You are on page 1of 74

Merijn Langkamp

De ambachtelijke goochelaar
Merijn Langkamp 22-02-2022
Merijn Langkamp
Klas 12G

Begeleid door
Meneer K. Timm

Ontwerp kaft door


Merijn Langkamp

Geprint op
25 februari 2022

Gedrukt in
Nijmegen

In opdracht van
Karel de Grote College
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave ........................................................................................................... 6
Inleiding ...................................................................................................................... 1
Voorwoord............................................................................................................... 1
Onderzoeksaanpak ................................................................................................. 2
Deel 1: Het goochelambacht ...................................................................................... 5
De geschiedenis ..................................................................................................... 7
Het ambacht in het hier en nu ............................................................................... 13
Verschillende vakgebieden ................................................................................ 13
Grootse Goochelaars ........................................................................................ 16
Deel 2: Mijn weg ....................................................................................................... 19
Hoe maak je het onmogelijke mogelijk? ................................................................ 21
De geheime werking .......................................................................................... 22
Het overdragen van geheimen .......................................................................... 22
Het ontstaan van geheimen ............................................................................... 24
Wiskunde met de faro shuffle ............................................................................ 26
Van wiskundige principe naar truc ..................................................................... 28
Mijn monoloog ................................................................................................... 30
Oefenen, oefenen, oefenen… ........................................................................... 32
Toeschouwers verwonderen ................................................................................. 35
In het brein van de toeschouwer ....................................................................... 36
Meer dan een goocheltruc ................................................................................. 38
Het vergroten van de impact ............................................................................. 41
De structuur van een optreden .......................................................................... 43
De zeven magische sluiers ................................................................................ 45
Mijn weg ................................................................................................................ 49
Liefde voor wat je doet ...................................................................................... 49
Kennis ............................................................................................................... 49
Moeite................................................................................................................ 50
Energie .............................................................................................................. 50
Waarheid ........................................................................................................... 51
Innerlijke wereld ................................................................................................ 52
Liefde voor je publiek......................................................................................... 52
Slot ........................................................................................................................... 53
Evaluatie ................................................................................................................... 55
Bronnen .................................................................................................................... 57
Bibliografie ............................................................................................................ 57
Commentaar bij enkele bronnen ........................................................................... 58
Arturo de Ascanio .............................................................................................. 58
Pieten, Pakjes & Problemen .............................................................................. 58
Conjuringarchive.com ........................................................................................ 58
Geniimagazine.com ........................................................................................... 58
Themagiciansforum.com ................................................................................... 58
Terminologie ............................................................................................................. 59
Bijlages ..................................................................................................................... 61
Zwendelaar of goochelaar ................................................................................. 61
Vragen en antwoorden vragenformulier ............................................................ 62
Inleiding
Voorwoord
Jarenlang heb ik rondgesnuffeld in de wereld van kaarttrucs. Hoe ik hier terecht ben
gekomen weet ik niet, dat ik hier nooit meer weg wil, weet ik wel. Inmiddels ben ik
geen man meer die simpelweg enkele kaarttrucs kent, maar een amateurgoochelaar.
Met een uitrusting van vingervlugheid en principes heb ik al veel onmogelijk lijkende
trucs gerealiseerd. Op een basisschool heb ik een show van veertig minuten
gehouden voor een overvolle klas onbekende kinderen. Bekenden heb ik
omvergeblazen met trucs waar ze vandaag de dag nog steeds hoofdpijn van hebben.
Toch voelt mijn uitrusting nog onzeker en ongeoefend. Ook besef ik dat er
goocheltheorieën zijn die ik niet toepas bij mijn optredens. Deze theorieën gaan over
de redenen waarom trucs werken en hoe je ze moet presenteren. Goochelen ben ik
gaan zien als een ambacht dat ik nog lang niet doorgrond heb. Dit eindwerkstuk is de
uitgelegen kans om hier eindelijk eens grote stappen in te gaan zetten.
Dit ga ik onder andere doen door literatuur te lezen. Thuis op de boekenplank
heb ik nog enkele boeken die staan te popelen om gelezen te worden. Voorheen kon
ik hier geen tijd voor vinden. Is het niet geweldig dat dit nu voor school zal moeten?
Boeken als Designing Miracles en Strong Magic van Darwin Ortiz zullen belangrijke
inzichten geven. Hierin staan namelijk geen methodes voor goocheltrucs, maar
talloze ideeën over goocheltheorie. Nog meer zin heb ik in de werken van de briljante
man Juan Tamariz. Onder de Spaanse bevolking staat hij bekend als een
eigenaardige man die iedereen betovert in een magische sfeer, onder goochelaars
staat hij bekend als de Leonardo Davinci van onze tijd. Er zijn vele intrigerende
figuren in de goochelwereld, waarvan sommige zeker nog aan bod zullen komen.
Nog belangrijker dan inlezen is oefenen in de praktijk. Om meer te worden dan
een amateurgoochelaar zal het noodzakelijk zijn om veel op te treden. Hierdoor kan
ik reflecteren op wat er beter kan en theorie proberen toe te passen. Hopelijk zal dit
reflecteren ook af en toe kunnen met een professionele goochelaar uit Groesbeek,
Ferry Gerats. Hem heb ik ontmoet op themagiciansforum.com, een internationale
website. Een uitnodiging bij hem thuis resulteerde in een ontmoeting met een oude
ervaren goochelaar in een huis volgepropt met goochelboeken.
Het leukste aan goochelen vind ik dat al mijn hobby’s hierin samenkomen. Zo
kan ik mijn creativiteit kwijt in acteren, teksten schrijven en routines in elkaar zetten.
Voor het bedenken van trucs kan wiskundige, natuurkundige, biologische en
scheikundige kennis erg handig zijn. (Al ligt bij kaarttrucs de focus vooral op
wiskundige of psychologische principes) De klimhal is een fijne plek om te oefenen
en klimtraining geven is de ideale manier om met een publiek om te leren gaan. Ook
dingen op de computer die ik leuk vind, zoals video’s monteren en websites
programmeren, komen tegenwoordig voor in het goochelvak. Ten slotte kan ik alle
andere dingen die ik leuk of interessant vind verwerken in de verhalende bekleding
rondom een routine, van de Ierse mythologie tot een klim op het schoolgebouw.
Goochelen is een ambacht dat ik voor de rest van mijn leven wil beoefenen.
Dit eindwerkstuk is de grondslag voor een lange reis van amateurgoochelaar naar
ambachtelijke goochelaar. Onvermijdelijk zal ik enkele methodes blootleggen om de
versteviging van mijn uitrusting toe te lichten. (Geheimhoudingsplicht voor de lezer)
Toch zullen vooral optredens en theorie antwoord geven op mijn hoofdvraag: hoe
word ik een ambachtelijke goochelaar?

1
Onderzoeksaanpak
De woordkeuze voor ‘ambachtelijk’ in plaats van ‘professioneel’ is doelbewust
gemaakt. Een professionele goochelaar zie ik als iemand die geld verdient met
goocheltrucs. Om jezelf ambachtelijk te noemen, is er echter meer nodig. Je komt
met je eigen trucs en probeert de verwondering van toeschouwers te begrijpen.

Hoe word ik een ambachtelijke goochelaar? Hier wil ik achter komen door mijzelf
onder te dompelen in de goochelwereld. Het werkstuk bestaat uit twee delen.

Deel 1: het goochelambacht


Het eerste deel gaat over het ambacht zelf. Ik ga boeken lezen over goochelen,
onderzoek doen op het internet en vragen stellen aan enthousiaste hobbyisten en
professionele performers.
Het eerste hoofdstuk gaat over de geschiedenis. Wat kan die ons vertellen
over het ambacht? Om dit te onderzoeken lees ik eerst het boek The Secret History
of Magic. Dan zoek ik waar nodig naar extra bronnen op het internet.
Vervolgens behandelt het tweede hoofdstuk het goochelen van het hier en nu.
Hoe ziet de goochelwereld er tegenwoordig uit? Op internet zoek ik naar bronnen die
mij hier meer over vertellen. Verder zoek ik informatie op in het boek How Magicians
Think van Joshua Jay en houd ik een enquête onder enkele leden van de website
themagiciansforum.com.

Deel 2: mijn weg


Dit deel van het werkstuk heet ‘mijn weg’ omdat de onderwerpen geïllustreerd
worden met persoonlijke ervaringen. Voorbeelden uit de praktijk zullen een grote rol
spelen bij het beantwoorden van de deelvragen. Ik ga zelf aan de slag met trucs
bedenken, aanpassen en opvoeren. Verder ga ik mij verdiepen in de goochelmaterie
door boeken te bestuderen, online lezingen/documentaires te bekijken en naar
bronnen te zoeken op het internet. Met de opgebouwde kennis ga ik mijn eigen
optredens analyseren.
Het derde hoofdstuk heeft de vraag “Hoe maak je het onmogelijke mogelijk?”
Het is helaas onmogelijk om alle mogelijkheden te behandelen. (Dat zijn er namelijk
te veel en dan zou ik een hoop klachten van plagiaat op mijn dak krijgen) Om toch de
vraag te beantwoorden, ga ik eerst onderzoek doen naar het ontstaan en de
overdracht van beroepsgeheimen. Daarna ga ik zelf aan de slag met het bedenken
en verbeteren van methodes. Tot slot ga ik kijken naar de verschillende leerfases die
leiden tot perfectie.
Het vierde hoofdstuk gaat over de verwondering van de toeschouwers. Hoe
kan je toeschouwers verwonderen? Dit hoofdstuk onderzoekt hoe je een truc meer
kan maken dan slechts ‘iets interessants’. Ik ga boeken bestuderen als Stong Magic
en Designing Miracles van Darwin Ortiz en The Magic Rainbow van Juan Tamariz.
De kennis die ik opdoe met het onderzoek verwerk ik hand in hand met de analyses
van mijn optredens.
In het laatste hoofdstuk vraag ik mij af: “En nu?” Hier beschrijf ik hoe ik mij als
goochelliefhebber heb verbeterd. Ben ik al een ambachtelijke goochelaar geworden?
Eerst schets ik mijn situatie aan het begin van het profielwerkstuk. Daarna beschrijf ik
mijn weg tijdens het profielwerkstuk. Vervolgens bedenk ik me hoe mijn weg vervolgd
kan worden. Door mijn situatie uit te schrijven met alle opgedane kennis, leg ik een

2
fundering om die ene vraag in het algemeen te beantwoorden: “hoe word je een
ambachtelijke goochelaar?”

In dit werkstuk worden veel goocheltermen gebruikt. Alhoewel de meesten waar


nodig worden toegelicht, zijn er enkele ‘basistermen’ die verward kunnen worden met
de letterlijke betekenis in de normale Nederlandse taal. Daarom wordt het
aangeraden om alvorens verder te lezen de terminologie door te nemen in de bijlage.

3
4
Deel 1: Het goochelambacht

Figuur 1: The Egyptian Hall

5
6
De geschiedenis
De eerste goocheltruc? Daarvoor moeten we duizenden jaren terug de tijd in, naar
de glansperiode van Grompie de Grote. Verveeld vond het ventje een steen. Vlug
verstopte hij hem tussen zijn vingers, weg was het steentje. Een wonder? Wellicht
wat vreemd, meer niet. Wel wonderlijk genoeg om mee bezig te blijven. Keer na keer
verdween de kiezelsteen weer. Hij voelde zich trots, wilde dat een ander het
aanschouwde. En zo geschiedde. Waar weinigen wisten hoe het steentje zo vlug
verdween, ontstond verwondering. Het begin van alles. Of toch niet?
Niemand weet waar of wanneer het goochelen begon. Toch kan het zoeken
naar het begin ons meer vertellen over het ambacht. Scheppingsverhalen zijn in feite
vormen van definitie. (Lamont & Steinmeyer, 2018) De verhalen uit de bijbel vertellen
dat de wereld een creatie van god is. Wetenschappelijke verhalen beschrijven de
aarde als samengeklonterde materie. Het verzonnen verhaal over Grompie vertelt
over verwondering, geschapen door een geheimgehouden methode. Het is een
mogelijk startpunt voor een lange geschiedenis.
In de wereld zou je twee soorten misleiding kunnen onderscheiden, die van de
zwendelaar en die van de goochelaar. Als de zwendelaar bezig is, hebben mensen
niet door dat ze misleid worden. (Althans, dat is het doel van de misleider) Neem
bijvoorbeeld een leerling die liegt dat hij te laat is omdat de fietsband lek was. Om de
conciërge hiervan te overtuigen, maakt hij zijn handen vies. Zo lijkt het alsof hij met
de fiets bezig is geweest. Zulke misleiding komt al van oudsher in de natuur voor.
Denk bijvoorbeeld aan de wandelende tak, een prooi die zich voordoet als tak en zo
ontsnapt aan roofdieren. Aan de andere kant heb je de misleiding van de goochelaar.
Hierbij weten mensen dat ze misleid worden, maar begrijpen ze niet hoe. Er lijkt iets
onmogelijks te gebeuren, wat leidt tot verwondering. Naar deze vorm van misleiding
gaan we kijken. Om mensen te blijven verwonderen, zijn goochelaars door de jaren
heen genoodzaakt geweest om zich aan een veranderend publiek aan te passen.
Door je te verdiepen in de geschiedenis van het goochelen, leer je het vak beter te
begrijpen. Daarom buigen we ons over de vraag ‘Hoe ziet de geschiedenis van het
goochelambacht eruit?’

Er zijn enkele aanwijzingen voor het bestaan van goochelaars in de oudheid. Echter
is weinig met zekerheid vast te stellen. Velen refereren naar de goochelaar Djedi uit
het oude Egypte voor de oudste vastgelegde goocheltruc. Hij hakte een ganzenkop
af en legde die neer aan de andere kant van de ruimte. Vervolgens stond het
ganzenlichaam op, waggelde weg en herenigde zich weer met zijn hoofd. Dit zou
Djedi hebben herhaald met een andere vogel en een os. Het verhaal is echter een
mythe, geen historisch feit. (Lamont & Steinmeyer, 2018) De eerste verhalen die
daadwerkelijk het bestaan van het goochelambacht lijken aan te tonen komen van de
oude Grieken. In een verzonnen verhaal van de Griekse schrijver Alphicron uit de
derde eeuw, ziet iemand een goochelshow. Hij snapt niet hoe het mogelijk is, maar
begrijpt wel dat de goochelaar iets gedaan moet hebben. Het is erg aannemelijk dat
dit verhaal is gebaseerd op een echt optreden. Het optreden in het verhaal is een
versie van de truc balletje-balletje. Op tafel staan drie bekers. Waar eerst een bal ligt
onder elke beker, liggen alle balletjes van het ene op het andere moment onder één
beker. Dan zijn ze nergens meer te bekennen, om vervolgens een voor een achter
de oren van toeschouwers te verschijnen. Vandaag de dag worden er nog steeds
versies van deze oeroude truc opgevoerd.

7
In de middeleeuwen waren vrijwel alle mensen gelovig. Mensen waren bang voor de
duivel en dachten dat hekserij bestond. Dit betekent echter niet dat ze bang waren
voor goochelende entertainers. Men kon een prima onderscheid maken tussen
hekserij en goochelen. (Lamont & Steinmeyer, 2018) Het boek The Discoverie of
Witchcraft uit 1584 van Reginald Scot schetst echter een beeld van middeleeuwse
mensen die de twee niet uit elkaar kunnen houden. Scot beschreef in zijn werk
mogelijke methodes voor trucs. Dit deed hij om aan te tonen dat er een natuurlijke
verklaring zat achter elk bovennatuurlijk fenomeen dat goochelaars lieten zien. De
misvatting uit het boek dat goocheltrucs werden gezien als echte magie is in latere
boeken massaal overgenomen.
In de middeleeuwen waren er met name performers die optraden op straat en
op markten. Een truc die vaak voorbijkwam was balletje-balletje. De Nederlander
Jheronimus Bosch legde dit spel vast op een
schilderij. Hij schilderde in 1502 L’escamoteur, frans
voor zowel ‘goochelaar’ als ‘zakkenroller’. Op dit
schilderij zie je een toeschouwer gefascineerd kijken
naar de opvoering van balletje-balletje, terwijl een
zakkenroller in het publiek actief is. Het
performersleven in de middeleeuwen was vaak hard
werken voor weinig, al zijn er enkele uitzonderingen.
Sommige goochelaars waren zeer succesvol en lieten
hun kunsten zien op de hoven van de machthebbers.
Figuur 2: L’escamoteur De roemruchtigste van allemaal is de Engelsman
William Vincent. Begin 17e eeuw was hij een goochelaar aan het hof van James 1, de
koning van Engeland. Waarschijnlijk heeft iedereen wel eens van hem gehoord,
alleen niet onder zijn normale naam. Zijn artiestennaam is wijd en zijd verspreid
geraakt als een magische uitdrukking: ‘Hocus Pocus’.
Alhoewel The Discoverie of Witchcraft verklaringen geeft voor de trucs van
goochelaars, bevat het geen uitgebreide instructies om ze zelf uit te voeren. Het
boek The Art of Jugling uit 1612 behandelt enkele trucs al iets uitvoeriger. De boeken
lijken geschreven te zijn vanuit het oogpunt van de toeschouwer. Hocus Pocus
Junior uit 1634 is het eerste werk dat de trucs beschrijft vanuit het oogpunt van de
goochelaar. (Swiss, 1997) De uitgebreide instructies uit dit boek stellen mensen in
staat om te leren hoe je de trucs moet opvoeren. Er volgden steeds meer boeken
waarin de geheimen achter trucs werden verteld. Dit zorgde ervoor dat goochelaars
voortdurend met iets nieuws moesten komen om relevant te blijven.
Begin 18e eeuw was de entertainerswereld veranderd. Het was bijna
onmogelijk om door te breken tussen de vele
performers. Van vuurspuwers tot
zwaardenslikkers, van dansende kalkoenen tot
koorddansers, de concurrentie was moordend.
Toch stak er een man met kop en schouders
boven de rest uit, de goochelaar Isaac
Fawkes. Net als de andere performers liet hij
buitengewone dingen zien. In zijn advertenties
kondigde hij van alles aan: “De kaarten uit het
spel veranderen in vliegende vogels!”, “Hij laat
een lege zak zien en haalt er vervolgens
honderd eieren uit!” Fawkes wist het publiek te Figuur 3: Isaac Fawkes
boeien door het onmogelijke op te voeren en te

8
vertellen hoe hij het deed. Niet de details, maar wel genoeg om het nieuwsgierige
publiek ten tijde van de verlichting aan te trekken. Hij zei dat zijn trucs mogelijk waren
door vingervlugheid. In 1726 werd gezegd dat zijn “vaardigheid met de handen
sneller was dan het oog”. Nu nog worden trucs vaak verklaard met vingervlugheid,
terwijl dit bij lange na niet het hele verhaal is.
Tijdens de verlichting kwam de wetenschap in een
versnelling. Met wetenschappelijk onderzoek werden
voorheen onbekende natuurkrachten blootgelegd en maakte
men grote stappen in de technologische ontwikkeling. Er
werd steeds meer mogelijk. Dit is natuurlijk een groot
probleem voor artiesten die het onmogelijke opvoeren. De
succesvolste goochelaars vonden manieren om hiermee om
te gaan. Ze gingen niet concurreren met de
wetenschappelijke wonderen, maar namen ze juist op in hun
shows. Zo wisten ze een steeds nieuwsgieriger publiek te
bevredigen. Aan het einde van de 18e eeuw was de grootste
Figuur 4: Giuseppe Pinetti goochelaar Giuseppe Pinetti. Zijn repertoire was een mix
van traditionele goocheltrucs met filosofische en
wetenschappelijke experimenten. Pinetti was een lid van diverse academische
verenigingen. Dit verhoogde zijn aanzien ten opzichte van andere goochelaars.
Jezelf onderscheiden van andere goochelaars kan ook
met marketing. Dat heeft John Henry Anderson in de 19 e eeuw
wel bewezen. Een uitzonderlijk talent op het gebied van
goochelen had hij niet, maar hij wist wel het publiek naar zich
toe te trekken. Anderson kon namelijk als geen ander gebruik
maken van de kracht van marketing. In de steden waar hij zou
gaan optreden waren grote posters te vinden. Hij noemde
zichzelf The Wizard of the North en hield grootschalige
campagnes. Op de posters beschreef hij overdreven zijn trucs
als ware wonderen. Hij hield zichzelf relevant door met zijn Figuur 5: Poster Anderson
reclame in te spelen op maatschappelijke gebeurtenissen.
In de 19e eeuw brachten goochelaars het vak van de straten naar het theater.
Het goochelen kreeg een elegantere
status, waarmee de gouden eeuw van
magie eind 19e eeuw zijn intrede deed.
Een goochelaar die bekend staat als ‘de
vader van de moderne magie’ is de
Fransman Robert-Houdin. Hij zou het
goochelen van de straat omgevormd
hebben in het elegante goochelen van
het theater. Zijn rol in deze ontwikkeling
is echter niet zo groot als hij zelf
beweerde. Robert-Houdin was niet de
grondlegger van de moderne magie.
(Lamont & Steinmeyer, 2018) Toch is
Figuur 6: Robert-Houdin deze mythe overgeleverd aan de
generaties erna.

