You are on page 1of 82

$'H3DXZ

6FRXWLQJ+DQGERHN


Scoutsgroep A. De Pauw
Peterseliestraat 1000
8000 Brugge

www.adepauw.be
info@adepauw.be

A. De Pauw Scouting Handboek 1


Deze bundel werd samengesteld naar aanleiding van het Zomer-
jongverkennerskamp 2007 van Scoutsgroep A. De Pauw en heeft geen
commerciële doeleinden. We hopen dat het van dienst kan zijn, maar willen wel
vragen de auteurs om schriftelijke toestemming te vragen indien u (delen van) dit
werk wilt gebruiken of kopiëren (contactgegevens vindt u op de voorkaft). Iedere
vorm van reproductie voor commerciële doeleinden is verboden.

V.U.: Matthias Vanmaercke

A. De Pauw Scouting Handboek 2


,1+28'67$)(/

,1+28'67$)(/ 

,1/(,',1* 

728: .123(1 
(HQDDQWDOEDVLVEHJULSSHQ 
Touw 7
Sterkte van een touw 7
Touw opschieten 7

7RXZEH]HWWLQJHQ 
De eenvoudige takeling 8
De eenvoudige zeilmakerstakeling 9

(HQDDQWDONQRSHQ 
Een goede knoop 9
De platte knoop 9
Variant: Carricksteek (full carrick bend of dubbele hielingsteek) 10
Variant: De dievenknoop (voor experts) 10
De mastworp 11
Variant: Mastworp met losse tamp (=met los einde van het touw) 11
Variant: De Magnussteek 12
De timmermanssteek 12
De achtknoop 13
Variant: de Dubbele Achtknoop 13
De Paalsteek 13
Variant: de Dubbele Paalsteek 14
De Schootsteek 15
Variant: De Dubbele Schootsteek 15
De trompetsteek 16
De Touwverkortingssteek 16
De Galeisteek 17
De Topreepsteek 17
De Boeireepsteek 17
De Halve steek 18
De vissersknoop 18
De Gareelsteek 18

6-255(1 3,21,(5(1 
6MRUULQJHQ 
De Kruissjorring 19
De vorksjorring 21
De Achtsjorring & de driepikkel 21
De polypedestrasjorring & de vierpikkel 24
De diagonaalsjorring 24
De diagonaalsjorring 25
De steigersjorring 25

6QLMGHQKDNNHQHQ]DJHQ 

A. De Pauw Scouting Handboek 3


6QLMGHQKDNNHQHQ]DJHQ 
Een aantal voorzorgsmaatregelen: 27
Messen 27
Bijlen 28

9HUDQNHULQJHQ 

9HUDQNHULQJHQ 
Drie-twee-een methode 32
Een dodeman 33

3LRQLHUVKRXW 

3LRQLHUHQ HHQDDQWDOYRRUEHHOGHQ  
Een brug bouwen 34
Een vlot maken 42
Torens 42
Poorten 45
Kampbenodigdheden 47
Katapulten 51
Andere voorbeelden 52
Een net breien 53
Een dasring maken 55

0$7(5,$$/ 21'(5+28' 
+HWPDWHULDDONRWRSRUGHKRXGHQ 
Stafkaarten 56
Touwen 56
Patrouillekoffers 56
Jerrycan en bidon 56
Mes, bijl en zaag 57
Schop en grondboor 57
Gaslampen 57
Gasbekkens 57
Tenten 57

0DWHULDDOOLMVWYRRUHHQWHQWHQNDPS 

'H3DWURXLOOHNRIIHU 

6MRUKRXWNRSHQEHZHUNHQHQEHZDUHQ 
Soort 59
Drogen 60
Diameter 60
Lengte 60
Waar kopen 60

7HQWHQ 
Een patrouilletent opzetten 61
Aandachtspuntjes & tips 61

.$03(1 .$03(5(1 
.DPSHHUORFDWLH 
Enkele aandachtspuntjes 63

+HWRSERXZHQYDQHHQNDPSSODDWV WHQWHQNDPS  

A. De Pauw Scouting Handboek 4


Werkwijze 64
Algemene tips: 64

9XXUPDNHQ 
Theorie: 65
De praktijk 65
Soorten vuur 66
Het vuur aansteken (alternatieve methodes) 68
Een kampvuur maken 69
De fakkel 69
Het geschikte hout 70

6,*1$/(1 &2'(7$$/ 
,QWHUQDWLRQDOHVLJQDOHQ 
Alpien Noodsignaal 71
Grond – lucht communicatie 71
Lichaamstaal voor vliegtuigen 71
Antwoord van vliegtuig 72

0RUVH 
Het alfabet 73
De cijfers 74
Enkele standaard berichten 74
De morsemolen 74

'HVHPDIRRU 

'HVHPDIRRU 

72&+77(&+1,(. 
.OHGLQJKHWODJHQSULQFLSH 

5XJ]DNNHQ 
Tips & opmerkingen bij aankoop van een rugzak 77
Een rugzak goed instellen 78
Het pakken van een rugzak 80

*(5$$'3/((*'(%5211(1 
Boeken 81
Andere 81
Websites 82

A. De Pauw Scouting Handboek 5


,1/(,',1*

Zoals de goede traditie het voorschrijft, krijgen jullie elk jaar van ons een
kampboekje. Omdat dit voor velen het eerste echte jongverkennerskamp is ook
het kampthema wat in die stijl ligt, vertellen we jullie dit jaar geen duizenden
weetjes over vikingen, ridders of indianen, maar brengen we jullie een heuse
verzameling van scouttechnieken en weetjes.

Een paar zaken van wat in dit boekje staat, hebben we jullie al geleerd op
techniekenvergaderingen, maar vele zaken zullen nieuw zijn. Geen panniek: het
is niet de bedoeling dat jullie alles uit het hoofd leren ofzo. Dit boekje is gewoon
bedoeld als een overzicht van allerlei technieken die in de scouts van pas kunnen
komen.

Zoals je wellicht merkt, is dit boekje wat dik uitgevallen. We vragen jullie dan ook
om dit boekje alleszins eens door te nemen. Je zult merken dat er veel zaken in
staan die je van pas zullen komen op kamp en zelfs later zeker van dienst
kunnen zijn.

Bedachtzame Bever Eigenzinnige Sika Gewiekste Tayra

A. De Pauw Scouting Handboek 6


728: .123(1
(HQDDQWDOEDVLVEHJULSSHQ

7RXZ

Touw kan geslagen of gevlochten zijn en uit plantaardige,


kunststoffen of metalen vezels of draden bestaan. De vezels
worden geslagen tot garens en de garens worden geslagen of
gevlochten tot streng.
Natuurvezel is over het algemeen mooi en minder rekgevoelig
maar helaas duur en sterk onderhevig aan rot. Kunstvezel gaat
langer mee en is qua prijskwaliteit verhouding interessanter.

6WHUNWHYDQHHQWRXZ

%UHHNVWHUNWHDe breeksterkte is de kracht die nodig is om een proefeindje nieuw


touw van één meter in een proefbank stuk te trekken.

%UHHNVWHUNWHYHUOLHV Dit is hoeveel % minder de breeksterkte van een geknoopt
touw is in vergelijking met het vast stuk touw zonder knoop. Als je bijvoorbeeld
een breeksterkte verlies van 35% hebt (bv. paalsteek) betekend dit dat je met
een touw dat 100 kg kan houden zonder knopen, nog 65 kilo kan houden als er
een paalsteek in ligt.

9HLOLJH EHODVWLQJ Algemeen wordt aangenomen dat 1/8 of 1/10 van de
breeksterkte een veilige belasting is (om de slijtage en mechanische
onvolkomenheden in het touwwerk te compenseren). Wij raden aan om nooit
meer dan 1/10 van de breeksterkte als veilige belasting te gebruiken.

1HJDWLHYH LQYORHGHQ RS GH EUHHNVWHUNWH Door een touw te


knopen (er ontstaat een bocht), verliest het aan sterkte. Ook
andere soorten bochten hebben een negatieve invloed op de
breeksterkte. Het bekendste voorbeeld hiervan is de
“doorgetrokken kink” (zie figuur). Ook mechanische sleet zal de
breeksterkte sterk doen verminderen. Zo is natuurvezel zeer
gevoelig aan rot en kunstvezel aan slijtage van binnenuit
(zandkorreltjes tussen de vezels) en warmte (door wrijving).

7RXZRSVFKLHWHQ

Het is belangrijk touwen goed te bewaren. Er mogen geen ‘nestels’ in raken,


want die kunnen leiden tot kinken, alsook tot ergernis. Een opgeschoten lijn wordt
ook minder snel vuil en verslijt dus minder vlug.
Je schiet een touw op door met je ene hand de hele tijd lussen af te passen die je
met je andere hand aanpakt. Door je arm steeds even ver opzij te doen krijg je
even grote lussen. Als je gedraaide lussen krijgt,
moet je de lijn andersom opschieten. Een rechtsom geslagen lijn moet je
rechtsom opschieten en een linksom geslagen lijn linksom. Ongeveer anderhalve

A. De Pauw Scouting Handboek 7


meter voor het einde van het touw moet je deze dubbel nemen. Deze dubbele lijn
sla je nu een paar keer om de heel opgeschoten lijn heen. Steek hem dan
volgens de tekening door de lijn.
Hang een opgeschoten lijn nooit aan een spijker. Door de scherpe hoek die de
lijn op de spijker maakt zullen de vezels breken.

7RXZEH]HWWLQJHQ

Als je wil vermijden dat een dun kunstvezeltouw ‘aftakelt’ ofwel uitrafelt, kan je
het afsmelten met een vlam of een heet mes. Maar bij kunstvezeltouw dikker dan
4 mm of met een complexe structuur (bv. een metalen hart), bij natuurvezeltouw
en staaldraad kan je het uitrafelen het best tegengaan door de kop van het touw
af te binden met een dun touwtje. Zoiets heet een touwbezetting of takeling.
Voor een touwbezetting wordt als ‘dun touwtje’ meestal schiemansgaren
gebruikt, maar ook eenvoudig vlas- of hennepgaren is geschikt. Er bestaan
verschillende vormen van touwbezetting, we beperken ons hier tot de
eenvoudige takeling en de eenvoudige zeilmakerstakeling.
'HHHQYRXGLJHWDNHOLQJ

De eenvoudige takeling is heel makkelijk en snel te leggen, maar ze schuift ook


vrij gemakkelijk van de kop van het touwwerk af.

A. De Pauw Scouting Handboek 8


'HHHQYRXGLJH]HLOPDNHUVWDNHOLQJ

Als je wat meer zekerheid wil, is de eenvoudige zeilmakerstakeling een goed


alternatief. Deze takeling zal ook na lange tijd en onder wisselende belasting niet
van de kop van het touwwerk afglijden.
x Draai het uiteinde van het te bezetten touw een paar slagen open en leg een
lus op een kwart van de lengte van het dunne koordje rond streng 1.
x Trek de lus niet aan, draai de strengen weer om elkaar heen en draai met het
langste eindje vanonder naar boven.
x Leg nu de lus om streng 1 en trek die met het korte eindje strak aan.
x Tot slot knoop je de twee eindjes van het dunne koord met een platte knoop
aaneen, zodat de platte knoop midden tussen de strengen op de kop van het
touw komt te liggen.

7LS: dompel de einden van het touwwerk even in lijm (bv. behangerslijm) nadat je
de bezetting hebt aangebracht. Laat de lijm een tijdje uitdrogen zodat de takeling
stevig vastzit op de kop van het touwwerk en afglijden voorkomen wordt.

(HQDDQWDONQRSHQ

(HQJRHGHNQRRS

x is gemakkelijk te maken.
x wordt gekozen in functie van het gebruik.
x gaat niet los, beschadigt het touw niet door te hard te klemmen.
x is gemakkelijk los te maken na gebruik.

'HSODWWHNQRRS

Dient om twee touwtjes van dezelfde dikte aan elkaar te knopen.


Neem de twee touwtjes, leg het ene boven het andere en haal het
eronder door, doe vervolgens hetzelfde maar langs de andere kant.
(Het truckje ‘rechts boven links, dan links boven rechts’ helpt). Let
op dat je deze knoop juist uitvoert, anders krijgt men de ‘oude-
wijven-steek’, die makkelijk loskomt als het touw onder spanning
staat en dus onveilig is.

A. De Pauw Scouting Handboek 9


Een platte knoop vermindert de breeksterkte van het touw met 60%. Merk op dat
de twee eindjes aan dezelfde kant liggen in de langsrichting.
Losmaken door te “breken”: trek aan de twee einden van hetzelfde touw
daardoor slaat de knoop “half” over.


9DULDQW&DUULFNVWHHN IXOOFDUULFNEHQGRIGXEEHOHKLHOLQJVWHHN 

(dit is eigenlijk een dubbele platte knoop, maar dan voor


gevorderden)
Ze dient om twee einden van dezelfde dikte van zwaar en/of dik,
stug touwwerk (maar het kan ook bij dun en soepel touwwerk)
aan elkaar vastmaken. Hierbij is de vermindering van de
breeksterkte: 0%!
De twee eindjes liggen aan tegenovergestelde kant in
langsrichting. Maak de korte eindjes vast op de vaste delen (=de
lange einden) met bindsels. Als je de carricksteek goed legt,
klemt de knoop zichzelf niet af. Hierdoor heb je een uitstekende
houdkracht, komt de knoop gemakkelijk terug los en vermindert de breeksterkte
niet.
2SJHOHW Als je de carricksteek niet goed “vastzet” dan wordt ze doorgetrokken
en verliest ze haar kwaliteiten (sterkte en symmetrie).


9DULDQW'HGLHYHQNQRRS YRRUH[SHUWV 

Dit is een platte knoop met de losse eindjes aan tegenovergestelde


kant (vergelijk figuren). Je kan deze knoop gebruiken om iemand te
betrappen die stiekem in een cadeautje keek. De knoop lijkt namelijk
heel erg op een platte knoop, dus zal de dader het pakje
nietsvermoedend weer sluiten met die platte knoop.


A. De Pauw Scouting Handboek 10


'HPDVWZRUS

De mastworp wordt het best belast langs beide zijden (zoals bij een afspanning)
maar je kan hem ook gebruiken om een sjorring mee te eindigen. Er zijn twee
methoden om een mastworp te leggen.

Deze methode kan je gebruiken om in het midden van een lang touw een
mastworp te leggen als de kop van de sjorbalk vrij is: vorm twee lussen en schuif
deze over elkaar. Op deze manier moet je het touw niet volledig doorhalen.

Deze methode kun je gebruiken als je niet aan het einde van de paal kunt: Leg
een lus rond de paal, maak een tweede lus, maak deze niet te vast en steek het
uiteinde van het touw door de laatste lus, span goed aan.




9DULDQW0DVWZRUSPHWORVVHWDPS PHWORVHLQGHYDQKHWWRXZ 

Deze methode kan je gebruiken als de kop van de sjorbalk niet vrij of
onbereikbaar is. Sla het touw eenmaal om de paal heen en kruis over het
staande deel van het touw. Sla het touw nog eens, in dezelfde richting, om de
sjorpaal heen en zorg er voor dat je langs de andere zijde van het staande deel
achter de paal uit komt. Het staande deel zit nu ’ingesloten,’ tussen twee touwen.
Steek de tamp (het touweinde) onder het enkele touw door en trek de mastworp
aan. Als je de mastworp nu van dichtbij bekijkt, zie je dat hij gevormd wordt door
twee evenwijdige rechte touwen en één touw dat schuin over de anderen loopt.
De losse einden zitten tussen de twee, die rond de sjorpaal heen lopen. (De 2
figuren leveren dezelfde knoop op)

A. De Pauw Scouting Handboek 11


9DULDQW'H0DJQXVVWHHN

De magnussteek heeft nog andere benamingen,


zoals dubbele mastworp of mastworp met
voorslag. Deze knoop houdt bij belasting langs één
zijde, zolang die gebeurt aan de kant van de
voorslag.
Sla het touw eenmaal om de paal heen en kruis
over het staande deel van het touwwerk. Dit is de

‘voorslag’, wat volgt is eigenlijk een ‘gewone’ mastworp. Sla het touw een tweede
maal om de paal heen en kruis over het staande deel van het touwwerk. Sla het
touw nog eens, in dezelfde richting, om de sjorpaal heen en kom langs de andere
zijde van het staande deel achter de paal uit. Steek de tamp onder het enkele
touw door en trek de magnus aan. Verwar de Magnussteek niet met de
mastworp.


