in 1926.
338 Opstand

maals nadruk het vasthouden den Islam. In dit verband


den op
aan

de communistische leden de vraag,


hoe zij
stelden zij aan aanwezige

stonden. Door hun antwoord: „neutraal",


tegenover den godsdienst
De P. K. I.
maakten de communisten zich verder in de S. I. onmogelijk.

door bij monde Semaoen te verklaren, dat de S. 1.,


reageerde hierop, van

het
„hoewel zich een volksvereeniging noemend, van kapitalisme geen

dat
„afstand wil doen”. Om haar eigen afkeer van kapitalisme te toonen,

die
concentreerde zij haar aandacht op de vakvereenigingen, waarvan zij

Tramweg geheel onder haar invloed kreeg.


van
het
Spoor- en personeel
Mei 1923, die, dank
Het resultaat was de
groote spoorwegstaking van

der regeering, mislukking uitliep.


zij het krachtig optreden op een

Indië
Semaoen werd geïnterneerd. Op zijn verzoek kreeg hij vergunning,

verlaten, waarna hij zich naar Moskou begaf.


te

de P. K. I. de roode S. 1.-
Na zijn vertrek organiseerde uitgestooten
S. I.
Sarekat Rajat (volkspartij), die zij als „echte
afdeelingen tot een

stelde. De nieuwe stond,


de oude „kapitalistische” organisatie
tegenover
de cellenstructuur, als onderbouw tegenover de
volgens communistische

P. K. I. als bovenbouw. Deze laatste kwam geheel onder den invloed van

Moskou, en het einde van


1924 besloot zij, tot daadwerkelijk verzet
op
bereiden. Die voor-
over te
gaan en een algemeenen opstand voor te

in November 1926 brak


bereiding geschiedde volkomen in het geheim, en

hoofdzakelijk in West-Java. Gewapende


onverwacht de opstand uit,

af, braken
benden trokken rond, sneden telefoon- en telegraafleidingen

de spoorwegen op, en
vermoordden tal van loyale dorpshoofden en politie-
dat het de bedoeling
dienaren. Uit later gevonden papieren is gebleken,
dooden, van
de ver-
te en
was,
de vooraanstaande regeeringspersonen
in het leven
maken, algeheele omwenteling
warring gebruik te om een

het optreden van eenige afdeelingen


te
roepen.
Doch tegen onverwijld
weldra was
het
en
militairen bleken de opstandelingen niet opgewassen,

de
verzet onderdrukt. In Januari daarop had een soortgelijke poging op

terwijl het ook in het Palembangsche tot


Westkust van Sumatra plaats,
der
komen. Ook hier maakte een krachtdadig optreden
verzet dreigde te

uit, dat
daaraan einde. Een onderzoek wees
regeering spoedig een

Canton met de leiders op Java


Moskou, via zijn agenten in en Singapore,
hun aanhangers niet
had De laatste hadden echter
in verbinding gestaan.
zoodat de opstand, die overal gelijktijdig
voldoende in de hand gehad,
uitbrak. De regee-
maanden te
had moeten beginnen, op Java twee vroeg
Nationalistische beweging. 339

ring verbande allen, die een leidende rol gespeeld hadden, naar Boven-

Digoel op Nieuw-Guinea, waar een strafkolonie werd ingericht. Tal van

onontwikkelden hadden zich tot


medewerking laten overhalen, zonder

iets van
de communistische leer af te weten, maar verlokt door voor-

spiegelingen van een komenden heilstaat. Zonder den ernst van het

gebeurde te onderschatten, verlieze men niet uit het dat de


oog, groote
meerderheid der
bevolking niet van het communisme gediend is, wat,

zooals wij zelfs in een volksvereeniging als de S. I. tot was


zagen, uiting

gekomen.

Krachtiger dan het communisme, niet slechts numeriek, maar ook

intellectueel, is het nationalisme. Het is geconcentreerd in een bond, de

P. P. P. K. I.
(Pemoefakatan Perhimpoenan Politiek Kebangsaan
Indonesia of Bond van politieke vereenigingen van den Indonesischen

staat). Deze bond bestaat uit aantal


een groot vereenigingen, van zeer

bezadigde tot sterk militante, doch alle stemmen daarin


overeen, dat zij

hun eindideaal Staat Indonesië,


zien in een onafhankelijk, internationaal-

erkend, zichzelf besturend, daarin


met
gelijke rechten voor alle wonende

volkeren. Het links de Perserikatan Nasionaal


meest naar staat
daarbij
Indonesia (P. N. I.), die, het doel,
ter
bereiking van gemeenschappelijk
van de Nederlandsch-Indische niets verwacht, daarom elke
regeering en

medewerking die regeering weigert maakt


met
(non-coöperatie). Zij
vooral propaganda onder de richtte daartoe onder-
jeugd, en
speciale
als de P. N.
afdelingen op, 1.-padvinders, Jong Indonesia, etc. Evenals

de S. 1., die zich ook den nationalen bond heeft acht


bij aangesloten, zij
een zelfstandigen Indonesischen staat reeds thans mogelijk en gewenscht.

Daartegenover begrijpen tal van andere bondsleden Boedi Oetomo,

Perserikatan Minahassa, Mohammedya dat de tijd voor geheele

zelfstandigheid nog niet gekomen is, dat een volk ook tot zelfbestuur

dient worden dat de Indonesiërs


te
opgevoed, en
daarbij de leiding van

Nederland kunnen. Hun


voorloopig nog niet missen standpunt werd, bij
de
besprekingen in den Volksraad l
) over de vermeerdering van het

aantal inheemsche leden dit door den Koesoemo


van college, Pangéran
Joedo in 1927 als
volgt uiteengezet:
dat allen, inheemschen diverse
wij wij, van pluimage, niet

1
) Zie voor den Volksraad het laatste hoofdstuk.
Nationalisten.
340 Regeering en

è tort et
„verblind zijn door een anti-Nederlander-stemming a

kunnen doen ontstaan, dat z.g.


„travers, die het gevaar zou een

„inheemsche meerderheid de

moeder-
„belangen van .a

„land die
en van degenen,
„door of afkomst
geboorte

„daartoe behooren, zou sa-

„botteeren. Heus>.n, wij voe-

„len allen wel, dat wij

„Nederland en de Neder-

landers mis-
nog lang niet

„sen kunnen, en ons belang

mede, dat hier


„brengt zij
Laat dit
„blijven ....
men

„alles bedenken met een koel

„hoofd. Dan zal men wel

dat inheemschen,
„inzien wij,
kunnen als
„even loyaal zija

„de m.eest

„de Nederlander.”

Reeds eenige malen hebben zoo-

wel de regeering, als de vertegen-

verschillende poli-
woordigers van

tieke partijen in de Tweede Kamer

dat
de meening uitgesproken, zij

met de gematigde nationalisten

hen willen
kunnen medegaan en

steunen. Wij bepalen ons tot aan-

der rede,
haling van een gedeelte

waarmede Gouverneur-Generaal

De Graeff in Mei 1928 de zitting

van
den Volksraad opende:

„Alleen toch bij rust en


Gouverneur-Generaal jkhr. A. C. D. de Graeff.
de
„orde wordt de regeering

de en te
metterdaad overtuiging te vestigen
„gelegenheid gegeven om

de Nederlandsche welke hier te lande nog


„bevestigen, dat leiding,
de hooge
„voor een
onafzienbare toekomst niet kan worden gemist,
Nationalisten. 341
Regeering en

„taak vervult om geluk en welvaart onder de bevolking te versprei-

„den, en
haar
maatschappelijk, economisch en staatkundig geleidelijk
t» heffen dat de effectieve Nederlandsche
„on tot een zoodanig peil,
kan worden ontbeerd.”
„leioiny

Literatuur: Mr. W. K. S. van


Haaster t, De Sarekat Islam;

p in
Th. Blumberger, De communistische beweging
J. etrus

Nederlanasch Indië; Mr. Schri k De Indische Politiek;


J. J. e e,

Prof. Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschiedenis, 111,

blz. 128—136. Verder in de Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië (ook

het vijfde, aanvullende, deel) de artikelen Boedi Oetomo en Sarekat Islam.


25. BESTUURSHERVORMING EN NIEUWE

STAATSINRICHTING.