9
Als gevolg van de industriële revolutie was de
maatschappij veranderd. De adel was minder
belangrijk geworden en met de opkomst van de
Bourgeoisie was er een rijke middenklasse
bijgekomen. In deze omstandigheden kwam er
vraag naar een nieuwere vorm van entertainment.
Deze behoefte werd bevredigd met grote theaters
waar het hele gezin naartoe kon. Gedurende de
gouden eeuw van het goochelen had het
goochelvak een hoog aanzien. Urenlange shows Figuur 7: Twee posters Harry Kellar
in het theater waren gebouwd rondom grootse
goochelaars. Performers konden met alle grote attributen uit hun goochelshow van
stad naar stad door middel van een nieuwe transportmogelijkheid, de trein. In deze
steden kondigden ze dan met grote posters aan dat ze eraan kwamen. Een man die
bijvoorbeeld gebruikt maakte van iconische posters was de fransman Alexander
Herrmann. Eind 19e eeuw toerde hij door Amerika en was hij hier de populairste
goochelaar, tot hij stierf in 1896. De volgende grote goochelaar van Amerika was
Harry Kellar.
Net als Alexander Herrmann en Harry Kellar waren er nog vele andere
bekende goochelaars in deze gouden eeuw van de magie. Zo had je bijvoorbeeld
Joseph Buatier de Kolta. Hij is de bedenker van vele trucs en illusies. Zo kwam hij
met The Vanishing Lady. In deze illusie zit een vrouw op een stoel en wordt ze
bedekt met een doek. Wanneer de goochelaar het doek wegtrekt, is ze verdwenen.
Deze illusie werd door vele anderen nagedaan. Het kopiëren van trucs gebeurde
veel vaker, met gevolg dat goochelaars continu met nieuwe dingen moesten blijven
komen.
Nog een succesvolle performer uit deze periode is Harry Houdini. Tussen alle
grote goochelaars wist hij het publiek te boeien als ‘de boeienkoning’. Zijn acts waren
een combinatie van vaardigheden, showmanschap en goochelarij. Nu nog,
generaties later, kent bijna iedereen zijn naam.
Waar de meeste goochelaars toerden van stad naar
stad, vestigden John Nevil Maskelyne en George Alfred
Cooke zich op één plek. Decennialang traden ze op in The
Egyptian Hall, een theater in Londen. Hier bedachten ze de
methodes van vele trucs en illusies, die vandaag de dag nog
steeds worden gebruikt. Hun trucs en illusies werden vaak
gekopieerd, net als de bedenksels van De Kolta. John Nevil
Maskelyne had een zoon, Nevil Maskelyne, die net als zijn
vader werkte als goochelaar in The Egyptian Hall. In 1904
gingen ze verder in een ander theater. Toen Cooke stierf,
ging John Nevil Maskelyne senior de samenwerking aan met
David Devant. In 1905 was David Devant de eerste
president van de prestigieuze club The Magic Circle, die
vandaag de dag nog steeds bestaat. Jaren later brachten
Nevil Maskelyne en David Devant het boek Our Magic uit, Figuur 8: David Devant
waarin ze pleitte om magie te benaderen als een kunst.
De illusionist Georges Méliès maakte eind 19e eeuw als pionier gebruik van de
cinema projector. Hij maakte de eerste films met speciale effecten. Later zou de film,
samen met de grote depressie, in de eerste helft van de 20e eeuw bijdragen aan de
ondergang van de gouden eeuw van de magie. Doordat het voor theaters

10
aantrekkelijker werd om films te draaien in plaats van urenlange goochelshows,
kreeg de goochelaar een kleinere rol in de wereld van entertainment.
Begin 20e eeuw begon close-up goochelen steeds
populairder te worden. Een eeuw eerder leefde Johann
Nepomuk Hofzinser. Hij wordt vaak aangewezen als de vader
van het moderne kaartgoochelen. Vaak liet hij aan een klein
elite publiek verfijnde technieken met kaarten zien. In 1902
publiceerde Erdnase het boek The expert at the card table. Dai
Vernon, ook bekend als ‘The professor’, kreeg als klein jongetje
dit boek in handen. Hij wijdde zijn leven aan de ontwikkeling
van close-up goochelen, waarbij hij de nadruk legde op de
natuurlijkheid van zijn bewegingen. Vandaag de dag zijn er
ongelooflijk veel trucs en technieken die je terug kan herleiden Figuur 9: Dai Vernon
naar Dai Vernon.
Met de opkomst van de tv kwam er een nieuw
medium om op te treden. Doug Henning combineerde in
de jaren 70 allerlei verschillende goochelstijlen tijdens tv-
specials. Waar op het ene moment de camera op de
handen was gericht bij close-up trucs, zoomde het beeld
het moment daarop in een keer uit en liet Henning grote
illusies zien. David Copperfield was ook regelmatig te zien
op televisie, namelijk met grote illusies. In 1984 werd zijn
bekendste illusie uitgezonden: het laten verdwijnen van het
vrijheidsbeeld. David Blaine koos later voor een andere
setup. Hij liet close-up trucs zien aan voorbijgangers op
straat. Bij het filmen werden de verbaasde blikken van de
toeschouwers in beeld gebracht, waarmee het echter
overkwam op de tv-kijker. Figuur 10: David Copperfield

De geschiedenis eindigt in het hier en nu. We zijn in een tijdperk aangekomen waar
het internet een grote rol speelt. Zeer veel mensen houden zich bezig met het
goochelambacht, geïnspireerd door vele namen uit de geschiedenis die nog niet
genoemd zijn. Het verloop van de goochelgeschiedenis weten we nu. Dan is een
logische volgende stap om te kijken naar het ambacht in het hier en nu.

11
12
Het ambacht in het hier en nu
Vergeleken met de gouden eeuw uit de magie, lijkt het goochelen tegenwoordig
tussen alle andere kunstvormen een nederig stulpje te hebben uitgezocht. Hoe ziet
het ambacht er vandaag de dag uit?

Verschillende vakgebieden
Net zoals een muzikant zich kan specialiseren in bepaalde genres, kan de opvoerder
van het onmogelijke zich ook richten op bepaalde disciplines. Er zijn vele manieren
waarop je goochelen kan indelen. Welke verschillende vakgebieden zijn er in de
goochelwereld?

Wereldkampioenschappen
De FISM (Fédération Internationale des Sociétés Magiques) organiseert elke drie
jaar de wereldkampioenschappen van goochelen. (Joyce, 2020) Na een jaar uitstel,
verwelkomt Quebec het volgende kampioenschap in 2022. Er zijn verschillende
categorieën, welke worden ingedeeld onder toneel en close-up.
Toneel bestaat uit vijf categorieën: manipulatie, illusionisme, mentalisme,
komedie en generale magie. Manipulatie draait om de technische vaardigheden van
de goochelaar. Een klassiek voorbeeld is een act waarin een voor een kaarten uit de
lucht worden geplukt. Illusionisme kenmerkt zich door grote attributen en maakt vaak
gebruik van mensen of dieren. Een van de bekendste illusies is het doormidden
zagen van een vrouw. Een typische illusionist is Hans Klok. Bij mentalisme geeft de
goochelaar demonstraties van ogenschijnlijke bovennatuurlijke gaven. Zo kan een
mentalist doen alsof hij gedachten leest, voorwerpen vervormt met zijn gedachten of
een supergeheugen heeft. In de categorie komedie wordt extra aandacht besteed
aan humor. In 1979 won de goochelaar Ferry Gerats uit Groesbeek de derde prijs in
deze categorie. De laatste categorie die hoort bij toneel is generale magie. Vaak is
dit een mix van de andere categorieën. Soms worden trucs met hightech of
videotechnologie ook onder deze categorie geschaard.
Close-up bestaat uit drie categorieën: kaartmagie, micromagie en salonmagie.
Kaartmagie is magie met, je raadt het niet, kaarten. Bij micromagie gebruikt de
goochelaar meerdere kleine voorwerpen als zakdoeken en munten. Kaarten mogen
ook gebruikt worden. Tijdens een optreden met micromagie gebeurt alles pal voor de
neus van de toeschouwers. Salonmagie zit tussen toneel en micromagie in. Het
optreden is bedoeld voor een overzienbare groep, bijvoorbeeld een schoolklas. Mijn
monoloog Zwendelaar of Goochelaar? zou je onder salonmagie kunnen scharen.

Locaties
Goochelshows zijn niet alleen te zien in het theater, magie kan bijna overal worden
opgevoerd. Er zijn verschillende vakgebieden die verband houden met de plaats van
opvoering. Globaal kunnen we het onderscheid maken tussen fysiek en niet fysiek.
Fysieke optredens kunnen onder andere gegeven worden in een theater.
Vaak hebben goochelaars dan een vaste show waarmee ze op tournee gaan. Het is
ook mogelijk om als goochelaar op te treden in een restaurant. Dan beweeg je van
tafel naar tafel en treed je telkens voor andere mensen op. In overleg met de
restauranteigenaar kan dit een win-win situatie zijn: de goochelaar trekt extra klanten
aan en de eigenaar geeft de goochelaar een podium. Verder is het mogelijk om op te
treden op straat. In dat geval laat je willekeurige voorbijgangers magie ervaren. Dan
heb je ook nog de beurs: hier worden soms goochelaars in dienst van een bedrijf

13
ingezet om potentiële klanten aan te trekken. Vaak zit er dan reclame verwerkt in het
optreden. Zo kan de goochelaar aanbiedingen op een magische manier onthullen of
een gekozen kaart veranderen in businesskaartjes. Tot slot is het ook mogelijk om op
te treden bij evenementen als bruiloften, personeelsuitjes of verjaardagen. Hierbij
kan een goochelaar zijn show thematiseren met het betreffende evenement.
Met de opkomst van technologische apparatuur, zijn goochelaars niet langer
beperkt tot de voorgenoemde fysieke mogelijkheden. Zo zijn er goocheltrucs die
worden opgevoerd via de radio. In het boek Verbal Magic van Juan Tamariz worden
allerlei routines beschreven waaraan een luisteraar zelf mee kan doen. Zulke trucs
kunnen ook worden opgevoerd via een video, zoals ik heb gedaan bij de truc Pieten,
Pakjes & Problemen. (zie pagina 28) Er zijn ook een hoop tv-programma’s met
goocheltrucs. Denk bijvoorbeeld aan Mindf*ck, een programma waarin Victor Mids
experimenten uitvoert met zijn toeschouwers. Het nadeel aan deze vorm van magie
is dat de tv-kijker er niet live bij is. Dit zorgt ervoor dat er al gauw argwanend naar
wordt gekeken, wat het magische gevoel belemmert. Via tv kan er immers van alles
weggeknipt zijn, wat is daar onmogelijk aan? Om dit tegen te gaan kan een
goochelaar de reacties van fysieke toeschouwers filmen. Zo zien tv-kijkers dat de
trucs onmogelijk lijken in de ogen van toeschouwers en is er minder argwaan. Toch
blijft het minder speciaal dan zelf magie ervaren, bij dit laatste weet je immers zeker
dat er geen sprake is van speciale video-montage.

Stijlen
Naast de categorieën bij goochelwedstrijden en de verschillende vormen die in
verband staan met de locatie, spelen het publiek en de stijl van de goochelaar ook
een rol bij de indeling. De ene stijl vergt andere vaardigheden dan de andere. Het is
mogelijk om goochelaars in te delen in de verschillende manieren waarop ze zichzelf
presenteren.
Zo heb je de typische kindergoochelaar, een clownachtig figuur. Bij kinderen is
het lastiger om de aandacht er langer bij te houden. Hier moet een kindergoochelaar
op inspelen door voortdurend met interessante dingen te komen. Vaak maken
kindergoochelaars gebruik van kleurrijke attributen en visuele effecten.
Nog een typisch figuur is de gokker. Hij demonstreert zijn vaardigheden
waarmee hij kaartspellen kan beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan is Richard Turner.
Hij noemt zichzelf een ‘card mechanic’ en demonstreert ‘waarom je nooit met
vreemden moet kaarten’. Zijn routines bestaan uit demonstraties van enkele
indrukwekkende vaardigheden en trucs die gethematiseerd zijn met het idee dat hij
elk kaartspel kan winnen met zijn vaardigheden.
De mentalist is ook een goochelaar die zichzelf op een bepaalde manier
presenteert. Hij laat demonstraties zien van ‘paranormale vaardigheden’. Zo doet een
mentalist af en toe alsof hij voorwerpen met zijn gedachten kan bewegen of buigen.
Soms laten ze voorbeelden zien van hypnose of gedachten lezen. Nog meer ‘gaven’
die ze soms laten zien is het hebben van een supergeheugen, contact leggen met
geesten of het voorspellen van de toekomst. Een bekende mentalist is Uri Geller.
Als goochelaar is het ook mogelijk om op te treden voor andere goochelaars.
Vaak zijn er dan trucs nodig met een technische werking die niet al te bekend is
onder goochelaars. Het is natuurlijk lastiger om met zo’n truc te komen. In het tv-
programma Penn & Teller: Fool Us proberen meerdere goochelaars om het bekende
goochelaars duo Penn & Teller voor de gek te houden. Aan het einde van elke act
geeft Penn zijn mening erover. Als het duo de truc doorheeft, legt Penn in codetaal
uit hoe hij denkt dat het werkt.

14
De ‘Spaanse school’ en de ‘Aziatische school’
In een topic op de goochelaarswebsite themagiciansforum.com discussiëren
meerdere leden over ‘the Spanish school’. (why focus on the spanish school?, 2021)
De ‘Spaanse school’ is een manier van denken en presenteren die sterk in Spanje
aanwezig is. Er wordt geprobeerd om grip te krijgen op de ingewikkelde gevoelens
van toeschouwers die een ervaring van het onmogelijke oproept. Met deze kennis en
andere psychologische en filosofische gedachtes verbeteren de goochelaars hun
optredens. Ze streven naar een magische sfeer. De vader van deze manier van
denken is Arturo de Ascanio. Hij is door de Nederlander Fred Kaps geïnspireerd om
op een dieper niveau te gaan denken over zijn goochelen. (Als trotse Nederlander
kan ik het natuurlijk niet laten om hem te benoemen.) Ascanio over Kaps: “We can
say he is the originator of the outburst of close-up magic in Spain” (Etcheverry, 2005)
In de gouden eeuw van de magie wilden veel westerse goochelaars in de
theaterzalen elegantie uitstralen. De ‘Spaanse school’ lijkt wel het omgekeerde. Het
is veel volkser en speelser. Met veel vrolijk gepraat en een losse omgang met de
attributen maken ze zichzelf niet belangrijker dan de toeschouwers. De nadruk in de
presentatie ligt op de onmogelijkheid van de situatie. Een prachtig voorbeeld van het
gedachtegoed van de ‘Spaanse school’ is te zien bij een leerling van Juan Tamariz:
Jandro on Penn & Teller FOOL US : FASTEST FOOLER IN HISTORY - YouTube
Tegenwoordig is naast de ‘Spaanse school’ ook de ‘Aziatische school’ in
opkomst, zo wordt gezegd in de discussie op de goochelaarswebsite over de
‘Spaanse school’. Hier ligt de nadruk juist weer op een elegante presentatie, net als
in de gouden eeuw van de magie. De magie wordt vaak opgevoerd zonder iets te
zeggen op de maat van de achtergrondmuziek. De verwondering wordt opgeroepen
met onmogelijk lijkende visuele effecten. Een mooi voorbeeld hiervan is Shin Lim:
Penn and Teller Fool Us // Shin Lim - YouTube
Hoe komen ze eigenlijk tot stand, de benamingen ‘Spaanse school’ en
‘Aziatische school’? Vaak worden zulke namen gegeven, omdat bepaalde gedachtes
sterk aanwezig lijken te zijn onder meerdere goochelaars die met de desbetreffende
gebieden geassocieerd worden. (Zo trad de Japanner Shimada ook op zonder te
praten met muziek) Een ‘school’ kenmerkt zich met het fenomeen dat de gedachtes
generaties lang op elkaar voortbouwen. Dit zie je goed terug in de ‘Spaanse school’:
Ascanio kwam met de theorie over een ‘magische sfeer’. Zijn gedachtes werden later
toegepast door goochelaars als Juan Tamariz en Roberto Giobbi. Zij breidden de
theorie weer verder uit. In de ‘Aziatische school’ is het mij nog niet helemaal zeker of
dit ook zo is gebeurd. De stijl van enkele goochelaars met Aziatische genen komt
inderdaad overeen, maar buiten de genoemde topic van themagiciansforum.com om
heb ik nog nooit over de ‘Aziatische school’ gelezen. Toch geven de ‘Spaanse
school’ en de ‘Aziatische school’ op een mooie manier weer hoe het goochelvak op
meerdere manieren benaderd kan worden.

In de goochelwereld ben je klaarblijkelijk niet beperkt tot slechts één vakgebied. Er


zijn meerdere richtingen die je op kan gaan. De wereldkampioenschappen kennen
acht verschillende categorieën, verdeeld onder toneel of close-up. De plek van
optreden kan ook uiteenlopende vaardigheden eisen van een goochelaar. Verder zijn
er verschillende karakters in de goochelwereld als de kindergoochelaar, de gokker en
de mentalist. Dit zijn weer allemaal uiteenlopende vakgebieden. Een ding in de
goochelwereld is duidelijk: er is variatie genoeg.

15
Grootse Goochelaars
Onder goochelaars zijn er enkele die boven de rest uittorenen. Sommige zijn niet
eens bekend onder het grote publiek, maar wel onder goochelaars. Wat zijn goede
voorbeelden van ambachtelijke goochelaars?
Juan Tamariz
“Juan Tamariz is de beste goochelaar uit onze tijd!” Het wordt onder andere gezegd
in de documentaire Our Magic, in het boek How Magicians
Think en op de goochelwebsite themagiciansforum.com. Als
Spanjaard is hij vooral bekend onder de Spaanse bevolking,
tegenwoordig treedt hij helaas nauwelijks meer op buiten zijn
geboorteland. Hij heeft een sterk en druk karakter, dat vooral
goed schijnt over te komen wanneer je hem in het echt ziet.
Als geen ander weet hij namelijk in te spelen op zijn publiek.
Door bewust te zijn van de invloed van alle details, weet hij
keer op keer de maximale magische impact te bereiken. Zijn
boeken zijn fabuleus, met doordachte methodes en
indrukwekkende theorie achter het goochelen. In totaal zijn
Figuur 11: Juan Tamariz zes van deze boeken vertaald in het Engels.