'HWLPPHUPDQVVWHHN

Hier begin je normaal een sjorring mee, je kan het ook gebruiken om bijv palen
mee te verslepen.

Maak een lus rond een balk, haal het touw achter de lus terug en draai het touw
rond de lus zelf, span goed aan.
Wanneer je gebruik maakt van een halve steek kan je een timmermanssteek ook
gebruiken om een sjorbalk mee vertikaal te trekken.


A. De Pauw Scouting Handboek 12


'HDFKWNQRRS

Vermijdt dat een touw uitrafelt, maar is in de eerste plaats een stoppersknoop:
een knoop die je gebruikt om touw niet volledig door een katrol of oog te laten
schieten, zodat je het niet elke keer opnieuw moet inrijgen. Deze knoop is veel
beter geschikt als stoppersknoop dan een halve knoop. De achtknoop geeft
namelijk meer verdikking en is gemakkelijker los te maken.

9DULDQWGH'XEEHOH$FKWNQRRS

De dubbele achtknoop is een heel sterke knoop met een laag


breeksterkte verlies, namelijk twintig procent. Het is een veelzijdig
alternatief voor de paalsteek en de dubbele paalsteek, al is ze na
zware belasting moeilijker los te krijgen. De knoop wordt veel
gebruikt door bergbeklimmers, onder andere omdat je gemakkelijk
kan zien of hij correct gelegd is (visuele controle).
De dubbele achtknoop kan je op twee verschillende manieren
leggen:
x Leg een gewone achtknoop in het touw en volg deze knoop
met het touweinde.
 Je kan deze knoop gebruiken om twee touwen aan elkaar
te zetten, als verbindingsknoop dus. Een dubbele
achtknoop die zo wordt gelegd, wordt ook wel watersteek
of Vlaamse verbindingssteek genoemd.
 Je kan deze knoop ook gebruiken als je een vaste lus over een paal wil
leggen of als je een spantouw aan een oog van een shelter wil
bevestigen. In het laatste geval wordt hij ook geregen achtlus genoemd.
x Neem het stuk touw dubbel en leg daarmee de gewone achtknoop. Je kan
deze dubbele achtknoop eveneens gebruiken als je een vaste lus over een
paal wil leggen.


'H3DDOVWHHN

Het spantouw van een shelter vastmaken? Een boot aanmeren? De paalsteek is
één van de bekendste, meest gebruikte en gemakkelijkste knopen. Hij
veroorzaakt een breeksterkte verlies van ongeveer 35 procent, wat relatief goed
is. De paalsteek is na een zware belasting moeilijk los te maken. Als de
paalsteek niet goed wordt aangetrokken, kan hij losschieten. Om dit te
voorkomen, kun je hem borgen met een enkele knoop.
Hoe je een paalsteek legt kun je onthouden met het volgende verhaaltje:

A. De Pauw Scouting Handboek 13


Cast: 3LHW NRQLMQ JHVSHHOG GRRU GH WDPS XLWHLQGH WRXZZHUN  'H ERRP
JHVSHHOGGRRUKHWVWDDQGHGHHO VWXNWRXZZDDUPHHMHGHNQRRSQLHWPDDNW +HW
NRQLMQHQKROJHVSHHOGGRRUGHVQLMWRUQLQKHWWRXZZHUNHQGHJHPHQHMDJHUHHQ
ILFWLHIILJXXU
Het verhaal:'HERRPVWDDWDFKWHUKHWNRQLMQHQKROYDQ3LHWLQHHQGRQNHUHERV
+HWNRQLMQ KHWXLWHLQGHYDQKHWWRXZ NRPWXLW]LMQKROORRSWDFKWHUGHERRPHQ
]LHW SORWVHOLQJ GH MDJHU %HYHQG YDQ VFKULN KXSSHOW KLM YHUGHU RP GH ERRP HQ
GXLNWWHUXJLQ]LMQYHLOLJKROOHWMH1RJVWHHGVQLHWEHNRPHQYDQGHVFKULNGRHWKLM
]LMQEHKRHIWHLQKHWKROZDDUGRRUGHERRPEHJLQWWHJURHLHQ HQMHGHSDDOVWHHN
NDQDDQWUHNNHQ 
Let erop dat je eerste lus bovenaan ligt (zie kadertje)

9DULDQWGH'XEEHOH3DDOVWHHN

De dubbele paalsteek is een dubbele vaste lus, waarvan de twee vaste lussen in
grootte regelbaar zijn, zolang ze niet belast zijn. De dubbel paalsteek kan
gebruikt worden om een persoon, zittend in de ene lus en met de andere lus
onder de oksels, te laten zakken of op te hijsen.
x In sommige handboeken ook wel ‘paalsteek in de bocht’ genoemd.
x Sterker dan de gewone paalsteek.
x Moeilijker te leggen dan de gewone paalsteek, omdat je hem gemakkelijk
foutief kan overtrekken.

Hoe leggen:

Cast:]HOIGHVSHOHUV'H]HNHHUZRUGWKHWNRQLMQJHVSHHOGGRRUQLHPDQGPLQGHU
GDQKHWµGXEEHOJHQRPHQWRXZ¶
Verhaal: Het konijn komt uit zijn holletje (dubbele snijtorn). Genietend van het
mooie weer en verblind door de zon, merkt hij te laat de gemene jager op. Helaas
wordt het konijn genadeloos afgeschoten, door een voltreffer in zijn kop. Het lieve
konijn wordt plots een vraatzuchtig zombie-konijn dat niet terug in zijn hol kruipt
maar zijn hol én lijf opeet. Om de knoop juist aan te trekken, trek je aan de

A. De Pauw Scouting Handboek 14


'boom’ en aan het ' konijnenlijf'
. Als de knoop juist is gevormd, kan je de twee
lussen van grootte veranderen, en heb je nog steeds een vaste lus.


'H6FKRRWVWHHN

Wordt gebruikt voor het vastmaken van twee touwen van ongelijke dikte of
ongelijk materiaal.
Maak een U-vormige lus in het dikste touw. Steek het ander touweinde langs
onder door de lus, draai achter het dikke touw door en steek het eindje langs de
voorkant onder het dunne touw. Het touweinde gaat dus niet terug door de lus.

9DULDQW'H'XEEHOH6FKRRWVWHHN

In kunststof touw schiet een enkele schootsteek wel eens los. Met deze knoop
vaar je extra veilig.

+RHPDDNMHGH]HNQRRS
x Maak van het ene touw een lus.
x Houdt de lus in één hand.
x Steek het uiteinde van het andere touw van onder door de lus omhoog (’t
slangetje dat uit de vijver omhoog komt).
x Draai ’t uiteinde vervolgens om de lus heen.
x Steek dan ’t uiteinde onder zichzelf door (steek ‘m niet weer terug in de lus).
x Draai ’t uiteinde nogmaals om de lus heen.
x Steek ‘m nogmaals onder zichzelf door.
x Trek vervolgens beide zijden goed aan.

A. De Pauw Scouting Handboek 15


'HWURPSHWVWHHN

Een trompetsteek wordt gebruikt voor het verkorten van een touw dat je later nog
in zijn volledige lengte wil gebruiken. Ideaal dus voor het verkorten van de
spanlijnen van een tent. Maar een trompetsteek kan je ook gebruiken om een
beschadigd deel in het midden van een lijn of tros te ontlasten in afwachting van
het definitief herstel van het touw. Er bestaan tweemanieren om de steek te
leggen.

'H7RXZYHUNRUWLQJVVWHHN

De touwverkortingssteek wordt zo gelegd dat het beschadigde deel het buitenste,


niet kruisende part van de drie is. Voor het opvangen van het beschadigd deel
moet het middelste part van de drie genomen worden. Hier komt namelijk geen
kracht op te staan.

Leg de touwverkortingssteek door eerst een s-vorm in het touw te leggen. Leg
daarna in beide buitenste touwen een snijtorn (lus) en trek de bocht van de S-
vorm door de snijtornen.

%RUJHQ YDQ GH NQRRS De trompetsteek en de verkortingssteek komen
gemakkelijk los als ze even niet opgespannen zijn. En dat kan behoorlijk lastig
zijn als bv. de ingekorte spanlijnen van de tent ’s nachts na een storm lossen.
Om dit te voorkomen kan je deze knopen borgen. Dat kan op drie manieren:
x door het werkend eind van het touw door de bocht te steken. Maar dit is enkel
mogelijk als het touweinde vrij kan werken en dus niet vast zit aan een tent of
shelter.
x met een stukje hout of een takje.
x door de naast elkaar liggende touwen aan elkaar te sjorren (borgen van touw
op touw door een touwbezetting).
Deze laatste manier is beter dan borgen met een stukje hout


A. De Pauw Scouting Handboek 16


'H*DOHLVWHHN

Ook glijdende knoop genoemd. De gebruiksmogelijkheden zijn ontelbaar: bij het


maken van ladders, om een touw vast te leggen rond een tak die onbereikbaar is,
enz …

'H7RSUHHSVWHHN

Vervangt u tentspanners. Het is uiterst vlug en gemakkelijk in de spantouwen te


leggen.

'H%RHLUHHSVWHHN

De boeireepsteek is de ideale kampeerknoop. Hij dient in alle omstandigheden


waar een touw rond een paal moet bevestigd worden zonder af te glijden. Let op
de dubbele slag die belet dat de steek op de paal zou neerschuiven. Die dubbele
slag moet dus steeds gelegd worden langs de kant, waar de trekkracht ageert.

A. De Pauw Scouting Handboek 17


'H+DOYHVWHHN

Deze wordt zelden afzonderlijk gebruikt, maar vaak in combinatie met


andere knopen. Sommige scoutsgroepen vervangen de mastworp aan
het einde van een sjorring door twee halve steken.

'HYLVVHUVNQRRS

De vissersknoop wordt gebruikt om twee touwen waar


trekkracht op wordt uitgeoefend aan elkaar te
verbinden. Je maakt hem ontzettend simpel; leg met
beide uiteinden een strik in het touw, en trek ze naar
elkaar toe.

'H*DUHHOVWHHN

De gareelsteek, of artillerieknoop, is een niet-schuivende lus, in het midden van


het touw. Het voordeel is dus dat je geen uiteinde nodig hebt. Deze steek kan in
noodgevallen gebruikt worden voor klimmen, omdat hij niet schuift. Zo maak je
hem; je maakt een lus op een willekeurig punt van het touw. Vervolgens leg je
het overlappende touw onder de lus, zodat er een nieuwe lus ontstaat. Daarna
haal je de oude lus door de nieuwe lus, en trekt dit aan. De nu ontstane, derde
lus is de lus waar het om gaat.

A. De Pauw Scouting Handboek 18


6-255(1 3,21,(5(1
6MRUULQJHQ

'H.UXLVVMRUULQJ

Deze sjorring dient om twee palen aan elkaar te sjorren die ongeveer een rechte
hoek vormen.

De kruissjorring begin je met een timmermanssteek op de vaste paal. Het oog


van de timmermanssteek bevindt zich dan aan de rechterkant. Je vertrekt met je
touw recht uit het oog.

Je slaat het touw drie keer om de palen heen, zoals in de tekening is


aangegeven. Elke winding leg je netjes naast de vorige en trek je stevig aan.
Men werkt steeds “binnen-buiten”.

A. De Pauw Scouting Handboek 19


Bij de losse paal worden de slagen naar binnen toe gelegd, en bij de vaste paal
naar buiten toe.

Daarna ga je woelen. Je slaat het touw tussen de palen door om de winding


heen. Elke woeling trek je weer strak aan. De drie woelingen leg je naast elkaar.
Je werkt van de vaste paal naar de losse paal toe.

Werk de sjorring af met een mastworp, gevormd door twee halve steken op de
losse paal, en dit vlak na het woelen. Als de mastworp veiliger op een andere
plaats ligt dan deze plaats is het noodzakelijk dat je van deze standaardplaats
afwijkt!

Tot slot een citaat uit een jong verkenners handboek, editie 1961, p75: ³«*H
NXQWQLHWRSNDPSDOVJHGH]HVMRUULQJQLHWEOLQGHOLQJVNXQWOHJJHQ´

A. De Pauw Scouting Handboek 20


'HYRUNVMRUULQJ

:DDUYRRUJHEUXLNMHGH]HVMRUULQJ
Dit is de eenvoudigste sjorring om 2 palen te verbinden. Als de palen in een vork
(eigenlijk een omgekeerde V: /\) komen te staan, dan gebruik je deze sjorring.

+RHPDDNMHGH]HVMRUULQJ
x Leg de palen tegen elkaar; zorg dat de ondereinden gelijk liggen; de
boveneinden mogen wat verschillen in lengte.
x Leg een stuk touw tussen de palen, zodat er een kleine tussenruimte is,
waardoor je het touw kunt halen.
x Maak een mastworp op één van beide palen.
x Haal dan het touw ongeveer 7x om beide palen heen. Leg de slagen tegen
elkaar aan.
x Haal dan ongeveer 3x het touw tussen de palen door: dat heet woelen.
x Eindig met twee halve steken om de paal, waar de mastworp niet om zit.

'H$FKWVMRUULQJ GHGULHSLNNHO

De achtsjorring wordt gebruikt om drie sjorbalken zo aan elkaar vast te maken


dat ze later een driepikkel kunnen vormen. De sjorring dankt zijn naam aan zijn
uiterlijk, je vormt “achten” bij het leggen van de sjorring. Het voordeel van een
driepikkel is dat je geen sjorbalken in de grond hoeft te slaan. Je kan je
constructie dus gewoon op de grond zetten en eventueel verplaatsen.

Leg de drie sjorbalken voor je gaat beginnen naast elkaar. Of je de onderkant


van de balken gelijk legt, hangt af van het soort driepikkel dat je wilt maken:
x Bij de normale opstelling van een driepikkel liggen de balken met de
onderkant gelijk.

A. De Pauw Scouting Handboek 21


x De opstelling met één paal loodrecht.

x De opstelling met twee palen haaks op de constructie. Deze opstelling is


ideaal voor een constructie zoals bij een eetshelter, omdat je hier een
nokbalk hebt die dezelfde lengte heeft als de balken die je gebruikt om het
tafelblad en de banken te maken.

+RHVMRUUHQ"
Leg de balken naast elkaar, met de onderkanten zoals hoger beschreven. Als je
een hulppaaltje onder de balken legt, krijg je meer ruimte om de sjorring te
maken. Begin met een timmermanssteek om één van de buitenste palen te
leggen. Let er hierbij op dat je touw recht uit het oog vertrekt.

Sla vervolgens het touw afwisselend over en onder de balken heen en werk ‘naar
boven toe’. Dat is het gemakkelijkst, omdat je het touw dan tussen de balken kunt
leggen. Als je naar onder toe werkt, moet je telkens het hele touw tussen de
balken door trekken. Leg om iedere balk drie slagen, de timmermanssteek niet
meegeteld.

A. De Pauw Scouting Handboek 22


Begin daarna te woelen en leg de slagen mooi naast elkaar tot er tussen de
balken geen plaats meer is om nog een woeling bij te leggen. Er is dus geen vast
aantal woelingen bij deze sjorring. Doe dit tweemaal tussen de palen, eindig de
sjorring met een mastworp op een buitenste paal en vermijd daarbij de paal
waarop je bent begonnen.

Als je bij het rechtzetten van de driepikkel merkt dat de sjorring te los is, wat er
niet noodzakelijk op wijst dat de sjorring slecht is, sjor er dan drie horizontale
verstevigingbalkjes tussen. Daardoor krijg je vier driehoeken, wat de driepikkel
ongelofelijk stevig maakt.