In de der verschillende inheemsche politieke partijen,


programma’s
bonden en concentratie s, wier actie men samenvat onder den naam

Inlandsche Beweging, ontmoet men,


als nagestreefd doel, herhaaldelijk:

zelfbestuur, autonomie, Indonesia merdika


parlementaire regeeringsvorm,
Aan het slot het hoofdstuk wezen wij
(een vrij Indonesië). van vorige

als het eindresultaat haar beleid,


er reeds op, dat ook de regeering, van

besturend Indonesië ziet, doch niet voordat land en volk


een zichzelf eer,

het als haar taak, de


daarvoor geheel rijp zijn; inmiddels beschouwt zij

vereischte heffen. Wij


bevolking geleidelijk tot het daartoe peil op
te

de inheem-
willen thans nagaan, welke stappen reeds gedaan zijn, om aan

schen invloed op en
aandeel in het bestuur te
geven.

de 20e het bestuur Nederlandsch-


Tot in het begin van eeuw was over

Gouverneurs residenten waren, met de


Indië sterk gecentraliseerd. en

onder hen werkende ambtenaren, uitvoerders van de bevelen der Indische

den Gouverneur-Generaal den


regeering,
welke gevormd werd door en

Indië, voorgelicht door de Algemeene Secretarie


Raad van bijgestaan en

Algemeen Bestuur. Buitenzorg


en de hoofden der Departementen van

bij elk
was het centrum, waar alles werd geregeld en voorgeschreven, en

de door de centrale uitgevaardigde verordeningen


feit, waarin regeering
de betrokken ambtenaren eerst advies vragen,
niet moesten
voorzagen,

„behoudens nadere goed-


of konden ze hoogstens een beslissing nemen

En niet steeds kon Buitenzorg zóó op


de hoogte
keuring der regeering.”

van de wenschen en verlangens, die in ver uiteengelegen gewesten


zijn
resideerende het vaak te veel
heerschten, als de daar ambtenaren; zat
Locale Raden.* 343

de „papieren" zich kunnen inwerken de


in
verdiept, om te in uiteen-

loopende nooden behoeften gebied,


en soms
tegenstrijdige en van een

dat in Europa
omvang nabijkomt.
Het was de minister van koloniën, Baron van Dedem, die een eerste

deed hierin diende in 1893


poging om verbetering te
brengen. Hij een

wetsontwerp in tot
wijziging van het Regeerings-Reglement en de Comp-

tabiliteitswet, waardoor het mogelijk zou worden, gewestelijke en plaat-


raden stellen, die, beter dan het centrale Landsbestuur bekend
selijke in te

met de plaatselijke toestanden, een deel van de regeeringstaak zouden

kunnen Door de 1894 kwam het


overnemen. Kamerontbinding van ont-

werp niet in
behandeling. Een soortgelijk ontwerp van minister Cremer

onderging hetzelfde lot, toen deze in 1901 ais minister aftrad. Doch reeds

het diende Van Asch het


volgende jaar zijn opvolger. van Wijck,
ook weldra aftreden,
gewijzigd opnieuw in, en toen
hij moest nam

Idenburg het over. In 1903 kwam zoo eindelijk de Decentralisatiewet

stand: werd het Decentralisatiebesluit


tot ze uitgewerkt bij van 1904 en

de Locale-Radenordonnantie van 1905. Sedert ontstonden geleidelijk een

aantal Gemeenteraden Raden Madoera


en Gewestelijke op Java en

het
kregen alle residenties een Gewestelijken Raad terwijl in cultuur-

gebied aan de Oostkust van Sumatra een Cultuurraad, op


Noord-Celebes

een Minahassa-Raad tot stand kwam. Deze Locale Raden werden samen-

gesteld uit
Europeanen, Inlanders en Vreemde Oosterlingen; de Euro-

peesche leden der Gemeenteraden werden gekozen door kiesgerechtigde


alle andere leden door den Gouverneur-Generaal benoemd.
ingezetenen,
Voorzitter van de Gewestelijke Raden was de resident, als hoofd van

het de Gemeenteraden de assistent-resident, als hoofd


gewest: van van

plaatselijk bestuur. Sedert 1916 hebben de meeste Gemeenteraden een

burgemeester gekregen, later bijgestaan door wethouders. Tot de taak

der Locale Raden behoorde het maken van plaatselijke verordeningen,


het onderhoud hun
van in ressort gelegen wegen, pleinen en wateren,

het aanleggen of oprichten van drinkwaterleidingen, electrische instal-

laties, brandweer en dergelijke. De voor de uitoefening van


hun taak

benoodigde gelden ontvingen de Locale Raden gedeeltelijk uit de Lands-

middelen, gedeeltelijk door het heffen van belastingen. Bij den aanvang

1925 bestonden of
van er 15 Gewestelijke en 42 Plaatselijke
Gemeenteraden.

Ongetwijfeld hebben de Locale Raden vele nuttige zaken tot stand


344 Voorstellen tot verdere Decentralisatie.

vooral de gezondheid. Zoo


gebracht, ter bevordering van openbare zijn
Batavia
het de Gemeenteraden van Soerabaja, Semarang, Bandoeng en

geweest, die in Indië de eerste moderne drinkwaterleidingen aanlegden,


abattoirs toezicht uitoefenden op broodbakkerijen melkerijen,
oprichtten, en

voorschriften uitvaardigden bij den aanleg van passars en woonwijken.


De Gewestelijke Raden deden hetzelfde voor
de in hun ressort gelegen

kleinere hadden. Doch in tweeërlei


plaatsen, die geen eigen Gemeenteraad

de Locale Raden zonder effect gebleven. Allereerst bleef de


opzicht zijn

verwachte het centrale Landsbestuur tal bemoeie-


ontheffing van met van

nissen van plaatselijken aard uit. Immers de regeering behield het toezicht

Raden, hun werk controleerde


op
de Locale greep herhaaldelijk in in,

hun inkomsten “wilde hun de voor de politie in hun


en uitgaven, zorg

de daarin
ressort niet overdragen, evenmin als de bemoeienis met gelegen

Inlandsche Ook als middel opvoeding der inheemschen


kampongs. van

zelfbestuur hadden de Locale Raden weinig of geen nut. Dit zou slechts
tot

bereikt kunnen worden, niet door deop Europeesche leest geschoeide Locale

Raden, door zelfbestuur te aan


de van oudsher bestaande
maar geven

Al
Inlandsche gemeenschappen, de dessa en het regentschap. spoedig
de
gingen in dezen zin stemmen
op.
In 1912 en volgende jaren drong
Eek de
O. I. ambtenaar S. Ritsema van in eenige vlugschriften aan, op

instelling De Regeeringscommissaris
van autonome regentschappen. tot

de benoemde oud-directeur Binnenlandsch


voor Bestuurshervorming van

Bestuur, S. de Graaff, diende in 1914 een


voorstel in, dat veel verder

de de Nederlandsch-
ging, en waarvan hoofdpunten waren: verdeeling van

Indië in een aantal Gouvernementen, met eigen bestuur en geldmiddelen;

opheffing van de Gewestelijke Raden; instelling van autonome Regent-


bestuurs-
schapsraden op Java; vermindering van
het aantal Europeesche
de Inlandsche
ambtenaren; betere opleiding en grooter zelfstandigheid van

ambtenaren. Minister Pleyte toonde weinig ingenomenheid met het plan-

zich het instellen


De Graaff, en op zijn
voorstel bepaalde het parlement tot

inheemsche ambtenaren de in 1914 te


van een betere opleiding voor aan

Batavia verrezen Bestuursschool.

Inmiddels bleef, volgens de Decentralisatiewet, de mogelijkheid tot

bestaan, 1919 diende de Indische


oprichting van Regentschapsraden en in

strekkend voorstel in. De


den Volksraad daartoe
regeering bij een

zich het voorstel aan,


Volksraad toonde er zeer mee ingenomen, nam

Nederland. Doch daar besloot de heer


en zond het ter goedkeuring naar
verdeeld in 3 Provinciën
Java en
2 Gouvernementen. 345

De Graaff, die inmiddels minister koloniën de kwestie


van
geworden was,

der Regentschapsraden behandelen,


niet afzonderlijk te maar die gekop-
peld laten
te aan
zijn vroeger ingediend plan tot een algeheele bestuurs-

hervorming. De Volksvertegenwoordiging kon er


zich mede
vereenigen
en het ontwerp-De Graaff werd in 1922 tot wet verheven. Het zou

worden
geleidelijk ingevoerd, en 1 Januari 1926 kwam de eerste provincie,
West-Java of Pasoendan, tot stand.

