You are on page 1of 138

Nederlands naar perfectie

Methode Nederlands voor hoogopgeleide anderstaligen

Docentenhandleiding

Emily Palmer
Miranda van ’t Wout

u i t g e v e r ij
coutinho c
bussum 2015
Docentenhandleiding bij Nederlands naar perfectie

Deze docentenhandleiding hoort bij Nederlands naar perfectie van Emily Palmer &
Miranda van ’t Wout.

© 2015 Uitgeverij Coutinho bv


Alle rechten voorbehouden.
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit
deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand,
of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door
fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-
ming van de uitgever.
Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan
op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.
reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen,
readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot
Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130
KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

Uitgeverij Coutinho
Postbus 333
1400 AH Bussum
info@coutinho.nl
www.coutinho.nl

Noot van de uitgever


Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of
instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te
nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0452 7


NUR 624

2 van 138
Docentenhandleiding bij Nederlands naar perfectie

Inhoud

Inleiding  | 6
Doel  | 6
Doelgroep  | 6
Ontstaansgeschiedenis  | 6
Niveau  | 7
Materiaal  | 7
Tijdsinvestering  | 7

Didactische achtergrond  | 8
1 Het Europees Referentiekader (ERK)   | 8
2 Autonoom leren   | 8
3 Rijke leeromgeving   | 9
4 Contextgerelateerd taalonderwijs   | 9

Thema’s  | 10

Opbouw van een hoofdstuk  | 11


Leesvaardigheid  | 11
Vocabulaire  | 12
Luistervaardigheid  | 13
Uitspraak en verstavaardigheid   | 14
Spreekvaardigheid  | 14
Schrijfvaardigheid  | 15
Grammatica  | 15
Taal- en studievaardigheid   | 16

Bijlagen  | 17
1 Checklists   | 17
2 Overzichten en handige lijstjes   | 17
3 Antwoorden  | 17
4 Register  | 17

Website  | 18
Aanvullend materiaal   | 18
PowerPointpresentaties  | 18
Toetsen  | 18
Docentenhandleiding  | 18

3 van 138
Docentenhandleiding bij Nederlands naar perfectie

Literatuur  | 19

ERK-overzichten  | 20
Overzicht spreekopdrachten, niveau C1   | 20
Overzicht schrijfopdrachten, niveau C1   | 22

Praktische handleiding – opmerkingen en suggesties per hoofdstuk  | 24


Hoofdstuk 1 – Taal en cultuur   | 24
Hoofdstuk 2 – Onderwijs   | 28
Hoofdstuk 3 – Economie en bedrijfsleven   | 31
Hoofdstuk 4 – Gezondheid en voeding   | 36
Hoofdstuk 5 – Filosofie en ethiek   | 39
Hoofdstuk 6 – Psychologie   | 41
Hoofdstuk 7 – Rechten   | 43
Hoofdstuk 8 – Mens en techniek   | 47

Transcripten  | 50
Hoofdstuk 1  | 50
■■ Opdracht 5 – Je zegt minder dan je denkt   | 50
■■ Opdracht 16 – Waarom brabbelen we tegen baby’s?   | 52
■■ Liedje – Woorden zonder woorden (De Kast)   | 54
Hoofdstuk 2  | 55
■■ Opdracht 6 – Het onderwijs van de toekomst   | 55
■■ Opdracht 15 – Gamification   | 59
Hoofdstuk 3  | 61
■■ Opdracht 6 – De circulaire economie   | 61
■■ Liedje – Nergens goed voor (De Dijk)   | 63
Hoofdstuk 4  | 65
■■ Opdracht 5 – Oud of the box   | 65
■■ Opdracht 14 – Aantekeningen maken   | 68
Hoofdstuk 5  | 69
■■ Opdracht 7 – Erasmus   | 69
■■ Opdracht 16 – Man in de crèche   | 73
■■ Liedje – Durf jij (Ellen ten Damme)   | 74
Hoofdstuk 6  | 76
■■ Opdracht 6 – Universiteit van Nederland   | 76
■■ Opdracht 14 – Niets te verbergen   | 80
■■ Liedje – Ik heb een heel zwaar leven (Brigitte Kaandorp)   | 84
Hoofdstuk 7  | 86
■■ Opdracht 6 – Een rechtszaak   | 86
■■ Opdracht 15 – Hoe werkt het en wat is het? (Tekst te bekijken via knop bij
v­ ideofragment.)   | 90
■■ Liedje – Cd van jou, cd van mij (Acda & De Munnik)   | 91

4 van 138
Docentenhandleiding bij Nederlands naar perfectie

Hoofdstuk 8  | 92
■■ Opdracht 5 – Doping voor het brein   | 92
■■ Opdracht 12 – Daan Roosegaarde   | 97
■■ Liedje – De wereld beweegt (Wende Snijders)   | 101

Kopieerbladen  | 103
Hoofdstuk 1  | 103
■■ Kopieerblad 1 – tekst 1   | 103
■■ Kopieerblad 2 – opdracht 19 en 20   | 106
■■ Kopieerblad 3 – liedje   | 107
Hoofdstuk 2  | 108
■■ Kopieerblad 4 – opdracht 18: samenvatting   | 108
Hoofdstuk 3  | 112
■■ Kopieerblad 5 – opdracht 9: dictoglos   | 112
■■ Kopieerblad 6 – opdracht 13: verwijzen (relatieve bijzinnen) – raadspelletje   | 113
■■ Kopieerblad 7 – opdracht 18: ‘er’ + prepositie als vooruitwijzer   | 114
■■ Kopieerblad 8 – opdracht 19: vergaderquiz (kaartjes)   | 115
■■ Kopieerblad 9 – opdracht 19: vergaderquiz (overzicht vragen en antwoorden)   | 116
■■ Kopieerblad 10 – opdracht 21: agenda vergadering   | 118
■■ Kopieerblad 11 – opdracht 23: netwerken   | 119
■■ Kopieerblad 12 – liedje   | 122
Hoofdstuk 5  | 124
■■ Kopieerblad 13 – liedje (gatentekst)   | 124
■■ Kopieerblad 14 – liedje   | 126
Hoofdstuk 6  | 128
■■ Kopieerblad 15 – liedje   | 128
Hoofdstuk 7  | 130
■■ Kopieerblad 16 – opdracht 10: strookjes bij tekst 2   | 130
■■ Kopieerblad 17 – liedje   | 133
Hoofdstuk 8  | 134
■■ Kopieerblad 18 – opdracht 10: een wildvreemd spelletje (kaartjes)   | 134
■■ Kopieerblad 19 – opdracht 10: een wildvreemd spelletje (lijstje)   | 136
■■ Kopieerblad 20 – liedje   | 137

5 van 138
Docentenhandleiding – Inleiding – bij Nederlands naar perfectie

Inleiding

Doel

Het doel van deze methode is om hoogopgeleide leerders van het Nederlands te stimuleren
en te activeren om hun Nederlandse taalvaardigheid op C1-niveau te brengen.

Doelgroep

Nederlands naar perfectie is ontwikkeld voor hoogopgeleide anderstaligen die eraan gewend
zijn om autonoom te leren. Dat wil zeggen dat ze op basis van de aangeboden leerstof en on-
der begeleiding van een docent zelfstandig kunnen bepalen op welke onderdelen ze zich moe-
ten concentreren, welke vorderingen ze maken en hoe ze tot verbeteringen kunnen komen.
De thema’s die behandeld worden, sluiten aan bij de belangstelling van deze doelgroep. We
richten ons op twee groepen: anderstaligen die al dan niet permanent in Nederland wonen en
studenten Nederlands in plaatsen buiten Nederland, de zogenoemde studenten extra muros.

Studenten extra muros


Tussen Nederlands leren in Nederland (NT2) en Nederlands leren buiten Nederland (NVT)
bestaan veel verschillen, maar ook veel overeenkomsten (Van Kalsbeek, 2001). Aan veel
buitenlandse instellingen wordt gebruikgemaakt van lesmateriaal dat ontwikkeld is voor het
NT2-onderwijs in Nederland. Nederlands naar perfectie is bruikbaar voor het onderwijs binnen
én buiten Nederland.
We realiseren ons dat voor studenten Nederlands, die de taal op academisch niveau bestu-
deren, Nederlands naar perfectie niet toereikend is wat betreft de grammatica. Deze metho-
de richt zich op het gebruik van de grammatica, en niet op de theoretische achtergronden.
Nederlands naar perfectie kan echter voor studenten van dit niveau wel een aanvulling zijn
dankzij het taalaanbod en de opdrachten voor het toepassen van vocabulaire en zinsstructu-
ren. Voor andere gebruikers in het buitenland, die niet op een academisch-theoretisch niveau
de taal bestuderen, kan Nederlands naar perfectie gebruikt worden op dezelfde manier als in
Nederland door NT2-cursisten. Uiteraard is het niet altijd mogelijk de vragen en opdrachten
geheel situatieonafhankelijk te maken; we vertrouwen erop dat de docent dergelijke vragen en
opdrachten kan aanpassen aan de eigen situatie.

In Nederlands naar perfectie gebruiken we voor de leerder de term ‘cursist’. Voor de overzich-
telijkheid refereren we aan de leerder met ‘hij’; daarmee bedoelen we zowel mannelijke als
vrouwelijke cursisten.

Ontstaansgeschiedenis

Nederlands naar perfectie is ontstaan vanuit de behoefte aan een totaalmethode van niveau
B2 naar C1. Een dergelijke methode was in 2014 namelijk nog niet voorhanden. Het kwam re-
gelmatig voor dat cursisten die het Staatsexamen NT2 II succesvol hadden afgelegd, ons vroe-
gen om een geschikte lesmethode op hun niveau om hun taalvaardigheid verder te verbeteren
en zo beter te functioneren op het gebied van studie en/of werk. Voor deze doelgroep hebben

6 van 138
Docentenhandleiding – Inleiding – bij Nederlands naar perfectie

wij dit boek gemaakt. Het sluit herkenbaar aan bij de lijn van Nederlands in actie (2012) en de
geheel herziene versie van Nederlands op niveau (2015).

Niveau

Nederlands naar perfectie gaat ervan uit dat de cursist beschikt over een taalvaardigheidsni-
veau B2 in termen van het Europees Referentiekader (ERK). Na het boek te hebben doorge-
werkt, moet de cursist in principe niveau C1 beheersen. Op dit niveau heb je als docent te ma-
ken met cursisten die voor een groot deel al in het Nederlands functioneren. Het blijft echter
belangrijk om deze cursisten te stimuleren om actief deel te nemen aan activiteiten waarbij ze
hun taalvaardigheid moeten inzetten om hun doelen te bereiken.

Materiaal

De leergang bestaat uit een boek en een uitgebreide website (www.coutinho.nl/neder­lands­


naarperfectie). Op de website zijn de audiobestanden van de leesteksten te vinden, met aan-
dacht voor verstavaardigheid en uitspraak, alsook de audio bij de uitspraakopdrachten in het
boek. Bovendien biedt de website extra oefeningen met het vocabulaire en de uitdrukkingen
en woordgroepen uit de teksten, grammatica- en prepositieoefeningen, liedjes en sketches, en
links naar andere leerzame sites over academische vaardigheden. Verder zijn de fragmenten bij
de luisteropdrachten er te beluisteren en/of te bekijken en kunnen de bijbehorende transcrip-
ten gedownload worden. Tot slot staan de vocabulairelijsten op de website, zodat cursisten
het vocabulaire op hun eigen manier kunnen leren.

Voor docenten is op de website extra materiaal te vinden (drie PowerPointpresentaties en vier


toetsen), alsook deze docentenhandleiding met kopieerbladen en transcripten.

Tijdsinvestering

De tijdsinvestering die nodig is om het boek door te werken is afhankelijk van het aantal zelf-
studie-uren. Het boek kan in ongeveer vijftig contacturen doorgewerkt worden, maar dan ligt
het tempo erg hoog. Als richtlijn geven we daarom tachtig uur aan, dat wil zeggen gemiddeld
tien contacturen per hoofdstuk. Daarnaast moet de cursist nog minimaal vijftig uur aan zelf-
studieopdrachten besteden, inclusief de opdrachten op de website.

7 van 138
Docentenhandleiding – Didactische achtergrond – bij Nederlands naar perfectie

Didactische achtergrond

Een taal leren is een interactief proces waarbij de docent een begeleidende en sturende rol
speelt. Nederlands naar perfectie biedt cursisten en docenten de mogelijkheid om de inter-
actieve processen gestalte te geven door middel van zinvol taalaanbod en communicatieve
opdrachten waarbij rekening wordt gehouden met de hoge eisen die op niveau C1 aan de
grammaticale correctheid gesteld worden.

Nederlands naar perfectie is gebaseerd op de volgende vier pijlers:


1 het Europees Referentiekader;
2 autonoom leren;
3 een rijke leeromgeving;
4 contextgerelateerd taalonderwijs.

1 Het Europees Referentiekader (ERK)


In termen van het Europees Referentiekader ontwikkelt de taalvaardigheid van een cursist zich
bij het doorwerken van Nederlands naar perfectie van niveau B2 naar C1. Het Europees Refe-
rentiekader heeft een leidende rol gespeeld in de keuze van het taalaanbod in Nederlands naar
perfectie. Het heeft bepaald welke soorten leesteksten, schrijfopdrachten en situaties zijn op-
genomen. ‘Authors of language textbooks have to take full account of the aspects of language
use and competences presented in the CEFR, and to situate them – in a reliable and transpar-
ent way – with reference to the common reference levels of language proficiency’ (Martinyuk,
2009). Om transparant te maken hoe de zogenaamde can do-statements uit het ERK voor
niveau C1 in Nederlands naar perfectie zijn verwerkt, is als bijlage aan het eind van dit theoreti-
sche deel een overzicht opgenomen voor de vaardigheden spreken en schrijven.

Verder zijn in bijlage 1a in het boek de can do-statements uit het ERK behorend bij niveau B2
opgenomen als checklist, zodat de cursisten zelf kunnen vaststellen welke hiaten ze nog in het
Nederlands hebben. In bijlage 1b zijn de can do-statements van niveau C1 te vinden, zodat de
cursisten aan het eind van hun leerproces kunnen bepalen of ze dat niveau beheersen.

2 Autonoom leren
Op dit niveau verwachten we dat de cursist redelijk autonoom kan leren. Dit willen we na-
tuurlijk blijven stimuleren en daarom hebben we ervoor gezorgd dat hij zelf kan controleren
wat de goede antwoorden bij de opdrachten zijn (bijlage 3). Hij kan ook zelf bepalen welke
aanvullende opdrachten op de website hij wel of niet moet doen en hoe vaak hij naar een
bepaald beeldfragment moet luisteren om dat voldoende begrepen te hebben. In de onder-
wijssetting zal hij veel samenwerken met medecursisten, niet alleen tijdens het uitvoeren van
de opdrachten maar ook bij het geven van feedback. Hierdoor wordt communicatie op een
natuurlijke manier geoefend, hoewel dat binnen een onderwijssituatie een paradox is.

8 van 138
Docentenhandleiding – Didactische achtergrond – bij Nederlands naar perfectie

3 Een rijke leeromgeving


Het creëren van een rijke leeromgeving betekent dat Nederlands naar perfectie niet alleen uit
een boek bestaat, maar dat er daarnaast op de uitgebreide website aanvullend materiaal is
geplaatst waarmee cursisten autonoom en op individuele basis verder kunnen leren. Verderop
beschrijven we de inhoud van de website. We denken dat de keuze van de teksten aansluit bij
de academische interesses van de cursist en dat hij hierdoor gestimuleerd wordt om over de
verschillende onderwerpen meer te lezen en luisteren.

4 Contextgerelateerd taalonderwijs
Voor Nederlands naar perfectie bestaat de context uit academische onderwerpen; zaken die
de hoogopgeleide en vergevorderde leerder kan tegenkomen tijdens zijn studie of op het
werk. De cursisten worden gestimuleerd zich een mening te vormen over de onderwerpen
uit het hoofdstuk en deel te nemen aan discussies, zodat ze uiteindelijk in staat zijn nagenoeg
foutloos met moedertaalsprekers van het Nederlands te communiceren. Op dit hoge niveau
speelt de manier waarop de taaluitingen worden gerealiseerd een grote rol: het is belangrijk
dat de cursisten zich heel precies kunnen uitdrukken en zo authentiek mogelijk klinken. Daar-
om is er in de opdrachten ook aandacht voor nuance, toon en register.

9 van 138
Docentenhandleiding – Thema’s – bij Nederlands naar perfectie

Thema’s

Voor de hoofdstukken van Nederlands naar perfectie hebben we acht wetenschappelijke the-
ma’s gekozen, passend bij de belevingswereld van hoogopgeleiden die het Nederlands gebrui-
ken in een studie- of werkomgeving. Het gaat om zeer uiteenlopende onderwerpen, zodat het
boek voor een brede doelgroep interessant is: taal en cultuur, onderwijs, economie en bedrijfs-
leven, gezondheid en voeding, filosofie en ethiek, psychologie, rechten, mens en techniek. De
thema’s kunnen niet zonder meer door elkaar behandeld worden, omdat er in het vocabulaire
en in de opdrachten een duidelijke opbouw is.

10 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

Opbouw van een hoofdstuk

Elk hoofdstuk bestaat uit twee lange leesteksten, die veelal een academisch karakter hebben.
Daarbij is er ruime aandacht voor uitbreiding van de woordenschat, waarbij ook nuances en
synoniemen aan de orde komen. Verder komen uitdrukkingen en woordgroepen aan bod en
aan het eind van elk hoofdstuk is een oefening met preposities. Lastige grammaticaonder-
delen komen nog eens langs. Het onderdeel luistervaardigheid wordt geoefend met behulp
van minimaal twee authentieke fragmenten per hoofdstuk die via de website te beluisteren
en/of te bekijken zijn. Wat spreken betreft, ligt de nadruk op lange opdrachten, discussies en
monologen. Er is aandacht voor uitspraak en intonatie. Bij de spreek- en schrijfopdrachten is
rekening gehouden met de can do-statements van het ERK. De taal- en studievaardigheden
die hierbij geoefend worden, zijn praktisch van aard. Aan het eind van elk hoofdstuk is er een
liedje of sketch en tot slot een column.

Leesvaardigheid

De gekozen teksten zijn wat langere artikelen met een populairwetenschappelijk karakter, pas-
send bij het thema van het hoofdstuk. Bij de selectie van de teksten lieten we ons leiden door
een aantal criteria. Leidend waren de descriptoren in het ERK met betrekking tot leesvaar-
digheid. Op niveau C1 moeten cursisten in staat zijn om gespecialiseerde artikelen te lezen,
zelfs wanneer deze artikelen geen betrekking hebben op hun eigen terrein. In de teksten komt
laagfrequent en specialistisch vocabulaire voor en de teksten bevatten lange samengestelde
zinnen. De teksten kunnen complex zijn.

Daarnaast was het voor ons belangrijk dat cursisten de teksten boeiend vinden om te lezen,
om zo ook het leesplezier te bevorderen. Daarom hebben we alle teksten ter beoordeling aan
een aantal cursisten voorgelegd. Bovendien moesten de teksten uitdagend zijn in die zin dat
het voor de lezer interessant is om te reageren op de tekst. Verder hebben we de teksten gese-
lecteerd aan de hand van de vraag of ze wel actueel maar niet te tijdgebonden zijn en uiter-
aard hebben we geen teksten opgenomen die op de een of andere manier kwetsend kunnen
zijn. De bronnen zijn divers en vaak academisch van aard, maar altijd bedoeld voor hoogopge-
leiden.

De opbouw van gemakkelijk naar moeilijker wordt bewerkstelligd door de lengte van de tekst,
het type tekst, de structuur van de tekst en het taalgebruik. Soms komt er na een moeilijkere
tekst ook wel weer een makkelijkere tekst. Dat is mede afhankelijk van het soort tekst en de
opdracht die erbij wordt gegeven. Ook de combinatie van een bepaalde descriptor en een
thema kan daartoe geleid hebben.

De teksten worden meestal voorafgegaan door een ‘opwarmende’ vraag en gaan altijd verge-
zeld van enkele tekstbegripsvragen. Deze functioneren als een zelftoets: als de cursist de vra-
gen kan beantwoorden, heeft hij de tekst voldoende begrepen. Als een tekst wordt overgesla-
gen, is het wel raadzaam om in ieder geval het vocabulaire bij die tekst te behandelen, omdat
dat later terugkomt. Ook is er verspreid door het boek een aantal leesvaardigheidsopdrachten
opgenomen die tot doel hebben teksten beter en sneller te doorgronden.

11 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een column van een – steeds wisselende – bekende
Nederlandse columnist. De column is bij uitstek geschikt voor het allerhoogste niveau, om-
dat het een tekstsoort is die veel kennis van zowel de taal als de samenleving vereist. Door
columns te lezen raken de cursisten vertrouwd met de taal en al zijn finesses. Wie dergelijke
teksten begrijpt, mag zich vergelijken met een moedertaalspreker.

Vocabulaire

Woordenschatuitbreiding is een essentieel onderdeel van Nederlands naar perfectie. De lijn


die we in het boek hebben gevolgd, sluit aan op de woordenschatlijnen uit Nederlands in gang
(2010), Nederlands in actie (2012) en Nederlands op niveau (2015). Bij het selecteren van de
woorden uit de teksten hebben we drie criteria als uitgangspunt genomen. Allereerst hebben
we gekeken naar de frequentie van de woorden. Aangezien cursisten op niveau B2 al over een
grote woordenschat beschikken, hebben we met name woorden gekozen die in de frequen-
tielijsten van Hazenberg & Hulstijn op plaats 5000 of lager staan. Ook zijn er woorden die hele-
maal niet in de lijsten tot 12000 voorkomen omdat ze zo laagfrequent zijn, maar wel relevant
voor de doelgroep. Woorden die niet vaak gebruikt worden en niet belangrijk zijn, hebben we
niet opgenomen in de vocabulairelijst, zoals ‘monkelen’ in hoofdstuk 2, of ‘kwiek’ in hoofdstuk
4. In die gevallen kan de cursist een woordenboek raadplegen of de docent om uitleg vragen.
Een enkele keer hebben we een verklaring in een voetnoot geplaatst, omdat de betekenis van
het betreffende begrip niet gemakkelijk te vinden is.

We hebben dus niet alleen gekeken naar de frequentie van woorden, maar ook naar de rele-
vantie: hebben cursisten de woorden nodig voor hun studie of beroep? Academische woor-
den, ook als ze tamelijk frequent zijn, hebben we opgenomen omdat onze cursisten deze
woorden actief moeten beheersen om hun taalvaardigheid verder te ontwikkelen (Bossers,
2010). Een derde criterium was zowel onze eigen ervaring met woorden die problematisch
kunnen zijn, als de woorden die onze meeleescursisten uit de teksten hadden geselecteerd. Zij
gaven per tekst aan welke woorden nieuw voor hen waren en/of welke woorden ze nog moei-
lijk vonden.

De geselecteerde woorden zijn voor de herkenbaarheid gecursiveerd weergegeven in de


tekst. Daarna worden ze in een pregnante context in een aparte zin aangeboden. We hebben
in gevallen waar we dat nodig achtten, ook afgeleide vormen van de aangeboden woorden
opgenomen, zoals een substantief of een werkwoord. Het woord dat in de tekst voorkomt, is
het woord dat voorop staat in de vocabulairelijst. Van de onregelmatige werkwoorden is ook
de vervoeging opgenomen, en ook als het hulpwerkwoord ‘zijn’ is, worden de tijden in de lijst
gegeven. Vervolgens zijn er opdrachten waarmee de cursisten leren hoe ze de woorden kun-
nen gebruiken. De antwoorden bij de invulopdrachten staan achter in het boek. De spreekop-
drachten kunnen klassikaal worden gedaan en besproken. Daarnaast wordt er in Nederlands
naar perfectie aandacht besteed aan de uitdrukkingen en woordgroepen die in de teksten
voorkomen. Aangezien het niveau van de teksten vrij hoog is, komt er namelijk aardig wat
idiomatisch taalgebruik in voor. Onder de vocabulairelijst nemen we steeds de uitdrukkingen
en woordgroepen op om ze op die manier extra onder de aandacht te brengen. De cursist kan
in de tekst de hele zin bekijken en parafraseren. Mocht hij er dan niet uit komen, dan biedt
een goed woordenboek en/of de docent uitkomst. Op de website en af en toe in het boek zijn

12 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

oefeningen opgenomen waarmee de betekenis van de uitdrukkingen en woordgroepen nog


duidelijker wordt en er een begin kan worden gemaakt met de actieve beheersing van deze
uitdrukkingen en woordgroepen.

Verder oefenen cursisten met synoniemen, vaste combinaties, woorden met een prefix en
verschillen in register. Aan het eind van elk hoofdstuk is een oefening met preposities opge-
nomen, omdat het kiezen van de juiste prepositie voor veel cursisten nog vaak lastig blijft. We
hebben uit de teksten van het hoofdstuk alle verbindingen met preposities genoteerd. Deze
verbindingen hebben we verwerkt in een opdracht, waarbij de cursist de juiste prepositie in-
vult. Naast het aanbod in het boek zijn er op de website opdrachten met het vocabulaire, de
uitdrukkingen en woordgroepen en de preposities te vinden.

Achter in het boek is een register waarbij de vindplaats van het woord vermeld staat. Op de
website staan ook de woordenlijsten per hoofdstuk als Word-bestand. Deze lijsten kunnen
ingevoerd worden in gratis overhoorprogramma’s voor het leren van woorden, zoals Quizlet.
Verder is het belangrijk dat cursisten gestimuleerd worden om hun eigen woordenlijsten aan
te leggen zodat ze actief hun woordenschat uitbreiden. Ze kunnen in de cursus worden aange-
moedigd om de woorden ook daadwerkelijk in hun schrijf- en spreekopdrachten te gebruiken
(Verhallen, 2012).

Luistervaardigheid

Nederlands naar perfectie traint luistervaardigheid door middel van communicatie tijdens de
les en door het bekijken en beluisteren van authentieke beeld- en audiofragmenten, liedjes en
sketches. De leesteksten met het bijbehorende vocabulaire zijn eveneens te beluisteren op de
website. Zo kunnen cursisten een reeds gelezen tekst ook nog op een andere manier verwer-
ken, op een tijdstip en plaats die hun uitkomt. Bovendien kan een lastige zin begrijpelijk wor-
den als je hem hoort met de bijbehorende intonatie. Verder sluit het goed aan bij onze visie
op autonoom leren.

De beeldfragmenten zijn (delen van) authentieke programma’s zoals die zijn uitgezonden op
de Nederlandse televisie of te vinden zijn op internet. We hebben hierbij gestreefd naar inhou-
delijke koppeling met het thema en naar variatie. We hebben bewust voor langere fragmen-
ten gekozen omdat niveau C1 dat vereist. Ook hebben we fragmenten genomen waarin echt
college wordt gegeven of anderszins uitleg op wetenschappelijk niveau wordt gegeven. De
soorten vragen die hierbij zijn gemaakt, zijn afhankelijk van de moeilijkheidsgraad van de tekst
en de plaats in de methode. We hebben ervoor gekozen om afwisselend meerkeuzevragen
en open vragen op te nemen, aangezien beide soorten vragen interessant zijn en een andere
vaardigheid vereisen. Alle vragen zijn bedoeld om de cursist aandachtig te laten luisteren en
hem te stimuleren over de tekst na te denken. De fragmenten zijn afkomstig uit verschillende
soorten programma’s en websites, zoals Universiteit van Nederland, NPO Wetenschap, EOS
Wetenschap, Kennisnet, BNR, De Rechtspraak, Brandpunt en Omroep Human.

Bij elk hoofdstuk staan in ieder geval twee beeld- of audiofragmenten in het boek. Daar zijn
dan ook aanvullende opdrachten aan gekoppeld. Bovendien is er aan het eind van elk hoofd-
stuk een liedje of sketch opgenomen, met een korte opdracht. Op de website staan links naar

13 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

andere Nederlandstalige liedjes en sketches. Deze vormen een leuke en ontspannen manier
om naar taal te luisteren en een gevoel voor woord- en zinsintonatie, woordgebruik en struc-
turen te ontwikkelen. Bij de selectie van de liedjes en sketches hebben we gelet op de koppe-
ling met het thema, de verstaanbaarheid en de moeilijkheidsgraad. We hebben getracht een
ruime variatie aan te bieden. De teksten van de liedjes zijn op de website te downloaden.

Om de autonomie van de cursist te bevorderen staan de uitgeschreven teksten van de luister-


fragmenten ook op de website. Deze transcripten staan eveneens in de docentenhandleiding.

Uitspraak en verstavaardigheid

Soms worden cursisten die het Nederlands al op een hoog niveau beheersen en weinig fouten
maken, toch niet goed begrepen. De oorzaak hiervan is vaak een onduidelijke uitspraak of een
verkeerde intonatie. Op dit niveau, en in een academische omgeving, is het zeer belangrijk
dat cursisten goed en duidelijk overkomen. Bovendien willen cursisten zo natuurlijk mogelijk
klinken. Daarom besteden we in het boek aandacht aan verstavaardigheid en uitspraak. Alle
leesteksten uit het boek zijn ingesproken en zijn te beluisteren via de website.

Per hoofdstuk is steeds één tekst voorzien van een oefening waarmee de cursist zelfstandig
zijn verstavaardigheid en uitspraak kan verbeteren. In hoofdstuk 1 en 5 wordt het woordbin-
den geoefend. De andere onderwerpen die aan de orde komen bij de verstavaardigheids- en
uitspraakopdrachten zijn: de kleine woordjes zoals ‘zo’, ‘er’, ‘dus’, ‘de/het/een’ bij hoofdstuk 2
en 6, de slot-n en de ‘stomme e’ bij hoofdstuk 3 en 7, en zinsaccent en prosodie bij hoofdstuk
4 en 8. Voor deze oefeningen hebben we ons laten inspireren door de verstavaardigheidsop-
drachten van het Instituut voor Nederlands als Tweede Taal (UvA) bij de methode Lezen, Las,
Gelezen.

Spreekvaardigheid

In de spreekopdrachten worden taal- en studievaardigheden, vocabulaire en grammatica


toegepast geoefend. De spreekopdrachten zijn veelal gericht op de benodigde vaardigheden
in een academische studie- of werkomgeving: een mening geven, discussiëren, een presentatie
houden, vergaderen en ingewikkelde verhalen vertellen. De nadruk ligt op langere opdrachten,
discussies en monologen. Ook is er aandacht voor verschillende registers en de juiste toon. De
opdrachten sluiten aan bij de can do-statements van het Europees Referentiekader (ERK) voor
niveau C1 (zie het overzicht in de bijlage op pagina 276-278).

Volwassen taalcursisten hebben er behoefte aan hun gevoelens, opvattingen en ervaringen te


delen met anderen; hieraan komen we tegemoet door de opdrachten steeds zo veel mogelijk
bij de realiteit te laten aansluiten en/of een verbinding naar de realiteit te leggen. Het moet
voor cursisten de moeite waard zijn om een spreekopdracht uit te voeren, ze moeten intrin-
siek gemotiveerd zijn om naar de ander te luisteren en zelf informatie toe te voegen (Pattison,
1989). We zijn ons bewust van de paradox van communicatief onderwijs: hoe reëel de situatie
ook is, het blijft een gebeurtenis in een afgebakend onderwijskader. In de praktijk blijkt dat
cursisten zich dat realiseren maar in verreweg de meeste gevallen wel bereid zijn mee te wer-

14 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

ken, een rol op zich te nemen, zolang het uiteindelijke doel van de opdracht – verbetering van
de vaardigheid buiten de les – niet uit het zicht raakt.

De spreekopdrachten zijn afwisselend wat betreft het aantal deelnemers: in tweetallen, drie-
tallen of grotere groepen. Opdrachten voor drietallen en groepen zijn met eenvoudige ingre-
pen om te vormen tot opdrachten voor tweetallen, waardoor de meeste spreekopdrachten
ook in individuele trainingen bruikbaar zijn.

De spreekopdrachten staan soms op zichzelf, vaker zijn ze echter verbonden aan een ander
onderdeel in het hoofdstuk, zoals een leestekst, een beeldfragment, een bepaald grammaticaal
verschijnsel of een taal- of studievaardigheid. De spreekopdrachten variëren in de mate waarin
ze geleid of minder geleid zijn. Bij sommige opdrachten wordt expliciet gevraagd naar bepaal-
de constructies of het gebruik van bepaald vocabulaire, bij andere zijn de reactiemogelijkhe-
den ruimer of geheel vrij, zoals het houden van een presentatie.

We vinden het erg belangrijk dat de cursisten in de les veel spreken. Ook bij de grammati-
ca zijn de opdrachten vaak zo ontworpen dat ze in tweetallen uitgevoerd moeten worden,
waarbij communicatie over het taalverschijnsel noodzakelijk is. Ook dit valt naar onze mening
onder spreekvaardigheid. Ook meer gesloten opdrachten waarbij grammaticale onderwerpen
geoefend worden, lenen zich voor communicatieve doeleinden. Bij dergelijke opdrachten is
het raadzaam deze te laten uitvoeren in tweetallen, waarbij de cursisten moeten overleggen
om tot het juiste antwoord te komen. Hierbij wordt ook – reëel – gecommuniceerd en boven-
dien leiden dergelijke gesprekken vaak tot intenser begrip van het grammaticale verschijnsel
dat aan de orde is.

Schrijfvaardigheid

Elk hoofdstuk bevat schrijfopdrachten die als doel hebben nieuwgeleerd vocabulaire of lastige
grammaticale constructies toe te passen en het schrijfgemak en het schrijfplezier te vergroten.
We hebben gestreefd naar een goede balans tussen gestructureerde en minder gestructureer-
de schrijfopdrachten. Om de opdrachten zo realistisch mogelijk te maken, zijn het veelal com-
municatieve opdrachten met een duidelijke koppeling naar de werk- en/of studiepraktijk.