A. De Pauw Scouting Handboek 23


'HSRO\SHGHVWUDVMRUULQJ GHYLHUSLNNHO

De polypedestrasjorring wordt gebruikt om meerdere balken aan elkaar te sjorren


zodat je een ’veelpoot’ krijgt: een drie-, vier-, vijf-, zes-, …pikkel.
Een driepikkel kan je nog maken met de achtsjorring (zie eerder) maar vanaf de
vierpikkel moet je de polypedestra- , of klaverbladsjorring gebruiken.

+RHPDDNMHHHQYLHUSLNNHO"
1) Leg de vier balken met de onderkant gelijk en zorg dat er tussen de palen
voldoende plaats is om vlot te kunnen sjorren door bv. stokjes tussen de
palen te steken. Op de kop van de balken moet je (met een beetje fantasie)
een vierkant kunnen zien.
2) Leg op één van de balken een mastworp en zeker hem met een platte knoop.
3) Ga vervolgens éénmaal om elke paal heen zoals je op de tekening kan zien.
4) Als je de palen voldoende ver uiteen hebt gelegd, kan je nu in het midden
een vierkant in de sjorring zien. Op die manier kan je controleren of je juist
bezig bent. Vanaf het moment dat je geen zuivere veelhoek in het midden
hebt, ben je fout bezig.
5) Herhaal stap drie en vier, totdat je om elke paal drie keer bent rondgegaan.
Je hebt nu om elke paal drie slagen liggen, behalve om de eerste paal. Daar
liggen drie slagen en een mastworp.
6) Begin te woelen en beknijp elke paal afzonderlijk. In dit geval zijn er vier
palen dus moet je vier maal woelen. Woel altijd van de paal naar binnen toe.
Om aan de volgende woeling te beginnen, leg je nog een extra slag om de
volgende paal heen, om terug van de paal naar het midden te kunnen
woelen. Dit herhaal je voor elke paal.
7) Bij de laatste woeling werk je van binnen naar buiten zodat je kan eindigen op
de paal met een mastworp.

A. De Pauw Scouting Handboek 24


'HGLDJRQDDOVMRUULQJ

Deze sjorring gebruik je enkel om twee balken die elkaar kruisen maar niet raken
te verbinden en zo tegen elkaar te trekken. De sterkte van deze sjorring haal je
niet uit de ‘windingen’ van het sjortouw, maar uit de wrijving van de balken op de
plaats van de sjorring. Deze hout-op-houtwrijving geeft je constructie de nodige
stabiliteit. Een typische toepassing van een diagonaalsjorring is de verbinding
van de diagonalen in een toren.

+RHPDDNMHHHQGLDJRQDDOVMRUULQJ"
x Leg een timmermanssteek om beide balken heen. Trek de timmermanssteek
aan tot de twee balken elkaar raken of tot de afstand tussen de twee balken
zo klein mogelijk is.
x Verlaat het oog van de timmermanssteek onder een hoek van 30° en sla het
touw drie maal om de balken heen. Zorg ervoor dat de windingen naast
elkaar liggen.
x Herhaal dit nog eens in de andere richting zodat je een kruis krijgt.
x Begin daarna te woelen. Leg ook hier de woelingen naast elkaar en leg na de
derde woeling een mastworp, gevormd door twee halve steken. Het
overschot van het eventuele touwwerk kan je oprollen of rond één van de
balken leggen door middel van halve steken.

'HVWHLJHUVMRUULQJ

De steigersjorring wordt gebruikt om twee balken die in elkaars verlengde liggen


met elkaar te verbinden door er een derde balk als spalk aan vast te maken. Dit
betekent dat bij deze sjorring de constructie gedragen wordt door de balken en
niet door het sjortouw. Het touw houdt de balken enkel bij elkaar. Voor deze
sjorring moet je dus geen overdreven dik touw gebruiken én als je de sjorring
horizontaal wil gebruiken, moet de spalk aan de onderzijde liggen.

A. De Pauw Scouting Handboek 25


+RHPDDNMHHHQVWHLJHUVMRUULQJ"
Maak bij elk uiteinde van een balk een sjorring. Voor een verbinding van twee
balken met een derde balk moet je dus vier steigersjorringen maken.

Gebruik een spalk met de juiste lengte: ideaal is een verhouding van 1 op 3
tegenover de te verbinden balken. Als je dus een lengte van 6 meter wil bekomen
door twee balken van 3 meter te verbinden, moet je een spalk van 2 meter
gebruiken.

De sjorring: leg het midden van het touw om de twee balken heen en sla beide
uiteinden van het touw tegengesteld om de balken heen. Aan beide kanten
kruisen de einden elkaar tussen de balken, aan de zijkant liggen ze netjes naast
elkaar. Verbind de uiteinden van de touwen met een platte knoop.

Als de vier sjorringen zijn gelegd, sla dan per sjorring twee wiggen tussen de
balken en het touwwerk, aan elke kant van de sjorring één. De wiggen moeten
wel de juiste vorm hebben, ze moeten namelijk alle slagen aantrekken, niet
alleen de eerste of de laatste slag! Omdat de wiggen de plaats van de woeling
innemen, moeten ze ook stevig vastzitten en blijven vastzitten. Sla daarom de
wiggen van boven naar onder zodat ze er niet uit kunnen vallen of uit getrapt
kunnen worden.

A. De Pauw Scouting Handboek 26


6QLMGHQKDNNHQHQ]DJHQ

Mes, bijl en zaag zijn werktuigen die iedereen wel eens gebruikt op een kamp. En
we moeten je daarbij niet vertellen dat een bijl of een mes, in de handen van een
ongeoefende gebruiker, àltijd gevaarlijk is (voor je het weet verlies je je hoofd).
Een zaag is een veiliger alternatief en bijna altijd bruikbaar. Je hebt er namelijk
weinig kracht voor nodig, terwijl een bijl heel wat handigheid vereist. Toch zal je
soms de bijl echt nodig hebben.

.LHV MXLVW Groot hout zaag je best, takjes splijt je met een bijl en klein
(aanmaak-)hout kan je versnipperen met een mes (hoewel een mes eigenlijk in
de eerste plaats voor heel andere zaken dient).


(HQDDQWDOYRRU]RUJVPDDWUHJHOHQ

x Laat nooit materiaal rondslingeren. Zo voorkom je dat je het kwijt speelt en/of
dat iemand zich er lelijk aan verwondt.
x Dek de scherpe delen altijd af als je het materiaal niet gebruikt (bv. bij het
dragen, veiligheidshoes).
x Controleer je materiaal voor je het gebruikt.
x Gebruik scherpe messen en zagen (een bot mes of een botte bijl kan
afschampen).
x Zorg voor een opgeruimde en stabiele ondergrond.
x Bewaar een veilige afstand tot de omstanders.
x Draag stevige kleding die niet loshangt. Draag schoenen en geen sandalen.
x Laat het materiaal zelf werken, dit bespaart je veel energie.
x Een bijl moet je enkel “sturen”, het gewicht van de bijl zorgt voor de kracht.
x Op een zaag moet je niet duwen, de tanden graven zich door de beweging in
het hout.
x Werk rustig en regelmatig. Als je vermoeid bent, verlies je snel de controle
over je materiaal.
x Kies je materiaal in functie van de gebruiker. Kies bv. het gewicht van de bijl
afhankelijk van de leeftijd.


0HVVHQ

.HX]H Veel scouts hebben al een mes, maar toch een advies: voor onze
doeleinden adviseren wij een mes dat ingeklapt opgeborgen kan worden en dat
opengeklapt door middel van een blokkersysteem (“lock”) tijdens gebruik niet kan
dicht- of omklappen. Dolken, stiletto’s, vlindermessen en zogenaamde “Rambo”-
messen zijn uit den boze! (en uit de mode)

*HEUXLN Snij altijd van je af en let op of er geen andere mensen in jouw
snijrichting zitten of staan. Draag je mes altijd ingeklapt.


A. De Pauw Scouting Handboek 27


(HQ PHV VFKRRQPDNHQ open alle onderdelen van het mes. Draai een klein
doekje rond bijvoorbeeld een tandenstoker, maak het doekje met lichte olie
vochtig, en veeg het binnenwerk van het mes
schoon. Als je het zakmes voor het snijden van
voedsel of voor het smeren van je boterham
hebt gebruikt, was het lemmet in een heet
water schoon. Detergent gebruiken kan, maar
het kan de beschermende en smerende olie
verwijderen. Smeer dus achteraf u mes
opnieuw in met een druppeltje olie.

6OLMSHQ Het slijpen van een mes is niet zo eenvoudig. Je


leert het best een mes slijpen wanneer je het voor
getoond wordt, maar vooral oefening baart kunst.
Slijpen van een mes doe je met een wet- of slijpsteen.
Sommige experts gebruiken water op de steen tijdens het
slijpen, andere gebruiken lichte olie, en weer anderen
houden de steen droog. De keuze hangt af van het soort
steen (bij zandsteen: water gebruiken), maar ook van
persoonlijke voorkeuren.
Bij het slijpen van gewone messen, houd je het lemmet met een hoek van
ongeveer 30 graden tegen de wetsteen. Duw het lemmet langs de steen alsof je
een plakje van de bovenzijde wilt snijden. Een tweede methode is om het lemmet
in een cirkelvormige beweging tegen de steen te bewegen. Slijp de andere kant
van het lemmet op dezelfde wijze.
Veeg het mes met een schone doek droog en bekijk de snede in de zon of onder
een heldere lamp. Een stompe snede reflecteert licht en ziet er glimmend uit. Een
scherpe snede is zo dun dat het geen glans heeft.


%LMOHQ

.LHV GH MXLVWH ELMO: Hierbij is vooral het gewicht belangrijk. Een bijl kies je in
functie van de gebruiker en het doel. Voor jonggidsen/ jongverkenners kies je bv.
een handbijl met een bijlkop van 500 gram. Ga je met leiding een oude (dode)
boom te lijf, gebruik dan een boombijl of aks met een kop van 2,5 kg (of
zwaarder).
De steel van een bijl moet van een geschikte houtsoort zijn, liefst van essenhout.
Deze houtsoort is veerkrachtig en taai en kan tegen een stootje. Het hout moet
recht van nerf zijn, dat wil zeggen dat de nerven evenwijdig met de lengterichting
van de steel moeten lopen. Op de plaats waar de nerven uit de steel lopen, zal
deze namelijk het gemakkelijkst splijten.

Beter!

A. De Pauw Scouting Handboek 28


De steel is meestal gekromd (zo’n steel noemt men een
hondspoot). Naast de Canadese bijl, bestaan ook rechte,
zogenaamde inlandse bijlen, deze zijn wat moeilijker in gebruik,
maar even nuttig. /HWHUDOWLMGRSGDWGHVWHHOUHFKWLQKHWELMOKXLV
]LW

*HEUXLN
x Controleer voor het hakken of de bijlkop stevig vast zit.
Desnoods verstevigen met een wig of door het hout te
bevochtigen (de bijl een poos met het bijlhuis ondergedompeld
in water zetten, zodat er water in het hout kan doordringen).
x Controleer of er geen omstanders gevaarlijk staan
x Hak een balk of stam altijd in een V-vorm door (hoek van ongeveer 60°)

x Hak takken vanaf de buitenkant van de vork af, niet vanaf de binnenkant.
Zorg dat je beide benen aan de veilige kant staan.

x Laat het gewicht van de bijl het werk doen.


x Hak nooit op leunend hout, steeds op steunend hout! (Zie figuur).

A. De Pauw Scouting Handboek 29


'UDDJGHELMOJRHGen geef ze juist door, zo voorkom je verwondingen als je valt
of de bijl per ongeluk loslaat:
x Geef een bijl met de snede naar boven en (bijl-)kop naar voren door.
x Draag de bijl met de bijlkop in de hand en de snede naar voren.

2QGHUKRXGYDQGHELMO Een bijl is als een topsporter. Om tot een goed resultaat
te komen moet hij in elk geval een goede conditie hebben. Als een bijl los zit of
het blad bot is, gebruik het dan niet. Een bijl in een slechte conditie is
levensgevaarlijk.

6FKRRQPDNHQ Een bijl maak je na gebruik schoon. Hierdoor gaat hij langer
mee. Met een heet water (eventueel met afwasproduct) kun je hars van de bijl
verwijderen. Het blad kun je vervolgens een klein beetje insmeren met lichte olie.

6OLMSHQ Nog meer dan bij messen, vraagt het


slijpen van bijlen ervaring en kunde. Voor het
slijpen van een bijl heb je de keuze om een
grote wetsteen of een metaalvijl te gebruiken.
De lijnen op de oppervlakte van een vijl
noemen we de tanden. Deze wijzen in de
richting van het handvat en niet naar de punt.
Een scherpe vijl is grauw van kleur. Een
zilveren glans op de vijl betekent dat de tanden
van de vijl gebroken zijn.
Als je een vijl gebruikt om te slijpen trek dan werkhandschoenen aan. Je
beschermt hiermee je handen. Maak met behulp van een stuk hout of rubber een
stootplaat om je hand te beschermen. Zet de bijl met twee houten pennen of
haringen vast tegen een kleine stam. Zorg er eventueel voor dat iemand je helpt
om de bijl in positie te houden. Zet de vijl tegen de rand van de bijl en duw het
tegen het scherp van de bijl. Gebruik net genoeg kracht en druk dat je de vijl in
het metaal van de bijl voelt snijden.
Til de vijl op als je het terughaalt voor een volgende slag. Een vijl slijpt alleen als
je de punt wegduwt. Door een vijl in de verkeerde richting over het blad te slepen
breek je de tanden van de vijl. Slijp met stevige, gelijke slagen. Als je een zijde
van het bijl scherp gevijld hebt, draai de bijl om en slijp de andere zijde met
hetzelfde aantal slagen.
Bovenstaande methode kun je ook met de ruwe zijde van een wetsteen doen.
Om het af te werken gebruik je de fijne zijde van een wetsteen. Een botte snede
reflecteert licht; blijf slijpen totdat de snede lijkt te verdwijnen.

A. De Pauw Scouting Handboek 30


Een andere mogelijkheid is de bijl slijpen op een draaiende slijpsteen. Deze is
meestal van zachte zandsteen en moet natgemaakt worden voor ze gebruikt
wordt (vaak is een waterbak voorzien die de steen automatisch bevochtigt).
Neem de bijl in je hand met je duim onderaan en je vingers bovenaan. Hou je
vingers zo dicht mogelijk tegen de snede om genoeg druk uit te kunnen oefenen.
Laat de slijpsteen van je weg draaien en hou de bijlkop er tegen. Zorg ervoor dat
de hoek niet de scherp of stomp is (zie onderstaande figuur: C is goed). Zorg
ervoor dat de bijlsnede zijn maanvorm behoud. Dit alles vraagt wat oefening.
Na het slijpen op de zandsteen zullen er meestal nog een aantal bramen
aanwezig zijn. Verwijder deze door de snede met cirkelvormige bewegingen over
een met olie ingesmeerde wetsteen te wrijven.

A. De Pauw Scouting Handboek 31


9HUDQNHULQJHQ

Als je aan het "echte pionierswerk" gaat beginnen, dan ontkom je er meestal niet
aan je constructie stevig vast te zetten (verankeren).

'ULHWZHHHHQPHWKRGH

De meest praktische methode is de ’drie-twee-een’ methode, ook wel drie op een


houvast genoemd. Voor elke houvast heb je 6 paaltjes nodig: 1,20 m tot 1,30 m
lang en 8 tot 10 cm dik. Zet de houvast ver genoeg van het bouwwerk zodat het
touw meer horizontaal dan verticaal staat (zie tekening). Eerst sla je drie
gebundelde paaltjes diep in de grond zodat ze met de grond een hoek van
ongeveer 60 graden vormen en een hoek van 90 graden met het touw dat aan de
houvast trekt. Een klein stukje verderop zet je twee paaltjes in de grond onder
dezelfde hoek als de eerste drie en iets verderop zet je de laatste. Zorg er voor
dat de drie groepen in een rechte lijn staat zodat er geen trekkracht verloren
gaat. Het verbinden van twee groepen kun je als volgt doen:
Leg een mastworp boven rond de eerste groep. Breng het touw vervolgens naar
het onderste zichtbare punt van de tweede groep, terug naar boven naar groep 1
enzovoorts. Doe dit twee tot driemaal, en eindig aan het boveneinde van groep 1
met twee of drie halve steken rond de gelegde slagen. Als deze constructie later
slapper wordt, dan kun je die weer opspannen. Steek een stuk hout tussen de
touwen en draai die rond, waardoor je de touwen in elkaar draait en je het geheel
opspant. De uiteinden van het hout leg je vervolgens vast op de slagen.