René Lavand
Op zijn negende verloor René Lavand een hand. Aangezien
goochelboeken voornamelijk geschreven zijn voor
tweehandige, is Lavand gedwongen geweest om zijn eigen
vocabulaire aan technieken het leven in te roepen. Dit is
echter niet waar hij onder goochelaars bekend om staat.
Lavand is in staat om zijn trucs te vergezellen met prachtige
verhalen. Zijn poëtische taalgebruik maakt René Lavand zo’n
bijzonder karakter en een echte ambachtelijke goochelaar.
Figuur 12: René Lavand
Richard Turner
Richard Turner staat bekend om zijn vrijwel ongeëvenaarde techniek met kaarten. Hij
beheerst bepaalde technieken tot in de perfectie. Zijn leven lang heeft hij zich dag in
dag uit bezig gehouden met oefenen. Tijdens het eten, tijdens het sporten, het maakt
niet uit. Wanneer hij ook maar een hand vrij heeft, houdt hij daarmee een spel
kaarten vast. Onder het publiek staat Turner
bekend als een ‘card mechanic’. Zoals een
automonteur elke auto kan repareren, zegt
Richard Turner dat hij elk kaartspel kan
‘repareren’. (lees: valsspelen) Dit laat hij zien
met zijn trucs. Tijdens zijn optredens
demonstreert hij vaak ook open en bloot zijn
ongeëvenaarde second deal. Bij deze
kaarttechniek lijkt het alsof je de bovenste kaart
Figuur 13: Richard Turner pakt, terwijl je eigenlijk de kaart daaronder pakt.
Hoe dichtbij je ook kijkt: het is niet te zien. Op

16
dezelfde manier kan hij kaarten vanuit het midden en de onderkant delen. Daarnaast
kan hij door een stapel vast te houden vertellen hoeveel kaarten erin zitten. Het vele
oefenen resulteert bij hem in vaardigheden die op zichzelf al onmogelijk lijken.
Zijn persoonlijke leven is ook vrij indrukwekkend. Naast het feit dat hij
meesterlijk met kaarten om kan gaan, houdt hij wel van een avontuurlijk leven. Hij
heeft de zwarte band met karate en doet verder onder meer aan bergbeklimmen,
trapezezwaaien en koordlopen. En oh ja, er is nog een indrukwekkend detail. Net als
René Lavand, kreeg Richard Turner te maken met een lichamelijke beperking op zijn
negende. Door een aandoening werd hij blind en sindsdien kan hij niet meer zien. Ja,
hij is blind. Lees de tekst nu nog eens…

“De grootste handicap: luiheid en uitstelgedrag”


- Richard Turner

Jerry Andrus
Een aparte man met eigenaardige maar mooie principes, zo zou je Jerry Andrus wel
kunnen noemen. Ten eerste is hij een goochelaar die alleen gebruik maakt van
originele technieken. In de goochelwereld is dit eigenlijk zo goed als onmogelijk.
Iedereen baseert zijn technieken wel op iets dat al bestaat. Jerry Andrus niet, letterlijk
alles bedenkt hij zelf. Elke truc en methode in zijn repertoire is uniek. Een tweede
eigenaardigheid: de man liegt nooit. Niet eens een leugentje om eigen bestwil, niets!
Zelfs tijdens zijn optredens vertelt hij zijn publiek altijd de waarheid. (Jay, How
Magicians Think, 2021)
Jerry Andrus woonde in een
karakteristiek goochelaarshuis, The Castle
of Chaos. In dit huis verzamelde hij een
hoop voorwerpen, in de hoop ze later te
gebruiken. Hier bedacht hij zijn vele trucs.
Ook ontwierp hij allerlei optische illusies.
Tijdens hoofdonderwijs, de periode
wiskunst, zijn er een aantal onmogelijke
voorwerpen en afbeeldingen voorbij
gekomen die zijn verzonnen door Jerry
Andrus. Bij het presenteren van deze
illusies, vertelde hij dat het niet erg is dat je
brein voor de gek gehouden wordt.
Biologisch gezien is het zelfs gunstig dat Figuur 14: Jerry Andrus en de onmogelijke doos
een menselijk brein zo werkt. Ook tijdens
zijn goocheloptredens stelde hij zijn publiek gerust. “Ik kan je voor de gek houden
omdat je een mens bent, je hebt een wonderlijk menselijk brein dat niet anders werkt
dan mijn menselijke brein.”

Harry Lorayne
Sommige mensen zullen Harry Lorayne kennen als
geheugenspecialist, andere als indrukwekkende
kaartgoochelaar. In zijn leven heeft hij fundamentele
bestsellers geschreven over onthoudsystemen. Hierin leert hij
trucjes waarmee je dingen beter kan onthouden. Zelf kon hij
dit dan ook goed. Zo leerde hij voor zijn show soms alle
namen uit het publiek uit zijn hoofd, om ze vervolgens
Figuur 15: Harry Lorayne

17
allemaal op te noemen. Qua kaartgoochelen heeft Harry Lorayne veel bijgedragen
aan de wereld. Hij was een ster in impromptu kaarttrucs, trucs zonder voorbereiding
met een geleend spel. Gedurende zijn carrière heeft Harry Lorayne maar liefst 50
boeken gepubliceerd over goochelen en geheugentechniekjes.

Naast de genoemde goochelaars zijn er uiteraard nog vele anderen, maar het is nu
eenmaal niet wenselijk om hier een boek aan personen te behandelen. Sommige
ontbrekende goochelaars zullen elders in dit werkstuk zeker nog naar voren komen,
voor nu waren dit de goochelaars van wie we hopelijk iets kunnen leren.

De huidige goochelwereld heeft een hoop te bieden. Er zijn talloze richtingen die je
als goochelaar op kan gaan, van kaartgoochelen in een restaurant tot illusies op de
televisie. In deze wereld zijn veel bijzondere figuren te vinden met elk een uniek
levensverhaal. Een vaste leerweg lijkt er niet te zijn, er is geen volledige opleiding
voor het worden van een goochelaar. Elke weg is anders, daarom staat de rest van
dit werkstuk in het teken van mijn weg. Ik zal trucs en theorie behandelen die op mijn
pad zijn gekomen. Hierbij beperk ik mijzelf grotendeels tot het kaartgoochelen, al
komt er een hoop theorie voorbij die ook toepasbaar is bij andere branches in de
goochelwereld.

18
Deel 2: Mijn weg

Figuur 16: Mijn weg

19
20
Hoe maak je het onmogelijke mogelijk?
Op regenachtige dag, in een straat vol haastige leken, gebeurt het. Doorweekt
gekleed kom ik binnen. Wachtend op mij, staat hier een rek colberts. Het is een plek
waar ik al jaren niet meer ben geweest: een kledingwinkel. (Gelukkig is er een
enigszins modebewuste klasgenoot mee) Met verdachte verzoeken vraag ik
winkelmensen om advies. Ik zoek naar zakken waar je snel dingen in kan stoppen,
onopvallend, zodat mensen niet doorhebben dat er iets inzit. Meer harde eisen heb ik
niet. Waarom is voor de winkelmedewerkers een raadsel. Verklarend vertel ik mijn
vak, het ambacht dat ik beoefen. En zo is het weer eens tijd om de kaarten erbij te
pakken. Met twee winkelmedewerkers en de enigszins modebewuste vriend is er een
mooi publiek om mijn colbertje op uit te testen.
Ik laat het spel schudden en haal drie kaarten eruit: twee jokers en een
ruitenaas. Na een opwarmertje dat resulteert in verbaasde gezichten grijp ik weer
naar het geschudde spel. Ik spreid de kaarten en laat ze een kaart pakken.
Vervolgens probeer ik de kaart te raden. Het lukt. Dit herhaal ik meerdere malen,
waarbij de omstandigheden steeds onmogelijker worden. Terwijl ze een kaart
pakken, kijk ik weg en zeg ‘laat de harten zeven aan iedereen zien’. Ze schudden
nogmaals het spel, kiezen een kaart terwijl ik weer wegkijk en stoppen deze in hun
broekzak. ‘Schoppen vier’.
Mijn vriend en ik lopen de stad uit, terwijl hij het optreden analyseert. Ik krijg
een inkijkje in het brein van een leek. (zie tabel 1) Na alle logische opties te zijn
nagegaan, ziet mijn enigszins modebewuste vriend nog maar een mogelijkheid: het
is onmogelijk. Op de regenachtige dag zijn mijn geheimen hoog en droog gebleven.

Optie: Uitvoering: Valt af..


Beïnvloeden welke kaart Specifieke kaart in handen .. omdat er veel tijd was
wordt gekozen. toeschouwer duwen. om een kaart uit te zoeken
en er van kaart gewisseld
mocht worden.
Psychologische trucjes Gezicht aflezen terwijl je .. omdat de goochelaar
praat over verschillende een kaart raadde voordat
kaarten. toeschouwers ook maar
iets zeiden of werden
aangekeken.
Speciaal spel kaarten Markeringen of een ..omdat de goochelaar
kaartspel met een weg keek en zo geen
specifieke volgorde markeringen kon zien en
het spel geschud was.
Magische krachten Gedachten lezen ..omdat dit onmogelijk is.
Tabel 1: De beredenering van een enigszins modebewuste vriend

Het onmogelijke is natuurlijk niet mogelijk. Achter goocheltrucs zit altijd een
technische werking. Hoe komt deze technische werking tot stand? Hoe maak je het
onmogelijke mogelijk? Om deze vragen te beantwoorden, gaan we eerst kijken naar
de geheime technische werking in het algemeen. Vervolgens komen er enkele
praktische voorbeelden van methodes en de totstandkoming ervan. Tot slot vragen
we ons af hoe je een methode onder de knie kan krijgen.

21
De geheime werking
Om het onmogelijke mogelijk te maken, hebben goochelaars zo hun geheimen. De
technische werking van een truc wordt verborgen gehouden voor het publiek. Wat
voor methodes zijn er? Hier een korte indruk.

Soms is er sprake van een wiskundig of psychologisch principe. De truc Pieten,


Pakjes & Problemen (zie pagina 28) berust bijvoorbeeld op meerdere principes. Ook
komt er vaak vingervlugheid aan te pas, al zet ‘vlugheid’ je misschien wel op het
verkeerde spoor. Vele geheime bewegingen hebben weinig met snelheid te maken.
Het idee dat ‘de handen sneller zijn dan het oog’ is de wereld in geslingerd door
Isaac Fawkes begin 18e eeuw. (Lamont & Steinmeyer, 2018) Met deze redelijke
verklaring speelde hij in op het publiek gedurende de Verlichting. Bij vingervlugheid
kan je denken aan verscheidene vaardigheden met bijvoorbeeld kaarten. Zo kun je
doen alsof je een spel schudt, de kaart van de toeschouwer stiekem bekijken of
indrukwekkende trucjes opvoeren (cardistry). Naast vingervlugheid heb je dan nog
gimmicks. Dit zijn hulpmiddelen die bijdragen aan de truc. Zo kun je een spel
gebruiken met enkel harten vrouwen of een speciale kist met een dubbele bodem.

Kortom, bij de technische werking van trucs kan je vaak denken aan wiskundige of
psychologische principes, vingervlugheid of gimmicks.

Het overdragen van geheimen


Goochelaars hangen hun geheimen natuurlijk niet aan de grote klok. Toch zijn
goochelaars nog niet uitgestorven. Er moeten dus manieren zijn waarop ze aan
geheimen komen. De makkelijkste manier is misschien wel een goochelwinkel. Hier
worden aan de lopende band kant-en-klare trucs en hulpmiddelen verkocht. Via
internet en boeken kan je ook een hoop te weten komen. Nog een fijne manier voor
het leren van trucs is een sessie met andere goochelaars. Uiteraard is het ook
mogelijk om zelf iets te bedenken, hier gaan we in het volgende deelhoofdstuk op in.
Welke manier van overdragen is het beste?

De invloed van het internet


Tegenwoordig is het steeds makkelijker om de technische werking van trucs te
achterhalen: met een simpele zoekopdracht op het internet ben je er vaak al. De
informatie die je op internet vindt, is echter meestal oppervlakkig: de achtergrond van
de truc en zijn bedenkers ontbreekt en er is weinig aandacht voor de opvoering van
een effect. Natuurlijk zijn er ook internetbronnen die wel degelijk diepgang hebben.
Zo zijn er enkele YouTube kanalen waar wordt gepraat over de herkomst van trucs
en details die de opvoering aanzienlijk sterker maken. Ook kunnen online forums vol
zitten met beroepsgoochelaars van wie je kunt leren. Neem bijvoorbeeld
Themagiciansforum.com. Websites als Conjuringarchive.com en Geniimagazine.com
kunnen helpen bij onderzoek naar onderwerpen gerelateerd aan goochelen.
Met het internet is de goochelwereld veel veranderd. Vandaag de dag zijn er
veel mensen die op YouTube beginnen met het leren van trucs. Vroeger was dat wel
anders, toen begonnen carrières vaak met een goochelboek of een persoonlijke
mentor. Een groot nadeel van de hedendaagse trend is dat je enkel losse trucjes
leert. Dit is dan ook wat de meeste YouTubekijkers kunnen: losse trucs, niet meer.
Dit is waar de focus van deze groep op ligt. Welke trucs ken je als goochelaar nog
niet? Wat zijn indrukwekkende technieken met kaarten om te kunnen? Voor een

22
goochelaar die optreed voor leken is dit echter niet het interessantste. De focus zou
moeten liggen bij de toeschouwers en het optreden. Wat vindt het publiek
verwonderend? Hoe presenteer je trucs? Als beginnend goochelaar op het internet
zie je dit al gauw over het hoofd.
In het boek Designing Miracles stelt Darwin Ortiz dat een goochelaar zich niet
blind moet staren op het uitzoeken van trucs waarvan hij de methode nog niet weet.
Wanneer je als goochelaar iets nieuws ziet waarvan je de technische werking al kent,
ben je geneigd om het af te schrijven als slechte truc. Leken hebben deze kennis
echter niet. Wat een goochelaar beschouwt als simpele truc, kan voor toeschouwers
een waarlijk wonder wezen. Tegenovergesteld kan je ook last krijgen van het
Dunning-Kruger effect: zo onwetend zijn dat je niet in staat bent om je gebrek aan
kennis in te zien. Wanneer je bijvoorbeeld alle video’s van een goochelkanaal op
YouTube hebt bekeken, kan je denken dat er niet meer te weten valt. Om de hoek
zitten er dan echter nog levensvoorraden aan kennis op je te wachten. Voordat ik
aan dit profielwerkstuk begon, heb ik met beide situaties te maken gehad. Meerdere
keren was ik uitgekeken op YouTube, waarna ik plots een nieuw kanaal ontdekte. (of
erachter kwam dat er buiten het videoplatform nog onuitputtelijk veel kennis op mij
zat te wachten) Ook heb ik bij mijzelf ontdekt dat ik inderdaad trucs ‘afwees’ omdat ik
de methode al kende, terwijl ze voor toeschouwers wonderlijk zijn om te zien.
*let op: komende alinea is doordrenkt met meningen*
Hand in hand met de komst van het internet gaat de aftocht van fysieke
goochelwinkels. Op deze plekken kan je trucs eerst ervaren voordat je ze koopt. In
een goede winkel heb je een winkelier met kennis van zaken. Hij kan je helpen om
als betere goochelaar de winkel te verlaten. Maar nu verlaten de winkels de
goochelaar. Er komen steeds meer nieuwe webwinkels voor in de plaats. Ze dragen
eraan bij dat de goochelwereld overspoeld raakt met kant-en-klare massaproducties.
(Zoals wel vaker in de westerse winkel wereld) Natuurlijk zijn er ook talloze producten
die een ambachtelijke goochelaar kunnen helpen, zoals nieuwe spellen kaarten of
goochelboeken. Je ziet echter steeds vaker goochelaars die hun gehele repertoire
woord voor woord gekocht hebben. Het kan nog steeds leuk zijn om als toeschouwer
hiernaar te kijken, maar het doet afbreuk aan de authenticiteit van een goochelaar en
zijn ambacht. Het doet naar mijn idee niet recht aan het kunstzinnige ambacht die
goochelen kan zijn. Zoals Henry Hay adviseert in zijn werk The Amateur Magicians
Handbook: “Build your own routine and have something nobody has ever shown
before.” (Hay, 1950) Nu het internet zijn intrede heeft gedaan wordt er grootschalig
gekopieerd. Zoals ik eerder al aangaf, het is makkelijk geworden om de technische
werking van een truc te achterhalen en de presentatie letterlijk over te nemen: met
een simpele zoekopdracht op het internet ben je er al.

Er is meer dan het internet


Onder enkele leden van de goochelaarswebsite themagiciansforum.com heb ik een
enquête gehouden. Uit de antwoorden op de vraag ‘wat is de beste bron om te leren
goochelen?’ komt een duidelijk beeld naar voren: iemand die wil leren goochelen
heeft het meeste aan boeken en andere goochelaars. (themagiciansforum.com,
2022) Het internet is niet de beste bron als je wil leren hoe je moet goochelen.
Een van de aangeraden manieren om kennis te verwerven is het kopen van
boeken. Talloze goochelaars hebben levenswerken vol geschreven met geheimen.
In goochelboeken is dan ook een hoop te vinden: van nieuwe opvattingen over
goocheltheorie tot oeroude technieken. Dé veteraan van de boeken over
kaarttechnieken is The expert at the card table, gepubliceerd in 1902. Niemand weet

23
zeker wie de schrijver was, wel weten we dat hij schreef onder de naam S. W.
Erdnase en een enorme kennis had over kaartmanipulatie. Dit boek was het
voornaamste studiemateriaal van Dai Vernon. Een veteraan van de boeken over
goocheltheorie is Our Magic, door Nevil Maskelyne en David Devant. Het boek
bestaat uit drie delen: The art in Magic, The theory of magic en The practice of
magic. In de eerste twee delen analyseert Maskelyne ‘de kunst in magie’. In het
laatste deel beschrijft Devant enkele van zijn beste routines en illustreert hiermee de
kunst. (Lamont & Steinmeyer, 2018)
Direct leren van andere goochelaars wordt ook aangeraden door de
deelnemers aan de enquête. Er zijn meerdere manieren om dit te doen. Zo kan je
naar een goochelclub gaan, inspiratie opdoen bij de shows van anderen of
evenementen bezoeken. In Nederland heb je de stichting Nederlandse Magische
Unie, een overkoepelende organisatie van Nederlandse Goochelverenigingen. Zij
organiseren onder anderen conventies met lezingen, shows en wedstrijden. Het is
erg leerzaam om met andere goochelaars trucs uit te wisselen. Dan kan je namelijk
nuttige feedback krijgen over je eigen trucs en krijg je meer inzicht in je
verbeterpunten.

Er zijn meerdere manieren waarop goochelgeheimen worden overgedragen. Als je


snel iets op wilt zoeken, dan kan het internet handig zijn. Met het internet als enige
bron zijn er echter ook risico’s. Je loop het gevaar dat je enkel trucs leert en de rest
van het goochelambacht negeert. Boeken zijn op dat vlak vaak completer: ze
behandelen zowel techniek als goocheltheorie. Misschien wel het leerzaamste is om
direct te leren van een andere goochelaar: hij kan zien op welke gebieden je nog
voorruitgang kan boeken.

Het ontstaan van geheimen


De meest voor de hand liggende manier om aan goochelgeheimen te komen is
tegelijkertijd ook de lastigste: zelf iets bedenken. Er is geen standaardmanier om
methodes te verzinnen. Toch ontstaat er regelmatig iets nieuws. Hoe komt iets
nieuws tot stand?