Aan het hoofd de provincie gouverneur, benoemd door


van staat een

den G. G. rechtstreeks dezen bestuurt de


en aan
ondergeschikt. Hij

provincie met een Provincialen Raad, die een meerderheid van niet-

Europeesche leden telt l


), gedeeltelijk gekozen, gedeeltelijk door den G. G.
bènoemd. De het
gouverneur voert dagelijksch bewind met een College
van Gedeputeerden, gekozen uit en
door den Provincialen Raad.

De provincie is onderverdeeld in residentiën; deze weer in meestal

twee
regentschappen. De laatste worden bestuurd door een
Regent-
-

schapsraad, onder presidium van een inheemschen


regent. De leden van

den Regentschapsraad worden ook


gedeeltelijk gekozen, en wel door

inheemsche kiesmannen, die weer zijn aangewezen door kiesgerechtigden


van de dessa; anderdeels worden zij benoemd door den gouverneur der

provincie, op voordracht van den regent. In den Regentschapsraad moeten

de Inlandsche leden de meerderheid vormen: indien Gedeputeerden van

de dit
provincie wenschelijk achten, kan het
dagelijksch bestuur in het

autonome
regentschap worden opgedragen aan een College van Gecom-

mitteerden, onder
leiding van den regent. Zij zijn te vergelijken met het

college van B. W. in de steden. Gemeenteraden


en
Regentschapsraden en

hebben, naast hun besturende, andere


nog een functie; zij treden namelijk

op als kiezers voor den Volksraad den Provincialen Raad.


en

Den len
Juli 1928 werden Midden- en Oost-Java administratief onder
een gouverneur geplaatst, ter
voorbereiding van de
invoering van auto-

nome regentschappen en provinciaal bestuur. In Oost-Java kwam dit

nieuwe stelsel van bestuur 1 Januari 1929 stand:


tot
Midden-Java
volgde weldra, en thans is de bestuurshervorming op Java geheel
ingevoerd. De residenten de hoven
vroegere bij der Vorstenlanden in

Midden-Java worden sedert medio 1928 ook doch


gouverneurs genoemd,
hier is het slechts een titelwijziging, daar een algeheele invoering van

een autonoom bestuur in de Vorstenlanden niet mogelijk is.

1
) In West-Java 20 Europeanen, 20 5
Inlanders en Chineezen.
in het Landsbestuur.
346 Wijzigingen

Indië is 6
De bestuurshervorming zal, indien
zij in geheel ingevoerd,
5 in het leven roepen. Gouvernementen
provinciën en gouvernementen

zullen die bestuurseenheden in de


Buitenbezittingen zijn, waar het alge-

meen ontwikkelingspeil der bevolking nog te laag geacht wordt, om

autonomie te kunnen invoeren. Indien voldoende krachten aanwezig zijn,

kan den een adviseerende raad worden toegevoegd. Het


gouverneur

dusver het eenige grond van de bestuurs-


eerste en tot gouvernement, op

dat der Molukken; het is verdeeld in de resi-


hervorming ingericht, is

denties Amboina Ternate. Een adviseerenden raad heeft het niet.


en

Maakte de wet
op
de bestuurshervorming een grondige wijziging

het locale bestuur Indië, de Grondwetsherziening van


mogelijk in van

1922 opende den


weg, om
Nederlandsch-lndië een nieuwe Staatsinrichting

te schenken, waarbij ten aanzien van de wetgeving en


het algemeen
Nederland Indië.
Landsbestuur het zwaartepunt werd verlegd van naar

Gouverneur-Generaal het bestuur


Vóór dien
tijd oefende de algemeene

des bezat, den Raad Indië,


over
Indië uit in naam Konings, en met van

macht. G. G. Raad Indië, die uit een


uitvoerende en wetgevende en van

leden bestond, vormden de Indische Re-


vier te zamen
vice-president en

geering.
Haar
wetgevende macht was beperkt, doordat bepaalde onder-
het het munt-
werpen van wetgeving, met name Regeerings-Reglement,

wezen en
het beheer en de verantwoording der koloniale geldmiddelen, aan

macht Nederland voorbehouden. Ook de kroon


de wetgevende in waren

had bevoegdheid wetgevend gebied Koninklijk


een uitgebreide op

de toepassing
Besluit, Algemeene maatregel van
bestuur terwijl voor

voorschriften Indië de of goed-


van bepaalde wettelijke in machtiging
Doch daarnaast konden G. G. en Raad
keuring des Konings noodig was.

die Indië kracht hadden.


van
Indië ordonnantiën uitvaardigen, in van wet

den Raad Indië bestond


De medebesturende bevoegdheid van van

bestuursdaden interneering
daarin, dat de G. G. zekere belangrijke

of verbanning, dispensatieverleening van regeeringsverordeningen, gelijk-

slechts kon verrichten in overeenstemming


stelling met Europeanen

met den Raad van


Indië.

1925 bracht in deze verhoudingen een belang-


De Staatsinrichting van

aandeel in de wet-
waardoor de Raad van Indië zijn
rijke wijziging, o.a.

afstaan aan den Volksraad.


gevende bevoegdheid moest
Opening van den Volksraad. 347

Geheel het
afgescheiden van
beginsel van decentralisatie en
den

daaruit gevolgden invloed van particulieren bestuur in


v op en wetgeving
plaatselijke leefde Indië
ressorten, in
bij velen het verlangen naar mede-

zeggingschap in, en invloed het algemeen Landsbestuur. Gedurende


op

de tweede helft de 19e de koloniale de


van eeuw, toen
politiek in
parle-
mentaire debatten een voorname plaats ging innemen, ontstond in Indië

meermalen een gevoel van onbehagelijkheid, en zelfs ergernis, zoo vaak

dat het lot Indië


men ervoer, van eigenlijk bepaald werd door een Tweede

Kamer, waarvan tal van leden niet de minste kennis van Indische toe-

standen hadden, noch toonden. Er dan ook


er
belangstelling voor gingen
stemmen Indië de Tweede Kamer
op,
om
eigen afgevaardigden naar te

doen zenden, doch in deze de komen. In


richting zou oplossing niet 1893

diende de minister Van Dedem,


gelijk met
zijn ontwerp voor
decentrali

satie van bestuur, t), ook door den


een ontwerp in, om
uitbreiding van

Raad Indië particulieren als


van met
buitengewone leden en door

reorganisatie den dit


van
werkkring van college, aan niet-ambtelijke

Europeesche elementen invloed te


geven den van zaken. Ook
op gang
dit
ontwerp kwam door de Kamerontbinding van
1894 niet in
behandeling.
Van hetzelfde
beginsel, maar met wijder strekking, was een ontwerp-

Fock 1907, dat de Indische het openbaar wilde


van
begrooting in doen

opmaken door den met Europeesche niet-ambtelijke personen uitgebreiden


Raad van Indië, welke aldus opgemaakte begrooting daarna in Nederland

bij de worden
wet moest vastgesteld. Nog vóór de indiening van
het

Voorloopig Verslag op
dit
ontwerp was Fock af getreden.

Minister De Waal trachtte den


Malefijt wensch naar
medezegging-
schap andere
op een
wijze te
bevredigen. Hij diende in 1913 een ontwerp

in, dat, naast den Raad van Indië, Kolonialen Raad in het leven
een

wilde
roepen, waarin Europeanen, Inlanders en Vreemde Oosterlingen
zouden hebben. De
zitting ontwerper werd nog in hetzelfde jaar ver-

door
vangen Pleyte, die het door zijn voorganger opgemaakte ontwerp

eenigszins wijzigde en,


op «aandrang uit de Kamer, den naam Kolonialen

Raad verving door dien van Volksraad. Dit werd 16 December


ontwerp
1916 tot wet verheven, en 18 Mei 1918 kon Gouverneur-Generaal Van

Limburg Stirum de eerste


zitting van den Volksraad
openen.
Die raad

bestond, met inbegrip van den voorzitter, uit 39 leden; de voorzitter

*■) Zie hiervóór, blz. 343,


348 Samenstelling van
den Raad.

de 38 leden de helft gekozen,


werd door de kroon benoemd,
voor
overige

G. De kiezen leden, 10 Inlanders


voor
de helft benoemd door den G. te

werden verkozen door de


9 of Vreemde Oosterlingen,
en Europeanen
als één kiescollege optraden.
leden der Locale Raden, die daarbij te zamen

de G. G. daarvan ten
de overige leden moest
Bij de benoeming van

werden dat
één vierde uit de Inlanders aanwijzen: in de praktijk
minste

5 14 Europeanen of Vreemde Oosterlingen.


