You are on page 1of 184

Nederlands op niveau

Methode Nederlands voor hoogopgeleide anderstaligen

Docentenhandleiding

Berna de Boer
Ronald Ohlsen

u i t g e v e r ij
coutinho c
bussum 2015
Deze docentenhandleiding hoort bij de tweede, herziene druk van Nederlands op niveau van
Berna de Boer en Ronald Ohlsen.

© 2015 Uitgeverij Coutinho bv


Alle rechten voorbehouden.
Het is docenten die werken met Nederlands op niveau toegestaan om de kopieerbladen in
deze handleiding voor hun cursisten te verveelvoudigen.

Uitgeverij Coutinho
Postbus 333
1400 AH Bussum
info@coutinho.nl
www.coutinho.nl

Noot van de uitgever


Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of
instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te
nemen met de uitgever.

ISBN 978 90 469 0441 1


NUR 624
Inhoudsopgave

Inleiding  | 6

■■ Doel  | 6
■■ Doelgroep  | 6
■■ Ontstaansgeschiedenis  | 6
■■ Niveau  | 7
■■ Staatsexamen NT2 II   | 7
■■ Praktijk  | 7
■■ Materiaal  | 7
■■ Tijdsinvestering  | 8

Didactische achtergrond  | 9

■■ Het Europees Referentiekader   | 9


■■ Reflectie  | 9
■■ Autonoom leren   | 10
■■ Rijke leeromgeving   | 10
■■ Contextgerelateerd taalonderwijs   | 11

Thema’s  | 12

Opbouw van een hoofdstuk  | 13

■■ Leesvaardigheid  | 13
■■ Vocabulaire  | 13
■■ Luistervaardigheid  | 15
■■ Spreekvaardigheid  | 15
■■ Schrijfvaardigheid  | 16
■■ Feedback  | 17
■■ Grammatica  | 18
■■ Geschiedenisblokjes  | 19
■■ Prepositieopdrachten  | 20
■■ Onregelmatige werkwoorden   | 20
■■ Vocabulairelijst  | 20
■■ Reflectie  | 20

Bijlagen  | 22

1 Checklist B1 en B2   | 22


2 Onregelmatige werkwoorden, per hoofdstuk en alfabetisch   | 22
3 Correctiemodel  | 22
4 Grammatica  | 22
5 Antwoorden  | 22
6 Werkwoorden met preposities   | 23
7 Register  | 23

Website  | 24

■■ Beeldfragmenten met uitgeschreven teksten   | 24


■■ Gesprekken en taalfuncties   | 24
■■ Ingesproken leesteksten en vocabulaire   | 24
■■ Liedjes  | 24
■■ Oefenmateriaal Staatsexamen NT2 II   | 24
■■ Oefeningen en antwoorden   | 25
■■ Vocabulairelijsten en frequentielijsten   | 25
■■ Toetsing  | 25
■■ Docentenhandleiding  | 26

Geraadpleegde literatuur  | 27

Bijlagen

Beheersingsniveau B2  | 28
Overzicht descriptoren niveau B2 gelinkt aan de verschillende onderdelen
in Nederlands op niveau  | 32

Praktische handleiding  | 44

Hoofdstuk 1  Positief   | 44


Hoofdstuk 2  Sociaal   | 47
Hoofdstuk 3  Progressief   | 52
Hoofdstuk 4  (Inter)nationaal   | 54
Hoofdstuk 5  Creatief   | 63
Hoofdstuk 6  Duurzaam   | 68

Uitgeschreven beeldfragmenten  | 70

Hoofdstuk 1 Zing, vecht, huil, knippen in de voedselbank   | 70


Hoe gaat het met het imago van Nederland?   | 71
Hoofdstuk 2 De fietsliftplaatsen van Mapije   | 76
Fietsoppas  | 78
Schelden en vloeken   | 79
Ben je asociaal als je niet aan vrijwilligerswerk doet?   | 81
Hoofdstuk 3 De hokjesgeest voorbij   | 84
Jongerenlagerhuisdebat  | 87
Hoofdstuk 4 Spreek Nederlands met mij   | 90
Amstel  | 91
Ik vertrek   | 95
Wat zou jij doen als je minister-president zou zijn?   | 98
Hoofdstuk 5 Overtuigende communicatie   | 99
Rotterdam designprijs   | 105
Hoofdstuk 6 Boerderijen met zeewier   | 107
Toogethr  | 109
Wubbo Ockels: Ruimteschip Aarde   | 111

Uitgeschreven audiofragmenten  | 116

Hoofdstuk 4 Kettingvraag: mobiel pakken als een ander dat doet   | 116
Hoofdstuk 5 Promoveren in de zomer   | 119
Hoofdstuk 6 Pleidooi voor driedaagse werkweek   | 124

Uitgeschreven liedteksten  | 129

Hoofdstuk 1 Jeroen van Merwijk – Positief lied   | 129


Jeroen van der Boom – Nanana   | 130
Hoofdstuk 2 Lucky Fonz III – Jongens   | 131
Claudia de Breij en Paul de Leeuw – Mag ik dan bij jou?   | 132
Hoofdstuk 3 Marco Borsato – Dochters   | 133
De gebroeder Fretz – Rokjesdag   | 135
Hoofdstuk 4 Typhoon – Van de regen naar de zon   | 136
Mathilde Santing & het Metropole Orkest – Vaderland (Frank Boeijen)   | 138
Hoofdstuk 5 Ellen ten Damme – Ik moet nog zoveel leren   | 140
Spinvis – Bagagedrager   | 141
Hoofdstuk 6 Boudewijn De Groot – Als de rook om je hoofd is verdwenen   | 142
Stef Bos – De rivier   | 143

Kopieerbladen  | 145

Kopieerblad 1 bij hoofdstuk 1 opdracht 24   | 145


Kopieerblad 2 bij hoofdstuk 1 opdracht 25   | 146
Kopieerblad 3 bij hoofdstuk 2 opdracht 26   | 147
Kopieerblad 4 bij hoofdstuk 2 opdracht 26   | 148
Kopieerblad 5 bij hoofdstuk 2 opdracht 26   | 149
Kopieerblad 6 bij hoofdstuk 2 opdracht 26   | 150
Kopieerblad 7 bij hoofdstuk 2 opdracht 39   | 151
Kopieerblad 8 bij hoofdstuk 3 opdracht 35   | 157
Kopieerblad 9 bij hoofdstuk 4 opdracht 29   | 162
Kopieerblad 10 bij hoofdstuk 4 opdracht 43   | 164
Kopieerblad 11 bij hoofdstuk 5 opdracht 29   | 170
Kopieerblad 12 Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid   | 176
Kopieerblad 13 Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid B1-B2   | 177
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Inleiding

Doel

Het doel van deze methode is om hoogopgeleide leerders van het Nederlands te stimuleren
en te activeren om hun Nederlandse taalvaardigheid op B2-niveau te brengen.

Doelgroep

Nederlands op niveau is ontwikkeld voor hoogopgeleide anderstaligen die eraan gewend zijn
om autonoom te leren. Dat wil zeggen dat ze op basis van de aangeboden leerstof en onder
begeleiding van een docent, zelfstandig kunnen bepalen op welke onderdelen ze zich moe-
ten concentreren, welke vorderingen ze maken en hoe ze tot verbeteringen kunnen komen.
De thema’s die behandeld worden, sluiten aan bij de belangstelling van deze doelgroep. We
richten ons op twee groepen: anderstaligen die al dan niet permanent in Nederland wonen en
studenten Nederlands in plaatsen buiten Nederland, de zogenoemde studenten extra muros.

Studenten extra muros


Tussen Nederlands leren in Nederland (NT2) en Nederlands leren buiten Nederland (NVT)
bestaan veel verschillen, maar ook veel overeenkomsten (Van Kalsbeek, 2001). Aan veel
buitenlandse instellingen wordt gebruikgemaakt van lesmateriaal dat ontwikkeld is voor het
NT2-onderwijs in Nederland. Nederlands op niveau is bruikbaar voor het onderwijs binnen én
buiten Nederland.
We realiseren ons dat voor studenten Nederlands, die de taal op academisch niveau bestude-
ren, Nederlands op niveau niet toereikend is wat betreft de grammatica. Deze methode richt
zich op het gebruik van de grammatica, en niet op de theoretische achtergronden. Nederlands
op niveau kan dankzij het taalaanbod en de opdrachten voor studenten van dit niveau wel
een aanvulling zijn in de toepassing van vocabulaire en zinsstructuren.
Voor andere gebruikers in het buitenland, die niet op een academisch-theoretisch niveau de
taal bestuderen, kan Nederlands op niveau gebruikt worden op dezelfde manier als in Neder-
land door NT2-cursisten.
Uiteraard is het niet altijd mogelijk de vragen en opdrachten geheel situatieonafhankelijk te
maken; we vertrouwen erop dat de docent dergelijke vragen en opdrachten kan aanpassen
aan de eigen situatie.

In Nederlands op niveau gebruiken we voor de leerder de term ‘cursist’. Voor de overzichtelijk-


heid refereren we aan de leerder met hij; uiteraard bedoelen we daarmee zowel mannelijke als
vrouwelijke cursisten.

Ontstaansgeschiedenis

In 2007 is Nederlands op niveau verschenen. Het boek bleek in een behoefte te voorzien, want
ook acht jaar na verschijnen werd het boek nog volop gebruikt. Wel kwamen er in de loop der
tijd steeds meer signalen dat er behoefte was aan een herziening, zeker nadat ook Nederlands
in actie herzien was. De uitgever heeft ons gevraagd om een nieuwe versie te schrijven, met

6 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

name omdat de teksten verouderd waren en actuele inzichten leiden tot een andere invulling.
Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een compleet nieuw boek met een uitgebreide website.
Het boek sluit herkenbaar aan bij de lijn van Nederlands in actie (2012).

Niveau

Nederlands op niveau gaat ervan uit dat de cursist beschikt over een taalvaardigheidsniveau
B1 in termen van het Europees Referentiekader. Na het boek te hebben doorgewerkt, moet
de cursist in principe niveau B2 beheersen. Dit betekent voor de Nederlandse markt dat hij
voldoende kennis en vaardigheden heeft om het Staatsexamen NT2 II te kunnen afleggen.
De praktijk leert dat het voor veel cursisten op dit niveau niet meer volstaat om de taalvaar-
digheid enkel binnen de muren van een klaslokaal te oefenen. Wie wil leren spreken op een
B2-niveau zal dagelijks de praktijk moeten opzoeken. Hij kan dat doen in bijvoorbeeld zijn
thuissituatie, zijn studie- of werkomgeving, op een sportclub, in vrijwilligerswerk. Het is zeer
aan te raden cursisten te stimuleren om actief deel te nemen aan activiteiten waarbij ze hun
taalvaardigheid moeten inzetten om hun doelen te bereiken.

Staatsexamen NT2 II

Wie als buitenlander in Nederland wil gaan studeren moet eerst het Staatsexamen NT2 II be-
halen voordat hij als regulier student tot een Nederlandstalige opleiding aan HBO of universi-
teit kan worden toegelaten. Met het behalen van dit examen kan men tevens voldoen aan een
eventuele inburgeringsplicht.
Dit boek is in eerste instantie bedoeld als middel om de algemene taalvaardigheid te verho-
gen. In tweede instantie willen we dat cursisten aan het eind van het boek een redelijke kans
hebben om het Staatsexamen met succes af te leggen. Daarom hebben we verschillende op-
drachten opgenomen die vergelijkbaar zijn met opdrachten uit het Staatsexamen NT2 II. Deze
zijn als zodanig herkenbaar door middel van dit pictogram: . Daarnaast wordt er vanaf
EX
ST

hoofdstuk 4 systematisch aandacht aan de verschillende examenvaardigheden besteed, hetzij


in het boek, hetzij op de website.

Praktijk

Van juni 2013 tot en met oktober 2014 is de nieuwe versie uitgeprobeerd in verschillende
cursusgroepen van het Talencentrum van de Rijksuniversiteit Groningen. Het betrof cursus-
sen van vijftig uur met een verschillende intensiteit; reguliere cursussen van drie maanden,
semi-intensieve cursussen van zes weken en een intensieve cursus van drie weken. De groepen
bestonden steeds uit vijftien cursisten met diverse moedertalen en achtergronden. Ook in
enkele individuele taaltrainingen is de nieuwe versie (met succes) getest. Op basis van onze
eigen ervaringen en opmerkingen van de cursisten en andere docenten die met het materiaal
hebben gewerkt, hebben we de methode geoptimaliseerd.

Materiaal

De leergang bestaat uit een boek met een uitgebreide website: www.coutinho.nl/nederlands-
opniveau. De website biedt beeld- en audiofragmenten met de uitgeschreven teksten, inge-

7 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

sproken taalfuncties, leesteksten en vocabulaire, links naar liedjes met uitgeschreven teksten,
verstavaardigheidsopdrachten, grammaticaopdrachten, vocabulaireopdrachten, prepositieop-
drachten en opdrachten met onregelmatige werkwoorden, de antwoorden bij die opdrachten,
vocabulairelijsten en frequentielijsten.
Voor docenten is op de website – behalve deze docentenhandleiding – een toetsenbank te
vinden.