Nieuwe methodes en trucs komen niet altijd uit het niets, vaak zijn ze afgeleid van
iets anders. Stel een goochelaar, gespecialiseerd in munten, leert een kaarttruc uit
een boek. Hij verbetert de methode met een techniek die hij normaal gesproken
gebruikt bij munten. Vervolgens leert een andere goochelaar de nieuwe variant. Hij
vindt de nieuwe methode interessant, maar de truc zelf past niet echt in zijn
repertoire. Daarom besluit hij de presentatie aan te passen. De kaarttruc uit het boek
is nu zodanig verandert, dat je kan spreken van een nieuwe truc. Eigenlijk zou je de
ontwikkeling van trucs kunnen vergelijken met de evolutietheorie van Charles Darwin.
De methode, vormgeving en presentatie van een truc worden door verschillende
goochelaars veranderd zodat de truc past bij hun persona. Zo ontstaan in de loop
van de tijd nieuwe trucs. Op een soortgelijke manier stelt Charles Darwin in zijn boek
On the Origin Of Species dat organismen zich beetje bij beetje aanpassen aan hun
omgeving. Zo ontstaan in de loop van de tijd nieuwe soorten. Een groot verschil is
wel dat de aanpassingen van organismen willekeurig gebeuren. Trucs worden met
een doordachte intentie aangepast.
Het is ook mogelijk dat iemand uit het niets een nieuwe methode ontdekt. Een
manier om tot een truc te komen is geklooi. Wanneer je veel bezig bent met iets als
wiskunde of willekeurige voorwerpen, kan je iets eigenaardigs ontdekken. Dit

24
eigenaardige iets zou zomaar het uitgangspunt kunnen zijn voor een nieuwe truc. Als
je bijvoorbeeld met speelkaarten aan het rommelen bent, kan je een schudmanier
ontdekken waarmee de onderste kaart altijd onderop blijft. Dit is te gebruiken bij een
truc waarin je de kaart van de toeschouwer op een vaste plek wil houden.
Sommige goochelaars werken ook andersom. Ze bedenken eerst een effect,
iets dat onmogelijk is, en zoeken dan naar een mogelijke methode. In The Books of
Wonder spreekt Tommy Wonder over een mind movie. (Jay, Magic in Mind, 2013) Hij
negeert de methode en probeert enkel te denken aan het effect, alsof alles mogelijk
is. Zo kan je je fantasie optimaal gebruiken en ben je niet beperkt in je denken.
Herhaal het effect keer op keer in je hoofd. Van elk woord tot elke beweging: probeer
alles vast te leggen. Vervolgens doe je het fysiek met hulpmiddelen, maar geef je
nog steeds niks om de methode. Als je bijvoorbeeld een balletje wil laten verdwijnen,
laat je het gewoon vallen. Leg de repetities vast op camera en kijk naar je ruwe
plekken, wat kan nog mooier? Wanneer deze oefening vaak is gedaan, zit het
optreden als een film in je hoofd. Pas als je droombeeld geoptimaliseerd is, ga je
bezig met de praktische zaken die alles mogelijk maken. De mind movie is een tool
die je fantasie de vrije loop laat gaan en je de kans geeft om je maximale potentie
voor schoonheid in je magie te bereiken. In deze films heb je alle ruimte om jezelf te
zijn. Niet langer ziet het publiek een afspiegeling van de fantasie van een ander of
een strompelende versie van je verbeelding. Voortaan ziet het publiek een oprechte
verspreiding van je dromen.
Het is uiteraard ook mogelijk dat een truc tot stand komt door een combinatie
van de voorgeschreven manieren. In een boek met goocheltrucs staat vaak eerst het
effect beschreven en daarna pas de technische werking. Door alleen het effect te
lezen en dan het boek dicht te slaan, kan je de fantasie de vrije loop laten. Als ik
magie had, hoe zou ik dit effect dan presenteren aan het publiek? Maak een mind
movie en leg hem vast. Vervolgens lees je de technische werking. Pas waar nodig je
mind movie aan. Het kan zijn dat je zelf nog technieken weet die bepaalde aspecten
van de methode uit het goochelboek kunnen vervangen en dichterbij je mind movie
liggen.

Kort gezegd zijn er grofweg drie manieren waarop nieuwe trucs kunnen ontstaan. Het
is mogelijk om voort te borduren op oude trucs. Hierbij maken verschillende
goochelaars kleine aanpassingen, waardoor in de loop van de tijd iets compleet
anders kan ontstaan. Het kan ook dat iemand bij toeval een nieuwe methode
ontdekt. Tot slot kunnen goochelaars gericht zoeken naar methodes om het effect
dat ze voor zich zien mogelijk te maken. Het ontstaan van een nieuwe truc is niet
beperkt tot een van de manieren, een combinatie is ook mogelijk. Om alle potentie
die je hebt tot magische schoonheid te benutten, is het aan te raden om een mind
movie te maken.

25
Wiskunde met de faro shuffle
Het was een simpel vakantiedagje: uiteraard was ik aan het rondklooien met een
pakje kaarten. Keer op keer oefende ik een bepaalde schudmanier: de ‘faro shuffle’
(zie figuur 17). Hierbij deel je het pak in twee gelijke helften, waarna je ze in elkaar
duwt. Hierbij wisselt elke kaart om en om af. De faro shuffle gaat gepaard met een
hoop wiskunde. Daar kwam ik wel achter toen ik, voor zo’n simpele manier van
schudden, plotseling allemaal wiskunde D filmpjes zat te kijken om het te begrijpen.

Figuur 17: De faro shuffle

Er zijn twee manieren waarop je de helften in elkaar kan schuiven: de In-shuffle en


de Out-shuffle. Om te bepalen wat de nieuwe positie van een kaart wordt na een
faro-shuffle, kan je wiskundige functies toepassen. Door na een poosje de
verandering van de volgorde te analyseren, kwam ik erachter dat er vier formules van
belang zijn bij een standaard kaartspel met 52 kaarten:

1. Voor de bovenste helft bij een In-shuffle geldt:


FI(x) = 2x , mits 0 < x < 27
2. Voor de onderste helft bij een In-shuffle geldt:
FI(x) = 2(x-26) - 1 , mits 26 < x < 53
3. Voor de bovenste helft bij een Out-shuffle geldt:
FO(x) = 2x - 1 , mits 0 < x < 27
4. Voor de onderste helft bij een Out-shuffle geldt:
FO(x) = 2(x-26) , mits 26 < x < 53`

Met deze formules heb ik een figuur opgesteld waarmee de wisselende posities van
de kaarten te zien zijn. Hierin zijn de blauwe pijlen Out-shuffles en de zwarte pijlen
In-shuffles. (Zie figuur 18) Hiermee probeerde ik erachter te komen hoe je een kaart
op positie x met enkele faro shuffles naar een gevraagde positie in het kaartspel kan
brengen. Door deze kennis te combineren met andere technieken, kan je
verbluffende effecten improviseren. Het kan een keer voorkomen dat de toeschouwer
een bepaalde positie noemt, waar je een gekozen kaart met een of twee faro shuffles

26
naartoe kan verplaatsen. Met de juiste presentatie ligt er dan een waar wonder voor
je klaar.

Figuur 18: De wisselende posities van kaarten bij out shuffles (blauwe pijlen) en in shuffles (zwarte pijlen)

In het boek The Collected Works of Alex Elmsley Volume 2 staat een artikel dat
dieper ingaat op de wiskunde achter de faro shuffle. Alex Elmsley heeft dezelfde
wetmatigheden opgesteld als ik voor de kaartposities in een kaartspel met 52
kaarten. Ook viel hem op dat je de topkaart naar elke positie in een dek kan brengen,
met behulp van binaire code. (Minch, 1994) Als je één aftrekt van de gewenste
positie krijg je getal A, deze schrijf je in binaire code. Je krijgt de topkaart dan op de
gewenste positie door getal A van achter naar voor te lezen. Hierbij doe je dan bij
elke 0 een out-shuffle en bij elke 1 een in-shuffle. Even een voorbeeld: stel je wil de
topkaart op positie 38 krijgen. Getal A is dan 38 – 1 = 37. In binaire code is dat
101001. De schudsequentie is dan als volgt: in-shuffle, out-shuffle, out-shuffle, in-
shuffle, out-shuffle, in-shuffle. (Het verbluffende feit dat dit werkt is al een goocheltruc
op zich…)

27
Van wiskundige principe naar truc
Tijdens de periode wiskunst ben ik bezig geweest met een eigen truc die berust op
meerdere principes. Het eindresultaat hiervan is te zien op pagina 58. Het bijzondere
aan deze truc is dat de goochelaar niet aanwezig hoeft te zijn bij de uitvoering. De
presentatie is namelijk een instructievideo. Wanneer de kijker actief meedoet,
gebeurt het onmogelijke zonder dat de goochelaar er fysiek bij is. Hoe is dit mogelijk?

Een tip
Het wordt aangeraden om het eindresultaat te bekijken alvorens verder te lezen.
Schakel die nakijkmodus uit, pak een spel kaarten (en een dobbelsteen) en ervaar
verwondering!

Een smeekbede
Ik besef, zoals ik al vreesde, dat je nog steeds verder aan het lezen bent.

Een waarschuwing
Het is aan jou.

Het basisidee van de truc heb ik ooit bedacht voor de prijsvraag van een online
goochelgroep. Na een aantal dagen puzzelen was mijn eerste (unieke) truc een feit.
Mijn uitgangspunt was het principe van priemgetallen, beschreven in Verbal Magic:
als je een priemgetal aan kaarten in een cirkel legt, kan je elke kaart (F) forceren op
je toeschouwer. (Tamariz, Verbal Magic, 2011)

1: Om kaart F te forceren, laat je 2: Je neemt vaste stappen van A, 3: De kaart waarop je terecht
toeschouwers met de klok mee in dit voorbeeld 3. De komt draai je om. Vervolgens tel
kaarten tellen. Je begint met stapgrootte mag niet gelijk zijn je met dezelfde stapgrootte
kaart B, direct na F. aan het aantal kaarten in de verder.
cirkel.

4: Als je stappen van 3 blijft nemen en elke kaart waarop je terecht komt omdraait, dan blijft F als laatste
open kaart over. Als stapgrootte A gelijk is aan het aantal kaarten in de cirkel, is F de eerste kaart waarop
je terecht komt.

28
Dit principe berust op de wiskundige
eigenschappen van priemgetallen. In Wiskundige eigenschappen priemgetallen:
een cirkel met zeven kaarten moet je
een veelvoud van zeven stappen zetten Een priemgetal (X), is enkel deelbaar door X
om van B naar F te komen. Als de of 1.
stapgrootte een veelvoud is van 7, is F
De kleinste gemene veelvoud van A en X is
de eerste kaart waarop je terechtkomt.
Anders is F de zevende en laatste kaart het vermenigvuldigingsproduct van A en X,
waar je op terechtkomt. Wanneer je mits de getallen niet dezelfde waarde
een getal onder de zeven kiest, kom je dus altijd bij de zevende hebben. keer tellen op F
terecht.
Bij dit principe als uitgangspunt zijn twee kaarten belangrijk: de kaart waar je
begint met lopen (B) en de kaart waar je uiteindelijk eindigt (F). Voordat de
toeschouwer begint met lopen, wil je dat F ‘hun kaart’ is, zodat het bijzonder is
wanneer ze hierop terecht komen. Ook moet je de toeschouwers op B laten
beginnen met lopen. Met deze vragen ben ik aan de slag gegaan. Na een hoop
denken en uitproberen kwam ik tot een lang proces met verscheidenen principes.
Deze principes hebben twee doelen: ogenschijnlijke chaos veroorzaken en de
kaarten B en F forceren.
Om te beginnen liggen
zeven paren in een cirkel. Een paar
bestaat uit twee kaarten met Couperen:
dezelfde kleur en waarde,
bijvoorbeeld twee zwarte koningen Bij couperen neem je een stapel kaarten van
of twee rode vijven. Vervolgens bovenaf en gooi je de rest van het spel hierop.
wordt met de klok mee van elk paar
één kaart verzameld. Dit zorgt voor Hierbij verplaatst elke kaart naar een andere
een stapel met dezelfde cyclische positie in het dek, maar blijft de cyclische
volgorde als de cirkel. Door te volgorde hetzelfde. Elke kaart behoud zijn
couperen blijft de cyclische ‘buren’.
volgorde intact, maar lijkt het een
grotere chaos te worden. Elke kaart
is nu een potentiële F, de kaart die F direct volgt is B. Met de volgende instructie is
het mogelijk om de toeschouwer F apart te laten leggen en B bovenop de stapel te
krijgen:

“Houd de stapel in je hand en kies een getal van 1 t/m 6. Leg kaarten een voor een
neer op tafel totdat je bij je eigen kaart uitkomt. Leg de kaart op je nummer apart en
gooi de overige kaarten in één keer op tafel.”

Met alle overige kaarten op tafel wil je de positie van B gecontroleerd houden, zo kan
je deze kaart uiteindelijk forceren. Op dit moment ligt B bovenop. Met de volgende
instructie komt de bovenste kaart onderop, terwijl het voor de toeschouwer lijkt alsof
de stapel geschud wordt:

“Pak de stapel in je hand. Leg de bovenste kaart neer. Doe maar. Leg nu de
onderste kaart neer, of een uit het midden. Het maakt niet uit. Pak van waar je wil en
maak zo je eigen stapel.”

29
B ligt nu onderop. Na wat gepraat over de weggelegde kaart F, vergeten de
toeschouwers dat ze eerst de bovenste kaart onderop hadden gelegd en daarna pas
willekeurig gingen delen. Door te refereren naar de stapel als ‘het geschudde
stapeltje’, bevestig je de misvatting dat het gehele stapeltje willekeurig geschud is.
De onderste kaart is echter B. Door de stapel om te draaien, zien de toeschouwers
kaart B. Wanneer je tegen ze zegt dat ze op de match van kaart B moeten beginnen
met lopen, komen ze uit op de match van kaart F. (Volgens het principe beschreven
aan het begin van dit hoofdstukje)

Kort gezegd: de truc is mogelijk door allemaal principes. Alle principes zijn erop
gericht om ogenschijnlijke chaos te creëren of om de climax te laten werken.

Mijn monoloog
Er is een routine waar ik erg trots op ben: goochelaar of zwendelaar? Dit is een
monoloog die ik voor het kunstvak drama heb geschreven. Met deze routine wist ik
mensen te verbazen, te vermaken. Het was meer dan een simpele reeks trucjes, het
ging hand in hand met een magische sfeer. Een sfeer die lastig is om over te
brengen. In het hoofdstuk Toeschouwers Verwonderen (zie pagina 35) ga ik dieper in
op deze magische sfeer. Afgelopen jaar heb ik de technische werking van het
monoloog flink verbeterd. Hoe zien die verbeteringen eruit? In dit hoofdstuk worden
ze onder de loep genomen.

De routine
Voordat we de verbeteringen kunnen behandelen, moeten we het totaalplaatje
bekijken. Hoe gaat de routine in zijn werk? Voordat de monoloog begint, laat ik een
toeschouwer het spel schudden. Als hij klaar is, zoek ik drie kaarten uit. Vervolgens
pak ik mijn portemonnee erbij en haal er geld uit: ik ben nu klaar om te beginnen.
In het monoloog speel ik een oude ervaren man op straat. De man kijkt hoe iemand
mensen oplicht met een kaartspelletje. Hij loopt naar de oplichter toe om geld in te
zetten en spreekt hem aan. Terwijl de man hem aanspreekt, vinden er allemaal
magische effecten plaats. De monoloog begint met een variant op het bekende
oplichtersspel Driekaart Monte. De goochelaar laat drie kaarten zien, twee jokers en
een ruitenaas. Hiermee gebeuren rare dingen: de aas lijkt te zijn verdwenen of er is
ineens geen enkele joker meer. Op het einde is er plots een schoppen tien aanwezig.
Vervolgens ‘speelt de oude man open kaart’ en begint hij over zijn eigen
goochelcarrière, zijn weg van zwendelaar naar goochelaar. “Pas later, op het
moment dat mijn leven als een kaartenhuis ineenstortte, had ik door wat ik was: een
zwendelaar… geen goochelaar… En toch, toch wilde ik er een worden! Ik wilde
mensen verbazen, vermaken. En eindelijk speelde het leven mij in de kaart.”
Tot slot richt de oude goochelaar zich op de jonge zwendelaar en zegt dat de
jongeman ook een succesvolle carrière kan hebben. “Natuurlijk, het is maar net hoe
de kaarten vallen. De een krijgt een goede toegedeeld. En de ander, de ander een
slechte.” De goochelaar laat twee kaarten zien en zegt dat je niet, als een
zwendelaar, de slechte kaart moet stelen, maar de goede moet delen. “Pak beide
kaarten samen en maak ze beide beter” Er vindt een transformatie plaats, een
schoppen drie en hartenboer veranderen in een harten vrouw en hartenkoning.
Vervolgens schudt de goochelaar het hele kaartspel. “Ook al lijkt het leven een ware
chaos.” De goochelaar spreidt het spel op tafel, welke een geordende volgorde heeft.
“Met de juiste keuzes kan jij, jouw leven, weer op een rijtje krijgen. Alles is mogelijk”.

30
De technische werking verbeterd
Gedurende de monoloog worden de kaarten geschud en gebruikt voor trucjes. Toch,
aan het einde, heeft het spel een geordende volgorde. (K♥, Q♥, J♥, 10♥, 9♥.. ..4♠,
3♠, 2♠, 1♠) De kaarten die tijdens de trucjes worden gebruikt, moeten deze
geordende volgorde niet verstoren. De oorspronkelijke versie gebruikt duplicaten om
dit voor elkaar te krijgen: een extra ruitenaas, hartenaas, ruiten zeven en schoppen
drie. Tijdens het opvoeren moeten deze duplicaten worden weggemoffeld. Zo houd
je aan het einde een compleet spel over zonder dubbele kaarten. Dit wegmoffelen
zorgt voor onnodige bewegingen, welke argwaan opwekken en afleiden van de
monoloog. Dit merkte ik toen ik de monoloog opvoerde voor mijn opa. Triomfvol wees
hij mij achteraf op de kaarten in mijn zak. ‘Nou en?’ was mijn eerste gedachte. ‘Ik heb
de overige kaarten inderdaad weggestopt, maar de werking van de trucs zelf heb je
daarmee nog niet ontrafeld.’ Na het lezen van theorieboeken wist ik: dit doet er niet
toe. Mijn opa had een pietluttig detail opgemerkt en daarmee was de magische
ervaring voor hem tenietgedaan. Daarom ben ik gaan zoeken naar verbeteringen.
In een nieuwere versie die ik de afgelopen zomer heb ontwikkeld, is dit
wegmoffelen niet meer nodig.
Deze variant bestaat uit dezelfde
effecten. Het grote verschil is dat Overhands schudden
er geen duplicaten worden De ‘overhand shuffle’ de meest gebruikelijke manier
gebruikt. De kaarten die worden
gebruikt voor de trucs en niet op van schudden onder beginners. Het kaartenspel
de juiste plek in het spel liggen, bevindt zich in de ene hand. Met de andere hand
moeten naar de juiste locatie pak je een voor een trosjes kaarten van bovenaf.
worden gebracht. Dit wordt
gedaan met een ‘nepvariant’ van
overhands schudden. Deze schudmanier is makkelijk te manipuleren doordat je
enkele kaarten kan pakken in plaats van trosjes kaarten. Als je dit snel en nonchalant
weet te doen, komt het over als echt schudden.
Om het gehele dek in eenzelfde volgorde te houden, zijn alle schudmanieren
die worden gebruikt nep. Het lijkt alsof het spel willekeurig geschud wordt, terwijl de
goochelaar controle heeft over de precieze locatie van elke kaart. Van elke gangbare
schudmanier zijn er eigenlijk wel nepvarianten bedacht, de een overtuigender dan de
ander. In de oorspronkelijke versie van de monoloog ligt het kaartenspel vanaf het
begin in een vaste volgorde. Deze volgorde wordt weliswaar aangepast, maar niet
willekeurig. Zo kan het dat het spel aan het einde geordend is.
Het verwijderen van de duplicaten is niet de enige verbetering. In een nog
nieuwere versie kan het spel vooraf worden geschud door de toeschouwer, terwijl het
kaartspel nog steeds geordend eindigt. Dit is natuurlijk veel krachtiger dan versies
waarbij het spel niet geschud mag worden. Deze variant heb ik opgevoerd voor mijn
profielwerkstukbegeleider (mocht je dit lezen: lekker bezig met nakijken!) en op een
clubavond met professionele goochelaars. Let op: lees niet de rest van deze
pagina als je het geheim niet wil weten. Zodra je het weet, kan je het niet
onweten. Wees gewaarschuwd… Het grote geheim is simpel: ik verwissel het dek.
Ik heb een voorbereid dek in mijn jaszak dat ik omruil voor de geschudde stapel. Het
is wenselijk dat de toeschouwers zich geen enkel moment kunnen bedenken waarop
het spel gewisseld kan zijn. Daarom geef ik een motivatie om in mijn jaszak te zitten:
het zoeken naar geld. Hoe en waarom dit motiveren werkt behandel ik in het
deelhoofdstuk In het brein van de toeschouwer. Nog een reden dat de wissel niet
opvalt is de timing. Het wordt gedaan op moment dat mensen nog geen geheime

31
bewegingen verwachten: vooraf. Ik ben nog bezig met alles klaarzetten, niet met het
opvoeren van de truc. Op moment dat mijn houding verandert en de monoloog
begint, heeft het grootste geheim al zijn werk gedaan.

