You are on page 1of 3

Er waren eens een koning en een koningin en in hun rijk woonde een oude man en een

oude vrouw in een hut. De koningin werd ziek en stierf, maar ongetrouwd regeerde de
koning zijn rijk verder samen met zijn minister en zijn zoon. Hij had ook nog twee
dochters.

De oude man en zijn vrouw hadden drie dochters, maar geen zoon. Zij werden door hun
ouders opgevoed. Toen zij echter ouder geworden waren, werden zij zó lui, dat zij zich
nergens meer iets van aantrokken. De man en zijn vrouw waren hierover zeer boos,
maar zij konden er niets tegen doen. Zo groeiden de drie dochters, lui en zonder iets uit
te voeren, op en besloten op een dag hun oude vader en moeder uit de weg te ruimen,
zodat zij ongehinderd konden leven en doen waar zij zin in hadden. Op een avond deden
zij daarom zulk sterk vergif in het eten van hun ouders, dat deze insliepen om nooit meer
te ontwaken.

Nu konden zij ongestoord hun leventje leven en doen wat zij wilden. Zij aten er goed van
en gaven toe aan al hun lusten. Zo leefden zij, tot al het voedsel, dat zich in de hut
bevond, op was en zij honger kregen. Zij hadden gehoord, dat de koning veel runderen
bezat en daaronder een os, die groter was dan al de andere. Zij gingen stilletjes op de
loer liggen, stalen de os, brachten hem naar de hut en slachtten hem.

Nu keren wij weer terug naar het hof van de koning, waar zijn bedienden de os al gauw
misten en dit aan de koning meldden. De koning draagt nu zijn minister op naar de hut te
gaan en naar de os uit te kijken, want hij verdenkt er de dochters van de oude man van
hem gestolen te hebben. De minister gaat op weg, komt bij de hut aan en ziet al de
dochters er lachend voor staan. Zij sturen de jongste naar binnen om te kijken of het
eten al kookt. Al gauw komt zij weer terug en zegt dat het kookt. Zij nodigen nu de
minister uit om in de keuken te komen en laten hem plaatsnemen op de steen bij het
vuur. Er bleef hem niets anders over. In de pot ziet hij echter niets anders dan
schelvisgraten. De meisjes gaan eten en noden hem eveneens. Maar hij weigert. Wacht
echter zolang tot zij klaar zijn. Dan neemt hij afscheid en gaat naar buiten.

Maar bij de deur ziet hij dat er een zware sneeuwjacht woedt, zodat de weg niet meer te
zien is. Nu komen de zusters op hem toe en zeggen dat hij de keus heeft, de deur
uitgegooid te worden of de nacht met de oudste zuster door te brengen. Noch het ene
noch het andere trok hem erg aan. Maar daar hij begreep, dat hij zijn leven nauwelijks
redden kon, wanneer hij in dit hondenweer naar buiten zou gaan, besloot hij met de
oudste te slapen. Niemand, behalve hij en die meisjes, zouden het ooit weten, dacht hij.
Men ging naar bed en de minister sliep bij de oudste. Wat er gebeurde, wordt natuurlijk
niet verteld. Maar hij wordt pas wakker bij het aanbreken van de volgende dag. Dan
ontdekt hij, dat de zusters verdwenen zijn. Ook die bij wie hij in bed lag.

Hij gaat nu op weg, en de tijd gaat snel voorbij. Eindelijk ziet hij in de verte iets zacht
glanzen, het lijkt wel een tobbe of een boot. Dan ontdekt hij een waterval. Wanneer hij er
aangekomen is, neemt hij de boot en wil daarmee over het water varen. Maar plotseling
komen de meisjes lachend met een toorts in hun handen naderbij. Zij vragen hem
waarom hij in het vuilnisvat over de beek van de boerderij weg wil varen. Nu wordt hij erg
kwaad, want hij merkt dat de meisjes hem voor de gek houden. Zij zeggen dat zij hem
zullen vermoorden, wanneer hij niet belooft, haar te trouwen, met wie hij die nacht
geslapen heeft. Er bleef hem nu niets anders over dan dit te beloven en toen lieten zij
hem naar huis gaan. Daar vertelt hij de koning, dat hij onderweg door een zware
sneeuwbui overvallen is en daarom de hut van de meisjes niet kon bereiken.
De koning vermoedt iets ergers en gelooft hem niet. Hij zegt: "Nu moet jij, mijn zoon,
naar de hut gaan en de os zoeken, want ik wil hem niet zo maar opgeven." De
koningszoon gaat op pad, komt bij de hut en ziet de meisjes er lachend voor staan. Zij
sturen weer de jongste naar binnen, en zij komt weer terug en zegt dat het kookt. Daarop
nodigen zij de koningszoon binnen en bieden hem de steen bij de haard aan. Hij werpt
een blik in de ketel en ziet schelvisgraten. Zij vragen hem mee te eten, maar hij weigert.
Zij gaan eten, en hij gaat naar buiten en wil naar huis. Maar als hij buiten komt, hagelt
het en kan hij niet verder. De meisjes komen nu ook naar buiten en zeggen, dat hij óf
vertrekken kan en dan zeker zijn leven verliest óf de nacht met de middelste zuster moet
doorbrengen. Hij verkiest te blijven leven en besluit met het meisje te slapen. Alles
gebeurt nu precies als voorheen. Zij verdwijnen, hij wordt wakker, gaat op weg en loopt
zolang totdat hij de boot en de waterval ziet. Hij wil met de boot het water over, maar dan
komen zij lachend aan met een licht in hun handen en zeggen, dat het niet past voor een
koningszoon om in een vuilnisvat in de beek bij het erf te spelen. Hij is verbaasd, maar
ziet dat het zo is als de meisjes zeggen. Nu delen zij hem mee: "Je zult gedood worden,
tenzij je ons plechtig belooft het meisje, met wie je geslapen hebt, tot vrouw te nemen."