Tijdsinvestering

De tijdsinvestering die nodig is om het boek door te werken is afhankelijk van het aantal
zelfstudie-uren. Het boek kan in ongeveer vijftig contacturen doorgewerkt worden, maar dan
ligt het tempo erg hoog. Als richtlijn geven we daarom vijfenzeventig uur aan, dat wil zeggen
gemiddeld negen contacturen per hoofdstuk. Daarnaast moet de cursist nog minimaal vijftig
uur aan zelfstudieopdrachten besteden, inclusief de opdrachten op de website.

8 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Didactische achtergrond

Een taal leren is een interactief proces waarbij de docent een begeleidende en sturende rol
speelt. Nederlands op niveau biedt cursisten en docenten de mogelijkheid om de interactieve
processen gestalte te geven door middel van zinvol taalaanbod en communicatieve opdrach-
ten waarbij ook aandacht wordt besteed aan de correctheid. Hoewel er geen volledige cor-
rectheid wordt geëist, worden er op dit niveau wel hogere eisen aan de grammaticale correct-
heid gesteld dan op niveau B1.

Nederlands op niveau is geschreven vanuit de visie op het taalvaardigheidsonderwijs van het


Talencentum van de Rijksuniversiteit Groningen (2008). Deze visie wordt gevormd door vijf
pijlers:
1 het Europees Referentiekader
2 reflectie
3 autonoom leren
4 rijke leeromgeving
5 contextgerelateerd taalonderwijs

Het Europees Referentiekader

In termen van het Europees Referentiekader (ERK) ontwikkelt de taalvaardigheid van een
cursist zich bij het doorwerken van Nederlands op niveau van niveau B1 naar B2. Het Europees
Referentiekader heeft een leidende rol gespeeld in de keuze van het taalaanbod in Nederlands
op niveau. Het heeft bepaald welke soorten leesteksten, schrijfopdrachten en situaties zijn op-
genomen. ‘Authors of language textbooks have to take full account of the aspects of language
use and competences presented in the CEFR, and to situate them – in a reliable and transpa-
rent way – with reference to the common reference levels of language proficiency’ (Martin-
yuk, 2009). Om transparant te maken hoe de verschillende onderdelen van de verschillende
vaardigheden van niveau B2 in Nederlands op niveau zijn verwerkt, is als bijlage aan het eind
van dit theoretisch deel een overzicht opgenomen.

Verder zijn in bijlage 1a de can-do-statements uit het Europees Referentiekader behorend bij
niveau B1 opgenomen, zodat de cursisten zelf kunnen vaststellen welke hiaten ze nog in het
Nederlands hebben. In bijlage 1b zijn de can-do-statements van niveau B2 opgenomen, zodat
de cursisten aan het eind van hun leerproces kunnen bepalen of ze dat niveau beheersen.

Reflectie

We maken het leerproces expliciet door cursisten te laten reflecteren op hun taalervaringen,
waardoor ze zicht houden op hun eigen leerproces. Dit gebeurt niet alleen door middel van
de can-do-statements aan het eind van het boek. Ook na ieder hoofdstuk zijn er reflectievra-
gen opgenomen waarbij de cursist gevraagd wordt of hij de deelvaardigheden in termen van
de descriptoren uit dat hoofdstuk beheerst. Op deze manier zijn de can-do-statements volle-
dig en expliciet ingebed in de methode (Little, 2009).

9 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Eveneens zijn er beoordelingsformulieren voor spreek- en schrijfvaardigheid opgenomen. De


cursist moet aan de hand van de descriptoren van spreek- en schrijfvaardigheid zoals gefor-
muleerd in het ERK beoordelen hoe die aspecten gerealiseerd zijn in de uitgevoerde taak. Op
deze manier wordt de doeltaal niet alleen gebruikt om een taak uit te voeren, maar ook voor
metalinguïstische reflectie (Little, 2009).

Taalbiografie
Onderdeel van het reflectieproces vormen eveneens de zogenoemde Language Learning
Histories (Murphey, Chen & Chen, 2004) die in Nederlands op niveau ‘taalbiografie’ worden
genoemd (in hoofdstuk 1 en 5).
Door de taalbiografie-opdrachten denken cursisten na over de eigen ervaringen met taalleren.
Dit zal hun belangrijke informatie opleveren over de wijze waarop ze hun eigen taalleerpro-
ces actief kunnen bevorderen. Voor de docent levert de taalbiografie eveneens belangrijke
informatie op over de manier waarop de cursist leert en welke ervaring hij met het leren van
een andere taal heeft. De docent kan hierdoor de cursisten op een aansprekende manier
ondersteunen. Cursisten vinden het bovendien stimulerend om van elkaar te horen hoe hun
taalleerproces verloopt. Halverwege het boek is daarom een reflectiemoment ingebouwd.

Autonoom leren

Autonoom leren is niet voor iedereen altijd een vanzelfsprekendheid. Dat geldt voor docenten
en dat geldt voor cursisten. In onze methode willen we vooral een groeiende autonomie van
de cursist stimuleren bij het leren van de taal. Daarbij realiseren we ons dat het vergroten van
autonomie van leerders een geleidelijk proces is en dat cursisten met verschillende (culturele)
achtergronden verschillende niveaus van semi- of gestructureerde autonomie zullen moeten
doorlopen voordat ze effectieve, onafhankelijke taalleerders zijn. In dit taalleerproces heeft de
docent een sturende en begeleidende rol. Dit stemt soms niet overeen met de manieren van
onderwijs die cursisten kennen, waarbij de docent vooral zorgt voor overdracht van kennis.
Tijdens de lessen Nederlands proberen we de autonomie te bereiken door het actieve taalleer-
proces bij de cursist te laten plaatsvinden. Dat wil zeggen dat hij de aangeboden stof verwerkt
en toepast in zowel de lesomgeving als daarbuiten. We hebben ervoor gezorgd dat hij zelf kan
controleren wat de goede antwoorden bij de opdrachten zijn (bijlage 5) en dat hij kan bepa-
len welke aanvullende opdrachten op de website hij wel of niet moet doen en hoe vaak hij
naar een bepaald beeldfragment moet luisteren om dat voldoende begrepen te hebben. In de
onderwijssetting zal hij veel samenwerken met medecursisten, niet alleen tijdens het uitvoe-
ren van de opdrachten, maar ook bij het geven van feedback. Hierdoor wordt communicatie
op een natuurlijke manier geoefend, hoewel dat binnen een onderwijssituatie een paradox is.
In alle hoofdstukken zijn tevens tips opgenomen over hoe cursisten autonoom hun taalvaar-
digheid kunnen verbeteren.

Rijke leeromgeving

Het creëren van een rijke leeromgeving betekent dat Nederlands op niveau niet alleen uit
een boek bestaat, maar dat er daarnaast op de uitgebreide website aanvullend materiaal is
geplaatst waarmee cursisten autonoom en op individuele basis verder kunnen leren. Voor de
inhoud van de website verwijzen we naar het kopje Materiaal (blz. 7).

10 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Contextgerelateerd taalonderwijs

Voor Nederlands op niveau bestaat de context aanvankelijk uit opdrachten over vertrouwde
zaken die regelmatig voorkomen op het werk, op school en in de vrije tijd, waarbij ervaringen,
gebeurtenissen, dromen en verwachtingen kunnen worden uitgedrukt (B1 – onafhankelijke
gebruiker). De taken ontwikkelen zich gaandeweg tot meer abstracte en ingewikkelde taken
waarbij er zonder al te veel problemen met moedertaalsprekers gecommuniceerd kan wor-
den. De vorm neemt hierbij een steeds belangrijkere plaats in omdat het op dit niveau niet
meer alleen om de inhoud gaat, maar ook om de manier waarop de taaluitingen worden gere-
aliseerd.

11 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Thema’s

De thema’s in de eerste versie van Nederlands op niveau waren: nieuwsgierig, verrassend, po-
sitief, agressief, ongelooflijk, geïntegreerd, verstandig, kritisch. In deze herziene versie zijn de
thema’s: positief, sociaal, progressief, (inter)nationaal, creatief, duurzaam. De gekozen adjec-
tieven leiden ons inziens tot een actuele onderwerpskeuze en daarmee tot een up-to-date
vocabulaireaanbod.
De volgorde van de thema’s komt voort uit de beschikbaarheid en moeilijkheidsgraad van de
leesteksten bij het betreffende thema. De thema’s kunnen niet zonder meer door elkaar be-
handeld worden, omdat er in de grammatica en het vocabulaire een duidelijke opbouw is.

12 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opbouw van een hoofdstuk

Elk hoofdstuk bevat minimaal twee leesteksten met vocabulaire, soms een andersoortige
leestekst, minimaal twee beeldfragmenten, verschillende spreek- en schrijfopdrachten, een
grammaticaal onderwerp en een meestal een functie van het werkwoord ‘zullen’, vocabulai-
re- en grammaticaopdrachten, opdrachten met preposities en onregelmatige werkwoorden,
reflectievragen en een woordenlijst.
Een aantal hoofdstukken bevat daarnaast nog een taalfunctie. Vanaf hoofdstuk 4 worden er sys-
tematisch opdrachten aangeboden die vergelijkbaar zijn met die in het Staatsexamen NT2 II.

Leesvaardigheid

Per hoofdstuk bieden we in ieder geval twee leesteksten aan. Bij de selectie van de teksten
lieten we ons leiden door een aantal criteria. Leidend waren de descriptoren in het ERK met
betrekking tot leesvaardigheid. Daarnaast was een belangrijk punt of de tekst informatie over
Nederland en/of de Nederlanders geeft. Verder hebben we teksten beoordeeld aan de hand
van de vraag of ze wel actueel maar niet te tijdgebonden zijn, of ze uitdagend zijn in de bete-
kenis dat het voor de lezer interessant is te reageren op de tekst, en uiteraard hebben we geen
teksten opgenomen die op de een of andere manier kwetsend kunnen zijn.
De bronnen zijn divers: internetpagina’s, diverse kranten en diverse tijdschriften.
De opbouw van gemakkelijk naar moeilijker wordt bewerkstelligd door de lengte van de tekst,
het type tekst, de structuur van de tekst en het taalgebruik. Soms komt er na een moeilijkere
tekst ook wel weer een makkelijkere tekst. Dat is mede afhankelijk van het soort tekst en de
opdracht die erbij wordt gegeven. Ook de combinatie van een bepaalde descriptor en een
thema kan daartoe geleid hebben.
Alle teksten zijn met behulp van de Accessibility Leesniveau Tool gescreend. Enkele teksten in
het begin hebben als geschat niveau B1/B2, de overige teksten hebben als geschat niveau B2.
Dit geschatte niveau zegt overigens niet alles, want de moeilijkheidsgraad van een tekst wordt
door meerdere factoren bepaald, zoals hierboven al is beschreven.

De teksten gaan vergezeld van enkele tekstbegripvragen of een andersoortige begripsop-


dracht. Deze functioneren als een zelftoets: als de cursist de vragen kan beantwoorden of de
opdracht kan uitvoeren, heeft hij de tekst voldoende begrepen. Als er een tekst wordt over-
geslagen, is het wel raadzaam in ieder geval het vocabulaire bij die tekst te behandelen, omdat
dat later terugkomt. Vanaf hoofdstuk 4 worden er leesteksten aangeboden met meerkeuze-
vragen zoals die ook in het Staatsexamen NT2 II zouden kunnen voorkomen.