Een variant is het ‘2 op 1 anker’. Dat bestaat uit 2 piketten direct naast elkaar,
met 1 piket op een halve meter daar achter. Met een touw breng je de kracht van
de bovenkant van de eerst paal over op de onderkant van de tweede paal. Zorg
ervoor dat de hoeken tussen de palen en de touwen ongeveer loodrecht zijn.

Dit soort ankers is ideaal als je een grote constante last moet overbrengen (b.v.
als anker bij een kabelbaan).

A. De Pauw Scouting Handboek 32


(HQGRGHPDQ

Met een lijk of dodeman kan je enorm grote krachten opvangen.


Je graaft een sleuf 1 meter diep, haaks op de trekkracht en legt daar een grote
balk in. Hier sla je 2 piketten voor en je graaft een sleuf in de richting van de
belasting om de touwen door te laten lopen. De touwen maak je vast aan de
grote balk (met een ankersteek), ongeveer in het zwaartepunt van die balk.
Daarna gooi je de sleuf weer dicht en stamp je de aarde aan. Een goed
gemaakte dodeman kan een enorme last dragen, maar een slordige dodeman
komt zo uit de grond!!!

3LRQLHUVKRXW

Goed pioniershout (=sjorhout) is een noodzaak voor je constructies. Vaak wordt


gebruik gemaakt van spar, omdat hun stammen meestal recht zijn, sparrenhout
een laag soortelijk gewicht heeft, het goedkoop is, en meestal luid kraakt voor het
barst of breekt (een voordeel die ook vroege mijnbouwingenieurs kenden).
Enkele tips:
x Denk aan de hars. Pas dus op voor je kleren, maar ook voor je gereedschap.
De zuren in het hars laten je bijl binnen 24 uur roesten.
x Laat je hout drogen. Hier gaan wel wat weken overheen. Een pas
omgezaagde boom weegt twee tot drie keer zoveel als dezelfde,
uitgedroogde stam.
x Vaak gaat je hout tijdens het drogen ’schimmelen’. Dit zij schimmels die op de
hars afkomen. Gewoon af en toe van je hout afvegen.
x Spoel je palen af en toe goed af. Dan spoel je de sappen die op de paal zijn
gaan zitten er af.
x Leg sjorhout niet zomaar op de grond maar laat liefst wat ‘ademruimte’ over
door ze op dwarsbalken te leggen. Zo voorkom je schimmel. Hou je balken
afgedekt voor de regen en zon, maar pak ze bijvoorbeeld niet in met plastic
wanneer je ze opslaat.
(Lees meer hierover bij het Hoofdstuk materiaal en onderhoud).

A. De Pauw Scouting Handboek 33


3LRQLHUHQ HHQDDQWDOYRRUEHHOGHQ 

(HQEUXJERXZHQ

.HX]H Beslis eerst welk type brug je wilt bouwen. Hou hierbij vooral rekening
met de haalbaarheid en veiligheid, zowel voor het bouwen als gebruik. Ook
kabelbanen of vlotten kunnen een (beter) alternatief vormen. Dit vooraal wanneer
een grote afstand overbrugt moet worden.

7\SHVYDQ%UXJJHQ
x 'ULMYHQGH EUXJJHQ, waarvan de onderdelen op het water drijven zoals
vlotbruggen, kano- of schipbruggen.
x 2HYHUEUXJJHQ: bruggen die hun eninge steunpunten op de oevers hebben.
x 6FKUDDJ RI MXNEUXJJHQ: bruggen die ondersteund worden door palen,
schragen of jukken, die op het drooge gepionierd worden en daarna in de
rivierbedding worden vastegemeerd worden. Wanneer schraag of juk worden
vervangen door metselwerk of betonconstructies heet het een pijlerbrug.
x +DQJEUXJ: bruggen waarvan de steunpunten zich op de oevers bevinden en
waarvan het gehele gewicht aan een zwaartepunt boven het water hangt.

'H EUXJDV Yoordat je met het bouwen van een brug begint zul je de brugas
moeten bepalen, b.v. door het op beide oevers aanbrengen van merktekens
zodat de denkbeeldige lijn die deze punten verbindt de brugas vormt. Het niet te
onderschatten belang van deze as zal je het best ondervinden wanneer
bijvoorbeeld een schraag geheel of gedeeltelijk buiten de brugas opgesteld
wordt. Bij de minste aanspanning van de brug zal die schraag omkantelen met
alle onaangename gevolgen van dien. Het is dus erg belangrijk dat de leiders van
de bouwactiviteit er op letten dat de houvasten, schragen, de brug enz. in een
rechte lijn, op de brugas liggen.
+HW%UXJGHN
Als je een brugdek maakt van een serie kleine paaltjes kun je de volgende
methodes gebruiken (zie tekeningen):
1) Leg een lus onder de loper en steek het dwarsbalkje door de lus aan beide
kanten van de loper en boven de loper (zie tekening 1). Je kunt ook het
dwarspaaltje op de loper leggen en met een bol touw de hier boven
beschreven weg volgen.
2) Ga met het touw over de dwarspaal, schuin terug onder de loper en tenslotte
over het touw onder het dwarspaaltje naar het volgende dwarspaaltje.
3) Leg meerdere gewone knopen op regelmatige afstand van elkaar onder de
loper en steek er dan telkens een dwarspaaltje door. Je kunt natuurlijk de
paaltjes ook een voor een neerleggen en de beschreven weg met touw
afleggen zonder eerst de knopen te maken.
4) Wanneer de dekbalkjes naast elkaar liggen kun je ze vastleggen door met het
touw afwisselend aan de binnenkant en aan de buitenkant over een paaltje te
gaan en telkens langs en onder de loper naar het volgende dwarsbalkje te
gaan. Bij de tweede loper zorg je ervoor dat je precies de tegenovergestelde
bewegingen maakt. Daarna schuif je de balkjes goed tegen elkaar.
5) Je kunt methode 4 ook uitwerken door voor elke loper twee touwen te
gebruiken die aan tegenovergestelde uiteinden beginnen en elkaar telkens
onder de loper kruisen.
6) Leg in het touw een reeks achtvormige knopen en werk er de dwarspaaltjes
door zoals op tekening 6.

A. De Pauw Scouting Handboek 34


7) Breng het touw over de dwarsbalk aan de buitenkant van de loper. Kruis het
onder de loper, breng het vervolgens over de vloerbalk aan de binnenkant
van de loper en ga dan naar het volgende balkje om hetzelfde te herhalen.
8) Het brugdek kan ook simpelweg bestaan uit een ladder waarvan de sporten
met kruissjorringen op de lopers vastgesjord worden. Voor gewone
voetgangers is dit voldoende, voorals als er weinig pionierhout beschikbaar
is. Als je op de sporten van de ladder één of meer planken bevestigd kun je
met een kruiwagen over de brug.
9) Het brugdek kan ook worden vastgelgd door middel van opsluitribben (een
tweede loper boven het brugdek) die dan met sjorringen (zie eerder) aan
elkaar worden gemaakt.
10) Leg om te beginnen een timmersteek op de loper, breng het touw dan over
de dwarspaal, onder de loper, maak een halve steek. Breng het touw weer
aan de andere kant over de dekplank, onder de loper om weer een halve
steek te leggen enz. Eindig met twee in plaats van één halve steek.

+HWYDVW]HWWHQYDQGHORSHUVde lopers worden


het best met sjorringen vastgemaakt op een blok
hout dat zelf ook weer rust op een paar
rondhouten en verder verankerd wordt met
piketten.

(HQ GHUGH ORSHU om het draagvermogen van


een brug te verhogen neemt men dikwijls zijn
toevlucht tot een derde (midden) loper, vooral
wanneer het materiaal voor het brugdek een te
grote buigbaarheid heeft.

*HZHOIGHORSHUValle bruggen zouden het liefst gewelfd moeten worden d.w.z.


zó gepionierd dat het middelpunt van de brug hoger ligt dan de beide oevers of
steunpunten. Deze welving moet niet erg groot zijn: 3 à 5 cm klimming per
lopende meter is voldoende.


A. De Pauw Scouting Handboek 35


'H9EUXJeen brug die niet al te moeilijk is om te maken. Je moet wel een goed
evenwichtsgevoel hebben om droog de overkant te halen. Maar als deze brug
goed afgespannen wordt is dat alles geen enkel probleem. De brug zelf bestaat
uit drie touwen: één om op te staan en twee om je aan vast te houden. Deze drie
touwen zijn onderling verbonden door twee zig-zaggende touwen (zie tekening).
Je hebt het volgende nodig:
x 1 lang touw: 20 à 25 mm dik, 15 meter langer dan de te overbruggen afstand.
= looptouw
x 2 lange touwen: 10 à 12 mm dik, even lang als het andere (bovengenoemde)
touw = leuningen
x 4 palen: 3 meter lang en 10 cm dik
x 6 piketten: 10 cm dik en ten minste 1 meter lang => voor de verankeringen
x sjortouw, stevig genoeg voor leuningen en verankeringen.

N.B. We gaan er hier van uit dat er op een oever een boom beschikbaar is. Zo
niet dan moet je een extra 3-2-1-houvast maken.

Verdeel de ploeg best in twee. Eén ploeg maakt de schragen en houvasten,


terwijl de andere ploeg zich met het touwwerk bezighoudt.
Op beide oevers worden de kuiltjes voor de schragen gegraven (+/- 30 cm diep).
Elke schraag wordt gemaakt door twee 3 meter lange balken met een kruis- of
vorksjorringen op 1,25 meter van de toppen, onder een hoek van 60 graden, aan
elkaar vast te maken. De schragen moeten altijd, ook tijdens het gebruik van de
brug overhellen naar de houvast. Achter de schragen komen (op een niet al te
korte afstand) de houvasten).
Met een tussenruimte van 1 tot 1,25 meter worden de drie lange touwen aan
elkaar verbonden door het dunnere touw d.m.v. mastworpen (soms worden ook
andere knopen/steken gebruikt). De afstand van het loopkoord tot leuningen
wordt geleidelijk opgevoerd van 1 meter tot 1,25 meter. Aan één van de uiteinden
van de drie lange touwen wordt een dunner touw vastgemaakt met daaraan een
gewicht zoals een steen of balkje. Die gooi je naar de overkant van het water

A. De Pauw Scouting Handboek 36


zodat je de gehele touwconstructie over het water kunt spannen zonder dat het
touw helemaal nat is.
De leuningen van de brug worden 1,25 meter boven de sjorring vastgemaakt aan
de armen van de schraag. Voordat er iemand over de brug gaat controleer je nog
even alle sjorringen en houvasten en dan heb je een vrij stevige brug.

2HYHUEUXJJHQ
Als je over een beek heen moet die niet al te breed is, kun je gewoon twee palen
over het water leggen, ze vastzetten en er het brugdek op vastzetten. Als de
palen niet al te stevig zijn, dan kun je ze ondersteunen door een paar palen in het
midden van de beek/greppel
te slaan en de dwarsbalken
hier op te laten rusten of ze
er aan vast te sjorren. Als de
beek te breed is dan kun je
de brug pionieren die je
rechts op de tekening ziet.


+DQJEUXJJHQ HHQDDQWDOYRRUEHHOGHQ 
Hangbruggen zijn vaak mooi om te zien en ze bieden een nieuwe uitdaging voor
de pionier. Het nadeel is wel dat ze meestal een grote hoeveelheid hout vragen.
We laten je schetsen zien van een aantal modellen, waarvan we een type wat
toelichten.

A. De Pauw Scouting Handboek 37


Zet de schragen in gaten in de oever en laat ze met tuitouwen voorzichtig naar
elkaar zakken, zodat schraag A in schraag B valt en het dwarspaaltje van
schraag A op C rust. Twee waaghalzen klimmen nu langs de schragen omhoog
en binden de schragen aan elkaar. Nu wordt in de vork paal D gelegd en
vastgemaakt, waaraan het raam zal hangen. Op dit raam rust de rest van de
brug. Een paar touwen worden aan balk D bevestigd. Aan die touwen hangt het
brugdek.

'ULMYHQGH EUXJJHQ worden vooral gebruikt wanneer de stroomsnelheid het


maken van schraagbruggen uitsluit en de te overbruggen breedte te groot is om
hangbruggen of kabelbanen te pionieren. Ze bestaan uit een aaneenschakeling
van vlotten die, om onder inwerking van de stroming niet af te drijven, stevig
moet worden verankerd in de rivierbedding of op de oevers.

6FKUDDJEUXJJHQ deze vaste bruggen vragen heel wat meer voorbereidingen,
berekeningen en zorg dan de andere tot nu toe beschreven modellen. Het gaat
hier toch eigenlijk om het zwaar geschut tussen de bruggen, en je zult deze
modellen dan doorgaans ook niet binnen een uurtje bouwen. De brug wordt in
zijn geheel gepionierd, en het is daardoor een goede oefening voor alle geleerde
technieken.


A. De Pauw Scouting Handboek 38


'H VFKUDDJ de constructie van de
schraag is nu erg belangrijk, aangezien de
schragen en gehele gewicht van de brug
zullen dragen en bovendien ook nog eens
bloot staan aan de inwerking van de
stroming en de grillen van de bodem. Een
schraag bestaat uit benen, schoren,
draagkussen en slikbalk (hoog genoeg
gesjord om niet mee te zakken in de
modder). Op de schets is aangegeven
welke sjorringen je gebruikt. De keuze van
het te gebruiken materiaal zal natuurlijk
afhangen van het draagvermogen dat je
aan de brug wilt geven. Een paar handige
ezelsbruggetjes:
x Draagkussen (diameter): 25 cm voor
een 3,5 meter breedte rivier en 2 cm
meer per extra meter.
x Benen (diameter): minimaal 15 cm.
Dat is genoeg voor een 3 meter hoge
schraag. Voor elke meter meer tel je 5
cm bij de diameter op.
De benen hebben een helling van 1 op 6 tot 1 op 10. Om de schraag te maken
leg je eerst de benen op de gewenste afstand en hierop het draagkussen en de
slikbalk (aan dezelfde kant!). Let nu op de tekening hoe de schoren worden
gelegd. Drie van de uiteinden liggen aan de andere kant van de benen als de
slikbalk en draagkussen. Een van de uiteinden ligt aan de andere kant (het maakt
niet uit welk uiteinde).
De uiteinden van de benen, die boven het draagkussen uitsteken mogen langer
zijn dan op de schets. Op die manier zou je nog een constructie aan dit gedeelte
kunnen bevestigen. Op de tekening is al aangegeven welke sjorringen je
gebruikt. De slikbalk moet hoog genoeg worden gesjord om niet mee in de
modder van de rivier te zakken.
Het draagkussen zal in de meeste gevallen slechts opgesjord worden wanneer
de schraag opgesteld is omdat je moeilijk van tevoren in kunt schatten hoe diep
de schraag in de modderlaag zal zakken.

+HW RS]HWWHQ YDQ HHQ VFKUDDJ Ge eerste schraag wordt met de slikbalk
evenwijdig aan de oever gelegd. Twee palen maak je vast aan het draagkussen
(aan de binnenkant van de benen) en twee ankeringstouwen (zo lang als de
schraag hoog is + twee keer de afstand schraag-oever) gaan rond de slikbalk
(zie tekening). Door de schraag langzaam te laten zaken breng je hem op zijn
plaats. Zorg dat de benen stevig in de bodem staan. Zoals je op de tekening zit
kun je dan al een stukje van de oever af bouwen zodat je de tweede schraag kan
gaan plaatsen. Het op zijn plaats brengen van de tweede schraag is wat lastiger
dan de eerste schraag. Je kunt dit als volgt doen. Je neemt twee lang dunne
palen. Beide palen zet je vast op het draagkussen. Je zet nu de slikbalk van de
tweede schraag op de twee palen en laat hem over die twee palen naar zijn
goede positie glijden. 9RRU GH VWDELOLWHLW YHUELQG MH EHVW GH VFKUDJHQ
RQGHUOLQJ

A. De Pauw Scouting Handboek 39


'XEEHOH6FKUDDJJe kunt het draagvermogen vergroten door dubbele schragen
te bouwen. Op de tekening zie je hoe je dat doet. Sjor eerst de benen AB en CD.
Zet ze aan de onderkant op een afstand van 2 meter van elkaar. Om deze
afstand vast te houden pionier je op 30 cm van de grond een dwarsbalk. Ook
bovenin zet je een dwarsbalk. Aan beide kanten bevestig je nu een kruis om het
geheel te verstevigen.