Na het optreden voor mijn opa viel mij op dat het monoloog niet zo perfect in elkaar
zat als ik dacht. Er waren details die zorgen voor argwaan, wat toeschouwers
belemmert om ware magie te ervaren. Deze details wist ik weg te werken door geen
duplicaten meer te gebruiken die tijdens de monoloog weggestopt moeten worden.
Hoe bepaalde kaarten dan op de juiste positie konden komen zonder verdachte
bewegingen was een flinke zoektocht. Uiteindelijk bracht de meest gebruikte manier
van schudden mij verlossing.

Oorspronkelijke versie Nieuwste versie


Kaarten die nodig zijn voor trucjes 3♠, 7♦, A♦, A♥ 3♣, J♥, Q♥, K♥
ná de driekaart Monte
Duplicaten 3♠, 7♦, A♦, A♥ Geen
Kan het kaartspel vooraf worden Nee Ja
geschud door de toeschouwer?

Tabel 2: Verbeteringen monoloog

Oefenen, oefenen, oefenen…


‘Het was na mijn zoveelste optreden in The Egyptian Hall, een jonge goochelaar riep
mijn naam en liep naar mij toe. Ik vroeg hem hoeveel trucs hij kende. Na een snelle
berekening antwoorde hij: “Zo’n driehonderd.” Ik vertelde hem dat ik slechts acht
trucs ken.’ Dit waren de woorden van David Devant. (Britland, 2017) Hij was een van
de grootste goochelaars begin 20e eeuw. Uiteraard kende hij meer trucs. Met deze
woorden benadrukte hij het verschil tussen weten hoe een truc werkt en weten hoe je
hem moet doen.
Enkel de kennis over een methode is niet genoeg, je moet de methode eigen
maken. De technische werking van een truc vergt veel van de goochelaar. Hij moet
de benodigde technieken vlekkeloos kunnen uitvoeren. Om een routine onder de
knie te krijgen, moet je veel oefenen. Zo simpel ligt dat echter niet. Ascanio
onderscheidt zeven leerfases die leiden tot de perfectie van een routine. (Etcheverry,
2005) Wat houdt de oefenweg richting perfectie in?

Wanneer je een routine hebt die je wil leren, kom je in de onderzoeksfase. Je


bestudeert hoe alles werkt, van de benodigde vingervlugheid tot de gehele
presentatie. Het doel is om vertrouwd te raken met de stof, om alles te begrijpen.
Vervolgens beland je in de eerste oefenfase. Je herhaalt de truc keer op keer,
totdat je alles gemakkelijk doet. Het kan een zware periode zijn, sommige technieken
duren dagen, zo niet maanden of zelfs nog langer om onder de knie te krijgen.
Wanneer je de gehele routine min of meer moeiteloos kan, is het tijd om door te gaan
naar de volgende periode. Als amateurgoochelaartje heb ik vaak de neiging om nu
al, of zelfs eerder, trucs te laten zien. Tijdens de officiële opvoering van mijn
monoloog had ik niet meer dan de eerste twee fases doorlopen. Ascanio beschrijft
echter nog meer fases die van belang zijn.
Na de eerste oefenfase volgt de correctiefase. Je staat hier stil bij dat wat je
hebt geoefend. Je bestudeert de routine opnieuw. Nu je hebt geoefend met de

32
materie, kan je bij je bronnen verklarende gedachtes en details vinden die je eerst
niet opgevallen waren. De uitvoering van technieken kan worden bijgesteld. Zo
voorkom je dat je slechte gewoontes normaliseert. Vooral bij bronnen waar je niet
vanzelf wordt gecorrigeerd, zoals boeken, is dit van belang. Dit is ook het moment op
de routine aan te passen aan je eigen stijl.
Met de verbeterde routine kan je weer verder oefenen. Je komt in de
gecorrigeerde oefenfase. Met herhaling na herhaling raak je steeds vertrouwder met
de routine. Nu is het ook mogelijk om de routine aan een oefenpubliek te laten zien:
familie, vrienden of medegoochelaars. Je bent eigenlijk nog aan het studeren. Aan
de hand van de reacties van mensen kan je nog steeds hier en daar iets wijzigen.
Op deze manier bereik je beetje bij beetje een van de spannendste fases: zich
meester maken van de routine. Dit is het moment om voor leken op te gaan treden.
In de fase van het meesterschap wordt de routine een tweede natuur. Je laat het
zien aan onbekende mensen.
Bij het optreden voor veel verschillende mensen, komt je routine in aanraking
met allemaal andere persoonlijkheden. Grote liefhebbers van magie, sceptici, je leert
hoe je de routine moet uitvoeren voor alle soorten publiek. Deze fase duurt ook het
langst. Vaak kan het jaren duren. Je wordt als het ware één met de routine: de
technieken, de gebaren, je gezichtsuitdrukkingen, nergens hoef je meer over na te
denken. De kleine verbeteringen vallen niet eens op bij de goochelaar, de progressie
gaat zeer langzaam. Soms is het gepolijste meesterwerk dan aan het einde van zijn
ontwikkeling, het komt in de laatst mogelijke fase.
Perfectie.

Het leerproces van een routine kan zeer lang duren. We kunnen de volgende stadia
onderscheiden: onderzoeken, oefenen, corrigeren, het gecorrigeerde oefenen, zich
meester maken en eenwording. Tot slot bereikt de routine perfectie.
“Hij zei: ik kan zo’n driehonderd trucs. Ik zei: ik kan er acht.”

Om het onmogelijke mogelijk te maken, heeft een truc een verborgen technische
werking. Zoals te zien is in de truc Pieten, Pakjes & Problemen kunnen de methodes
berusten op bepaalde principes. Het kan ook te maken hebben met vingervlugheid,
in mijn monoloog Zwendelaar of Goochelaar? gebruik ik bijvoorbeeld bepaalde
kaarttechnieken. Verder is het gebruik van gimmicks ook een mogelijkheid. Je kunt
een unieke nieuwe truc bedenken door bijvoorbeeld de mind movie tool te gebruiken.
Vaak leren goochelaars echter iets dat al is bedacht. Om het dan bij je
persoonlijkheid te laten passen, kan je de truc iets veranderen.
Er zijn meerdere manieren om te leren hoe je het onmogelijke mogelijk maakt.
Zo kan je hulp krijgen van een goochelaar. Zelfstandig is het een optie om boeken te
bestuderen. Met het internet zijn de methodes makkelijker te achterhalen dan ooit,
maar weten hoe een truc werkt is niet genoeg. Het leren van het goochelambacht
vergt meer. Je wil toeschouwers kunnen verwonderen met je optredens. Strevend
naar perfectie onderga je een lange oefenweg.

33
34
Toeschouwers verwonderen
We weten nu hoe je het onmogelijke mogelijk maakt. Dit is echter nog niet genoeg
om een ambachtelijke goochelaar te worden. Om toeschouwers te verwonderen, is
het belangrijk om het onmogelijke goed over te brengen. De spanjaard Arturo de
Ascanio schreef over ‘de magische sfeer’. (Etcheverry, 2005) Dit is een sfeer van
verwondering en mysterie. Deze bereikt een goochelaar als hij zijn effecten zo
opvoert dat toeschouwers geen methode kunnen achterhalen. Het publiek is niet
eens in staat te vermoeden dat er een methode mogelijk is. Er is geen logica meer
om op terug te vallen, er heeft een waarlijk wonder plaatsgevonden. Dit krijg je niet
voor elkaar als je enkel de technische werking van een truc weet. Om dit voor elkaar
te krijgen is het als goochelaar belangrijk om je te verdiepen in goocheltheorie. Hoe
bereik je die magische sfeer?
Ascanio maakte onderscheid in twee soorten theorie. Aan de ene kant heb je
theorie over de presentatie van een truc. Hoe je een effect moet brengen, hoe je de
impact ervan op je publiek vergroot. Juan Tamariz is hier een grootmeester in: hij
weet als geen ander hoe je een magisch effect kan uitmelken zodat stomverbaasde
mensen een onvergetelijk wonder ervaren. Aan de andere kant heb je theorie die
zich bezighoudt met het verbergen van de geheimen. Je wilt voorkomen dat geheime
methodes worden vermoed, laat staan gezien.
Met het lezen van boeken over de theorie, ben ik anders gaan denken over
goocheltrucs. In dit hoofdstuk zal ik de vraag “Hoe verwonder je de toeschouwer?”
beantwoorden aan de hand van een aantal theorieën die ik tijdens het bestuderen
van de boeken ben tegengekomen. Dit zal ik aanvullen met eigen denkwijzen die ik
afgelopen jaar ontwikkeld heb. Zowel de theorieën die ik ga bespreken, als mijn
eigen denkwijzen, zal ik illustreren aan de hand van eigen goocheltrucs. Hiervoor
gebruik ik zowel goocheltrucs die ik voorafgaand aan het profielwerkstuk al gedaan
heb (dus met terugwerkende kracht pas ik theorieën toe op deze goocheltrucs) en
trucs van afgelopen jaar (dus terwijl ik bezig was met profielwerkstuk en me dus in
ieder geval deels bewust was van diverse theorieën).

35
In het brein van de toeschouwer
Om toeschouwers te verwonderen, moeten je ze iets onmogelijks laten ervaren. Hun
ervaring is afhankelijk van dat wat ze waarnemen. Pas als ze in hun hoofd
concluderen dat hetgeen wat ze hebben waargenomen onmogelijk is, is een truc
geslaagd. Met deze gedachten gaan we nu eens kijken naar het ontstaan van
verwondering. Hoe komen toeschouwers tot de conclusie dat iets onmogelijk is?

“magic happens not in the hands of the performer,


but in the minds of the spectators”
Uit de introductie van The Secrets of Brother John Hamman

Wat is onmogelijk?
Voordat we iets onmogelijks kunnen ervaren, moeten we begrijpen dat het
onmogelijk is. (Lamont & Steinmeyer, 2018) Deze vanzelfsprekendheid kan je al snel
over het hoofd zien. Dit heb ik onder andere gemerkt bij optredens voor kleine
kinderen. Neem bijvoorbeeld een truc waarbij je gedachten leest. Bij een goede
uitvoering zouden volwassenen stomverbaasd zijn, gedachten lezen kan immers niet.
Hele kleine kinderen interesseert gedachten lezen echter niet zoveel, ze snappen
nog niet dat het onmogelijk is. Om mensen te verwonderen, is het belangrijk dat ze
begrijpen wat er te verwonderen valt. Het is bij een jong publiek altijd belangrijk om
dit in je achterhoofd te houden.
Niet alleen bij kinderen moet je hier rekening mee houden, bij volwassenen
net zo goed. In het boek Strong Magic besteed Darwin Ortiz een heel hoofdstuk aan
‘helderheid’. Bij het laten zien van een truc, ervaart de toeschouwer iets onmogelijks.
Dit onmogelijke noem je het effect. Dit moet helder zijn voor de toeschouwer. Er is
simpele oefening om te achterhalen of dit het geval is: beschrijf het effect zo kort
mogelijk. Dit heb ik gedaan bij meerdere trucs, zo ook bij de ingewikkelde truc Pieten,
Pakjes & Problemen. Het effect van deze truc komt op het volgende neer: twee
willekeurige kaarten blijken te matchen. Dit is begrijpelijk. Een effect dat niet kort en
simpel te beschrijven is, is niet helder. Als iemand dan de truc ziet, is het voor
diegene niet duidelijk wat er nu onmogelijk is. In het brein van de toeschouwer
ontstaat enkel verwarring en zoals Dai Vernon ooit zei: “verwarring is geen magie.”
Voor een toeschouwer moet het effect dus helder en begrijpelijk zijn. Maar wat
is een effect nu eigenlijk? Arturo de Ascanio beschreef een effect als het verschil
tussen een oorspronkelijke toestand (A) en de eindtoestand (B). Neem bijvoorbeeld
de verschijning van een ei. Eerst laat de goochelaar zijn lege hand zien en laat hij
een doek controleren door de toeschouwer (A). Vervolgens bedekt de goochelaar
zijn hand met het doek en trekt hij het doek weer weg. Uit het niets houdt hij nu
opeens een ei vast! (B) Het verschil tussen beide toestanden is het magische effect.
Als je alleen de ene toestand ziet en niet de andere, dan ervaar je niets onmogelijks.

Het zoeken naar oorzaken


Wanneer de mens iets waarneemt wat onmogelijk lijkt, gaat het brein zoeken wat het
veroorzaakt. Als er vervolgens geen enkele oorzaak gevonden kan worden, dan
concludeert het brein dat het onmogelijk is. Als je deze manier van zoeken in het
brein van de toeschouwer begrijpt, kan je deze kennis gebruiken om een truc zo
vorm te geven dat de toeschouwer geen oorzaak kan vinden. Bij het zoeken naar
oorzaken, baseert een brein zijn zoektocht op logica.
Stel je hebt corona, hoe zou dat kunnen? Het is logisch dat je corona hebt
opgelopen vóór je eerste positieve zelftest. Ook is het vanzelfsprekend dat er

36
anderen zijn met corona, anders kan je het niet opgelopen zijn. Verder is er een
nabijheid in tijd: je bent corona opgelopen vlak voor de positieve zelftest, niet
maanden ervoor. Tot slot is er natuurlijk sprake van nabijheid in afstand: als je door
iemand besmet bent, moet je wel nauw contact met diegene gehad hebben. Dit alles
klinkt logisch, toch kan je een truc zo vormgeven dat deze logica niet meer werkt. Het
is lastig, maar mogelijk. Hoe zou je dit voor elkaar kunnen krijgen?
Logischerwijs, zoekt de toeschouwer naar de oorzaak vóór de eindtoestand,
niet erna. Toch kan de oorzaak achteraf plaatsvinden. Stel, een goochelaar
produceert uit het niets een ei. Het effect heeft plaatsgevonden. Stiekem is het ei
echter nep, het is een opvouwbare spons in de vorm van een ei. Om aan te tonen
dat het geproduceerde ei echt is, pakt de goochelaar een glas erbij. Terwijl hij dit
doet, verwisselt hij de spons met een echt ei. Dan breekt hij het ei open in het glas
om aan te tonen dat het ‘geproduceerde ei’ echt is. Het publiek zal zoeken naar
mogelijke oorzaken vóór de productie van het ei. Hier is echter niks te vinden en het
brein concludeert: dit is onmogelijk.
Het moment tussen de oorspronkelijke toestand en de eindtoestand noemt
Darwin Ortiz het cruciale interval. (Ortiz, Designing Miracles, 2006) Het lijkt
vanzelfsprekend dat de misleiding tijdens het cruciale interval plaatsvindt. Daarom let
de toeschouwer extra goed op tijdens het cruciale interval. Door het moment van
misleiden op een ander moment te laten plaatsvinden, laat je de toeschouwer
zoeken op het verkeerde moment.

“Als de toeschouwer de oorzaak niet weet, bereik je misleiding.


Als de toeschouwer weet dat er geen oorzaak kan zijn, bereik je verwondering.”
- uit Designing Miracles

Misleiding zonder verwondering


Wanneer een toeschouwer de precieze oorzaak van een truc niet kan achterhalen, is
diegene niet meteen verwonderd. Er kan namelijk iets ‘verdachts’ gezien worden dat,
soms ten onrechte, aan de methode wordt gekoppeld. Ook al weet de toeschouwer
niet wat er precies is gebeurd, hij of zij denkt te weten dat er iets gebeurt. De
magische illusie is dan verpest. De truc wordt niet ervaren als iets onmogelijks.
Je wilt dus dat de toeschouwers niets ‘verdachts’ waarnemen. Op moment dat het
brein een onnatuurlijke beweging registreert, wordt dit bestempeld als verdacht. Er
wordt argwaan opgewekt en de toeschouwers komen in een puzzelende houding.
Ook al leidt dit misschien niet tot de juiste oplossing, ze weten dat er iets gebeurd is
en de verwondering is weg. Daarom benadrukken veel goochelaars, van Arturo de
Ascanio tot Dai Vernon, het belang van natuurlijkheid in technieken. Maar wat
registreert het brein als onnatuurlijk? En hoe kan je onnatuurlijke bewegingen
voorkomen?
De opkomende muntengoochelaar Danny Goldsmith heeft hier een leerzame
kijk op die hij beschrijft in een videolezing. Hij spreekt over ‘behoud van energie’.
(Goldsmith, 2021) Dit houdt in dat organismen geen nutteloze bewegingen maken,
alles wat je doet heeft een reden. Het is biologisch gezien niet natuurlijk om energie
te verspillen aan bewegingen die er niet toe doen.
Soms is er voor de technische werking van een truc echter een beweging
nodig die zinloos overkomt op de toeschouwer. Om te voorkomen dat het nutteloos
overkomt moet je de beweging motiveren. Neem bijvoorbeeld de truc met het ei.
Zodra de goochelaar de spons die lijkt op het ei tevoorschijn heeft getoverd, moet het
verwisseld worden met een echt ei. Om de vereiste geheime beweging te motiveren

37
pakt de goochelaar een glas. Vervolgens toont hij met het glas aan dat het ei (nu
verwisseld) echt is. In dit geval is de motivatie impliciet, je zegt niet dat je beweegt
om het glas te pakken. Vaak werken impliciete motivaties het beste. “Maak
onbelangrijke zaken niet belangrijk,” aldus Dai Vernon.
Naast onnatuurlijke bewegingen, zijn er ook onnatuurlijke houdingen. (zie
figuur 19) Deze heb je soms niet door tijdens het oefenen van bepaalde technieken.
Door eerst je natuurlijke lichaamshoudingen te filmen, kan je dit later met je
lichaamshoudingen gedurende geheime bewegingen vergelijken. Zo voorkom je dat
je van onnatuurlijke poses een slechte gewoonte maakt. We nemen voor het gemak
weer de truc met het ei als voorbeeld. Voordat je het sponzen ei laat verschijnen, zit
de spons compact opgevouwen in je hand. Je wilt dan je hand hetzelfde hebben als
je normale houding. Op deze manier vermoedt niemand dat er iets aan de hand is.
Wanneer je bijvoorbeeld je pink op een rare manier kromt tijdens het vasthouden van
de spons, kan dit argwaan opwekken. Achteraf zullen sommige toeschouwers zich
die rare kromme pink herinneren. “Hé, daar moet de geheime handeling hebben
plaatsgevonden!” Weg is de magische verwondering.

Figuur 19: onnatuurlijke en natuurlijke houding

Het doel van de goochelaar is dat toeschouwers de conclusie trekken “dit was
onmogelijk!” Daartoe is het belangrijk dat het effect helder is. Voordat de conclusie
getrokken wordt, zoekt het brein naar oorzaken. Dit doet het brein met logica. Zo is
het volgens deze logica aannemelijk dat de misleiding gebeurt tijdens het cruciale
interval. Wanneer de methode buiten het cruciale interval plaatsvindt, zal de
toeschouwer zoeken naar de geheime werking op het verkeerde moment. Als er
tijdens de zoektocht iets verdachts gevonden wordt, wekt dit argwaan op. Elke
onnatuurlijke beweging heeft zo de potentie om de verwondering te vergallen.

Meer dan een goocheltruc


Naast het kleine klimgebiedje Mollans-Sur-Ouvèz ligt een camping. Na een dag
klimmen met een pas ontmoet gezin, zat ik een showtje voor te bereiden in mijn tent.
Met een kartonnen doos uit de supermarkt als tafeltje, probeerde ik mijn trucs aan te
passen aan het publiek. Ik zou gaan optreden voor twee kleine kinderen uit het gezin
waarmee ik was wezen klimmen. Ter voorbereiding inspecteerde ik later de plek
waar ik zou gaan optreden. Ondertussen zaten de kinderen op een terras ijs te eten.

38
Op het moment van de waarheid was er een groot probleem: ‘Kikkie’. Mijn publiek
was bevangen door een gevangen kikker. Met een kartonnen tafeltje en een spel
kaarten wist ik voor een kort moment hun aandacht te trekken. “Waarom die
kaarten?” Vrolijk nam ik ze mee, ik kon beginnen. Althans, dat dacht ik. De aandacht
was weer verplaatst naar de veel interessantere Kikker. Deze lastige situatie mondde
uit in een leerzame show. De lessen die te trekken zijn uit dit uiteindelijk toch wel
succesvolle optreden, bouwen mooi voort op de voorgaande theorie. We vragen ons
af: wat maakt een show meer dan een reeks trucjes?