Vocabulaire

Woordenschatuitbreiding is een essentieel onderdeel van Nederlands op niveau. De lijn die


we in deze versie hebben gevolgd, sluit aan op de woordenschatlijnen uit Nederlands in gang
(2010) en Nederlands in actie (2012). We hebben uit elke tekst maximaal 25 woorden gese-
lecteerd uit de frequentielijsten van 0 tot 2000 woorden (Hazenberg & Hulstijn, 1994), en die
van 2001 tot 5000 woorden (Hazenberg & Hulstijn, 1994) die niet reeds in Nederlands in gang
(2010) en Nederlands in actie (2012) zijn aangeboden. Er zijn echter ook woorden geselec-

13 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

teerd die niet tot beide frequentielijsten behoren, maar die werden opgenomen vanwege hun
relevantie voor de tekst. De selectie van de woorden is dus gebaseerd op frequentie, maar ook
op relevantie: woorden die cursisten moeten beheersen om hun taalvaardigheid verder te
ontwikkelen (Bossers, 2010). Een derde criterium was onze ervaring met woorden die proble-
matisch kunnen zijn.
Van de woorden worden alleen de meest frequente betekenissen aangeboden, aangeduid met
een 1, respectievelijk 2 en 3. We hebben in gevallen waar we dat nodig achtten, ook frequente
woordgroepen met het doelwoord opgenomen. De geselecteerde woorden komen allereerst
voor in de tekst, waar ze voor de herkenbaarheid in kleur zijn weergegeven. Daarna worden
ze in een pregnante context in een aparte zin aangeboden. Daarbij wordt indien mogelijk
ook een substantief of werkwoord gegeven. Het woord dat in de tekst voorkomt, bepaalt
welk woord voorop staat in de vocabulairelijst. Vervolgens zijn er opdrachten waarmee de
cursisten leren hoe ze de woorden kunnen gebruiken. De antwoorden bij deze opdrachten
staan achter in het boek. Tijdens de eerstvolgende bijeenkomst, nadat de cursist de woorden
heeft bestudeerd, stelt de docent zogenoemde begripsvragen – deze staan verderop in deze
handleiding – met daarin een van de bestudeerde woorden. Uit het antwoord van de cursist
wordt duidelijk of hij het woord begrijpt. De keer daarop moet de cursist het geleerde woord
toepassen, dat wil zeggen dat hij in een antwoord het geleerde woord moet gebruiken. Door
de formulering van de vragen, die zo communicatief mogelijk zijn, wordt hij daar als het ware
toe gedwongen. Op deze manier wordt een bepaald woord dus vijf keer expliciet aangebo-
den, wat volgens Nation (2001) noodzakelijk is om een woord te verwerven. Aan het eind van
hoofdstuk 2 en 4 wordt verder nog een spel aangeboden (Party & taal) waarbij het vocabulai-
re uit de voorgaande twee hoofdstukken wordt herhaald. Naast het aanbod in het boek zijn er
op de website opdrachten met het vocabulaire opgenomen.
De aangeboden woorden kunnen ook weer voorkomen in opdrachten in volgende hoofdstuk-
ken. Het is daarom raadzaam altijd het vocabulaire te behandelen, ook als een leestekst wordt
overgeslagen.
Achter in het boek is een register waarbij de vindplaats van het woord vermeld staat.
Bij een aantal teksten staat er een uitleg van woorden of idiomatisch taalgebruik voorafgaand
aan een tekst. Naarmate het niveau van een tekst stijgt, komt er namelijk ook meer idioma-
tisch taalgebruik in voor. Deze woorden en dit idiomatische taalgebruik zijn belangrijk voor
het begrip van de tekst, maar ze zijn niet hoog-frequent. We vinden dat de cursisten deze
woorden niet actief hoeven te beheersen. Deze zijn ter ondersteuning aangeboden.

Kandidaten die slagen voor het Staatsexamen NT2 II blijken over een woordenschat van ge-
middeld 12.000 woorden te beschikken. En ze bleken 5000 woorden systematisch aangeboden
te hebben gekregen (Bossers, 2010). Het is dus niet nodig om alle woorden aan te bieden in
een cursus. Veel woorden worden ook verworven als neveneffect van taalaanbod. De 5000
meest frequente woorden in het Nederlands zijn echter wel cruciaal als het gaat om tekst-
begrip. Als men deze beheerst, is er een gemiddelde tekstdekking van 90%. Dat betekent dat
men bijvoorbeeld teksten uit dag- en weekbladen kan begrijpen.
Om een cursist handvatten te geven waarmee hij ook zelfstandig aan zijn woordenschatuit-
breiding kan werken, zijn de frequentielijsten op de website beschikbaar gesteld. Daar staan
ook de woordenlijsten per hoofdstuk als Word-bestand. Deze lijsten kunnen ingevoerd wor-
den in gratis overhoorprogramma’s voor het leren van woorden zoals quizlet.com. De woor-
den staan overigens ook in het Van Dale Pocketwoordenboek met een asterisk gemarkeerd.

14 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Verder is het belangrijk dat cursisten gestimuleerd worden om hun eigen woordenlijsten aan
te leggen zodat ze actief hun woordenschat uitbreiden. Ze kunnen in de cursus worden aange-
moedigd om de woorden actief in hun schrijf- en spreekopdrachten te gebruiken (Verhallen,
2012).

Luistervaardigheid

Nederlands op niveau traint luistervaardigheid door middel van communicatie tijdens de les
en door het bekijken en beluisteren van authentieke beeldfragmenten en liedjes. De taalfunc-
ties en leesteksten met het bijbehorende vocabulaire zijn eveneens te beluisteren op de web-
site. Daarnaast zijn er specifiek als voorbereiding op het Staatsexamen NT2 II ook audiofrag-
menten met meerkeuzevragen opgenomen.

Bij deze vormen – direct contact, luisteren met ondersteuning in de vorm van beelden en al-
leen luisteren – stellen we andere eisen aan de luistervaardigheid (Van Veen, 1995).
De beeldfragmenten zijn (delen van) authentieke programma’s zoals die zijn uitgezonden op
de Nederlandse televisie. We hebben hierbij gestreefd naar inhoudelijke koppeling met het
thema en naar variatie. We hebben bewust voor langere fragmenten gekozen omdat niveau B2
dat vereist. De soorten vragen die hierbij zijn gemaakt, zijn afhankelijk van de moeilijkheids-
graad van de tekst en de plaats in de methode. De fragmenten zijn afkomstig uit verschillende
soorten programma’s: 5op2, Altijd wat, NOS, Bonte vrouwen, Jongerenlagerhuis, De avond van
de korte film, Ik vertrek, De wereld leert door, Kunstuur, Tegenlicht, NTR Academie.
Bij elk hoofdstuk staan in ieder geval twee beeldfragmenten ook in het boek. Daar zijn dan
ook aanvullende opdrachten aan gekoppeld. Op de website staan ook links naar Nederlands-
talige liedjes. Liedjes vormen een leuke en ontspannen manier om naar taal te luisteren en
een gevoel voor woord- en zinsintonatie, woordgebruik en structuren te ontwikkelen. Bij de
selectie van de liedjes hebben we gelet op de koppeling met het thema, de verstaanbaarheid
en de moeilijkheidsgraad. We hebben getracht een ruime variatie aan liedjes aan te bieden. De
teksten van de liedjes staan eveneens op de website.
Op verzoek van onze cursisten zijn ook de leesteksten en het vocabulaire ingesproken. Hun
argument daarvoor was dat je een reeds gelezen tekst dan ook nog op een andere manier ver-
werkt en dat het mogelijkheden biedt om het op een ander tijdstip en op een andere plaats te
doen, bijvoorbeeld tijdens het koken of fietsen. Het idee van dit recycleprincipe sprak ons erg
aan. Een ander argument is dat een lastige zin begrijpelijk kan worden als men hem hoort met
de bijbehorende intonatie. Tevens sluit het goed aan bij onze visie op autonoom leren.
Om de autonomie van de cursist te bevorderen staan de uitgeschreven teksten van de luister-
fragmenten, zowel met als zonder beeld, ook op de website. Ze staan tevens in de docenten-
handleiding. Ook wordt er op de website feedback gegeven op de verkeerde antwoorden bij
de meerkeuzefragmenten bij de audiofragmenten omdat dat het meest effectief blijkt te zijn
voor het verbeteren van de luistervaardigheid (Olie, 2014).

Spreekvaardigheid

In de spreekopdrachten worden taalfuncties, vocabulaire en grammatica toegepast geoe-


fend. De spreekopdrachten zijn steeds gericht op de benodigde vaardigheden in de dagelijkse
praktijk van de cursisten in contact met Nederlanders: deelnemen aan gesprekken, informatie

15 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

vragen en geven, overleggen, en mening vragen en geven. Interactie was dan ook een centraal
punt bij de ontwikkeling van de spreekopdrachten.
Volwassen taalcursisten hebben er behoefte aan hun gevoelens, opvattingen en ervaringen te
delen met anderen; hieraan komen we tegemoet door de opdrachten steeds zo veel mogelijk
bij de realiteit te laten aansluiten en/of een verbinding naar de realiteit te leggen. Het moet
voor cursisten de moeite waard zijn om een spreekopdracht uit te voeren, ze moeten intrin-
siek gemotiveerd zijn naar de ander te luisteren en zelf informatie toe te voegen. (Pattison,
1989). We zijn ons bewust van de paradox van communicatief onderwijs: hoe reëel de situatie
ook is, het blijft een gebeurtenis in een afgebakend onderwijskader. In de praktijk blijkt dat
cursisten zich dat realiseren maar in verreweg de meeste gevallen wel bereid zijn mee te wer-
ken, een rol op zich te nemen, zolang het uiteindelijke doel van de opdracht – verbetering van
de vaardigheid buiten de les – niet uit het zicht verloren raakt.
De spreekopdrachten zijn afwisselend wat betreft het aantal deelnemers: in tweetallen, drie-
tallen of grotere groepen. Opdrachten voor drietallen en groepen zijn met eenvoudige ingre-
pen om te vormen tot opdrachten voor tweetallen waardoor de meeste spreekopdrachten
ook in individuele trainingen bruikbaar zijn.
De spreekopdrachten staan soms op zichzelf, vaker zijn ze echter verbonden aan een ander
onderdeel in het hoofdstuk: een leestekst, een beeldfragment, een bepaald grammaticaal
verschijnsel, een taalfunctie of het ERK. Daarnaast zijn er spreekopdrachten opgenomen die
vergelijkbaar zijn met het onderdeel spreekvaardigheid op het Staatsexamen NT2 II. Vanaf
hoofdstuk 4 worden die expliciet in het boek en op de website aangeboden. Op de website
staan onder andere spreekopdrachten deel 3.
De spreekopdrachten variëren in de mate waarin ze geleid of minder geleid zijn. Bij sommige
opdrachten wordt expliciet gevraagd naar bepaalde constructies of het gebruik van bepaald
vocabulaire, bij andere zijn de reactiemogelijkheden ruimer of geheel vrij, zoals het houden
van een presentatie.
We vinden het erg belangrijk dat de cursisten in de les veel spreken. Ook bij de grammati-
ca zijn de opdrachten vaak zo ontworpen dat ze in tweetallen uitgevoerd moeten worden,
waarbij communicatie over het taalverschijnsel noodzakelijk is. Ook dit valt naar onze mening
onder spreekvaardigheid.
Ook meer gesloten opdrachten waarbij grammaticale onderwerpen geoefend worden, lenen
zich voor communicatieve doeleinden. Bij dergelijke opdrachten is het raadzaam deze te laten
uitvoeren in tweetallen, waarbij de cursisten moeten overleggen om tot het juiste antwoord
te komen. Hierbij wordt ook – reëel – gecommuniceerd en bovendien leiden dergelijke ge-
sprekken vaak tot intenser begrip van het grammaticale verschijnsel dat aan de orde is.

Schrijfvaardigheid

Alle hoofdstukken bevatten schrijfopdrachten die aansluiten bij het thema. Bij deze opdrach-
ten schrijven de cursisten steeds verschillende tekstsoorten (een formele brief, een bedank-
mail, een samenvatting, een essay, een verslag, een recensie, een advies en een instructie).
Sommige opdrachten zijn geleid, andere zijn vrij.
Voor de inrichting van de schrijfopdrachten hebben we ons laten leiden door het Europees
Referentiekader. Daarin staan onder niveau B2 ook bij het onderdeel schrijven een aantal vaar-
digheden en tekstsoorten die een cursist op dit niveau zou moeten beheersen. Met het oog

16 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

op deze verzameling, gecombineerd met wat op natuurlijke wijze uit de tekst of het thema
voortkwam, hebben we de schrijfopdrachten samengesteld.
Daarnaast hebben we ook schrijfopdrachten opgenomen die vergelijkbaar zijn met die van
het Staatsexamen NT2 II. Het afmaken van zinnen zoals in deel 1 van het examen voorkomt,
hebben we gecombineerd met het vocabulaire. Deze komen vanaf hoofdstuk 1 voor. Andere
opdrachten worden in het boek aangeboden waar een tekst zich ertoe leent. Vanaf hoofdstuk
4 worden er opdrachten zoals in deel 2 van het examen op de website aangeboden.

Feedback

Wat betreft feedback laten we hier wat ideeën en ervaringen zien, die als richtlijn voor do-
centen bruikbaar zijn. Traditioneel wordt feedback gezien als iets wat door de docent wordt
aangeboden aan de cursist (Askew & Lodge, 2000). Inmiddels is gebleken dat het geven van
feedback minstens zo belangrijk is bij het uitbreiden van kennis en het verbeteren van vaardig-
heden als het ontvangen ervan. Men leert niet alleen van de eigen fouten maar ook, en mis-
schien nog wel meer, van de fouten van een ander. Bovendien is feedback geven een belangrij-
ke taalvaardigheid die in allerhande contexten van toepassing kan zijn.
Bij het geven van feedback kan onderscheid gemaakt worden tussen directe en indirecte
feedback. Bij directe feedback wordt de fout verbeterd, bij indirecte feedback wordt een code
gebruikt om aan te geven dat er een fout is gemaakt. Op deze manier moet de cursist zelf na-
denken over hoe de tekst verbeterd kan worden.
In Nederlands op niveau zijn verschillende opdrachten opgenomen waarbij cursisten elkaar
feedback moeten geven op de spreek- en schrijfproducten. We hebben er telkens voor ge-
zorgd dat de cursisten duidelijke criteria krijgen aangeboden met behulp waarvan ze de tekst
van hun medecursist kunnen corrigeren of van codes kunnen voorzien.
We gebruiken in deze methode verschillende manieren van feedback geven:

Schrijfvaardigheid:
■■ We hebben een correctiemodel ontwikkeld. De docent of medecursisten kunnen met co-
des in geschreven teksten aangeven waar de problemen zitten. Deze problemen hebben
betrekking op de spelling en de grammatica (bijlage 3 in het boek).
■■ We hebben op basis van de descriptoren bij schrijfvaardigheid op B2-niveau een beoor-
delingsformulier schrijfvaardigheid ontwikkeld waarmee de cursisten teksten van elkaar
kunnen beoordelen (kopieerblad 12).
■■ We hebben ook een beoordelingsformulier schrijfvaardigheid B1-B2 opgesteld waarmee
cursisten teksten van medecursisten of hun eigen teksten kunnen beoordelen en waar-
mee ze vast kunnen stellen of ze met hun schrijfvaardigheid op B2-niveau zitten (kopieer-
blad 13).
■■ Een andere vorm van feedback geven is ‘Allemaal experts’ (De Coole & Valk, 2015). De
groep wordt in tweeën verdeeld. De ene helft blijft cursist en de andere helft is expert. De
cursisten gaan met hun teksten bij verschillende experts langs om feedback te krijgen. Ze
herschrijven dan hun tekst op basis van de feedback. Zie hoofdstuk 2 van het praktische
deel van deze docentenhandleiding.