9RRUEHHOGHQ

A. De Pauw Scouting Handboek 40


$QGHUHYRRUEHHOGHQ

Een brug met enkele schraag

Hangbrug als variant op de V-Brug

Een brug, gemaakt zonder sjorringen of nagels.

A. De Pauw Scouting Handboek 41


(HQYORWPDNHQ

Om een vlottentocht of –kamp te laten slagen is het drijfvermogen van het vlot
niet onbelangrijk. Maar hoe bereken je dat eigenlijk?
Een goed vlot maak je uit onvervormbare metalen of plastieken vaten die tegen
een stootje kunnen. Autobanden zijn minder aangewezen. De eerste de beste
scherpe steen of tak doorprikt je vlot, met alle (natte) gevolgen van dien.

'ULMIYHUPRJHQ Om het drijfvermogen te berekenen, neem je de (bekende)
inhoud van de vaten (een tweehonderd liter vat heeft tweehonderd kilo
drijfvermogen) en trekt daarvan het gewicht van het vat af en het gewicht van de
balken of andere zaken die je gebruikt als vloer van het vlot.
Aangezien een vlot zelden tot nooit gelijkmatig wordt belast (zeker niet als je er
een wriemelende bende (jong-) givers op zet) bouw je best een forse
veiligheidsmarge in: neem zeker vijftien procent meer theoretisch drijfvermogen
dan je denkt nodig te hebben.
'H YORHU Een goed vlot heeft een minimale constructie (hoe minder balken =
hoe minder gewicht), maar houdt rekening met volgende regels:
x de drijvers (vaten) worden vastgehouden door naastliggende balken en
onderdoorgaande touwen;
x elke verbinding is stevig vastgesjord met een kruissjorring;
x de sjorringen zijn bij voorkeur gemaakt met polypropylene splijtfilmtouwwerk.
Dit touw is ongevoelig voor vocht en temperatuurverschillen.
x Er staat minstens één, maar liever twee diagonalen op de constructie. Die
zorgen voor het ontstaan van driehoeken in de constructie, wat de stevigste
vorm is die bestaat.

(HQ FLMIHUYRRUEHHOG Een patrouille van zeven leden (490 kg) gaat voor tien
dagen op kamp (bagage 210 kg). Ze slapen onderweg in een patrouilletent (70
kg) en hebben verder bij: een patrouillekoffer (50 kg), foerage (40 kg), een sport-
en spelkoffer (40 kg), sjorhout (400 kg) en shelters (80 kg). In totaal komt dit neer
op 1380 kg te vervoeren gewicht.
Het noodzakelijke drijfvermogen is dan: 1380 kg plus het gewicht van de vaten
(30 kg per metalen vat) en het gewicht van de balken (proefondervindelijk
vastgesteld op ongeveer 70 kg), rekening houdend met de veiligheidsmarge van
vijftien procent.
De berekening wordt dan:
Massa 1380 kg + 70 kg = 1450 kg
Drijfvermogen per vat (200 kg – 30 kg)*0.85 = 144.5 kg
We hebben voor dit vervoer dus tien vaten van 200 liter nodig.
Dit voorbeeld is natuurlijk vrij extreem. Meestal heb je veel minder drijfvermogen
nodig of pas je het gebruik van het vlot aan het beschikbare drijfvermogen aan.
Toch kan het geen kwaad om eens kritisch te kijken naar je theoretisch
drijfvermogen.

A. De Pauw Scouting Handboek 42


7RUHQV

(HQDDQWDOWLSV:
x De stevigste torens zijn deze met een brede basis en een smalle top.
x Probeer zoveel mogelijk liggend te sjorren. Hijs dan de constructie recht als
hij stevig genoeg is
x Gebruik zoveel mogelijk diagonaalbalken in je constructie
x Loodrecht in de grond geplaatste peilers zijn vaak minder duurzaam en
moeilijker te verwezenlijken. Niet alleen omdat het ingraven van de palen
vaak moeilijk is, maar ook omdat sjorringen met de tijd verzwakken, waardoor
je ‘staplatform’ naar beneden kan schuiven. Wanneer je gebruik maakt van
een piramidevorm, gebeurt dit minder snel.
x Het klinkt bizar, maar vaak is de stevigste toren degene met het kleinste
aantal (essentiële) sjorringen. Vaak komt dit neer op een driepikkel.

(HQDDQWDOYRRUEHHOGHQ
Driepikkels leveren vrij simpele en stevige torens. De eerste toren heeft als basis
een driepikkel. Leg de sjorring iets hoger dan het midden, zodat je basis breder is
dan je platform. Ernaast, de zogenaamde ‘zandloper toren’, een variant met twee
driepikkels aan elkaar bevestigd.

A. De Pauw Scouting Handboek 43


De eerste toren is wat ze noemen een ‘ten minute tower’ omdat deze vrij snel
gebouwd is. Ze is vrij stevig en eenvoudig? De andere zijn varianten.

A. De Pauw Scouting Handboek 44


De torens hieronder zijn, volgens ons, minder stevige modellen. De eerste toren
moet breed genoeg gebouwd worden en diep genoeg in de grond worden
verankerd, eventueel met extra spanners. Dit is zeker ook het geval bij de tweede
toren.

A. De Pauw Scouting Handboek 45


3RRUWHQ

Een paar voorbeelden:

A. De Pauw Scouting Handboek 46


A. De Pauw Scouting Handboek 47
.DPSEHQRGLJGKHGHQ

7DIHOV Ervaring leert dat tafels met een driepikkel het stevigst en eenvoudigst
zijn. Ze zijn vaak wel minder comfortabel dan deze met paaltjes die loodrecht in
de grond staan, en vragen vaak meer hout.
Tip: een oud rolluik, kan vaak uitstekend dienst doen als tafelblad.

A. De Pauw Scouting Handboek 48


$QGHUHNDPSJDGJHWV


A. De Pauw Scouting Handboek 49


A. De Pauw Scouting Handboek 50
(HQSDDUYRRUEHHOGHQXLWKHWMRQJYHUNHQQHUVKDQGERHN  

.DWDSXOWHQ

Moehahahahahahahahahahaha!

A. De Pauw Scouting Handboek 51




$QGHUHYRRUEHHOGHQ

A. De Pauw Scouting Handboek 52


(HQQHWEUHLHQ

Stap voor stap een net breien om heerlijk te slapen!


%HQRGLJGKHGHQ
x Een in twee gezaagde bezemsteel met aan de uiteinden een stompe punt,
zodat je twee buitenmaatse breinaalden krijgt.
x Een bol touw (polypropyleen-splijtvezel of sisal, ongeveer 2 mm diameter).
2S]HWWHQ
Steek één van de breinaalden onder je linkeroksel
(als je linkshandig bent, steek je de breinaald onder
je rechteroksel en draai je in de tekst die nu volgt
rechts en links om). Leg een galeisteek (tek. 1) en
schuif die over de linker breinaald. Maak extra steken
bij (tek. 2) door telkens lusjes op je breinaald bij te
schuiven. Ongeveer 12 steken zijn genoeg als je een
net wil breien dat geschikt is voor een
eenpersoonsbed.

5HFKWVEUHLHQ
Neem de breinaald met de opzetsteken in
je linkerhand en neem de andere naald in
je rechterhand. De draad die van het
bolletje komt, ligt in je rechterhand. Steek
de naald van je rechterhand in de eerste
steek van de linkernaald, onder de naald
door (tek. a). Dit noemt men insteken.

Sla de draad onder de punt van de


rechternaald, dan over de rechternaald en
onder de linkernaald en van links naar
rechts (tek. b). Dit noemt men draad
omslaan.

Doorhalen doe je door de punt van de


rechternaald door het lusje van de
linkernaald te halen (tek. c).

Laat tenslotte de eerste steek van de linkernaald glijden op de rechternaald. Dit


noemt men afglijden.

Brei op deze manier alle steken van de linkernaald, zodat er op de rechternaald


evenveel steken komen als je opgezet hebt.

$YHUHFKWVEUHLHQ
Neem nu de volle naald in je linkerhand en de lege in je rechterhand. We gaan
nu een naald averechts breien.

De averechtse steek is bijna hetzelfde als de rechtse, maar nu begin je met de


draad bovenop je werk (de volle naald dus) te leggen i.p.v. eronder. Ook je
rechternaald komt bovenop te liggen.

A. De Pauw Scouting Handboek 53


Steekt nu van rechts naar links boven de naald in de steek. Herhaal telkens
dezelfde stappen als bij rechts breien: insteken, omslaan, doorhalen en afglijden
tot alle steken op de rechternaald zijn.

Door afwisselend een naald rechts en een naald averechts te breien, brei je de
tricotsteek Deze is volledig plat, zonder harde knobbeltjes, en zelfs zonder
luchtmatras slaap je hier heerlijk op!

$INDQWHQ

Als de lap klaar is, moet je de steken nog


afkanten (tek. e). Als je dat niet doet, kan
het hele breiwerk – ongewenst – volledig
uitrafelen.

Begin met de eerste twee steken van de


naald gewoon rechts te breien. Haal dan
de eerste steek van de rechternaald (de
steek het dichtst bij je rechterhand) over
de tweede steek en de punt van de naald.
Er blijft nu één steek over op de
rechternaald. Brei de volgende steek van de linkernaald rechts en haal de eerste
steek over de juist gebreide steek. Blijf dit doen tot alle steken op de rechternaald
op zijn. Haal de draad door het laatste lusje en knip de draad af.

%HGPDNHQ
Sjor een bed, zet een eindje sjorkoord vast met een mastworp op het kader van
het bed en ga door een lus van de kant van het net (je net dus). Ga nu rond de
sjorbalk en dan weer terug door de volgende lus. Span het net goed aan. Hoe
beter het net gespannen is, hoe harder het bed en hoe beter je slaapt!

Zet de slagen rond de balk niet vast maar ga volledig rond tot je weer terug bent
bij het begin. Eindig daar met een mastworp.

Als het net na één of twee nachtjes slapen doorhangt, kan je gemakkelijk één
mastworp losmaken en het hele net terug opspannen (dat zou veel moeilijker zijn
als je iedere slag op zich had vastgezet).

A. De Pauw Scouting Handboek 54


(HQGDVULQJPDNHQ

(voor mensen die tijd over hebben)

:DWKHEMHQRGLJ:
ongeveer 110 cm touw
bijgevoegde tekeningen
een gezonde portie concentratie

Volg de tekening exact. Let op ieder detail. De plaats waar het touw kruist in
situatie 1 is het midden van het touw. Bij tekening 3 en 5 moet je aandacht
hebben voor het verloop van het touw. Zodra je aan situatie 6 komt, is je
basispatroon klaar. Zorg dat je een binnendiameter hebt van ongeveer 4,5 cm.
Indien jouw resultaat groter is, trek je alles nog eens goed aan of maak je de
dasring opnieuw maar dan rond 2 vingers i.p.v. 3.

Als je basispatroon klaar is, heb je twee losse uiteinden. Volg daarna met één
uiteinde het andere uiteinde in tegenovergestelde richting. Als je touw op is, doe
je met het andere uiteinde net hetzelfde (maar dan in de andere richting). Tot je
overal minstens 2 keer gepasseerd bent.

A. De Pauw Scouting Handboek 55


0$7(5,$$/ 21'(5+28'
+HWPDWHULDDONRWRSRUGHKRXGHQ

Materiaal wordt gemiddeld 25 dagen per jaar gebruikt, dat wil dus zeggen 340
dagen niet. Goede opslag en onderhoud zijn dan ook echt de moeite waard!
Bovendien is herstellen van kapot materiaal dikwijls veel goedkoper dan nieuw
kopen. Je krijgt daardoor ook inzicht in mogelijk foutief gebruik.
Probeer onderhoud en reparatie niet altijd zelf te doen. In je omgeving is bijna
altijd wel iemand te vinden die toevallig van zeilnaaien (tenten herstellen) of
bijlslijpen veel verstand heeft en je er graag bij helpt. Vraag of je bij de herstelling
mag toekijken, zo leer je zelf ook bij.

6WDINDDUWHQ

Als je een stafkaart niet verzorgt, is ze na één tochtje bij regenweer compleet
naar de vaantjes.
De volledige stafkaart plastificeren met zelfklevende, doorschijnende plasticfolie
is een goede oplossing. Het nadeel daarbij is wel dat de vouwen snel scheuren
en het vocht langs daar binnen sijpelt. Daarom kan je een stafkaart beter in een
kaartenbeschermer te steken. Dit is een praktische, goedkope en duurzame
oplossing.
Gebruik je een stafkaart heel dikwijls, dan kan je ze op een multiplex kleven en
plastificeren.
Berg de kaarten best niet op in je materiaalkot, tenzij dat echt volledig droog en
proper is.

7RXZHQ

Natuurvezel touwen mag je nooit nat opbergen. Laat ze eerst geruime tijd drogen
in losse achtbochten op de grond of op enkele paletten. Een touw mag je nooit
hangend laten drogen omdat het vocht zich dan ophoopt in de onderste lussen.
Kunstvezeltouwen (zoals bv klim- en rappeltouwen) was je best regelmatig uit (in
een oude wasmachine) zodat alle zand dat zich tussen de vezels nestelde,
weggespoeld wordt. Musketons geef je tijdens het winterseizoen een beurt met
olie.

3DWURXLOOHNRIIHUV

Patrouillekoffers moet je kurkdroog opbergen en mag je nooit rechtstreeks op de


grond zetten (condens gevolgd door roest). Leg er bv. enkele houten balkjes
onder.

-HUU\FDQHQELGRQ

Laat jerrycans en bidons na gebruik eerst goed uitlekken. Berg ze daarna op


zonder de dop. Zo kan het laatste water verdampen en voorkom je schimmel.

A. De Pauw Scouting Handboek 56


0HVELMOHQ]DDJ

De grootste vijand van messen, bijlen en zagen is vocht. Zorg er dus ook hier
voor dat alles kurkdroog opgeborgen wordt. Verwijder voor je iets opbergt alle
vuil, zand en houtschilfers en zet eventueel een dun laagje vet op het metaal
zodat vocht en roest het hele jaar geen kans krijgen. Als je materiaal uitgerust is
met een beschermkap of hoes, gebruik die dan.

6FKRSHQJURQGERRU

Neem bij schop en grondboor dezelfde voorzorgen als bij messen, bijlen en
zagen maar besteed hier nog meer aandacht aan aangekoekt zand. In zand zit
namelijk (bijna) altijd vocht en waar je het zand laat zitten krijg je dus roest. Let
ook op voor omgebogen snijranden van schoppen of grondboren. Maak die
onmiddellijk terug recht, breng eventueel wat roestwerende verf op de
beschadigde plek aan en slijp de grondboor indien nodig wat bij aan de
snijvinnen.

*DVODPSHQ

Hoe dikwijls kopen jullie nieuwe glazen voor jullie lampen? Veel te regelmatig
vrees ik. Als je een gaslamp na gebruik en bij ieder vervoer opnieuw in de
originele kartonnen doosjes verpakt, is de kans op schade veel kleiner. Maak
gaslampen ook pas volledig gebruiksklaar als je ze niet meer vervoert, dat
bespaart heel wat frustraties.
Verwijder bij opslag van gebruikte gaslampen de oude blikjes gas of bewaar ze
enkel in goed geventileerde ruimtes. Gas is namelijk brandbaar.
Als een lamp afgekoppeld is van de gasbus, maak hem dan eens voorzichtig
schoon. Aangekoekt vuil en roet zorgen er al snel voor dat onderdelen
doorbranden.

