You are on page 1of 4

TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSE TAAL- EN LETTERKUNDE 137.

4 (2021) 228-231
https://doi.org/10.5117/TNTL2021.4.004.GHYS

BOEKBESPREKINGEN

Over gevonden en gemaakte taalwetten


Anne-Sophie Ghyselen
Universiteit Gent
annesophie.ghyselen@ugent.be

Nicoline van der Sijs, Taalwetten maken en vinden. Het ontstaan van
het Standaardnederlands. Gorredijk: Sterck & De Vreese, 2021. ISBN:
9789056157135. € 39,95.

In april 2021 werd de herziene editie van de Algemene Nederlandse Spraak-


kunst (ans) onthaald met onbegrip voor de zogenaamde afschaffing van
een aantal bekende (en blijkbaar geliefde) taalregels. De Volkskrant kopte op
24 april bijvoorbeeld dat ‘met “groter als” […] de Nederlandse grammatica
de doodsteek [is] toegebracht’. Gezucht en geknars der tanden volgde bij
menig taalkundige, want nuance was ver te zoeken. Dat de behandeling
van grammaticale regels in de ans niet zwart-wit is, werd bijvoorbeeld over
het hoofd gezien, net als het gegeven dat de ans-grammatici ‘helemaal geen
regels [willen of kunnen] invoeren of opheffen of grammaticale wijzigingen
[willen] decreteren’, aldus de ans-medewerkers zelf in De Morgen op 26 april
2021. Of het visionair was of een ongelofelijke toevalstreffer weet ik niet,
maar net in dezelfde maand verscheen bij uitgeverij Sterck & De Vreese het
lijvige boek Taalwetten maken en vinden van Nicoline van der Sijs, dat in
detail nagaat waar de normen en regels van het huidige Standaardnederlands
vandaan komen en welke rol (taal)wetenschappers en literaire schrijvers
bij de ontwikkeling van die regels hebben gespeeld. Verplichte lectuur voor
iedereen die over taalverloedering wil schrijven, als je ’t mij vraagt.
Eerst en vooral, voor de duidelijkheid: het boek Taalwetten maken en
vinden is niet nieuw. Je moet weliswaar tot pagina 25 doorbladeren om het
te ontdekken – de online advertering zwijgt er zedig over – maar het boek
is eigenlijk een tweede herziene druk van het volume Taal als mensenwerk.
Het ontstaan van ABN, dat in 2004 bij Boom Uitgevers Amsterdam verscheen.
In de herziene editie worden de nieuwe wetenschappelijke inzichten en
literatuur van de voorbije 17 jaar verwerkt, zijn een aantal fouten weggewerkt
en gaat Van der Sijs ook in op de ontwikkelingen van de eenentwintigste