De hoofdstukken worden afgerond met een wat grotere functionele schrijfopdracht, zoals
het schrijven van een opensollicitatiebrief, een reactie op een klachtenbrief of een betoog.
Deze opdrachten sluiten goed aan bij de can do-statements van het Europees Referentiekader
(ERK) voor niveau C1 (zie het overzicht in de bijlage op pagina 276-278).

Grammatica

Grammatica is voor ons geen doel op zich maar dient als ondersteuning van de communi-
catie. Tegelijkertijd merken we wel dat grammatica voor hoogopgeleide anderstaligen een
handvat is om meer grip op de taal te krijgen. Daarbij speelt het een rol dat de omgeving min-
der tolerant is ten opzichte van grammaticale fouten naarmate anderstaligen hogere functies
bekleden en hun taalvaardigheidsniveau toeneemt. We bieden daarom grammatica aan. Op
dit hoge niveau zijn er echter geen echt nieuwe grammaticaregels meer om te behandelen.

15 van 138
Docentenhandleiding – Opbouw van een hoofdstuk – bij Nederlands naar perfectie

Daarom hebben we in overleg met verschillende docenten en cursisten de lastigste grammati-


cale onderwerpen geselecteerd om nog eens extra onder de aandacht te brengen, waarbij hier
en daar een nuance wordt aangebracht.

Per hoofdstuk wordt minimaal één grammaticaal onderwerp behandeld, zoals structuur­
woorden, verwijswoorden, het woordje ‘er’, het passief, modale partikels, meerdere werkwoor-
den in een zin en de werkwoorden ‘zullen’ en ‘zouden’. Meestal wordt een grammaticale con-
structie geïntroduceerd door een aantal voorbeeldzinnen met de betreffende constructie uit
de voorafgaande tekst. Door middel van vragen worden de cursisten aangemoedigd om zelf
de regel uit te leggen. De basisregels worden bekend verondersteld, dus het is aan de docent
om daar extra aandacht aan te besteden indien daar behoefte aan blijkt te zijn. Bij bijna alle
grammaticale onderwerpen zijn niet alleen in het boek maar ook op de website opdrachten
opgenomen.

Wat de terminologie betreft, hebben we ervoor gekozen de gangbare Latijnse grammaticale


termen te gebruiken, omdat hoogopgeleide vergevorderde cursisten daar meestal goed be-
kend mee zijn. Alleen voor ‘werkwoord’ gebruiken we de Nederlandse term in plaats van het
Latijnse ‘verbum’. Voor ons is het niet van belang welke term de cursist gebruikt, zolang het
voor hem duidelijk is wat ermee wordt bedoeld.

Taal- en studievaardigheid

Aangezien dit boek is bedoeld voor hoogopgeleide anderstaligen die het Nederlands nodig
hebben voor hun studie of beroep, besteden we ook aandacht aan belangrijke taal- en studie-
vaardigheden. Onderwerpen als presenteren, vergaderen en onderhandelen komen aan bod,
maar cursisten oefenen ook met het schrijven van een samenvatting en een verslag. De na-
druk ligt hierbij op de talige kant, dus niet zozeer op het aanleren van de vaardigheid op zich.
Cursisten die meer informatie nodig hebben, kunnen op de website terecht voor links naar
handige sites over academische vaardigheden.

16 van 138
Docentenhandleiding – Bijlagen – bij Nederlands naar perfectie

Bijlagen

1 Checklists
Bijlage 1a en 1b bevatten de checklists voor niveau B2 en C1.
1a checklist ERK B2 (bij de taalbiografie na hoofdstuk 1);
1b checklist ERK C1.

2 Overzichten en handige lijstjes


Bijlage 2a tot en met d bevatten overzichten en handige lijstjes. De hoofdstukken waar ze bij
horen, staan erachter vermeld.
2a overzicht structuurwoorden (bij hoofdstuk 1);
2b handige zinnen voor het houden van een presentatie (bij hoofdstuk 1);
2c geen mening geven (bij hoofdstuk 2);
2d handige zinnen voor het voeren van een onderhandeling (bij hoofdstuk 6).

3 Antwoorden
De antwoorden bij de opdrachten zijn achter in het boek opgenomen om de autonomie van
cursisten te bevorderen en om tijdrovende huiswerkbesprekingen tijdens de lessen te voorko-
men. Ook krijgen cursisten zo de gelegenheid zichzelf bij te werken als ze een of meer lessen
verzuimen. Soms zijn er ook andere antwoorden mogelijk, soms leiden opdrachten tot dis-
cussie. Het is aan de docent om te beoordelen welke onderdelen van het huiswerk de moeite
waard zijn om toch in de les te bespreken ondanks het feit dat de antwoorden al gegeven zijn.
Antwoorden bij spreekopdrachten zijn niet gegeven vanwege de uitgebreide variatie in goede
antwoordmogelijkheden. De docent speelt een grote rol in de begeleiding bij deze opdrach-
ten. Nederlands naar perfectie is geen zelfstudiemethode.

4 Register
In het register staan de woorden op alfabetische volgorde met het nummer van het hoofdstuk
waarin ze voor de eerste keer voorkomen. De 1 of de 2 geeft aan of het de eerste of tweede
tekst is uit het hoofdstuk. Dit register bevat niet alle woorden die in het boek voorkomen. We
hebben ervoor gekozen om alleen die woorden op te nemen die in de vocabulairelijsten staan
en waarmee actief wordt geoefend. Ook de aangeboden uitdrukkingen en woordgroepen zijn
in het register te vinden.
Het register is ook als Wordbestand beschikbaar via de website
(www.coutinho.nl/nederlandsnaarperfectie).

17 van 138
Docentenhandleiding – Website – bij Nederlands naar perfectie

Website

Naast het boek is er een uitgebreide website met oefenmateriaal op het gebied van luister-
vaardigheid, grammatica en vocabulaire. Dit materiaal is aanvullend op het materiaal in het
boek. Cursisten kunnen het zelfstandig doorwerken. Voor de docenten zijn er verder drie Po-
werPointpresentaties beschikbaar, vier toetsen en deze docentenhandleiding.

Aanvullend materiaal

Op de website vind je ingedeeld per hoofdstuk:


■■ de ingesproken leesteksten en de bijbehorende oefeningen in verstavaardigheid en uit-
spraak;
■■ vocabulaireoefeningen en oefeningen met de uitdrukkingen en woordgroepen;
■■ grammaticaoefeningen;
■■ oefeningen met preposities;
■■ de beeld- en audiofragmenten bij de luisteropdrachten (met transcripten);
■■ liedjes en sketches;
■■ links naar websites waar cursisten meer informatie kunnen vinden over academische
vaardigheden.

PowerPointpresentaties

De quiz van hoofdstuk 1, opdracht 1 kan met het boek gedaan worden, maar er is ook een Po-
werPointpresentatie beschikbaar met antwoorden en extra informatie. Verder is er een Power-
Pointpresentatie met de stellingen van hoofdstuk 2, opdracht 7. De stellingen staan eveneens
in de docentenhandleiding (zie verderop bij hoofdstuk 2) en kunnen dus ook gewoon worden
opgelezen. Tot slot is er een dia bij hoofdstuk 7, voor de hersengymnastiekopdracht (opdracht
9). Ook hier geldt dat de betreffende woorden ook in de docentenhandleiding staan.

Toetsen

Bij het boek hebben we vier toetsen met normering opgenomen, na hoofdstuk 2, 4, 6 en 8.
De toetsen na hoofdstuk 2, 4 en 6 zijn formatief en hebben als doel de cursisten feedback te
geven op hun prestaties en indien nodig een bepaald onderdeel te herhalen. Ook geven de
toetsen een docent informatie: als blijkt dat een bepaald onderdeel slecht is gemaakt, dan is
het wenselijk dat daar nog extra aandacht aan wordt besteed (Andringa, 2010). Ter afsluiting
van het boek hebben we ook na het laatste hoofdstuk een toets opgenomen.

Docentenhandleiding

De docentenhandleiding die je nu leest, is aan te vragen via de website.

18 van 138
Docentenhandleiding – Literatuur – bij Nederlands naar perfectie

Literatuur

Andringa, S. (2010), Toetsing en evaluatie. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Neder-
lands als tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 350-382). Bussum: Coutinho.
Bakker, I. de (2010), Schrijven. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Nederlands als
tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 310-348). Bussum: Coutinho.
Boer, B. de, van der Kamp, M. & Lijmbach, B. (2010). Nederlands in gang. Bussum: Coutinho.
Boer, B. de, van der Kamp, M. & Lijmbach, B. (2012). Nederlands in actie. Bussum: Coutinho.
Boer, B. de & Ohlsen, R. (2015). Nederlands op niveau. Bussum: Coutinho.
Bossers, B. (2010), Woordenschat. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Nederlands als
tweede taal in het volwassenenonderwijs (pp. 166-207). Bussum: Coutinho.
Coole, D. de & Valk, A. (2013). Actief met taal. Bussum: Coutinho.
Council of Europe. (z.d.). Recommendation CM/Rec (2008)7 of the Committee of Ministers to member
states on the use of the Council of Europe’s Common European Framework of Reference for Languages
(CEFR) and the promotion of plurilingualism. Opgevraagd op 1 april 2015, van https://wcd.coe.int/
ViewDoc.jsp?id=1318855
Hazenberg, S. & Hulstijn, J.H. (1996). Defining a minimal receptive second-language vocabulary for
non-native university students: An empirical investigation. Applied Linguistics, 7, 145-163.
Kalsbeek, A. van (2001). NT2-NVT: Synergie of scheiding der wegen? Neerlandica extra muros, 1, 23-32.
Kuiken, F. & Vedder, I. (1995). Grammatica opnieuw bekeken. Amsterdam: Meulenhoff Educatief.
Liemberg, E. & Meijer, D. (red.) (2004). Taalprofielen. Enschede: Nationaal Bureau MVT.
Martinyuk, W. (2009). The Council of Europe’s CEFR: Approach, status, function and implementation.
­Lezing op het Cercles-congres in Padua.
Pattison, P. (1989). Developing Communication Skills. A practical handbook for language teachers, with
examples in English, French and German. Cambridge: CUP.
Verhallen, S. (2012). Hoeveel en welke? Woordenschat leren voor Staatsexamens Nt2. Les, 2012 (176),
30-31.

19 van 138
Docentenhandleiding – ERK-overzichten – bij Nederlands naar perfectie

ERK-overzichten

Overzicht spreekopdrachten, niveau C1

Opdracht Inhoud / doel Can do-statements ERK


H1 Opdracht 14: Artikel navertellen m.b.v. Monologen:
Artikel structuurwoorden. Kan uitgebreid verslag doen van er-
varingen en gebeurtenissen, daarbij
ingaan op subthema’s en het geheel
Opdracht 20: Reageren op een stelling. afronden met een passende conclu-
Monoloog sie (bijvoorbeeld een samenvatting
geven van een verricht onderzoek of
literatuurstudie).
H2 Opdracht 14: Samenvatten; indirecte rede Monologen:
Artikel weergeven gebruiken. Kan uitgebreid verslag doen van er-
varingen en gebeurtenissen, daarbij
ingaan op subthema’s en het geheel
afronden met een passende conclu-
sie (bijvoorbeeld een samenvatting
geven van een verricht onderzoek of
literatuurstudie).

Opdracht 16: Programma bedenken en Een publiek toespreken:


Programma studenten- presenteren. Kan een duidelijke en goedopge-
vereniging bouwde presentatie houden over een
complex onderwerp en daarbij haast
moeiteloos reageren op onderbrekin-
gen (bijvoorbeeld als woordvoerder
van een studentenvereniging een
actieplan presenteren).
H3 Opdracht 21: Vergaderen. Monologen:
Een vergadering hou- Kan met betrekking tot allerlei
den complexe onderwerpen duidelijke
en gedetailleerde beschrijvingen en
uiteenzettingen geven (bijvoorbeeld
een mening of ideeën presenteren en
verdedigen in een formele vergade-
ring).
H4 Opdracht 15: Spreken over gezondheids- Monologen:
Monoloog beleid. Kan met betrekking tot allerlei com-
plexe onderwerpen duidelijke en
gedetailleerde beschrijvingen en uit-
eenzettingen geven (bijvoorbeeld een
mening of ideeën presenteren).

20 van 138
Docentenhandleiding – ERK-overzichten – bij Nederlands naar perfectie

H5 Opdracht 17: Monoloog over ‘Wat doe je Monologen:


Monoloog als … ?’ Kan met betrekking tot allerlei com-
plexe onderwerpen duidelijke en
gedetailleerde beschrijvingen en uit-
eenzettingen geven (bijvoorbeeld een
mening of ideeën presenteren).
H6 Opdracht 18: Spreken over slechte situatie Monologen:
Monoloog op het werk. Kan lange en ingewikkelde verha-
len vertellen (bijvoorbeeld aan een
vriend(in) vertellen over een slepend
conflict in een relatie of op het werk).
H7 Opdracht 7: Discussiëren over voor- en Monologen:
Gedoogbeleid nadelen van het gedoogbe- Kan met betrekking tot allerlei
leid. complexe onderwerpen duidelijke
en gedetailleerde beschrijvingen en
uiteenzettingen geven (bijvoorbeeld
een standpunt uiteenzetten voor een
publiek van andersdenkenden).

Opdracht 19: Spreken over de voogdij van Een publiek toespreken:


Monoloog kinderen bij een echtschei- Kan een duidelijke en goedopge-
ding. bouwde presentatie houden over een
complex onderwerp en daarbij haast
moeiteloos reageren op onderbre-
kingen (bijvoorbeeld een presentatie
houden om anderen te overtuigen
van een bepaald standpunt).
H8 Opdracht 16: Een defect apparaat Een publiek toespreken:
Monoloog beschrijven. Kan een duidelijke en goedopge-
bouwde presentatie houden over een
complex onderwerp en daarbij haast
moeiteloos reageren op onderbre-
kingen (bijvoorbeeld een technisch
probleem uiteenzetten in voor leken
begrijpelijke termen).

21 van 138
Docentenhandleiding – ERK-overzichten – bij Nederlands naar perfectie

Overzicht schrijfopdrachten, niveau C1

Opdracht Inhoud / doel Can do-statements ERK


H1 Opdracht 15: Uitleg geven aan collega of Correspondentie:
E-mail studiegenoot over onder- Kan corresponderen met vak- of
zoek n.a.v. een artikel met studiegenoten over inhoudelijke on-
gebruik van structuurwoor- derwerpen.
den.
Verslagen en rapporten:
Kan goedgestructureerde samen-
vattingen maken van ingewikkelde
teksten.
H2 Opdracht 18: Samenvatting maken van Verslagen en rapporten:
Afrondende schrijftaak een artikel over onderwijs, Kan goedgestructureerde samen-
voor een werkcollege. vattingen maken van ingewikkelde
teksten (bijvoorbeeld van artikelen
uit vakbladen).
H3 Opdracht 9: Aantekeningen maken en Aantekeningen, berichten en
Dictoglos uitwerken. ­formulieren.

Opdracht 15: Een persbericht schrijven Correspondentie:


Persbericht voor de krant over nieuw Kan complexe zakelijke brieven
initiatief m.b.t. de nieuwe schrijven (bijvoorbeeld een brief met
economie. een overtuigend of wervend karak-
ter).
Opdracht 21: Een verslag schrijven van de
Een vergadering h
­ ouden vergadering. Verslagen en rapporten:
Kan uitvoerige verslagen maken (bij-
voorbeeld van een zakelijke bespre-
king over een complex onderwerp als
onderhandelingen).

Opdracht 24: Een opensollicitatiebrief Correspondentie:


Afrondende schrijftaak schrijven. Kan complexe zakelijke brieven
schrijven (bijvoorbeeld een uitgebrei-
de sollicitatiebrief voor een functie
op niveau).
H4 Opdracht 14: Aantekeningen maken van Aantekeningen, berichten en
Aantekeningen maken een videofragment. ­formulieren.

Opdracht 16: Reageren op een klachten- Correspondentie:


Afrondende schrijftaak brief n.a.v. een congres. Kan complexe zakelijke brieven
schrijven (bijvoorbeeld een tactvol
antwoord op een klachtenbrief).

22 van 138
Docentenhandleiding – ERK-overzichten – bij Nederlands naar perfectie

H5 Opdracht 12: Reactie op dilemma geven, Aantekeningen, berichten en


Nog meer dilemma’s invullen op de site. ­formulieren.

Opdracht 19: Betoog schrijven over Verslagen en rapporten:


Afrondende schrijftaak ethisch of maatschappelijk Kan complexe zakelijke teksten
vraagstuk. schrijven.
Kan een uitgebreid en gedegen be-
toog tegen of vóór iets schrijven.
H6 Opdracht 13: Gedetailleerde beschrijving Vrij schrijven:
Gezichten beschrijven van mogelijke daders geven. Kan een goedlopende, beeldende
tekst schrijven.

Opdracht 19: Verslag schrijven over een Verslagen en rapporten:


Afrondende schrijftaak congres, open dag of eerste Kan uitvoerige verslagen maken (bij-
werkdag. voorbeeld van een congres over een
thema waarmee men vertrouwd is).
H7 Opdracht 20: Verhaal over een jeugder- Vrij schrijven:
Afrondende schrijftaak varing schrijven voor een Kan een goedlopende, beeldende
verhalenwedstrijd. tekst schrijven (bijvoorbeeld een ver-
haal over jeugdervaringen voor een
verhalenwedstrijd).
H8 Opdracht 17: Rapport schrijven over ro- Verslagen en rapporten:
Afrondende schrijftaak botgebruik. Kan heldere, goedgestructureerde
rapporten schrijven over complexe
onderwerpen (bijvoorbeeld een ge-
detailleerd technisch (of wetenschap-
pelijk) artikel).

23 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Praktische handleiding
Opmerkingen en suggesties per hoofdstuk

Hoofdstuk 1  Taal en communicatie

OPDRACHT 1  Quiz

De quiz is prima met het boek te doen, maar bij het docentenmateriaal is ook een Power-
Pointpresentatie van de quiz beschikbaar met de vragen en antwoorden. Deze presentatie
heeft een professionele uitstraling en biedt meerwaarde ten opzichte van de quiz in het boek.
De vragen uit het boek worden in de PowerPointpresentatie beantwoord en er wordt kort
nog wat extra informatie gegeven. Deze informatie kan dienen als handige ‘kapstok’ om iets
meer te vertellen bij de verschillende onderwerpen.

Bij vraag 1:
Meer informatie vind je bijvoorbeeld op de website van het Taalunieversum:
taalunieversum.org/nieuws/2910/hoeveel_mensen_spreken_nederlands_als_moedertaal

Bij vraag 8:

TIP  Goed passend bij deze laatste vraag is het tweetalige duet ‘Droemvlucht’ van Rowwen
Hèze (Limburgs) en Nynke Laverman (Fries):
www.youtube.com/watch?v=xgHlAOf1WRQ.
Op de website bij hoofdstuk 1 vind je nog een aantal links naar liedjes in verschillende dia-
lecten en in het Fries.

TIP  Je kunt deze quiz ook met Socrative laten spelen. In dat geval moet wel iedereen een
smartphone tot zijn beschikking hebben.
eduapp.nl/profielen/sanderniessing/lesideeen/gamen-in-de-klas-met-socrative-space-race

TEKST 1  Als je authentiek wilt klinken, moet je wat kop


ie erb
slordig spreken lad
1
Het tweede deel van het artikel ‘Als je authentiek wilt klinken, moet je wat slordig
spreken’ is opgenomen als kopieerblad achter in deze docentenhandleiding.

Vragen bij tekst 1, vraag 6:


Het is goed om je cursisten te vertellen dat deze vraag zelfs voor Nederlanders een moeilijke
opgave is. Een echte uitdaging dus!

24 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Extra opdracht bij tekst 1:


Vraag de cursisten of ze zelf ervaring hebben met gereduceerd uitgesproken woorden of
woordgroepen die ze niet direct begrepen, maar later wel.
Als je je cursisten nog extra wilt uitdagen, kun je de volgende oefening met ze doen. Lees on-
derstaande woorden voor zoals ze in spreektaal worden uitgesproken en laat ze de woorden
opschrijven. Weten ze welke woorden worden bedoeld?

amal = allemaal
aruskunne = aardrijkskunde
folnt = volgend
goon = gewoon
iefal = in ieder geval
offeer = ongeveer
opgeement = op een gegeven moment
pjoete = computer
ss = zo zeer
stuukzo = het is natuurlijk zo

OPDRACHT 5  Je zegt minder dan je denkt

fastfacts.nl/content/je-zegt-minder-dan-je-denkt

FastFacts
Duur fragment: 5:12 minuten
Datum uitzending: 2011

Wijs de cursisten erop dat er van de meeste luisterfragmenten en ook van de liedjes transcrip-
ten beschikbaar zijn op de website. Deze transcripten zijn ook achter in deze docentenhand-
leiding opgenomen.

OPDRACHT 6  Woordbinden

De ingesproken zinnen (te beluisteren via de website) kun je ook bij wijze van dictee opgeven.
Je kunt ervoor kiezen om de zinnen uit te laten schrijven in goed Nederlands, al dan niet ge-
holpen door de fonetische weergave in het boek.

Op de website kunnen de cursisten met de verstavaardigheidsoefeningen bij tekst 2 zelfstan-


dig nog meer oefenen met woordbinden.

OPDRACHT 7  Elfje

Een elfje is een gedicht van elf woorden, verdeeld over vijf regels. De eerste regel heeft één
woord, de tweede twee, de derde drie en de vierde vier. De vijfde regel heeft echter maar weer
één woord. Dit ene woord is automatisch vaak een soort samenvatting of clou van het geheel.
Een elfje hoeft niet te rijmen en het aantal lettergrepen is onbelangrijk.

25 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Stimuleer je cursisten om niet te lang te denken en te vertrouwen op hun gevoel. Alles is goed!
De meeste cursisten ervaren het als zeer bevredigend om te merken dat ze poëtisch kunnen
zijn in een andere taal dan hun moedertaal. Bovendien ontstaan er vaak echt mooie produc-
ten die de cursisten bij elkaar bewonderen. Laat de elfjes hardop voorlezen en voorzie ze van
positief commentaar.

Bij deze oefening kan het vocabulaire uit de tekst worden gebruikt, bijvoorbeeld:

Slordige
authentieke zinnen
zinnen van jou
in mijn nieuwe taal
frappant

Slordig
klanken vergeten
uit te spreken
de taal eet zichzelf
op

Maar de opdracht kan ook losstaan van het artikel. Twee voorbeelden:

Slordig
ben jij
en ik ook
wel zuinig op mij
fijn

Slordig
jouw spijkerbroek
dat is mode
bemoei je niet ermee
mam

TEKST 2  Interculturele communicatie

Het ui-diagram van Hofstede komt uit het boek Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cul-
tuurverschillen (1991).

Om de cursisten op weg te helpen bij het nadenken over hun eigen cultuur kun je voorbeel-
den geven bij de Nederlandse identiteit:
■■ Nederlandse symbolen zijn bijvoorbeeld de woorden ‘gezellig’ en ‘lekker’, maar ook de
kroket en het broodje kaas met een glas melk voor de lunch.
■■ Helden zijn bekende Nederlanders (historische figuren als Erasmus, Willem van Oranje,
Rembrandt en Van Gogh), maar ook striphelden als Fokke en Sukke.

26 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

■■ Bij rituelen kun je denken aan het feliciteren van alle familieleden en vrienden van de jari-
ge, het organiseren van borrels en recepties of de oranjegekte.
■■ Nederlandse waarden zijn bijvoorbeeld het zoeken naar een compromis, de tolerantie, de
handelsgeest, de vrijheid van meningsuiting.

OPDRACHT 12  Hoge hoed

Maak losse strookjes met de woorden uit de woordenlijst en doe die opgevouwen in de hoge
hoed (of pet, bakje, koektrommel …). Vervolgens loop je langs en pakt iedere cursist er een
woord uit. De cursisten krijgen een minuut bedenktijd en moeten dan eerst het woord en
daarna de zin zeggen. Ze mogen de zin niet opschrijven en oplezen! Corrigeer de fouten door
in vragende vorm de zin correct te herhalen, waarna de cursist bevestigend en correct ant-
woordt (‘pingpongen’). In kleine groepjes kan er ook een (onzin)verhaaltje met de woorden
gemaakt worden.

OPDRACHT 13  Structuurwoorden

TIP  Bespreek voordat je aan deze opdracht begint kort wat structuurwoorden zijn en laat
de cursisten eerst zelf op zoek gaan naar de structuurwoorden in de teksten. Laat ze het
overzicht met structuurwoorden (bijlage 2a) bekijken en gebruiken. Ook bij andere op-
drachten en in de volgende hoofdstukken kunnen ze dit overzicht gebruiken.

OPDRACHT 15  E-mail

Let bij de correctie vooral op het juiste gebruik van de structuurwoorden (en bijgevolg de
zinsstructuur).

OPDRACHT 16  Waarom brabbelen we tegen baby’s?

www.youtube.com/watch?v=R7Dj7txqGtg

Eos Wetenschap
Duur fragment: 3:50 minuten
Gepubliceerd: 16 oktober 2013

OPDRACHT 18  Presenteren

Bij deze opdracht horen de handige zinnen in bijlage 2b.

OPDRACHT 19  Evalueren kop


ie erb
lad
Het evaluatieformulier vind je achter in de docentenhandleiding, als 2
kopieerblad. Laat de cursisten dit formulier niet alleen in dit eerste hoofdstuk
gebruiken, maar maak er ook in de volgende hoofdstukken gebruik van.

27 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 20  Monoloog

Variant:
Je kunt de groep ook splitsen in een groep die een monoloog houdt en een groep die alvast
nadenkt over het geven van feedback (opdracht a). Nadat de cursisten uit deze laatste groep
de monologen hebben gehoord, geven zij feedback (opdracht b).

Liedje  ‘Woorden zonder woorden’ (De Kast) kop


ieerb
lad
www.youtube.com/watch?v=BNBybLFKoek 3

Op de website zijn bij elk hoofdstuk nog een of meer links naar liedjes of sketches opge-
nomen.

Hoofdstuk 2 Onderwijs

OPDRACHT 5  Tablets in het onderwijs

Wijs de cursisten er eventueel op dat er steeds meer iPadscholen komen, die niet allemaal de
naam ‘Steve Jobsschool’ hebben.

OPDRACHT 6  Het onderwijs van de toekomst

www.bnr.nl/radio/de-nieuwe-wereld/331788-1401/bnr-de-nieuwe-wereld-wat-als-het-­
onderwijs-volledig-online-is

De Nieuwe Wereld (BNR radio)


Duur fragment: 7:16 minuten (van 1:12 minuten tot 8:28 minuten)
Duur uitzending: 24:23 minuten
Datum uitzending: 14 januari 2014

Vocabulaire om vooraf te bespreken:


■■ doordenderen (als van een trein)

OPDRACHT 7  Mening geven met ‘er’ en ‘daar’

De zinnen uit het kader zijn te beluisteren op de website.

OPDRACHT 8  Online colleges

Ter introductie op dit onderwerp kun je (een deel van) het interview met Jet Bussemaker en
Alexander Klöpping in De Wereld Draait Door laten zien:
frontpage.fok.nl/nieuws/633309/1/1/50/studiepunten-voor-online-colleges.html
of via www.ukrant.nl/nieuws/minister-wil-meer-online-onderwijs (duur: 13:07 minuten).

28 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Maak voor je cursisten een bordje met aan de ene kant ‘eens’ en aan de andere kant ‘oneens’
erop. Je kunt het de cursisten ook zelf laten maken. Vervolgens toon je een stelling en moeten
ze met hun bordje laten zien of ze het eens dan wel oneens zijn met deze stelling. De docent
is de discussieleider en geeft beurten. Dit gaat allemaal vrij vlot en heeft daardoor een leuk en
dynamisch karakter. Iedereen wordt ‘gedwongen’ direct te reflecteren en bovendien heb je zo
als docent de regie in handen, want je kunt cursisten aanwijzen die een tegengestelde mening
hebben om op de stelling en op elkaar te reageren.

Je kunt de volgende stellingen gebruiken:


1 Hoorcolleges moeten alleen online worden aangeboden.
2 Ook tentamens kunnen alleen online worden gemaakt.
3 In de toekomst komen studenten niet meer samen in een collegezaal; studeren doe je
volledig thuis.
4 Het onderwijs op middelbare scholen zal in de toekomst niet meer klassikaal zijn, maar
individueel en in kleine groepjes.
5 De sociale functie van een middelbare school is veel belangrijker dan de lesstof.
6 Alle lesstof moet zo spannend en amusant mogelijk worden gebracht.
7 Het onderwijsmateriaal bestaat steeds meer uit beeld en geluid en steeds minder uit te
lezen teksten – en dat is goed.
8 Goed kunnen schrijven is in de toekomst niet meer belangrijk, als je kunt typen is dat
genoeg.
9 Papieren boeken zullen helemaal verdwijnen.
10 Ik zou nooit een docent willen zijn.

Bij deze opdracht hoort een PowerPointpresentatie. Je kunt deze gebruiken of de stellingen
oplezen. Uiteraard hoeven niet alle stellingen aan bod te komen; het is belangrijk dat de oefe-
ning dynamisch blijft.

OPDRACHT 9  Geen mening geven

In opdracht a mogen alle registers gebruikt worden. Hierbij hoort bijlage 2c in het boek.

OPDRACHT 15  Gamification

www.youtube.com/watch?v=bmv_A7NQvsA

Kennisnet
Duur fragment: 5:59 minuten
Gepubliceerd: 24 september 2012

OPDRACHT 16  Programma studentenvereniging

Vertel de groepjes dat ze na afloop het beste plan moeten kiezen. Zo luisteren de cursisten
aandachtiger naar elkaar en zullen ze zo enthousiast mogelijk presenteren.

29 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 17  Samenvatten

In het stappenplan wordt een aantal citeerwoorden genoemd (zeggen, beweren, concluderen,
beschrijven, suggereren, tegenspreken, voorstellen, betogen, benadrukken). Dit soort woorden
komt terug in hoofdstuk 5, bij het onderdeel parafraseren (opdracht 18).

OPDRACHT 18  Afrondende schrijftaak (Samenvatting) kop


ieerb
lad
De tekst ‘Beter omgaan met hoogbegaafde leerlingen’ staat ook achter in 4
de docentenhandleiding als kopieerblad. Eventueel kun je alleen het eerste deel
laten samenvatten, tot het kopje ‘Oorzaken van onderpresteren’.

CABARET  Koefnoen: luizenmoeders in de klas

www.youtube.com/watch?v=4L32kmODrMY (duur: 3:17 minuten)

Variant:
Splits de groep in tweeën. De ene helft gaat naar de gang. Op de gang bespreken de cursisten
met elkaar wat luizenmoeders zijn en wat deze moeders doen. Ze voeren een gesprekje van
drie minuten over dit fenomeen, waarbij ze zich proberen in te leven. Controleer op de gang
of ze inderdaad begrijpen wat luizenmoeders zijn en motiveer de cursisten om even over dit
onderwerp te praten: ‘Hoe zou jij het vinden als jouw kind luizen zou hebben? Zou jij luizen-
moeder (of luizenvader) willen zijn?’ Het idee is dat deze groep zichzelf even bezighoudt.

De cursisten uit de andere groep kijken naar het fragment en vertellen de anderen na afloop
waar het fragment over ging en of ze het wel of niet grappig vonden. Kijk daarna met de hele
groep naar het fragment.

COLUMN  Meester Bart

Als discussieopdracht kun je de cursisten deze tekst met die van opdracht 18 laten vergelijken.

30 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Hoofdstuk 3  Economie en bedrijfsleven

TEKST 1  Zakendoen in de nieuwe economie

Vragen bij tekst 1, vraag 1:


Deze vraag is een goede aanleiding om te bespreken hoeveel Engels er wordt gesproken in
Nederlandse bedrijven. Bedenk samen welke Engelse woorden ingeburgerd zijn op de Neder-
landse werkvloer. Bijvoorbeeld: officemanager, human resources, changemanager, salesmanager,
helpdesk, public relations, backoffice, meeting.

OPDRACHT 3  Andere vorm

Eventueel kun je de cursisten zinnen laten maken met de woorden die ze hebben ingevuld.

OPDRACHT 6  De circulaire economie

www.sociaalondernemen.nu/wordpress/2014/01/van-take-make-waste-naar-reduce-­
reuse-recycle of op www.youtube.com/watch?v=2_orGl_s7UY

Ellen MacArthur Foundation


Duur fragment: 4:05 minuten
Gepubliceerd: 3 mei 2012

OPDRACHT 7  Ruilen

Het is handig om kaartjes van twee verschillende kleuren uit te delen. Vertel de cursisten dat
ze hun product of dienst moeten aanprijzen en dat ze goed moeten nadenken over de klan-
trelatie. Laat ze eventueel ook onderhandelen.