Hij kon niet anders en beloofde het. Daarna ging hij terug naar het huis van zijn vader en
vertelde, dat hij onder de blote hemel geslapen had en niet in de hut geweest was.

De koning meent dat er iets ernstigs achter deze wandelingen moet schuilen, dat hij het
er niet bij kan laten en dat zij maar weer eens moeten gaan. Maar zij waren niet te
bewegen de meisjes nogmaals te bezoeken. Tenslotte moest de koning er zelf heen. Hij
kwam bij de hut en zag de meisjes er lachend voor staan. Ze stuurden de jongste naar
binnen om te kijken of het eten al klaar was. Zij zegt dat het inderdaad zover is. Daarop
gingen zij naar binnen en nodigden de koning ook in hun huis en zij vroegen hem
dringend op de steen bij de haard plaats te nemen. Hij gaat zitten en ziet in de ketel
slechts schelvisgraten, terwijl hij gedacht had er ossevlees in te vinden. Zij vroegen hem
te eten. Maar hij wilde niet. Hij bleef echter zitten totdat zij gegeten hadden. Daarop
neemt hij afscheid en loopt naar de deur. Maar als hij buiten is, ziet hij tot zijn
verwondering dat er een onweer losgebroken is en dat het bliksemt en dondert. Het is zó
erg dat hij wel weer naar binnen moet. Dan komen zij naar hem toe en zeggen dat hij
tussen twee dingen kiezen mag: óf gaan en dan sterven óf de nacht met hun jongste
zuster slapen. Hij vindt het beter in leven te blijven en besluit de nacht met het meisje
door te brengen. Nu wordt het avond en zij gaan naar bed en de koning gaat bij het
meisje liggen. Hij wordt de volgende ochtend pas wakker en ziet dat zij alle drie
verdwenen zijn, ook zijn bedgenote. Hij kleedt zich aan en vertrekt zo snel mogelijk.

Daar ziet hij een meer en rotsen, die echter zó laag zijn dat zij slechts tot zijn borst
reiken. Hij vindt een staf en steekt die in het water, om zo de overkant te bereiken. Maar
het werd hoe langer hoe dieper en hij zwom een lange tijd rond.

Toen kwamen de meisjes met een lantaren, lachten tot zij niet meer konden en zeiden:
"De koning let ook weinig op zijn waardigheid; hij zal zich later wel schamen dat hij in
onze provisiekamer aan het snoepen is geweest. Daar staat hij nu tot zijn schouders in
de ton met zure melk met de sneeuwbezem. Hoe heeft hij dat verzonnen?"

Op die manier dreven zij de spot met hem. Maar hij was zeer verbaasd en schaamde
zich. Toen zeiden zij tot hem: "Wanneer U ons niet wilt beloven onze zuster, met wie U
vannacht geslapen hebt, tot koningin te maken, vermoorden wij U en verdrinken U in de
zure melk!"
De koning kon niets anders doen dan dit beloven. Daarop verkreeg hij zijn vrijheid en
ging weer naar huis. Daar vertelden de drie mannen, hoe het hun gegaan was. En zij
waren het met elkaar eens dat de schelvisgraten het ossevlees geweest moest zijn en
dat de meisjes hen door toverij van hun verstand beroofd hadden. Zij besloten nu naar
de hut te gaan, hen te halen en met hen in het kasteel te gaan wonen. Daarna vonden
de huwelijken plaats en ieder trouwde het meisje bij wie hij geslapen had. En allen
leefden gelukkig met elkaar. De koningszoon regeerde na de dood van zijn vader en
stierf op hoge leeftijd. En daarmee eindigt deze geschiedenis.

You might also like