Inlanders en

G. G. Van Limburg Stirum


den Volksraad door den
Opening van

1920 bracht verandering in bovenstaande getallen; ze


Het jaar een

leden,
werden één voorzitter, benoemd
door de kroon, 24 gekozen
toen:

Inlanders. de
12 Inlanders, en 24 benoemde, waarvan 8 Bij
waarvan

dat zooveel mogelijk alle


G. uit het beginsel,
benoemingen ging de G. van

moesten zijn; hij


of richtingen in den raad vertegenwoordigd
partijen
correctie den uitslag der
bezat dus in zijn benoemingsrecht een op

verkiezingen.
Volksraad dat naast de
der instelling den was,
Een gevolg van

benevens de Nationaal-Indische
bestaande inheemsche politieke partijen,
Zijn Bevoegdheden. 349

Partij en de S. D. A. P., nu meerdere


staatkundige vereenigingen ont-

stonden, als de Ned.-Ind. Vrijzinnigen Bond, de


Christelijk Ethische

Partij, de Ned.-Ind. Katholieke de


Partij, Regentenbond, de
Vereeniging
van Inlandsche Ambtenaren, de Politiek Bond
Economische en het Indo-

Europeesch Verbond.

Men heeft in den eersten Volksraad de kiem te zien van een Indo-
nesisch parlement. Aanvankelijk echter was
zijn invloed niet anders dan

een adviseerende. De G. G. kon den Volksraad advies vragen


in alle

zaken, waarover
hij het oordeel dit
van
college wenschte te
vernemen;

hij echter
was tot
raadpleging verplicht ten aanzien van de
begrooting,
de het
bestemming van
batig, of de voorziening in het nadeelig slot, het
aangaan van geldleeningen, en het eventueel instellen van een Indische

militie. De Volksraad, die het


in openbaar vergaderde, kon verder de

belangen van Indië bepleiten bij de kroon, de Staten-Generaal en den


Gouverneur-Generaal.

Ondanks zijn heeft de Volksraad


geringe bevoegdheid van den aan-

vang af groote beteekenis gehad voor het politieke leven van Indië. De

tot in onderdeeleh afdalende


behandeling der begrooting gaf herhaaldelijk
gelegenheid, in het openbaar controle en
critiek uit te oefenen de maat-
op

regelen der de
regeering, en verlangens te doen hooren, die in alle lagen
der
bevolking leefden. Doordat elk
Departementshoofd aangewezen werd,
de
om
op zijn Departement betrekking hebbende posten der
begrooting te

verdedigen, ontstond een nauw contact tusschen den raad en de dienst-

hoofden, die het


bij opmaken hunner begrooting wel degelijk rekening
bleken te houden met de in den Volksraad desiderata.
uitgesproken

De
geweldige gebeurtenissen, die in het
najaar van
1918 in
Europa
plaats grepen revolutie in Duitschland, dreigende toestand in andere

landen, actie-Troelstra in Nederland brachten ook beroering in Indië.

Onder invloed daarvan liet de G. G. Van


Limburg Stirum, eigener
autoriteit, door den regeeringsgemachtigde in den Volksraad
eenige ver-

klaringen afleggen, waarin


hij niet alleen snelle
een
verwezenlijking van

noodzakelijke hervormingen toezegde, maar tevens een verschuiving


tusschen moederland koloniën,
en met
mogelijke verlegging van het

zwaartepunt, in uitzicht stelde. Den 17den December benoemde


hij daarop
een Herzieningscommissie, die tot taak kreeg voorstellen te doen aan-

gaande de wenschelijkheid der


van een herziening Staatsinrichting. Toen
350 1822.
Grondwetsherziening van

het dezer commissie in Nederland aankwam, had men


belangrijke rapport
de behandeling, het genoemde
daar juist een wijziging van grondwet in en

de koloniale artikelen der in 1922


rapport heeft grooten invloed gehad op

stand De artikelen 60 61 der nieuwe


tot gekomen grondwetsherziening. en

Indië bij de
grondwet schrijven voor: dat de Staatsinrichting voor wet

dat de Gouverneur-Generaal
moet worden vastgesteld; ten aanzien van

terwijl de
het bestuur eigen bevoegdheidssfeer krijgt, aan
algemeen een

kroon slechts de regeling van bepaalde bevoegdheden blijft voorbehouden;


Indië daar
dat de regeling der inwendige aangelegenheden van aan te

worden ook dit


lande gevestigde organen
moet overgelaten, terwijl in

opzicht de kroon slechts bepaalde aangelegenheden blijven voor-

behouden !).

diende de in 1923
Ter uitwerking dezer grondwetseischen regeering

in, dat 23 1925


bij de Tweede Kamer een ontwerp-Staatsinrichting Juni

werking trad. De Wet


kracht van wet kreeg, en 1 Januari daarop in

Nederlandsch-Indië gaat niet ver,


als de
op
de Staatsinrichting van zoo

had de constitu-
gewijzigde grondwet dat mogelijk gemaakt, namelijk

Indië’s eenheid binnen het Nederlandsche Staatsverband.


eering van

door
Niettemin schenkt zij Indië een aanmerkelijk grooter zelfstandigheid

de macht der kroon, voordeele van de Indische organen.


beperking van ten

Bovendien vermeerdert zij den invloed der bevolking, door den Volksraad,

tot dusver louter adviseerend lichaam, medewetgevende bevoegdheid te

de Raad Indië die bevoegdheid verliest


verleenen, waartegenover van

en in hoofdzaak adviseerend orgaan


wordt.

besluit volgen.
Een overzicht van
de nieuwe Staatsinrichting moge tot

Nederlander minstens 30
De Gouverneur-Generaal, die moet zijn en

2
Besluit benoemd onbepaalden tijd ).
jaar oud, wordt bij Koninklijk voor

koers Vóór
artikel 1 de nieuwe Grondwet geeft den veranderden aan.
i) Reeds van

1922 Juidde dit: „Het Koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied in Europa,

in andere werelddeelen". De nieuwe redactie


de koloniën de bezittingen
„benevens en

Nederland, Neder-
zegt: „Het koninkrijk der Nederlanden omvat het grondgebied van

koloniën worden hier als zelf-


Suriname Curagao.” De
„landsch-Indië, en
vroegere

standige rijksdeelen naast het moederland genoemd.


hebben in hoofdzaak
De aan
de kroon voorbehouden regelingen en aangelegenheden
internationaal-rechtelijken aard.
defensiebelangen kwesties van
betrekking op
en

G. G. ambt die zal vermoedelijk


2
) Gewoonlijk vervulde een zijn vijf jaar; usance

wel blijven bestaan.


De nieuwe
Staatsinrichting. 351

Hij aanvaardt zijn waardigheid in een openbare vergadering van den


Volksraad, heeft uitvoerende
en
(besturende) en wetgevende (regelende)
macht. Een aantal artikelen
groot noemt de objecten, waaraan
hij zijn zorg
moet
wijden, en
geeft! de rechten die daartoe
aan,
hij kan hanteeren.
Als een
zijner eerste
plichten wordt genoemd de inheemsche bevolking
te beschermen willekeur.
tegen Hij heeft het recht van benoeming, be-

vordering en
ontslag van alle landsdienaren, of kan dat aan anderen
delegeeren; hij sluit verdragen met Inlandsche vorsten, heeft het toezicht
de besluiten
op van provinciale en

andere raden, is opperbevelhebber

van land- en zeemacht, kan den

staat van
beleg afkondigen, heeft het
recht van gratie. Zijn wetgevende
macht bespreken den Volks-
wij bij
raad.