*DVEHNNHQV

Als je een gasbekken niet onderhoudt, slippen de gaatjes dicht. Daardoor stroomt
het gas onvoldoende door, kan het niet ontbranden, hoopt zich op en kan brand,
ontploffing of verstikking veroorzaken.
Berg de gasbekkens dus, na hun verblijf in een vochtige, warme fouragetent,
droog op en haal met behulp van een staalborstel of perslucht (spreek daarvoor
eens een garagist aan) alle vuil en roest uit de gaatjes.

7HQWHQ

Berg tenten altijd kurkdroog op in luchtige rekken (nooit op steen of beton). Stop
geen haringen in een opgevouwen tent, dat veroorzaakt (roest-)vlekken en maakt
de tent vochtig. Kijk voor het einde van het kamp na of er beschadigingen zijn en
noteer ze (desnoods met een schets). Dit zal het reparatiewerk
vergemakkelijken.
Herstellen doe je met een stevige naaimachine. Heb je die niet, dan ben je op de
technieken van het zeilnaaien aangewezen. Lijm bij dun geworden zeildoek best
vanaf de binnenzijde opzetstukken met afgeronde hoeken vast. Genaaide naden
maak je waterdicht door er kaarsvet in te slaan.

A. De Pauw Scouting Handboek 57


0DWHULDDOOLMVWYRRUHHQWHQWHQNDPS

Deze lijst is een (zo volledige mogelijke) lijst van zaken die best meemoeten op
tentenkamp.
7HQWHQ
x voldoende patrouille tenten
x (tafel)shelters
x vuurshelters
x keukententen
x grondzeilen
x piketten
x reserve lijnen, herstelmateriaal, …
x extra tentpalen
x oude tentzeilen (leidershoek, …)
3LRQLHUVPDWHULDDO
x voldoende sjortouw
x sjorhout
x handbijlen, grote bijlen
x grondboor
x schoppen + spades
x pikhouwelen
x hamers
x houten paalhamers (“Jérome”)
x commandotouw, kabelspanners, …
.RRNJHUHL
x waterbidons
x gasbekkens + gasflessen
x schragentafels
x kookpotten + lepels + messen + … = kookgerief
2YHULJH
x EHBO
x Papierwerk (kampvisum, …)
x patrouillekoffers
x kussens
x spelmateriaal



A. De Pauw Scouting Handboek 58


'H3DWURXLOOHNRIIHU

Een patrouillekoffer kan je op verschillende plaatsen en voor verschillende


toepassingen gebruiken. Vraag je op voorhand af waarvoor en wanneer je de
koffer gaat gebruiken. Tijdens de opbouw van het kamp om hout, touw, bijl en
hamer in te bewaren, om het speelmateriaal in te verzamelen, in een
patrouillehoek voor kook- en pioniergerief … Zorg steeds voor een droge en
veilige opstelling. Leg bijvoorbeeld balkjes onder de koffer zodat er geen vocht in
de koffer kan kruipen.

9RRUEHUHLGLQJ
Wacht tot je weet waar en wanneer en met ongeveer hoeveel personen op kamp
gaat. Maak dan een degelijk overzicht van het beschikbare en het benodigde
materiaal. Zo weet je wat er bijgekocht moet worden.
Lang niet iedere patrouille (en soms ook niet iedere leidingploeg) weet juist in te
schatten wat je tijdens een kamp nodig hebt. Wordt het warm en droog, of juist
koud en nat? Vul de koffers dus samen: de materiaalmeester(s) zorgt/zorgen
ervoor dat de noodzakelijke ingrediënten aanwezig zijn, de tak en vooral de
patrouille zorgt ervoor dat die ingrediënten "gereed voor gebruik" gemaakt
worden (potten en pannen afwassen voor het kamp, koffers uitkuisen … ).
Eenmaal op kamp zet je de koffer onder de luifel van de kookshelter, zo moet de
kok niet door modder en regen om hulpmiddelen te nemen om de maaltijd te
bereiden.
Haal onmiddellijk na het kamp al het materiaal uit de patrouillekoffers en berg
het, na een afwasbeurt netjes op. Materiaal dat tijdens het jaar niet dikwijls
gebruikt wordt, kan daarna weer proper en droog in de schone koffers
opgeborgen worden.

9RRUEHHOGLQKRXGSDWURXLOOHNRIIHU
x Gebruiksartikelen: eet- en drinkgerief (borden, bekers… ), klein kookgerief
(aardappelmesjes, schuimspaan, pollepel… ), potten en pannen, bokalen (om
peper, zout, suiker… vochtvrij op te bergen), (af-)wasbakje(s), waterkan,
pannenlappen, werkhandschoenen (om warme potten van het vuur te
pakken), waterbidons.
x Pioniergerief (per patrouille): sjoreinden, handbijl, boomzaag.
x Verbruiksartikelen: lucifers, afwasmiddel, groene zeep, schuursponsjes,
staalwol, schotelvod.

6MRUKRXWNRSHQEHZHUNHQHQEHZDUHQ

6RRUW

Sjorhout zoals wij dat in België kennen, is over het algemeen naaldhout. De
beste soort is ‘Epesia’ (fijnspar of Picea Abies), een snelgroeiende soort met
rechte stam en dunne schors die je overal in de Ardennen ziet groeien.
Koop nooit “Douglas” (Douglasspar of Pseudotsuga menziesii), te herkennen aan
de dikke schors. Pas gekapt (dus nat) is dit hout heel zwaar, na het drogen
verrassend licht en zwak.
Je hebt zowel binnenlandse als buitenlandse (voornamelijk Scandinavisch)
Epesia. In het Noorden groeit het hout langzamer wegens minder zon en
daardoor is het harder, dunner en sterker, maar vooral duurder.


A. De Pauw Scouting Handboek 59


'URJHQ

In tegenstelling tot wat


algemeen wordt
aangenomen, kan je sjorhout
beter niet ontschorsen om
het te laten drogen. De
schors zorgt er namelijk voor
dat het hout aan de binnen-
en buitenkant gelijkmatig
droogt zodat geen verharding
van de buitenkant optreedt
en scheuren in de
langsrichting ontstaan.
Kenners beweren bovendien
dat het ongedierte onder de
schors geen negatieve
invloed heeft op het hout.
Laat de balken dus mét
schors drogen maar draai ze, net als goede wijn, regelmatig om. Regen kan geen
kwaad, maar scherm ze wel af tegen te felle zon.

'LDPHWHU

De diameter van sjorhout wordt gemeten bij het dikste eind van de balken. Bij
hout voor planken is dat juist omgekeerd, daar is de kleinste diameter
maatgevend. Voor de schors reken je één centimeter bij de diameter. Koop best
geen hout per ‘sterre’, één kubieke meter volume, dat is meestal brandhout in
stukken van één meter en niet echt geschikt als sjorhout. Een ideale diameter is
er niet, die hangt af van het doel, de gewenste sterkte, de leeftijd van de jongeren
die ermee gaan werken, enz.
Een richtlijn voor de diameter: twaalf cm is oké, boven de vijftien cm wordt het
veel te zwaar, onder de tien cm is dun en wellicht gevaarlijk.

/HQJWH

Balken van tweeëneenhalf à drie meter worden het meest gebruikt in normale
kampconstructies. Wel zul je per kook- of eetshelter altijd een drietal balken van
viereneenhalf à vijf meter nodig hebben voor de tafel en de nok.
:DDUNRSHQ

Hout om te sjorren koop je best per stuk, liefst in een klein zagerijtje waar je zelf
de balken met de hand kunt uitzoeken en oppakken. Zo voel en ruik je wat je
koopt! Kies ook een zagerij waar het hout manueel wordt behandeld. Als de
zijtakken machinaal verwijderd worden is er namelijk erg veel kans op
beschadiging van de schors, met ongelijkmatig drogen tot gevolg, of steken de
stompjes van de zijtakken gemiddeld toch nog een centimeter uit. Je herkent
machinaal “gestripte” balken door de ontschorste banden in de lengterichting.
Je kan ook eens gaan praten met de beheerder van het plaatselijk natuurdomein
of gemeentebos. Dikwijls kun je aan gratis sjorhout komen door met een aantal
mensen mee te werken bij het beheer van het bos.

A. De Pauw Scouting Handboek 60


7HQWHQ

(HQSDWURXLOOHWHQWRS]HWWHQ

1. Steek de steunpalen en nokpalen in elkaar. Leg de piketten klaar en hou een


hamer bij de hand.
2. Leg het buitenzeil volledig open geplooid met de buitenzijde naar beneden,
eventueel op het grondzeil.
3. Leg de binnentent in twee gevouwen op een helft van het buitenzeil.
4. Schuif de nokpaal doorheen de lussen van de binnentent.
5. Steek de steunpalen langs binnen door de gaatjes van de nok & door de
gaten van het buitenzeil.
6. Plooi het buitenzeil terug dicht over de binnentent en de nokpaal. Zorg
ervoor dat de pinnen van de steunpalen door de gaatjes van de nokpaal en
het buitenzeil blijven zitten.
7. Op een afgesproken teken zetten drie mensen elk een paal recht. Zorg dat
de palen op één lijn staan.
8. De anderen verankeren de tent door de vier hoeken van het buitenzeil vast te
zetten met piketten. Daarna mag je de andere scheerlijnen opspannen.
Piketten sla je schuin in de grond, zodat ze een rechte hoek vormt met het
touw.
9. Sluit de deurflappen van de binnentent. Op dezelfde manier span je daarna
de binnentent op. (Eerst hoeken dan de rest).
10. Controleer of de zeilen strak staan en verplaats eventueel een paar piketten
wanneer dat niet zo is. Span alle scheerlijnen even strak aan.
11. Plooi (indien aanwezig) de flappen onder aan de zijwanden onder het
grondzeil en steek ze samen vast met grondpennen of smalle draadpiketten.

$DQGDFKWVSXQWMHV WLSV

x Steek voetjes onder de tentpalen. Zo beschadig je het grondzeil niet.


x Vermijd raakpunten tussen de zeilen. Waar binnen- en buitenzeil elkaar
raken, gaat het lekken bij regenweer.
x Zet de scheerlijnen allemaal in dezelfde richting.
x Vermijd spanlijnen die schots en scheef uitstaan, ze kunnen “hinderlijk” zijn
(hoewel je dit wellicht anders noemt als je ’s avonds met je frisgewassen
tandjes kennismaakt met de volgende piket). Je kan de stormlijnen ook naar
binnen spannen.

x Zet alle piketten op één rechte lijn. Dat zorgt ervoor dat het zeil gelijkmatig
gespannen wordt, maar ook dat er een logische afscheiding tussen piketten
en loopruimte is.

A. De Pauw Scouting Handboek 61


x Als je niet genoeg piketten hebt, kan je alle spanners aan één sjorbalk
vastmaken en die opspannen op twee (hoek-) piketten.

x Sla de piketten altijd zo dat de kracht haaks opgevangen wordt:

Zo moet het wel. Zo moet het niet.

x Sla op een houten piket enkel met een houten hamer en op een metalen
piket met een metalen hamer. Gebruik geen piketten van plastic.
x Ontspan ‘s avonds je spanlijnen als je ’s nachts regen of forse dauw verwacht
(want dan krimpt het zeil). Doe dit niet als er veel wind verwacht wordt. Span
‘s morgens de lijnen weer op, de warmte zal het zeil snel doen rekken.
x Graaf eventueel een greppel rond de tent zeker op matig hellend terrein, zo
wordt het water naar beneden afgevoerd. Let er dan wel op dat het water op
het laagste punt ook weer snel uit de greppel kan, anders krijg je toch nog
overstroming als de greppel opeens vol is.
x Zet in de tent altijd een emmer met zand om beginnende brandjes direct te
kunnen bestrijden.

A. De Pauw Scouting Handboek 62


.$03(1 .$03(5(1
.DPSHHUORFDWLH

Een goede kampplaats is belangrijk wanneer je ergens lang blijft. Er zijn een
aantal zaken waarmee je best rekening houdt. Natuurlijk is het onmogelijk om
aan alle onderstaande adviezen te voldoen, maar afhankelijk van de situatie kan
je meestal wel inschatten welke gebreken de nachtelijke rust verpesten.
(QNHOHDDQGDFKWVSXQWMHV

x Kies een vlak oppervlak: het is veel aangenamer om op een harde maar effen
rotsbodem te slapen dan op een zachte weide vol bulten. Ideaal is een effen
grond van bijvoorbeeld dennennaalden. Neem de tijd om even je grondzeil uit
te spreiden en de bodem te testen. Indien er geen vlakke grond voor handen
is, lig dan liefst zodanig dat je voeten lager liggen dan je hoofd.
x Kies een gebied dat zichzelf goed draineert: depressies in het landschap
kunnen voor onaangename verassingen zorgen bij een felle regenbui. Hou er
rekening mee dat tijdens een regenbui het water niet enkel langs de
oppervlakte stroomt, maar ook ondergronds. Wanneer je tent in een
depressie staat (bijvoorbeeld een oude bron), zal een greppel graven niet
veel helpen.
x Hou wanneer je veel regen verwacht rekening met de bodemtextuur: zandige
bodem draineert het water goed, leemgrond matig en klei slecht. Een tent op
kleigrond zal dus sneller in de problemen komen wat regen betreft.

Hoe de bodemtextuur bepalen:


x Neem wat bodemmateriaal en bevochtig het
x Probeer een bolletje te rollen van het materiaal Î lukt dit niet
dan is het een zandige bodem (voelt korrelig aan). Lukt het wel
ga dan door
x Probeer van het materiaal een worstje te rollen lukt dit niet:
zandige leem, lukt dit wel: ga dan door.
x Probeer het worstje om te buigen tot een hoefijzer: breekt het
dan gaat het om kleileem. Breekt het niet, dan is het
waarschijnlijk een kleibodem.

x Muggen: komen af op warme vochtige plaatsen.


x Hou rekening met de wind: zoek de beschutting van bomen. Maak best altijd
je tent zo goed mogelijk vast. Windloos weer kan midden in de nacht omslaan
naar stevige rukwinden.
x Kies indien mogelijk de heuvelrug die uit de wind ligt. Bij hoge heuvels of
bergen is dit ook een gebied in de regenschaduw van de berg: een zone die
meestal droger is.
x Kampeer minstens 60 meter van een meer of beek, in een dierrijk gebied. ’s
Nachts komen vaak (wilde) dieren drinken.
x Let op sporen van dieren: een modderige plek vol hoefafdrukken is meestal
af te raden.

A. De Pauw Scouting Handboek 63


x Kampeer liefst niet aan de top van een berg of heuvel: daar ben je
blootgesteld aan de bliksem, zet je tent iets lager op de helling.
x Koude lucht zakt naar beneden, waardoor het als een luchtkussen blijft
hangen in de bodem van een vallei. Dit kan zeker 3°C schelen, wat erg veel
is in een koude winternacht. Kampeer liever wat hoger op de helling.
x Richt je kamp naar het Zuiden, zodat je maximaal van de zonnewarmte kunt
profiteren.
x Hou rekening met de natuur: kampeer bijvoorbeeld niet op beschermde
heidegrond, waar de vegetatie er jaren over deed om te groeien.

+HWRSERXZHQYDQHHQNDPSSODDWV WHQWHQNDPS 

:HUNZLM]H

Denk eerst even na over wat je nodig zult hebben tijdens je verblijf. Overweeg of
je (sjor)plannen haalbaar zijn. Begin eerst met de meest noodzakelijke (maar
vaak minst leuke) dingen. Ervaring leert dat na een dag sjorren en graven de fut
er wat uit is. Een mogelijke lijst met op te zetten zaken is de volgende (volgens
prioriteit):
x Tent opzetten
x HUDO graven en sjorren
x Tafelvuur + vuurshelter + mogelijkheid om patrouillekoffer droog te zetten
x Afvalput
x Tafel + shelter erboven
x Greppels voor tent
x Afgietputje
x Extra’s: zitbankje, zithoek, omheining,

$OJHPHQHWLSV

x Hou rekening met de dominerende


windrichting: bouw HUDO en afvalput
windafwaarts van het kamp.
x Bouw de HUDO (liefst zo verscholen
mogelijk) op respectabele afstand van
het kamp.
x Graaf de afvalput ver genoeg om stank
te vermijden, maar ook niet te ver
zodat deze makkelijk gebruikt kan
worden.
x Graaf een afgietputje ergens waar niet
veel gelopen wordt, dicht bij het vuur.
x Zorg voor een plaats waar je
brandhout droog kan stapelen
x Een voorbeeld van een ‘ideale
patrouillehoek’ uit het Jong verkenners
handboek (1961) vindt je hiernaast.