OPDRACHT 9  Dictoglos
kop
ie e rbla
Een dictoglos is een variant op het dictee en bestaat uit 5 stappen: d5
1 voorbereiding: geef de cursisten informatie over het onderwerp van
de tekst die je gaat voorlezen. Licht indien nodig onbekende woorden en gram-
maticale constructies uit de tekst toe. Woorden waar van tevoren aandacht aan besteed
kan worden, zijn: ‘verspilling’, ‘ongestoord’ en ‘bestempelen’.
2 dictee (aantekeningen maken): lees de tekst tweemaal voor in normaal spreektempo,
niet op dicteersnelheid. De eerste keer mogen de cursisten alleen luisteren, bij de tweede
keer maken ze aantekeningen.
3 reconstructie: vervolgens proberen ze in een groepje van drie of vier personen de tekst
te reconstrueren. Hiervoor maken ze gebruik van hun aantekeningen. Per groepje wordt
één gezamenlijke tekst geschreven die inhoudelijk overeenkomt met het origineel en op
grammaticaal niveau correct moet zijn. Ook een correcte spelling is belangrijk. Let op: het
hoeft geen exacte kopie van het origineel te zijn.
4 analyse en correctie: laat de cursisten de tekst inleveren en kijk deze na met behulp van
correctiecodes. Deel de gecorrigeerde versies uit en geef de groepjes de gelegenheid om

31 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

hun tekst te verbeteren. Alternatieve werkwijze: je kunt de groepjes ook eerst elkaars
tekst laten nakijken.
5 feedback: deel tot slot de originele tekst uit en laat deze vergelijken met de reconstruc-
ties. Daarna kunnen de groepjes hun versie voorlezen, zodat duidelijk wordt dat je een
boodschap op verschillende manieren kunt formuleren.

De tekst is achter in de docentenhandleiding opgenomen als kopieerblad.

Bespreek tot slot het artikel. Is de geschetste situatie herkenbaar voor de cursisten? Hoe kun-
nen de problemen volgens hen worden opgelost?

Deze opdracht neemt ongeveer 40 minuten in beslag.

TEKST 2  De ZitSta-vergadertafel

Bij Nederlandse merken kun je denken aan: Philips, Heineken, Flora Holland, TomTom, Gouda
Holland, Droste, KLM, DAF, DSM, Shell, ING, Ahold, Calvé, Hertog, Maxi-Cosi en HEMA. Laat
de cursisten ook vertellen waar ze de merken van kennen.

Vragen bij tekst 2, vraag 4:

TIP  Hier kun je een grappig filmpje over fietsend vergaderen laten zien:
www.youtube.com/watch?v=nR7KfDkfTQU (duur: 58 seconden).

OPDRACHT 12  Telegram

Je kunt deze opdracht klassikaal nabespreken door te vragen ‘Wie heeft zin X in het telegram
laten staan? Waarom (niet)?’ Deze oefening is afkomstig uit Actief met taal. Didactische werk-
vormen voor het talenonderwijs van Dieuwke de Coole en Anja Valk, uitgeverij Coutinho.

OPDRACHT 13  Verwijzen

TIP  Bekijk klassikaal het filmpje van Drs. E.I. Kipping (Van Kooten en De Bie) over het ge-
bruik van ‘dat’ en ‘wat’: www.youtube.com/watch?v=GL_RGoJ7PSw (duur: 2:28 minuten).

Opdracht 13b: hierbij hoort een kopieerblad. Om er zeker van te zijn dat kop
alle cursisten weten wat ze moeten doen, kun je het best eerst een of
ie erb
lad
twee kaartjes klassikaal doen. 6

OPDRACHT 14  Persberichtenwijzer

Het interview (duur: 6:22 minuten) is te vinden op de website. (Met dank aan Jeanine Mies,
van MIES | tekst en training.)

32 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 16  ‘Er’

Actieve werkvorm vooraf. Laat eerst de vijf soorten ‘er’ noemen:


1 ‘er’ van plaats
2 ‘er’ + onbepaald subject
3 ‘er’ + woord van hoeveelheid
4 ‘er’ + prepositie
5 ‘er’ + passief

Vervolgens werken de cursisten in tweetallen. Geef elk tweetal vijf memoblaadjes. Laat ze bij
elke soort ‘er’ een voorbeeldzin bedenken en op een blaadje schrijven.

Schrijf de vijf soorten ‘er’ op grote vellen (boven aan het vel) en hang deze aan de muur. Laat
de cursisten hun memoblaadjes met zinnen onder de juiste categorie (dus op het juiste vel)
plakken.

De constructie met ‘er’ + prepositie in combinatie met een bijzin krijgt later in het boek ex-
pliciete aandacht (zie opdracht 17). Bij deze oefening met de memoblaadjes zijn eenvoudige
zinnen met ‘er’ + prepositie voldoende. Eventuele memo’s met een bijzin kunnen dan natuur-
lijk goed gebruikt worden als bruggetje naar opdracht 17.

OPDRACHT 17  ‘Er’ + prepositie, maar dan anders

Sommige cursisten stellen vragen over de volgorde in zinnen als:


■■ Ik ben erbij betrokken.
■■ Ik ben er verbaasd over.

In de tweede zin staat de prepositie helemaal aan het eind, na ‘verbaasd’, terwijl ‘er’ in de eer-
ste zin voor ‘betrokken’ staat. Dit heeft te maken met het feit dat ‘verbaasd’ echt de functie
van een adjectief heeft, terwijl ‘betrokken’ meer een werkwoord is, namelijk het participium
van ‘betrekken’. Het gaat dus niet om het adjectief ‘betrokken’ als in ‘een betrokken mede­
werker’.

OPDRACHT 18  ‘Er’ + prepositie als vooruitwijzer kop


ie erb
lad
Stimuleer cursisten om de constructies uit opdracht a uit hun hoofd te
7
leren, want het is erg lastig om deze zelf goed te kunnen maken. Bij opdracht b hoort
een kopieerblad met kaartjes.

OPDRACHT 19 tot en met 21

Aangezien hoofdstuk 3 vrij omvangrijk is, is het misschien nodig om keuzes te maken al naar-
gelang de doelgroep. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om de vergaderopdrachten (op-
dracht 19 tot en met 21) over te slaan.

33 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 19  Vergaderen: wat weet je al?

Vraag 1:
Mogelijke woorden / woordcombinaties voor de woordspin zijn:
■■ een vergadering bijwonen
■■ afwezig(en) / afwezig met kennisgeving (mk) / afwezig zonder kennisgeving (zk)
■■ aanwezig(en)
■■ de notulist / notuleren / de notulen / het verslag / de aantekeningen / aantekeningen
maken
■■ de voorzitter
■■ de deelnemer(s) / deelnemen / aan een vergadering deelnemen
■■ de rondvraag
■■ een vergadering verplaatsen / verzetten / afzeggen / annuleren / afblazen / schorsen
■■ een vergadering openen / sluiten
■■ de convocatie
■■ de agenda / een agenda opstellen / de agenda vaststellen / de agendapunten behandelen
■■ de vergaderzaal / de vergaderruimte
■■ het compromis / compromissen sluiten
■■ de onderhandeling / onderhandelen
■■ een formele / informele vergadering
■■ ingekomen stukken
■■ de mededeling / mededelingen doen
■■ het (werk)overleg / overleggen
■■ brainstormen / ideeën spuien / suggesties doen / plannen opperen
■■ het besluit / de beslissing / besluiten / beslissingen nemen

Vraag 2: kop
ieer
Bij de quiz horen kaartjes met vragen (zie kopieerblad 8). Kopieerblad 9 b
8 + lad
bevat de vragen en antwoorden. Dit lijstje kun je achteraf uitdelen. 9

OPDRACHT 20  Vergadering De Kempenaer

De video is een preview en heeft daarom grote rode letters in beeld. De vergadering is echter
goed te volgen.

OPDRACHT 21  Een vergadering houden

Twee personen krijgen de rol van notulist. Zij vergaderen niet inhoudelijk mee, maar mogen
wel om verduidelijking vragen waar nodig. De notulen van beide notulisten worden na afloop
gekopieerd of digitaal beschikbaar gesteld aan de rest van de groep, zodat alle cursisten er een
verslag van kunnen schrijven.
kop
Niet alle rollen hoeven vervuld te worden. Je kunt er ook voor kiezen ie erb
lad
om meerdere cursisten bijvoorbeeld or-lid te laten spelen of rollen toe 10
te voegen, zoals die van medewerker.

34 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

TIPS  voor het geven van feedback: je kunt de vergadering ook opnemen op video en
beschikbaar stellen voor de cursisten. Cursisten die niet deelnemen aan de vergadering,
kunnen op één andere cursist letten en die cursist voorzien van feedback.

De agenda van de vergadering is opgenomen als kopieerblad.


kop
ie erb
OPDRACHT 22  Monoloog: elevator pitch lad
2
www.youtube.com/watch?v=CeBDaysdh-I (duur: 2:00 minuten)
Opdracht b kan ook in kleine groepen of klassikaal worden gedaan. De andere cursisten vullen
dan aan. Gebruik weer het evaluatiefomulier achterin de docentenhandleiding (kopieerblad 2).

Variant:
Een andere manier om in korte tijd iets te presenteren, is de Pecha Kucha. Dit is een concept
voor het houden van korte, veelal creatieve presentaties. De bedoeling is een diavoorstelling
van 20 afbeeldingen te presenteren, in een totale tijd van 6 minuten en 40 seconden. Elke
afbeelding wordt daarbij precies 20 seconden getoond. Deze eisen dwingen de deelnemers
creatief en to the point te zijn. Het concept is afkomstig uit de wereld van de kunsten waarbij
een idee of project wordt toegelicht. Het vindt echter steeds meer ingang in andere gebieden.

Extra opdracht:
De opdracht ‘Complimenten terug!’ is een leuke aanvullende opdracht. Bepaal zelf of deze bij
de groep past.

Complimenten terug!
Zorg ervoor dat iedere cursist een leeg A4-vel op zijn rug geplakt heeft. Geef de groep de opdracht
dat de cursisten er samen voor moeten zorgen dat binnen tien minuten iedere cursist een lijst met
complimenten op zijn rug heeft staan. Ze hebben dus als groep de verantwoordelijkheid dat iede-
re cursist complimenten ontvangt.

Zet een muziekje op en laat de cursisten door de ruimte lopen en complimenten uitdelen. Roep af
en toe hoeveel minuten er nog over zijn, zodat echt iedereen na tien minuten een aantal compli-
menten op zijn rug heeft staan. Zodra de muziek is afgelopen, mag iedereen de complimenten van
zijn rug afhalen en lezen.

Doe je deze oefening met een kleine groep, laat de cursisten de complimenten dan aan elkaar
voorlezen. Laat degene die zijn complimenten voorleest, beginnen met de zin: ‘Ik ben [naam] en
ik … [hier noemt hij zijn complimenten].’ Dit heeft veel meer impact dan wanneer de cursisten de
complimenten voor zichzelf lezen.

Deze oefening is ook geschikt voor grote groepen waar mensen elkaar nog niet kennen (je kunt
altijd wel iets over iemand zeggen). In dat geval gebruik je deze werkvorm als energizer.

Bron: Tv-programma Over de Streep.


(Met dank aan Selma Foeken: 12 werkvormen voor in je training 3.)

35 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 23  Netwerken kop


ie erb
d 11 la
De kaartjes die nodig zijn voor opdracht b zijn opgenomen als kopieer-
blad. Deel ze uit en geef aan hoelang de gesprekjes moeten duren. Er zijn meerdere
mogelijkheden, bijvoorbeeld:
■■ Vertel de cursisten dat ze vijf minuten hebben en dat ze drie personen moeten spreken.
■■ Als de docent in zijn handen klapt, moeten de cursisten naar een volgende persoon toe
stappen: speeddaten.

OPDRACHT 24  Afrondende schrijftaak (Open sollicitatie)

TIP  Leuk filmpje van Roos Vonk over de eerste indruk bij een sollicitatiegesprek:
www.youtube.com/watch?v=gwno6JgYY9Y (2:10 minuten).

Het is niet in elk land gangbaar om zomaar een sollicitatiebrief te sturen, dus het kan goed zijn
om hier nog wat extra aandacht aan te besteden.

LIEDJE  ‘Nergens goed voor’ (De Dijk) kop


ie erb
lad
www.youtube.com/watch?v=cfOQGgGbIWM 12

Hoofdstuk 4  Gezondheid en voeding

TEKST 1  Doemscenario lijkt te donker

De laatste uitspraak over dementie (‘Dementie is vaak moeilijker voor familie en andere dier-
baren dan voor de patiënt zelf’) is een discussiepunt; je kunt niet zeggen of deze uitspraak
‘waar’ of ‘niet waar’ is.

OPDRACHT 5  Oud of the box

www.wetenschap24.nl/programmas/labyrint/publieksprijs1/Oud-of-the-box.html

Labyrint (NPO Wetenschap)


Duur fragment: 4:04 minuten
Datum uitzending: 29 september 2013

OPDRACHT 6  Creatief schrijven

Ter afsluiting van deze opdracht kun je de schrijfproducten laten inleveren. Je kunt er ook
voor kiezen om de cursisten de teksten aan elkaar te laten voorlezen. Of je kunt de teksten
laten uitwisselen, waarna de cursisten elkaars teksten voorzien van feedback, de zogenaamde
peer review.

36 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 8  Prefixen

Bij andere werkwoorden met ‘stellen’ en ‘schrijven’ kun je denken aan:


■■ instellen, opstellen, afstellen, uitstellen, voorstellen, achterstellen, bestellen, veronderstellen.
■■ inschrijven, uitschrijven, aanschrijven, opschrijven, afschrijven, overschrijven, omschrijven,
beschrijven, onderschrijven.

Je kunt hier de gelegenheid aangrijpen om het verschil tussen separabele en niet-separabele


werkwoorden nog eens te noemen. In hoofdstuk 7 (opdracht 17) komt dit verschil ook aan
bod.
Ter illustratie kun je uit de vocabulairelijst bij tekst 1 van hoofdstuk 3 de werkwoorden ‘afne-
men’ en ‘onderscheiden’ noemen. Op de website zijn alle vocabulairelijsten ingesproken, zodat
cursisten kunnen horen welk deel beklemtoond wordt.

Extra opdracht:
Wil je meer aandacht besteden aan werkwoorden met een prefix? Dan kun je de volgende
oefening doen: vertel dat het Nederlands veel van dit soort samengestelde werkwoorden
kent, zoals ‘opstaan’ en ‘afspreken’. Laat de cursisten in groepjes van drie of vier werken. Geef
elk groepje een werkwoord; bijvoorbeeld op een kaartje. Laat ze daar samen zo veel mogelijk
prefixen bij bedenken en deze nieuwe combinaties opschrijven. Welk groepje kan de meeste
werkwoorden bedenken?
Mogelijke werkwoorden om ‘uit te delen’: nemen, kijken, zetten, spreken, vallen, maken, gaan,
leggen, slaan, zien, krijgen, staan, werken, komen, doen.

OPDRACHT 10  Imperatief

Wijs de cursisten erop dat de constructie met ‘u’, zoals in ‘Komt u binnen!’ zowel singularis als
pluralis betreft.

Als toelichting bij verzachtende woorden als ‘maar’ en ‘even’ kun je het best benadrukken dat
de uitspraak van deze woordjes veelzeggend is. Het verdient aanbeveling om de zinnen hard-
op voor te lezen en/of kort klassikaal te oefenen met het verzachten van verzoeken of bevelen.

Suggestie: moedig cursisten aan om in het dagelijks leven de imperatief op een vriendelijke
manier te gebruiken, zoals:
■■ Kom even hier.
■■ Wacht maar even.
■■ Kijk maar.
■■ Doe maar.
■■ Leen mijn pen maar even.

Wijs cursisten er ook op wanneer je dit soort zinnen zelf gebruikt: ‘Kijk maar even op pagina
20 van je boek.’

37 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 12  Klagen en kritiek geven

De zinnen uit het kader zijn te beluisteren op de website.

Variant op opdracht b:
Verdeel de groep in tweeën. De ene helft speelt de klagende hotelgast, de andere helft iemand
van de directie van het hotel. Voor de duidelijkheid kun je de medewerkers een gekleurd me-
moblaadje opplakken.

OPDRACHT 13  De juiste toon vinden

Wijs de cursisten erop dat ze op de grammatica moeten letten. Zinnen met ‘zou’ die een ad-
vies uitdrukken, hebben altijd ‘kunnen’ of ‘moeten’ erbij. Zinnen met ‘zou’ die een vriendelijke
vraag vormen, moeten altijd ‘kunnen’, ‘mogen’ of ‘willen’ bevatten. Extra woorden als ‘mis-
schien’ of ‘even’ maken de zin nog vriendelijker.

Bij opdracht a zijn beide opties mogelijk, maar veel hangt af van de intonatie. Er zijn natuurlijk
ook andere reacties mogelijk. Bespreek deze als daar behoefte aan is.

OPDRACHT 14  Aantekeningen maken

www.youtube.com/watch?v=9BUl4b3KPm0&feature=youtu.be&utm_source=paper­
boy&utm_medium=email&utm_campaign=Menukaart%20Gezonde%20leefstijl

RIVM
Duur fragment: 2:05 minuten
Gepubliceerd: 23 januari 2013

OPDRACHT 15  Monoloog

Je kunt deze opdracht op verschillende manieren doen. We geven hier twee opties:

Optie 1:
Je kunt de monoloog in groepjes van drie laten houden. In elk groepje luisteren de cursisten
om de beurt naar elkaars monoloog en geven ze elkaar feedback. Twee of drie cursisten hou-
den hun monoloog daarna nogmaals voor de hele klas. Als docent kun je dus niet naar alle
monologen luisteren, maar zo oefenen ze wel allemaal een keer.

Optie 2:
Je kunt de monoloog in de cabines laten opnemen. Vervolgens kunnen de cursisten hun mo-
noloog terugluisteren. Ook kunnen ze de monoloog van een ander beluisteren en deze voor-
zien van feedback, bijvoorbeeld met het evaluatieformulier (kopieerblad 2).

SKETCH  Onder de tram

humortv.vara.nl/pa.524.gezondheid.html (duur: 4:36 minuten)

38 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Hoofdstuk 5  Filosofie en ethiek

OPDRACHT 3  Wat betekent …?

Van het werkwoord ‘vertwijfelen’ wordt vooral het participium gebruikt.

OPDRACHT 7  Erasmus

www.youtube.com/watch?v=CIZKhxazO-Q

Durf te denken (Omroep Human)


Duur fragment: 9:57 minuten (van 0:00 minuten tot 9:57 minuten)
Duur uitzending: 25:02 minuten
Geüpload: 16 december 2011

Bij opdracht c is het goed om de cursisten er nogmaals op te wijzen dat er van alle luisterfrag-
menten transcripten beschikbaar zijn op de website. Deze transcripten zijn ook achter in deze
docentenhandleiding opgenomen.

TIP  Laat de cursisten de test ‘Hoe normaal ben jij?’ doen op www.durftedenken.nl. Klopt
de uitslag?

OPDRACHT 8  Foute keuze

Dit is een wat vrijere, creatieve schrijfopdracht, waarin cursisten worden uitgedaagd wat van
hun eigen kunnen te laten zien. Moedig de cursisten aan om vrij vlot te schrijven.

TEKST 2  Dierproeven

TIP  Mooi filmpje van de Stichting Informatie Dierproeven:


www.youtube.com/watch?v=TRA4UMaD2H4 (duur: 3:04 minuten).

OPDRACHT 14  Passief

In deze opdracht wordt niet alleen aandacht besteed aan de passiefconstructie, maar ook aan
het register waarin dergelijke zinnen geschreven worden. Zo zien de cursisten de functie van
het passief en krijgen ze gevoel voor de toon van meer formele teksten. Vertel ze dat ze in za-
kelijke teksten ook kunnen kiezen voor actieve zinnen met het onpersoonlijke ‘men’ of ‘je’.

Zin 4: wijs cursisten erop dat het gebruik van ‘er’ in de passieve zin hier mag, maar in dit soort
gevallen (zinnen met inversie) vaak wordt weggelaten. Als ze twijfelen, is het veiliger om wel
‘er’ te gebruiken.

39 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 16  Man in de crèche

Opdracht 16a leent zich heel goed voor ‘flipping the classroom’. Laat deze opdracht thuis
doen als voorbereiding, zodat de cursisten in de les meteen aan de slag kunnen met op-
dracht b.

a Documentaire:
www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1305851

Duivelse dilemma’s (Omroep Human)


Duur fragment: 24:00 minuten
Datum uitzending: 18 november 2012

b Fragment Stine Jensen:


www.youtube.com/watch?v=_wtdtoTQG0I

Durf te denken (Omroep Human)


Duur fragment: 3:52 minuten
Gepubliceerd: 20 november 2012

LIEDJE  ‘Durf jij’ (Ellen ten Damme) kop


ieer
13 + blad
www.youtube.com/watch?v=UO81Uy3PqvM 14

Een mooi luisterliedje voor de laatste tien minuten van de les. Kopieerblad 13 is een gaten-
tekst bij dit liedje.

40 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Hoofdstuk 6 Psychologie

TEKST 1  Synesthesie

TIP  Voor of na het lezen van deze tekst kun je het volgende fragment over synesthesie
l­aten zien, bij wijze van illustratie: www.youtube.com/watch?v=D5JVzvTAdqI (duur: 12:12
­minuten).

In de oorspronkelijke tekst was de helft van de alinea’s voorzien van een kopje. Vanwege de
oefening in leesvaardigheid (zie opdracht 2) hebben we de kopjes hier weggehaald en genum-
merd. Dit zijn de kopjes die er oorspronkelijk stonden:

1 Wat is synesthesie?
4 Welke soorten zijn er?
6 Hoe ontstaat synesthesie?
7 Is synesthesie aan te leren?
8 Wanneer ben je synestheet?
11 Hoeveel mensen hebben synesthesie?

Bij de overige nummers hoorde geen kopje.

OPDRACHT 2  Waar hoort dit kopje?

In deze opdracht is er aandacht voor leesvaardigheid, in het bijzonder voor tekstbegrip en


tekststructuur. Op een speelse manier wordt de tekst geanalyseerd en besproken. Na afloop
corrigeren de groepen elkaars werk.

Deze opdracht is ontleend aan een werkvorm uit het boek Actief met taal. Didactische werk-
vormen voor het talenonderwijs van Dieuwke de Coole en Anja Valk, uitgeverij Coutinho.

OPDRACHT 6  Universiteit van Nederland

www.universiteitvannederland.nl/college/heb-jij-diep-van-binnen-discriminerende-­
trekjes-doe-de-test of op www.youtube.com/watch?v=BV03F9zxyJ4

Universiteit van Nederland


Duur uitzending: 16:37 minuten
Gepubliceerd: 29 januari 2014

Let op: voor opdracht a moet het fragment na 11 minuten en 10 seconden worden stopgezet.

41 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 9  Modale partikels

Het gebruik van modale partikels valt of staat met de situatie waarin men zich bevindt, de
houding van de personen ten opzichte van elkaar en de toon of intonatie waarop de uit-
spraak gedaan wordt. Het is heel lastig om uniforme regels over het gebruik ervan te geven.
We hebben daarom gekozen voor een korte opsomming van mogelijkheden. Het is niet een
heel gerichte gebruiksaanwijzing, maar het is meer bedoeld om cursisten een idee te geven
van wat er mogelijk is. Wat het zo complex maakt, is dat er een groot verschil is in gebruik van
deze partikels bij imperatieven, vraagzinnen en stellende zinnen. Laat de cursisten vooral goed
luisteren naar de zinnen op de website en laat deze nazeggen.

OPDRACHT 14  Niets te verbergen

www.youtube.com/watch?v=0Ocx4c8uX7s

Niets te verbergen (Brandpunt)


Duur fragment: 8:09 minuten (van 27:50 minuten tot 35:59 minuten)
Duur uitzending: 41:28 minuten
Gepubliceerd: 2 maart 2014

Op de website staan twee extra schrijfopdrachten. De tweede extra opdracht op de site past
beter bij hoofdstuk 8, maar deze kan eventueel ook al in hoofdstuk 6 gedaan worden.

OPDRACHT 17  Onderhandelen

Extra opdracht:
Hier kun je een leuke onderhandelingsopdracht voor in de klas doen:

€ 500,- verdienen?
Stel alle cursisten op in twee rijen. Zorg ervoor dat iedere cursist met zijn gezicht naar een andere
cursist staat. Tape een lijn op de grond, span een touw tussen de twee rijen of spreek een denk-
beeldige lijn af.

Vertel de cursisten dat ze € 500,- kunnen verdienen als ze de ander over de streep krijgen. Ze krij-
gen daarvoor één minuut. Zet een timer en fluit als de tijd om is.

Door de tijdsdruk gaan de meeste cursisten elkaar overtuigen of ze proberen een compromis te
sluiten. Vrijwel geen enkel duo komt erop om van plaats te wisselen; dus beiden naar de andere
kant van de lijn te gaan (want dan hebben ze ieder € 500,- verdiend). Dat is de win-winoptie.

Inventariseer na één minuut de verschillende benaderingen. De benaderingen zijn:


lose-lose (blijven praten en daar niet uit komen)
compromis (verdeling van het geld)
win-lose (vaak via ‘geweld’)
win-win (beide deelnemers stappen over)

(Met dank aan Selma Foeken: 12 werkvormen voor in je training 3.)

42 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 18  Monoloog

Suggestie: het voorbereiden kan individueel, maar ook in tweetallen of kleine groepjes. Bij het
spreken kun je kiezen voor een klassikale aanpak, of je laat de cursisten van gesprekspartner
wisselen.

OPDRACHT 19  Afrondende schrijftaak (Verslag)

Het is mogelijk dat sommige cursisten met geen van de drie voorgestelde onderwerpen erva-
ring hebben. Laat ze dan hun fantasie gebruiken.

LIEDJE  ‘Ik heb een heel zwaar leven’ (Brigitte Kaandorp) kop
ie erb
www.youtube.com/watch?v=JLNvBvJ-F00&feature=kp lad
15

Hoofdstuk 7 Rechten

OPDRACHT 1  Zoek het op!

Deze opdracht kan in tweetallen of klassikaal gedaan worden. Heb je in de klas geen internet
tot je beschikking? Maak dan gebruik van de volgende alternatieve opdracht:

Als opwarmende opdracht kun je klassikaal een woordspin laten maken bij het begrip ‘cri-
minaliteit’. Vul de spin eventueel aan met de volgende woorden en woordcombinaties: een
misdaad plegen, een overtreding begaan, een moord plegen, de gevangenisstraf, de tbs, de se-
riemoordenaar, de draaideurcrimineel, het strafblad, justitie, het openbaar ministerie, de boete,
levenslang, het vandalisme, het geweld, strafbaar, de bolletjesslikker, de veiligheid, de politie, meer
blauw op straat, het zedendelict, de mishandeling, de bedreiging, de afpersing, de verkrachting,
de diefstal …

Opdracht 1 in het boek kan dan als huiswerk worden opgegeven.

TIP  Bekijk een reclamefragment van de LOI met Bram Moszkowicz:


www.youtube.com/watch?v=u2bAOPQPzuY (duur: 0:47 minuten).

OPDRACHT 2  Rechterlijke dwaling

Deze opdracht kan bij tijdgebrek worden weggelaten.

Voor de trailer: www.youtube.com/watch?v=y1dDaInYFhM (duur: 1:57 minuten).


Voor de informatie over rechtszaken met rechterlijke dwaling:
nos.nl/artikel/486628-vijf-dwalingen-sinds-2000.html

43 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Cursisten kunnen opdracht a en b in tweetallen doen. Laat ze allebei een andere zaak kiezen
en de gebeurtenissen aan elkaar vertellen.

OPDRACHT 6  Een rechtszaak

www.npo.nl/nieuwsuur/17-10-2014/VPWON_1220829

Nieuwsuur (NPO)
Duur fragment: 6:23 minuten (van 13:04 minuten tot 19:27 minuten)
Duur uitzending: 51:23 minuten
Datum uitzending: 17 oktober 2014

Mocht er per abuis ondertiteling te zien zijn, dan kun je deze uitzetten door in de balk onder
het beeld het vierkantje met de T erin aan te klikken.

OPDRACHT 7  Gedoogbeleid

Alternatieve of extra opdracht:


Discussie over voor- en nadelen van celstraffen. Verdeel de klas in tweeën: één groep is vóór
celstraffen, de andere groep is tegen.

Laat de cursisten met hun groep bedenken waarom ze voor of tegen zijn, en laat ze ook ar-
gumenten noteren die de cursisten van de tegenpartij kunnen bedenken om hun mening te
ondersteunen. Vervolgens gaan de groepen met elkaar in discussie. Eén cursist treedt op als
voorzitter en zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt en de ruimte krijgt om zich te
uiten. De docent bewaakt de tijd van de discussie.

De volgende punten kunnen bij de discussie worden betrokken: alleen of met meerderen in
een cel, cellentekort, kosten voor de maatschappij, terugkeer in de maatschappij, effecten op
de omgeving (familie) van de gevangenen, alternatieven voor gevangenisstraffen, effect van
een gevangenisstraf, nut van een gevangenisstraf …

OPDRACHT 9  Hersengymnastiek

Het gaat hier om de volgende tien woorden: geweld – slachtoffer – gerechtsgebouw – veroorde-
len – strafhoogte – verdachte – afwegen – betrappen – onrechtmatig – vermoeden. De meeste
woorden komen uit tekst 1, maar de laatste drie woorden komen uit tekst 2. De cursisten heb-
ben deze woorden dus nog niet gezien, maar de woorden zijn waarschijnlijk niet onbekend.

Schrijf deze tien woorden in willekeurige volgorde verspreid over het bord of laat de bijbeho-
rende dia zien via de beamer. Deze dia vind je bij het docentenmateriaal.

Bij het bespreken van de woorden kun je ingaan op de betekenis, maar bijvoorbeeld ook het
lidwoord of de vervoeging laten noemen.

44 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Variant op opdracht b:
Je kunt deze schrijfopdracht ook klassikaal doen door de cursisten om de beurt een zin te
laten bedenken. Als de hele klas het met deze zin eens is, wordt deze op het bord geschreven.
Zo komen ze samen tot een (onzin)verhaaltje.

OPDRACHT 10  Strookjes


kop
ie e rbla
In deze opdracht (uit Actief met taal, De Coole, Valk, 2013) is er d 16
aandacht voor leesvaardigheid, in het bijzonder voor tekstbegrip en
tekststructuur. Op een speelse manier wordt de tekst geanalyseerd en besproken.
Op het kopieerblad staan waarschijnlijk meer strookjes dan er cursisten zijn. Maak zelf een
relevante selectie. Let er bij het uitdelen van de strookjes op dat je een logische volgorde aan-
houdt. Houd zelf een kopie van de vragen/opdrachten, dat is handig bij het klassikaal bespre-
ken. De vragen/opdrachten op het kopieerblad zou je ook bij andere teksten kunnen gebrui-
ken. Enige aanpassingen zijn dan wellicht nodig.

OPDRACHT 14  Mijn recht, jouw recht

Het fragment www.youtube.com/watch?v=Tmn4X--Cdn8 (duur: 2:40 minuten) bij opdracht


a is niet per se nodig voor de opdracht.

Op de volgende website vind je meer informatie over de tien documentaires:


www.rechtspraak.nl/Recht-In-Nederland/Grondwet-200-jaar/Pages/default.aspx

Aflevering 5: www.youtube.com/watch?v=J3X6mr1pc9Y (duur: 7:27 minuten).

Als je nog meer afleveringen wilt bekijken, is aflevering 1 ook geschikt:


www.youtube.com/watch?v=ofVovlTdiCk (duur: 7:02 minuten). Deze aflevering gaat over de
vrijheid van godsdienst en het discriminatieverbod. Hierin staat de volgende vraag centraal:
Mag een ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van zijn geloof weigeren om een homohu-
welijk te sluiten of niet?

OPDRACHT 15  Hoe werkt het en wat is het?

www.youtube.com/watch?v=J6KrRDSgNrg&index=5&list=PL7F7CDA2E36AD097B

Rijksoverheid
Duur fragment: 6:07 minuten
Geüpload: 1 februari 2011

OPDRACHT 16  Separabele werkwoorden met een ander werkwoord

Het doel van deze oefening is niet om de cursisten aan te leren wanneer ze wel en wanneer ze
niet moeten splitsen, maar om ze meer begrip bij te brengen over hoe dergelijke werkwoor-
den in de taal voorkomen.

45 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 17  Separabele en niet-separabele werkwoorden

Er is slechts een tiental van dit soort werkwoorden. Deze opdracht is bedoeld om de cursisten
ervan bewust te maken dat er soms meerdere opties zijn en dat het belangrijk is om te weten
dat het accent bij separabele werkwoorden altijd op het eerste deel valt. In deze opdracht kun
je ook het vreemd uitziende participium (zonder ‘ge-’) onder de aandacht brengen.

OPDRACHT 19  Monoloog

www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/In-de-rechtszaal/Paginas/Case-Echtscheiding.aspx

www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/In-de-rechtszaal/Paginas/Case-Diefstal-met-geweld.aspx

TIP  Ter voorbereiding op de monoloog kun je de cursisten de volgende opdracht als huis-
werk opgeven:
Speel zelf voor rechter. Ga naar de volgende websites:

www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/In-de-rechtszaal/Paginas/Case-Echtscheiding.aspx

www.rechtspraak.nl/Uw-Situatie/In-de-rechtszaal/Paginas/Case-Diefstal-met-geweld.
aspx

Je vindt er twee voorbeeldsituaties: een van een echtscheiding en een van diefstal met ge-
weld. Kruip in de huid van de rechter en oordeel zelf!

LIEDJE  ‘Cd van jou, cd van mij’ (Acda en De Munnik) kop


ie erb
lad
www.youtube.com/watch?v=FdYRKp_6bfk 17

46 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Hoofdstuk 8  Mens en techniek

OPDRACHT 4  Interview

www.youtube.com/watch?v=AKXjkvKQooo#t=13 (duur: 6:08 minuten)

Opdracht a leent zich heel goed voor ‘flipping the classroom’. Laat deze opdracht thuis doen
als voorbereiding, zodat de cursisten in de les meteen aan de slag kunnen met opdracht b.