De Raad Indië bestaat


van (be-
stond; zie beneden) uit vice-
een

president en vier leden, door de

kroon benoemd en minstens 30 jaar


oud.
Vroeger moesten dit Neder-

landers
zijn; de nieuwe wet spreekt
van Nederlandsche onderdanen,

waaronder ook Inlanders en Indo-

Chineezen vallen. Als de G. G. in

den Raad Indië


van
verschijnt, is hij
voorzitter, doch onthoudt zich van

Raden Aria
Adipati Achmad
stemming. Zooals reeds is Djajadiningrat
opge-
lid van den Raad van Indië.
merkt, heeft de Raad van Indië
zijn
wetgevende bevoegdheid verloren; hij is nog adviseerend en in
sommige
gevallen medebesturend lichaam, als voorheen. Een 1928
in
aangenomen

wetsontwerp bracht het aantal leden behalve


op zes, den vice-president.
Het de
was
bedoeling de nieuwe plaatsen te doen vervullen door niet-

Nederlanders, 1 Januari 1930


en
kregen twee Inlanders als zoo-

danig zitting.
Er
zijn negen Departementen van Algemeen Bestuur te
, weten zeven

burgerlijke Binnenlandsch Bestuur; Onderwijs en Eeredienst; Justitie;


Financiën; Burgerlijke
Openbare Werken: Landbouw, Handel en Nijver-
den Volksraad.
352 Uitgebreide bevoegdheid van

militaire. Oorlog en Marine.


heid; Gouvernements Bedrijven en twee

worden benoemd door den


De directeuren der burgerlijke departementen

G. G.; die der militaire departementen, namelijk de legercommandant


hun
en
de'vlootvoogd, door de kroon. Zij moeten de begrooting van

komt de
Departement in den Volksraad verdedigen. Op geregelde tijden

de eenheid in de regeerings-
Raad van Departementshoofden bijeen, om

door den G. G. voorgezeten ver-


beginselen te behouden. Bij belangrijke,
den Raad van Indië, zooals b.v. de jaarlijksche bijeen-
gaderingen van

de zijn de Departementshoofden
komst tot het
bespreken van begrooting,

mede aanwezig.
is bureau, dat onmiddellijk
Algemeens Secretarie
een
De
te Buitenzorg
de Secretaris. Het
dienste staat van
den G. G. Leider is Algemeene
ten
stukken,
alle aan den G. G. gerichte ambtelijke
bureau ontvangt en opent
voorzien, aan
den G. G.
of bedenkingen
en legt ze, van opmerkingen
den Landvoogd in den ver-
Ook het de beslissingen van
voor. redigeert
het
draagt voor de samenstelling van
eischten ambtelijken vorm, en zorg

Staatsblad van Ned. Indië.

treden van de nieuwe


De bestaat sedert het in werking
Volksraad
benoemd door
60 leden voorzitter, de laatste
uit en een
Staatsregeling
zie
Van die leden zijn (waren;
de kroon. De zittingstijd is vier jaar.

30 Nederlanders, 5 uitheemschen-niet-
beneden) er 25 inheemschen,

Indië wonende Chineezen. Minimumleeftijd


Nederlanders, dus b.v. in

38 22 benoemd. Kiezers zijn


25 Van de 60 worden er gekozen en
jaar.
de Regentschapsraden: op
de Buiten-
de leden van de Gemeenteraden en

raden: de
voorloopig ook nog
die van enkele plaatselijke
bezittingen
de onderafdeelingsraad van Padang-
de Minahassa-raad,
Cultuurraad,

Pandjang t).
tot wijziging
het eind 1928 is een wetsontwerp aangenomen,
Op van
30
der leden als 30 inheemschen en
de verhoudingsgetallen volgt:
van

5 niet-Nederlanders. Deze
waarvan
25 Nederlanders en
uitheemschen,
den van
de eerstvolgende nieuwe
zal met aanvang
wijziging ingaan
Volksraad, 15 Mei
zittingsperiode van den 1931.^
de eerste aanvangende
DeV. R. houdt twee gewone zittingen per jaar,

den Volksraad.
Vorstenlanden zenden 1 vertegenwoordiger naar
i\
De op Java
kent
(Locale Raden men m

wordt eigenaardige wijze gekozen


op
Deze afgevaardigde brengen de Soenan en
Daarin
Vorstenlanden niet),
door een beperkt kiescollege.
de stem.
Pakoe Alam elk een
de
Sultan elk twee stemmen uit. de Mangkoe Negoro en
de
drie stemmen.
en de oudste der beide Nederlandsche gouverneurs
Uitgebreide bevoegdheid van den Volksraad. 353

15 Mei, en eindigende uiterlijk 15


Augustus: de tweede beginnende op

den derden October,


Dinsdag in en hoogstens zes weken durende. Buiten-

kunnen worden door den G. G.


gewone vergaderingen samengeroepen

of door minstens 20 leden. de nieuwe de Volks-


Bij Staatsregeling kreeg
raad het recht van medewetgeving, van amendement, van initiatief, van

interpellatie en petitie niet van enquête Een groot deel


—.
zijner
werkzaamheden de Volksraad
delegeert aan een permanent College van

Het bestaat
Gedelegeerden. uit 20 leden, die door den Volksraad in de

eerste
vergadering elke vierjarige zittingsperiode worden.
van
gekozen
De den V. R. de
voorzitter van is tevens voorzitter van gedelegeerden;

vergaderingen zijn als regel openbaar. In de praktijk is het college van

het lichaam
gedelegeerden wetgevend van Nederlandsch-Indië, Het kan

namelijk de door den G. G., óf door zes leden van den V. R., óf door

2 of
gedelegeerden, ingediende ontwerp-ordonnanties aannemen ver-

Ordonnantie is de de Indië
werpen. naam van voor geldende wetten,

behalve die, welke door de in het moederland of de kroon


regeering zijn

vastgesteld ij.

Groote bracht de de
verandering nieuwe Staatsinrichting in wijze,
de Indische stand komt. Voorheen werd het
waarop begroeting tot

ontwerp-begrooting in den Volksraad behandeld, om vervolgens, met alle

daar gemaakte op- en aanmerkingen, naar Nederland te waar


het
gaan,

parlement op nieuw post voor post behandelde en ten slotte vaststelde,

zonder eenigszins door den Volksraad


gebonden te zijn wat in was

besproken. Thans maakt de Volksraad den G. G. de


met
begroeting op,

en
bij overeenstemming tusschen deze beide autoriteiten kan de moeder-

landsche die of
regeering begrooting aannemen verwerpen, maar mag

enkele
er geen wijziging in
aanbrengen.
De Wet op de Staatsinrichting 1925 heeft Indië dus
van een groote

zelfstandigheid gegeven.
De Rijksregeering oefent in hoofdzaak nog

slechts controle toezicht


een en een preventief uit.

Literatuur: Prof. Mr. Ph. Klein t j e s, Staatsinstellingen van

Nederlandsch-Indië herziene Prof.


(vijfde en bij gewerkte uitgave);
Dr. H. T. Colenbrander, Koloniale Geschiedenis, 111, blz. 94—101

137—157, Verder de Nederlandsch-Indië,


en in
Encyclopaedie van met

de
aanvullingen, de artikelen Decentralisatie, Bestuurswezen, Regent-

schapsraden. Volksraad.

1
) Zie hiervóór, blz. 346.

23
VAN GOUVERNEURS GENERAAL
LIJST
VAN NEDERLANDSCH-INDIE.

Wiese 1805
1610 Albertus Henricus ....

Pieter Both
Daendels . 1808
1614 Mr. Herman Willem
Gerard Reynst
1811
Dr. Laurcns Reaal 1615 Jan Willem janssens
1811
1619 Lord Minto
Pieterszoon Cocn
Jan
Raffles (luit.-Gouv.) 1811
1623 Thomas Stamford
Pieter de Carpentier
1816
Pieterszoon Coen 1627 John Fendall (luit.-Gouv.) ....