17 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spreekvaardigheid:
■■ We hebben een beoordelingsformulier ontwikkeld voor zelfbeoordeling van een presen-
tatie. Om te komen tot een zelfbeoordeling moeten de cursisten hun presentatie opne-
men en terugluisteren. Aan de hand van het formulier kunnen ze vervolgens vaststellen
wat ze goed gedaan hebben en wat voor verbetering vatbaar is (kopieerblad 2).
■■ We hebben ook een beoordelingsformulier spreekvaardigheid B1-B2 toegevoegd. Daar-
mee kunnen de cursisten elkaars spreekvaardigheid beoordelen aan de hand van de des-
criptoren van het ERK (kopieerblad 9).

Grammatica

Grammatica is voor ons geen doel op zich, maar dient als ondersteuning van de communi-
catie. Tegelijkertijd merken we wel dat grammatica voor hoogopgeleide anderstaligen een
handvat is om meer grip op de taal te krijgen. Daarbij speelt het een rol dat de omgeving min-
der tolerant is ten opzichte van grammaticale fouten, naarmate anderstaligen hogere functies
bekleden en hun taalvaardigheidsniveau toeneemt. Ook voor cursisten die zich willen voor-
bereiden op het Staatsexamen NT2 II is grammaticale correctheid van uitingen een belangrijk
criterium. We bieden dus zeker grammatica aan, maar doen dat op basis van het gebruik in
veelvoorkomende situaties. Dat betekent dat de theorie over het Nederlands vaak vereenvou-
digd wordt aangeboden en dat uitzonderingen meestal onvermeld blijven. Voor de een zal het
te veel zijn maar voor de ander juist weer te weinig, bijvoorbeeld voor studenten extra muros.
Wie het vooral te doen is om uitbreiding van zijn grammaticale kennis, kan zich beter wenden
tot specifieke taalkundecolleges met bijbehorend materiaal. Deze methode kan daarbij dan
gebruikt worden als aanvulling, gericht op de toepassing van grammatica.
Het is aan de docent om bij de grammatica naar eigen inzicht de benodigde toelichting te
verschaffen. Indien uitbreiding van de grammatica gewenst is, bevat Welles Nietes (Zijlmans,
2003) mogelijkheden tot het aanbieden daarvan.

Per hoofdstuk wordt minimaal één grammaticaal onderwerp behandeld. Een centrale rol is
weggelegd voor de werkwoorden. Er wordt aandacht besteed aan verschillende werkwoords­
tijden en vormen, zoals het gebruik van het imperfectum, perfectum, plusquamperfectum
en passivum. Daarnaast is er aandacht voor de positie van het werkwoord, die bepaald wordt
door conjuncties, adverbia en relatieve pronomina. Verder is de tweedeling in werkwoorden
met en zonder prepositie van belang omdat die consequenties heeft voor het gebruik van het/
dat of er/daar, voor het relatief pronomen en het bijwoordelijk voornaamwoord. Dat is ook de
reden dat er veel aandacht aan de preposities wordt geschonken.
De verschillende functies van zou(den) worden niet in één hoofdstuk aangeboden maar wor-
den verdeeld over de verschillende hoofdstukken, zodat cursisten geen rijtje met functies uit
hun hoofd gaan leren, maar zich in plaats daarvan richten op de betekenis en gebruiksmoge-
lijkheden van de verschillende constructies.
Waar mogelijk wordt aan de cursisten bij aanvang gevraagd wat ze al van een bepaald gram-
maticaal onderwerp weten. Aan de hand van vragen moeten ze met elkaar hun kennis daar-
over activeren, zoals bij conjuncties, het passivum en het gebruik van er.
Verder wordt een grammaticale constructie vaak geïntroduceerd door een aantal voorbeeld-
zinnen met de betreffende constructie uit de voorafgaande tekst of opdracht. Hierbij is het

18 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

verschijnsel waar de aandacht naar uit moet gaan in kleur gedrukt. Ook de rest van de lay-out
ondersteunt de grammaticale constructie.
Door middel van vragen worden de cursisten aangemoedigd om zelf de regel te ontdekken.
De docent kan aanvullende uitleg geven. In de hoofdstukken is er dus geen expliciete uitleg
gegeven. Wel wordt met een titel aangegeven wat het te behandelen grammaticale onderwerp
is. We hebben hiervoor gekozen om cursisten te stimuleren zich zo veel mogelijk te richten
op het gebruik van bepaalde taalverschijnselen. Achter in het boek is een bijlage opgenomen
waarin wel expliciete grammaticale uitleg staat.
Waar dat relevant is, staan overzichten en schema’s onder de voorbeeldzinnen. Bij ieder gram-
maticaal onderwerp zijn steeds opdrachten opgenomen, een min of meer gesloten opdracht
om de constructie te oefenen en open spreekopdrachten waarbij de cursist gedwongen
wordt de betreffende constructie te gebruiken. Het begrijpen van bijvoorbeeld grammaticale
constructies is voor ons een startpunt in het leerproces, namelijk het punt waarop je kunt be-
ginnen met het toepassen van de taal in reële situaties. Aandacht voor de vorm wordt op die
manier gekoppeld aan aandacht voor betekenis: Focus on Form (Kuiken, 2008).

Terminologie
Bij de keuze tussen Latijnse en Nederlandse termen hebben wij ons steeds laten leiden door
de begrijpelijkheid en de kans dat de betreffende term herkend wordt door (een deel van)
de gebruikers. Voor ons is het niet van belang welke term de cursist gebruikt, zolang het voor
hem duidelijk is wat ermee wordt bedoeld. We gebruiken in principe de gangbare Latijnse
grammaticale termen, behalve daar waar Nederlandse termen bestaan die voor een niet-Ne-
derlandstalige cursist begrijpelijk zijn. Zo geven we de voorkeur aan ‘subject’ en ‘conjunctie’
maar kiezen we voor ‘scheidbaar werkwoord’ in plaats van ‘separabel verbum’, omdat uit die
term goed op te maken valt waar die betrekking op heeft.

Grammaticaopdrachten
Bij elk grammaticaal onderdeel bieden we opdrachten aan waarmee de cursisten de gram-
matica kunnen oefenen. In deze opdrachten wordt geen theoretisch inzicht bevraagd. De op-
drachten zijn volgens een paar principes opgebouwd. Het eerste principe is: van receptief naar
actief. Het volgende principe is: van geleid naar vrij. Zijn de vragen in de eerste opdrachten
nog gesloten, ze worden opener naarmate de cursist verder door de opdrachten gaat. In de
laatste opdracht, meestal een spreekopdracht, wordt de toepassing van de grammatica vereist
zonder dat het oefenen van de grammatica als doel gegeven is.

Geschiedenisblokjes

In elk hoofdstuk is een blokje geschiedenis opgenomen. De onderwerpen zijn de Nederlandse


voorkeur voor oranje, de opkomst van de fiets, de oorsprong van het calvinisme, de uitvinding
van de klapschaats, Vincent van Gogh en de aanwezigheid van poldermolens. Deze onderwer-
pen laten zien dat taal en cultuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Iedereen die lange
tijd in Nederland woont, zal op een bepaald moment in aanraking komen met het Wilhelmus.
De fiets is hét vervoersmiddel in Nederland, maar komt oorspronkelijk hier niet vandaan. Was
de fiets altijd zo populair? Nederlanders vinden zichzelf niet graag gierig. Zuinigheid wordt
echter niet als een negatieve eigenschap gezien. Wat is het verschil? Het woord ‘klapschaats’
keert op allerlei manieren terug in verschillende talen over de hele wereld. Hoe kan dat en zijn

19 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

er meer Nederlandse woorden in andere talen opgenomen? Van Gogh is Nederlands bekend-
ste kunstschilder. Zijn naam wordt door niet-Nederlanders meestal niet goed uitgesproken.
Hij zette daarom ‘Vincent’ op zijn schilderijen. En wie om zich heen kijkt in Nederland ziet
overal molens, maar waarom staan ze er? Het land is met windenergie drooggemalen.

Prepositieopdrachten

In elk hoofdstuk is een prepositieopdracht opgenomen, omdat het kiezen van de juiste prepo-
sitie voor veel cursisten heel lang lastig blijft. We hebben uit de teksten van het hoofdstuk alle
verbindingen met preposities genoteerd. Deze verbindingen hebben we verwerkt in een op-
dracht, waarbij de cursist de juiste prepositie invult. De antwoorden staan achter in het boek.
Op de website staan meer prepositieopdrachten.

Onregelmatige werkwoorden

In dit boek bieden we een lijst aan met onregelmatige werkwoorden die bekend worden
verondersteld omdat ze in Nederlands in gang en Nederlands in actie reeds zijn aangeboden,
en een lijst met nog niet expliciet geoefende onregelmatige werkwoorden. Per hoofdstuk is
een selectie gemaakt van onregelmatige werkwoorden. Met die woorden wordt geoefend. De
woorden zijn geselecteerd omdat ze (in een van de teksten) in het hoofdstuk voorkwamen of
daar qua betekenis bij pasten. Vanwege de opzoekfunctie is er ook een lijst opgenomen waarin
zowel de bekende als nieuw aangeboden onregelmatige werkwoorden op alfabetische volgor-
de staan. Op de website staan nog meer opdrachten om te oefenen.

Vocabulairelijst

Aan het eind van een hoofdstuk staan de cursisten stil bij wat ze op dat moment weten en
kunnen. Doordat de aangeboden woorden uit het betreffende hoofdstuk bij elkaar gezet zijn,
kan de cursist nagaan welke woorden hij wel of niet beheerst. De lijst bevat het vocabulaire
naar aanleiding van de leesteksten. Ook woorden die voorafgaand aan een leestekst zijn aan-
geboden, staan vermeld, evenals de voorbeelden van idiomatisch taalgebruik. Tot slot staan
de werkwoorden met preposities en de onregelmatige werkwoorden vermeld. De cursist kan
deze lijst ook gebruiken bij lees- en luisterteksten. Deze lijsten staan per hoofdstuk ook op
de website. Tevens is de frequentieklasse van een woord aangegeven: 0-2000, 2001-5000 en
woorden boven de 5000. Woorden van de eerste twee categorieën moeten op niveau B2 zeker
beheerst worden.

Reflectie

Reflectie is een van de pijlers van onze visie op taalonderwijs. Het is de bedoeling dat de
cursist verantwoordelijkheid kan nemen voor zijn eigen leerproces. Aan de hand van de
can-do-statements van het ERK, behorend bij niveau B2, kan de cursist aan het eind van elk
hoofdstuk aangeven wat hij wel of niet kan, en in welke mate. Vanwege de transparantie heb-
ben we de can-do-statements geconcretiseerd door aan te geven in welke tekst of opdracht
een bepaald onderdeel is geoefend.

20 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Bovendien hebben we aan het begin van het boek een checklist B1 en aan het eind van het
boek een checklist B2 toegevoegd. Met de B1-lijst kunnen cursisten in eerste instantie bepa-
len waar hij zich tijdens de cursus op moet focussen. Met de B2-lijst kunnen ze vervolgens
zelf beoordelen of ze zich alle benodigde vaardigheden voldoende eigen hebben gemaakt. De
can-do-statements aan het eind van de verschillende hoofdstukken komen hier
als het ware samen.

21 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Bijlagen

Bijlage 1  Checklist B1 en B2

Bijlage 1a en 1b bevatten de checklists B1 en B2. Zie ook hierboven.