Een unieke ervaring


Op gegeven moment zaten de kinderen aandachtig te luisteren. De kleinste zat zelfs
half op schoot, tot grote verbazing van de ouders. Zij wisten hoe druk hij normaal
gesproken kan zijn, hoe hij normaal gesproken bezig is met alles om hem heen. Nu
voelden de kinderen zich echter persoonlijk betrokken bij de presentatie. Hoe heeft
dat, ondanks de interessantere kikker, kunnen gebeuren?
Het komt erop neer dat ik van het probleem de oplossing heb gemaakt. Ik heb
de kikker de ster van de show gemaakt. Zo sloeg ik twee vliegen in een klap: de
aandacht was erbij en het optreden werd een unieke ervaring. Ik liet de kikker mij
vertellen wat hun gekozen kaart was en gebruikte hem bij de rood-zwart truc. In de
rood-zwart truc verdelen de kinderen alle kaarten op willekeurige wijze over twee
stapels. Vervolgens blijken in de ene stapel alle zwarten te zitten en in de andere alle
roden. De kikker probeerde telkens te raden of de kaart rood of zwart was en
vertelde dit aan de kinderen.
Tijdens een ander optreden voor kinderen had ik ooit iets soortgelijks gedaan.
Voor een grote basisschoolklas hield ik enkele maanden eerder ook een show. In de
klas zat een meisje met een knuffel. Ze vroeg of ik daarmee kon goochelen. Op
gegeven moment liet ik de knuffel, net als de kikker, gedachten lezen. Dit was een
groot succes. Er lijkt iets te zijn met de knuffel en de kikker dat de truc meer maakt
dan een simpele goocheltruc. Hoe komt dat?
De knuffel en de kikker zorgen ervoor dat de optredens uniek zijn. Wanneer
de toeschouwers het gevoel hebben dat ze iets eenmaligs meemaken, voelt dat
specialer. Wat ze zien zal immers niemand anders meemaken. Goochelaars maken
vaker gebruik van het gevoel dat een show persoonlijk en eenmalig is. Hoe kan je dit
gevoel oproepen? Welke manieren zijn er om een show belangrijk te maken voor de
toeschouwer?
Persoonlijke attributen van de toe schouwers gebruiken is één van de
manieren. In het tv-programma Mindf*ck van
Victor Mids zie je dit ook terug. Zo is er een
aflevering met de persoonlijke viool van André
Rieu. De viool is een eeuwenoude
Stradivarius. Tijdens de truc zet Victor Mids
het leven van dit kostbare instrument op het
spel. Zo creëert hij een grote spanning en een
unieke ervaring, voor André Rieu en de kijker
op de televisie. André Rieu hoopt dat de truc Figuur 20: Een koffer waarin mogelijk de
lukt, anders wordt het een duur grapje. Hij Stradivarius zit, staat op het punt platgewalst te
worden.
heeft dus een persoonlijk belang bij de truc.
Naast persoonlijke attributen, zijn
persoonlijke belangen ook een manier om unieke ervaringen te creëren. Door iets op
het spel te zetten, is de toeschouwer meer betrokken bij de truc. Dit hoeft niet met

39
zo’n dure Stradivarius, het kan ook op een simpelere manier. Zo kan je samen met
het publiek een uitdaging aangaan. Dit zou je kunnen doen bij de rood-zwart truc.
Hierbij moet het publiek van elke kaart raden of het rood of zwart is. Stel we zijn in
een schoolklas, dan kan je bijvoorbeeld zeggen: “Het zou natuurlijk erg bijzonder zijn
als het ons lukt om alle rode en zwarte kaarten van elkaar te scheiden. Zo bijzonder,
ik vind eigenlijk dat jullie dan tien minuten langer pauze verdienen. Meester, vindt u
dat ook niet?” Door iets in deze trend te beloven, krijgt de klas er een persoonlijk
belang bij dat de truc slaagt.

De oorspronkelijke toestand
Tijdens het kikkeroptreden voerde ik de rood-zwart truc op. Alhoewel de technische
uitvoering vlekkeloos verliep, viel de impact wel mee. Met name de ouders liet het
effect onberoerd. En dat terwijl het effect normaal gesproken juist zo’n grote impact
heeft. Hoe klein is immers de kans dat de toeschouwers van elke kaart weten te
zeggen of het rood of zwart is? Die kans voelt (en zonder goochelaar is) zeer klein,
en daarmee lijkt de truc onmogelijk. Ik kon toentertijd niet plaatsen wat het gebrek
aan reactie veroorzaakte. In mijn aantekeningenboekje schreef ik dat ik ‘de
onmogelijkheid meer moest benadrukken’. Later ben ik beter gaan begrijpen wat hier
is gebeurd. Om het uit te leggen, moeten we weer even terug naar de definitie van
een effect.
Eerder is genoemd hoe Arturo de Ascanio een effect definieert. Nu gaan we
zijn theorie hierover verder toelichten aan de hand van het kikkeroptreden. Ascanio
beschreef een effect als het verschil tussen een oorspronkelijke toestand en een
eindtoestand. Het is cruciaal dat beide toestanden doordringen bij de toeschouwer.
Dit is niet gebeurd bij de opvoering van de rood-zwart truc tijdens het kikkeroptreden.
Ik was gefocust op de kikker en de kinderen en verloor het volwassen publiek uit het
oog. Zo heeft het kunnen gebeuren dat ze de oorspronkelijke toestand van de truc
niet hebben meegekregen. Gedurende het cruciale interval, de periode tussen de
oorspronkelijke en uiteindelijke toestand, waren de ouders er niet volledig bij met hun
aandacht. Een toeschouwer moet echter wel de oorspronkelijke toestand meemaken
om de eindtoestand bijzonder te vinden. Ook is het belangrijk dat de toeschouwer
geen ruis ervaart tijdens het cruciale interval. Met deze uitgangspunten kunnen we
de gebrekkige impact van de rood-zwart truc tijdens het kikkeroptreden verklaren.
In mijn aantekeningen schreef ik dat ik de onmogelijkheid meer moest
benadrukken. Ascanio ziet het net wat anders. Om een effect te laten slagen, wil je
de oorspronkelijke toestand benadrukken, niet de onmogelijkheid van het effect zelf.
(Etcheverry, 2005) Om de rood-zwart truc succesvoller te laten verlopen, wil je dus
de beginsituatie goed laten doordringen. ‘Jullie hebben dit spel geschud en zelf de
kaarten verdeeld over twee stapels.’ Het is minder effectief om de onmogelijkheid te
benadrukken. ‘De kans is erg klein dat de rode en zwarte kaarten gescheiden zijn.’

Het kikkeroptreden was uniek, het was de eerste en laatste keer dat ‘Kikkie’ kon
stralen als de ster van de show. Dit maakte het optreden bijzonder en meer dan een
simpele reeks trucs. Als je een truc meer wil laten zijn dan ‘iets interessants’, kan het
helpen om de oorspronkelijke toestand te benadrukken. Zo komt de onmogelijkheid
van een effect beter over.

40
Het vergroten van de impact
Aan de oevers van de tijd, ligt één magisch effect als vastgeroeste boot aan de
steiger van mijn vader. Het was eenmalig, nog nooit eerder vertoond en zo impactvol
dat de boot het vertikt om te vergaan in het meer van vergetelheid.
Toepen, een simpel potje toepen. Dat waren mijn vader en ik aan het spelen,
naast een riviertje op een camping in Frankrijk. Bij het kaartspel speel je meerdere
slagen, met het doel om de laatste slag binnen te halen. Na meerdere rondes met
een geschud spel brak een bijzondere ronde aan. Mijn vader haalde de laatste slag
binnen en had nu in totaal vier kaarten bij zich. Deze waren uniek, het spelverloop
van elk potje toepen is uniek. Hoe verbaasd was mijn vader dan ook toen ik hem zei
achter zich te kijken. Over de oever, aan de andere kant van de rivier, was een
bergwand. Op de bergwand stonden ze: vier kaarten. Dezelfde kaarten. Elke
tactische keuze, elke verstandsverbijstering bij een domme keuze, het kon niet. En
toch kwamen ze overeen: de vier kaarten die mijn vader had binnengehaald en die
op de rotsen aan de verste oeverzijde.
Als we het effect afbreken tot de basis, is het erg simpel: mijn vader heeft vier
kaarten verkregen met een kaartspel die plotseling ook op een verre locatie te zien
zijn. Indrukwekkend, maar dit hoeft niet iets te zijn wat iemand zich na vele jaren nog
steeds herinnert. Toch heeft de uitvoering van de truc zo’n grote impact gehad, dat
mijn vader het nu nog af en toe aanhaalt. Veel vaker vergeleken bij andere trucs die
hij heeft gezien. Blijkbaar had het effect een veel grotere impact. Door te analyseren
waarom dit zo zou kunnen zijn, kan de theorie die eruit voorkomt ook worden
toegepast bij andere trucs.

Een truc persoonlijk maken


Bij het kikkeroptreden heb ik verteld dat je een truc persoonlijk wil maken. Heb ik dit
hier onbewust gedaan? Op zich wel, en dat zou de grote impact deels kunnen
verklaren. Ik speelde een spel met mijn vader waarbij hij de vier kaarten
binnenhaalde. Dit maakte de kaarten belangrijk voor hem: ze zorgde ervoor dat hij de
ronde won. Door tactisch te spelen en moeite in het spel te stoppen had hij de
kaarten verzameld. Als de vier kaarten willekeurig uit het spel gekozen zouden zijn,
was de impact waarschijnlijk minder groot geweest. De verbintenis vergroot de
impact.

De kunst van de stilte


Wat ook heeft bijgedragen aan de impact van de truc zijn pauzes. Op moment dat de
kaarten gezien werden, begon de magische ervaring. ‘Er zijn daar inderdaad vier
kaarten, ik heb ook vier kaarten, het zal toch niet…’ De schimmen van de kaarten
kwamen overeen, maar waren het ook precies dezelfde? Voordat mijn vader met
totale zekerheid kon vaststellen of de kaarten aan de overkant overeenkwamen,
moest hij met een camera inzoomen om de details op de kaarten te bekijken. De
spanning bleef toenemen terwijl we de camera erbij pakten. Na de bevestiging had
hij de tijd om het te verwerken, om de onmogelijkheid ervan in te laten zinken. In het
hoofdstuk The Beloved Art of the Pause uit het boek The Magic Rainbow beschrijft
Juan Tamariz hoe je met stilte de magische impact kan beïnvloeden.
Als de climax van een truc uit het niets op de toeschouwers wordt afgevuurd,
ervaren ze niet de maximale magische sensatie. Er ontbreekt een spanning. Een
spanning waarbij twijfel (dit kan niet…) en emoties in grote mate toenemen. Om dit
gebrek te voorkomen, is er een simpele techniek. Deze bestaat uit een korte pauze
voorafgaand aan de climax, alle gebaren, geluiden en bewegingen stoppen voor

41
enkele seconden, wat zorgt voor een maximale spanning. De climax daalt neer op
een aangewakkerd afwachtend publiek.
De ideale duur van de pauze hangt af van het effect. Hoe indrukwekkender
een effect, hoe langer de pauze. Tamariz legt het in zijn boek uit met een voorbeeld.
Neem een circusact: er klinkt tromgeroffel. De acrobaat maakt zich klaar. Het
tromgeroffel stopt. Iedereen houdt zijn adem in: je kan een speld horen vallen. Wat
gaat hij doen… Bam! Driedubbele achterwaartse zijschroef salto! Iedereen zag het
gebeuren, wat een sensatie! Stel de acrobaat had een simpele salto gemaakt, dan
zou dat teleurstellend geweest zijn. De duur van de voorgaande pauze is dan niet
proportioneel. In alle gevallen kan een te lange stilte er ook voor zorgen dat de
aandacht van het publiek verslapt. Als de voorgaande pauze juist te kort is of
ontbreekt, dan is het publiek nog niet in de optimale afwachtende spanning. De
impact is dan aanzienlijk minder.
Na de climax van een goocheltruc wil je dat de onmogelijkheid van de ervaring
inwerkt op het publiek. Ook hier is een pauze genoeg. Het verstand en de emoties
van een toeschouwer doorlopen als twee boezemvrienden drie fases: een ware
verstandsverbijstering, gedachtenis en genieting. In de eerste fase zijn de
toeschouwers overrompeld door de onmogelijkheid. Zodra ze hiervan bijgekomen
zijn komen ze in de tweede fase. Ze doorlopen in hun gedachten de truc. Als een
goochelaar zijn werk goed heeft gedaan, dan slagen ze er niet in om onder de
onmogelijke omstandigheden een methode te vinden, behalve een: magie. En dit
brengt ze in de laatste fase. De ervaring van magie, het genieten van de
verwondering.

Onverwachte effecten
Een belangrijk aspect van de opvoering is dat hij onverwacht kwam. Waar mijn vader
een potje toepen dacht te spelen, deed hij eigenlijk mee aan een goocheltruc.
Goochelaars maken wel vaker gebruik van verrassingen. Ze schetsen de situatie zo,
dat de magische ervaring komt als een verassing en nog indrukwekkender wordt.
Een voorbeeld hiervan is te zien bij Lennart Green. Zijn stijl is vrij chaotisch: de
kaarten bewegen rommelig in zijn handen alsof hij niet weet wat hij doet. Dan
beleven mensen, ondanks het ogenschijnlijke amateuristische niveau, een magisch
wonder. Doordat hij niet heel veel ervaring met kaarten lijkt te hebben, is het des te
specialer dat er iets onmogelijks is gebeurd. Dit is een reden dat professionele
goochelaars soms terughoudend zijn met het laten zien van kaart skills. Het kan de
magische impact vergroten.

Waarom heeft de truc bij mijn vader nu zo’n grote impact gehad? Het is grotendeels
giswerk, maar er is wel wat over te zeggen. Het komt onder meer doordat de truc
persoonlijk was voor hem: het waren niet zomaar vier kaarten. Hij had ze na een lang
potje toepen binnengehaald. De goocheltruc zag hij niet aankomen: het was
onverwacht. Dit heeft ook bijgedragen aan de grote impact. Wel was er genoeg
ruimte om dramatische spanning te creëren, de climax kwam niet uit de lucht vallen.
Ook kreeg mijn vader tijd om de truc te verwerken, waarna het verankerd is in zijn
geheugen.
Eigenlijk is er nog maar een grote onbeantwoorde vraag: hoe heb ik dit effect
voor elkaar gekregen? Het is zo lang geleden, enkel de grote lijnen zitten nog vaag
verstopt tussen mijn herinneringen. Eerlijk gezegd weet ik de spelregels van het spel
toepen niet eens meer. De precieze technische werking van deze truc is in het meer
van vergetelheid verzonken.

42
De structuur van een optreden
Tijdens een klein onverwachts optreden bij mijn opa, werd het belang van een goed
gestructureerde show pijnlijk duidelijk. Meerdere trucs gingen fout, de show voelde
langdradig en het optreden eindigde met een anticlimax. Alhoewel het optreden wel
nog tot verbazing leidde, was het verre van succesvol. Door de fouten van dit
optreden te analyseren, kunnen we achterhalen hoe je een optreden het beste kan
invullen. Wat zijn de elementen van een goede show?

De dramatische structuur
Een truc op zichzelf bestaat meestal uit een saai en een interessant gedeelte. (Ortiz,
Strong Magic, 1995) Neem bijvoorbeeld de rood-zwart truc. Hierbij is het verdelen
van de kaarten over twee stapels het saaie stuk en is de uiteindelijke onthulling het
interessante stuk. (“Wauw, de rode en zwarte kaarten zijn gescheiden! Onmogelijk!”)
Als goochelaar wil je de aandacht van het publiek vasthouden bij het saaie gedeelte
zodat ze kunnen genieten van het interessante gedeelte. Dit kun je voor elkaar
krijgen door het saaie gedeelte zo kort mogelijk of boeiend te maken. Het is ook
mogelijk om een effect te beginnen met iets dat de toeschouwers zodanig fascineert,
dat ze gewillig zijn om het saaie
stuk voor lief te nemen. Bij de
rood-zwart truc kun je
bijvoorbeeld beginnen met een
belofte: ‘jullie zullen de kaarten
verdelen over twee stapels.
Uiteindelijk zullen alle zwarte en
rode kaarten gescheiden zijn.’
Hiermee wek je de interesse.
(“Help, wat er nu gaat gebeuren Figuur 21: de interesse met en zonder een belofte
kan niet mogelijk zijn… ik ben
geïnteresseerd!”)
Aan het begin van een show wil je jezelf als goochelaar stabiliseren. Zodra het
publiek doorheeft waarmee ze te maken hebben, zijn ze aandachtiger. Het optreden
bij mijn opa begon met een vlug trucje: de joker veranderde in een willekeurig
gekozen kaart. Zo’n opener trekt de aandacht, waarna je over kan gaan op langere
indrukwekkendere trucs.
In een optreden wil je dat elk effect fascinerender is
dan het vorige. Je bouwt de dramatische structuur als het
ware op. Zodoende eindig j e bij de climax. De climax is
het meest onmogelijke effect uit de routine. Indien goed
uitgevoerd, wil je na dit hoogtepunt zo min mogelijk doen,
zodat je het publiek gefascineerd achter kan laten. Alles
wat erna gebeurt, leidt af en vermindert de uiteindelijke
verwondering. Bij het optreden van mijn opa eindigde ik
met een anticlimax. De laatste truc ging fout en deed zo
de verwondering van voorgaande trucs (deels) teniet. Figuur 22: een anticlimax

Fouten maken
Gedurende het optreden bij mijn opa ging er van alles fout. Zo raadde ik een keer de
verkeerde kaart. Hier stond ik van te kijken, de methode wetend kon ik geen manier
bedenken hoe het fout had kunnen gaan. Een beetje twijfelend herpakte ik mijzelf en
vroeg welke kaart de toeschouwer wel had. Met deze informatie deed ik een trucje

43
met deze kaart. Dit trucje mislukte ook… Na een innerlijk monoloog (welke wegens
onnet taalgebruik hier niet beschreven wordt) bracht ik de truc tot een climax. Het
was een erg matig effect, wat het niet had hoeven zijn.
In The Magic Rainbow bevindt zich het hoofdstuk In order not to disappoint.
Hierin geeft Juan Tamariz meerdere suggesties om fouten te herstellen. Tamariz
benadrukt het belang van je houding ten opzichte van een fout. Een mislukking is
niet het einde van de wereld. Een fout kan je vermommen, minimaliseren en soms
zelfs onopgemerkt houden. Er zijn meerdere houdingen en manieren van aanpak.
Je kan er voor kiezen om overdreven te reageren. Zo kan je dramatisch de
fout te erkennen. “Oh nee, ik heb de kaart fout geraden! Wat nu, in deze grote
ellende? Er is geen enkele oplossing!” Hierna neem je een korte pauze, waarbij je
doet ‘alsof’ je een uitweg moet zoeken. Niemand zal geloven dat de fout ongepland
was en je krijgt de mogelijkheid om al nadenkende tot een nieuwe climax te komen.
Ook kan je boos worden op de kaart die de fout veroorzaakt heeft. Vervloek hem, sla
hem, scheur hem aan flarden. Wie zal je dit fraaie staaltje entertainment kwalijk
nemen?
Daarnaast geeft Tamariz nog een leuke suggestie, hierbij moet je het
volgende te zeggen: “is dit niet jouw kaart? Wanneer een goochelaar een fout maakt,
is het voor hem een traditie om de kaart op te eten.” Na het eten van de kaart laat je
een kort effect zien met de gekozen kaart. “Als de goochelaar slaagt, is het een
traditie voor de toeschouwer om de kaart op te eten.” Geef de kaart vervolgens aan
de toeschouwer. Wie kan er nu nog denken dat de fout ongepland was?
Nog een mooie uitweg is glimlachen. Wees aardig, laat zien dat je blij bent. De
tegenstrijdigheid hiervan met de gemaakte fout zal de toeschouwers verbazen, “wat
is hier dan gaande?” Bedenk ondertussen een uitweg en voer hem uit. Voor de
toeschouwer komt de gehele fout dan over als een bedoeld grapje.
Tussen alle suggesties van Tamariz is er een klassieke oplossing die vaak
goed werkt. Doe alsof de mislukte truc je niet is opgevallen en ga meteen over in een
snel effect, zoals kaarten tevoorschijn toveren uit het niets. Op deze manier kom je
aan bij een ander truceinde en vervaag je de herinneringen aan een fout.
Bij het voorbereiden van een show is het wijs om alle mogelijke fouten eruit te
pikken en er oplossingen voor te bedenken. Zo hoef je niet ter plekke een uitweg te
zoeken. Zorg ervoor dat alles wat mislukken kan, mislukt tijdens oefenen. Hier is een
hoop tijd en moeite voor nodig. In zijn ‘Paris act’ is Juan Tamariz voorbereid op zeker
20 mogelijke fouten. (Tamariz, The Magic Rainbow, 2019) Bij mijn optreden voor mijn
opa was ik voorbereid op geen enkele fout. Dit resulteerde in grote dieptepunten die
makkelijk voorkomen hadden kunnen worden.