Bij opdracht b kunnen de cursisten ook zelf een filmpje maken dat ze vervolgens via de
­beamer laten zien.

OPDRACHT 5  Doping voor het brein

www.npowetenschap.nl/programmas/de-kennis-van-nu-tv/onderwerpen/2014/maart/
doping-voor-het-brein.html

NPO Wetenschap
Duur fragment: 10:16 minuten (het fragment start automatisch bij 6:20 minuten en het on-
derwerp duurt tot 16:36 minuten)
Duur uitzending: 25:32 minuten
Datum uitzending: 30 maart 2014

OPDRACHT 6  Citaten van Albert Einstein

Aardig weetje bij vraag 1: toen Einstein ooit gevraagd werd hoe hij het vond om de slimste
mens op aarde te zijn, antwoordde hij dat hij dat niet wist. Dat je dat aan Nikola Tesla moest
vragen.

TEKST 2  Superintelligent vervoer

Mogelijke antwoorden op de vragen voor de tekst:


■■ In de jaren negentig was de mobiele telefoon nog niet ingeburgerd, laat staan de smart­
phone.
■■ Er waren wel computers, maar dat was nog iets speciaals.
■■ Laptops zagen er niet uit zoals de huidige laptops, en tablets waren er nog niet.
■■ Als je gebruik wilde maken van internet, moest je inbellen met een modem. Als je geen
internet had, kon je naar een internetcafé gaan. Tegenwoordig heb je bijna overal wifi.
■■ Internetbankieren bestond nog niet, je had een boekje met acceptgirokaarten.
■■ Het televisieaanbod was heel anders; voor 1989 waren er geen commerciële televisiezen-
ders op de kabel en er waren niet de hele dag door uitzendingen.
■■ Er was geen buienradar.
■■ Er waren geen navigatiesystemen, maar uitvouwbare wegenkaarten voor in de auto.
■■ De ov-chipkaart bestond nog niet, dus je kocht een papieren kaartje als je met het open-
baar vervoer reisde.
■■ Als je wilde opzoeken hoe laat de trein ging, keek je in het spoorboekje, en niet op een app.

47 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

Vragen bij tekst 2, vraag 5a:


■■ doorgeven: letterlijk = verder geven (aan meerdere personen), zoals ‘Kun je de presentie-
lijst even doorgeven?’ en figuurlijk = verder vertellen, zoals een boodschap of een bericht
doorgeven.
■■ aangeven: aanreiken, geven (aan één persoon), zoals ‘Wil je me het zout even aangeven?’,
maar ook: ‘zeggen’, bijvoorbeeld ‘Zoals ik al eerder heb aangegeven’, ‘Hij gaf aan dat het
genoeg was geweest’, ‘De wekker geeft aan dat het tijd is om op te staan.’ Ook: een dief-
stal aangeven.

OPDRACHT 10  Een wildvreemd spelletje kop


ieer
18 + blad
Bij deze opdracht over versterkende adjectieven hoort een kopieerblad 19
met kaartjes (kopieerblad 18). De linkerkaartjes (met het adjectief) zijn gecur-
siveerd en onderstreept. Iedere cursist krijgt een of twee kaartjes. Je kunt ook alle cur-
sisten een versterkt adjectief en een substantief in handen geven, zodat iedereen op het laatst
een combinatie heeft om te noemen. Eventueel kan deze oefening ook in kleinere groepjes
worden gedaan. Om duidelijk te maken wat er van de cursisten verwacht wordt, is het handig
om het even voor te doen: stap op een cursist af en vraag of jullie samen een combinatie kun-
nen maken. Het lijstje met alle combinaties (kopieerblad 19) kun je na afloop uitdelen.

OPDRACHT 11  ‘Zullen’ en ‘zouden’

Het verschil tussen ‘zal’ en ‘zou’ is voor cursisten vaak moeilijk te horen, waardoor de materie
extra lastig voor ze is.

Bespreek de functies van ‘zullen’ en ‘zouden’ in de zinnen uit het kader: de eerste is een ‘moge-
lijkheid’, de tweede is ‘advies geven’ en de laatste drie vallen onder ‘toekomst’.

Besteed bij opdracht a aandacht aan het herkennen van de functies. Vraag de cursist daarom
naar aanwijzingen in de zin die helpen bij het herkennen van de specifieke functie van ‘zullen’:
■■ Bij 4 (waarschijnlijkheid) is dat het woordje ‘wel’.
■■ Bij 5 (inleven in een situatie) is dat het woordje ‘maar’.
■■ Bij 6 (sterke wil van de spreken) is dat het accent op de letter a.

Bij het herkennen van de specifieke functies van ‘zouden’:


■■ Bij 1 (beleefde vraag) is dat de combinatie met het werkwoord ‘kunnen’ (ook mogelijk:
‘willen’).
■■ Bij 2 (advies geven) is dat de combinatie met het werkwoord ‘moeten’ (ook mogelijk:
‘kunnen’).
■■ Bij 7 (een wens uitdrukken) is dat de combinatie met het werkwoord ‘willen’.

48 van 138
Docentenhandleiding – Praktische handleiding – bij Nederlands naar perfectie

OPDRACHT 12  Daan Roosegaarde

www.youtube.com/watch?v=8VTwLcr1Vwo

Zomergasten (VPRO)
Duur fragment: 5:21 minuten
Gepubliceerd: 3 september 2013

TIP  Aardig filmpje over technische snufjes in de sportwereld:


jeugdjournaal.nl/item/544800-volop-technische-snufjes-in-sportcentrum.html (duur:
1:17 minuten).

OPDRACHT 13  Dit is …

Wijs de cursisten erop dat ze dit gebruik van ‘dit’ en ‘dat’ niet moeten verwarren met demon-
stratieven die je voor een substantief plaatst (deze fiets(en), die fiets(en), dit huis, dat huis) of
met zelfstandig gebruikte demonstratieven.

LIEDJE  ‘De wereld beweegt’ (Wende Snijders) kop


ie erb
lad
20
www.youtube.com/watch?v=w0aZ42Ut7-c

49 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 1  Opdracht 5

Je zegt minder dan je denkt


fastfacts.nl/content/je-zegt-minder-dan-je-denkt
FastFacts
Duur fragment: 5:12 minuten
Datum uitzending: 2011

Inleiding:
‘Tuuk’, ‘daak’ en ‘fosmij’, woorden die je misschien niet bekend voorkomen, maar we gebruiken
ze iedere dag. Zo spreken we ‘natuurlijk’, ‘dadelijk’ en ‘volgens mij’ uit als we er niet bij naden-
ken. Er is een groot verschil tussen hoe we taal netjes uitspreken en hoe woorden klinken in
alledaagse gesprekken. En toch begrijpen we elkaar prima. Hoe doen we dat? Taalkundige Mir-
jam Ernestus bouwt wiskundige modellen om te begrijpen hoe onze hersenen taal verwerken.

Mirjam Ernestus:
Voor mijn promotieonderzoek wilde ik weten hoe kleine woordjes zoals ‘t’, ‘m’ en ‘er’ uitge-
sproken worden. Maar toen kwam ik erachter dat ik dat eigenlijk helemaal zelf niet wist en
daarom besloot ik heel veel spontane conversaties op te nemen – en dat is een corpus – om
uit te zoeken hoe die woorden nou precies uitgesproken worden. Maar toen ik eenmaal dat
corpus had en in dat corpus ging kijken, toen bleek dat ik van heel veel woorden helemaal niet
wist hoe ze werkelijk uitgesproken werden, want heel veel woorden komen dus veel voor …
korter voor dan je zou verwachten.

Binnen de taalkunde, de psycholinguïstiek, en ook alle andere vakgebieden die zich bezighou-
den met gesproken taal is het heel erg de gewoonte om te kijken naar hoe woorden in formele
situaties uitgesproken worden. Dus hoe ze heel erg netjes uitgesproken worden. Maar ik doe
juist onderzoek naar hoe woorden in spontane conversaties uitgesproken worden, waar ze dus
heel vaak gereduceerd worden. En dat gebeurt tot nu toe nog steeds heel erg weinig.

We willen graag weten hoe mensen die gereduceerde uitspraakvarianten nu precies produ-
ceren en hoe luisteraars die vormen verstaan. Dus wat we willen weten is wat er precies in de
hersenen gebeurt als we die vormen uitspreken of begrijpen.

We gebruiken drie verschillende methodes om dit onderzoek te doen. Ten eerste kijken we
naar corpora. Dat zijn dus die verzamelingen opgenomen conversaties. En daarin kijken we
welke uitspraakvarianten er nou precies voorkomen. Want ‘tuuk’ is bijvoorbeeld maar één
uitspraakvariant van ‘natuurlijk’, maar in feite alles wat mogelijk is tussen ‘natuurlijk’ en ‘tuuk’
vind je in spontane spraak. Dus we kijken welke uitspraakvarianten er voorkomen en wanneer
ze voorkomen, dus hè, in welke condities precies.

Daarnaast gebruiken we experimenten, en in die experimenten proberen we ook te kijken wan-


neer bepaalde uitspraakvarianten voorkomen. Dus we proberen ervoor te zorgen dat proefper-
sonen onder bepaalde condities die varianten gaan uitspreken. Maar we gebruiken experimen-
ten vooral om te onderzoeken hoe luisteraars die uitspraakvarianten begrijpen. Dus bijvoorbeeld

50 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

hoelang het duurt voordat ze een variant begrepen hebben en of ze die variant ook nog goed
kunnen begrijpen als ze geen context krijgen, en alleen maar het woord in isolatie.

En ten derde gebruiken we wiskundige modellen. Het idee is dat we theorieën bouwen op
basis van de data die we krijgen uit de corpora en de experimenten. En die theorieën die stop-
pen we dan in de computer, daar maken we een computermodel van. En daarmee kunnen we
goed testen of die theorie ook werkelijk de goede voorspellingen doet. En daarnaast kunnen
we met zo’n computermodel ook nieuwe voorspellingen doen en die kunnen we dan weer
testen op basis van de corpora en experimenten.

We kijken niet alleen naar de varianten in één bepaalde taal, en ook niet alleen naar hoe luis-
teraars van één bepaalde taal of … of sprekers van één bepaalde taal die varianten verwerken.
En de reden daarvoor is dat we geïnteresseerd zijn in hoe mensen in het algemeen met dat
soort uitspraakvarianten omgaan en daarom moeten we naar verschillende talen kijken. En
wij kijken naar een aantal Europese talen: het Nederlands, het Duits, het Engels, het Frans en
het Spaans.

We willen uiteindelijk begrijpen hoe sprekers en luisteraars met spontane conversaties om-
gaan. En een van de belangrijke vragen daarbij is wat er nu precies in het mentale lexicon
is opgeslagen. Vroeger dacht men dat alleen maar de basiswoorden in dat mentale lexicon
stonden, zoals bijvoorbeeld ‘hond’ en ‘kat’ en dat was het dan, en niet ‘honden’ en ‘katten’.
Maar tegenwoordig denkt men daar heel anders over. Dat kun je je ook wel voorstellen, want
vroeger hadden we natuurlijk computers met heel weinig geheugenruimte, dus het idee was
dan ook dat ook in onze geheugenruimte er ook alleen maar weinig plaats was voor woorden.
Maar tegenwoordig zijn computers heel erg groot, kun je heel erg veel opslaan, dus nu hebben
wij ook steeds meer het idee dat er veel meer in dat mentale lexicon opgeslagen zou kunnen
zitten. En een van de vragen waar wij ons bezig mee houden, is: welke uitspraakvarianten zijn
er nu allemaal opgeslagen in het mentale lexicon en hoe.

Ons onderzoek richt zich vooral op de gereduceerde uitspraakvarianten die we in spontane


conversaties tegenkomen, maar spontane conversaties verschillen in nog veel meer opzichten
van formele, nette spraak. Bijvoorbeeld, in spontane conversaties maken mensen spreekfou-
ten. En ze spreken dan weer eens heel snel, dan weer heel langzaam, ze aarzelen, ze herhalen
woorden, ze beginnen met een zin, stoppen op de helft, beginnen dan met de volgende zin,
dus spontane conversaties zijn echt heel anders dan formele spraak.

Waar wij nu naartoe willen, dat zijn modellen die kunnen verklaren hoe luisteraars met al die
eigenschappen van spontane conversaties omgaan, en hoe en waarom sprekers die conversa-
ties produceren zoals ze dat ook doen. Nou, dat is nog heel veel werk, er zijn ook nog heel veel
vragen die we moeten beantwoorden, en daarom zal ik hier vast nog wel tot mijn pensioen
mee bezig zijn.

51 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 1  Opdracht 16

Waarom brabbelen we tegen baby’s?


www.youtube.com/watch?v=R7Dj7txqGtg
Eos Wetenschap
Duur fragment: 3:50 minuten
Gepubliceerd: 16 oktober 2013

Reinout Verbeke (RV):


Wat is de rol van motherese, zoals ze dat noemen, die brabbeltaal in het begin van onze levens-
jaren, die op ons afkomt van vader en moeder, wat is de rol daarvan, want dat is bijna muziek.

Henkjan Honing (HH):


Ja, dat is theorie 6. Theorie 6 die zegt van dat dat eigenlijk de tekenen zijn van dat we eigen-
lijk eh … dat muziek misschien weleens een voorloper van … van taal zou kunnen zijn. En
motherese is het taaltje dat ouders tegen kinderen praten, maar ook verliefden onder elkaar
doen maar ook mensen tegen honden: ‘Da doo doo doo doo da da da da da …’ Dat is een heel
raar taaltje, daar is veel onderzoek naar gedaan, dat heet infant directed speech en het taal-
tje is eigenlijk, het lijkt veel meer op muziek dan op taal. Het is heel melodisch, veel grotere
toonsprongen, het is heel ritmisch, veel dynamische accenten erin, dus het is eigenlijk een mu-
ziektaaltje, maar zonder de woordbetekenis zoals we die uit taal kennen.

En er zijn een aantal onderzoekers die suggereren dat – en ik vind dat een heel aantrekkelij-
ke – dat dat nog een overblijver is van een soort wat ze dan prototaal noemen, wat je eigen-
lijk protomuziek moet noemen, de voorloper van taal, een betekenisvolle, holistisch soort
communicatiesysteem, wat niet erom gaat van dit is lekker of nou moet je je mond houden of
echt niet in de zin van betekenis, maar meer van eh, ‘Gaat het goed met je?’ of ‘Geen zorgen, er
is allemaal niks aan de hand’. Het is meer een emotionele taal, dus een taal van de emotie. Niet
met woorden en betekenissen, maar meer emotionele betekenissen: ‘Oeeh, oeeh …’ Je kent
… iedereen kent voorbeelden van dat soort, we kunnen meteen oppikken – ongeacht of je
Chinees of Japans bent – wat daarmee bedoeld wordt. En als je naar die taal kijkt, die … daar
zijn hele archieven van, dat is fascinerend om naar te luisteren, van Chinese ouders, Koreaanse
ouders, Franse ouders die met hun kinderen praten. Dan kan je horen wat er aan de hand is, of
iets geruststellends is, of dat het is van ‘Pas op’, kan je eigenlijk alleen maar uit die intonatie, uit
die melodietjes oppikken. En dat is dat idee van motherese, van dat dat misschien de overblijf-
selen zijn van de taal, of de muziektaal die aan onze taal is voorafgegaan. Steven Mithen, dat is
een van de auteurs die dat heel mooi opgeschreven heeft in zijn boek The Singing Neandertha-
lers.

Marc Leman (ML):


U illustreert perfect wat ik daarnet kom te zeggen, dat motherese, ja, waarom doe je dat? Ja,
om een respons uit te lokken bij de ander, zodanig dat je dus eigenlijk een moment krijgt van
interactie tussen de vader en de moeder en de baby.

52 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

RV: Een sociaal signaal, als het ware.

HH: En wat is, je moet, iedereen heeft wel die ervaring, als je dat, ik doe het vaak ook op de
een of andere manier, als je boven een kinderwagen, ik heb zelf geen kinderen, maar
als iemand een kinderwagen heeft en je gaat erboven en je doet ‘dadadada’, dan is het
‘jaaaa’, doen die gezichtjes, die vinden dat prachtig, dus die vinden, op de een of ande-
re manier is dat ontzettend motiverend. En de vraag blijft – en daar hebben we geen
antwoord op – waarom is muziek, of dat soort expressie, nou zo motiverend voor die
kinderen? Wat is daar de noodzaak van?

ML: Ja, gewoon, omdat ze meegetrokken worden in de interactie.

HH: Maar waarom is dat zo belangrijk?

ML: Dat is belangrijk om te overleven. Een kind die dat niet kan, ja die krijgt geen eten, of
die krijgt geen aandacht, die gaat cognitieve disfuncties ontwikkelen.

HH: Maar waarom doen ze dat dan als je ‘dadadada’ wel doet, dan hebben ze dat wel, maar
waarom doen ze dat dan niet als je gewoon zegt van: ‘Lig je hier lekker in je bedje?’, dan
heb je geen enkele reactie.

ML: Nee, omdat je dan niet meetrekt. Er zit niets in jouw auditieve signaal dat expressief is.

HH: Waarom trekt muziek nou meer mee dan taal?

ML: Omdat het expressief is.

HH: Oké. Misschien zijn we het wel eens.

53 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 1  Liedje

www.youtube.com/watch?v=BNBybLFKoek

De Kast – Woorden zonder woorden

Nooit gelogen, nooit bedrogen


maar ’t is anders dan voorheen
Wel als maatjes door een deur
maar minnaar zonder kleur ik voel me zo alleen

Lege dagen zonder klagen


glijden ongemerkt voorbij
we doen of ze niet bestaan
waar is het mis gegaan voel jij nog iets voor mij

Refrein:
We hebben woorden zonder woorden
en we lezen elkaars ergernissen
en naar elkaars gedachten
hoeven wij allang niet meer te gissen
en de stilte wordt verward met rust
ik mis het vuur waarmee je hebt gekust
kunnen wij het tij nog keren
ik wil je weer als ooit begeren

Al die dromen ons ontnomen


allang vervlogen in de nacht
Is er nog genegenheid
of is er slechts de eenzaamheid
ach ja we slapen zacht

Opnieuw beginnen je weer beminnen


m’n fantasie slaat veel te vaak op hol
er zijn redenen in overvloed
maar we hebben niet de moed
hoe houden we dit vol

Refrein

Maar als de hartstocht is geblust


geef me raad vertel me wat te doen
zal ik ooit nog dromen net als toen
zal ik nog verdrinken in een zoen

Refrein

Maar als de hartstocht is geblust …

54 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 2  Opdracht 6

Het onderwijs van de toekomst


www.bnr.nl/radio/de-nieuwe-wereld/331788-1401/bnr-de-nieuwe-wereld-wat-als-het-­
onderwijs-volledig-online-is
De Nieuwe Wereld (BNR radio)
Duur fragment: 7:16 minuten (van 1:12 minuten tot 8:28 minuten)
Duur uitzending: 24:23 minuten
Datum uitzending: 14 januari 2014

Wat als … het onderwijs volledig online is?

Annette van Soest (AvS):


Michael, om bij jou te beginnen, we zetten even alle mitsen en maren opzij, we leven
in 2050. Hoe ziet de schoolklas er volgens jou dan uit?

Michael van Wetering (MvW):


Ik denk dat het leerlingen zijn die nog steeds bij elkaar komen. Die al veel meer thuis
of elders hebben bekeken en onderzocht en zich hebben afgevraagd hoe ze daarmee
om moesten gaan. En dat ze dat vooral op school met elkaar en met een begeleider
bespreken.

AvS: Maar zijn er dan nog klassen zoals we die nu kennen?

MvW: Ik denk dat er altijd groepjes zijn en dat we daar het gebouw zo flexibel mogelijk op
inrichten. Ik denk ook dat met name jongere kinderen gewoon behoefte hebben aan
een groep om bij te horen. Maar een klas, een gebouw met 25 tafeltjes en stoeltjes ja,
dat zullen we niet veel meer zien, denk ik.

AvS: Koen, de school, het gebouw zoals we dat nu kennen, is er dan dus niet meer. Hoe zie
jij de toekomst voor je?

Koen Voermans (KV):


Nou, ik weet niet of er nog gebouwen zijn, en of er nog scholen zijn. Wat ik wel weet,
is dat we steeds beter in staat bij …. zijn om te weten hoe we leren en dat we dat
kunnen inzetten om een individu te helpen om beter te leren, op zijn tempo, op zijn
ritme, naar zijn kwaliteiten …

AvS: En, en hoe, hoe we leren, dat weten we dan beter door de digitalisering, doordat het
allemaal wordt bijgehouden met software.

KV: Ja, ja en ik hoop …

AvS: Anders dan dat nu gebeurt.

55 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

KV: En ik hoop net zoals mijn collega dat we de sociale component niet vergeten – dat we
dat sociale aspect dat we ook met het onderwijs proberen te bereiken nog steeds in
ogenschouw houden. Enne daarmeee…

AvS: Zie jij daar een gevaar dan? Omdat je het nu zo uitdrukkelijk noemt?

KV: Nee, maar het is wel van belang om zowel het digitale te gebruiken in het opleiden
van leerlingen maar niet zozeer ehm … Het is geen doel op zich, digitaliseren.

MvW: Ik denk ook met name dat de digitale kant ook de ruimte kan scheppen om meer
aandacht te kunnen besteden aan dat contact. Want ik denk hè, de reden waarom jij
het ook aangeeft, denk ik, is dat dat ook wel vanuit het onderwijs gewoon echt een
angst is. Zo van: ‘Ja, maar, waar is de plek voor de mensen in het onderwijs?’

AvS: Laat ik die vraag meteen stellen aan Bart Vervoort. De Steve Jobsscholen die zetten nu
al in op die digitalisering van het onderwijs. Ook daarop is kritiek gekomen. Hoe sta jij
hierin?

Bart Vervoort (BV):


Ik denk dat die school, ik weet zeker dat die school er in 2050 is. Daar mag u me op
afrekenen, zou ik bijna willen zeggen. Ik ben ook niet bang voor dat we een dilemma
krijgen: gaan we dat sociale aspect wel of niet nog voeden, in stand houden. Zo zit de
mens gewoon in elkaar, dat hebben we erg hard nodig. En dat, dat zal niet even in een
paar jaar veranderen, denk ik zelfs nooit.

AvS: Maar wat wordt dan die nieuwe verhouding tussen leerling en docent?

BV: Die wordt …

AvS: Want dat die gaat veranderen, dat is duidelijk.

BV: Ja, ja, ja, die zal zeker veranderen en die is ook gewoon aan het veranderen en die is,
denk ik, altijd aan verandering onderhevig geweest. Het proces waar wij nu in staan
met de Steve Jobs-school hier in Amsterdam en verschillende andere Steve Jobs-scho-
len in het land – die ook weer onderling van elkaar verschillen. Dat is ook volledig ver-
klaarbaar dat die van elkaar verschillen want ze hebben allemaal een andere achter-
grond, een andere schoolbevolking, staan anders in de ontwikkeling met hun team …
Maar het is aan het veranderen, zeker. En één van de zaken die mijn leerkrachten, met
de groepen waarmee we nu het Steve Jobs-concept aan het neerzetten zijn, meer gaan
invullen – ik heb net nog een bespreking met ze gehad – is een coachende rol. Dat is
eigenlijk de droom van elke leerkracht. Maar als je begint van ‘de leerkracht wordt een
coach’ krijgt iedereen zenuwen want kan ik dan ook nog gewoon lesgeven? Nou beide
zullen plaatsvinden, maar de rol zal verschuiven van volledig lesgeven naar een pretti-
ger mix.

56 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

AvS: Ja, want je hebt daarin ook twee stromingen hè? De ene zegt: de docent wordt een
coach – wat u zegt. De andere stroming is: je krijgt twee soorten docenten; dus de ene
leraar is de vakinhoudelijke en de andere is de coach.

MvW: Ja, ik hoor die dubbeling, die hoor ik wel meer. Maar misschien komt dat meer uit
het middelbaar onderwijs. Een van de initiatieven waar we veel contact mee hebben
als Kennisnet zijn ‘Zo leer ik’ – die hebben gekeken naar een Zweeds model, dat heet
‘Kunskapsskolan’ – en dat heeft iets met kennis te maken. En daar wordt onderschei-
den: een vakdocent, die gewoon ontzettend veel verstand heeft van dat vak – met
name op de middelbare school heb je dat natuurlijk meer. En dan heb je een coach en
die kijkt vooral naar het proces. En die mensen werken nauw samen, maar die hebben
wel verschillende taken. En ik kan me voorstellen dat in de basisschool dat dat meer
vermengd is, hoewel ik me ook een specialist taalverwerving kan voorstellen op een
basisschool. Maar …

AvS: Ja.

BV: Dat zeker. Ja, maar ik denk dat inherent aan de leeftijd waar wij mee werken is dat nou
juist die twee rollen idealiter heel mooi in elkaar verweven zijn.

AvS: Koen Voermans, even terug naar de technologie zelf. Hoe zien we dat terug? Is die
school een brok technologie?

KV: Ehm nou, wat je ziet met de technologie, digitalisering in het onderwijs, dat is bijna
een soort dieseltrein die langzaam op gang komt en steeds sneller gaat, die sneller
gaat in een versnelling en maar door blijft denderen. We zijn de halte van de basis-
infrastructuur zijn we voorbij en we denderen door naar adaptief leren, waarin we
persoonlijk onderwijs kunnen hebben. Maar niet voordat we erachter zijn gekomen
hoe we dat in een les en in een school moeten organiseren en niet voordat we digitale
content hebben – dus we hebben nog heel veel haltes te gaan.

AvS: Digitale content; het lesmateriaal dus?

KV: Bijvoorbeeld, ja, en allerlei systemen en zaken die dat kunnen faciliteren. En dat gaat
op zijn tempo en dat gaat … daar moeten we mee mee en er moeten ook onderne-
mers mee mee…

AvS: Een… eenmaal is die dieseltrein op stoom – en dan?

KV: Dan dendert die door en dan gaat die eerst naar die digitale content, dan gaat die
naar die blended omgeving waar we dat kunnen toepassen en dan …

AvS: ‘Blended omgeving’? Leg even uit.

57 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

KV: Ehm, denk aan het toepassen van zowel in de les, als thuis, als individueel: Wat doe je
waar? Hoe leer je? En hoe ga je dat faciliteren? En daar zijn nog heel veel uitdagingen
om daar een antwoord op te vinden. Steve Jobs-scholen doen dat en allerlei instellin-
gen zijn daarmee bezig. Dat moet eerst gekraakt worden voordat je echt individueel

AvS: Ja, maar die uitdagingen … uitdagingen, daar komen we straks nog even op. Wat als je
dat allemaal hebt gehad, wat staat er dan?

BV: Ehm …

AvS: Geen boeken meer? Alles digitaal? Werken scholen vanuit de cloud?

BV: Nee hoor. Jij zegt geen boeken meer? Kan ik me niet voorstellen.

AvS: Papieren boeken blijven bestaan?

BV: Ja, ja, ja. Allerlei onderzoek …

AvS: Ik dacht dat jij toch wel van de iPad was?

BV: Zeker, zeker, zeker. Op zijn plaats. Op de juiste plek en met de juiste toepassing. En
één van de zaken die nu voorlopig uit onderzoek blijkt – en die ja, eh, blijkens mijn
visie op de mens voorlopig nog wel even zo zal blijven – is dat we, zeker als het gaat
om leesplezier en om goed informatie opnemen, dat we met onze huidige, eh lijfe-
lijke middelen, beter lezen uit een boek op papier dan van een scherm. Die ontwik-
keling gaat wel verder. Ik geloof ook best dat die meer tot elkaar zullen komen, maar
de meeste mensen – en misschien ook wel de meeste mensen in deze ruimte – lezen
liever van papier dan van een schermpje. En aangezien het leesplezier heel belangrijk is
in de totale ontwikkeling van een kind, koop ik me krom aan boeken. Deze week nog
en dat hou ik nog wel even vol …

58 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 2  Opdracht 15

Gamification
www.youtube.com/watch?v=bmv_A7NQvsA
Kennisnet
Duur fragment: 5:59 minuten
Gepubliceerd: 24 september 2012

Thijs de Vries:
Gamification is het toepassen eigenlijk van game-elementen in niet-gamecontexten. Dat is de
definitie die over het algemeen vaak gebruikt wordt. Zelf vind ik het altijd wel prettig om een
wat bredere definitie aan te houden, dat wil zeggen, eigenlijk het toepassen van game-ele-
menten voor gebruikers om heldere doelen na te streven en op die manier dat die gebruikers
eigenlijk in een bepaalde flow kunnen komen. Het is wat breder, het heeft te maken met ge-
bruikers, het zijn eigenlijk de spelers.

Ja, wat ik al zei: gamification is er heel goed in om spelers te kunnen motiveren. Nou, als je die
elementen ook kan toepassen in het onderwijs, dan denk ik dat je iets heel moois hebt. Op
het moment dat je leerlingen kan motiveren om eigenlijk zelf te leren, zelfstandig te leren, dan
kan je gamification heel mooi toepassen in het onderwijs. Dat geldt ook zeker voor allerlei
andere bedrijven, organisaties of systemen zeg maar. Op het moment als daar gebruikers mee
gemoeid zijn, je past op de juiste manier game-elementen toe, dan kun je mensen motiveren.

Ja, als je gamification wilt toepassen, dan zijn er zeker dingen die, die mis kunnen gaan of
althans waar je op moet oppassen. Sowieso als je games wilt toepassen in het onderwijs is
het wel heel belangrijk dat eigenlijk de situatie waarin je games toepast, dat die eigenlijk ook
geschikt is voor het onderwijs of voor het toepassen van games. Dus dat betekent dat de do-
cent ermee om kan gaan. Zodat een docent natuurlijk weet welke games er worden toegepast
en wat je er kan leren, en hoe die docent als eigenlijk facilitator die game kan doceren aan
de leerlingen. En wat er bijvoorbeeld mis kan gaan, is, of nou ja, wat er mis kan gaan, er zijn
momenteel een aantal educatieve games op de markt die zijn hartstikke goed, maar het zijn
er nog steeds niet heel veel, het zijn er nog steeds niet heel veel voor allerlei onderwijsniveaus,
verschillende vakken. Dus daar is nog een groei in nodig om uiteindelijk ervoor te kunnen zor-
gen dat er meerdere games in het onderwijs toegepast kunnen worden.

Een ander belangrijk onderdeel is nog om te bedenken dat games niet altijd leuk zijn. Dus het
wil niet zeggen dat op het moment dat je games toepast in je les, dat je dat doet om de les
leuker te maken, dus om de leerlingen naar school te krijgen omdat het leuker is, want games
zijn niet altijd leuk. En er wordt weleens gedacht dat games leuk zijn, dat het daarom gaat,
maar games zijn eigenlijk heel veel frustratie, want als jij een level speelt, en je speelt bijvoor-
beeld Angry Birds, dan kost het je heel veel tijd om een level te spelen, want het lukt niet
altijd in één keer. Misschien die eerste levels wel, die zijn nog makkelijk, maar op een gegeven
moment kom je in levels die moeilijk zijn. Dus het kost je toch wel vijf of zes keer misschien
om een level uit te spelen. Dus dat is eigenlijk heel veel frustratie. Dat zijn allemaal momenten
waarvan je denkt: ah, ik had dat level, ik wil dat level uitspelen. Maar dat ene moment dat dat

59 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

wel lukt, dat is het moment wat in die game heel mooi wordt opgepakt en wordt gezegd van:
‘Je hebt het hartstikke goed gedaan en je hebt dat level uitgespeeld en nu door naar het vol-
gende level.’ Dus je wordt als speler gemotiveerd om weer een stapje erbij te doen en eigenlijk
net een moeilijkheidsgraad hoger te gaan en dat volgende level te spelen.

Dus dat zijn elementen die je in het onderwijs goed kan toepassen, maar belangrijk dus om te
bedenken dat games niet altijd leuk zijn, maar ook heel moeilijk kunnen zijn en eigenlijk heel
frustrerend kunnen zijn. Maar juist als die moeilijkheidsgraad goed wordt toegepast, kan het
heel erg motiveren om wel door te leren.

Als het onderwijs zich helemaal op gamification stort, kunnen er volgens mij hele mooie
dingen ontstaan. Ik zou absoluut niet willen zeggen dat alles in het onderwijs games zouden
moeten zijn. Ik denk dat er heel veel leuke onderwerpen in een gamevorm gegoten kunnen
worden. Ik denk zeker niet dat het geschikt is voor alle vakken of alle methodes van lesge-
ven, maar ik denk wel dat het heel mooi kan zijn om eigenlijk de trends die je ziet buiten het
onderwijs om, om die wat meer te proberen om in het onderwijs te krijgen. Dus dan hebben
we het over de interactiviteit die je ziet, dus bij heel veel activiteiten buiten school. Dat zie je
natuurlijk bij de interactieve tv, maar ook al die leerlingen die zijn op dit moment ook allemaal
aan het gamen, dus die zijn heel erg gewend om die interactiviteit op te zoeken. Maar het
heeft bijvoorbeeld ook te maken met delen van, nou ja, van alles en nog wat. School wil nog
weleens soort van een individueel zijn, dat je eigenlijk voor jezelf aan het leren bent, maar juist
het delen of het groepswerk, dat is denk ik heel belangrijk. En iets waar games heel goed in
zijn, is het eigenlijk op maat aanbieden van hetgeen waar je op dat moment mee bezig bent.
Dus een ene gamer die loopt sneller door een game dan een andere gamer, maar die games
zijn erop ontworpen dat dat ook prima kan. En het onderwijs is natuurlijk vaak dat, met ieder-
een zit samen in een lokaal en je moet… je krijgt iets geleerd, waarbij eigenlijk iedereen het-
zelfde tempo aanhoudt. Maar als we nou iets kunnen ontwikkelen waarbij eigenlijk iedereen
misschien toch wat meer zijn eigen tempo kan aanhouden, volgens mij zou je dan iets heel
moois kunnen bereiken.