Bijlage 2  Onregelmatige werkwoorden, per hoofdstuk en alfabetisch

Bijlage 2a bevat de onregelmatige werkwoorden die bekend verondersteld worden en de


onregelmatige werkwoorden die nieuw zijn in dit boek en die per hoofdstuk expliciet worden
aangeboden en geoefend. Dit vindt zowel in het boek plaats als op de website.
Bijlage 2b bevat een alfabetische lijst met alle onregelmatige werkwoorden uit bijlage 2a.
Doordat de werkwoorden alfabetisch zijn aangeboden, heeft de lijst ook een naslagfunctie.
Om een cursist zelf te laten zien welke werkwoorden de moeite waard zijn om te herhalen en
te oefenen, is de frequentieklasse aangegeven: 0-2000, 2001-5000 en boven de 5000.
Voor de perfectumvorm staat soms is, soms (is). Als is is toegevoegd betekent dat dat het
betreffende werkwoord altijd gebruikt wordt met een vorm van het hulpwerkwoord zijn. Als
(is) is toegevoegd betekent dat dat een vorm van het hulpwerkwoord zijn gebruikt wordt als
in de betekenis van de zin sprake is van een beweging in een bepaalde richting van het subject
of een verandering van het subject zelf of de omstandigheden waaronder het verkeert. Bij de
overige werkwoorden wordt een vorm van hebben gebruikt als hulpwerkwoord.

Bijlage 3 Correctiemodel

Als de docent indirect feedback wil geven, dan kan hij dat aan de hand van de codes in dit
correctiemodel doen. Cursisten kunnen de betekenis van de codes nalezen.

Bijlage 4 Grammatica

In deze bijlage staat de nieuw aangeboden grammatica. Deze wordt hier talig uitgelegd en
geïllustreerd met nieuwe voorbeelden. Bepaalde uitzonderingen staan daar eveneens be-
schreven. De bijlage dient als (beperkt) naslagwerk, enerzijds om autonoom leren mogelijk
te maken, anderzijds omdat hoogopgeleiden vaak gewend zijn om taal te leren via de regels.
Bovendien is het gemakkelijk indien een cursist bij de introductie van een onderwerp afwezig
was. In de hoofdstukken wordt de grammatica dus op een inductieve manier aangeboden en
in de bijlage op een deductieve manier. Door beide presentatievormen te combineren willen
we recht doen aan de verschillende leerstijlen van cursisten.

Bijlage 5 Antwoorden

De antwoorden bij de opdrachten zijn achter in het boek opgenomen om de autonomie van
cursisten te bevorderen en om tijdrovende huiswerkbesprekingen tijdens de lessen te voorko-
men. Ook krijgen cursisten zo de gelegenheid zichzelf bij te werken als ze een of meer lessen
verzuimen. Soms zijn er ook andere antwoorden mogelijk, soms leiden opdrachten tot dis-
cussie: het is aan de docent om te beoordelen welke onderdelen van het huiswerk de moeite

22 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

waard zijn om toch in de les te bespreken ondanks het feit dat de antwoorden al gegeven zijn.
Antwoorden bij spreekopdrachten zijn niet gegeven vanwege de uitgebreide variatie in goede
antwoordmogelijkheden. De docent speelt een grote rol in de begeleiding bij deze opdrach-
ten. Nederlands op niveau is geen zelfstudiemethode en is als zodanig niet geschikt.

Bijlage 6  Werkwoorden met preposities

In deze bijlage staan de middels oefeningen aangeboden werkwoorden met prepositie alfabe-
tisch geordend.

Bijlage 7 Register

In het register staan de woorden op alfabetische volgorde met het nummer van het hoofdstuk
waarin ze voor de eerste keer voorkomen. De a of de b geeft aan of het de eerste of tweede
tekst is uit het hoofdstuk. Dit register bevat niet alle woorden die in het boek voorkomen. We
hebben ervoor gekozen om alleen die woorden op te nemen waarmee actief wordt geoefend.
Ook bij het register is de frequentieklasse van een woord aangegeven: 0-2000, 2001-5000 en
woorden boven de 5000.
De woorden die tot de 5000 meest frequente woorden behoren zijn erg belangrijk. ‘Deze
woorden vormen de harde kern van de Nederlandse taal en zijn onmisbaar voor iedere
NT2-leerder’ (Bossers, 2010).

Het register is ook als Wordbestand beschikbaar via de website www.coutinho.nl/neder-


landsopniveau. Dit geldt eveneens voor de verschillende frequentielijsten.

23 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Website

Naast het boek is er een uitgebreide website met oefenmateriaal op het gebied van de luister-
vaardigheid, grammatica en vocabulaire. Dit materiaal is aanvullend op het materiaal in het
boek. Cursisten kunnen dit materiaal zelfstandig doorwerken. Voor de docenten is er verder
een toetsenbank en deze docentenhandleiding.

Beeldfragmenten met uitgeschreven teksten

Per hoofdstuk staan er minimaal twee links naar beeldfragmenten op de website onder de
knop ‘luisteren’. Om de autonomie van de cursisten te bevorderen zijn eveneens de uitge-
schreven teksten beschikbaar via de website.

Gesprekken en taalfuncties

Bij hoofdstuk 4, 5 en 6 staan er ook links naar audiofragmenten op de website onder de knop
‘luisteren’. Het betreft gesprekken. Ook de taalfuncties zijn ingesproken.

Ingesproken leesteksten en vocabulaire

Zoals al eerder vermeld zijn de leesteksten en het bijbehorende vocabulaire op verzoek van
onze cursisten ingesproken. Ze zijn te vinden onder de knop ‘luisteren’.

Liedjes

Bij de selectie van liedjes hebben we gelet op de koppeling met het thema, de verstaanbaar-
heid en de moeilijkheidsgraad. We hebben getracht een ruime variatie aan liedjes aan te
bieden. De liedjes zijn voorzien van een opdracht en de bijbehorende antwoorden, zodat ze
zowel klassikaal als individueel kunnen worden beluisterd. De opdrachten zijn enerzijds oe-
feningen in verstavaardigheid en anderzijds gericht op begrip van de tekstinhoud. De uitge-
schreven teksten zijn eveneens beschikbaar, alles onder de knop ‘luisteren’.

Oefenmateriaal Staatsexamen NT2 II

Via de knop ‘Stex’ zijn vanaf hoofdstuk 4 specifieke oefeningen te vinden waarmee de cursist
zich kan voorbereiden op het Staatsexamen. Het betreft:
■■ leesteksten met vragen en de vindplaatsen van de goede antwoorden in de tekst;
■■ audiofragmenten met vragen, de uitgeschreven teksten en feedback op de foute ant-
woordalternatieven;
■■ schrijfopdrachten deel 2 met beoordelingscriteria;
■■ spreekopdrachten deel 3 met beoordelingscriteria.

24 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Oefeningen en antwoorden

Per hoofdstuk zijn er onder de knop ‘oefenen’ allerlei aanvullende oefeningen opgenomen om
extra te kunnen oefenen met grammatica, vocabulaire, preposities en onregelmatige werk-
woorden.

Vocabulairelijsten en frequentielijsten

Het register en de frequentielijsten zijn als Wordbestand opgenomen zodat de cursist daar op
zijn eigen wijze mee aan de slag kan. Ze zijn te vinden met behulp van de knoppen onder aan
het scherm. Ook de woordenlijsten per hoofdstuk zijn opgenomen.

Toetsing

Bij het boek hebben we drie zogenoemde formatieve toetsen met normering opgenomen,
na hoofdstuk 2, 4 en 6. Deze toetsen hebben als doel om de cursisten feedback te geven op
hun prestaties en indien nodig een bepaald onderdeel te herhalen. Ook geven de toetsen een
docent informatie: als blijkt dat een bepaald onderdeel slecht is gemaakt, is het wenselijk daar
nog extra aandacht aan te besteden (Andringa, 2010).
De toetsen bestaan elk uit drie onderdelen: vocabulaire, grammatica en een schrijfopdracht.
Op de website is een toetsenbank beschikbaar waar docenten uit kunnen putten om eigen
toetsen samen te stellen. De docent kan daarbij ook zelf de normering vaststellen.

Een andere vorm van formatieve toetsing die inzicht geeft in het leerproces, is het portfolio.
Hoewel het portfolio niet expliciet genoemd staat in het boek, zijn er zeker verschillende ele-
menten te gebruiken voor het portfolio. Binnen de praktijk van het Talencentrum RUG moe-
ten cursisten bijvoorbeeld de volgende onderdelen verzamelen in hun portfolio:
■■ een ingevulde checklist niveau B1 aan het begin van de cursus;
■■ drie focuspunten op basis van checklist B1, waar de cursist extra aandacht aan gaat beste-
den;
■■ taalbiografie in hoofdstuk 1 en 5;
■■ minimaal zes ingeleverde schrijfopdrachten;
■■ reflectie aan het eind van elk thema;
■■ reflectie in het midden van de cursus;
■■ één audio-opname van zichzelf;
■■ resultaten van minimaal twee toetsen;
■■ drie korte verslagjes van luisterfragmenten die buiten de cursus zijn beluisterd;
■■ een ingevulde checklist B2 aan het eind van de cursus.

Het moge duidelijk zijn dat dit uitvoeringen zijn van opdrachten die de cursist doet bij het
volgen van de cursus. De taken voor het portfolio worden niet speciaal daarvoor opgesteld.
Het portfolio is niet meer en niet minder dan een bundeling van bewijzen dat een cursist taal-
taken op een bepaald niveau kan uitvoeren en/of geoefend heeft.
Het bijhouden van het portfolio is voor ons niet een louter administratieve handeling. Het is
de keerzijde van de reflectie zoals die plaatsvindt door de hele methode: nu gaat het niet om

25 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

het reflecteren op wat de cursist kan, maar op het daadwerkelijk laten zien van de vaardighe-
den. Beide vormen zijn ons inziens even belangrijk.
Hoewel spreekvaardigheid wat ons betreft een zeer hoge prioriteit heeft, is er aan deze metho-
de geen spreekvaardigheidstoets gekoppeld. Docenten die met deze methode werken krijgen
tijdens de lessen volop gelegenheid om de vorderingen van hun cursisten te volgen hetzij
tijdens de uitvoering van de spreekopdrachten, hetzij via het portfolio.

Docentenhandleiding

De docentenhandleiding die u nu leest, is aan te vragen via de website.

26 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Geraadpleegde literatuur

Accessibility Leesniveau Tool. Opgevraagd van https://www.accessibility.nl/kennisbank/tools/leesni-


veau-tool
Andringa, S. (2010). Toetsing en evaluatie. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek Neder-
lands als Tweede Taal in het volwassenonderwijs. Bussum: Coutinho.
Askew, S. & C. Lodge (2000). Gifts, ping-pong and loops – linking feedback and learning. In S. Askew
(red.) Feedback for Learning. London: RoutledgeFalmer.
Bakker, I. de (2010). Schrijven. In B. Bossers, F. Kuiken & A.Vermeer (red.), Handboek Nederlands als
Tweede Taal in het volwassenonderwijs. Bussum: Coutinho.
Boer, B. de, M. van der Kamp & B. Lijmbach (2010). Nederlands in gang. Bussum: Coutinho.
Boer, B. de, M. van der Kamp & B. Lijmbach (2012). Nederlands in actie. Bussum: Coutinho.
Bossers, B. (2010). Woordenschat. In B. Bossers, F. Kuiken & A. Vermeer (red.), Handboek NT2 in het vol-
wassenenonderwijs. Bussum: Coutinho.
Coole, D. de & A. Valk (2015). Actief met taal. 2e druk. Bussum: Coutinho.
Hazenberg, S. & J.H. Hulstijn (1994) Hazenberg en Hulstijn-lijst. In S. Hazenberg, Een keur van woorden.
De wenselijke en feitelijke receptieve woordenschat van anderstalige studenten. Ridderkerk: Ridder-
print.
Kalsbeek, A. van (2001). NT2-NVT: Synergie of scheiding der wegen? Neerlandica extra muros, XXXIX.
Amsterdam: Rozenberg Publishers.
Kuiken, F. (2008). Focus on Form in het onderwijs Nederlands als tweede taal. In B. Bossers (red.), Klas-
siek vakwerk. Amsterdam: Boom.
Kuiken, F. & I. Vedder (1995). Grammatica opnieuw bekeken. Amsterdam: Meulenhoff Educatief.
Liemberg, E. & D. Meijer (red.) (2004). Taalprofielen. Enschede: Nationaal Bureau MVT.
Little, D. (2009). The CEFR, the ELP and the need for a new assessment culture. Lezing tijdens het
­Cercles-congres, Padua.
Martinyuk, W. (2009). The Council of Europe’s CEFR: Approach, status, function and implementation.
­Lezing tijdens het Cercles-congres, Padua.
Murphey, T., J. Chen & L. Chen (2004). Learner’s constructions of identities and imagined community. In
P. Benson & D. Nunan, Learner’s Stories. Cambridge: CUP.
Nation, I.S.P. (2001). Learning vocabulary in another language. Cambridge: CUP.
Olie, J. & N. Heijne (2014). Proeverij: Luisteren op B2. lezing tijdens de BVNT2-conferentie, Hoeven.
Pattison, P. (1989). Developing Communication Skills. A practical handbook for language teachers, with
examples in English, French and German. Cambridge: CUP.
Recommendation CM/Rec (2008)7 of the Committee of Ministers to member states on the use of the Coun-
cil of Europe’s Common European Framework of Reference for Languages (CEFR) and the promotion of
plurilingualism.
Talencentrum RUG (2008) Jaarverslag. Groningen: RUG.
Veen, C. van (1995). Luistervaardigheid. In J. Hulstijn, R. Stumpel, B. Bossers, & C. van Veen (red.), Neder-
lands als tweede taal in de volwasseneducatie: Handboek voor docenten. Amsterdam: Meulenhoff
Educatief.
Verhallen, S. (2012). Hoeveel en welke? Woordenschat leren voor Staatsexamens NT2. Les, nummer 176.
Amsterdam: Boom.
www.taalportfolio.nl
Zijlmans, L. (2003). Welles Nietes. Amsterdam: Intertaal.