Het belang van verhalen


Kijkend naar mijn repertoire, valt op dat de trucs die gepaard gaan met een
voorbereid verhaal een grotere impact hebben. Een truc krijgt meer diepgang door
het te vergezellen met een grappige anekdote, leuke feitjes of poëtische symboliek.
Een prachtig vertellende goochelaar is René Lavand, tijdens zijn optredens worden
mensen geboeid door zijn trucs en poëtische voordrachten. Het is ook mogelijk om te
boeien zonder woorden. Neem bijvoorbeeld Shin Lim, hij kiest ervoor om op te treden
synchroon met de muziek en is vrij populair onder het moderne publiek.
Door een idee te hebben waar je het gedurende een goocheltruc over gaat
hebben, voorkom je dat je overgaat in stamelend ‘hm’ en ‘ik doe nu dit’. Zo wordt een
truc minder saai en aangenamer om naar te kijken.

44
Een goed optreden heeft een opbouwende, dramatische structuur. Je eindigt met de
onmogelijkste truc om toeschouwers met maximale verwondering achter te laten. Om
te voorkomen dat de opbouwende spanning doorbroken wordt door een fout, is het
handig om alle mogelijke fouten te voorzien en van tevoren uitwegen zoeken. Bij het
optreden kunnen verhalen de trucs meer diepgang geven en interessanter maken.

De zeven magische sluiers


Het was geweldig. Energiek stond ik voor klasgenoten en docenten, verhaalde ik mijn
monoloog. Na veel voorbereiding draaide ik op volle toeren. Ik hield van het publiek,
dat ademhappend genoot. Nog nooit ben ik zo dichtbij de magische sfeer geweest,
wist ik toeschouwers zo ver naar de magische regenboog mee te nemen. Ik voelde
mij bijna een kunstenaar.
Een kunstenaar. Een ware kunstenaar. Een ambachtelijke goochelaar die het
vak tot op het kunstzinnigste niveau beoefent. Wat onderscheidt hem van de rest?
Echte kunstenaars kun je herkennen. Iets onwaarneembaars lijkt ware kunstenaars
te omhullen. Een soort van sluier, die bij andere performers ontbreekt. Toeschouwers
weten niet af van het bestaan hiervan, toch worden de sluiers gevoeld. Een
magische mist, onaantastbaar maar merkbaar aanwezig.
Juan Tamariz onderscheidt zeven sluiers. Niet weten waarom deze gevoeld
worden is in elk geval een mysterie. Het voelen, niet onthullen, van deze mysteries is
de dans naar de ware kunst in magie. (Tamariz, The Magic Rainbow, 2019) Hoe zien
de gesluierde mysteries eruit?

Liefde voor wat je doet


De eerste sluier bevat de passie voor je vak. Uit eigen wil train je, repeteer je,
studeer je, lees je, praat je en graaf je steeds dieper in de magische wereld. Je doet
het omdat je ervan houdt, van de geschiedenis, van het optreden, van alle grote
namen die je zijn voorgegaan. Het publiek geniet van deze liefde voor je ambacht.
Maar hoe nemen ze de passie waar? Wat onderscheidt een liefhebber van anderen,
die wellicht zelfs vaardiger zijn? Dat is een mysterie.

Moeite
De tweede sluier gaat over de moeite die je in je werk stopt, de bestede moeite om te
leren, te oefenen en te verbeteren. Wanneer de technische werking van een truc
automatisch gaat, zonder dat de goochelaar er moeite in heeft hoeven stoppen,
voelen toeschouwers het gebrek aan inzet. De hoeveelheid fysieke, mentale en
emotionele moeite, de gespendeerde tijd, geeft een truc een energie die de
toeschouwers waarnemen. Ze voelen meer, vinden het leuker en genieten er meer
van. Waarom? Ook dat is een mysterie.

Kennis en wijsheid
De derde sluier gaat over de onzichtbare kennis. Een truc waar de performer van
alles over weet, heeft een diepere impact. De verschillende versies, de wortels, het
gehele levensverhaal van iedereen die heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de
truc, het publiek voelt de kennis. Dit gebeurt ook met het gehele optreden. Wanneer
je meer weet dan je laat zien, van de gehele kunstgeschiedenis tot ongebruikte
technieken, komt er meer diepte in je opvoering. Hoe de toeschouwers weten dat je
het weet, is onbekend. Een mysterie, is het niet?

45
Energie
De vierde sluier gaat over de energie van een performer. De innerlijke energie,
afkomstig van de solar plexus diep in het lichaam, bereikt op een onbekende wijze
de toeschouwers. Hoe deze energie opgeladen wordt? Ook dat weet niemand. Een
gezond leven helpt, het vrolijk, ontspannen en verzekerd zijn helpt. De energie lijkt te
komen van enthousiasme, passie, inzet en wijsheid. Maar hoe het anderen bereikt?
Hoe de onaantoonbare energie zo merkbaar is? Het is een mysterie.

Waarheid
De vijfde sluier is die van de waarheid. De echtheid van een optreden wordt gevoeld.
Denk aan de oprechtheid van alle andere sluiers, niet dat het lijkt alsof iets is, maar
dat iets is. Alhoewel de fenomenen die goochelaars laten zien niet echt bestaan, zijn
alle emoties die ermee opgewekt worden wel echt. Er is een artistieke waarheid die
gezien wordt. Er is ook een karakteristieke waarheid: je ware zelf laten zien, geen
kopie van een ander zijn.
“De beste verdwijntruc is er een waarbij je de schijn oproept dat er iets is, en
vervolgens de onechte aanwezigheid waarlijk laat verdwijnen.” Het publiek voelt de
oprechtheid en neemt de zuiverheid waar. Maar hoe? Dat blijft vooralsnog een
mysterie.

Rijke innerlijke wereld


De zesde sluier is die van de innerlijke wereld. Is je innerlijke wereld gevuld met
interesses? Heb je jezelf verrijkt met gesprokkelde houtblokken uit het woud der
wijsheid? Zijn er obstakels overwonnen, ben je opgestaan na elke val? Ben je gevuld
met eigen gedachtes en ervaringen, weet je van verscheidene vakgebieden iets af?
Hoe rijker je innerlijke wereld, hoe leuker mensen je magie vinden, hoe meer ze het
voelen. Als het niet interessant is, dan kan je wellicht een goede prater zijn of een
goede showman, er mist iets om een goede kunstenaar te zijn. Hoe kan een publiek
een rijke innerlijke wereld waarnemen? Een mysterie, nietwaar?

Liefde voor je publiek


De zevende sluier gaat over de liefde voor je medemens, de liefde voor je publiek als
individuen. De mensen die de moeite hebben genomen om je optreden te zien, waar
je je passie mee kan delen. Het is geen kwestie van ‘kijk eens wat ik doe, ik laat het
onmogelijke gebeuren’. Het is een kwestie van liefde voor je publiek. Dit zorgt voor
het uitwisselen van energieën en emotie, van vreugde en vermaak. Samen deel je de
ervaring van het onmogelijke: het mysterie van liefde en magie.

“Elke keer dat ik een show heb die minder goed ging, kan ik terugvallen op de sluiers
en vind ik er een die miste”, zegt de goochelaar Eric Mead. (Wilson, 2014) Waar het
voorheen lastig was om de vinger op de zere wond te leggen bij de analyse van een
optreden, geven de zeven sluiers een filosofische uitweg. Wat maakt een kunstenaar
een ware kunstenaar? ‘The seven magic veils.’

46
Om toeschouwers te verwonderen, wil je ze iets onmogelijks laten ervaren. Om tot de
conclusie te komen dat iets onmogelijk is, maakt het brein gebruik van logica. Je kunt
trucs zo vormgeven dat deze logica tot geen enkele mogelijke oorzaak leidt. De
magische illusie is verpest als een toeschouwer iets verdachts denkt te zien, ook al
heeft het misschien niets met de methode te maken. Tijdens het oefenen van trucs
wil je voorzien hoe ze fout kunnen gaan, zodat je toepasselijke uitwegen kunt
bedenken.
Een effect is het verschil tussen een oorspronkelijke toestand en een
eindtoestand. Beide toestanden moeten helder zijn voor het publiek om
verwondering te ervaren. Voor de climax van een truc wil je de spanning opbouwen,
zodat de impact ervan optimaal is. Achteraf wil je toeschouwers de tijd geven om de
onmogelijkheid van het effect te verwerken. Wanneer een effect onverwachts komt,
kan dit ook de impact vergroten. Gedurende een optreden wil je dat de dramatische
spanning blijft toenemen. Door met de onmogelijkste climax te eindigen, blijft deze
beter in het geheugen gegrift.
Je kan een optreden waardevoller maken voor de toeschouwer door het
persoonlijk en uniek te laten voelen. Trucs krijgen meer diepgang wanneer je ze
vergezelt met een boeiende presentatie. Juan Tamariz onderscheidt zeven magische
sluiers die een ware kunstenaar omhullen. Door deze te doorgronden, kun je ware
kunst in magie bereiken.

47
48
Mijn weg
Mijn weg die ik dit werkstuk heb doorlopen zal ik beschrijven aan de hand van ‘the
seven magic veils’. Als beginpunt neem ik de eerste stap die ik heb gezet voor mijn
profielwerkstuk, het contacten van Ferry Gerats. Als eindpunt neem ik het schrijven
van dit hoofdstuk.

Liefde voor wat je doet


Als klein kind was ik al geïnteresseerd in goocheltrucjes. Steeds opnieuw ontdekte ik
trucjes met geheimen die ik niet wist. Hier hield ik van: ontdekken hoe het in elkaar
zat. Ook hield ik ervan om trucjes aan anderen te laten zien. Vaak waren mensen
dan verbaasd omdat ze niet doorhadden hoe het werkte. Deze liefde is afgelopen
jaar radicaal veranderd. Het begon 17 januari 2021. Als scholier met een
profielwerkstuk in het vooruitzicht zat ik op themagiciansforum.com. Ik was hier
indirect via een Amerikaans YouTube kanaal op terecht gekomen. Tot mijn grote
verbazing stuitte ik op de Nederlander Ferry Gerats, een professionele goochelaar.
En het mooie was, hij bleek in Groesbeek te wonen, pal naast mijn woonplaats! Ik
stuurde hem een berichtje met drie vragen, de laatste ging over het aankomende
profielwerkstuk. Hij nodigde mij uit om bij hem langs te komen. En zo geschiedde, 21
januari. Het was mijn eerste ontmoeting met een echte goochelaar. In zijn huis zag ik
kasten gevuld met goochelboeken, een overvolle werkplaats en een bank waarop we
uren hebben gepraat. Hij liet mij allerlei trucs zien en vertelde met veel ervaring over
de goochelwereld. Ik vond het geweldig en begon alleen maar meer en meer van het
vak te houden.
Niet lang daarna, 2 februari, waren de kunstpresentaties. Ik had een
goochelmonoloog voorbereid die ik meerdere keren opvoerde. Alle keren waren
geweldig. De keer dat ik mijn monoloog voor enkele klasgenoten en docenten
voordroeg voelde ik “nu doe ik iets waar ik van houd”. Ik kon er ongelooflijk van
genieten en wist dat dit hetgeen was waar ik voor de rest van mijn leven mee bezig
wil zijn. Het was een moment waarop ik besefte hoe groot de liefde voor mijn vak wel
niet was. Uit het niets was er een unieke goochelroutine ontstaan waarmee ik het
publiek kon vermaken.
Elk optreden daarna borrelde deze liefde weer op. Na mijn definitieve
onderwerpkeuze voor het profielwerkstuk brak de zomervakantie aan. In de
zomervakantie maakte ik kennis met de geschiedenis van het goochelen en de
verhalen die erachter zitten. Met het openen van boeken kreeg ik een kijk in de
meesterbreinen van oude goochelaars. Wat ik voor onmogelijk had gehouden, was
toch mogelijk gemaakt: ik begon nog meer van mijn vak te houden. De hele wereld
achter het goochelen opende zich verder voor mij, het was allemaal nog zo veel
mooier dan ik dacht. Van de bijzondere persoonlijkheden tot de verfijnde technieken,
alles wat ik te weten kwam vergrootte mijn liefde voor wat ik deed: goochelen.

Kennis
Mijn kennis is afgelopen jaar enorm toegenomen. Waar ik voorheen bekend was met
enkel wat trucs en technieken, ben ik nu vertrouwd met zo veel meer. Ik heb geleerd
over de geschiedenis van het goochelen, heb mij ingelezen over alle bijzondere
verhalen van goochelaars, onderzocht de wiskundige achtergrond van trucs, ben van
het ene boek naar het andere gestuiterd om informatie te vinden en heb mijn
uitrusting aan trucs en technieken uitgebreid. Een optreden waarbij mij opviel hoe de

49
kennis van de wereld achter het goochelen de impact op de toeschouwer kan
vergroten, vond zich afgelopen zomer plaats.
Ik was op een camping met mijn tante. Het was avond en we zaten aan een
campingtafeltje. Ze zei dat ze een kaarttrucje had geleerd dat ik waarschijnlijk wel al
zou kennen. Dit laatste was niet eens het geval, maar de geheime werking was niet
zo lastig om te achterhalen. Mijn tante had een spel kaarten. Ze maakte er vier
stapels van. Met elke stapel moest ik iets doen, waarna bovenop elke stapel een
koning lag. Nu had ze de lat gelegd. Ik liet haar het spel schudden. Vervolgens
mocht ze het kaartenspel verdelen over vier stapels. En het plot was identiek aan de
hare: alle vier de koningen lagen bovenop. Het voelde voor haar als onmogelijk. Ze
zei dat ze het nog indrukwekkender vond dat ik dit zo uit mijn mouw kon schudden,
dat ik de kennis had om dit zo te doen.
Het is een simpel maar duidelijk voorbeeld hoe kennis in de praktijk de impact
van een optreden vergroot.

Moeite
Als we kijken naar mijn monoloog, dan is die het afgelopen jaar flink verbeterd. De
eerste opvoering was bij de kunstpresentaties op 2 februari 2021. Ik had een lange
tijd eraan gesleuteld en genoot van de opvoering. Dat ik er moeite in had gestopt,
was merkbaar. Maanden later, aan het begin van de zomervakantie, liet ik hem zien
bij mijn opa. Al die tussentijd had ik vrijwel niks aan het monoloog gedaan. Geen
repetities of verbeteringen van mijn vaardigheden, niks. Die dag zelf kwam ik
erachter dat ik de tekst nog kende en achtte ik mijzelf in staat om het monoloog op te
voeren. Niks was minder waar. Alhoewel de monoloog goed ging, kwam het niet zo
over als ik had gewild. Ik besloot hierna om het oefenen weer op te pakken, ook al
wist ik niet waarvoor. Ook verbeterde ik drastisch de technische werking, alle
problemen die ik had ervaren tijdens het optreden wilde ik wegwerken. Zo ontstond,
na veel moeite, een nieuwere versie van het monoloog. En de moeite wierp zijn
vruchten af.
12 oktober 2022 was de dag. Mijn eerste clubavond met andere goochelaars.
Ik had het monoloog goed geoefend en was klaar om hem te laten zien. Het
optreden zelf ging goed, ze hadden bepaalde verbeteringen niet door! De meest
spannende beweging om uit te voeren was onopgemerkt gebleven. Het vele werk dat
ik erin had gestoken was vertaald in een betere routine.

Energie
In het voorjaar van 2021, vele weken na mijn monoloogopvoering voor drama, kreeg
ik berichtje. Of ik wilde optreden in een basisschool klas voor de verjaardag van een
kindje, de kleinzoon van een kennis van mijn opa was jarig. Vol goede moed ging ik
aan de slag om een show in elkaar te zetten. Het zou mijn eerste optreden worden
voor enkel onbekende mensen. Die dag stond ik voor een klaslokaal vol met kleine
kinderen die zich afvroegen waarom er een vreemde snuiter in de klas stond. Het
optreden verliep verre van vlekkeloos: een kind kende de eerste truc (en wilde dat
erg graag laten weten), ik herhaalde veel saaie instructiewoorden en de show duurde
langer dan ik had gedacht. Toch was de docent dik tevreden en hadden de kinderen
het naar hun zin. Gedurende de hele show hadden ze de aandacht erbij. Achteraf
hoorde ik dat de kinderen enthousiast tegen hun ouders hadden verteld over de
wonderbaarlijke dingen die er waren gebeurd. “En toen lag de gekozen kaart opeens
onder mijn schoen!” Wat is er bij dit optreden goed gegaan?

50
Ik denk dat de innerlijke energie heeft bijgedragen aan het succes. De passie
waarmee ik dingen vertel en de energie die ik bij acteren uitstraal is er altijd al wel
geweest. Mijn enthousiasme tijdens het optreden was groot. Alle bijzonderheden liet
ik vol overgave zien. Nu zie ik in dat dit een goede eigenschap waar ik me aan moet
blijven vasthouden, het vergroot de plezier die mensen aan mijn trucs beleven
aanzienlijk. Zo merkte ik tijdens een ander optreden voor onbekende mensen,
ergens in het vroege najaar.
Na het geven van een klimtraining, stond ik achter de bar met mijn
medewerkers na te kletsen. Een beetje nerveus zat ik met een spel kaarten in mijn
handen, ik had mij voorgenomen om op te treden voor klanten achter de bar.
Uiteindelijk waren er drie mensen die ik aansprak. Naarmate de routine verstreek,
begon ik mij comfortabeler te voelen. Ik genoot weer van wat ik deed. Toch ontbrak
er iets tijdens mijn optreden. Ik trad wel goed op en de mensen vonden het leuk,
maar het kon zeker beter. Waren het de zenuwen? Was het iets anders? Tijdens het
uitwerken van de zeven sluiers stuitte ik op het mysterie van de energie. Ik las hoe
een ontspannen en zelfverzekerde houding bijdraagt aan die energie. Dit is dan
waarschijnlijk een van de dingen die beter kon. Ik was gespannen en wat onzeker.
Het krijgen van een ontspannen en zelfverzekerde houding is een kwestie van meer
oefenen en vaker optreden. Ik merkte dan ook dat de innerlijke energie weer
terugkwam in latere optredens.

Waarheid
Tijdens een optreden wil je oprecht zijn. Het waarlijk zijn van je opvoering wordt
gevoeld. Een moment waarop ik moeite had met de ‘waarheid’ was in het voorjaar
van 2021. Ik trad op voor mijn vader en tante. Zij mochten het spel schudden, waarna
ik met een tussentruc overging op mijn nieuwe grootste aanwinst: een techniek met
kaarten die in dit werkstuk nooit het daglicht zien zal. Met deze techniek kon ik het
volgende voor elkaar krijgen:
Mijn tante koos een kaart. Vervolgens vroeg ik haar “rood, zwart” hardop te
herhalen. “Je kaart is zwart.” Vervolgens ging ik over op het symbool en liet haar keer
op keer “schoppen, klaver” zeggen. “Je kaart is een schoppen.” Daarna telde ik van
de schoppen twee tot de schoppenaas terwijl ik haar gezicht strak aankeek. “Je kaart
is een schoppen vier!” Je zou denken dat dit een knap psychologisch staaltje werk is.
Niks is minder waar. Deze presentatie gaf ik echter wel, meerdere keren. Ik
herhaalde deze truc bij mijn vader en mijn tante, zonder afbreuk te doen op wat ze
geloofden: hij heeft psychologische trucjes waarmee hij dit voor elkaar krijgt. De
toeschouwers hadden niet door dat de ‘psychologie’ onwaar was. Ze konden
simpelweg geen andere oplossing bedenken. “Merijn, weet de politie de werking
hierachter? Dit zou voor hun natuurlijk ideaal zijn.” Met zulke gedachtes ging mijn
tante zich verdiepen in psychologie. Latere ontmoetingen praatte ze nog steeds
erover, gefascineerd dat zoiets mogelijk was.
Alhoewel ik jaren geleden dit waarschijnlijk een goede truc had gevonden, ben
ik nu van mening dat dit optreden niet geslaagd was. Ik had mijn publiek wellicht om
de tuin geleid, maar dat is niet waar het goochelen om draait. Je wilt dat mensen het
onmogelijke ervaren. Ik wil mijn publiek niet laten geloven in een onechte gave. Een
‘gave’ kan gebruikt worden als verhalende presentatie, maar niet als onware
verklaring voor het fenomeen. Bij een goede opvoering weten toeschouwers dat er
geen andere verklaring dan de ‘gave’ kan zijn, terwijl ze tegelijkertijd weten dat de
‘gave’ onmogelijk is. Dit leidt tot de verwondering die ik als goochelaar wil oproepen.