Dus ik zie dat als een soort van systeem, of een overkoepelend platform wat daaroverheen ligt,
waarin leerlingen eigenlijk te allen tijde ook zelf allerlei lesstof kunnen benaderen, dus mis-
schien is dat niet eens altijd in een klassikale omgeving. Misschien kunnen ze thuis ook nog
wel af en toe daarin tappen en bedenken van: oké, ik vind het enorm leuk om nu nog wat hier
en hierover te leren of hier of hier wat mee te doen, want dan stijg ik weer in niveau en dan hè,
dan, dan ben ik bijvoorbeeld een level hoger dan dat ik bijvoorbeeld gister was. En als je dat op
die manier kan vormgeven, dan, dan kun je volgens mij onderwijs als een heel mooi en uitda-
gend en motiverend systeem maken.

60 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 3  Opdracht 6

De circulaire economie
www.sociaalondernemen.nu/wordpress/2014/01/van-take-make-waste-naar-reduce-­
reuse-recycle/
of op www.youtube.com/watch?v=2_orGl_s7UY
Ellen MacArthur Foundation
Duur fragment: 4:05 minuten
Gepubliceerd: 3 mei 2012

Heroverwegen van vooruitgang: de circulaire economie

Ecologische systemen bestaan al miljarden jaren en zullen nog heel lang blijven bestaan. Moe-
der Natuur kent geen afval, maar bestaat uit oneindige kringlopen. Afval van de ene soort, is
voedsel voor de andere. Energie wordt geleverd door de zon. Dingen groeien, gaan dood en
voedingsstoffen vloeien weer veilig terug in de bodem. En het werkt.

Toch kiezen wij mensen voor een lineaire benadering: we nemen, we maken en we gooien
weg. Een nieuwe telefoon komt uit en dus willen we van de oude af. Onze wasmachine gaat
kapot en dus kopen we een andere. En iedere keer dat we dat doen, doen we een beroep op
onze eindige voorraad grondstoffen en produceren we bovendien veelal schadelijk afval. Dat
kan natuurlijk op lange termijn niet goed gaan.

Maar wat werkt dan wel? Als we toegeven dat het circulaire model van Moeder Natuur werkt,
kunnen wij dan niet onze manier van denken en werken aanpassen, zodat ook wij functione-
ren in een circulair model? Laten we eens beginnen met de biologische cyclus. Hoe kunnen we
met afval waarde creëren, in plaats van het te verminderen? Door producten en haar onderde-
len opnieuw uit te vinden en opnieuw te ontwerpen, alsook de verpakking waarin ze komen.
We kunnen milieuvriendelijke en volledig composteerbare producten vervaardigen. Produc-
ten die zelfs weer nieuw leven kunnen creëren. Zo kun je met recht zeggen: bij het maken van
dit product zijn geen waardevolle grondstoffen verloren gegaan.

Maar hoe zit dat bij wasmachines, mobiele telefoons en koelkasten? We weten dat die niet zo-
maar zullen verteren. Hier gaat het dan ook om een andere manier van rethinking. Een aanpak
waarbij waardevolle materialen, zoals metalen en kunststoffen, hun kwaliteit behouden en
bruikbaar blijven, zelfs nadat de technische levensduur van het product als geheel verlopen is.

Stel je voor dat de producten van vandaag de grondstoffen zijn van morgen. Dat is commerci-
eel zinvol. In plaats van de wegwerp- en vervangcultuur hanteren we een aanpak van terug-
brengen en vernieuwen, waarbij producten en hun onderdelen ontworpen zijn voor demon-
tage en oneindig hergebruik van materiaal. Je zou zelfs kunnen overwegen het eigendom van
materialen anders te organiseren.

Stel je voor dat we nooit eigenaar worden van onze producten, maar dat we ze simpelweg
leasen van hun producenten. Laten we nu die biologische en technische cycli eens samenbren-

61 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

gen. Stel je voor dat we producten ontwerpen die steeds terugkomen bij hun producent. De
technische materialen worden weer herwonnen, voor oneindige recycling, en de biologische
materialen dragen bij aan het verbeteren van land- en akkerbouw. En stel je voor dat die pro-
ducten gemaakt en vervoerd worden met de inzet van uitsluitend hernieuwbare energie. Dan
hebben we een model dat ook op lange termijn welvaart garandeert.

En het goede nieuws is dat er vele bedrijven en instellingen zijn die deze manier van werken
succesvol toepassen. Echter, een circulaire economie gaat niet over één producent die één
product verandert. Het gaat over samenwerking tussen alle aaneengesloten bedrijven en in-
stellingen die tezamen onze infrastructuur en economie vormgeven. Het gaat om energie. Het
gaat om het herinrichten van ons operating system.

We hebben een uitgelezen mogelijkheid om een nieuwe horizon te schetsen en nieuwe per-
spectieven te ontdekken.

In plaats van te blijven hangen in de frustraties van het heden kunnen we met creativiteit, in-
novatie en ondernemerschap onze toekomst wel degelijk opnieuw kleuren.

62 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 3  Liedje

www.youtube.com/watch?v=cfOQGgGbIWM

De Dijk – Nergens goed voor

En ik heb geen cent te makken


en ik heb nooit een vak geleerd
ik kijk niet uit m’n doppen
en mijn handen staan verkeerd

Ik ben niet moeders mooiste


en ik ben niet al te vlug
en als je mij 25 euro leent
zie je het nooit meer terug

En ik denk niet dat ik ooit verander


want dat duurt bij mij nooit lang
en ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

Laat uren op me wachten


en dan heb ik ook nog geen geduld
denk enkel aan mezelf
en ik geef anderen de schuld

Het is bij mij een zooitje


en ik geef nooit fouten toe
en als je met me vrijt
dan ben ik liever lui dan moe

En ik denk niet dat ik ooit verander


dus daar begin ik maar niet aan
ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

Ja ja ja, da da da

63 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Mmm ja ja ja
Maar ik denk niet dat ik ooit verander
want dat duurt bij mij nooit lang
en ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

O ik kan van je houden


zoals niemand anders kan
(5x)

Vriendinnen, en vrienden
Dank jullie wel!

64 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 4  Opdracht 5

Oud of the box


www.wetenschap24.nl/programmas/labyrint/publieksprijs1/Oud-of-the-box.html
Labyrint (NPO Wetenschap)
Duur fragment: 4:04 minuten
Datum uitzending: 29 september 2013

Diederik Jekel (DJ):


David van Bodegom, hartelijk welkom. Jij bent van team Oud of the box. En ‘oud of
the box’ is in dit geval een beetje raar gespeld, namelijk ‘oud’ met een ‘d’ in plaats van
een ‘t’. Kan je daar iets meer over vertellen?

David van Bodegom (DvB):


Ja, Oud of the box is een game, waarmee we willen laten zien dat je veel leuker kunt
verouderen door kleine dingen in je leefomgeving aan te passen. En daarom spellen
we ‘oud’ met een ‘d’. Ik heb ook twee foto’s meegenomen om dat te illustreren van
mezelf als ik later oud ben. Op foto 1 zie je hoe ik eruitzie na twintig jaar in een gunsti-
ge leefomgeving en op foto 2 na twintig jaar in een minder gunstige leefomgeving.

DJ: Maar, ouder … dat maakt zo veel uit? Ik bedoel, dat is best wel een schokkend verschil.

DvB: Ja, mensen denken vaak dat veroudering, dat dat vastligt, dat er weinig aan te doen
is. Maar ons onderzoek laat juist zien dat daar heel veel aan te doen is. En we hebben
dat onderzocht op het platteland in Afrika. De conclusie van het onderzoek is dat ver-
ouderingsproblemen ontstaan door een mismatch tussen onze oude genen en onze
moderne omgeving. In onze oude genen ligt besloten dat wij veel vet willen eten, veel
suiker willen eten en weinig willen bewegen. Ooit was dat gunstig en in sommige de-
len van Afrika nog steeds, maar in onze moderne omgeving leidt het juist tot heel veel
verouderingsproblemen zoals hart- en vaatziekten en suikerziekte.

DJ: Dus ons erfelijk materiaal is nog steeds hetzelfde als vroeger, maar dat houdt er dus
niet rekening mee dat onze hele maatschappij natuurlijk heel erg anders is ingericht
en dat we overal voedsel en dingen hebben en dergelijke, en dat veroorzaakt die ver-
ouderingsproblemen.

DvB: Ja, en je zou zeggen, dat weten we toch al heel lang, dat je gezonder moet eten en
meer moet bewegen, dat … , de huisarts zegt het, de overheid zegt het: ‘Je moet dit en
je moet dat’, maar in de eerste plaats is dat niet heel erg leuk, en in de tweede plaats,
dat werkt niet. En met Oud of the box, als wij de academische jaarprijs winnen, die
honderdduizend euro, willen we een virtuele omgeving maken op … een virtuele leef-
omgeving op het web. Ik heb als voorbeeld de keuken meegenomen, maar we willen
ook de wijk, en de woonkamer, slaapkamer, de werkomgeving laten zien en daar heb-
ben we vijftig recente wetenschappelijke inzichten over de invloed van die leefomge-
ving op je veroudering in verwerkt tot kleine tips. Bijvoorbeeld de koelkast, als je nou

65 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

je groenten uit de groentela haalt en je legt ze op ooghoogte, nou, dan eet je meer
groente. En ook bijvoorbeeld de bordjes, als je kleinere bordjes neemt in de keuken,
dan eet je 22 procent minder calorieën zonder dat je dat zelf in de gaten hebt. Dus het
zijn hele kleine makkelijke dingen.

DJ: Dus je wil zeggen dat als je al dit soort kleine dingen doet, die je eigenlijk nauwelijks
doorhebt, ja, je moet je koelkast even opnieuw inrichten en je moet even wat andere
bordjes in de winkel halen, maar dat soort kleine dingen kunnen een verschil maken
in hoe gezond je oud wordt.

DvB: Ja, en wat we willen is niet alleen mensen die tips laten zien, maar ook mensen laten
meten wat het effect is van die kleine veranderingen. We willen een module maken
op je smartphone die je bewegingen registreert, maar waar je ook af en toe je gewicht
of je buikomtrek kan invoeren of je stress, je levensgeluk. En dan kunnen mensen ook
zien dat vanaf het moment dat ze kleinere bordjes in de keuken hadden, dat hun ge-
wicht achteruit, of naar beneden is gegaan. En vanaf dat ze een statafel op hun werk
hebben genomen om staand te werken, dat hun bewegingspatroon helemaal is veran-
derd.

DJ: Maar dat lijkt me ook een schat aan wetenschappelijke informatie dan uiteindelijk. Ik
bedoel, als heel veel mensen hiermee meedoen, kan je dat dan ook nog gebruiken in
onderzoek of zo?

DvB: Ja, dat willen we heel graag. We hopen dat er veel mensen aan meedoen, we hebben
ook een spelelement ingebouwd om mensen, om het leuk te maken voor mensen.
Dus ik zou een foto van jou kunnen uploaden en dan laten zien hoe jij er over dertig
jaar uitziet om jou te inspireren om daarmee aan de slag te gaan.

DJ: Oké.

DvB: En dan zou ik je ook kunnen uitdagen van wie er het minste zit op een dag of wie er
het meeste stappen zet.

DJ: Ja ja ja ja, dus gewoon een wedstrijd ervan maken.

DvB: Je maakt er een wedstrijd van. Die schat aan informatie die dat dan hopelijk oplevert,
die willen we dan ook aan het eind gaan evalueren, om te kijken van nou, is het dan zo
dat het werkt?

DJ: Maar ik ben nog niet oud, ik ben nog redelijk jong, zou ik daar dan ook aan mee kun-
nen doen, of moeten doen, of hoe zit dat, voor wie mikken jullie?

DvB: We mikken op mensen van een jaar of vijftig, voor hen is het echt relevant om hier-
mee aan de slag te gaan. Maar ik kan me voorstellen dat ook jongeren het leuk vinden
om te zien hoe je je bewegingspatroon of je gewicht of je andere activiteiten kunt
beïnvloeden door van die kleine dingen in je omgeving te veranderen.

66 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

DJ: En hoe vroeger je begint waarschijnlijk, hoe groter het effect ook zal zijn.

DvB: Ja, dan blijf je veel langer gezond en vitaal oud, en in staat om dingen te doen die je wil
doen.

DJ: Nou, dus gezonder oud worden en ook nog eens een keertje de wetenschap helpen,
David, ontzettend bedankt en heel veel succes.

DvB: Graag gedaan.

67 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 4  Opdracht 14

Aantekeningen maken
www.youtube.com/watch?v=9BUl4b3KPm0&feature=youtu.be&utm_source=paper­
boy&utm_medium=email&utm_campaign=Menukaart%20Gezonde%20leefstijl
RIVM
Duur fragment: 2:05 minuten
Gepubliceerd: 23 januari 2013

Maak werk van gezondheid!

Een goed gezondheidsbeleid is belangrijk. Op dit moment is een kwart van de Nederlandse
bevolking chronisch ziek. Dit aantal neemt toe, net als het aantal 65-plussers. De gemiddelde
leeftijd van werknemers wordt steeds hoger. We worden dus ouder én zieker. Maar ook in de
toekomst is voldoende personeel nodig. Een goede gezondheid speelt een belangrijke rol bij
het langer kunnen en willen doorwerken. Als de gezondheid maar een halve procent zou ver-
beteren, zou dit al honderden miljoenen euro’s schelen. Wat kunt u daaraan doen?

De belangrijkste oorzaak van ziekte is een ongezonde leefstijl. De kans is groot dat ook uw me-
dewerkers ongezond leven. Laten we eens kijken naar wat cijfers. Bijna de helft van de volwas-
senen is te zwaar. En meer dan de helft krijgt onvoldoende beweging. Een kwart rookt en ruim
twintig procent drinkt te veel. Daarnaast heeft tien procent burn-outklachten. Per jaar vinden
250.000 arbeidsongevallen met letsel en verzuim plaats. Een ongezonde leefstijl en onvoldoen-
de aandacht voor veiligheid kost uw bedrijf geld. Rokers verzuimen anderhalf keer vaker dan
niet-rokers. Overgewicht veroorzaakt zo’n tien procent productiviteitsverlies en tot twee keer
meer risico op arbeidsongeschiktheid. Sporters daarentegen verzuimen vijf tot twaalf dagen
minder per jaar. Een gezonde leefstijl kan dus een afname van arbeidsongeschiktheid, minder
ziekteverzuim en meer arbeidsproductiviteit betekenen.

Investeren in gezondheid kan ook bijdragen aan een goed imago van uw bedrijf. Kortom, re-
den genoeg om werk te maken van gezondheid. Wilt u aan de slag met uw gezondheidsbeleid?
Het RIVM Centrum Gezond Leven helpt u met een overzicht van mogelijke activiteiten en
andere tips. Ook andere organisaties bieden meer informatie. Maak werk van gezondheid!

68 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 5  Opdracht 7

Erasmus
www.youtube.com/watch?v=CIZKhxazO-Q
Durf te denken (Omroep Human)
Duur fragment: 9:57 minuten (van 0:00 minuten tot 9:57 minuten)
Duur uitzending: 25:02 minuten
Geüpload: 16 december 2011

Farid Tabarki (FT):


Wat is de zin van mijn bestaan? Wat kan ik weten, wat moet ik geloven? Op de schou-
ders van filosofische reuzen gaan we op zoek naar antwoorden. Wat hebben we nu
aan hun ideeën? Ben ik bijvoorbeeld wel dom genoeg? Vandaag: Erasmus.

Voice-over:
Erasmus probeert humanisme en religie te verbinden. Hij is een gelovig man, maar van
dogmatisme moet hij niets hebben. Met satire en spot vecht hij tegen misstanden in
de kerk. Erasmus is een bastaardzoon. Zijn vader is een priester in Gouda, zijn moeder
diens huishoudster. Het onwettig kind heeft geluk. Hij belandt op de Latijnse school in
Deventer, een van de beste onderwijsinstellingen van de Lage Landen.

Hij maakt kennis met de klassieke beschaving van de Grieken en de Romeinen. In het
later uitgegeven jeugdwerk Boek tegen de barbarij vinden we Erasmus terug onder een
perenboom, vlak bij Bergen op Zoom. Met spijt beziet hij hoe de klassieke letteren
niet meer worden gelezen. In Leuven richt hij het Drietalencollege op. Het college
specialiseert zich in voorchristelijke teksten in het Latijn, Grieks en Hebreeuws – een
unicum. Theologen van de Leuvense universiteit vinden het ketterij. Erasmus noemt
hen Leuvense ezels. Erasmus houdt van wijn en eten, maar ook een maaltijd vereist
beschaving. Hij schrijft over goede tafelmanieren. Het tafelkleed gebruiken om de
neus te snuiten, is volgens hem ‘boers’. Erasmus is bevriend met vooraanstaande ge-
leerden, zoals met Thomas Moore, bekend van het boek Utopia. Erasmus noemt hem
liefkozend ‘Moria’, het Latijnse woord voor zotheid. Hij zou de grap uitwerken in Lof
der Zotheid. In deze satire neemt de zotheid het woord. Alles en iedereen wordt op
de hak genomen: de kerkelijke autoriteiten, kooplieden, maar ook vorsten en weten-
schappers. De zotheid is in het boek de ware wijsheid, terwijl wijze mensen, die graag
moeilijke woorden gebruiken, juist heel dwaas zijn. Erasmus wil de kerk hervormen.
Katholieke theologen beschuldigen hem ervan te sympathiseren met stokebrand
Luther, maar de denkbeelden van Luther gaan Erasmus veel te ver. Luther vindt hij een
drammer, die bovendien ontkent dat de mens een vrije wil heeft. Maar volgens Eras-
mus is een mens zonder vrije wil geen mens meer.

Luther haat Erasmus. Volgens hem moet Erasmus worden geplet als een wandluis.
Erasmus antwoordt dat hij zou willen sterven voor Christus, maar niet voor Luther.
Erasmus sterft op 12 juli 1536 in Basel. Zijn laatste woorden waren: ‘Lieve God.’

69 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

FT: Welkom hier op de zolder bij Brandstof. Hier worden filosofische bijeenkomsten geor-
ganiseerd, ter inspiratie en om na te denken over het leven van alledag, en daarvoor
hebben we onze gast Matthijs van Boxsel.

U heeft zelf De encyclopedie der domheid geschreven. Wat maakt het dat nou juist die
domheid en die encyclopedie zo aanslaan, anno 2011?

Matthijs van Boxsel (MvB):


Nou ja, ik dacht uiteindelijk dat het ging omdat domheid een internationaal feno-
meen was, maar ik was in Zuid-Korea en daar zeiden ze: ‘Ja, er is nog een ander boek
uit Nederland wat zo vreselijk veel vertaald is, een ander boek dan De encyclopedie
van de domheid, dat is de Lof der Zotheid. Dus wij zien domheid als een typisch Neder-
lands exportproduct.’

FT: Ik stuur gelijk een mailtje naar de regering.

MvB: Maar ik denk dat het internationaal aanslaat omdat het, nogmaals, het een taboe is,
omdat iedereen er een beetje om zit te lachen. Hè, ik bedoel, het spelen met domheid
dat, vooral cabaretiers zijn daar kampioen in en die worden, in onze samenleving ten-
minste, gezien als het toppunt van intelligentie.

FT: Je weet wel beter, maar je doet het toch. Dat is dus domheid?

MvB: Ja, dat is een ernstige vorm van domheid, tenminste, als je iets volstrekt zelfdestruc-
tiefs doet.

FT: En wat bedoelde Erasmus daar bijvoorbeeld mee?

MvB: Erasmus, die had het erover dat de mensen die zich, in de wereld enorm genieten van
hun rijkdom en ook die pronkten met hun kennis, dat die daarmee weliswaar aard-
se roem en geld ontvingen, maar dat ze daarmee eigenlijk hun eigen toegang tot een
soort goddelijke kennis afsneden. Hè, voor hem was de ware wijsheid, was eigenlijk
het intieme genot, het genot van eruditie, van jezelf ontwikkelen. En op die manier
om in aanraking te komen met een hogere vorm van wijsheid.

Publiek:
Vond hij sommige domheid dommer dan andere domheid, en ook gekoppeld aan
extase, het geloof, Bijbel lezen, dat vond hij, dat was extatisch voor hem soms? Maar
hij had het ook over dronkenschap bijvoorbeeld. Is dan die ene beter dan de andere in
zijn ogen?

FT: Gradaties van domheid.

MvB: Hij was wel de ouderwetse ideeën toegedaan dat als je je lichaam iets aandeed, dat je
dan indirect eigenlijk de schepping iets aandeed. Dus het was zonde. Maar de echte
werkelijke domdaad, dat was dat jij je afkeerde van die hogere kennis. Dus als je je

70 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

alleen maar bezighield met fysiek genot, en niet je verdiepte in het hoe en het waarom
daarvan, ja, dat was volgens hem een zelfdestructieve handeling die veel erger was dan
dat je pakweg bijvoorbeeld te veel alcohol dronk of zoiets dergelijks. Daar had hij op
zich niet zo vreselijk veel op tegen.

FT: Welke gradaties van domheid zie jij zelf?

Publiek:
Ja, zo veel als er kleuren zijn denk ik ja …

FT: Eindeloos.

Publiek:
Ja toch, echt eindeloos. Het is ook heel erg in the eye of the beholder zeg maar; wat ik
dom vind, vindt een ander misschien heel logisch, en vice versa, dus ja, daar kun je
volgens mij, het is heel moeilijk om daar een hard oordeel over te geven.

MvB: Nou, daar kan ik iets over zeggen. Je kunt in ieder geval als je wilt, het is een hypothese
natuurlijk, die Erasmus stelt en die ik heb overgenomen en die bijvoorbeeld ook Kant
stelt. Kant noemt domheid ‘wildheid’, dat is een kracht in ons die op alle mogelijke
manieren beteugeld moet worden. En dat is met domheid ook het geval. Die domme
zelfdestructieve kern zit in ieder mens, vanaf zijn geboorte. Dus jij en ik hebben de
domheid met elkaar gemeen, wij verschillen er alleen in dat wij een andere strategie
kiezen om daar greep op te krijgen. Maar die domheid, daar kom je niet vanaf. Als je
de domheid zou willen uitroeien, dan zou je de mensheid moeten uitroeien, en dat is
het laatste wat Erasmus zou willen.

Publiek:
Heeft het dan met angst ook te maken, zeg maar de angst om dom te zijn en dus ook
de angst om niet dom te zijn bijvoorbeeld?

MvB: Absoluut. Domheid is een taboe. Niet voor niets lach je de domheid van anderen uit
en probeer je je eigen domheid op alle mogelijke manieren te verhullen. Mijn idee
is: jongens, leef! Verstom niet uit angst een domheid te zullen begaan. Stort je in het
leven en probeer in zekere zin op een zo hoog mogelijk niveau te falen. Als je dan toch
valt, val dan zingend, maak een soort feestje van je falen. Maar kijk wel uit dat je niet
het leven erbij inschiet. Hè, maar nee ja, hallo ‘t … en nogmaals, Erasmus die mocht
graag reizen en mocht graag ook een slok wijn drinken, en als hij ergens een afkeer van
had, dan was het wel het eten van rotte eieren in een klooster in Parijs. Nee, je moet,
dit bestaan is ook van God gegeven, dus je moet er op de een of andere manier ook
van zien te genieten, alleen overschrijd niet een grens waardoor je de volgende dag
daar enorme spijt van hebt. Wat je natuurlijk toch doet, dat is niet te verhinderen.

Publiek:
Je bent dus zelf het uitgangspunt daarin dan.

71 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

MvB: Ja, nou, er zit een kern in jou waar jij eigenlijk nauwelijks greep op hebt; het is iets
vreemds in jou, en dat zit in jou, daar kom je niet vanaf, daar zul je je mee dienen te
verstaan. Er is maar één mens die compleet is, die heel is, en dat is Christus. En de uit-
spraak ‘Ecce homo’, ‘Ziet de mens’, kijk eens wat, dit hebben we nog nooit gezien, een
mens uit één stuk, die niet die zelfdestructieve kern in zich heeft. Dat is in zekere …, zo
zou je het, een beetje blasfemisch kunnen lezen. Maar jij en ik, de gewone mensen, die
zijn in onszelf verdeeld door die domme, zelfdestructieve kern.

Publiek:
Dus op het moment dat je faalt en daarvan leert, dan is het falen niet erg en kan je die
leerervaring meenemen naar het volgende avontuur waar je aan begint.

MvB: Juist. Jullie raken eigenlijk al aan twee aspecten. Kijk, om te beginnen, het falen op
zich kan ook een soort genot opleveren. Er zit een soort van masochisme in, naar iets
heel moois en groots streven, en falen. Maar toch, dat is die schade en die schande,
die schade en die schande die maken je wel wijzer. Sterker nog, je kunt het omdraai-
en. Er is geen wijsheid buiten de kennis die je vergaart door middel van schade en
schande. Hè, dus het is goed om te denken dat er een soort van oneindige wijsheid is
waar je naar reikt maar waar je niet bij kunt. Als je uiteindelijk maar beseft dat er maar
één wijsheid is, en dat is die je onderweg, door middel van je falen, opdoet. Je hoge
wijsheid is volstrekte flauwekul, dat is een fictie die je zelf in het leven hebt geroepen
om jezelf gaande te houden. In al die aspecten, de fictie, het falen en de kennis die je
opdoet, daar zit allemaal een domheid in die erin meespeelt. En dat maakt ons mens,
dat is het hele punt.

Publiek:
Ja, maar dat, stel je voor dat, dat, dat jij iemand opereert en diegene overlijdt tijdens
die operatie, dan faal jij op dat moment.

MvB: Absoluut.

Publiek:
Hoe ga je daar dan zeg maar …

MvB: Nou, als je dan verstart, dan zul je nooit een goed chirurg worden. Sterker nog, de goe-
de chirurg heeft altijd een boekje bij zich waarin de twintig stappen staan genoteerd
waarin er iets mis kan gaan tijdens de operatie. Want dat gebeurt. Er zijn ook zelfs art-
sen die ik ken, chirurgen, die hebben een sterfgeval bij ieder punt genoteerd. Er wordt
ook wel gezegd, iedere huisarts heeft een eigen kerkhof, waar die af en toe even heen
moet om zich te bezinnen op zijn vak. Maar dat betekent niet dat hij zijn vak moet
opgeven. Nee, je zult erin beter moeten worden. Als je niet faalt, word je nooit beter.

72 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 5  Opdracht 16

Man in de crèche
www.youtube.com/watch?v=_wtdtoTQG0I
Durf te denken (Omroep Human)
Duur fragment: 3:52 minuten
Gepubliceerd: 20 november 2012

Stine Jensen over Man in de crèche

Stine Jensen:
Ik vind Man in de crèche een hele interessante film, die enorm goed inspeelt op de actualiteit
en ook op een, eigenlijk een ervaring waar ik ook zelf als moeder mee te maken heb gehad, na-
melijk: wat doe je als je een man tegenkomt die bij jou op de crèche gaat werken, wat mij ook
is overkomen. En ik vind dat dat dilemma echt ontzettend goed in deze film in heel kort be-
stek is uitge … is neergezet. Nou, wat je merkt is dat je, als moeder, je eerste impuls is: ‘Hé, wat
vind ik daarvan?’ Dus je reageert daar emotioneel op. En eigenlijk weet je dat dat m… alleen
gebaseerd is op wat je uit de media hebt meegekregen over Robert M., dat dat een directe
invloed daarop heeft uitgeoefend. Terwijl als feminist en als filosoof zeg ik: ‘Meer mannen op
de crèche is een goede zaak, ook daar moet diversiteit zijn.’ Dus je krijgt eigenlijk een conflict
tussen verschillende identiteiten in jezelf, die als feminist, als filosoof aan de ene kant, ook die
als mediadeskundige, beeldvormingsdeskundige, en tegelijkertijd die als moeder. En die blijken
niet allemaal dezelfde beslissingen te nemen.

Nouja, wat Joanna Bourke, historica, heel mooi heeft laten zien in haar boek A cultural history
of fear, is dat we eigenlijk angsttijdperken kennen in onze samenleving. In de jaren … ne-
gentiende eeuw waren er bijvoorbeeld angsten voor grote zalen of bioscopen waar mensen
opeengepakt zaten. In de jaren zeventig was er bijvoorbeeld angst voor mannen door feminis-
ten, met name ook voor een deel ook gevoed. En daarna, heel kort daarna kwam een tijdperk
van angst voor pedofielen, in Engeland bijvoorbeeld. Dus we hebben dit al een keer eerder
meegemaakt, ook omdat er een aantal zaken toen waren. Dus wat je kan zeggen, wat kun je
daaraan doen? Nou ja, voor een deel zal de angst weer vervangen worden door een nieuwe
angst, zo werkt dat. Voor een ander deel zou je kunnen zeggen dat je ook zou kunnen denken
aan alternatieve of positieve beeldvorming over mannen in de crèche. Ik denk dat Louis Tavec-
chio dat in het debat heel goed heeft uitgedrukt, dat er een aantal meerwaardes zijn. En dat
zijn natuurlijk altijd clichés, maar dat mannen iets meer risico durven nemen en dat vrouwen
iets meer geneigd zijn om kinderen te verzorgen en ze soms te sussen, van ‘Doe dat maar niet’,
of ‘Wees voorzichtig’, of ‘Kleed je goed aan’, wat volgens mij ook prachtige eigenschappen zijn
aan vrouwen – vrouwen dank u wel!

Ja, uiteindelijk overwint wel meestal bij mij de ratio. Dus ik …, bij mij is het echt meestal zo
van: ‘Denk nog een keer na.’ Moet ik meteen reageren op de gutfeeling? Dat neemt niet weg
dat ik wel moet ageren naar die gutfeeling. Dus ik moet daar wel iets mee doen, in de zin van
dat je daarover moet praten, of dat je daar wel wat mee moet. Dus meestal niet meteen, me-
teen handelen, maar wel daar wat mee doen.

73 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 5  Liedje

www.youtube.com/watch?v=UO81Uy3PqvM

Ellen ten Damme – Durf jij

Als ik de dorst drink van het wachten


En de tijd slik die je morst
Als ik de lange lege nachten
leer begraven in mijn borst
Als ik de honger leer verbijten
Van jouw veel te verre mond
Als ik de dagen stil zal slijten
Die door zwijgen zijn verstomd

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij

Als ik door distels naar je toe kruip


op een brandend pad van grind
Als ik door oerwoud naar je toe sluip
Angstig rillend als een kind
Als ik rivieren overzwem
naar het land waar jij verblijft
Als ik de wilde zeeën tem
op een vlot dat amper drijft

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je blijft?
Durf jij, durf jij

Weer een lied is het oude liedje


Wat zal zijn is wat eerder bestond
Voel jouw brand in je hart dan geniet je
Maar de klok tikt
en alles is rond
Ja

74 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

En als je eindelijk zult proeven


wat je niet wist dat bestond
Als jij niets hoeft dan te vertoeven
op de stilte van mijn mond
Als dorst en honger zijn gestild
niets dat voortaan nog bestaat
Als jij niet meer van mij verschilt
Stilte neerdaalt in de straat

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je gaat?
Durf jij, durf jij
me dan te zeggen dat je blijft?

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij
En de klok tikt
en alles is rond

Yeah, nananajaidadadadadadai
Laidaidadadadadada
Daidadadadadadadaidadadai

75 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 6  Opdracht 6

Universiteit van Nederland


www.universiteitvannederland.nl/college/heb-jij-diep-van-binnen-discriminerende-­
trekjes-doe-de-test of op www.youtube.com/watch?v=BV03F9zxyJ4
Universiteit van Nederland
Duur uitzending: 16:37 minuten
Gepubliceerd: 29 januari 2014

Daniël Wigboldus (DW):


Handen aan de knieën … een, twee, ja!

Voice-over:
Heb jij diep vanbinnen discriminerende trekjes? Doe de test! De Universiteit van Nederland
presenteert: sociaal psycholoog professor doctor Daniël Wigboldus.

(DW):
Doe even met mij mee, om mij een plezier te doen. Bert en [Ernie], heel goed, Bassie en [Adri-
aan], Laurel en [Hardy], Sinterklaas en [Zwarte Piet]. Hoe … Dat, dat ging nog net, hè? Dat
is toch heel boeiend, dat als ik tegen een zaal met mensen waarvan ik het grootste deel niet
ken, als ik zeg ‘Bert en …’, en dat we gewoon collectief zeggen ‘Ernie’. Nou, dat geeft ons nu al
een heel warm gevoel van we weten allemaal hetzelfde met elkaar, dat is mooi, zeker voor een
sociaal psycholoog. Maar wat ook interessant is: hoe komt dat nou, dat als ik ‘Bert’ zeg, dat
jullie allemaal ‘Ernie’ zeggen? Ja, hier wordt gezegd, ja, die horen gewoon bij elkaar. Bert hoort
bij Ernie, Bassie hoort bij Adriaan. Hoe komen we aan die kennis? Ja, dat is ook een interessan-
te vraag. Psychologen maken wel onderscheid tussen twee manieren van leren. De ene manier
van leren is meer expliciet leren, dat je heel bewust aan het stampen bent, zoals we ooit vroe-
ger alle steden van de Nederlandse provincies hebben geleerd en echt moeite moesten doen
om dat erin te stampen. En de andere manier van leren is meer impliciet leren, meer associa-
tief leren, wat als vanzelf gaat, waar je niet bewust mee bezig bent.

