You are on page 1of 6

Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau

Bijlage 2a
Onregelmatige werkwoorden – bekend en
nieuw
vet = 0-2000 meest frequente woorden
cursief = woorden met een frequentie tussen 2000 en 5000
normaal = woorden met een frequentie boven 5000

Bekend verondersteld

infinitief imperfectum perfectum


aanbieden bood aan, boden aan aangeboden
bakken bakte, bakten gebakken
bederven bedierf, bedierven bedorven
beginnen begon, begonnen is begonnen
begrijpen begreep, begrepen begrepen
bestrijden bestreed, bestreden bestreden
betreffen betrof, betroffen betroffen
bevelen beval, bevalen bevolen
bidden bad, baden gebeden
bieden bood, boden geboden
bijten beet, beten gebeten
binden bond, bonden gebonden
blijken bleek, bleken is gebleken
blijven bleef, bleven is gebleven
breken brak, braken gebroken
brengen bracht, brachten gebracht
buigen boog, bogen gebogen
denken dacht, dachten gedacht
doen deed, deden gedaan
dragen droeg, droegen gedragen
drijven dreef, dreven (is) gedreven
dringen drong, drongen gedrongen

271

1 van 6
Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau
bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw

drinken dronk, dronken gedronken


dwingen dwong, dwongen gedwongen
ervaren ervoer, ervoeren ervaren
eten at, aten gegeten
fluiten floot, floten gefloten
gaan ging, gingen is gegaan
gelden gold, golden gegolden
genieten genoot, genoten genoten
geven gaf, gaven gegeven
glijden gleed, gleden (is) gegleden
grijpen greep, grepen gegrepen
hangen hing, hingen gehangen
hebben had, hadden gehad
helpen hielp, hielpen geholpen
houden hield, hielden gehouden
kiezen koos, kozen gekozen
kijken keek, keken gekeken
klimmen klom, klommen (is) geklommen
klinken klonk, klonken geklonken
komen kwam, kwamen is gekomen
kopen kocht, kochten gekocht
krijgen kreeg, kregen gekregen
kruipen kroop, kropen gekropen
kunnen kon, konden gekund
lachen lachte, lachten gelachen
laten liet, lieten gelaten
lezen las, lazen gelezen
liegen loog, logen gelogen
liggen lag, lagen gelegen
lijden leed, leden geleden
lijken leek, leken geleken
lopen liep, liepen (is) gelopen
moeten moest, moesten gemoeten

272

2 van 6
Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau
Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bijlage 2a

mogen mocht, mochten gemogen


nemen nam, namen genomen
ontvangen ontving, ontvingen ontvangen
ophangen hing op, hingen op opgehangen
opsteken stak op, staken op opgestoken
optreden trad op, traden op opgetreden
rijden reed, reden (is) gereden
roepen riep, riepen geroepen
ruiken rook, roken geroken
scheiden scheidde, scheidden is gescheiden
schelden schold, scholden gescholden
schenken schonk, schonken geschonken
scheren schoor, schoren geschoren
schieten schoot, schoten geschoten
schijnen scheen, schenen geschenen
schrijven schreef, schreven geschreven
schrikken schrok, schrokken is geschrokken
schuiven schoof, schoven geschoven
slaan sloeg, sloegen geslagen
slapen sliep, sliepen geslapen
sluiten sloot, sloten gesloten
smelten smolt, smolten gesmolten
snijden sneed, sneden gesneden
spreken sprak, spraken gesproken
springen sprong, sprongen gesprongen
staan stond, stonden gestaan
steken stak, staken gestoken
stelen stal, stalen gestolen
sterven stierf, stierven is gestorven
stijgen steeg, stegen is gestegen
stinken stonk, stonken gestonken
strijden streed, streden gestreden
treden trad, traden getreden