Jan
A. Ph. Baron der
1629 Mr. G. G. van

Jacques Specx
1816
1632 Capellen
Hendrik Brouwer
du Bus de Gisignies
Van Dieraen 1636 L. P. ]. Burggraaf
Antonio
1826
Cornelis v. d. Lijn
1645 (Commissaris-Gcneraal) ....

den Bosch 1830


Carcl 1650 J. Graaf van
Rcyniersz
Baud 1833
1653 J. C.
Mr. Joan Maetsuycker
1836
1678 D. J. de Eerens
Rijkloff van
Goens •
Hogendorp. 1840
.1681 C. S. W. Graaf van •
Cornelis Speelman
Merkus i 841
'684 Mr. P.
Johannes Camphuys
1844
.1691 Jhr. ]. C. Reijnst
Mr. Willem van Outhoorn . .
1845
1704 J. ]. Rochussen
Joan van Hoorn
Twist .1851
Abraham Riebeeck . • 1709 Mr. A. ]. Duymaer van .

Mr. van

1856
1713 c. F. Pahud
Swol
Christoffel van

Baron Sloet de
Mr. L A. J. W. van
1718
Hendrick Zwaardecroon
1861
1725 Beele
Mattheus de Haan
1866
1729 Mr. P. Mijer
Mr. Diederik Durven
'872
Mr. Dirk van
Cloon 1732 ! Mr. ]. Loudon
1875
1735 ' Mr. ]. W. van Lansberge ....

Abraham Patras

Valckenier
1737 ] F. 's ]acob
Adriaan
1884
1741
I O. van Rees
Johannes Thedens . • ■
.1888
Baron Imhotf . 1743 Mr. C. Pijnacker Hordijk . . .
Gustaaf \Villem, van

1893
1750 J Jhr. C. H. A. van
der Wijck . . .

Tacob Mossel
1899
.1761 W. Rooseboom
Petrus Albertus van der Parra .
1904
1775 ! ], B. van Heutsz
Jeremias van
Riemsdijk
1909
de Klerk 1777 1 A. F. W. Idenburg ■
Reinier
Graaf Limburg Stirum 1916
Mr. ). P.
. • .1780 van
Mr. Willem Arnold Alting .

1(J 21
Overstraten 1796 Mr. D. Fock.
Mr. Pieter Gerardus van

C. D. de Graetf 1926
1801 Jhr. A. .....

Johanncs Sibcrg
REGISTER VAN PERSOONSNAMEN.

Abdoel Fatah (sultan van


Bantam); Aroe Palakka: 110—112, 115, 118.
zie Ageng. Aroe Palakka (een andere); 228, 257.
Abdoel Kahar (sultan van Bantam) Aroe Palakka (een 304.
andere):
zie Hadji. Asch Wijck (Jhr. T. A. 343.
van
J. van):
Abdoel Moeis: 337.
Auchmuty (Sir Samuel): 222—223.
Abdurrahman: 184.

Adriani (Dr. N.): 325.


Baab Oelah: 31.

Aerssens (Frangois): 53, Badar: zie Mohamed Badar.

Ageng (sultan van Bantam): 116—120. Bahoeraksa: 84.

Agni: 4,
Ball (H. L.): 199.

Agoeng (soenan vanMataram): 82, 98, 99. Barents (Willem): 38,


Ahmed (pangéran): 224.
Bartlo (kolonel): 223.
Ahmed Nadjam, Sr: 227, 241—242, 252, Batara Goa II: 184.
253.
Batara Goeroe: 4—5.
Ahmed Nadjam, Jr: 253.
Baud (Jean Chrètien): 280—281, 285,
Airlangga: 12, 14, 16.
286, 295.

Albuquerque (Alfonso d'): 30.


Berg (Mr. N. P. van den): 321.
Almeida (Francesco d’): 30.
Beuningen (Coenraad van): 145.
Alting (Mr. Willem Arnold): 186-193.1) Bhre
Kahoeripan: 20.

Amangkoe Boewono I (zie ook Mangkoe Boeddha: 4, 6—B, 17, 19.

Boemi): 168.
Bort (Balthasar): 124.

Amangkoe Boewono II (zie ook sultan Bosch (Johannes, graaf van den): 274,
Sepoeh); 200
278—283, 285, 293—295.
Amangkoe Boewono III: 226, 263. Both
(Pieter): 56—59, 60—61, 80, 82,
Amangkoe Boewono IV: 263—264, 138.

Amangkoe Boewono V: 263, 267. Braam (J. A. 214.


van):
Amangkoerat I: 99, 107, 112—114. Braam (J. P. van): 189, 196.

Amangkoerat II:
114—116, 126—128.
Braganza (Catharina da): 171.
Amangkoerat III: 132.
Brahma: 4, 22.
Amsterdam (sultan): 122.
Broecke (Pieter van den): 59, 65—67,
Angrok (Keng): 16, 129.

Anta Wiria: zie Dipo Negoro. Brooke (James): 295—296, 302,


Aroe Datoe: 257.
Brooshooft (Mr. P.): 332.

') In den tekst staat de verschrijving Arnold Willem.

23*
356 Register van Persoonsnamen.

204
Daendels (Mr.
H. W.): 163. 198,
Brouwer (Hendrik): 86 —89.

150—151. 219, 221, 224, 227, 229—231, 239, 244,


Bruyninck (Willem Maurits):
262—263, 278.
207, 239, 258.
Buyskes (A. A.):
Dale (Thomas): 64 —68.

109.
91.
Dam (Mr. Johan van):
Caen (Anthony):
Pieter 145.
van): 55—56.
Dam (Mr. van);
Caerden (Paulus
Decker 63.
(Johannes): 124—127, (Hans de):
Caraphuys
Dedem K. baron van); 320, 343,
(G. A. G. P. baron der) (W.
Capellen van

277. 347.
239, 246—262, 272, 273,

Demmer (Gerrit): 139,


L. baron der): 250.
Capellen (R. J. van

Th. van); 321 322.


38. Deventer (Mr. C.
Carels (Jan Janszoon);
Dewata (Ratoe): 20.
Carleton (Dudley): 76.

(Ch.): 313.
101, 172. Deykerhoff
Caron (Frangois):
12.
67, 74 —79, 83, Dharmmawangga:
Carpentier (Pieter de):
29.
95. Diaz (Bartholomeus):
87,

Diemen van): 88 —101, 141,


237. (Antonio
Castlereagh (Lord):
170.
121
Cau (Jacob):
263—271, 280.
China (Dirck) zie: Pomp Dipo Negoro:

Djajabaja; 14.
Choebilai: 18.
A. A. 351.
22. Djajadiningrat (Raden A.):
Qiwa; 4—5, 7—B, 10,
16.
55. Djaka-Dolok:
Claessen (Reynier):
Boewono IV.
270. Djarot: zie Amangkoe
Cleerens (J. B.):
Doerga: 4.
de): 167.
Clercq (majoor
der): 41.
174.
Does (Franck van
Clive (Robert):
van): 150.
148—149. Domburgh (Diederik
Cloon (Dirck van):
Drake (Francis): 34.
Cochius (F. D.): 266, 295.
schrijver); 77.
59 —88, 116, Dryden (Engelsch
Coen (Jan Pieterszoon);
(L. P. J. burg-
151, 159, 186.
Du Bus de Gisignies
138, 141,
267, 269, 272—274, 277—278.
172. graaf):
Colbert (Jean Baptiste):
42.
Dumoriez (Ch. F.): 205.
Cordes (Simon de);
Dupleix (Joseph); 173—174.
Jacobsz): 91 —92.
Coster (Willem
Du Puy (J.): 241.
Gouper (Jacob) 115—116.
Du Puy (P.): 213
Coxinga: 108.

(A.); 127, 173.


108—109. Du Quesne
Coyet (Frederik):
136—138, 143
336.
Durven (Mr. Diederik):
Cramer (Ch. G.);
148.
Cranssen (W. J.) : 224.

233 —234.
Crawfurd (John):
Eek baron van); 175—176.
343. (L. J.
Cremer (], T.): 321,
Eerens de): 128.
(D. J.
Qri: 4
Lord Minto): 221—224.
ook Hayam
Elliot (Gilbert,
Qri Radjasanagara (zie
231.
Woeroek); 20.

Elout (Mr. C. Th.): 198, 239—240, 246,


Cunaeus (Joan): 110.

278—279.

Elout (C. P. J.): 294.


C. E. van): 314 315.
Daalen (G.
Register van Persoonsnamen. 357

Elphinstone (Sir George Keith): 192. 189.