Ik maak me sterk dat er weinig mensen hier in de zaal zitten die op een goede dag tegen zich-
zelf zeiden: ‘Weet je wat, ik ga vanavond op zolder zitten en ik ga allemaal komische duo’s uit
mijn hoofd leren.’ Dat is niet het geval. Hoe komt het dat als ik ‘Bert’ zeg, dat jullie allemaal ‘Er-
nie’ zeggen? Die twee zijn zo vaak samen voorgekomen, dat is met elkaar geassocieerd geraakt.
Marokkaan en crimineel komt zo vaak samen voor, veel meer dan Marokkaan en wat positiefs,
dat is bij heel veel van ons met elkaar geassocieerd geraakt. Is dat dan onze mening? Nee, dat
denk ik niet, ik denk niet dat dat onze mening is, dat denk ik niet. Hebben we die associatie in
ons hoofd, op een meer associatief, impliciet niveau? Dat denk ik wel. Dat denk ik wel. Als je
gewoon de media, als je de cultuur waarin wij opgegroeid zijn, als je de afgelopen tien jaar de
kranten naast elkaar legt en je kijkt hoe vaak worden Marokkanen geassocieerd met iets po-
sitiefs en hoe vaak met iets negatiefs, nou dan weet ik wel wat daaruit komt. En daar worden
wij wel, daar worden wij wel aan blootgesteld, precies zoals die Bart Smit-folder, met dat … die
meisjes die daar geassocieerd worden met het huishouden doen. Dat is een associatie tussen
vrouwen en huishouden doen die er consequent wordt ingestampt. Kijk maar een avondje op

76 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

de Nederlandse televisie naar de reclames, nou, hoe vaak zie je een man met zo’n doekje in
z’n hand, zelden. Hoe vaak zie je een man die het probleem van kalk in de wasmachine komt
oplossen? Veel vaker. Keer op keer op keer. En dan kan je het er niet mee eens zijn – ik ben het
er niet mee eens – maar die associatie Bert en Ernie, Bassie en Adriaan, vrouwen, huishouden,
die associatie die is gewoon door impliciet leren, komt die gewoon in ons systeem te zitten.
Dus wij leren op grond van onze ouders, wij leren op grond van onze eigen ervaring, maar we
leren ook gewoon omdat dingen samen veel worden aangeboden. En nogmaals, die associa-
ties zitten gewoon in ons hoofd.

Nou, voor sociaal psychologen was dat het afgelopen decennium een heel interessant feno-
meen. Die impliciete associaties. Dus niet wat mensen vinden, maar die associaties die mensen
aangeleerd hebben gekregen. Kan je die ook meten? Kan je die op de een of andere manier
naar voren brengen? En daarvoor hebben ze een hele interessante test ontwikkeld, de impli-
ciete associatietest. En normaal doe je die test achter een computer, en dan wordt precies
geregistreerd de reactietijd van de proefpersoon, maar ik heb goed nieuws, wij kunnen de test
ook hier nu vanavond met z’n allen doen. Is dat een goed idee of niet? Kan dat confronterend
zijn? Ja. Nou, wat ik u nu wil vragen is, we gaan dus de test doen, een soort verkorte versie
daarvan. Ik wil u vragen om even serieus mee te doen. U zult ongetwijfeld vragen hebben,
maar houd die even voor u. We gaan de hele test door en daarna zal ik uitleg geven. Maar het
is in het belang van het experiment dat u nu goed meedoet.

Nou, gaat u even rechtop zitten en de handen op de knieën. Heel goed. Linkerhand op de
linkerknie, rechterhand op de rechterknie. U krijgt eh … zo dadelijk krijgt u een aantal woor-
den op het scherm te zien. En de eerste die komen zo tevoorschijn. En de eerste woorden die
u zo krijgt zien … krijgt te zien, zijn overduidelijk, zijn positieve en negatieve woorden. En wat
u moet doen is, stel dat het eerste woord, zoals hier, negatief is, dan slaat u op de rechterknie.
Want de rechterknie is negatief. Als het tweede woord ook negatief is, slaat u weer op de
rechterknie. Stel dat het derde woord positief is, slaat u op de linkerknie. Zo gaan we twintig
woorden doen, de woorden die scrollen voorbij. We doen dat expres, want de bedoeling is dat
u een beetje het tempo erin houdt. Dus de woorden komen voorbij, doe zo serieus mogelijk
mee, positief woord linkerknie, negatief woord rechterknie. Als u een foutje maakt, dat voelt
u vanzelf aan, dan herstelt u het gewoon even. Afgesproken? Oké, daar gaan we. Een, twee, ja,
begin maar.

Heel goed, heel goed. Valt nog niet mee, hè? Nee, u moet er wel een beetje bijblijven. Nou,
gaan we dit, gaan we het nog een keer doen, alleen nu krijgen we, nu krijgen we Nederland-
se namen en – over de term is veel te doen geweest, maar laten we de term hier nog even
gewoon gebruiken – en allochtone namen. Dus we krijgen meer typisch traditioneel Neder-
landse namen, zoals Henk, en meer typisch allochtone namen, zoals Ali, Kemal enzovoort. De
opdracht is simpel, net als daarnet: bij een Nederlandse naam linkerknie, allochtone naam
rechterknie. Dus bedenk het even goed: Nederlands links, allochtoon rechts. Handen aan de
knieën … een, twee, ja.

Helemaal goed, helemaal goed. Best wel moeilijk, hè? Maar u krijgt de smaak te pakken. Zul-
len we het nog ietsje moeilijker maken? We gaan het nu nog een keer doen, maar nu zitten
de namen en de woorden … zitten door elkaar. Dus wat u nu doet, bedenk het even goed:

77 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Nederlandse naam – het zijn dezelfde namen als daarnet – linkerknie, positieve woorden ook
linkerknie. Allochtone namen rechterknie, negatieve woorden ook rechterknie. Dus bedenk
even goed: Nederlands, positief, links; allochtoon, negatief, rechts. Heeft u hem? Handen aan
de knieën … een, twee, ja.

Ah, dat gaat al heel goed. Dat gaat al heel goed. Nou, we hebben er nog twee te gaan, we zijn
er bijna. Nu gaan we er eentje omdraaien. We gaan weer even terug naar alleen de namen.
Alleen we gaan nu even de namen oefenen, maar nu allochtoon links, Nederlands rechts. Dus
het zijn weer dezelfde namen, maar bedenk even goed: allochtone namen links, Nederlandse
namen rechts. Allochtoon links, Nederlands rechts. Bent u er klaar voor? Handen aan de knie-
ën … een, twee, drie, ja. Zet hem op, hè!

Hoorde u ook al dat er echt een groepsritme begint te ontstaan al, mooi hè? Nou, nu gaan we
de laatste … Nu blijven de positieve en negatieve woorden staan gewoon zoals ze de hele tijd
stonden; allochtoon en Nederlands zijn nu net als we de laatste keer ze geoefend hebben. Dus
we krijgen weer dezelfde positief/negatief woorden en allochtone/Nederlandse namen, maar
let op: nu dus allochtoon en positief links, en Nederlands en negatief rechts. Dus onthoud
goed: allochtoon, positief, links; Nederlands, negatief, rechts. Heeft u hem in uw hoofd zitten?
Allochtoon, positief, links; Nederlands, negatief, rechts. Een, twee, ja.

[…]

Toen ik deze test in het begin in collegezalen deed, toen stond ik nog heel enthousiast met
een stopwatch, want dan ging ik meten hoe snel ze waren met het ene blok of het andere
blok, maar dat bleek helemaal niet nodig te zijn, want een stu… zoals een student een keer
tegen mij zei bij dat laatste blok: ‘Het lijkt wel of ik kortsluiting ervaar’. Herkent u dat? Het gaat
gewoon mis in je hoofd. Nou, dit is heel interessant. Dit is heel interessant. Er zijn een hoop
kritische vragen over deze test te stellen. Want u voelt natuurlijk ook wel aan: het gaat uitein-
delijk om die twee blokken waarin het gepaard aangeboden werd. In het eerste blok waar-
in we Nederlands-positief en allochtoon-negatief bij elkaar hadden, is het op een zeg maar
cultureel bevooroordeelde … in, in lijn met de vooroordelen die heersen in de cultuur, is het
gepaard: Nederlands-positief, allochtoon-negatief. In dat laatste blok waar het gepaard was,
gaat het tegen die vooroordelen in, zit negatief en Nederlands bij elkaar en positief en alloch-
toon bij elkaar. En daar blijken mensen veel meer moeite mee te hebben.

Nou kunt u zeggen van, ja, maar we leerden hem eerst anders, en dan moet je hem omdraai-
en, en dat maakt het moeilijk. Helemaal met u eens. Ik heb daar alleen twee dingen tegen in
te brengen, want u, u wil natuurlijk uw eigen, niet-bevooroordeelde hachie redden, dat begrijp
ik ook wel. Het eerste is, toen we alleen de namen omdraaiden, ik weet niet of u dat doorhad,
toen we dus allochtoon en Nederlands omdraaiden, toen ging u als een speer. Dat ging echt
heel goed. Dus het omdraaien, daar zat het hem niet in. Het zat hem erin, toen we weer posi-
tief en negatief daaraan koppelden, toen ging het opeens mis, toen was er die kortsluiting. Het
andere argument is dat in echt wetenschappelijk onderzoek, als je het op de computer doet,
worden de woorden een voor een aangeboden en zorgen die er natuurlijk voor dat je over
proefpersonen heen, alle mogelijke volgordes hebt. Dus sommige proefpersonen krijgen eerst
die consistente combinaties, andere eerst die inconsistente combinaties. Interessant is trou-

78 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

wens, als je proefpersonen eerst de inconsistente combinatie geeft, dus positief-allochtoon en


negatief-Nederlands, en dan worden ze dus sneller aan het eind, bij de consistente, dan zeggen
proefpersonen: ‘Ja, ik werd steeds sneller omdat ik het steeds vaker deed.’ Dus die komen dan
met het omgekeerde argument.

Als je, als je controleert voor die verschillende volgordes, dan vind je overall dat mensen over
het algemeen – we hebben deze test in Nederland verschillende keren gedaan – mensen zijn
veel sneller en maken minder fouten wanneer het consistent is dan wanneer het inconsistent
is. En daar zijn individuele verschillen in, maar als je erover nadenkt, gaat dat heel ver. Ik be-
doel, als je die test doet, denk je even, goh, grappig, maar dit is heftig. Dit heeft te maken met
associaties die die in uw hoofd zitten. U vindt het makkelijker – velen van u – om allochtoon
te koppelen aan negatief, en Nederlands aan positief dan omgekeerd. Is dit nou uw mening?

Er waren psychologen toen dit, toen dit soort testen een jaar of tien, vijftien geleden begon-
nen, die heel enthousiast zeiden: ‘O, nu kunnen we de “ware attitude” meten. Dit is mensen
hun echte mening.’ Inmiddels zijn we daarvan afgestapt, dit is niet de echte mening. Je kan op
expliciet, bewust niveau, kan je heel positief tegenover allochtonen staan. Nee, dit zijn Bassie
en Adriaan-effecten, Bert en Ernie, Laurel en Hardy, deze dingen worden zo vaak samen aan-
geboden dat die associaties gewoon in je hoofd gaan zitten. In Amerika hebben Brian Nosek,
Tony Greenwald en anderen hebben heel veel van dit soort testen gedaan. U kunt online, als
u ‘Harvard’ en ‘implicit’ intypt in Google, kunt u zelf ook online allerlei verschillende testen
doen. In Amerika doen ze dit met witte en zwarte Amerikaanse namen en positieve en nega-
tieve woorden; enorm effect. Kunt u vragen: ‘Wat doen zwarte Amerikanen dan?’ Wat denkt
u? Die vertonen precies hetzelfde effect. Iets minder sterk, maar die groeien in dezelfde cul-
tuur op en voor veel zwarte Amerikanen geldt ook dat ze een sterkere associatie hebben met
zwart-negatief en wit-positief dan omgekeerd. Moet u eens over nadenken wat dat betekent,
van je eigen groep. De testen zijn ook gedaan met vrouwen en huishouden versus mannen en
carrière enzovoort. Alle stereotypen kan je eigenlijk terugvinden in zo’n test. En het interessan-
te is, is dit dan je mening? En daarop beargument ik … zou ik beargumenteren: nee, wij kun-
nen best een andere mening hebben. De vraag is, dit soort impliciete associaties, zoals we hier
die net ervaren hebben met z’n allen, beïnvloeden die dan wel ons gedrag? Wordt ons gedrag,
wat we uiteindelijk vertonen richting anderen, wordt dat nou beïnvloed door onze expliciete
mening, wat we vinden, of wordt dat beïnvloed door dit soort impliciete associaties? Goede
vraag toch? Daar gaat het volgende college over.

79 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 6  Opdracht 14

Niets te verbergen
www.youtube.com/watch?v=0Ocx4c8uX7s
Niets te verbergen (Brandpunt)
Duur fragment: 8:09 minuten (van 27:50 minuten tot 35:59 minuten)
Duur uitzending: 41:28 minuten
Gepubliceerd: 2 maart 2014

Niets te verbergen

Henk van der Aa (HvdA):


Dik, dun, bleek, donker, mooi of lelijk, zeven miljard gezichten zijn er om ons heen.
Geen één is gelijk en toch zijn we allemaal op dezelfde manier te lezen en te door­
gronden.

Ricardo van der Valk (RvdV):


Nou eh eigenlijk, conform verwachting, veel negatieve emoties.

HvdA: Het is een bijzondere doorbraak, computerprogramma’s die achter de façade van uw
gezicht uw diepste emoties kunnen lezen. We menen niet altijd wat we zeggen, maar
straks kunnen anderen dat nog zien ook.

RvdV: Dus wat je voelt, wordt direct zichtbaar op je gezicht. Hij is nogal gespannen; dat is
ook logisch gezien de situatie …

HvdA: Kan ik straks nog mijn onzekerheid, mijn ongeduld, of juist mijn trots verbergen?

Jeroen van den Hoven (JvdH):


Ik ben de baas over mijn eigen mentale toestanden, mijn gevoelens, wie, wie, wie bent
u om mij te vertellen hoe ik mij voel?

HvdA: Of ligt met face reading ook het laatste stukje van onze privacy straks op straat?

Lucas Noldus (LN):


Zo, Yvonne, we gaan zo opnames maken en kijken hoe jij reageert op een paar film-
pjes. Ben je er klaar voor?

Yvonne:
Ja.

HvdA: Kijken in de ziel. We krijgen een steeds scherper beeld. Na jaren van wetenschappelijk
onderzoek ontwikkelde Lucas Noldus een programma dat heel nauwkeurig de emo-
ties in ons gezicht leest. Een doorbraak, zegt hij.

80 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

LN: De mate van blijdschap of boosheid of angst, zoals die uit de gelaatsexpressie zicht-
baar wordt, kan worden gemeten.

HvdA: Is voor iedereen hetzelfde?

LN: Die is voor iedereen hetzelfde, ongeacht leeftijd, ras of geslacht.

HvdA: Fascinerend experiment. Terwijl Yvonne naar een filmpje kijkt, registreert een camera
minuscule samentrekkingen van de spieren in haar gezicht. Iedere combinatie van die
spiersamentrekkingen wordt door de computer omgerekend naar emoties: interesse,
verveling, verdriet of walging. Voor de computer blijft niets verborgen.

HvdA: Dus een leugentje om bestwil is dan niet meer mogelijk straks?

LN: Als er een ‘FaceReader’ op je gericht staat, dan lukt dat niet meer.

Eric Postma (EP):


Denk maar aan sciencefictionfilms, zoals Minority Report, daar loopt Tom Cruise op
straat, of in een mall, een supermarkt, en hij is een beetje bedroefd, en er is een adver-
tentie in de muur, in die supermarkt, die hem aankijkt, hem herkent als persoon, maar
ook zijn emotie herkent en een op maat, gepersonaliseerd … een aanbieding doet,
voor een vakantie op de Cariben of iets dergelijks. Dat is een toekomstbeeld wat om
de hoek ligt.

HvdA: Eric Postma, hoogleraar kunstmatige intelligentie, verbonden aan de Universiteit van
Tilburg, ziet talloze nieuwe toepassingen voor deze technologie.

EP: De eerste toepassing waar je aan denkt, is mensen helpen die moeite hebben met
emoties lezen in andermans gezichten, denk aan autisten, autisten, die daar moeite
mee hebben om te begrijpen wat een emotie uitdrukt. Die kan dan, die kunnen dan
geholpen worden. Maar het kan natuurlijk ook gebruikt worden bij sollicitaties, bij …
als leugendetectie, het zoveelste gereedschap voor leugendetectie.

HvdA: We bekijken een fragment van Lance Armstrong, waarin hij ontkent dat hij doping
heeft gebruikt. De computer analyseert de spiercontracties in zijn gezicht; de resulta-
ten zijn opmerkelijk.

EP: Wat wij ontdekten na uitgebreide analyse, is dat wij, voor deze video’s, kunnen we met
tachtig procent nauwkeurigheid voorspellen of die een leugen vertelt of niet. Maar
dat is alleen voor deze video.

HvdA: Maar waar ziet u dat aan dan?

EP: Nou, wat wij hier ontdekt hebben, is dat deze streepjes hier, die verticale streepjes, die
zijn geassocieerd met bouwsteen vier, brow lower, dat is kenmerkend voor de deceptie
die hij laat zien als het gaat om vragen ten aanzien van zijn dopingverleden.

81 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

En dat is ook iets wat je zelf niet ziet, maar als je eenmaal weet dat dat een voorspel-
lende waarde heeft, dan zie je het wel.

HvdA: Het wordt nog spannender. We analyseren een verkiezingsdebat tussen Barack Oba-
ma en Mitt Romney. Beeldje voor beeldje onderzoekt het systeem de micro-expressies
in het gezicht van de opponenten. En zelfs als je even aardig doet, verraadt de compu-
ter je ware gevoel.

EP: Dus wat je dan ziet, in de gezichtsexpressie van Romney nadat hij dat heeft verteld
met een blije gezichtsexpressie, dan zie je bij hem even die disgust opflakkeren. Zo’n
heel klein …

HvdA: Walging.

EP: Walging even. En Het zou kunnen zijn dat dat een ‘leakertje’ is van een emotie die die
probeert te onderdrukken.

RvdV: Dus je ziet die blauwe stip, dat is de optelsom van alle emoties, en die zie je eigenlijk
vrijwel uitsluitend in het negatieve kwadrant zitten.

HvdA: Voor Ricardo van der Valk is het een revolutie binnen zijn vakgebied. Hij is reclame-
psycholoog en kan nu beter dan ooit testen welke gevoelens een commercial los-
maakt. Dit spotje van Achmea bijvoorbeeld. We zeggen dat we zo’n grappig muisje
leuk vinden, maar als je kijkt wat we er werkelijk bij voelen, dan klopt daar niets van.

RvdV: Dit zijn de scènes losgeknipt. De muis rent over de muizenval. Je ziet dat boosheid
met name eruit springt, met andere woorden: mensen worden boos omdat de muis
over de muizenval springt. Hij zou er juist in moeten komen, want het is een vieze
muis in een donker hol. Je ziet sowieso heel veel, dat zie je aan de blauwe stip, negatie-
ve emoties. Het is een hele donkere, duistere setting.

Het is van groot belang voor in dit geval onze opdrachtgevers, de fabrikanten, omdat
we weten dat 95 procent van de beslissingen, van alle keuzes die mensen maken, geba-
seerd zijn op emotie, op intuïtie.

HvdA: En niet op rationeel denken?

RvdV: Nee, absoluut niet. Ehm, we hebben het over de aanschaf van een blikje tonijn tot aan
de keuze voor je partner of die werkgever. Alle wezenlijke beslissingen, zelfs hypothe-
ken, worden genomen op gevoel.

RvdV: Een, twee, drie.

HvdA: En dan ben ik zelf proefpersoon. We kijken reclames, zoals deze van Coca Cola. Een
overdaad aan lieve kinderen en zoetsappige momenten trekt aan me voorbij, terwijl
de gezichtsscan mijn emoties registreert.

82 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

RvdV: Een beat komt erin, de lachende kinderstemmetjes en het dansen, en je ziet dat bij
jou, dat is het enige moment dat hij piekt, van ‘happy’.

HvdA: Even een piekje bij ‘happy’, verder, verrassend, alleen maar negatief. Al dat warme ge-
luk heeft bij mij kennelijk een averechts effect.

RvdV: Het is je gevoel die in de weerstand schiet ten opzichte van – waarschijnlijk, is mijn
conclusie – het bedrijf en de manier hoe zij communiceren. Je drinkt Coca … Coca
Cola, of niet?

HvdA: Eh, Jazeker.

RvdV: Dat wel, oké. Dan is het heel waarschijnlijk puur het imago van het bedrijf en het
Amerikaanse gevoel wat daarbij speelt.

HvdA: Lachen, boosheid, verdriet of angst, we denken misschien wel dat we controle hebben
over ons gezicht, maar dat is niet zo. Minuscule spiersamentrekkingen, micro-expres-
sies, komen altijd naar de oppervlakte. Mensen pikken dat niet altijd op, de computer
wel.

LN: We kunnen in de toekomst veel meer tussenvormen ook meten, zoals aandacht, irri-
tatie, de verveling, maar ook subtiele vormen van blijdschap, genot en plezier.

HvdA: Blijft er nog iets van mijn gevoel straks verborgen?

LN: Wat aan de buitenkant zichtbaar is, kan door de computer gelezen worden.

HvdA: En daar gaat misschien wel ons laatste stukje privacy. Mensen weten al zo veel over
ons. Camera’s langs de snelweg of in de binnenstad, ze houden ons steeds in de gaten.
De telefoon verraadt waar we lopen, door steeds signalen af te geven over onze loca-
tie. Facebook, Twitter, sociale media, bedrijven weten vaak beter dan wijzelf wat we
zoeken, wat we willen. Ik dacht dat ik toch nog één ding voor mezelf had: mijn emotie,
mijn gevoel.

JvdH: Hebben mensen het recht om te zeggen: tot hier, en niet verder? Ik denk dat privacy
precies daarover gaat. De … het recht om te zeggen: tot hier, en niet verder.

83 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 6  Liedje

www.youtube.com/watch?v=JLNvBvJ-F00&feature=kp

Brigitte Kaandorp – Zwaar leven

Ik heb een heel zwaar leven


Echt heel zwaar
Alles is voor mij ontzettend moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Bij mij gaat nooit eens iets vanzelf


daarom ben ik vaak zo moe
Heel veel dingen zijn zo moeilijk
dat ik ze gewoon niet doe
En doe ik wel een keertje iets,
wordt het heel vaak niet gewaardeerd
En daarom gaan veel andere dingen
automatisch ook verkeerd

Ik kan vaak ergens niet mee helpen


want dan heb ik ergens pijn
Dat vind ik zelf ook heel vervelend
dat ik er dan niet bij kan zijn
Ik sta natuurlijk ook veel liever
altijd voor de mensen klaar
Maar ja ze moeten maar begrijpen
mijn bestaan is heel erg zwaar

Ik heb een heel zwaar leven


Nee, maar echt heel zwaar
Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Ik zeg ook best wel vaak een afspraak


op het laatste moment af
Dan hebben mensen al gekookt, maar ja
ik ben opeens bekaf
Ik vind, ja ze moeten maar begrijpen
dat ik een heel zwaar leven heb
Het is bij hun gewoon vaak vloed

84 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

en bij mij gewoon vaak eb


Soms dan sta ik bij de kassa
Alles moet daar vlug vlug vlug
En dan ben ik iets vergeten
moet ik helemaal terug
Alle mensen moeten wachten
en dat vinden ze niet fijn
Maar ja, dan zien ze ook een keertje
hoe het is om mij te zijn

Ik heb een heel zwaar leven


Echt heel zwaar
Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Ik neem het leven heus zoals het komt


Maar ja, vaak komt het niet
(Nee, nee)
En dan zit ik maar te wachten
en dat geeft mij veel verdriet
Het geluk wordt heel veel mensen
zomaar gratis toegespeeld
Ik begrijp ook niet dat God de boel
zo ongelijk verdeelt

En straks lig ik op mijn sterfbed


en dan lig ik in mijn graf
En dan denk ik: pff, ’t is zwaar geweest
Gelukkig is het af
En ze zullen bij hun praatjes ook wel zeggen: het is waar
O, wat was het leven van die vrouw
verschrikkelijk zwaar

85 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 7  Opdracht 6

Een rechtszaak
www.npo.nl/nieuwsuur/17-10-2014/VPWON_1220829
Nieuwsuur (NPO)
Duur fragment: 6:23 minuten (van 13:04 minuten tot 19:27 minuten)
Duur uitzending: 51:23 minuten
Datum uitzending: 17 oktober 2014

Mariëlle Tweebeeke:
Gaan we verder met een opmerkelijke rechterlijke uitspraak en een tik op de vingers
van minister van Veiligheid en Justitie, Ivo Opstelten. De rechtbank in Groningen ver-
oordeelde twee wiettelers, maar legde ze geen straf op.

Want als de overheid verkoop en gebruik van softdrugs gedoogt, is het niet billijk de
producenten te straffen, mits ze geen andere wetten overtreden. Volgens Opstelten
heeft deze uitspraak geen gevolgen voor zijn beleid om de productie juist wel te be-
strijden. Maar een aantal burgemeesters, die af willen van het vervolgingsbeleid, zien
zich gesteund door de rechterlijke uitspraak. Daarover zo burgemeester Depla van
Heerlen, maar we beginnen in Groningen.

Fred Janssens (FJ):


Aan beide verdachten is ten laste gelegd: het telen en het vervoeren van hennep.

Verslaggever (VG):
En wat was de uitspraak?

FJ: De uitspraak is dat de rechtbank beide verdachten wel schuldig heeft verklaard, maar
hen geen straf heeft opgelegd.

Tim Vis (TV):


Het is een hele mooie en unieke uitspraak. De rechter heeft voor het eerst besloten
om het wiet telen bij het gedoogbeleid te betrekken.

VG: Dit is het buitengebied bij Appelscha. We zijn vlak bij het woon- en werkterrein van
Doede de Jong, principieel wietkweker, over wie zelfs een documentaire is gemaakt.
Doede woont hier, met vrouw en een stuk of drie honden. Het wietkwekende echt-
paar uit Bierum mocht gisteren dan geen straf krijgen van de Groningse rechtbank,
Doede kreeg dat eerder wel. Een tonnenhoge boete ligt voor hem in het verschiet.

VG: Hier is een misdaad begaan, toch?

Doede de Jong (DdJ):


Ja, volgens de autoriteiten wel, ik moet, het is zelfs zo dat, ik moet morgen op het poli-
tiebureau in Drachten mijn DNA afstaan.

86 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

VG: Echt waar?

DdJ: Dus eh, ja, omdat ik zogenaamd crimineel ben, dus ja.

VG: Doede vindt dat zijn zaak bijna overeenkomt met die in Groningen waarbij de rechter
geen straf oplegde.

FJ: De rechter heeft vastgesteld dat beide verdachten, ja, hun hennepkwekerij zodanig
hadden ingericht dat er sprake was van een bepaalde mate van transparantie. Het was
allemaal heel helder. Ze hebben belasting betaald over hun inkomsten, ze hebben heel
veilig gekweekt, dus geen elektriciteit gestolen, dus ook geen brandgevaar veroor-
zaakt. Wat de rechtbank ook als belangrijk heeft geoordeeld, is dat er absoluut geen
last voor de omgeving is geweest. Er is geen sprake van overlast geweest. Er is ook geen
sprake geweest van criminele bemoeienis of wat dan ook.

TV: Het gaat hier om cliënten die zich al jarenlang beijveren voor een rol binnen het ge-
doogbeleid. Ons gedoogbeleid heeft nog steeds niet geregeld dat de aanvoer van wiet
daaronder valt. De verkoop is toegestaan onder voorwaarden, maar de aanvoer van
wiet en de teelt van wiet nog niet. Cliënten hebben dat op een zo goed mogelijke ma-
nier proberen te doen en de rechter heeft gisteren gezegd: ‘U heeft zich eigenlijk aan
alle regels van dat gedoogbeleid gehouden en dat is dus niet strafwaardig.’

VG: Doede de Jong verbouwt al hennep vanaf 1990. Biologisch, zonder lampen en een
paar eigen kassen. Zestien jaar werd hij gedoogd; kortgeleden werd-ie aangepakt.

VG: U heeft nooit iets met criminaliteit of …

DdJ: Nee, nee … Ik heb …

VG: U leverde gewoon aan een of twee coffeeshops …

DdJ: Aan één coffeeshop.

VG: En het is, voor u is het een principezaak.

DdJ: Absoluut, ja. Kijk, ik vind het natuurlijk waanzin dat je wel mag verkopen en niet ver-
bouwen. Iedereen die een beetje normaal verstand in zijn hoofd heeft, die heeft wel in
de gaten dat het kletskoek is en dat dat niet kan.

VG: Doede kent het kwekersechtpaar uit Bierum. Hij is meer dan blij dat zij geen straf
krijgen opgelegd. Op een belastingprobleem na opereert hij ook zo: openlijk, zonder
overlast te veroorzaken, zonder crimineel gedoe. De rechters in Groningen over het
Bierumse echtpaar:

FJ: Je kan deze kwekers in dit geval op één lijn stellen met coffeeshophouders die zich
geheel aan het gedoogbeleid en de gedoogvoorwaarden ook houden.

87 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

VG: Bent u al in hoger beroep geweest?

DdJ: Nee, dat komt, dat moet nog voorkomen.

VG: Het komt nog in hoger beroep?

DdJ: Ja, precies.

VG: Vindt u de uitspraak van vandaag dan, of van deze week, bemoedigend?

DdJ: Ja, absoluut.

VG: Is het een doorbraak?

DdJ: Absoluut, dat zie ik wel zo.

VG: Waarom? Waarom?

DdJ: Nou, omdat, zij heeft nou natuurlijk in feite deze mensen niet veroordeeld en daar-
mee … de achterdeur zeg maar minimaal al op een kier gezet.

VG: U zegt ‘zij’, het was een vrouwelijke rechter?

DdJ: Ja, en ook een vrouwelijke, die had ik dus ook, alleen ik vond, die rechter in mijn geval,
functioneerde als een werktuig van het OM en dit was een ir… een rationele rechter
die gewoon de moed had om eens een keer stelling te nemen tegen het OM.

TV: Het is een uitspraak die niet geheel op zichzelf staat. Het is een uitspraak die meegaat
op een golf van uitspraken over het coffeeshopbeleid. Veel rechters hebben zich in de
afgelopen twee jaar uitgelaten over de achterdeur van de coffeeshop en hebben in het
geval van coffeeshops de aanvoer niet langer willen vervolgen of die hebben dat niet
langer willen bestraffen. Deze zaak die zet dat voort en die betrekt daar nu voor het
eerst de teelt voor de coffeeshops bij.

DdJ: Maar het wordt ondertussen wel in de coffeeshops verkocht. Daar wordt belasting op
geheven, dus zegt de Hoge Raad: winst gemaakt in een coffeeshop is geen crimineel
geld. Dus, en dan gaan ze vervolgens, gaan ze de aanvoer bestrijden die ze gedogen.
Dus in feite lok je de teelt zelf al uit als overheid door dat zo te accepteren, en dan ga
je de aanvoer bestrijden en dan heb je een soort perpetuum mobile, want je creëert
je eigen vijand die je daarna aan het bestrijden bent. En dan worden ondertussen de
consumenten en de kwekers hun belangen, die worden op het altaar van hypocrisie
geofferd. Die zijn de dupe, het zogenaamde zondebokprincipe.

TV: De rechter heeft inderdaad geconstateerd, op een hele zorgvuldige manier, dat de wet
misschien wel wat achterhaald is, en dat het gedoogbeleid op dat punt moet worden
herzien.

88 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

VG: Wat een puzzel, hè, zitten we in met z’n allen.

DdJ: Nou, dat komt door, door de regering natuurlijk. Als die, kijk als die VVD nou eens
ging, werkelijk achter hun liberale principes gingen staan, dan was het probleem op-
gelost. Maar dat liberalisme van de VVD en acht stuivers is precies veertig cent op het
ogenblik.

VG: Acht stuivers is precies veertig cent?

DdJ: Het liberalisme van … dat is een uitspraak van mijn vader, hè, van jouw woorden en
acht stuivers is precies veertig cent. Kijk, dat liberalisme van de VVD en acht stuivers is
precies veertig cent.

VG: Het stelt niks voor wilt u zeggen.

DdJ: Precies. Van nul en generlei waarde.

VG: Wij hebben in de studio de heer Depla, burgemeester van Heerlen. Nou, die zal vast
en zeker denken, dan ga ik als gemeente lekker netjes, goedgekeurd door de rechter
eigen wiet kweken.

FJ: Ik kan me voorstellen dat de politiek in deze uitspraak aanleiding ziet om bepaalde
onderdelen van dat beleid te heroverwegen. Maar goed, nogmaals, dat is niet aan de
rechtbank.

89 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 7  Opdracht 15

Hoe werkt het en wat is het?


www.youtube.com/watch?v=J6KrRDSgNrg&index=5&list=PL7F7CDA2E36AD097B
Rijksoverheid
Duur fragment: 6:07 minuten
Geüpload: 1 februari 2011

Het levensverhaal van de Grondwet

Bij dit fragment is ondertiteling beschikbaar. Klik daarvoor op het tweede icoon rechtsonder
in het scherm.