A. De Pauw Scouting Handboek 64


9XXUPDNHQ

7KHRULH

Vuur ontstaat enkel als deze drie elementen


verbonden zijn. Om te blussen, haal je één
van de drie weg (bv. door een deken over het
vuur te gooien haal je het element "zuurstof"
uit de verbinding, enz...). Om vuur te maken
moet je dus juist zorgen dat je de drie bij
elkaar krijgt en houdt
%UDQGEDUH VWRI , de "brandstof" dus: Alle
energie die bij verbranding vrijkomt, is
afkomstig van de zon (hout, turf, steenkool,
gas, olie… ). Hoe meer zonne-energie de
brandstof bevat, hoe meer warmte er bij
verbranding vrijkomt. Daarom geldt: hoe
harder het hout, hoe langer het heeft moeten
groeien, hoe meer zonnewarmte het heeft opgevangen, hoe meer warmte het
geeft bij verbranding. Daaruit volgt dat licht en harshoudend hout, meestal
afkomstig van snelgroeiende boomsoorten snel vuur vat, veel vlammen geeft,
vlug opbrandt en weinig as geeft. Gebruik daarom licht en harshoudend hout
(berk, populier, spar, lork en den) om het vuur aan te steken en hard en zwaar
hout (olm, eik, kastanje) om het vuur te onderhouden.
=XXUVWRIDroge lucht bevat in normale omstandigheden ongeveer 21 % zuurstof
(O2) die zich tijdens de verbranding verbindt met de brandstof (CH-) tot water
(H2O) en CO2 (of het gevaarlijke CO bij onvolledige verbranding). Voldoende
luchttoevoer is dus van levensbelang en extra lucht door wind of blazen zal de
vlammen aanwakkeren.
:DUPWH, de "ontstekingsbron": Om de reactie "vuur" op gang te brengen, heb je
warmte(ontsteking) nodig. Eens het vuur brandt, wordt warmte een gevolg van
het proces. De ontstekingswarmte kun je halen uit lucifers, een aansteker, een
vergrootglas (waarmee je zonnewarmte bundelt), vuurstenen, wrijvingswarmte
(bv vuurboog)...


'HSUDNWLMN

Zoek, voor je begint, voldoende aanmaakhout, iets dikker en dik,


hard hout. Verwijder al het brandbaar materiaal (mos,
ondergrondse wortels...) op de plek waar je vuur wil maken. Als je
stenen gebruikt om de vuurplaats af te bakenen, gebruik dan
droge stenen (geen leisteen of stenen uit een rivier of beek, die
kunnen bij verhitting ontploffen door ingesloten water dat opwarmt
tot stoom!).
Zet een stokje rechtop in de grond, stapel daar rond zeer dun, droog en zacht
hout, eventueel bast van berk en een paar droge dennenappels. Blaas heel
voorzichtig vanaf het moment dat je het begin van een vlam ziet. Leg aan de
buitenkant iets dikker hout bij maar zorg ervoor dat er nog genoeg zuurstof bij de
vlammen kan. Eindig met harder hout als het vuur éénmaal brandt.


A. De Pauw Scouting Handboek 65


6RRUWHQYXXU

x ,VRODWLHYXXU Platform van stammetjes op de grond met daartussen een


vlechtwerk, vervolgens een laag zand, pas daarop het vuur.

x 3DJRGHWDIHOYXXU Piramide met ingekeepte stammetjes (zie tekening),


daarop een platform en dat weer afgedekt met zand.
x 7DIHOYXXU Vuur op een geconstrueerde tafel, de lucht zorgt voor de
gewenste isolatie.

x .ULEEHYXXU Het veiligste type tafelvuur. Op de warmste plaats is het zand


het dikst.
x 7HHSHHYXXUTypisch aanmaakvuur.

x 6WHUYXXUHout in stervorm, vuur in het centrum. Blijft lang branden maar je


moet het hout telkens opschuiven. De warmte is regelbaar en het vuur is
geschikt om één pot op te koken.
x -DJHUVYXXUTwee stammen of stenen in de lengterichting van de wind. Zeer
geschikt om op te koken, eenvoudig en snel.

x 5HIOHFWRUYXXUVuur met aan de achterkant een muurtje van bv. balken. De


warmte wordt gereflecteerd en maakt dit vuur zeer geschikt voor braden of
grillen.
x 6OHXWHOJDWYXXU: Grote keien in de vorm van een sleutelgat. Vuur in het ronde
deel, as in het lange. Stabiele warmte op de as maakt dit vuur zeer geschikt
om op te koken.

A. De Pauw Scouting Handboek 66


x :DDNYXXU Om ‘s nachts te laten branden. Twee stevige balken zorgen er
voor dat de brandende takken niet wegrollen. Indien je het hout dicht op
elkaar stapelt en hard hout gebruikt, blijft dit vuur zeer lang branden.
x 3LUDPLGHYXXUVolle piramide van ingekeepte stammetjes. Brandt zeer lang.
x 3DJRGH RI EORNKXWYXXU Typisch "kampvuur". Hout gestapeld als blokhut
met in het midden een teepeevuurtje. Geeft veel warmte en licht maar brandt
vrij snel.

x *UHSSHOYXXUGreppel of goot in de grond, windrichting in de lengterichting.


Kan recht of in kruisvorm. Geschikt om op te koken. Als de greppel in een T-
vorm wordt gegraven spreken van een T-vuur.
x 'DNRWDYXXUTunnel in de grond (dit kan enkel als de grond voldoende stevig

is). De lucht gaat er langs de ene pijp in, het vuur langs de andere kant. Zeer
"zuinig" vuur, warmte wordt optimaal gebruikt. Let op voldoende
luchtdoorvoer, anders stikt je vuur. Als je nog een schoorsteen op de vuurpijp
zet, heb je een Yukonkachel.

x %HUPYXXUMet een berm als natuurlijk reflectie-effect.

A. De Pauw Scouting Handboek 67


+HWYXXUDDQVWHNHQ DOWHUQDWLHYHPHWKRGHV 

'HYXXUERRJ
Eén van de oudste methodes om vuur te maken, is de vuurboog. Die bestaat uit
een boog, een spil, een plankje, een klosje en boomschors. Het principe is
eenvoudig: door twee stukken hout tegen elkaar te wrijven, produceer je hitte. De
praktijk is echter andere koek. Deze manier van vuur maken vraagt dan ook heel
veel oefening.

De onderdelen van de vuurboog:


x De boog: Een stevige, houten boog van ± 75 cm lang met een lederen veter
als boogpees.
x Het plankje: Een plankje (1,5 cm dik, 5 à 10 cm breed) van een zachte
houtsoort (niet harshoudend!) met een V-vormige inkerving en in de punt van
de V een klein kringputje (uitholling).
x De spil: Een spil (15 à 30 cm lang en 1,5 à 2 cm dik) van een hardere
houtsoort met aan één kant een botte punt.
x Het blokje: Een halfrond blokje met aan de binnenkant een ijzeren dekking
(bv. vingerhoed) of een steen met daarin een kuiltje.
Enkele succesvolle houtcombinaties:
6SLO   3ODQNMH
wilde kastanje linde, klimop
klimop klimop, populier
notelaar populier, klimop, notelaar, berk, linde
Het ontstekingsmateriaal:
Bv. droge boomschors, fijn droog gras, uitgerafeld touw, oud vogelnestje …
onder het plankje aan de inkeping.
Het vuurwrijven:
Leg het plankje op het ontstekingsmateriaal. Zet de spil op het plankje (net in de
punt van de V) en leg daarop het halfronde blokje (of de steen) om de spil op zijn
plaats te houden. Blokkeer het plankje met de linkervoet. Sla de boogpees een
slag om de spil. Kniel op de rechterknie, plaats de linkervoet tegen de spil en hou
het uiteinde van de boog met de rechterhand vast. Beweeg de boog geleidelijk
vlugger en let erop dat je lange, regelmatige halen maakt. Hou de spil loodrecht
op het plankje!
Als je de spil onophoudelijk ronddraait, boort ze zich in de holte. Daardoor
ontwikkelt zich (hopelijk) geleidelijk aan rook. Als de rook wit wordt, heeft zich in
de inkeping in het plankje een begin van vuur gevormd. Geef dan een lichte tik
op het plankje om het vuur op je ontstekingsmateriaal te doen vallen. Neem nu
de ontstekingsbrandstof in beide handen, sluit ze tot een kommetje en blaas tot
er een vlammetje ontstaat. Steek daarmee je vuur aan.
Het wereldrecord ligt op vijf seconden. Doen!

A. De Pauw Scouting Handboek 68


9XXUPDNHQPHWHHQOHQV
Sterk, direct zonlicht gebundeld via een lens op een vast punt, kan voldoende
hitte produceren om je ontstekingsmateriaal te doen ontvlammen.

0HWHHQEDWWHULM
Neem een batterij en een stuk staalwol. Hou beide contacten tegen de staalwol.
Deze zal opgloeien en voldoende hitte produceren om ermee je
ontstekingsmateriaal aan te steken.


(HQNDPSYXXUPDNHQ

9UDDJDOWLMGWRHVWHPPLQJDDQGHSODDWVHOLMNHDXWRULWHLWHQ ERVZDFKWHULVGH
DDQJHZH]HQSHUVRRQ DOVMHHHQNDPSYXXUZLOPDNHQ
Aandachtspunten vooraf:
x Hou rekening met de afstand tot de bosrand (minimum 100 meter, tenzij
anders afgesproken).
x Wees bij droogte extra voorzichtig. Bij extreme droogte is het verboden om
vuur te maken!
x Overdrijf niet met de grootte van het kampvuur. Hou het geheel overzichtelijk
en veilig.
x Let op de ondergrond: heide of bosgrond (pas gerooid bijvoorbeeld) kunnen
ondergronds doorbranden.
x Baken altijd je kampvuur af. Stenen (niet uit de rivier of het meer
(explosiegevaar!)) of dikke houten balken zijn voldoende. Het belet dat het
vuur uitbreidt en er is een duidelijk grens voor de omstanders.
x Zorg dat er altijd blusmateriaal in de directe omgeving is. Zorg dat iedereen
weet waar exact en hoe ze het moeten gebruiken.

Het pagodevuur is een vuur dat uitermate geschikt is voor een kampvuur. Het
heeft de vorm van de oosterse pagodetempels en geeft door de spitse vlam
uitzonderlijk veel licht. Die vlam ontstaat door de bouwvorm van het pagodevuur
die dezelfde eigenschap heeft als een schoorsteen. Als je het vuur aansteekt,
ontstaat er een warme luchtkolom die opstijgt waardoor er vanonder af verse
zuurstof wordt aangezogen. Dit natuurkundig verschijnsel zorgt voor snelle
verbranding. Je hoeft dus niet te wapperen of te blazen.
Een vuur waarvan de pagode een hoogte heeft van ongeveer 1,5 meter brandt,
zonder bijvullen, ongeveer een uur, afhankelijk van de houtsoort die je gebruikt
en de vochtigheid van het hout.

'HIDNNHO

Het voordeel van een kampvuur aansteken met een fakkel is dat het eigenlijk
nooit mislukt. Een fakkel kan je maken met eenvoudige middelen.
Je hebt nodig:
x een stevige stok van ongeveer 1 meter lang;
x een katoenen lap;
x metaaldraad (zonder plastic laag).
x aluminiumfolie
x lampolie of petroleum.

A. De Pauw Scouting Handboek 69


Wikkel de katoenen lap om de stok totdat je een bol krijgt met een doorsnede van
ongeveer 10 centimeter. Doe dat over een lengte van 20 centimeter. Trek de stof
niet te strak aan; anders zuigt die zich straks moeilijk vol met brandstof. Doe het
ook niet te los, want dan valt de fakkel uit elkaar.
Draai om de bol een aantal malen een ijzerdraad. Wikkel enkele lagen
aluminiumfolie strak onder het onderste deel van de bol. De folie dient ervoor dat
de olie niet naar onder kan lekken.
Zet de fakkel een uur voor je activiteit ondersteboven in een blik petroleum. Laat
hem vervolgens 10 minuten uitlekken en hij is klaar voor gebruik.

+HWJHVFKLNWHKRXW

Onderstaande tabel geeft van de meest voorkomende houtsoorten hun


brandeigenschappen.

A. De Pauw Scouting Handboek 70


6,*1$/(1 &2'(7$$/
,QWHUQDWLRQDOHVLJQDOHQ

$OSLHQ1RRGVLJQDDO

1RRGVLJQDDO Geef zes signalen per minuut, pauzeer 1 minuut, en herhaal.


(SOS is ook algemeen erkent, zie bij morse).

222222±PLQXXWSDX]H±222222

$QWZRRUGHQom te antwoorden op een (nood)signaal: drie signalen per minuut,
gevolgd door een minuut pauze, dan opnieuw drie signalen in een minuut.

222±PLQXXWSDX]H±222

*URQG±OXFKWFRPPXQLFDWLH

De tekens die je op de grond maakt (met takken, stenen, in zand tekenen, … ),


dienen minstens 1 meter breed en 6 meter lang zijn. Groter mag, maar hou je
aan de 1 op 6 verhouding. Zorg dat het teken goed contrasteert met de
ondergrond en (uiteraard) goed zichtbaar is vanuit de lucht.

/LFKDDPVWDDOYRRUYOLHJWXLJHQ

Wanneer het vliegtuig dicht genoeg is, zodat de piloot je kan zien, gebruik dan
volgende gebaren:

Affirmatief (Ja) Negatief (Nee)

A. De Pauw Scouting Handboek 71




$QWZRRUGYDQYOLHJWXLJ

A. De Pauw Scouting Handboek 72


0RUVH

+HWDOIDEHW

De Amerikaan Samuel Morse bedacht een eenvoudige seincode die bestaat uit
korte en lange signalen, de morsecode.
Voor elke letter van het alfabet, bestaat een code. Als ezelsbrug is voor elke
letter een woord bedacht waarbij de lettergrepen van dat woord precies
overeenkomen met de morsecode voor die letter. Bevat de lettergreep een o dan
wordt aan de code een streep ‘-‘ (of lang) toegevoegd. Zoniet dan wordt een
punt ‘.’ (of kort) toegevoegd. Wanneer morse genoteerd wordt, komt tussen elke
letter komt een / en tussen elk woord een //.

Volgende tabel kan helpen als voor het onthouden van de verschillende
morsecodes.
A a’toom 
b bok’ken’wa’gen «
c co’ca’co’la 
d do’re’mi / dok’wer’ker 
e Eend 
f Fruit’ver’kop’er 
g groot’moe’der 
h Hek’ken’spring’er «
i ie’mand 
j Jan’oor’dom’oor 
k ko’mer’loos 
l li’mo’na’de 
m mo’tor 
n noor’den / no’ten 
o oor’logs’vloot 
p pap’school’lo’per 
q quo’quo’ri’quo 
r re’vol’ver 
s sa’la’mi «
t tom 
u u’ni’form 
v ver’ken’ners’troep 
w weer’wolf’jong/ weer’op’komst 
x xou’da’nie’doen / Zonder Zero 
y york blijft toch york 
z Zons’on’der’gang 

A. De Pauw Scouting Handboek 73


'HFLMIHUV

1 
2 
3 
4 
5 
6 
7 
8 
9 
0 

(QNHOHVWDQGDDUGEHULFKWHQ

SOS  = Noodsignaal (save our souls)


EEEE  = fout in vorig bericht
AR  = einde bericht
R  = boodschap ontvangen

'HPRUVHPROHQ

Omdat het nogal omslachtig is om via bovenstaande lijst een code om te zetten
in de oorspronkelijke boodschap is er de morsemolen. We overlopen de codes
teken per teken en al naar gelang we een punt of een streep vinden volgen we
de weg op de morsemolen. Begin bovenaan in het midden (Bij T of E) en volg de
lijnen in de juiste richting.