27 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Bijlage 
Beheersingsniveau B2

Lezen

Kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de
schrijvers een bijzondere attitude of standpunt innemen. Kan eigentijds literair proza begrijpen.

Tekstkenmerken receptief

Onderwerp: Alledaagse onderwerpen en onderwerpen die aansluiten bij het


eigen vakgebied.
Woordgebruik en Er zijn geen beperkingen mits woordenboeken e.d. voorhanden
zinsbouw: zijn.
Tekstindeling: Er zijn geen beperkingen.
Tekstlengte: Speelt geen rol.

Strategieën

Signalen herkennen Kan een variëteit aan strategieën gebruiken om tot tekstbegrip te
en interpreteren: komen, inclusief letten op hoofdpunten en begrip checken met
gebruik van contextuele aanwijzingen.
Hulpmiddelen: Incidenteel gebruik van een woordenboek bij gespecialiseerde arti-
kelen buiten het eigen gebied.

Luisteren

Kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer
het onderwerp redelijk vertrouwd is. Kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op
de tv begrijpen. Kan het grootste deel van films in standaardtaal begrijpen.

Tekstkenmerken receptief

Onderwerp: Teksten hebben betrekking op concrete en abstracte onderwerpen


die men tegenkomt in het sociale en professionele leven en in het
onderwijs.
Woordgebruik en Het taalgebruik is complex.
zinsbouw:
Tempo en De spreker spreekt in standaardtaal en in normaal tempo.
articulatie:
Tekstlengte: Teksten kunnen lang zijn.

28 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Strategieën

Signalen herkennen Kan een variëteit aan strategieën gebruiken om tot tekstbegrip te
en interpreteren: komen, inclusief letten op hoofdpunten en begrip checken met
gebruik van contextuele aanwijzingen.

Gesprekken voeren

Kan zodanig deelnemen aan een vloeiend gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaal­
sprekers redelijk mogelijk is. Kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een
discussie en hierin standpunten uitleggen en ondersteunen.

Tekstkenmerken receptief

Onderwerp: De onderwerpen kunnen algemeen, wetenschappelijk of beroeps-


matig van aard zijn of te maken hebben met vrijetijdsbesteding.
Woordgebruik en Er worden complexe argumentaties gebruikt. Idiomatische uitdruk-
zinsbouw: kingen worden niet altijd begrepen. Zinsbouw kan complex zijn.
Tempo en articulatie: Het spreektempo is het gemiddelde spreektempo van een moe-
dertaalspreker. Er wordt standaardtaal gesproken.
Hulp: Gesprekspartners praten op een normaal tempo in de standaard-
taal.

Tekstkenmerken productief

Onderwerp: De onderwerpen kunnen algemeen, wetenschappelijk of beroeps-


matig van aard zijn of te maken hebben met vrijetijdsbesteding.
Woordenschat en Taal is toereikend om duidelijke beschrijvingen te geven, en me-
woordgebruik: ningen te verkondigen over de meeste algemene onderwerpen.
Een enkele maal komt een minder gebruikelijk of minder passend
woord voor. Het is echter meestal duidelijk wat wordt bedoeld.
Grammaticale De grammatica is redelijk correct. Eventuele kleine afwijkingen
correctheid: doen geen afbreuk aan de begrijpelijkheid en worden vaak her-
steld. Enige complexe zinsvormen komen voor.
Interactie: De aanvang van een gesprek, het beurtnemen en het beëindigen
van een gesprek gebeurt over het algemeen op gepaste wijze, soms
op een minder elegante manier. Het taalgebruik bevat aanmoe-
digingen en bevestigingen van de gesprekspartner die dienen om
het gesprek gaande te houden.
Vloeiendheid: Het tempo is over het algemeen en voor langere gedeelten vrij
vast, alhoewel ook aarzelingen voorkomen waar de spreker zoekt
naar patronen en uitdrukkingen. Er zijn nog maar weinig opval-
lend lange pauzes.

29 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Coherentie: Helderheid en coherentie wordt bewerkstelligd door middel van


een beperkt aantal verbindingswoorden, hoewel dat in een lange
bijdrage niet altijd even goed lukt.
Uitspraak: Duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie.

Spreken

Kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwer-
pen die betrekking hebben op zijn/haar interessegebied. Kan een standpunt over een actueel
onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.

Tekstkenmerken productief

Onderwerp: De onderwerpen kunnen algemeen, wetenschappelijk of beroeps-


matig van aard zijn of te maken hebben met vrijetijdsbesteding.
Woordgebruik en De woordenschat is toereikend om duidelijke beschrijvingen te
woordenschat: geven, en meningen te verkondigen over de meeste algemene
onderwerpen. Het valt niet op dat de spreker naar woorden moet
zoeken.
Grammaticale Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica en
correctheid: maakt gebruik van complexe zinsvormen. Er zijn geen fouten die
de begrijpelijkheid in de weg staan. De meeste fouten worden
door de spreker zelf hersteld.
Vloeiendheid: Stukken tekst worden in een vrij vast tempo geproduceerd, alhoe-
wel de spreker soms aarzelt wanneer hij/zij zoekt naar patronen en
uitdrukkingen. Er zijn nog maar weinig opvallend lange pauzes.
Coherentie: De spreker maakt gebruik van een beperkt aantal middelen voor
tekstcohesie om zijn/haar uitingen te verbinden tot een heldere,
coherente tekst, hoewel dat in een lange bijdrage niet altijd even
goed lukt.
Uitspraak: Duidelijke, natuurlijke uitspraak en intonatie.

Schrijven

Kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die
de persoonlijke interesse van de schrijver hebben. Kan een opstel of verslag schrijven, informa-
tie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt.
Kan brieven schrijven waarin het persoonlijk belang van ervaringen en indrukken aangegeven
wordt.

30 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Tekstkenmerken productief

Onderwerp: De tekst heeft betrekking op zaken die behoren tot de interesse­


sfeer of de ervaringswereld van de schrijver.
Woordenschat en Voldoende taal om duidelijke beschrijvingen te geven, en menin-
woordgebruik: gen te verkondigen over de meeste algemene onderwerpen.
Grammaticale Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica. Er
correctheid: zijn geen fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan.
Spelling en Duidelijke, begrijpelijke, lopende tekst waarbij tekstconventies
­interpunctie: zoals indeling in paragrafen en standaard lay-out zijn toegepast.
Spelling en interpunctie zijn redelijk accuraat, maar kunnen in-
vloeden van de moedertaal bevatten.
Coherentie: Een gelimiteerd aantal middelen voor tekstcohesie is aangewend
om de uitingen van de schrijver te verbinden tot een heldere, co-
herente tekst, hoewel dat in een lange tekst niet altijd even goed is
gelukt.

Taalprofielen, maart 2004


Bron: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001

31 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Bijlage 
Overzicht descriptoren niveau B2 gelinkt aan de
­verschillende onderdelen in Nederlands op niveau
Bij een aantal descriptoren is sprake van overlap, waardoor onderdelen soms vaker genoemd
worden. Soms worden onderdelen ook herhaald omdat meerdere vaardigheden geoefend
worden.

LEZEN B2 Onderdeel in NoN


1 Correspondentie lezen
Voor de voorbeelden op B2 geldt dat zij – tenzij anders vermeld – handelen over onderwerpen die
behoren tot het eigen vakgebied of de eigen ervaringswereld van de lezer.
Kan brieven of e-mails over onderwerpen in de eigen 4 Ik vertrek
interesse­sfeer met gemak lezen en snel de essentie vatten.
■■ antwoord op een brief waarin gevraagd is naar informatie
over hobby, sport of reizen (XX)
■■ reactie op een klacht of verzoek om schadevergoeding (DL,
WE)
■■ ideeën van een correspondentiepartner over vriendschap,
relaties, werk, het milieu (DL)
Kan de meeste zakelijke correspondentie van verschillende
instanties begrijpen.
■■ toelatingscriteria en aanmeldingsprocedures voor studie in
het buitenland (OPL)
■■ uit een ingewikkelde klachtenbrief de informatie halen die
nodig is om een antwoord op te stellen (WE)
■■ wervingsbrief van buitenlandse beurs voor deelname aan een
vakbeurs (WE)
2 Oriënterend lezen 2 Voorwaarden abonnement
Kan snel belangrijke detailinformatie vinden in lange en com- 6 Greenwheels
plexe teksten. 6 Duurzame bruiloft
■■ fraudebepalingen in een examenreglement (OPL)
■■ bekostigingsvoorwaarden in een beschrijving van een uitwis-
selingsprogramma in het buitenland (OPL)
■■ de juiste aanwijzing in een helpprogramma bij een compu-
terprobleem (XX)
■■ voorwaarden in een offerte, polis of contract doornemen en
bij twijfel de hulp van een deskundige inroepen (PU, WE)
■■ marktinformatie over een bepaald product verzamelen (OPL,
WE)

32 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan bij allerlei soorten berichten, artikelen of verslagen snel 1 Website Happy news
bepalen of het de moeite waard is deze nader te bestuderen. 2 Tekst van internet
■■ artikelen in de krant of informatie op internet voor het
­maken van een werkstuk (OPL)
■■ lijst publicaties op eigen vak- of interessegebied, opgeleverd
door een zoekmachine (DL, OPL, WE)
■■ berichten in een internetnieuwsgroep op eigen vak- of
­interessegebied (DL, OPL, WE)
■■ passages in een studieboek bij het voorbereiden van een
­tentamen (OPL)
■■ onderzoeksverslagen (OPL, WE)
■■ artikelen over onderwerpen van algemeen belang in een
­landelijke kwaliteitskrant of opinieblad (DL, OL, WE)
Kan meer complexe advertenties begrijpen.
■■ reclame waarin een nieuw product wordt aangeprezen (DL)
■■ aanbod van woningen, met veel afkortingen en specifieke
begrippen (DL)
■■ vacatures voor meer complexe functies op het eigen vakge-
bied (WE)
3 Lezen om informatie op te doen
Kan teksten begrijpen over actuele onderwerpen waarin de 2 Fietsetiquette
schrijver een bepaald standpunt inneemt. 2 Altijd en overal online
3 Dali-snor
4 Engels spreken
4 Integreren is een achterhaald
concept
5 Reclame onderdrijft
6 Britse fietsimmigrant
6 Duurzame huid voor rijtjes-
huis
■■ een opiniërend artikel over de arbeidsmarktrelevantie van
een toekomstige studie (OPL, WE)
■■ artikelen over een milieuvraagstuk als input voor een profiel-
werkstuk (OPL)
■■ een krantenartikel over het nut van strenge veiligheidsmaat-
regelen bij voetbalwedstrijden (DL)
■■ een recensie van een boek, film of theatervoorstelling (DL) 5 Het diner
■■ een column in een krant of tijdschrift (DL) 1 Complimentendag
3 Fifty-fifty
Kan literaire en non-fictie teksten lezen met een redelijke 6 Diagnose Homo sapiens
mate van begrip voor het geheel en voor details.
■■ korte verhalen en romans van hedendaagse schrijvers (DL)
■■ een biografie (DL)
■■ een (literaire) thriller (DL)

33 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan in teksten over onderwerpen van algemeen belang of 2 Sollicitatietips


binnen het eigen vak- of interessegebied nieuwe informatie en
specifieke details vinden.
■■ de consequenties van de aanleg van een snelweg voor een
natuurgebied (PU, OPL)
■■ historische informatie over een stad of bouwwerk in een reis-
gids (DL, OPL)
■■ studieboek op het eigen vakterrein (OPL, WE)
■■ verslagen van afdelingsoverleg of ondernemingsraad (WE)
4 Instructies lezen
Kan lange en complexe instructies begrijpen, mits er gelegen-
heid is om moeilijke stukken meerdere malen te lezen.
■■ grammatica aanwijzingen in de vreemde taal (DL, OPL, WE)
■■ instructies voor het installeren van computerprogramma’s en
randapparatuur als een scanner of printer (DL, OPL, WE)
■■ instructies voor het maken van een eigen webpagina (DL,
OPL, WE)
■■ raadplegen van een handboek bij het inwerken op een nieu-
we machine (WE)
■■ programmeren van een videorecorder (DL)
■■ richtlijnen voor het aanvragen en afleggen van tentamens en
examens (OPL)
LUISTEREN B2 Onderdeel in NoN
Voor alle voorbeelden op B2 geldt dat zij over onderwerpen handelen die gebruikelijk zijn in het
normale dagelijkse taalverkeer of waarmee de luisteraar persoonlijk vertrouwd is. Bovendien dienen
sprekers in normaal tempo en standaardtaal te spreken.
1 Gesprekken tussen moedertaalsprekers verstaan
Kan met enige moeite veel begrijpen van gesprekken over een 2 Fietsliftplaats en Fietsoppas
voor hem/haar interessant onderwerp. 4 Amstel
■■ gesprek tussen buitenlandse leeftijdgenoten over een nieuw 6 Toogethr
computerspel (DL)
■■ gesprek tussen vrienden in een café over hun studieplannen
(DL)
■■ tijdens een buitenlandse stage een gesprek tussen collega’s
over een op handen zijnde reorganisatie (WE)
Kan in discussies over thema’s binnen het eigen vak- of inte- 3 Jongerenlagerhuisdebat
ressegebied de argumentatie volgen en belangrijke punten in
detail begrijpen.
■■ begrijpen van de argumenten voor en tegen het gedogen van
softdrugs tijdens een discussie met buitenlandse scholieren
(OPL)
■■ begrijpen van verschillende standpunten en posities van par-
tijen tijdens een onderhandelingsgesprek over een bekend
onderwerp (WE)