228 Guest (guest) © Anne-Sophie Ghyselen


IP: 143.177.173.183
On: Sun, 20 Nov 2022 09:57:30
OVER GEVONDEN EN GEMA AK TE TA ALWE T TEN

eeuw. Voor de rest zijn de structuur en de inhoud van het boek grotendeels
dezelfde gebleven.
In hoofdstuk 1 licht Van der Sijs de culturele, maatschappelijke en talige
context toe waarin de standaardtaal tot stand is gekomen en zich verder
ontwikkelde. De nadruk ligt daarbij vooral op de zestiende en zeventiende
eeuw. Hoofdstuk 2 biedt een intrigerend historisch overzicht van taaltheo-
retische inzichten – over het ontstaan en veranderen van talen bijvoorbeeld
of de vermeende superioriteit van de eigen taal – die het werk van de ‘taal-
bouwers’ beïnvloed moeten hebben. Hoofdstukken 3, 6 en 9 bespreken het
taalgebruik in respectievelijk Bijbelvertalingen, wetenschappelijke werken
en literaire werken die in de Lage Landen in de voorbije eeuwen verschenen.
Hoofdstukken 4, 5, 7 en 8 bespreken hoe de uitspraak, spelling, woordenschat
en grammatica van het Standaardnederlands tot stand zijn gekomen.
Veel discussie is er eigenlijk niet mogelijk: dit boek is van oerdegelijke
kwaliteit. Het is een ongelofelijk rijk naslagwerk waarin Nicoline van der Sijs
haar benijdenswaardige bronnenkennis op een toegankelijke manier met
collega’s en liefhebbers deelt. Je vindt er voor tientallen taalkwesties – niet
alleen klassiekers als de dt-regel of het voegwoord na comparatieven, maar
ook bijvoorbeeld klinkerwisselingen bij sterke werkwoorden – gedetailleerde
beschrijvingen van de relevante historische discussies en hoe die uiteindelijk
beslecht werden. De vele bronnen worden uitvoerig geciteerd, waardoor
de lezer echt voeling krijgt met de gedachtegang van de renaissancistische
(en ook latere) taalijveraars. Het boek biedt bovendien antwoorden op
vragen waarvan je niet wist dat je ze had, zoals wanneer het ezelsbrug-
getje ’t kofschip voor het eerst in de bronnen opduikt of wanneer de eerste
wetenschapspopulariserende werken verschenen.
Waarom de tweede druk een nieuwe titel kreeg – naar de stelling van
Lambert ten Kate (1674-1731) ‘dat men de Taelwetten moet vinden en niet
maken’ – licht de auteur jammer genoeg niet toe. Kwaadwilligen zouden
misschien suggereren dat het om een slinkse verkooptruc gaat, maar mogelijk
is ook dat Van der Sijs in deze herziene editie minder stellig wou suggereren
dat het Standaardnederlands het resultaat is van bewust menselijk ingrijpen,
een idee waar bij de vorige druk immers kritiek op was gekomen. Het is een
intrigerende vraag, die zoals blijkt uit de recente ans-discussie ook vandaag
nog erg relevant is: in welke mate hebben de ideeën of beschrijvingen van
grammatici ook echt een impact (gehad) op het standaardtaalgebruik?
Van der Sijs besteedt aan deze vraag in de nieuwe druk van het boek meer
aandacht (zie p. 559) en beargumenteert dat de keuzes van taalbouwers wel
degelijk een invloed hadden bij verschillende taalkwesties (al was dat bij
zeker evenveel taalkwesties niet het geval). Tegelijkertijd geeft ze ook toe