Hadji (rijksbestuurder van Riouw):
Engelhard (Nicolaas): 2ÖO, 203, 218. Haghen (Steven van der): 42, 49, 60,

Erberveld (Pieter): 132—134. 73, 93, 159, 320.

Erlangga; zie Airlangga. Ham (P. P. H. van): 317.

Exmouth (Lord): zie Pellew.


89—90,
Hamdja (sultan van Ternate):
101.

Fa Hien: 7.
Han Ti Ko: 216.

Falatehan: 28, 202.


Hare 232.
(Alexander):
Falck (Mr. Iman 187.
Willem): 176, Harmensz (Wolphert): 42.

Fatima (Ratoe Sarifa): 166—167.


Hartingh (Nicolaas): 168.
Fendall (John): 235, 239.
Hartsinck (Pieter): 200, 202, 207.
Filz (J. Ph. F.): 215.
Hassan Oedln (sultan van Bantam): 28.
Fock (Mr. D.): 347.
Hassan Oedin (sultan van Makassar):
Fransen van de Putte (I. D.): 287—■ 109—110.
288, 320.
Hasselaer (Cornelis): 137.

Frijkenius (S. H.): 191


Hastings (F. R. markies
van): 241—242.
Fruin (Robert): 321.
Hayam Woeroek: 20—22, 25.

Mada: 20. Haye (Jacob de la): 172—173.


Gadjah
Gama: Heemskerck (Jacob van): 38, 40—42, 55.
zie Vasco da Gama,

Hendrik IV (van Frankrijk): 53.


Ganega: 4.

Hendrik de Zeevaarder: 29.


Garendi (Mas): 156.

Garoeda: Hermite (Jacques 1'): 58—59.


4.

Gautama: Heurnius (Ds. Justus): 85.


4.

Heutsz B. van):
Geen (J. J. baron van): 257, 266, 303. (J. 304, 313—315,

317—318.
Gillespie (Sir R. R.): 224, 226—227,

231—232. Heyden (Karei van der): 311

Giri (Soenan): 27. Hidajat: 300—301.


Hoen (Simon Jansz. ’t): 56.
Goenawarman; 7.

Hoëvell R. baron
Goenoeng Djati (Soenan): 28. (W. van): 286—288,
320.
Goens (Rijkloff van): 106—108, 112,

115, 124, 141. 171, 173. Hogendorp (Dirk van): 189, 196—199,

228, 239, 320.


Goens (Mr. Volckert 141
van):

Goesti 166—167.
Hogendorp (Gijsbert Karei van): 196
(pangéran):
197.
Graaff (S. de): 344—345.

Graaff Hohendorff (J. A. van): 165—166.


(Mr. H. J. van de): 259.
Hoorn
Graaff (Johan van): 128—131, 139.
(W. J. van de): 191

Graeff Horsfield (Thomas): 233.


(Jhr. A. C. D. 340.
de):
Granvelle: Houtman (Cornelis de): 38—40, 42.
36.

Houtman (Frederik 42
Grasveld (C. H. van) 198. de): 35,

Groot Hudde (Hendrick): 38,


(Hugo de): 52, 56.
Hudde 145.
(Johannes):
Haan
(Mattheus de): 135—136, 144.
Hughes (Engelsch admiraal): 187.

Haaze (E. de): 155, 158. Huift (Gerard): 106.

Hadji (sultan van Bantam): 118—120. Hurdt 115, 124.


(Anthony):
Persoonsnamen
358 Register van

343. W. van): 315.


Idenburg (A. F. W.): 318, Lansberge (Mr. J.
Imhoff baron (Cornelis der): 99, 101 —103.
(Gustaaf Willem, van) Lijn van

P. graaf
149—167, 175, 180—181. 217. Limburg Stirum (Mr. }. van):

Indra: 4. 347—349.

38.
Iskander Moeda: : 121. Linschoten (Jan Huygen van): 35,
302 Napoleon: 198, 206, 218.
Ismaël (sultan van Siak): Lodewijk

(Pieter): 53.
Lyntgens

Jaffir (Mir): 174

(Colin): 234.
Janssens (J. W.): 202, 218, 221—223, Mackenzie

Maelson (Franqois); 37.


227, 239.

Jansz (Leendert): 104. Maetsuycker (Mr. Joan): 98, 102, 106—


141.
Jayakatwang: 17—18. 115. 120—122, 124,

(Fernando da): 31.


Jeannin (Pierre): 53. Magelhaens
Mahendradatta: 12.
Jitendra: 8.

28. Mahu (Jacques); 42.


Joesoep (sultan van Bantam):
135.
II Portugal: 29. Maire (Isaac le): 53, 63,
Johan van

le): 63.
Jumel (Fransch generaal): 221 —222. Maire (Jacques

Malik Ibrahim: 26.

125, 139. Mandarsjah (sultan van Ternate): 102,


Kaerapfer (Engelbert):
105.
Kain Dedes: 16.

Mangkoe Boemi: 165—168.


Kakiali; 90.

Kanoman (radja): 202—203, 214, Mangkoe Boemi (een andere): 264—265,

Mangkoe Negoro (zie ook Said): 168,


Kanwa: 14.

226, 352.
Karei II van Engeland: 171.

Marco Polo: 25.


Kartini (Raden Adjeng): 327, 330.
Marlens (A. Blok Marlens): 82,
Kat Angelino (J. P. de): 337.

Mas 128—129, 156.


Keertekoe (Minne Willemsz.): 91, 94. (Soenan):

Matelieff, de jonge (Cornelis); 49, 51,


Keng Angrok; 16.

55, 92.
Kertadjaya: 16.

Maurits (prins): 40, 45.


16—18.
Kertanegara:
Meeusz. (Thonis): 88.
Kertaradjasa: 18, 21.

Ment (Eva): 80.


Kjahi Tapa: 166—167.

Mercator: 37.
Kjai Modjo: 266, 269.
258 —259, 280 —281
Klerk 183 —186. Merkus (Mr. P.):
(Reynier de):
Meyden (Adriaan van der): 106.
Knol (Govert): 128—129.
295, 297, 307,
339. Middels (A. V.):
Koesoemo Joedo (pangéran):
Minto (Lord): zie Elliot.
(G. M.): 310.
Kohier
Mohamed: 25, 28.
Kok (Merkus, baron de): 253, 261,

265—272. Mohamed (sultan van Bantam): 213, 224.

Mohamed Badar: 227, 242, 252—253.


Kruyt (Dr. A. C.): 325.

Mohamed Dawot: 311, 314—315,

Monteraarano: 113.
Laan der): 120.
(Johan van

Mossel 163, 167, 174,


4. (Jacob): 161,
Laksjmi:
180—181, 193.
Lam (Jan Dirkszoon ’t); 62.
Register van Persoonsnamen. 359

Moucheron (Balthasar de): 37, 52. Pichegru (Ch.): 205.


Mpoe Sindok: 12.
Pierson (N. G.); 321.

Multatuli: 287, 320. Pit (Laurens, de jonge): 127, 173.


Munroe (Engelsch generaal): 187. Plancius (Peter): 38.

Muntinghe (Mr. H. W.): 224—226, Pleyte (Th. B.): 344, 347.

242, 246, 252, 266, 276—277. Poeger (pangéran): 115—116, 128.

Poernawarman: 2,3, 7.

Nahuys (H. G. baron): 264:


Polanen (Mr. R. G. van): 216—217.
Napoleon: 198, 206, 218—219, 234, 275.
Pomp (Dirck Gerritsz.): 35.
Narottama: 12, 14.
Poolman (Christiaan): 115.

Nay (Comelis): 38.


Praboe Anom (van Bandjarmasin): 300.

Neck (Jacob van); 42—43.


35, 40, Prapanga: 22.

Nederburgh (Mr. S. C): 190—192, Prawiro Dirdjo: zie Sentot.

196—199.
Pringalaja: 165.

Niënhuys (J.): 304.


Pruys der Hoeven
van (A.) 311.

Ngampel (Soenan): 27.


Puy (J. du): 241.

Noort (Olivier van); 42.


Puy (P. du); 213.

Noto Koesoemo: 226.

Quast (Matthijs Hendricksz.): 94.