90 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 7  Liedje

www.youtube.com/watch?v=FdYRKp_6bfk

Acda en De Munnik – Cd van jou, cd van mij

Dus ik weet eigenlijk nooit echt waar ik aan toe ben


Ze tilt me op en ramt me keihard onderuit
’t Is als een schip en we zijn beiden kapitein
Ben je net een beetje leuk weg van de kade
Ben je weg, gaat het anker alweer uit

Ruzie soms om niets, soms om van alles


Zeg jij ‘ja’ dan zegt zij ‘nee’ en andersom
’t Is een nieuw schip en je moet samen leren varen
Maar staan je zeilen eindelijk lekker in de wind (zul je zien)
Gaat het roer meteen weer om

En dan schreeuwt ze en dan zwijgt ze


En ik schreeuw en zwijg naar haar
We gaan hoe dan ook vandaag nog uit elkaar

Cd van jou, cd van mij


Cd van ons allebei
Maar gekregen van m’n moeder
Van mijn moeder dus van mij

Ik doe mijn best, maar ik weet nooit waar ik aan toe ben
Dit huis, een schip en we staan samen op de brug
Ik hou van haar, ik haat ‘r
Ze haat ook veel van mij
Maar kijk je net een beetje leuk uit over zee (en wat denk je)
Zie je de haven alweer terug
En dan schreeuwt ze en dan zwijgt ze
En ik schreeuw en zwijg naar haar
We gaan hoe dan ook vandaag nog uit elkaar

Cd van jou, cd van mij


Cd van ons allebei
Maar gekregen van m’n moeder
Van mijn moeder dus van mij
(2x)

dus van mij, dus mij, dus van mij, dus van mij, dus van MIJ

91 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 8  Opdracht 5

Doping voor het brein


www.npowetenschap.nl/programmas//de-kennis-van-nu-tv//onderwerpen//2014//
maart//doping-voor-het-brein.html
NPO Wetenschap
Duur fragment: 10:16 minuten (het fragment start automatisch bij 6:20 minuten en het on-
derwerp duurt tot 16:36 minuten)
Duur uitzending: 25:32 minuten
Datum uitzending: 30 maart 2014

André Kuipers (AK):


Iedereen wil wel slimmer zijn of sneller en beter kunnen leren. Door de eeuwen heen
hebben mensen van alles daarvoor gedaan: mediteren, veel sporten, bepaalde voe-
ding, of zelfs pillen slikken, zoals ritalin. Of natuurlijk cafeïne. Veel mensen drinken
koffie om langer wakker te blijven en zo beter te kunnen leren. Maar er is ook iets
nieuws: tDCS. Hierbij stuur je stroom, elektriciteit, door de hersenen heen. En dit zou
het leren kunnen verbeteren.

TDCS, ofwel stroom door je brein. Ik wil weten wat het is, of het werkt en of het niet
gevaarlijk is.

In de ruimte moest ik soms ook uren achter elkaar presteren. Ik kon dan modafinil
gebruiken, een stimulerend middel om alert te blijven. Ik drink liever thee, maar mijn
collega’s konden ook gewoon een kop sterke koffie zetten.

Omdat ik nog steeds allerlei tests voor de Europese ruimtevaartorganisatie ESA moet
doen, mag ik niet experimenteren met tDCS. Daarom heb ik Diederik meegenomen,
als proefkonijn. We zijn op weg naar neuropsycholoog Dennis Schutter. Hij onder-
zoekt de werking van tDCS.

tDCS staat voor Transcranial Direct Current Stimulation, ofwel gelijkstroomstimula-


tie. Diederik krijgt twee elektroden op zijn hoofd en die worden met een geleidingsgel
aangebracht. Eigenlijk is het niet veel meer dan een batterij, stroomdraad, twee elek-
trodes en een schakelaar. De ene elektrode is negatief geladen en de andere positief.
Wanneer de elektrodes op het hoofd zijn geplakt en de schakelaar wordt omgezet,
stroomt elektriciteit van de batterij via de hersenen van de ene naar de andere elek-
trode. Afhankelijk van waar je de elektrodes plaatst, stimuleer je een bepaald hersen-
gebied.

Dennis Schutter (DS):


En wat je dan eigenlijk kunt doen, is dat je dus die hersencellen flexibeler kunt maken
waardoor ze ook gemakkelijker informatie doorgeven naar andere hersencellen, waar-
door eigenlijk het brein beter gaat werken.

Dus hij zit op 4 volt, staat er nu op je hoofd.

92 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Diederik Jekel (JK):


Ik voel het een heel klein beetje tintelen, maar ik weet niet of dat komt omdat ik ze-
nuwachtig ben, weet je wel, en dan …

DS: Hij is nu maximaal.

AK: In ons brein zitten miljarden zenuwcellen die met elkaar communiceren door elek-
trische stroompjes aan elkaar door te geven. Met elektriciteit van buitenaf kun je dit
proces stimuleren.

DS: Waar voel je het?

DJ: Ja, Mi-midden op mijn hoofd, en daar, daar, alsof je een beetje zeurderige spierpijn
daar hebt of zo.

DS: Het zou niet pijnlijk moeten zijn.

DJ: Nee, het is niet pijnlijk, het is, is …

AK: Je hersenen zelf hebben geen gevoel. Dus je voelt gewoon de spieren zelf, aan de bui-
tenkant, voel je ook.

Diederik krijgt een stel complexe puzzels voorgelegd, waar hij zich verbazend goed
doorheen slaat. In het echte onderzoek heeft een groot aantal proefpersonen dezelf-
de taak gekregen. En daaruit blijkt dat proefpersonen beter scoorden met tDCS dan
zonder.

DJ: Ik heb wel het gevoel dat ik meer erbij betrokken was of zo. Het is natuurlijk heel
moeilijk, het is maar één momentopname natuurlijk.

AK: Maar leidde het niet af? Dat zijn best lastige testjes.

DJ: Het, het zijn best lastige testjes, alleen, je bent wel, ja, het lijkt wel alsof je meer gefo-
cust bent.

AK: De oude Romeinen wisten al dat elektriciteit op het hoofd een gunstig effect kan heb-
ben. Wanneer iemand hoofdpijn had, kreeg hij het advies om een torpedovis op zijn
hoofd te leggen. Die genereert van nature elektrische schokjes. In de achttiende eeuw
werd door Giovanni Aldini en Alessandro Volta elektriciteit gebruikt voor de behan-
deling van patiënten die leden aan melancholie. Vanaf de jaren veertig van de vorige
eeuw werd in de psychiatrie elektroshock toegepast. Met een hoog voltage werden de
hersenen gereset en zelfs delen van het geheugen compleet gewist. Maar elektroshock
kreeg een slecht imago en werd een tijdlang nauwelijks meer toegepast. De laatste
jaren zijn er verfijndere manieren om met elektriciteit te werken op en zelfs in de her-
senen, bijvoorbeeld met deep brain stimulation. En nu is er dus ook tDCS. Dat is juist
een heel simpele manier om je hersenen te stimuleren.

93 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Sterker nog, op internet wemelt het van de knutselaars die zelf een tDCS bouwen om
hun brein te boosten. Om beter te kunnen gamen, beter te kunnen leren of gewoon
voor de kick. Diederik gaat er ook een bouwen. Op internet zijn er tal van gebruiks-
aanwijzingen te vinden.

DJ: En dit is de truc: een condensator. En wat het mooie is, die zorgt ervoor dat het lang-
zaam de stroom naar binnenkomt en niet ‘tak’ door je hoofd heen gaat.

AK: Ondertussen ga ik naar de medische wereld, waar voorzichtig met tDCS geëxperimen-
teerd wordt met mensen met Alzheimer, een depressie of een hersenbeschadiging.
Ik ben in Rotterdam, bij het Rijndam revalidatiecentrum. Daar ontmoet ik Mario van
Deursen. Mario kreeg vier maanden geleden een beroerte.

Mario van Deursen (MvD):


In het begin kon ik helemaal niet meer spreken, en ja, nu gaat het iets beter gelukkig.
Dus ja.

Mieke van de Sandt (MvdS):


Rechts is de kathode. Het is de bedoeling dat daar stimulatie plaatsvindt, maar het
moet ook ergens heen.

AK: Zit de stroom er al op?

MvdS: Nu.

AK: Ah, nu zit de stroom erop. Voel je daar iets van?

MvD: Nee.

AK: Helemaal niet.

MvD: Nee.

Vrouw: Tien nieuwe woorden vandaag.

AK: Mario kreeg een beroerte in zijn linkerhersenhelft, in het gebied van Wernicke, dat
verantwoordelijk is voor taal. Een plek van zo’n drie centimeter is beschadigd, en daar-
door heeft hij afasie. Dat betekent dat hij moeite heeft met het vinden van woorden
en het uitspreken ervan.

Mario moet de onderwerpen benoemen die hij op papier ziet. Terwijl hij nadenkt,
wordt een deel van het taalnetwerk dat niet beschadigd is, gestimuleerd met tDCS.

AK: Het is net alsof je gewoon een hele nieuwe taal moet leren. Ik … Als ik er zo naar luister
en kijk, is het net alsof ik voor mezelf … als ik Russisch leer, dan maak je ook andere klan-
ken, maar dat is een andere taal. Dus ik herken het heel erg. Maar dit is je eigen taal.

94 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

MvD: Ja, dat klopt, ik moet weer naar school eigenlijk hiervoor, om dit te doen, ja.

AK: Ondertussen is Diederik al een behoorlijk eind op weg met het in elkaar zetten van
zijn doe-het-zelf-tDCS. Ook de geleidingsvloeistof wordt helemaal zelf gemaakt. En
dan, het moment suprême: zou het echt werken?

DJ: Het moment van de schakelaar … Het is wel spannend, want ik weet helemaal niet
hoeveel weerstand er op dit moment op mijn hoofd zit. Dus ik ga even met een wat
rustige setting beginnen en kijken hoe dat gaat lopen. Ik heb een stroommeter, dus ik
weet wanneer het gevaarlijk wordt, en nou ja, ik zet gewoon eerst de schakelaar aan.
En dan voel ik dezelfde hele lichte tinteling die ik ook in het lab voelde.

AK: Diederik heeft de gamer Ken Harmsen bereid gevonden om proefkonijn te zijn. Ken
is een paar jaar geleden tweede geworden bij de World Cyber Games. Speelt hij met
tDCS nog beter?

DJ: Ik zet hem eerst zachtjes en dan kunnen we altijd later hem nog wat harder zetten.
Ben je er klaar voor?

Ken Harmsen (KH):


Ik ben er klaar voor.

DJ: Vind je het spannend?

KH: Tuurlijk.

DJ: All right. Ik zet hem aan.

AK: Bij Mario lijkt tDCS effect te hebben. Zijn hersenen reorganiseren zich onder invloed
van stroom beter, zo meent klinisch taalkundige Mieke van de Sandt.

MvdS: Als je nou dat stroompje toedient, dan maak je de cellen gevoeliger voor informa-
tieoverdracht, en als je dat nou net in dat taalnetwerk doet, dan hoop je dus dat dat
taalnetwerk zich gemakkelijker reorganiseert doordat alle cellen die in aanmerking
komen ook bereikt worden.

AK: In deze grafiek is te zien dat Mario tussen week 5 en 6 en tussen week 9 en 10 tDCS
heeft gehad. Dat zijn precies de weken waarin zijn spraak enorm vooruitging. De voor-
uitgang zonder tDCS gaat trager.

MvdS: Dus eigenlijk is het een soort hulpmotortje; we duwen een beetje extra, we maken de
cellen meer gevoelig voor die oefeningen die we aan het doen zijn.

Vrouw: Wat ga je ermee doen? Je kan ermee … zwemmen. En dat doe je met een …

Mario: Ehm, met een zwem … broek.

95 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

AK: Is het een beetje bekend wat er op celniveau gebeurt door die stroompjes?

MvdS: Ja, uit dieronderzoek blijkt dat er een bepaald eiwit vrijkomt en dat is een eiwit wat
heel belangrijk is voor de plasticiteit in de hersenen, maar ook voor groei van de her-
senen. Dus we denken dat dat invloed heeft op de reorganisatie in het brein. Het is
onlangs ook bekend geworden dat dat eiwit zelfs ook bij hardlopen extra vrijkomt in
de hersenen.

AK: Terug bij Diederik en Ken. Ken had zonder tDCS slechts zevenendertig kills. Met de
zelfgebouwde tDCS van Diederik zijn dat er ineens vijftig. Hij heeft het spel inderdaad
beter gespeeld. Dus, in plaats van cafeïne, ritalin of andere middelen lijkt het erop dat
je ook tDCS kan gebruiken om beter te kunnen presteren.

Voor mensen met hersenletsel ziet het ernaar uit dat het een prachtig hulpmiddel is
bij het herstel, en dat is natuurlijk een hele goede ontwikkeling.

96 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 8  Opdracht 12

Daan Roosegaarde
www.youtube.com/watch?v=8VTwLcr1Vwo
Zomergasten (VPRO)
Duur fragment: 5:21 minuten
Gepubliceerd: 3 september 2013

Daan Rossegaarde (DR):


[…], we transformeren de wereld, radicaal.

Wilfried de Jong (WdJ):


Maar onze lichamen passen zich dus ook aan aan de techniek …

DR: Ja.

WdJ: … zou je kunnen zeggen.

DR: Ja, ja, ja, daar zijn we heel goed in als mens.

WdJ: Ja, kunnen we veel aan, meer dan we denken?

DR: Ja.

WdJ: Geef nog eens een voorbeeld.

DR: Ja, dat is allemaal niet zo eng. Nou ja, de trein, eerste trein, toen mensen daarop stap-
ten, als testers, moesten ze overgeven, want het lichaam had zoiets van ‘uugh’ en nu
hebben we daar geen last meer van. Dus we evolueren mee, en we verlangen er ook
steeds meer van, we verwachten er ook steeds meer van en dat is natuurlijk een hele
spannende.

WdJ: Maar is het ook zo dat als je, als je, hè, we begonnen net met de telefoon in 1999, die
hebben we nu dertien, veertien jaar aan ons oor zitten, of in een oordopje, betekent
dat dan ook dat ons oor verandert, ons gehoor verandert, betekent het dat onze her-
sens daardoor veranderen?

DR: Onze hersens veranderen, ja natuurlijk.

WdJ: Ongetwijfeld.

DR: Ja, natuurlijk, wat denk jij dan, ja.

WdJ: Wat dan, wat denk je? Ik ben geen arts, maar toch, fantaseer er eens over.

97 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

DR: Ja, ik denk dat die beleving heel anders wordt. Weet je, ik … laatst was het eentje, een
uur of een uur ’s nachts, ik lag in bed, te werken op m’n laptop, wat ideeën uit te ty-
pen, en mijn vriendinnetje lag naast me. Een beetje zo half wakker … half slapend, half
wakker een beetje te woelen. En op een gegeven moment, ik was aan het werk, dacht
ik van: o, misschien heeft ze last van … van dat typen, dus ik vraag van: ‘Hé, is het oké
eh, kan je ervan slapen?’ En ze draagt zich … draait zich zo heel mooi loom naar me
toe om en zegt van: ‘O nee, ik vind het juist wel lekker, het is alsof ik in een soort tent
slaap, het is een soort digitale regen.’ Ja, dat vond ik zo gaaf!

WdJ: Kortom, haar manier van in slaap vallen was gekoppeld aan het geluid van het tikken
van jou.

DR: Ja, dat is zo mooi. Weet je, ze begreep het gewoon.

WdJ: Dat is zo mooi. Dus als je haar lekker wilt laten slapen, moet jij tikken.

DR: Nou, toen heb ik daarna weer de laptop dichtgedaan.

WdJ: En is zij de hele nacht wakker gebleven.

DR: Nou, haha … Ehm, ehm, ehm, maar emh, die ja, die beleving verandert, is, is dat vaag
als ik dat zeg?

WdJ: Nee, helemaal niet, nee, het is mij heel duidelijk, ja ja. Wat ik ook nieuwsgierig naar
ben, is, kijk, als je dit ziet, dit is ook mechanisch gezien zo ontzettend mooi, dit is zo’n
ontdekking, denk ik, als je dit doet, de roltrap … eh …

DR: Ja, en die mens en machine, dat is Leonardo da Vinci al … in zijn tekeningen toonde
… die willen iets met elkaar, die willen met elkaar versmelten. Je, je wil dingen maken
om jezelf te versterken. Waarom neem je een vlieger mee naar het strand, weet je wel?
Omdat je dat landschap wil ervaren. Je gebruikt …

WdJ: Je wil wind voelen, misschien.

DR: Ja, dus we maken, vanaf dag één maken we dingen om ons meer mens te voelen, hè.
We hebben kampvuur ontwikkeld om, in de prehistorie om eten, om verhalen te
vertellen, om warm te blijven. Het wiel is eigenlijk een verlengstuk van onze benen,
de contactlenzen een verlengstuk van onze ogen. En we zijn nog niet tevreden, we
bouwen grotere netwerken, world wide web, Facebook, LinkedIn. We gaan ze voeden
met onze emoties, met onze dromen, met onze hoop. En nu zitten we eigenlijk in een
fase dat, dat, dat de techniek niet meer een soort verlengstuk van ons is, maar dat we
ernaar gaan luisteren. Onze Facebookstream bepaalt op een raar soort manier mijn
geluksgevoel. Hè? Of we bepalen of er terrorisme is ja of nee, of de beurs goed gaat ja
of nee. Dus dus dus, dat is toch raar, want vroeger maakten we het voor onszelf, en
nou gaan we hè van hè, het was toch van ons, of zoiets. Dus we zitten in een hele rare
fase die hier begon, maar dat is steeds meer in elkaar gegroeid, dat is steeds meer hy-
bride geworden.

98 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

WdJ: En is het nou zo dat, sommige mensen zijn bang voor …

DR: Ja.

WdJ: … techniek hè, wat er komt voor machinerie of dingen die we niet begrijpen.

DR: Nou, en terecht.

WdJ: En terecht, ja? Maar je zou ook kunnen … het zelfvertrouwen kunnen hebben, als je
naar Philippe Starck kijkt, die zegt, ja, we zijn halfweg, we zijn vierenhalf miljard jaar
onderweg, er komen nog, rustig aan, er komen nog vierenhalf miljard … dat redden
we ook wel.

DR: Ja, kijk, ik, we kunnen alle kanten uit. Dat is het toffe. We kunnen een George Or-
well-scenario uit, waarin je zegt ‘techniek wordt gebruikt om menselijk gedrag te re-
duceren, om te domineren, overheid luistert ons af, Big Brother’, hè, maar je hebt ook
het Leonardo da Vinci-scenario, waarin we leren vliegen, waarin we ons leren genezen.
En die twee uitersten, dat gaan jij en ik, dat gaan we met z’n allen bepalen. Dus het is
voor mij veel meer …

WdJ: En die wedstrijd die wordt ooit een keer beslecht, denk jij?

DR: Nou, dat weet ik niet.

WdJ: Of denk je dat het altijd zoals communicerende vaten met elkaar op zal blijven gaan
die komende vierenhalf miljard jaar.

DR: Dat weet ik niet.

WdJ: Nee.

DR: Ik, dat weet ik niet. Ik, ik, en weet je, ik kan nu ook allerlei uitspraken gaan doen over
hoe de wereld er over vijftig, zestig jaar uitziet, ja, dat is leuk, dat kan jij niet checken,
ben jij waarschijnlijk dood, dus ja, ja, ja, dat is niet zo interessant. Ik vind het veel span-
nender om het over de komende twee tot drie jaar te hebben.

WdJ: Ja, ja.

DR: Maar dat spanningsveld … wat ik probeer alleen maar te zeggen is, het is niet iets af-
standelijks, het is niet iets van een stelletje whizzkids …

WdJ: Nee.

DR: … in een zolder, dit zijn wij. Dit is onze cultuur, weet je wel. Dit, dit, dit kan je gebrui-
ken om, om, om, om tot nieuwe inzichten te komen. En dat is iets fascinerends. Dus,
dus ik zou dat juist eerder omarmen dan er bang voor zijn.

99 van 138
Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

WdJ: Ja, ehm.

DR: Of, of of, b…, b…, b…, ehm, sluit jij het uit, of, of, of … want ik…?

WdJ: Nee, ik ben helemaal niet bang. Ik geloof, ik geloof …

DR: Maar jouw racefiets is ook tech.

WdJ: Ik geloof enorm in de vooruitgang en in innovatie, dus ik ben helemaal niet bang.

DR: Misschien ben ik naïef daarin, maar ja, dat zal dan wel. We zullen het zien.

WdJ: We komen er zo nog op, denk ik, hehe.

100 van 138


Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Transcript bij hoofdstuk 8  Liedje

www.youtube.com/watch?v=w0aZ42Ut7-c

Wende Snijders – De wereld beweegt

De wereld beweegt, ze duwt en ze trekt


Ze zingt en ze zaait
Ze deint en ze draait
De wereld beweegt, ze zuigt en ze blaast
Ze gromt en ze graait
Ze deint en ze draait
We draaien mee
We graaien mee
We grijnzen en we gieren mee
We gaan vooruit, met volle kracht en
Wie niet lachen kan moet wachten

De wereld beweegt, ze verleidt, ze verdwaalt


Ze verlicht, ze verdraait
Ze preekt en ze paait
De wereld beweegt, ze hoert en ze sloert
Ze steekt en ze naait
Ze slikt en ze boert
We draaien mee
We zwaaien mee
We zwieren en we zwalken mee
We tollen rond op hoge poten
Wie niet dansen kan moet hopen
En wie niet dansen kan moet hopen

De wereld beweegt, ze brandt en ze braakt


Ze spuugt en ze kraait
Ze licht en ze laait
We draaien mee
We zwaaien mee
We zwieren en we zwalken mee
We splijten zeeën dwars door midden
Wie niet zwemmen kan moet bidden
En wie niet zwemmen kan moet bidden

101 van 138


Docentenhandleiding – Transcripten – bij Nederlands naar perfectie

Er vallen mensen uit de hemel


Zet de vangnetten uit
Er vallen mensen in het water
Zet de vangnetten uit
Leg je blote handen open
Krom ze rond tot holle kommen
Daar komen de mensen uit de hemel
Leg je blote handen open
Krom ze rond tot holle kommen
Leg je blote handen open
Haal die mensen uit het water
Leg je blote handen open
Laat ze niet liggen en verdommen

De wereld beweegt, ze duwt en ze trekt


Ze zingt en ze zaait
Ze deint en ze draait
We draaien mee
We graaien mee
We grijnzen en we gieren mee
We gaan vooruit met volle kracht
We draaien door uit alle macht
We tollen rond en klimmen op
Maar wie vangt, wie zwemt, wie bidt, wie sust, wie kust, wie blust, wie draagt, wie helpt, wie
wacht?

102 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 1 bij hoofdstuk 1  Tekst 1

Mirjam Ernestus – “Als je authentiek wilt klinken, moet je wat slordig


­spreken” (deel 2)

In het eerste deel van het artikel werd verteld over Mirjam Ernestus’ onderzoek naar ‘gereduceer-
de’ spreektaal. Een fenomeen dat in elke taal voorkomt en voor de moedertaalsprekers geen pro-
bleem vormt, maar voor mensen die pas na hun kindertijd een taal leren wel problematisch is.
Ernestus onderzocht of er patronen zijn te herkennen bij het inslikken van gesproken taal. De fre-
quentie van een woord blijkt belangrijk te zijn. Naarmate een woord vaker voorkomt, wordt het
eerder verkort (‘de’ en ‘het’ → ‘d’ en ‘t’). Ook minder frequente woorden worden gereduceerd als
ze in een gesprek vaker voorkomen. (Als voorbeeld werd het woord ‘wedstrijd’ gebruikt.) Naast de
frequentie is ook de context belangrijk; hoe vaker een bepaalde combinatie voorkomt, hoe eerder
er reductie optreedt (voorbeeld: ‘kinderen spelen’). Nu volgt de rest van dit artikel:

Tondeuse
De context beïnvloedt dus de uitspraak. Maar het waarnemen of verstaan van gereduceer-
de vormen heeft ook invloed op het interpreteren van woorden in de context. Om dat te
demonstreren schrijft Ernestus een Frans zinnetje op het bord: ‘Sur la pelouse y a la tondeu-
se.’ “Nederlanders leren het derde woord in die zin als ‘pe-Iouse’, met een duidelijke uh-klank
tussen de p en de l. Een Fransman spreekt het echter vaak uit als ‘ploes’. Zoals ook peloton uit
Franse mond klinkt als ‘ploton’. De grap van het zinnetje is dat het laatste woord, tondeuse,
verschillende betekenissen heeft. Doordat een Franse luisteraar de uitspraak ‘ploes’ feilloos
koppelt aan de betekenis ‘gazon’, weet hij ook meteen dat het woord tondeuse in deze context
niet ‘scheerapparaat’ betekent, maar ‘grasmaaier’. Als je het woord pelouse niet goed verstaat
omdat je de gereduceerde vorm niet kent, heb je waarschijnlijk meer moeite met het interpre-
teren van de hele zin. In experimenten gebruiken we dit soort zinnetjes om aan te tonen hoe
belangrijk het is om ook gereduceerde vormen te leren verstaan.”

“Wat we eigenlijk willen weten, is hoe moedertaalsprekers én late leerders, zoals Nederland-
se studenten Frans, woorden opslaan in hun geheugen en hoe zij die woorden terughalen,
oftewel verstaan. Dankzij de experimenten komen we er langzamerhand achter dat mensen
niet zozeer één basisvorm in hun mentale lexicon hebben. Hoe dat lexicon eruitziet, weten
we nog niet. De gangbare opvatting, die stamt uit de jaren zestig van de vorige eeuw, is dat
er één basisvorm van bijvoorbeeld het woord hond is. Als iemand een variant van dat woord
hoort, zou het brein vanuit die basisvorm de variant ‘berekenen’ die gehoord wordt door daar
fonologische regels op toe te passen. Dat beeld ontstond naar analogie van de computer. Die
kon destijds weinig opslaan maar fantastisch rekenen. Nu neig ik ertoe om te denken: er zijn
verschillende vormen in ons brein opgeslagen, zoals hond, hondje en honden, mét uitspraakva-
rianten. De opslag en het weer ophalen berust op onze ervaring met die varianten en verloopt
niet via abstracte regels die we op een basisvorm toepassen.”

Polygoon-journaal
Reductie is volgens Ernestus een verschijnsel dat in vrijwel alle talen voorkomt. Maar gebeurt
het tegenwoordig ook meer? Een veelgehoorde klacht van oudere mensen is dat de Neder-

103 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

landse jeugd zo snel én slordig spreekt. Is die klacht terecht? Hebben jongeren de neiging om,
net als in sms-taal, in hun spreektaal van alles weg te laten? Ernestus: “Ouderen hebben meer
moeite met verstaan. Ten eerste hebben ze meer volume nodig om goed te kunnen verstaan.
Verder zijn ouderen minder goed in het verwerken van het signaal. Tot slot zijn ouderen ook
trager in het verwerken van nieuwe informatie. Ik weet daarom niet of de klacht over het slor-
dige spreken van de jeugd gegrond is. Wat wél klopt: jongeren spreken wat sneller. Misschien
is dat iets van alle tijden. Maar dat betekent niet logischerwijs dat zij slordiger zijn. Er is door
de Universiteit van Amsterdam ooit een experiment gedaan met Philip Bloemendal, ooit de
karakteristieke stem van het Polygoon-journaal. Ze lieten hem sneller spreken, maar uit het
onderzoek bleek dat hij dat kon zonder zijn spraak te reduceren.”

De uitspraak van het Nederlands verandert langzamerhand. Is onze manier van reduceren te-
genwoordig ook anders dan vroeger? “Ja en nee”, zegt Ernestus. “Nee, als het gaat om woorden
als postbode. Dat woord heeft een opeenhoping van medeklinkers: de s en de t, gevolgd door
een b. Bij de b sluiten we onze mond, maar bij de voorafgaande t moet die juist open zijn. Pro-
beer maar eens een t met je mond dicht uit te spreken, dat lukt je niet. Het gevolg is dat die t
wegvalt: postbode klinkt altijd als ‘posbode’. Dat was vroeger zo en dat is nog steeds zo.”

Eliza Doolittle
“En ja, woorden worden in de loop der tijd steeds korter, vooral als ze hun betekenis verlie-
zen. Natuurlijk betekent oorspronkelijk ‘zoals in de natuur’, nu betekent het ook ‘vanzelfspre-
kend’. Doordat het idee ‘natuur’ niet meer zo duidelijk aanwezig is in natuurlijk in de betekenis
‘vanzelfsprekend’, kan het woord gemakkelijk gereduceerd worden tot ‘tuuk’. Zouden we geen
schrift hebben, dan zou het woord natuurlijk in de betekenis van ‘vanzelfsprekend’ zelfs hele-
maal in tuuk kunnen veranderen.”

Reduceren kan verschillende functies hebben in de conversatie. “Niets is zo vervelend als


luisteren naar iemand die iets vertelt wat je allang weet. Daarmee schendt de spreker een
conversatieregel. Stel dat jij weet dat ik elke dag naar mijn werk fiets. Ik begin een verhaal met
‘Ik fietste vandaag naar mijn werk.’ Dan overtreed ik die regel en ben ik jouw aandacht kwijt.
Maar als ik zeg ‘Ik fietste vandaag dus naar mijn werk’, ligt de zaak anders. Met dus geef ik aan
dat ik weet dat jij weet dat ik ben komen fietsen, want dat doe ik elke dag. Daarnaast wek ik
de verwachting dat ik iets bijzonders ga vertellen over wat op weg naar mijn werk is gebeurd.
In zo’n geval reduceer je dus tot ‘tus’ (zonder trilling van de stembanden). Maar als je dus
gebruikt bij het trekken van een conclusie, dan reduceer je meestal niet. Ook met het woord
eigenlijk zien we dat de mate van reductie afhankelijk is van de functie. Met eigenlijk kun je
zowel jezelf als een ander tegenspreken. Hierbij geldt dat je minder reduceert als je iemand
anders tegenspreekt.”

Dan komt Ernestus met de stelling dat reductie nóg een belangrijke sociale functie heeft. “Een
zin met volle varianten klinkt onnatuurlijk. Er is een mooie scène in de musical My Fair Lady.
Op zeker moment komt hoofdpersoon Eliza Doolittle op een feestje en raakt daar aan de
praat met een Hongaarse taalkundige. Die gelooft niet dat zij Engels is. ‘Daar praat je veel te
netjes voor’, zegt hij. Met andere woorden: als je authentiek wilt klinken, moet je wat slordig
spreken.”

104 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Ontwapenend enthousiast
Mirjam Ernestus (1969) kwam via een grote omweg (studie Frans, studie scheikunde) in de
psycholinguïstiek terecht. Daar ontdekte ze dat taalonderzoekers nauwelijks belangstelling
hebben voor de échte spreektaal, waarin we ‘daak’ zeggen als we ‘dadelijk’ bedoelen. Sinds
die ontdekking is ze gegrepen door het fenomeen ‘reductie’. Meer kennis over het spreken
en verstaan van gereduceerde vormen kan volgens haar duidelijk maken hoe het brein met
taal omgaat.

Afgelopen jaar kreeg ze twee beurzen van elk 1,5 miljoen euro toegewezen. Het is niet de
eerste keer dat ze in de prijzen valt. “Ik heb altijd veel geluk gehad.” Het ontwapenende
enthousiasme waarmee ze over het vak praat, zal haar ook geholpen hebben. Ernestus kijkt
in haar onderzoek over de grenzen van het Nederlands. Ze volgt niet alleen Nederlandse
studenten Frans, maar ook bijvoorbeeld Spanjaarden en Fransen die Engels leren. Verder is
ze betrokken bij de toepassing van de resultaten in het talenonderwijs. “Het onderzoek kan
er óók voor zorgen dat de techniek van automatische spraakherkenners verbetert. Een dic-
tafoon doet 95 procent goed, maar zodra het normale spraak wordt, gaat het mis.”

De sleutel ligt volgens Ernestus in de aanpak via voorbeelden. “Voorbeelden werken beter
dan regels. Ik heb ooit onderzoek gedaan naar ‘’t kofschip’. Die regel werkt gewoon niet,
omdat de toepassing zo lastig is. Mensen hebben meer aan voorbeelden en contexten.
Maar het geloof in abstracte regels die we in ons geheugen opslaan en weer tevoorschijn
halen als het nodig is, is onuitroeibaar.”

105 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 2 bij hoofdstuk 1 en 3 


Opdracht 19 en 20 / opdracht 22

Evaluatieformulier presentatie

Naam spreker:
Onderwerp:

Opbouw
■■ Is er een goede indeling in inleiding, kern en slot? 1 2 3 4 5
■■ Hoe is het gebruik van structuurwoorden? 1 2 3 4 5
Opmerkingen:

Grammatica
■■ Hoe is de woordvolgorde? 1 2 3 4 5
■■ Worden de werkwoorden goed vervoegd (vorm en tijd)? 1 2 3 4 5
■■ Worden andere woorden goed vervoegd? 1 2 3 4 5
Opmerkingen:

Woordkeus
■■ Is de woordkeus duidelijk? 1 2 3 4 5
■■ Is er voldoende afwisseling in vocabulaire? 1 2 3 4 5
Opmerkingen:

Uitspraak, tempo en vloeiendheid


■■ Hoe is de uitspraak? 1 2 3 4 5
■■ Hoe is het tempo? 1 2 3 4 5
■■ Wordt het verhaal vloeiend en spontaan verteld? 1 2 3 4 5
Opmerkingen:

Punten Totaal: / 10 × 2 =

Wat ging goed?



Wat kan beter?