GHYSELEN Guest (guest) 229


IP: 143.177.173.183
On: Sun, 20 Nov 2022 09:57:30
TIJDSCHRIF T VOOR NEDERL ANDSE TA AL- EN LE T TERKUNDE

dat het met het huidige onderzoek moeilijk is te weten in welke mate hun
voorstellen bestaande vernieuwingen of veranderingen reflecteerden dan
wel ‘eigen bewust ingrijpen’ waren. Een nieuw onderzoeksproject – van
promovenda Machteld de Vos (Radboud Universiteit) – zal hier hopelijk
nieuw licht op werpen.
Het boek zet dus aan tot nadenken over de ontwikkeling en relativiteit
van taalnormen, en alleen daarom al ben ik een overtuigde fan. Dat neemt
natuurlijk niet weg dat er ook een aantal bedenkingen te maken zijn –
logisch, bij zo’n omvangrijk werk. Zo zorgt de structuur (bijvoorbeeld de
uitsplitsing van spelling en uitspraak of de bespreking van purisme in de
verschillende hoofdstukken) vaak voor herhaling, waardoor het niet altijd
makkelijk is de aandacht bij de zaak te houden en nog het bos door de
bomen te zien. De geïnteresseerde leek – op wie het boek volgens de kaft
ook mikt – laat zich hierdoor (en ook door de hoge mate van detail) wellicht
snel afschrikken.
Wat mij ook opviel, was de verbetenheid waarmee de auteur ‘de mythe’
van zuidelijke inbreng bij de totstandkoming van het Standaardnederlands
wil ontkrachten. Ik kan me op zich wel vinden in het idee dat de invloed van
de zuidelijke Nederlanden op het huidige Standaardnederlands in de renais-
sance beperkter was dan vaak wordt aangenomen en dat er ideologische
redenen zijn waarom men die in het verleden heeft uitvergroot, maar de
krampachtigheid waarmee telkens op diezelfde nagel geklopt wordt – de
these komt in ieder hoofdstuk terug en ieder mogelijk tegenargument wordt
wel heel sterk geminimaliseerd – contrasteert met de verder vrij neutrale
en genuanceerde behandeling van de Nederlandse standaardiseringsge-
schiedenis. De auteur vermeldt bijvoorbeeld – het lijkt op een schoorvoetende
toegeving – dat de schrijftaal vóór de renaissance wel invloed vanuit het
zuiden had ondergaan via middeleeuwse schrijftradities, maar merkt
onmiddellijk daarna op (p. 545) dat die beïnvloeding zo oud is dat je het
bezwaarlijk nog als zuidelijke invloed op het Standaardnederlands kunt
zien. Op p. 357 merkt Van der Sijs op dat het Franse leenwoord lommer via
het zuiden verbreid is naar het noorden, maar dat je dat niet als argument
kunt beschouwen voor zuidelijke invloed, aangezien ‘dat geldt voor zo
veel Franse leenwoorden’. Op deze en sommige andere plaatsen vond ik
de argumentatie vergezocht, en las het boek iets te veel als een kruistocht
tegen de ‘mythe van zuidelijk-Nederlandse invloed’.
Tot slot miste ik in de stukken over de recentere taalontwikkelingen in het
Zuiden af en toe de inzichten uit het recentere onderzoek in Vlaanderen. De
standaardisering in Vlaanderen wordt bijvoorbeeld nog vrij ongenuanceerd
voorgesteld als ‘vertraagd’ en ‘vanuit een achterstandspositie begonnen’

230  Guest (guest) VOL. 137, NO. 4, 2021


IP: 143.177.173.183
On: Sun, 20 Nov 2022 09:57:30
OVER GEVONDEN EN GEMA AK TE TA ALWE T TEN

(p. 25). Er wordt wel even (kort) verwezen naar het werk van Roland Wil-
lemyns, Rik Vosters en Gijsbert Rutten, maar het concept van ‘vertraging’ of
achterstand wordt niet geproblematiseerd, hoewel verschillende onderzoek-
ers (zoals Sarah Van Hoof en Jürgen Jaspers in dit tijdschrift in 2012) er al op
hebben gewezen dat het idee – net zoals de door Van der Sijs verguisde mythe
van zuidelijk-Nederlandse invloed – om ideologische redenen in het leven
lijkt geroepen. Ook de beschrijving van tussentaal als een leerdersvariëteit
met ‘veel gallicismen, purismen en archaïsmen’ (p. 192) is achterhaald (zie
bijvoorbeeld recentere beschrijvingen van Johan De Caluwe of van mezelf),
evenals het idee dat er op vtm meer tussentaal werd/wordt gebruikt dan
bij de vrt (daar schreef Lynn Prieels in 2013 een stuk over).
Nu goed, ik wil niet als ‘neusgewijs gespuis’ het boek al te veel ‘belasteren’
– waarvoor de auteur zelf ook waarschuwt met haar citaat van predikant
Willem Baudart op pagina 2. Want ondanks de genoemde bedenkingen staat
het als een paal boven water dat dit boek belangrijk is voor de neerlandistiek,
niet alleen als naslagwerk, maar ook als vertrekpunt voor discussies over
bijvoorbeeld de relativiteit van taalnormen, de mogelijkheid tot bewust
ingrijpen bij taalverandering en de rol van ideologie in de bestaande be-
schrijvingen van de Nederlandse standaardiseringsgeschiedenis.

GHYSELEN Guest (guest) 231


IP: 143.177.173.183
On: Sun, 20 Nov 2022 09:57:30

You might also like