Oenoes: 28.
Quesne (A. du): zie Du Quesne:
Oldenbarneveld (Johan
van): 45. 52.
Oranje (Prins van): 219. Raaff (A. 255, 294.
T.):
Outhoorn (Mr. Willem 127—128.
van); Raay (Pieter van): 66—67.
Overstraten (Mr. Petrus Gerardus van): Radjasa: 16.

193, 198—199. Raffles (Th. S.): 221—235, 241—245,

247—248, 255, 263, 266, 279, 296, 307.

Padbrugge (Robertus): 122


Rahmat (Raden): 27.

Pakoe Alam: 226, 265, 352. Rana Manggala: 67.


Pakoe Boewono I: 128, 132, 149. Zie Ratoe Dewata: 20.

ook Poeger. Reaal


(Dr. Laurens): 60—62, 63, 66.
Pakoe Boewono II: 155—156, 165. Reinwardt (C. G. C.); 245, 325.
Pakoe Boewono III: 166—168.
Reyniersz (Carel): 91, 103, 106.
Pakoe Boewono VI: 271.
Reynst (Gerard): 59—60.
Pakoe Boewono VII: 272.
Rheede tot Drakesteyn (Hendrik Adriaan
Parma (A. F. hertog van): 36.
van): 131—132, 141—142, 171, 177.
Parra (Petrus Albertus der); 181—
van
Riebeeck (Abraham van): 129—131.
182, 185. Riebeeck (Jan van): 104—105, 177.
Patras (Abraham): 149—150.
Riemsdijck (Jeremias van): 182—183.
Pauw (Reynier): 38.
Riemsdijck (W. V. H. van): 182.

Paviljoen (Anthony): 173. Rijp Cornelis


(Jan de): 38.
Pel (J. L. J. H.): 310—311. Ritseraa van Eek (S.): 344.
Pellew (Sir Edward, Lord
Exmouth) Rochussen (J. J.): 281, 284, 296—297,
202.
299, 304, 326.

Philips II: 36.


Roggeveen (Mr. Jacob): 134—135.
Persoonsnamen.
360 Register van

Stel (Simon van der): 105, 177—178.


(W.): 317.
Rooseboom
A. der): 178.
139. Stel (W. van
Rooy (Lodewijck de):
(Pieter); 139.
Everhard): 125. Sterthemius
Rumphius (George
(H. van): 191.
Stockum

I. L. de): 255.
Said 165—168. Stuers (H. J.
(Mas):
186—187.
Saint-Martin de); 115, 120. Suffren(de, Fransch admiraal):
(Isaac
Swieten (J. van): 298, 301, 303, 307,
335, 337.
Salim (Hadji August):
309—310.
Samiam: 28.

van): 131—132, 151.


184.
Swoll (Christoffel
Sangkilang;

Sarifa: zie Fatima.


126.
198. Tack (Frangois): 115, 120,
Schimmelpenninck (Rutger Jan);
Illah: 300—301.
Schinne (Isaac van): 155, 158. Tamdjid
Tantoelar: 22.
Schotte (Apollonius): 59,
128.
Taroeno Djojo: 113—115, 118, 126,
(Willem): 63.
Schouten
94—97, 134.
Sedah: 14.
Tasman (Abel Janszoon):
155.
Semaoen: 337—338.
Thedens (Johannes):

27.
Thorbecke (Dr. J. J.); 287—288.
Senapati:
155—156, 164.
266, 269, 294. Tjakraningrat:
Sentot:

Aminoto: 335, 337.


215—224, 226, 263, Tjokro
Sepoeh (sultan);
Toekoe Oemar: 311, 313.
266—267.
Toewankoe Imam: 254, 295.
191, 199—200.
Siberg (Johannes);
Torres Vaez de): 96.
Ternate): zie
Am- (Luiz
Sibori (sultan van

75—76.
sterdam.
Towerson (Gabriel):
Tribhoewana: 20.
Juan da): 60.
Silva (Don
P. J.): 349.
Sindok.
Troelstra (Mr.
Sindok: zie Mpoe
178.
91—92, 102, 150, 172 Tulbagh (Rijk):
Singha (radja):
173.
149—157.
316, 318. Valckenier (Adriaan):
Si Singa Mangaradja;
Valentijn (Frangois): 129, 139.
Sjiwa: zie Qiwa.
Vasco da Gama: 29—30.
264 —265.
Smissaert (resident):
50, 56, 61
312—315. Verhoef! (Pieter Willemsz.):
Snouck Hurgronje (Dr. C.):
269.
Soenan Mas: 128—129, 156. Vermersch (kolonel):
(F.): 294.
Vermeulen Krieger
Soera 84.
Ngalogo:
148, 150.
125—129, 132, 156, 168. Versluys (Stephanus):
Soerapati;
(Abraham): 121.
Verspreet
4.
Soerya:
(G. M.)- 299, 301
Soetowidjojo: 27. 81. Verspyck
313, 317.
Vetter (J. A.):
Martinus): 72.
Sonck (Dr.
Vishnu: 4, 16, 22.
(Andries): 67.
Soury
94—96.
85—87, 89, 104.
Visscher (Frans Jacobsz.):
Specx (Jacques):
Visscher (de, Pescator): 61.
106, 110
Speelman (Comelis Janszoon);
Oudshoorn (Arnold de)
120, 124, 183. Vlaming van

102.
74 —77.
Speult (Herman van): 72,
de): 94.
Vries (Maarten Gerritsz.
van): 44.
Spilbergen (Joris
148.
41. Vuyst (Mr. Petrus);
Stalpaert van der Wiele (Augustijn):
Register van Persoonsnamen 361

Waal (E. de): 290. Willem 111


288, (stadhouder): 109,

Waal Malefijt (J. H. de); 347. IV:


Willem 164,

Waerwijck (Wybrand van): 40—41, 49. Willem V: 189—192, 200.

Waghenaer (L. I.): 35. Willem I (koning): 237, 247, 276, 278

Wahidin (Mas): 335.


Willem II: 285.

Warga Diredja: 213. 302.


Wilson:
Wawa: 10, 12.
Wirabhoemi: 25.

Weert (Sebald de): 49.


Witsen (Nicolaas): 130, 145,

Westerwoldt (Adam): 91. 12,


Wurawari:

Widjaya: 18, 20—21.

Wiese (Albertus Hendrikus): 200—204, Xaverius (Franciscus): 31.

217.

Wijck (Jhr. C. H. A. van der): 313, 317. Zeinoe'l Arifin: 166.

Wikramawardhana: 25.
Zwaardecroon (Henricus): 131—135,
Wilberforce (William): 230.
142, 152.

Wilde
(Herman de): 128—129.
INHOUD.

Bladz

1
1. De Hindoe-tijd
De in Indië 25
2. De Verbreiding van den Islam. Portugeezen . .

3. Eerste tochten der Nederlanders. De Vereenigde O. I.

34
Compagnie

4. Gouverneurs-Generaal. Jan Pieterszoon Coen 55


De eerste .
.

Coen twcedenmale Gouv.-Gen. 74


5. De Ambonsche „Moord.” ten

6. Antonio van Diemen


101
de Compagnie
7. Het Glorietijdperk van

124
8. De Periode van Nabloei

Bederf 137
9. Achteruitgang en Innerlijk
148
10. De Opstand der Chineezen

Van Imhoff. de Compagnie 158


11. Pogingen tot Herstel. Java aan

169
12. De Westersche Kwartieren. Kaap de Goede Hoop .
. .

180
13. De laatste van de Compagnie
jaren
195
14. Indië onder de Bataafsche Republiek
205
15. Mr. Herman Willem Daendels

221
16. Het Engelsche Interregnum .

237
17. De Commissarissen-Generaal
247
18. Het Tractaat van Londen. Van der Capellen's Bestuursperiode
262
19. De Java-oorlog. Du Bus de Gisignies
275
20. Het Cultuurstelsel en de Batig-saldo-politiek . . .
...

293
21. Verwaarloozing der Buitenbezittingen •
het de Buiten-
Bevestiging van Gezag op
22. De Atjeh-oorlog.
306
bezittingen
■ .


32 ®
23. De Nieuwe Koers

24. De Inlandsche Beweging


342
Nieuwe Staatsinrichting
25. Bestuurshervorming en ....

Nederlandsch-Indië 354
Lijst van
Gouverneurs-Generaal van . .
}

Persoonsnamen
Register van .

You might also like