34 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

2 Luisteren als lid van een live publiek 1 Imago van Nederland
Kan complexe informatie begrijpen over onderwerpen uit het 4 Wat zou jij doen als …
dagelijks leven of het eigen beroep of vakgebied. 5 Overtuigende communicatie
■■ een uiteenzetting op een vakbeurs waarin de eigen produc- 6 Wubbo Ockels: Ruimteschip
ten worden vergeleken met die van de concurrenten (WE) Aarde
■■ historische achtergrondinformatie in een beschrijving van
bezienswaardigheden tijdens een excursie (PU)
■■ bespreking van onderzoeksresultaten tijdens een gastles van
een buitenlandse docent (OPL)
Kan binnen de eigen interessesfeer of het eigen vakgebied de es-
sentie van ingewikkelde betogen begrijpen, mits het onderwerp
enigszins vertrouwd en het verhaal duidelijk opgebouwd is.
■■ een inleiding over het studieprogramma van een buitenland-
se opleiding (OPL)
■■ een technische demonstratie waarin informatie wordt gege-
ven over de werking van een nieuwe machine (WE)
■■ een presentatie over een vaktechnisch onderwerp tijdens een
internationale conferentie (WE, OPL)
3 Luisteren naar aankondigingen en instructies
Kan gedetailleerde aanwijzingen en mededelingen begrijpen. 2 filmpjes: Sire, asociaal gedrag
■■ aankondigingen op een station over hoe je moet omreizen 3 filmpje: Man die het vlees
tijdens een treinstaking (PU) snijdt
■■ aanwijzingen van een arts over de behandeling van een kwaal 4 Spreek Nederlands
of verwonding (PU)
■■ telefonische instructies van een helpdeskmedewerker over
het oplossen van een computerstoring (PU, WE)
■■ aanwijzingen van een projectleider over de administratieve
afhandeling van een internationaal project (OPL, WE)
4 Luisteren naar tv-, video- en geluidsopnames
Kan de meeste in standaardtaal en in normaal tempo gespro- Stex luisteren (website bij 4, 5, 6)
ken radioprogramma’s begrijpen.
■■ een documentaire (PU)
■■ een actualiteitenrubriek (PU)
■■ een interview (PU)
Kan de essentie begrijpen van moeilijkere tv-programma’s als 3 Bonte vrouwen
er in standaardtaal en in normaal tempo gesproken wordt. 4 Spreek Nederlands
4 Ik vertrek
5 Rotterdam designprijs
■■ een documentaire of actualiteitenrubriek (DL, PU) 2 Fietsliftplaats
6 Boerderij met zeewier
■■ een discussieprogramma (DL, OPL) 2 Vrijwilligerswerk
■■ een talkshow (DL) 1 Knippen bij de voedselbank
■■ informatieve programma’s over populair-wetenschappelijke
onderwerpen (DL, OPL)
■■ een instructievideo over verkooptechniek (WE)

35 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan de handeling en veel informatie volgen in films als er in 4 Amstel


standaardtaal en in normaal tempo gesproken wordt.
■■ een thriller (DL)
■■ een romantische komedie (DL)
■■ een historisch kostuumdrama (DL)
■■ een jeugdfilm (DL, OPL)
GESPREKKEN VOEREN B2 Onderdeel in NoN
Voor alle voorbeelden op B2 geldt gebrekkig taalgebruik kunnen voorkomen. Deze worden echter
meestal ter plekke door de dat bij alle gespreksdeelnemers misverstanden door onjuist of deelnemers
opgevangen en hersteld.
1 Informele gesprekken
Kan contacten met sprekers van de vreemde taal onderhou- 2 Social talk
den zonder hen onbedoeld te irriteren of te amuseren en zon-
der dat zij zich anders moeten gedragen dan in gesprekken
met native speakers.
■■ buitenlandse gasten onderhouden bij informele gelegen­
heden (DL, WE)
■■ een gesprek voeren met een kennis of collega in een rumoe-
rig café (DL, WE)
■■ deelnemen aan gesprekken met meerdere sprekers van de
vreemde taal (DL, OPL, WE)
■■ bij zakelijke ontmoetingen een prettige sfeer creëren door
small talk (WE)
Kan in vertrouwde situaties actief meedoen aan discussies 2 Vrijwilligerswerk
over onderwerpen van algemene aard. 3 Bespreken man/vrouw
■■ met een docent over de nieuwe lesmethode (OPL) 3 Tattoo
■■ over het vrijgeven van de drugshandel (DL) 4 Integratie
■■ over het openstellen of sluiten van de Europese grenzen (DL)
■■ over het handhaven van verschillen in prijzengeld in de sport
bij mannen en vrouwen (DL)
Kan gevoelens genuanceerd uiten en adequaat reageren op 1 Complimenten geven
gevoelsuitingen van anderen.
■■ meeleven met een buitenlandse kennis/collega die voor een 2 Heftig reageren / vriendelijk
belangrijk examen gezakt is (DL) vragen
■■ schrik en verdriet uiten na een verkeersongeluk (PU)
■■ medeleven betuigen bij ingrijpende gebeurtenissen (DL)
■■ met een vriend/in praten over een ontroerende film (DL)
■■ je boosheid uiten over het niet nakomen van afspraken (XX)

36 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

2 Bijeenkomsten en vergaderingen
Kan actief meedoen aan routinematige en niet-routinematige
formele discussies.
■■ over het maximale aantal deelnemers voor een wedstrijd/ 6 Energie besparen
project (PU, OPL, WE)
■■ over de inhoud van de schoolkrant of de nieuwsbrief (WE,
OPL)
■■ over de beperkte bijdrage van groepsleden aan een project
(WE, OPL)
Kan in een discussie zijn/haar mening naar voren brengen, 3 Jongerenlagerhuisdebat
verantwoorden en overeind houden. 3 Calvinisme
■■ over een maatschappelijk onderwerp zoals de drugsbestrij- 4 Placemat
ding (OPL) 4 Engels spreken
■■ over internationale vraagstukken zoals de vluchtelingenpro-
blematiek (OPL)
■■ tijdens een werkbespreking een alternatieve oplossing voor
een probleem aandragen (WE)
Kan in een discussie alternatieve voorstellen bespreken, een 2 Opdracht met zouden
hypothese formuleren en op hypotheses reageren. kunnen
■■ een doemscenario schetsen bij een voorstel (OPL, WE)
■■ standpunten verzamelen en vergelijken bij de keuze van een
nieuwe leverancier (WE)
■■ verschillende opties rond een operatie bespreken (OPL,WE)
3 Zaken regelen 2 Goed geregeld
Kan de voortgang van het werk of van een gezamenlijke acti-
viteit op weg helpen.
■■ door anderen uit te nodigen om mee te doen, om te zeggen
wat zij denken (WE, OPL)
■■ door alternatieven voor te stellen en te bespreken met be-
trekking tot de service die het(stage)bedrijf aan zijn klanten/
gasten verleent (WE)
■■ door een groepje te vormen voor het organiseren van een
volleybalwedstrijd op een camping (DL)
Kan een vraagstuk of probleem helder schetsen, een vermoe- 4 Keuze uit twee hotels
den uitspreken over oorzaken en consequenties en verschil-
lende oplossingen tegen elkaar afwegen.
■■ speculeren over de consequenties van uitstel van levering
van reeds bestelde producten (WE)
■■ bij overboeking op een vlucht met een klant die beslist naar
de plaats van bestemming wil, alternatieven bespreken (WE)
■■ met een lokale vakman de gewenste verbouwing aan een
vakantiehuisje bespreken (DL)
Kan in een telefoongesprek een probleem oplossen of 4 Een klacht (klagende partij)
­toelichten.
■■ een veranderd reisschema of een overboeking (DL, WE)
■■ reservering of huur ongedaan maken (DL)

37 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan zich op reis in onverwachte situaties redden. 1 Wat zeg je dan?


■■ in discussie gaan met een agent over een onterechte 4 Wat zou jij doen?
­bekeuring (PU)
■■ problemen oplossen rond verlies van documenten, gemiste
aansluitingen, mislopen van afspraken (PU)
■■ een aanrijding of ‘pech onderweg’ afhandelen met de ver-
keersautoriteiten en zorgen dat je de nodige paperassen voor
je verzekering bemachtigt (PU)
■■ genoegdoening vragen in een hotel als het gehuurde niet in
overeenstemming is met de afspraken (PU)
Kan een klacht op adequate wijze afhandelen, telefonisch en 4 Een klacht (oplossende
face-to-face. partij)
■■ van een gast in een hotel, over de slechte service (WE)
■■ van een klant in een winkel, over een slecht werkend appa-
raat (WE)
■■ van een zakenrelatie, bij het te laat of verkeerd leveren van
goederen (WE)
Kan onderhandelen. 6 Onderhandelen zonne-
■■ over groepskorting tijdens buitenlandse reis (PU, OPL, WE) panelen
■■ over leveringsvoorwaarden van producten en diensten (WE)
■■ met de docent over een gegeven opdracht (OPL)
■■ met een makelaar bij de aankoop van een tweede huis (PU)
■■ voor een reisorganisatie die nieuwe bestemmingen zoekt
(WE)
■■ voor een bedrijf met een buitenlandse vestiging (WE)
4 Informatie uitwisselen 1 Navertellen Happy News
2 Inhoud fietsfilmpjes vertellen
2 Fietsregels
Kan op betrouwbare wijze gedetailleerde informatie door­ 2 Tekst navertellen m.b.v.
geven. specifiek vocabulaire
■■ over verschillende reismogelijkheden (DL, WE) 4 Nederland op de kaart
■■ over hoe een probleem is opgelost (WE) 4 Integratie
■■ over de technische specificaties van een apparaat of machine 5 Reclamespotjes
(WE) 5 Apenkooien
5 Boeken

38 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan complexe informatie en adviezen met betrekking tot het 2 Tekst eigen vakgebied
eigen vak- of interessegebied uitwisselen. (woordwolk)
■■ met een klant over de leveringsvoorwaarden in een offerte 4 Engels spreken (artikelen
spreken (WE) vergelijken)
■■ op een vak- of hobbybeurs de mogelijkheden van een nieuw 4 Schoolsysteem
product bespreken met de leverancier (DL, WE)
■■ bij een rondleiding vragen stellen aan de gids over een inte-
ressant detail (DL)
■■ met een kennis de voor- en nadelen van bepaalde computer-
programma’s bespreken (DL)
■■ met collega’s een nieuwe procedure doorspreken (WE)
■■ voor de klas of de collega’s een samenvatting bespreken van
artikelen in vakliteratuur (OPL, WE)
■■ plannen voor uitwisselingsprojecten met de buitenlandse
partnerinstelling doornemen (WE, OPL)
■■ ideeën voor promotie van een boek of product bespreken
(WE)
Kan in telefoongesprekken meer complexe informatie
­uitwisselen.
■■ een gebeurtenis beschrijven aan een vriend/in (DL) 4 Jeugdherinnering, verblijf
buitenland of misverstand
beschrijven
■■ met een leverancier bespreken wat te doen met een partij 4 Hotels vergelijken
verkeerd afgeleverde producten (WE)
■■ de laatste details voor een schoolbezoek regelen met een
buitenlandse partner (WE)
Kan initiatief nemen in een vraaggesprek, kan ideeën ontwik- 2 Sollicitatiegesprek
kelen en ze uitbreiden met een beetje hulp of stimulans van 3 Reflectie op focuspunten
de gesprekspartner. 6 Bespreken aardboltest
■■ in een sollicitatiegesprek bij een buitenlands bedrijf of voor
een stageplek ingaan op ervaringen, motivatie en kwalificatie
(OPL, WE)
■■ in een voortgangsgesprek met een stagebegeleider of mentor
terugblikken op de leerervaringen van de afgelopen periode
en leerdoelen voor de komende periode formuleren (OPL,
WE)
■■ tijdens een straatinterview toelichten wat hij/zij opmerke-
lijk vindt aan de vreemde stad/streek, in vergelijking met de
eigen stad/streek (PU)