9RRUEHHOGvoor de code ‘µ gaan we over de E en de I en vinden we de U.

A. De Pauw Scouting Handboek 74


'HVHPDIRRU

Er wordt gebruik gemaakt van twee duidelijk zichtbare vlaggen (meestal wit met
rood). Met elke letter komt een positie overeen van de twee vlaggen. Verder
bestaat er een start- en stopteken en een teken om aan te geven dat er een fout
gemaakt werd in het bericht.

A. De Pauw Scouting Handboek 75


72&+77(&+1,(.
.OHGLQJKHWODJHQSULQFLSH

Kleding heeft ongetwijfeld meerdere functies, maar het is vooral bedoeld:


x als bescherming tegen verwondingen (stevige schoenen tegen scherpe
takken, een stevige uniformbroek tegen brandnetels en braamstruiken … );
x om de lichaamstemperatuur op peil te houden (warmte bij kou, koelte bij
hitte).

Het gevoel van warmte of kou is subjectief. Het wordt niet enkel bepaald door de
omgevingstemperatuur, maar ook door het energieverbruik binnen je lichaam. Zo
heeft iemand die hardloopt het warmer als iemand die stilzit.

Koude is ook relatief, de windsnelheid kan het koudegevoel (in het engels “the
wind-chill factor”) versterken. Tien graden Celsius voelt bij windstilte aan als tien
graden Celsius. Maar met een windsnelheid van ruim 40 km per uur, voelt het
aan als min twee graden Celsius. Zo kan min zeven aanvoelen als min dertig, als
de wind met een snelheid van 56 km per uur waait.

7LSV
x Bij koud weer is er één gouden regel: werk in lagen. Liever verschillende
dunne lagen boven elkaar, dan één hele dikke jas over je T-shirt. Krijg je het
door fysieke inspanning te warm, dan kan je een laagje uitschieten.

x Uiteraard zorg je voor een waterafstotende bovenlaag, want regen hoort altijd
tot de mogelijkheden. Waterafstotend wil niet zeggen waterdicht. Je lichaam
produceert immers voortdurend zweet en dat moet kunnen verdampen of
opdrogen, anders word je kletsnat en rillerig. De verdampende vloeistof
onttrekt namelijk warmte aan je huid. Een goed idee is een eenvoudige
“poncho” , bv. een regenzeil voor een fiets , om over jezelf én je rugzak te
hangen.
x Koude, natte voeten doen je bijzonder snel en onaangenaam afkoelen. Zorg
dus ook voor waterafstotende en ademende schoenen. Vermijd rubberen
laarzen. Ze zijn waterdicht, waardoor je er behoorlijk in kunt beginnen
zweten.

A. De Pauw Scouting Handboek 76


x Ook een muts of kap is absoluut noodzakelijk bij grote koude, want je hoofd is
goed voor 1/7 van je totale lichaamsoppervlakte en 25% van de
lichaamswarmte ontsnapt via het hoofd.
x Als je tijdens een pauze gaat zitten, zorg dan voor isolatie tussen jezelf en de
koude grond (een matje is al een goed begin).
x Ook voeding speelt een belangrijke rol bij lichaamstemperatuur. Soms zal
een boterham je meer deugd doen dan een extra trui

2QWKRXGGXVGLW
x Liever veel dunne lagen dan één dikke.
x Warm blijven is eenvoudiger dan terug moeten opwarmen.
Droog blijven is dikwijls gelijk aan warm blijven.

5XJ]DNNHQ

7LSV RSPHUNLQJHQELMDDQNRRSYDQHHQUXJ]DN

9ROXPH JHZLFKW
Een doorsnee rugzak die gebruikt wordt voor trektochten heeft een inhoud van
50 à 80 liter. En weegt 13 tot 23 kilo. Afhankelijk van je eigen conditie en
lichaamsbouw. Niet iedereen kan 20 kilo meezeulen. Let ook op het gewicht van
de rugzak zelf: ze zijn er van 2 tot 4 kilo, wat een heel verschil is.

'UDDJFRPIRUW
x Test een rugzak liefst met het gewicht dat je op reis wilt dragen, vraag in de
buitensportzaak desnoods om er wat gewicht in te steken.
x Let vooral op de UXJOHQJWH (de afstand tussen de heupband en de
schouderbanden). Deze is belangrijk om het gewicht zo goed mogelijk te
verdelen over heupen en schouders. Bij sommige rugzakken kan je de
ruglengte wijzigen. Het mechanisme om deze te wijzigen moet niet meteen
goed bereikbaar zijn (meestal verstel je de ruglengte niet zo veel), maar wel
stevig genoeg, zodat de banden niet verschuiven.
x Let erop dat de rugzak goed aansluit tegen de rug. Hoe meer ruimte er is
tussen rug en rugzak, hoe groter de trekkracht op de schouders is. Softpacks
sluiten over het algemeen beter aan tegen de rug dan rugzakken met een
frame.
x De heupband en schouderbanden zijn erg belangrijk. Zorg ervoor dat ze niet
te breed zijn, maar wel stevig genoeg (zeker de heupband) en ook niet te
dun. Kies in ieder geval een rugzak met borstbandjes en stabilisatiebandjes
(‘loadlifters’) aan de schouder- en heupband, zodat de druk regelmatig
verlegd kan worden.
x Let erop dat de banden gemakkelijk vast te klikken en te verstellen zijn en dat
ze niet te snel verschuiven.
x Let erop dat de polstering van de heupband niet te ver doorloopt; slanke
mensen kunnen de riem soms niet strak aantrekken waardoor ze het volle
gewicht van de rugzak op de schouders dragen.

,QGHOLQJ
x Kies voor een rugzak met voldoende zijzakken. Niks is zo vervelend als
telkens het grote vak van je rugzak te moeten doorzoeken. De zijzakken
kunnen er ‘standaard’ aanhangen, maar vaak kan je ook losse zijzakken aan
compressiebanden aan de zijkant bevestigen.

A. De Pauw Scouting Handboek 77


x Grote rugzakken hebben meestal een (afneembaar) klepvak voor dingen die
je vaak nodig hebt.
x Kies een rugzak waarbij je van twee kanten bij je spullen kan komen. De
slaapzak zal meestal onderin zitten (zie verder); let erop dat deze er zonder
veel gepruts in past. Ook bovenaan zou de rugzak ver open moeten kunnen,
zodat je snel spullen kunt vinden.

'XXU]DDPKHLG
x Let op het materiaal, de stiksels, de ritsen en de gespen: zijn ze stevig,
kunnen ze scheuren of breken?
x De bevestiging van de schouderbanden aan de rugzak moet verstevigd zijn:
de trekkrachten zijn hier het grootst.
x Veel rugzakken zijn tegenwoordig van cordura (nylon met een zware
coating). Toch zijn rugzakken zelden volledig waterdicht, zeker niet na
intensief gebruik. Om water buiten te houden zul je er een regenhoes bij
moeten kopen. Sommige rugzakken hebben een ‘ingebouwde’ regenhoes, in
een apart zakje dat meestal onder aan de rugzak zit.

(HQUXJ]DNJRHGLQVWHOOHQ

x Laad de rugzak vol met een gewicht dat in de praktijk gebruikelijk is


(minstens 10-15 kilo), en aarzel niet om dit aan de verkoper te vragen. De
pasvorm van een lege rugzak is niet goed te beoordelen. Let erop dat je de
zware spullen zoals brander, voeding en tent zoveel mogelijk tegen je rug
onder in het middencompartiment probeert te plaatsen. Dit bevordert het
draagcomfort aanzienlijk.
x Zet schouderbanden, heupgordel en de diverse instelbanden in een ruime
stand.
x Til de rugzak op, balanceer hem op je dij, werk de ene schouder onder de
schouderband en laat de andere schouder soepel volgen.

A. De Pauw Scouting Handboek 78


x Buig voorover en breng de heupgordel op de juiste hoogte. Deze moet zo
zitten dat hij voor ongeveer tweederde over het heupbot valt en voor
eenderde er bovenop rust (zie tekening stap1). Span de
heupgordelstabilisatiebandjes om de zak steviger tegen de onderzijde van de
rug te trekken.
x Trek vervolgens de schouderbanden aan (zie tekening stap 2) en span het
borstbandje. Controleer of de hoogte van het schouderbevestigingspunt goed
is. Ga hierbij zijdelings voor een spiegel staan. De hoogte is goed als de
schouderbanden tot ongeveer 5-10 cm onder het hoogste punt van je
schouders doorlopen. Is dat niet het geval, verstel dan de hoogte. Blijkt dat
niet goed mogelijk te zijn, kies dan een andere maat rugzak.
x Trek als laatste de loadfilters aan, de extra spanbandjes die vanaf de
bovenkant van de schouderbanden naar de rugzak lopen (zie tekening stap
3). Aan de plek waar de gespen van de loadfilters aan het rugpand zitten en
waar het verstevigde gedeelte (de aluminium staven) van het inwendige
frame ophouden, is te zien of de framelengte geschikt is voor jouw ruglengte
(zie tekening stap 4). Bij de ideale rugzak ligt deze plek zo’n 5-10 cm boven
de schouders. Is dit niet het geval, dan is de framelengte niet geschikt voor
jouw ruglengte en moet je gaan kijken voor een kleiner of een groter model.
De bevestiging van de loadfilters aan de schouderband moet ter hoogte van
het midden van je schouder zitten, of een beetje meer naar je borst. Zitten de
loadfilters op de juiste plaats, dan heb je in principe een geschikte rugzak in
handen.
x Controleer of de rugzak goed tegen de rug aansluit. Voor een optimale
aanpassing aan de vorm van je rug kun je bij een aantal rugzakken met
inwendig frame de aluminium staven uit het rugpand halen en met de hand in
de juiste vorm buigen.

A. De Pauw Scouting Handboek 79


+HWSDNNHQYDQHHQUXJ]DN

Of je nu op tocht of trekkamp vertrekt, voor een weekend of veertien dagen, een


rugzak komt er meestal wel aan te pas. En omdat het niet altijd even aangenaam
is om bij plots opkomende zondvloed je rugzak helemaal te moeten uitladen om
je regenponcho te vinden, geven we je hierbij enkele tips. Neem de tijd voor het
inpakken en probeer een vaste routine op te bouwen.

x Steek alles wat bereikbaar moet zijn tijdens de tocht (regenkledij, trui, kaart,
kompas, wc-papier, zakmes, lunchpakket,… ) op gemakkelijk bereikbare
plaatsen zoals de zijzakjes of het bovenste deel van je rugzak.
x Steek alles dat niet nat mag worden of kan lekken in aparte plastic zakken.
x Steek al wat je gebruikt om te slapen (tent, slaapzak, matje, … ) onderaan.
x Prop je kleren in ‘foedraaltjes’ (aparte zakjes). Dat bespaart plaats en je vindt
sneller wat je zoekt. Opgerolde kleren nemen minder plaats in en kreuken
minder snel in de rugzak.
x Steek zware stukken liefst op schouderhoogte en zo dicht mogelijk tegen je
lichaam, zo komt het zwaartepunt van je rugzak zoveel mogelijk overeen met
je eigen zwaartepunt. Als je zware stukken hoger steekt, verlies je je
evenwicht. Als je ze lager steekt, belast je je heupen teveel en hindert de
rugzak je bij het stappen. Let wel: als je gaat skiën of klimmen met een
rugzak, dan ligt je zwaartepunt lager en moet de zware last dus zo laag
mogelijk zitten. Test je evenwicht altijd even uit voor je aan acrobatische
toeren begint.
x Hang zo weinig mogelijk aan de buitenkant van je rugzak. Anders word je te
vaak uit evenwicht gebracht en belast je je rug- en beenspieren meer dan
nodig. Vermijd ook loshangende voorwerpen. Ze kunnen jou en anderen
verwonden en ervoor zorgen dat je ergens aan blijft haken. Daardoor raak je
bijvoorbeeld niet op tijd uit de trein of val je. Je slaapmatje en de tentstokken
kan je eventueel wel met de daarvoor voorziene riempjes aan de buitenkant
van de rugzak vastmaken. Maar opbergen in de rugzak blijft het beste.
x Vermijd scherpe of harde voorwerpen aan de rugzijde of tegen de
rugzakwand.
x Laat de verschillende zaken in je rugzak nauw aansluiten zodat er geen
holtes ontstaan. Elke holte is namelijk verloren plaats en kan je evenwicht
verstoren.

A. De Pauw Scouting Handboek 80


*(5$$'3/((*'(%5211(1
%RHNHQ

Aichele, Schwegler, Zahradnik, Cihar., 'HJURWH7KLHPHGLHUHQHQSODQWHQJLGV,


Thieme Baarn, Stuttgart, 1992, pp. 812.
Alders, J.C., -RQJHQVHQQDWXXUNXQGH, W.J. Thieme & Cie, Zutphen, 1941, pp.
266.
Davis, B., 6$66XUYLYDOJLGV±GHEDVLV, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 2002, pp.
160.
De Bakker, A., +DQGERHNEHUJZDQGHOHQHQWUHNNLQJ, De Tijdstroom BV, Utrecht,
1997, pp. 324.
Lehr, P. E., Burnett, R. W., Zim, H. S., 1DWXXUJLGV YRRU KHW ZHHU HQ GH
ZHHUVYRRUVSHOOLQJLQNOHXUHQ, Zuid- Nederlandse Uitgeverij, Antwerpen, 1960,
pp. 144.
McManners, H., +HWFRPPDQGR6XUYLYDO+DQGERHN, Kosmos-Z&K Uitgevers,
Utrecht/Antwerpen, 1993, pp. 192.
Nehberg, R., GHNXQVWYDQKHWRYHUOHYHQ±RQGHUPRHLOLMNH]ZDUHHQ
RQYHUZDFKWHRPVWDQGLJKHGHQ, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1982, pp. 299.
Van Kampen, H. C. A., Frijlink, C. H., =HLOHQYRRUGHEHJLQQHU, P. N. Van Kampen
& Zoon N.V., Amsterdam, 9e druk, pp. 99.
Wiseman, J., 6XUYLYDO+HW6$6KDQGERHN, Zomer & Keuning Boeken B.V.,
Ede, 1988, pp. 287.
Zim, H. S., Baker, R. H., 1DWXXUJLGVYRRUGH6WHUUHQZHUHOGLQNOHXUHQ, Zuid-
Nederlandse Uitgevrij, Antwerpen, 1965, pp. 144.

$QGHUH

Kronemeijer, A., 5RHLHQ YRRU ]HHYHUNHQQHUV ± LQVWUXFWLHERHNMH YRRU &:2


URHLHQ URHLHQ LQ /HOLHYOLHW HQ DOOHV ZDW GDDUELM NRPW NLMNHQ, Nautische
adviescommissie van Admiraliteit 12 ‘Nederlands Midden’, Utrecht, 2001, pp.
95
Maki, Kariboe, Kobra, Reiger, Teervoet, De Menapiërs (39e F.O.S. Brugge),
2003.
Vandewalle, R., Het Jongverkenners handboek, i.s.m. Het Commissariaat voor
Verkenners, 1961, pp. 194.
Verstraeten, G., Paulissen, E., Cursus Fysische Geografie, Katholieke
Universiteit Leuven, 2003.
Verstraeten, G., Cursus Topografie, Katholieke Universiteit Leuven, 2003.

A. De Pauw Scouting Handboek 81


:HEVLWHV

http://www.adepauw.be
http://www.bomenoverleven.nl/bomeninfo.htm, (26-03-’05).
http://vvksm.be
http://knopen.scouting.nl/
http://www.scoutingpaulus.nl/technieken/
http://www.scoutquest.com/nl/scout/tech/index.shtml
http://www.buckskin.org/Resources/Outdoor/Pioneering.htm
http://www.asadventure.com
http://www.wilderness-survival.net/chp19.php
http://www.geuzennest.nl/kampen.htm

A. De Pauw Scouting Handboek 82

You might also like