51
Van deze analyse heb ik geleerd. Deze analyse heb ik later ook toegepast. In
latere opvoeringen heb ik toeschouwers aan het einde van de truc zodanig
achtergelaten, dat ze geen mogelijkheid zagen, maar tegelijkertijd niet geloofden in
de onware psychologische ‘gave’. Een voorbeeld hiervan staat beschreven in het
begin van het hoofdstuk Hoe maak je het onmogelijke mogelijk? In dit voorbeeld trekt
de toeschouwer de conclusie ‘dit is onmogelijk’. Dit klopt, wat ze hebben ervaren is
oprecht onmogelijk. Toch hebben ze het meegemaakt.

Innerlijke wereld
Mijn innerlijke wereld is afgelopen jaar verrijkt. Niet alleen door simpelweg te leven
en van alles mee te maken, ook door onderzoek te doen en zelf over dingen na te
denken. Ik raakte onder andere geïnteresseerd in nieuwe vakgebieden, meerdere
goochelaars uit onze tijd en de geschiedenis. Mijn ervaringen zijn toegenomen door
meer op te treden en om te gaan met andere goochelaars. Eigenlijk zou ik alle uren
die ik heb geleefd kunnen schrijven als uren voor het profielwerkstuk, aangezien
deze mijn innerlijke wereld hebben verrijkt en met deze verrijking mijn karakter
interessanter hebben gemaakt. Dit draagt bij aan een diepere impact van trucs.
Door de verrijking van je innerlijke wereld, is het makkelijker om inspiratie te
vinden voor nieuwe trucs. Zo kreeg ik plots een leuk idee voor een nieuwe truc
tijdens het verwerken van de geschiedenis voor dit werkstuk. Ik was bezig met het
schilderij l’escamoteur van Jheronimus Bosch. Die naam, kende ik die niet ergens
van? Toen wist ik het, KUA! Tijdens de periode Hofcultuur was die naam ook
voorbijgekomen. Ik pakte mijn hoofdonderwijsschrift erbij en ja, daar stond hij. Op het
schilderij l’escamoteur zie je iemand die gefascineerd kijkt naar het spel ‘balletje-
balletje’. Tegelijkertijd wordt de portemonnee van de toeschouwer gestolen. Dit
oplichterspelletje deed mij denken aan mijn monoloog en alle varianten die ik kende
van de kaarttruc Driekaart Monte. Tijdens de clubavond had ik weer een nieuwe
versie geleerd met negen kaarten en andere technieken. Was er een manier om die
clubavond, het schilderij en mijn kennis te combineren? Ja, die was er. En zo ging ik
aan de slag met een nieuwe truc: L’escamoteur. In deze truc stopt iemand een
gesigneerde kaart in zijn of haar portemonnee en kijkt vervolgens naar een variant
van Driekaart Monte. De truc eindigt als de kaart in mijn hand is veranderd in de
gesigneerde kaart die in de portemonnee was gestopt.

Liefde voor je publiek


Je publiek lief hebben als medemens, jezelf niet beter voelen dan de toeschouwers,
heb ik altijd al wel gedaan. Door dit uit te werken, ben ik me ervan bewust dat deze
goede eigenschap behouden moet blijven. Door het publiek, dat de moeite heeft
genomen om te komen kijken, te waarderen als mensen, ga je samen de wonderlijke
ervaring van het onmogelijke aan. Is dit niet het mooiste aan het vak?

52
Slot
Hoe word ik een ambachtelijke goochelaar? In de geschiedenis van de goochelkunst
zien we dat het vak zich heeft moeten aanpassen aan de omgeving om relevant te
blijven. Zo is het ambacht doorontwikkeld tot de bizarre wereld die het vandaag de
dag is. Als beginnend goochelaar zijn er vele richtingen die je op kunt gaan. De
vaardigheden die je moet ontwikkelen hangen af van je stijl, de gebruikte attributen,
de optreedlocaties en het type publiek. De leerweg van elke goochelaar is anders,
wat heeft geleid tot uiteenlopende voorbeelden in de goochelwereld. Voor het
worden van een ambachtelijke goochelaar is er geen vaste leerroute te vinden.
Hoe word ik een ambachtelijke goochelaar? Mijn weg heeft mij langs allerlei
leerpunten geleid die kunnen helpen om deze vraag te beantwoorden. Een
goochelaar voert het onmogelijke op. Om dit te doen kent hij de nodige geheime
methodes. Deze leert hij kennen door boeken te lezen, direct met andere
goochelaars kennis uit wisselen of informatie te zoeken op het internet. Voor het
verwonderen van toeschouwers is er echter meer nodig dan de beheersing van
methodes. Je wilt het publiek vermaken door ze het onmogelijke te laten ervaren.
Hiervoor moet het brein van de toeschouwer concluderen dat de goocheltruc
onmogelijk is. Dit gebeurt als er geen logische oorzaak te vinden is. Wanneer je de
werking van trucs wilt doorgronden, is het belangrijk om te onderzoeken hoe het
brein van een toeschouwer zoekt naar oorzaken.
Om de magische sfeer te bereiken, een waardig streefdoel voor een
goochelaar, wil je dat mensen weten dat er geen oorzaak mogelijk is. Wanneer ze dit
weten, kunnen ze zich overgeven aan de verwondering. Trucs kun je meer laten zijn
dan ‘iets interessants’ door ze uniek en persoonlijk te maken. Zo worden ze een
bijzondere ervaring voor de toeschouwer. Juan Tamariz omschreef zeven magische
sluiers die een ware kunstenaar omhullen. Door deze sluiers op jezelf te betrekken,
kun je zien waar je staat als ambachtelijke goochelaar.
Afgelopen jaar heb ik grote stappen gezet in het worden van een
ambachtelijke goochelaar. Mijn innerlijke wereld is verrijkt met allerlei ervaringen. Zo
heb ik opgetreden in veel nieuwe situaties en ben ik in contact gekomen met andere
goochelaars. Door mijzelf onder te dompelen in de goochelliteratuur is mijn kennis
van en liefde voor het vak toegenomen. Voor het worden van een ware
ambachtelijke goochelaar in de kunst van de magie, zal er nog veel meer ervaring
nodig zijn. De fundering voor een mooi startpunt heb ik gelegd, nu is het tijd om
verder te gaan. Het is tijd om een ambachtelijke goochelaar te worden.

53
54
Evaluatie
Met veel enthousiasme ben ik begonnen aan dit project. Eindelijk zou ik, voor school
nota bene, helemaal moeten opgaan in de goochelwereld. Hoe ik alles precies wilde
gaan verwerken wist ik nog niet, gelukkig heb ik al mijn gedachtes en ervaringen
vastgelegd in twee kladboekjes. Tijdens het verwerken van de theorie kon ik hier
makkelijk op terugvallen. Hoe zat mijn monoloog ook alweer in elkaar? In mijn
boekjes stonden de essenties beschreven. Met welke wiskundige formules had ik de
faro-shuffles beschreven? Alle aantekeningen waren genoteerd. Al opvoerende en
onderzoekende nam de hoeveelheid notities toe. Het verzamelen van informatie
bracht mij in boeken die ik voorheen nog niet kende. Zo heb ik kennis gemaakt met
de goocheltheorie van Arturo de Ascanio en de gedachtes van Tommy Wonder.
Gedurende het onderzoek had ik een losse tijdsplanning. Dit werkte erg fijn
voor mij. Ik kon hier en daar mijn verslag aanvullen met losse gedachtes, zonder
binnen een vooraf bepaalde structuur te werken. Zo heb ik mijn persoonlijkheid goed
kunnen verweven met de teksten. Door zo te werken was het op gegeven moment
wel lastig om alles op een mooie manier te structureren. Stof om te vertellen was er
genoeg, maar een overzichtelijke ordening moest nog gevonden worden. Na wat
zoeken is het aardig goed gelukt om het geheel inzichtelijk vorm te geven. De
invulling van de verschillende hoofdstukken werd langzaam maar zeker duidelijk.
Tijdens het werkstuk werd ik begeleid door meneer Timm. Wegens een
kaakoperatie kon het eerste voortgangsgesprekje pas plaatsvinden na de
zomervakantie. Gelukkig had ik niet stilgezeten en kon ik laten zien waar ik heen
wilde met dit werkstuk. Gedurende de maanden erna spraken we zo nu en dan af,
waarbij ik telkens enthousiast vertelde over de wereld die ik aan het ontdekken was.
Hij gaf mij de ruimte om alle informatie op mijn eigen manier te verwerken, iets waar
ik veel aan heb gehad. Het contact met de begeleider verliep soepel, elke keer
spraken we af op een vaste plek waar we de voorruitgang konden bespreken.
Rondom de deadline van de kladversie kregen zowel ik als de begeleider te maken
met ziektes. Toch verliep het mail-contact voorspoedig en is de kladversie ingeleverd
en nagekeken. Ik ben erg tevreden over de begeleiding gedurende het werkproces.
Voordat ik aan het eindwerkstuk begon, hopte ik doelloos van de ene truc naar
de ander. Tijdens het werkproces ben ik gedwongen geweest om alle informatie te
verwerken en te structureren. Zodoende heb ik meer grip gekregen op de
goochelwereld en ben ik op een ander niveau gaan denken over het ambacht. Het
reflecteren op optredens heeft mij veel inzicht gegeven in mijn sterke en zwakke
kanten. Met mijn reis door de kunstzinnige wereld van de magie ben ik een stapje
dichterbij het worden van een ambachtelijke goochelaar.

55
56
Bronnen

Bibliografie
Britland, D. (2017, mei 4). The Story of David Devant's Eight Tricks. Opgehaald van
cardopolis.blogspot.com: http://cardopolis.blogspot.com/2017/05/the-story-of-
david-devants-eight-tricks.html
Etcheverry, J. (2005). The Magic of Ascanio - The Structural Conception of Magic.
Goldsmith, D. (Regisseur). (2021). Free lecture Danny Goldsmith [Film].
Hay, H. (1950). The Amateur Magicians Handbook. New York: Thomas Y. Crowell
Company.
Jay, J. (2013). Magic in Mind. New York City: Vanishing inc.
Jay, J. (2021). How Magicians Think. New York: Workman Publishing.
Joyce, R. (2020). FISM World Championship of Magic. Opgehaald van
magicianmasterclass.com: https://www.magicianmasterclass.com/post/fism-
world-championship-of-magic
Lamont, P., & Steinmeyer, J. (2018). The secret history of magic. tarcherperigee.
Minch, S. (1994). The Collected Works of Alex Elmsley - Volume 2. L&L Publishing.
Ortiz, D. (1995). Strong Magic. Kaufman and Company.
Ortiz, D. (2006). Designing Miracles. Ortiz Publications.
Swiss, J. I. (1997, juni). Hocus Pocus Junior. Genii, 88.
Tamariz, J. (2011). Verbal Magic. Hermetic Press, inc.
Tamariz, J. (2019). The Magic Rainbow. Rancho Cordova: Peguin Magic, Inc.
themagiciansforum.com, L. (2022, januari 19-1). Eindwerkstuk vragenformulier
goochelaars. (M. Langkamp, Interviewer)
why focus on the spanish school? (2021). Opgehaald van themagiciansforum.com:
https://www.themagiciansforum.com/post/why-focus-on-the-spanish-school-
11413324?highlight
Wilson, R. P. (Regisseur). (2014). Our Magic [Film].

57
Commentaar bij enkele bronnen

Arturo de Ascanio
Arturo de Ascanio is door velen geprezen als de vader van Spaanse kaartmagie. Zijn
denken heeft grote namen als Juan Tamariz, Roberto Giobbi en Dani Daortiz sterk
beïnvloed. Na zijn overlijden in 1997, heeft Jesús Etcheverry zijn gedachtegoed
vastgelegd in drie volumes. Ik heb veel te danken gehad aan het eerste boek: The
Magic of Ascanio, The Structural Conception of Magic. Hierin staan alle teksten over
de goocheltheorie die Ascanio heeft ontwikkeld. De teksten zijn gehaald uit
privéaantekeningen, video’s, geluidopnames en het boek bevat alle essays die
Ascanio heeft geschreven in goochelmagazines.

Pieten, Pakjes & Problemen


Dit is een truc die ik heb gefilmd tijdens de periode wiskunst. Het is een interactieve
video waaraan je thuis mee kan doen. Het enige wat de kijker nodig heeft is een spel
kaarten en een dobbelsteen. Dus pak deze spullen erbij en ga naar de volgende
webpagina: https://youtu.be/Sfq2jJLidXE

Conjuringarchive.com
Op deze website is geprobeerd om de inhoud van vrijwel alle goochelboeken te
ordenen. Dit is erg handig voor naslagwerk. Je kan bijvoorbeeld opzoeken in welke
boeken je informatie kan vinden over een bepaalde techniek. Het is ook mogelijk om
de inhoudsopgave van een boek te bekijken die je wil kopen.

Geniimagazine.com
Dit is de website van het internationale goocheltijdschrift Genii, een magazine die is
opgericht in 1936. In dit blad hebben veel grote namen als Dai Vernon, David
Copperfield, Dani DaOrtiz en Houdini artikels gepubliceerd. Via deze website is een
hoop informatie te vinden. (Zo kwam ik dolgelukkig terecht bij een interessant
interview met Juan Tamariz van bijna 20 A4’tjes. Het enige grote nadeel: het was in
het Spaans. Ik ben erachter gekomen dat google translate een dramatisch laag
maximum aan woorden heeft die je in een keer kan vertalen… Mocht ik aan het
einde van dit werkstuk Spaans kunnen, dan is het nu bekend waarom!)

Themagiciansforum.com
Themagiciansforum.com is een online forum waarop mensen, geïnteresseerd in het
goochelvak, gedachtes kunnen uitwisselen. Op de website zitten meerdere
gerespecteerde beroepsgoochelaars, waaronder Harry Lorayne. In totaal hebben
tien forumleden een vragenlijst ingevuld die ik heb opgesteld. Een overzichtelijke
verwerking van enkele vragen en hun antwoorden zijn te vinden in de bijlage.

58
Terminologie
Term: uitleg (voorbeelden)

Leek (mv. Leken): iemand die weinig afweet van de geheimen van een goochelaar.
Effect: een onmogelijkheid, een magisch fenomeen, het verschil tussen een
oorspronkelijke toestand en eindtoestand. (gedachten lezen, transformatie,
verdwijnen)
Truc: Het proces van een effect. Van de introductie van de attributen tot de
magische climax. In een truc kunnen meerdere effecten naast elkaar gebeuren of
kan een effect herhaald worden. (Driekaart Monte, gekozen kaart naar onmogelijke
locatie)
Routine: Een structuur van meerdere trucs die samen een geheel vormen. De
eenheid kan zowel zichtbaar als verborgen zijn voor toeschouwers. (Monoloog)
Cruciaal interval: De periode tussen de oorspronkelijke toestand en eindtoestand,
wanneer door leken vaak wordt gezocht naar de oorzaak van een effect.
Goocheltheorie: Ideeën over de presentatie en werking van de goochelkunst.
Climax: Het hoogtepunt van een magisch effect.
Anticlimax: Een teleurstellende ontknoping van een effect.
Dramatische structuur: Het verloop van de spanning, interesse en fascinatie van de
toeschouwer.

59
60
Bijlages
Zwendelaar of goochelaar

Tekst:
“Wel jongeman, daar ligt de ruitenaas. Nou ja zeg, niet verwisselen met die kaart in je
mouw! Ik heb het je wel zien doen hoor, bij al die anderen. Je kan mensen verbazen,
zou ze kunnen vermaken. Maar jouw misleiden laat ze lijden. Je bent een
zwendelaar, waarom geen goochelaar? Laat mij zien wat ik bedoel.
In jouw hand heb jij drie kaarten, waaronder twee jokers en een ruitenaas. Het is de
bedoeling dat mensen geld inzetten op de aas, niet op de jokers. Dan ben je het
kwijt. Wanneer mensen zoeken naar hun portemonnee, verplaats jij stiekem de aas.
En als ze dan iets inzetten, zijn ze het kwijt. Want ze gokken verkeerd. Het maakt
niet uit welke plek ze noemen: boven, in het midden, hij lijkt nergens te liggen! Een
goochelaar zou echter geen geld vragen. Hij zou mensen verbazen, dat ze het
verkeerd hadden. En dat, terwijl die aas gewoon onderop lag! En niet alleen onderop,
ook bovenop. En in het midden. Of, was dit slechts een illusie? Laten we er voor
eens en altijd achter komen. In mijn hand heb ik een joker, een ruitenaas en… een
schoppen tien? Deze verwondering is het mooie van het vak. Toch kan een
zwendelaar er geld mee aftroggelen: misleiding, gemeen van de zwendelaar,
geweldig van de goochelaar.
Vooruit, ik zal open kaart spelen. Het leven van een goochelaar kan lastig zijn.
Oplichten lijkt vaak de makkelijke weg naar geld. Maar is dat wat telt? Mijn leven lang
dacht ik van wel. In mijn vroegere dagen troggelde ik geld af, geen dronkenlap is
bespaard. Alle naïevelingen bracht ik hoogstpersoonlijk naar de bodem van de put.
Allemaal, mijzelf ook. Ik had het niet door, pas later, op moment dat mijn leven als
een kaartenhuis ineenstortte, had ik door wat ik was. Een zwendelaar, geen
goochelaar…
En toch, toch wilde ik er een worden. Ik wilde mensen verbazen, vermaken.
En eindelijk, eindelijk speelde het leven mij in de kaart. Waarmee ik voorheen
mensen in de bodem van de put achterliet. Daarmee bracht ik nu verwondering, om
ze eruit te halen. Het was het begin van een succesvolle carrière. Iets dat jij, met
jouw talent, ook zou kunnen hebben.
Natuurlijk, het is maar net hoe de kaarten vallen. De een krijgt een goede
toegedeeld. En de ander: de ander een slechte. Probeer dan niet om het geluk te
stelen, als een zwendelaar, maar te delen, als een goochelaar. Pak beide kaarten
samen, en maak ze beide beter. Welkom in het leven van een goochelaar, en...
Onthoud: ook al zijn de kaarten nog zo goed geschud en lijkt het leven een ware
chaos, met de juiste keuzes kan jij, jouw leven, weer op een rijtje zetten. Alles is
mogelijk.”

61
Vragen en antwoorden vragenformulier

Wat is de beste bron om te leren goochelen?


- Boeken (4x)
- Reel Magic Magazine (1x)
- Boeken en andere goochelaars (2x)
- Boeken, Internet is een geschikte manier om erover te leren. (1x)
- Een andere goochelaar (2x)

Wat is de beste opleiding om te volgen wanneer je een goochelaar wil worden?


- Acteren (4x)
- Leren lezen (1x)
- Goocheltheorie (1x)
- Psychologie (1x)
- Het is lastig om je tot één te beperken (1x)
- Hoe effectief te oefenen (1x)
- Veel optreden, een persoonlijke mentor en opleiding in zakendoen (1x)

Enig advies voor dit werkstuk?


- Gebruik je bevindingen in de praktijk, anders is het een academische
tijdverspilling.

62

You might also like