273

3 van 6
Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau
bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw

treffen trof, troffen getroffen


trekken trok, trokken getrokken
uitzenden zond uit, zonden uit uitgezonden
vallen viel, vielen is gevallen
vangen ving, vingen gevangen
varen voer, voeren gevaren
vechten vocht, vochten gevochten
verbergen verborg, verborgen verborgen
verbieden verbood, verboden verboden
verdwijnen verdween, verdwenen is verdwenen
vergelijken vergeleek, vergeleken vergeleken
vergeten vergat, vergaten (is) vergeten
verliezen verloor, verloren verloren
verschijnen verscheen, verschenen is verschenen
verzinnen verzon, verzonnen verzonnen
vinden vond, vonden gevonden
vliegen vloog, vlogen (is) gevlogen
vragen vroeg, vroegen gevraagd
vriezen vroor (het), – gevroren
waaien waaide, waaiden gewaaid
woei (het), –
wassen waste, wasten gewassen
werpen wierp, wierpen geworpen
weten wist, wisten geweten
wijzen wees, wezen gewezen
willen wilde, wilden gewild
wou, -
winnen won, wonnen gewonnen
worden werd, werden is geworden
zeggen zei, zeiden gezegd
zenden zond, zonden gezonden
zien zag, zagen gezien
zijn was, waren is geweest

274

4 van 6
Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau
Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bijlage 2a

zingen zong, zongen gezongen


zitten zat, zaten gezeten
zoeken zocht, zochten gezocht
zullen zou, zouden –
zwemmen zwom, zwommen gezwommen
zwijgen zweeg, zwegen gezwegen

Nieuw in dit boek

(af)wijken week af, weken af is afgeweken


(ont)bijten (ont)beet, (ont)beten ontbeten / gebeten
(op)bergen (op)borg, (op)borgen (op)geborgen
(op)winden (op)wond, (op)wonden (op)gewonden
(uit)wringen (uit)wrong, (uit)wrongen (uit)gewrongen
(ver)heffen (ver)hief, (ver)hieven (ver)heven / geheven
(ver)slijten (ver)sleet, (ver)sleten (ver)sleten / gesleten
(ver)werpen (ver)wierp, (ver)wierpen (ver)worpen / geworpen
(ver)werven (ver)wierf, (ver)wierven (ver)worven / geworven
aanbevelen beval aan, bevalen aan aanbevolen
bedragen bedroeg, bedroegen bedragen
bedriegen bedroog, bedrogen bedrogen
bewegen bewoog, bewogen bewogen
bewijzen bewees, bewezen bewezen
bijten beet, beten gebeten
blazen blies, bliezen geblazen
blinken blonk, blonken geblonken
druipen droop, dropen (is) gedropen
duiken dook, doken (is) gedoken
gedragen gedroeg, gedroegen gedragen
genezen genas, genazen genezen
gieten goot, goten gegoten
glimmen glom, glommen geglommen
graven groef, groeven gegraven
knijpen kneep, knepen geknepen

275

5 van 6
Bijlage 2a – Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw bij Nederlands op niveau
bijlage 2a Onregelmatige werkwoorden – bekend en nieuw

krimpen kromp, krompen gekrompen


meten mat, maten gemeten
onderhouden onderhield, onderhielden onderhouden
ondernemen ondernam, ondernamen ondernomen
ontbreken ontbrak, ontbraken ontbroken
onthouden onthield, onthielden onthouden
ontslaan ontsloeg, ontsloegen ontslagen
ontwerpen ontwierp, ontwierpen ontwierpen
overwegen overwoog, overwogen overwogen
prijzen prees, prezen geprezen
raden raadde, raadden geraden
schuilen school, scholen gescholen
sluipen sloop, slopen geslopen
spijten speet (het), – gespeten
spuiten spoot, spoten gespoten
strijken streek, streken gestreken
toestaan stond toe, stonden toe toegestaan
verkopen verkocht, verkochten verkocht
vermijden vermeed, vermeden vermeden
verraden verraadde, verraadden verraden
verstaan verstond, verstonden verstaan
vervangen verving, vervingen vervingen
verzoeken verzocht, verzochten verzocht
vreten vrat, vraten gevreten
waarnemen nam waar, namen waar waargenomen
wegen woog, wogen gewogen
wijten weet, weten geweten
wrijven wreef, wreven gewreven
zinken zonk, zonken gezonken
zuigen zoog, zogen gezogen
zwerven zwierf, zwierven gezworven

276

6 van 6

You might also like