Positief samengevat:

106 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 3 bij hoofdstuk 1  Liedje


De Kast – Woorden zonder woorden

Nooit gelogen, nooit bedrogen


maar ’t is anders dan voorheen
Wel als maatjes door een deur
maar minnaar zonder kleur ik voel me zo alleen

Lege dagen zonder klagen


glijden ongemerkt voorbij
we doen of ze niet bestaan
waar is het mis gegaan voel jij nog iets voor mij

Refrein:
We hebben woorden zonder woorden
en we lezen elkaars ergernissen
en naar elkaars gedachten
hoeven wij allang niet meer te gissen
en de stilte wordt verward met rust
ik mis het vuur waarmee je hebt gekust
kunnen wij het tij nog keren
ik wil je weer als ooit begeren

Al die dromen ons ontnomen


allang vervlogen in de nacht
Is er nog genegenheid
of is er slechts de eenzaamheid
ach ja we slapen zacht

Opnieuw beginnen je weer beminnen


m’n fantasie slaat veel te vaak op hol
er zijn redenen in overvloed
maar we hebben niet de moed
hoe houden we dit vol

Refrein

Maar als de hartstocht is geblust


geef me raad vertel me wat te doen
zal ik ooit nog dromen net als toen
zal ik nog verdrinken in een zoen

Refrein

Maar als de hartstocht is geblust …

107 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 4 bij hoofdstuk 2


Opdracht 18: samenvatting

Beter omgaan met hoogbegaafde leerlingen

Interview met Jan Kuipers

“Vroeger was de zorg vooral op de zwakke leerlingen gericht. Hoogbegaafde leerlingen konden
zichzelf wel redden, was de overheersende opinie. Het aangeboren talent werd als een luxe
gezien, waarin je geen extra tijd hoefde te steken. Bovendien was het een typisch Nederlands
cultuurverschijnsel dat je je hoofd niet te ver boven het maaiveld uit mocht steken. De laatste
tien jaar is onder druk van de ouders het denken over deze groep kinderen radicaal veran-
derd.” Aan het woord is onderwijsadviseur Jan Kuipers (Cedin). Hij begeleidt directies en leer-
krachten in de juiste aanpak van hoogbegaafde leerlingen.

“Want inmiddels staat wel vast dat ook hoogbegaafde leerlingen behoorlijk wat extra aan-
dacht en vooral een eigen benadering behoeven”, weet Kuipers uit ervaring. “Als ze op een
verkeerde manier benaderd worden, kunnen ze zich erg ongelukkig en geïsoleerd voelen.”
Verveling, perfectionisme (inclusief faalangst), onzekerheid en hyperactiviteit zijn veelgehoor-
de problemen. Uit onderzoek blijkt ook dat ze dikwijls te maken hebben met psychosociale
problemen, zoals gepest worden op school, eenzaamheid, overgevoeligheid en een zwakke
sociaal-emotionele ontwikkeling.

In onderlinge samenhang kunnen deze factoren gemakkelijk leiden tot onderpresteren. Kui-
pers: “Onderpresteren lijkt daarmee één van de meest raadselachtige en frustrerende proble-
men van hoogbegaafde leerlingen. Het lijkt wel of ze twee gezichten hebben. Op sommige
momenten zie je de onbegrensde mogelijkheden, een briljante opmerking, een goed door-
dachte visie, maar daarna is het voorbij en wordt er een muur van apathie en onverschilligheid
opgetrokken.”

Niet alleen voor het kind is onderpresteren een grote frustratie, ook voor ouders en leerkrach-
ten is onderpresteren vaak een lastig en moeilijk te hanteren probleem. Hoogbegaafde kinde-
ren hebben vaak twee gezichten. Ze zitten vol passie en zitten als de juiste snaar geraakt wordt
op het puntje van hun stoel. Anderzijds kunnen ze ook zeer lusteloos en doelloos gedrag ver-
tonen en zijn ze soms tegendraads en onbenaderbaar, of juist volledig aangepast en daardoor
onzichtbaar.

Lat hoger leggen


Kuipers stelt onomwonden dat in het basisonderwijs onderpresteren het gevolg is van een
ontoereikend lesaanbod gecombineerd met een te laag ambitieniveau van de ouders en de
leerkrachten. Kuipers: “In de VS en de Aziatische landen ligt de lat veel hoger. Een topprestatie
leveren is daar de normaalste zaak van de wereld. In Nederland, maar ook in de rest van Euro-
pa, zie je zelden dat een school er prat op gaat dat ze het maximale van leerkracht en leerlin-
gen vragen. Daarin zie je nu langzaam maar zeker een kentering optreden, we krijgen steeds
meer aandacht voor talent en prestaties.”

108 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Volgens Kuipers vergt dit echter wel een totaal andere pedagogisch-didactische aanpak van
de leerkracht. Hij weet dat enkel en alleen het creëren van een plusklas geen optie is. “Niet één
onderwijsaanpassing is zaligmakend. Daar zijn de leerlingen nu eenmaal te verschillend voor.
Maar inmiddels is wel duidelijk dat leerkrachten zich veel meer moeten focussen op het leer-
proces en niet zozeer op het aspect van kennisoverdracht. Ze moeten het pedagogische talent
hebben deze kinderen goed te kunnen begeleiden.”

Kuipers benadrukt dat hoogbegaafde kinderen – hij spreekt overigens liever over begaafde,
hoogbegaafde en excellent lerende kinderen – anders denken en leren en dus een totaal an-
dere aanpak nodig hebben. “Het verschil met het traditionele lesgeven is best groot: je moet
deze kinderen bijvoorbeeld leren reflecteren op hun eigen denken en handelen. Je moet ze
planmatig leren werken. Je moet ze leren om het beste uit zichzelf te halen. Waarbij succes én
falen hoort. Je moet ze triggeren en motiveren, ze laten inzien dat het leveren van prestaties
moeite en discipline vergt. Veel hoogbegaafde kinderen kunnen de slag van leren-met-twee-
vingers-in-de-neus naar leren-dat-moeite-kost maar moeilijk maken. Ook veel leerkrachten
vinden deze verandering in didactische aanpak heel lastig, maar mijn ervaring is ook dat zij die
draai wel kunnen maken.”

De juiste omgeving
Volgens Kuipers moet een leerkracht beseffen dat hoogbegaafde leerlingen tachtig tot negen-
tig procent van de basisstof die in een instructieles wordt aangeboden, binnen vijf minuten
beheersen. Het gevaar van desinteresse en demotivatie liggen levensgroot op de loer. “Een
leerkracht die hier bewust mee bezig is stimuleert daarom grotere denk- en verwerkingsstap-
pen, biedt andere, vervangende leerstof aan. Dat moet regel zijn en geen uitzondering. Wie bij
een onderpresterende leerling de motor weer op gang wil krijgen, zal zich heel gericht moe-
ten bezighouden met de motivatie van het kind. Het blijkt dat hoogbegaafde kinderen erg
veel baat hebben bij het zelf kiezen van de onderwerpen. Daar moeten ze een of twee uur per
week zelfstandig aan mogen werken”, aldus Kuipers. De onderzoekers Philips en Lindsey noe-
men dit de x-factor, de sleutel tot presteren, waarbij uitdaging (passende leerstof, samenwer-
ken met gelijkgestemden, eigen onderwerpkeuze, zelfsturing), support (aanmoediging, waar-
dering, reële verwachtingen) en acceptatie (door leerkrachten en medeleerlingen) centraal
staan. Toch onderstrepen zij ook dat uiteindelijk de motivatie van binnenuit moet komen.

Organisatie
Omdat deze extra aandacht in het reguliere onderwijs voor hoogbegaafde kinderen door de
bank genomen een lastenverzwaring voor de leerkracht betekent, stelt Kuipers voor om ‘clus-
ters van slimme kinderen te maken die in een soort plusuur of plusmiddag onder begeleiding
van een leerkracht bovengroeps of zelfs bovenschools opereren’. Hij vindt overigens ook dat
een goede leerkracht binnen zijn eigen lessen allerlei verrijkende opdrachten aan moet bieden.
Volgens hem zijn daar inmiddels voldoende speciale materialen en leerlijnen voor ontwikkeld.
“Ik pleit er niet voor om deze kinderen alleen bij elkaar te zetten. Dat vind ik een verschraling
van het reguliere onderwijs. Maar door ze op gezette tijden extra aandacht te geven, heb je
een prima alternatief. Bovendien denk ik dat het voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling
ook veel beter is als ze deel uitmaken van een heterogene setting. Alleen voor kinderen die een
IQ van 145 of meer hebben, wil ik een uitzondering maken. Door de ‘gewone slimme kinderen’
van een school te halen, verlaag je het hele ambitieniveau van een school. Dat vind ik geen
goede zaak.”

109 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Oorzaken van onderpresteren


Enkele schoolfactoren die de kans op onderpresteren vergroten, zijn:

Een ontoereikende wijze van signalering: aandacht voor (hoog)begaafdheid begint met een
goede wijze van signalering. Begaafde kinderen worden lang niet altijd herkend. Bij een opper-
vlakkige beoordeling wordt bijna de helft van de (hoog)begaafde kinderen onderschat.

Een ontoereikend leeraanbod: het reguliere onderwijssysteem verwacht dat alle leerlingen in
dezelfde tijd, in dezelfde ruimte, dezelfde leerstof kunnen doorlopen om uiteindelijk dezelfde
minimumprestatie te halen. Vijftien procent van de leerlingen spant zich erg in en haalt geen
goede resultaten, met als gevolg demotivatie en weerzin tegen leren. Vijftien procent spant
zich nauwelijks in en behaalt toch een goed resultaat, met soms als gevolg demotivatie en
weerzin tegen leren. In het hedendaagse onderwijs vindt leren plaats in kleine leerstappen met
veel oefeningen. Dit is de geëigende werkwijze van veel leerkrachten en deze werkwijze is voor
veel leerlingen ook uitstekend geschikt. (Hoog)begaafde leerlingen leren echter in grote stap-
pen met weinig oefentijd. Zij kunnen bovendien in minder tijd veel meer en grotere leerspron-
gen maken dan van hen verwacht wordt. Ook dat leidt onherroepelijk tot onderpresteren en
omdat het plezier in het leren ontbreekt, tot verveling, tobberigheid en bezorgdheid.

Te weinig ruimte voor creatief denken: (hoog)begaafde kinderen beschikken naast een hoge
intelligentie vaak ook over een hoge vorm van creatief of divergent denken. Creatieve denkers
zien problemen, zien oplossingen en zien verbanden die anderen niet zien. Hun opvattingen
druisen vaak in tegen de gevestigde opvattingen en worden als zodanig niet positief gewaar-
deerd. Ook de strakke hantering van huidige onderwijsmethodes staat het creatieve proces
van kinderen maar moeizaam toe. Daardoor werken veel scholen de stimulering van creatief
denken eerder tegen dan dat het wordt aangemoedigd, en dit werkt onderpresteren in de
hand.

Te weinig aandacht voor metacognitieve vaardigheden: metacognitieve kennis omvat de


kennis en opvattingen die mensen hebben over hun eigen cognitief functioneren, vaardighe-
den die het leerproces aansturen, zoals plannen en reflecteren (vrij vertaald: nadenken over
het eigen denken). Metacognitieve kennis is noodzakelijk om nieuwe kennis te verwerven. De
leerkracht krijgt in dit kader de rol van coach, waarbij hij zeer individueel en op belangstellen-
de wijze het beste uit de leerling naar boven weet te halen. Overigens zijn lang niet alle (hoog)
begaafde kinderen in metacognitief opzicht vaardig: regelmatig oriënteren deze kinderen zich
te kort op taken, werken ze te snel of vergeten ze bijvoorbeeld het werk na te kijken. Onder-
presteerders zijn hierin juist zwak.

Ontoereikende pedagogisch-didactische kwaliteiten van de leerkracht: het spreekt vanzelf dat


de rol van de leerkracht een belangrijke – zo niet de belangrijkste – factor is voor een succes-
volle ontwikkeling van alle leerlingen. Gedifferentieerd lesgeven wordt in het gehele onder-
wijs als belangrijke werkwijze erkend. Iedere leerling heeft immers zijn eigen leerstijl. Daarom
moeten leraren, om zo effectief mogelijk te onderwijzen, tijdens het lesgeven rekening houden
met aan wie en wat zij onderwijzen. Het doel van de gedifferentieerde klas is actief plannen en
voortdurend elke leerling helpen om zo ver en zo snel mogelijk te vorderen op een leerconti-
nuüm. Voor een juiste begeleiding van (hoog)begaafde leerlingen is het nodig dat de leer-

110 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

kracht in ieder geval erkent dat deze kinderen een andere aanpak vragen. Veel leerkrachten
hebben echter moeite om leerlingen ruimte te geven, ze willen ‘in control’ blijven. Dit uit zich
bijvoorbeeld in de angst om leerstof te schrappen, waardoor het vergroten van de leerstappen
wordt belemmerd. Maar ook veel leerlingen aarzelen om de ruimte te nemen. Ze hebben zich
afhankelijk gemaakt van de controle van de leerkracht. Onderpresteerders waarbij onzeker-
heid speelt, bijvoorbeeld als gevolg van perfectionisme, hebben veel behoefte aan het oordeel
van de leerkracht. Ook de rol van klasgenoten is van invloed; het streven naar aanpassen aan
de groepsnorm is belangrijker dan het streven naar het leveren van hoge prestaties.

Bron: pulseprimaironderwijs.nl
eureka.inos.nl/?q=node/127

111 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 5 bij hoofdstuk 3  Opdracht 9: dictoglos


Productiviteit lijdt onder e-mails en vergaderingen

Uit onderzoek blijkt dat werknemers te veel tijd verspillen aan e-mails en nutteloze verga-
deringen. Dat is een grote zorg voor hr-managers. 37 procent van de ondervraagde mana-
gers geeft aan dat hun medewerkers moeite hebben het stijgende aantal e-mails per dag te
verwerken. 83 procent noemt een deel van de vergaderingen niet productief en daarmee een
verspilling van waardevolle tijd.

Werknemers ontvangen per dag grote hoeveelheden e-mail, en die aantallen groeien alleen
maar verder. De belangrijkste zorg onder hr-managers is dat men niet ongestoord het werk af
kan maken, dat de productiviteit flink afneemt of dat men overladen wordt met onnodige of
irrelevante informatie. Het gebrek aan persoonlijk contact door communicatie via e-mail blijkt
vooral een zorg van vrouwelijke hr-managers.

Een andere zorg van hr-managers is het flinke aantal niet-productieve vergaderingen. Volgens
7 procent van de hr-managers is zelfs meer dan de helft van de vergaderingen onproductief.
De belangrijkste redenen die hiervoor gegeven worden, zijn het gebrek aan besluitvorming
tijdens de vergadering, een slechte voorbereiding van de organisator en de deelnemers en het
gebrek aan een duidelijke focus tijdens de discussie.

Naar: www.intermediair.nl/carriere/doorgroeien/competenties/onderzoek-­productiviteit-
lijdt-onder-e-mails-en-vergaderingen

112 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 6 bij hoofdstuk 3  Opdracht 13:


verwijzen (relatieve bijzinnen) – raadspelletje

proeftijd werkoverleg

duobaan overwerk

functioneringsgesprek functieomschrijving

zwangerschapsverlof sollicitatiebrief

vacature leidinggevende

Secretaressedag faillissement

perforator arbeidsarts

verzuim lunchwandelen

verslag bedrijfsuitje

kopieermachine koffieautomaat

113 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 7 bij hoofdstuk 3 


Opdracht 18: ‘er’ + prepositie als vooruitwijzer

zich ergeren aan overtuigd zijn van

het eens zijn met behoefte hebben aan

zin hebben in uitkijken naar

trots zijn op een hekel hebben aan

houden van gewend zijn aan

moeite hebben met rekenen op

bezwaar hebben tegen tegen iets kunnen

zich bewust zijn van zich verbazen over

letten op benieuwd zijn naar

verantwoordelijk zijn voor op de hoogte zijn van

114 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 8 bij hoofdstuk 3 


Opdracht 19: vergaderquiz (kaartjes)

2 Je bent de voorzitter. Frank heeft nog


1 Welke rollen hebben mensen bij een
niets gezegd. Vraag hem naar zijn me-
vergadering?
ning.

4 Je vindt dat er te lang wordt stilge-


staan bij een bepaald onderwerp. De
3 Wat betekent w.v.t.t.k.? voorzitter reageert niet. Hoe kun je
netjes aangeven dat je graag door
wilt naar het volgende punt?

5 Je probeert je mening te beargumen- 6 Na de vergadering krijgt iedereen een


teren, maar Wanda onderbreekt je. verslag. Hoe wordt dit verslag ge-
Reageer. noemd?

7 De vergadering loopt uit. Je hebt


echter geen ruimte in je agenda om 8 Je bent de voorzitter en je wilt een
bij de rest van de vergadering te zijn. beslissing uitstellen. Wat zeg je?
Wat zeg je?

9 Welke non-verbale communicatie


10 Wat moet er op de agenda van een
gebruik je om te laten zien dat je luis-
vergadering staan?
tert?

11 Er wordt door elkaar gepraat. Wat


12 Geef drie goede vergadertips.
zeg je als voorzitter?

115 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 9 bij hoofdstuk 3  Opdracht 19:


vergaderquiz (overzicht vragen en antwoorden)

1
Welke rollen hebben mensen bij een vergadering?

Deelnemer, voorzitter, notulist.

2
Je bent de voorzitter. Frank heeft nog niets gezegd. Vraag hem naar zijn mening.

Frank, ik heb jou nog niet gehoord. Wat vind jij ervan? Wat is jouw mening hierover?

3
Wat betekent w.v.t.t.k.?

Wat verder ter tafel komt.

4
Je vindt dat er te lang wordt stilgestaan bij een bepaald onderwerp. De voorzitter
reageert niet. Hoe kun je netjes aangeven dat je graag door wilt naar het volgende
punt?

Kunnen we misschien doorgaan naar het volgende punt?

5
Je probeert je mening te beargumenteren, maar Wanda onderbreekt je. Reageer.

Sorry, maar ik was nog niet uitgesproken. Wil je me even laten uitpraten? Mag ik mijn verhaal
even afmaken?

6
Na de vergadering krijgt iedereen een verslag. Hoe wordt dit verslag genoemd?

De notulen.

7
De vergadering loopt uit. Je hebt echter geen ruimte in je agenda om bij de rest van
de vergadering te zijn. Wat zeg je?

Sorry, maar ik moet zo echt weg, want ik heb nog een andere afspraak.

8
Je bent de voorzitter en je wilt een beslissing uitstellen. Wat zeg je?

Ik stel voor dat we hier tijdens de volgende vergadering een beslissing over nemen.

9
Welke non-verbale communicatie gebruik je om te laten zien dat je luistert?

Knikken, oogcontact maken, glimlachen.

116 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

10 Wat moet er op de agenda van een vergadering staan?

Opening, aanwezigen, verslag vorige vergadering, mededelingen en ingekomen stukken, in-


houdelijke punten van de vergadering, rondvraag, w.v.t.t.k., sluiting.

11 Er wordt door elkaar gepraat. Wat zeg je als voorzitter?

Ik geef het woord aan Janine. Wil de rest even naar haar luisteren?

12 Geef drie goede vergadertips.

Zorg ervoor dat het doel van de vergadering duidelijk is.


Bereid een vergadering goed voor.
Houd je aan de agenda en tijdsplanning van de vergadering.
Las op tijd een pauze in.
Vergader staand, dat is efficiënter.

117 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 10 bij hoofdstuk 3


Opdracht 21: agenda vergadering

Agenda vergadering ‘duurzaam imago’ d.d. 13 mei 2015

1 Opening

2 Verslag vorige vergadering

3 Mededelingen en ingekomen stukken

4 Inventarisatie mogelijke maatregelen

5 Prioriteitenlijst

6 Marketingplan

7 Inlichten van medewerkers

8 Financiering

9 Rondvraag

10 Sluiting

118 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 11 bij hoofdstuk 3


Opdracht 23: netwerken

‘Ik ken hier niet zo veel mensen, dus ik wil mezelf graag even voorstellen. Ik ben …’

‘Dus, wat doe jij precies?’

‘Wat heeft jou hier vandaag naartoe gebracht?’

‘Hoe gaat je dag tot zover?’

‘Wat is jouw verhaal?’

‘Ik kan maar niet stoppen met deze hapjes, heb jij ze al geprobeerd?’

‘Hoe heb jij over deze netwerkborrel gehoord?’

‘Wat is het koud / warm hier, hè.’

119 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

‘Ik ben een beetje overweldigd door alle informatie die we hier kregen. Steekt er
voor jou iets speciaals bovenuit?’

‘Wat een prachtige locatie! Ben je hier weleens eerder geweest?’

‘Wat een opvallend nieuws allemaal, hè, deze week?!’

‘Heb je toevallig het nieuws gezien vandaag? Ik heb het gemist, maar ben heel be­
nieuwd wat er gebeurd is met …’

‘Heeft het je veel moeite gekost om hiernaartoe te komen?’

‘Heb je die wedstrijd van gisteren gezien?’

‘Deze netwerkborrels kunnen echt druk zijn. Hier is het wat rustiger, mag ik even
bij jou komen zitten?’

‘We zijn hier allebei alleen in dit hoekje, dus ik zal mezelf maar even voorstellen.’

‘Wat heb je leuke kleren aan!’

120 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

‘Ik probeer nieuwe mensen te ontmoeten in plaats van met bekenden te praten.’

‘Als ik je één vraag niet zou mogen stellen, welke is dat dan?’

‘Ik schrijf een artikel over de beste en slechtste openingszinnen. Heb jij nog leuke
voorbeelden gehoord vandaag?’

Bron: www.intermediair.nl/carriere/werk-en-leven/werk-prive-balans/30-openingszinnen-voor-op-­
de-netwerkborrel

121 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 12 bij hoofdstuk 3  Liedje


De Dijk – Nergens goed voor

En ik heb geen cent te makken


en ik heb nooit een vak geleerd
ik kijk niet uit m’n doppen
en mijn handen staan verkeerd

Ik ben niet moeders mooiste


en ik ben niet al te vlug
en als je mij 25 euro leent
zie je het nooit meer terug

En ik denk niet dat ik ooit verander


want dat duurt bij mij nooit lang
en ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

Laat uren op me wachten


en dan heb ik ook nog geen geduld
denk enkel aan mezelf
en ik geef anderen de schuld

Het is bij mij een zooitje


en ik geef nooit fouten toe
en als je met me vrijt
dan ben ik liever lui dan moe

En ik denk niet dat ik ooit verander


dus daar begin ik maar niet aan
ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

Ja ja ja, da da da
Mmm ja ja ja

122 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Maar ik denk niet dat ik ooit verander


want dat duurt bij mij nooit lang
en ik heb daar ook geen zin in
en ik ben het niet van plan
ik ben nergens goed voor
daar weet jij alles van
maar ik kan van je houden
zoals niemand anders kan

O ik kan van je houden


zoals niemand anders kan
(5x)

Vriendinnen, en vrienden
Dank jullie wel!

123 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 13 bij hoofdstuk 5  Liedje (gatentekst)


Ellen ten Damme – Durf jij

Als ik de dorst drink van het 1

En de tijd slik die je morst


Als ik de lange lege 2

leer begraven in mijn borst


Als ik de honger leer verbijten
Van jouw veel te verre 3

Als ik de dagen stil zal slijten


Die door 4
zijn verstomd

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij

Als ik door distels naar je toe 5

op een brandend pad van grind


Als ik door oerwoud naar je toe sluip
Angstig rillend als een kind
Als ik 6
overzwem
naar het land waar jij verblijft
Als ik de wilde zeeën tem
op een vlot dat 7
drijft

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je blijft?
Durf jij, durf jij

Weer een lied is het oude 8

Wat zal zijn is wat eerder bestond


Voel jouw brand in je hart dan 9
je
Maar de klok tikt
en alles is rond
Ja

124 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

En als je eindelijk zult proeven


wat je niet wist dat bestond
Als jij niets hoeft dan te 10

op de stilte van mijn mond


Als dorst en honger zijn 11

niets dat voortaan nog bestaat


Als jij niet meer van mij 12

Stilte neerdaalt in de straat

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je gaat?
Durf jij, durf jij
me dan te zeggen dat je blijft?

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij
En de klok tikt
en alles is rond

Yeah, nananajaidadadadadadai
Laidaidadadadadada
Daidadadadadadadaidadadai

125 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 14 bij hoofdstuk 5  Liedje


Ellen ten Damme – Durf jij

Als ik de dorst drink van het wachten


En de tijd slik die je morst
Als ik de lange lege nachten
leer begraven in mijn borst
Als ik de honger leer verbijten
Van jouw veel te verre mond
Als ik de dagen stil zal slijten
Die door zwijgen zijn verstomd

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij

Als ik door distels naar je toe kruip


op een brandend pad van grind
Als ik door oerwoud naar je toe sluip
Angstig rillend als een kind
Als ik rivieren overzwem
naar het land waar jij verblijft
Als ik de wilde zeeën tem
op een vlot dat amper drijft

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je blijft?
Durf jij, durf jij

Weer een lied is het oude liedje


Wat zal zijn is wat eerder bestond
Voel jouw brand in je hart dan geniet je
Maar de klok tikt
en alles is rond
Ja

En als je eindelijk zult proeven


wat je niet wist dat bestond
Als jij niets hoeft dan te vertoeven
op de stilte van mijn mond
Als dorst en honger zijn gestild
niets dat voortaan nog bestaat
Als jij niet meer van mij verschilt
Stilte neerdaalt in de straat

126 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je gaat?
Durf jij, durf jij
me dan te zeggen dat je blijft?

Durf jij, durf jij


me dan te zeggen dat je komt?
Durf jij, durf jij
En de klok tikt
en alles is rond

Yeah, nananajaidadadadadadai
Laidaidadadadadada
Daidadadadadadadaidadadai

127 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 15 bij hoofdstuk 6  Liedje


Brigitte Kaandorp – Zwaar leven

Ik heb een heel zwaar leven


Echt heel zwaar
Alles is voor mij ontzettend moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Bij mij gaat nooit eens iets vanzelf


daarom ben ik vaak zo moe
Heel veel dingen zijn zo moeilijk
dat ik ze gewoon niet doe
En doe ik wel een keertje iets,
wordt het heel vaak niet gewaardeerd
En daarom gaan veel andere dingen
automatisch ook verkeerd

Ik kan vaak ergens niet mee helpen


want dan heb ik ergens pijn
Dat vind ik zelf ook heel vervelend
dat ik er dan niet bij kan zijn
Ik sta natuurlijk ook veel liever
altijd voor de mensen klaar
Maar ja ze moeten maar begrijpen
mijn bestaan is heel erg zwaar

Ik heb een heel zwaar leven


Nee, maar echt heel zwaar
Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Ik zeg ook best wel vaak een afspraak


op het laatste moment af
Dan hebben mensen al gekookt, maar ja
ik ben opeens bekaf
Ik vind, ja ze moeten maar begrijpen
dat ik een heel zwaar leven heb
Het is bij hun gewoon vaak vloed
en bij mij gewoon vaak eb

128 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

dan sta ik bij de kassa


Alles moet daar vlug vlug vlug
En dan ben ik iets vergeten
moet ik helemaal terug
Alle mensen moeten wachten
en dat vinden ze niet fijn
Maar ja, dan zien ze ook een keertje
hoe het is om mij te zijn

Ik heb een heel zwaar leven


Echt heel zwaar
Moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk moeilijk
Ik heb echt een heel zwaar leven
Nee, nee, nee maar echt waar
Het leven is voor mij gewoon ontzettend zwaar

Ik neem het leven heus zoals het komt


Maar ja, vaak komt het niet
(Nee, nee)
En dan zit ik maar te wachten
en dat geeft mij veel verdriet
Het geluk wordt heel veel mensen
zomaar gratis toegespeeld
Ik begrijp ook niet dat God de boel
zo ongelijk verdeelt

En straks lig ik op mijn sterfbed


en dan lig ik in mijn graf
En dan denk ik: pff, ’t is zwaar geweest
Gelukkig is het af
En ze zullen bij hun praatjes ook wel zeggen: het is waar
O, wat was het leven van die vrouw
verschrikkelijk zwaar

129 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 16 bij hoofdstuk 7


Opdracht 10: strookjes bij tekst 2

Wij moeten de titel verklaren.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 1 (r. 5-19) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 2 (r. 20-43) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 3 (r. 45-59) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 4 (r. 61-80) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 5 (r. 82-102) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 6 (r. 104-124) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 7 (r. 126-140) halen.

130 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 8 (r. 142-155) halen.

Wij moeten de belangrijkste zin uit alinea 9 (r. 156-169) halen.

Wij moeten de conclusie van de tekst noemen.

Dit wisten wij van tevoren nog niet.

Dit wisten wij van tevoren al wel.

Dit vinden wij positief aan de tekst.

Dit vinden wij negatief aan de tekst.

Dit vinden wij interessant aan de tekst.

Wij moeten een voorbeeld noemen.

131 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Dit is onze mening over de tekst (structuur, stijl, woordkeus, inhoud).

Dit vinden wij het beste argument.

Dit vinden wij het slechtste argument.

132 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 17 bij hoofdstuk 7  Liedje


Acda en De Munnik – Cd van jou, cd van mij

Dus ik weet eigenlijk nooit echt waar ik aan toe ben


Ze tilt me op en ramt me keihard onderuit
’t Is als een schip en we zijn beiden kapitein
Ben je net een beetje leuk weg van de kade
Ben je weg, gaat het anker alweer uit

Ruzie soms om niets, soms om van alles


Zeg jij ‘ja’ dan zegt zij ‘nee’ en andersom
’t Is een nieuw schip en je moet samen leren varen
Maar staan je zeilen eindelijk lekker in de wind (zul je zien)
Gaat het roer meteen weer om

En dan schreeuwt ze en dan zwijgt ze


En ik schreeuw en zwijg naar haar
We gaan hoe dan ook vandaag nog uit elkaar

Cd van jou, cd van mij


Cd van ons allebei
Maar gekregen van m’n moeder
Van mijn moeder dus van mij

Ik doe mijn best, maar ik weet nooit waar ik aan toe ben
Dit huis, een schip en we staan samen op de brug
Ik hou van haar, ik haat ‘r
Ze haat ook veel van mij
Maar kijk je net een beetje leuk uit over zee (en wat denk je)
Zie je de haven alweer terug
En dan schreeuwt ze en dan zwijgt ze
En ik schreeuw en zwijg naar haar
We gaan hoe dan ook vandaag nog uit elkaar

Cd van jou, cd van mij


Cd van ons allebei
Maar gekregen van m’n moeder
Van mijn moeder dus van mij
(2x)

dus van mij, dus mij, dus van mij, dus van mij, dus van MIJ

133 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 18 bij hoofdstuk 8


Opdracht 10: een wildvreemd spelletje (kaartjes)

peperduur jas

loodzwaar tas

doodziek patiënt

steengoed grap

foeilelijk gebouw

mierzoet gebakje

ijskoud winterdag

bloedmooi vrouw

134 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

stokoud opa

piepklein kuikentjes

keihard muziek

kersvers ouders

torenhoog huur

flinterdun plakje kaas

brandschoon keuken

vlijmscherp mes

135 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 19 bij hoofdstuk 8


Opdracht 10: een wildvreemd spelletje (lijstje)

Overzicht van de meest logische combinaties:

1 een peperdure jas


2 een loodzware tas
3 een doodzieke patiënt
4 een steengoede grap
5 een foeilelijk gebouw
6 een mierzoet gebakje
7 een ijskoude winterdag
8 een bloedmooie vrouw
9 een stokoude opa
10 piepkleine kuikentjes
11 keiharde muziek
12 kersverse ouders
13 een torenhoge huur
14 een flinterdun plakje kaas
15 een brandschone keuken
16 een vlijmscherp mes

136 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Kopieerblad 20 bij hoofdstuk 8  Liedje


Wende Snijders – De wereld beweegt

De wereld beweegt, ze duwt en ze trekt


Ze zingt en ze zaait
Ze deint en ze draait
De wereld beweegt, ze zuigt en ze blaast
Ze gromt en ze graait
Ze deint en ze draait
We draaien mee
We graaien mee
We grijnzen en we gieren mee
We gaan vooruit, met volle kracht en
Wie niet lachen kan moet wachten

De wereld beweegt, ze verleidt, ze verdwaalt


Ze verlicht, ze verdraait
Ze preekt en ze paait
De wereld beweegt, ze hoert en ze sloert
Ze steekt en ze naait
Ze slikt en ze boert
We draaien mee
We zwaaien mee
We zwieren en we zwalken mee
We tollen rond op hoge poten
Wie niet dansen kan moet hopen
En wie niet dansen kan moet hopen

De wereld beweegt, ze brandt en ze braakt


Ze spuugt en ze kraait
Ze licht en ze laait
We draaien mee
We zwaaien mee
We zwieren en we zwalken mee
We splijten zeeën dwars door midden
Wie niet zwemmen kan moet bidden
En wie niet zwemmen kan moet bidden

Er vallen mensen uit de hemel


Zet de vangnetten uit
Er vallen mensen in het water
Zet de vangnetten uit
Leg je blote handen open
Krom ze rond tot holle kommen
Daar komen de mensen uit de hemel

137 van 138


Docentenhandleiding – Kopieerbladen – bij Nederlands naar perfectie

Leg je blote handen open


Krom ze rond tot holle kommen
Leg je blote handen open
Haal die mensen uit het water
Leg je blote handen open
Laat ze niet liggen en verdommen

De wereld beweegt, ze duwt en ze trekt


Ze zingt en ze zaait
Ze deint en ze draait
We draaien mee
We graaien mee
We grijnzen en we gieren mee
We gaan vooruit met volle kracht
We draaien door uit alle macht
We tollen rond en klimmen op
Maar wie vangt, wie zwemt, wie bidt, wie sust, wie kust, wie blust, wie draagt, wie helpt, wie
wacht?

138 van 138

You might also like