39 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

SPREKEN B2 Onderdeel in NoN


Voor alle voorbeelden op B2 geldt dat onderwerpen betrekking hebben op het interessegebied van
de spreker of op alledaagse zaken. Haperingen en incorrect taalgebruik komen zelden voor en zijn
over het algemeen niet storend. Soms zijn de verbanden tussen tekstgedeelten niet direct duidelijk
aangegeven.
1 Monologen
Kan veel zaken binnen het eigen vakterrein of interessegebied 5 Reclamecampagne
duidelijk uiteenzetten, en daarbij belangrijke punten en rele- Stex spreken (website bij 4 en 6)
vante details goed naar voren brengen.
■■ aan een vriend/in duidelijk maken waarom je het beleid van
de ene politieke partij beter vindt dan dat van de andere
(DL)
■■ in een werk- of projectgroep voorkeur voor themakeuze of te
volgen werkwijze uitgebreid beargumenteren (OPL, WE)
■■ uitleg geven over de ontwikkeling van een product, en ge-
maakte keuzes verantwoorden (WE)
■■ als amateur-fotograaf uitleggen wat er bij komt kijken om die
ene fantastische foto te maken (DL, OPL)
Kan verslag doen van ervaringen en gebeurtenissen, en daar-
bij meningen met argumenten onderbouwen.
■■ na een project dat samen met een buitenlandse school werd
uitgevoerd, aan de begeleider vertellen wat er wel en niet
goed gegaan is en waarom (OPL)
■■ na langer verblijf in het buitenland zoals voor een stage, ge-
voelens bij terugkeer genuanceerd beschrijven (OPL)
■■ in een tafelgesprek met geïnteresseerde (onbekende) toehoor-
ders verslag doen van een reis, een land of landschap (PU)
■■ in een sollicitatie- of intakegesprek gedetailleerd verslag doen 2 Sollicitatiegesprek
van eerdere onderwijs- of werkervaring (OPL, WE)
Kan duidelijke, samenhangende verhalen vertellen. 1 Presentatie Happy News
■■ iets wat je gehoord, gelezen of gezien hebt in samenvatting 4 Amstel
doorvertellen voorzien van je eigen mening (XX)
■■ aan vrienden een belangrijk voorval uit je jeugd vertellen
(DL)
■■ bij de afsluiting van een uitwisselingsproject met studenten
een leuk verhaal vertellen over de start van het project (OPL)
2 Een publiek toespreken
Kan in de meeste situaties spontaan iets in een groep aankon- 5 Plastic tas
digen of meedelen.
■■ bij verwikkelingen tijdens uitwisselingen nieuwe regels/rege-
lingen uitleggen aan collega’s/medescholieren (OPL, WE)
■■ collega’s/medestudenten uitnodigen ‘s avonds in het café om
een verjaardag te vieren (OPL, WE)

40 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan een duidelijk en gedetailleerd betoog houden over onder- 1 Toen en nu


werpen uit eigen interessesfeer of werkgebied. 1 Presentatie held
■■ bij een conferentie of studiebijeenkomst in een plenaire zit- 5 Uitvinding presenteren
ting verslag doen van een werkgroep (OPL, WE)
■■ een presentatie houden voor medestudenten over een be-
studeerd onderwerp, waarbij voor- en nadelen van verschil-
lende standpunten besproken worden (OPL)
■■ een presentatie houden op een vakbeurs over een nieuw
ontwikkeld product en daarbij vragen uit het publiek zonder
veel moeite beantwoorden (WE)
■■ in een werkgroep een voorstel of plan in detail presenteren
(OPL, WE)
SCHRIJVEN B2
Voor alle voorbeelden op B2 geldt dat de zaken die behoren tot de interessesfeer of de leefwereld van
de schrijver redelijk correct zijn weergeven in een spelling die mogelijk een enkele maal invloed van
de moedertaal van de schrijver vertoont. Bij lange teksten zijn verbanden tussen tekstgedeelten soms
niet geheel duidelijk.
1 Correspondentie
Kan in correspondentie ingaan op de persoonlijke betekenis 2 Een woord van dank
van ervaringen en gebeurtenissen. 4 Ik vertrek – na 1 jaar
■■ aan een vriend/in problemen op je werk/in je stage beschrij-
ven (DL)
■■ een (stage)begeleider bedanken voor alle hulp en goede raad
en vertellen waarvan je het meest hebt geleerd (OPL, WE)
■■ een vriend/in vertellen wat het voor je betekent dat je beste
vriend/in naar een andere stad/ander land gaat verhuizen
(DL)
■■ reageren op een brief/e-mail van een kennis of vriend die
meldt dat hij/zij langdurig ziek is (DL)
Kan in persoonlijke brieven, e-mails en in internetgroepen
nieuws en standpunten van een ander becommentariëren.
■■ meedoen aan een discussiegroep op internet over een ac- 2 Beste Berna en Ronald
tueel onderwerp: eigen mening geven en standpunten van
anderen becommentariëren (DL)
■■ aan een correspondentievriend/in uitleggen waarom je tegen
het gebruik van partydrugs bent (DL)
■■ advies geven aan een kennis/vriend die in Nederland wil gaan 6 Duurzame bruiloft
studeren (DL)

41 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan adequate zakelijke en formele brieven schrijven. 6 Stex schrijven (website)


■■ een studiebeurs in het buitenland aanvragen met de daarbij
behorende motivatie (OPL)
■■ informatie vragen over speciale voorzieningen zoals voor
gehandicapten (PU)
■■ situaties met overheid zelfstandig schriftelijk afhandelen, zo-
als het verlengen van een verblijfsvergunning (PU)
■■ klachten uitvoerig en/of genuanceerd formuleren zoals aan 4 Klachtenbrief hotel
een goede relatie die zijn afspraken niet nakomt (WE)
■■ afspraken vastleggen in een zakenbrief (WE)
■■ een sollicitatiebrief met cv (OPL, WE) 2 Sollicitatiebrief
■■ een offerte (WE)
■■ uitleg geven over een product of dienst (WE)
2 Aantekeningen, berichten, formulieren als op B1
3 Verslagen en rapporten
Kan teksten schrijven waarin argumenten worden uitgewerkt 3 Jongerenlagerhuisdebat
en onderbouwd. 4 Figuren beschrijven
■■ een eenvoudig (technisch) rapport waarin voors en tegens 5 Stex schrijven (website)
van bepaalde producten, diensten of machines worden be-
schreven en afgewogen (WE)
■■ een discussiestuk over het recht op een rookvrije werkruim-
te, in het kader van een project op school of een beleidsver-
gadering op het werk (OPL, WE)
■■ een voorstel voor de aanpak van een project of opdracht
(OPL, WE)
■■ een begeleidende tekst bij grafieken of tabellen (OPL, WE)
■■ aangeven waarom je het niet eens bent met een idee voor
een gezamenlijke activiteit van een partnerschool/stad en
een alternatief voorstellen (PU, OPL, WE)
Kan een begrijpelijke samenvatting maken. 2 Samenvatting Vrijwilligers-
■■ van een langer artikel over een onderwerp binnen de eigen werk
interessesfeer of leefwereld (OPL, WE)
■■ van informatie uit verschillende bronnen – internet, kranten,
brochures – voor een werkstuk in het kader van de opleiding
(OPL)
■■ van informatie uit diverse beschrijvingen van producten of
diensten, ten behoeve van de keuze voor een product of
dienst (WE)
■■ van toeristische informatie, als achtergrondinformatie voor
een klant of voor buitenlandse gasten (DL, WE)
■■ een hand-out als samenvatting van een onderzoek bij een
presentatie (OPL, WE)

42 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kan redelijk gedetailleerde verslagen maken. 1 Andere tijden


■■ aantekeningen van een zakelijk gesprek verwerken tot een
verslag op hoofdlijnen (WE)
■■ van een werkoverleg of bespreking in een projectgroep (OPL,
WE)
■■ van een telefoongesprek met een deskundige over een be-
paald onderwerp (OPL, WE)
■■ van een stage, excursie, zakenreis: beschrijving plus evaluatie 4 Verslag schrijven
(OPL, WE)
■■ van de voortgang in een project (OPL, WE)
■■ een uitgebreid reisverslag voor vrienden waarin meer dan
alleen het feitelijke wie-wat-waar wordt beschreven (DL)
■■ observatieverslagen van patiënten in een ziekenhuis of van
kinderen in een dagverblijf (OPL, WE)
■■ in het kader van een experiment ervaringen met een nieuw 6 Monteren zonnepanelen
product of nieuwe procedure beschrijven (PU)
4 Vrij schrijven
Kan duidelijke, gedetailleerde teksten schrijven over thema’s 1 Eigen toekomst
gerelateerd aan het eigen interessegebied. 5 Recensie
■■ in een opstel oorzaken en gevolgen van een actueel conflict
beschrijven (OPL)
■■ ingezonden brief aan een lokale krant over het gebrek aan
logies voor jeugdige toeristen (DL)
■■ voor schoolkrant van partnerschool commentaar leveren op
bezoek aan het plaatselijke museum (OPL)
■■ voor bedrijfsnieuwsbrief een stukje over de historie van de
lokale vestiging (WE)
■■ een recensie van een boek, film of toneelstuk (DL, OPL)
Kan een samenhangend verhaal schrijven. 5 Object writing
■■ een familiegeschiedenis (DL, OPL) 6 Verhaal schilderij
■■ wat en hoe je iets hebt beleefd (DL, OPL)
■■ een opstel over een vrij onderwerp (OPL)
■■ een grappig verhaal of anekdote voor een nieuwsbrief of tijd-
schrift (DL)

43 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Praktische handleiding

Hoofdstuk 1 Positief

Opdracht 1 is bedoeld als een kennismakingsopdracht. Er zullen ongetwijfeld eigenschappen


bij zitten die de cursisten niet kennen, maar dat is op zich geen probleem. Het gaat erom dat
ze woorden kiezen die ze wél kennen.

Grammatica – conjuncties en adverbia


Het gaat hier om het herhalen van kennis die de cursisten al (moeten) bezitten. Door er met
elkaar over te praten, wordt de voorkennis geactiveerd. De laatste zin betreft een indirecte
rede met een vraagwoord, dat functioneert als een conjunctie. Er volgt in alle gevallen een
bijzin.

Opdracht 2 is een spreekopdracht waarbij de focus op de woordvolgorde ligt.


De zinnen zoals ze in het boek staan, zijn ook ingesproken en te beluisteren via de website. Het
idee daarachter is dat de cursisten luisteren naar de zinnen en ze mondeling kunnen afmaken
om zo de vloeiendheid te vergroten.

Zie voor de uitleg over de toepassing van de begripsvragen het theoretische gedeelte van deze
handleiding.

Begripsvragen bij Complimentendag


1 Hoe reageer jij als je beledigd wordt?
2 Veel mensen gaan geeuwen als ze anderen zien geeuwen. Heb jij die neiging ook?
3 Is privacy ondergeschikt aan veiligheid? Wat vind jij?
4 Denk jij dat mensen van nature vleeseters zijn?
5 Kun jij fouten makkelijk toegeven?
6 Die tweedehandsfiets kostte €150,-. Ik vond dat redelijk. En jij?
7 Wie beweert dat er volgende week geen cursus is?
8 Welk compliment is voor jou een gaaf compliment?
9 Suggereer je dat mensen te weinig complimenten geven of bedoel je iets anders?
10 Is jouw bureau altijd keurig opgeruimd?

Algemene tip met betrekking tot het gebruik van het vocabulaire:
Laat de cursisten een tekst navertellen en geef ze de opdracht daarbij een bepaald aantal (drie
of vier) woorden uit het vocabulaire te gebruiken. Deze opdracht kan goed in tweetallen wor-
den uitgevoerd. Ook bij schrijfopdrachten kan de cursisten gevraagd worden om een bepaald
aantal woorden uit het vocabulaire te gebruiken.

Cartoon Henk:
‘Kom op, je kunt ’t, Henk.’ De prosodie bij een dergelijke aanmoediging is erg belangrijk. Dat
geldt eveneens voor de zinnen bij Complimenten geven. Daarom zijn deze zinnen ook inge-
sproken en te beluisteren via de website.

44 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 11 is een vooroefening bij opdracht 12. De cursisten moeten luisteren naar de pro-
sodie en vaststellen of het al dan niet ironisch is bedoeld.
Dit speelt ook een rol in het liedje in opdracht 13.

Uitbreiding van de woordenschat is een zeer belangrijk onderdeel van de voorbereiding op


het Staatsexamen NT2 II. Dan gaat het vooral om de woorden die in de frequentielijst 0-5000
staan. Om deze woorden te leren begrijpen en gebruiken is het van het grootste belang dat de
cursisten zelf actief bezig zijn met het uitbreiden van hun woordenschat.

Opdracht 15:
Wilma knipt mensen die weinig te besteden hebben gratis en voor niets. Ze praat met hen
over hun problemen en zorgt dat ze er weer beter uitzien. Mensen voelen zich veilig bij de
kapper. Na afloop voelen ze zich veel beter.
Ze ziet haar klanten groeien. Ze ziet ook de overlevingskracht van de mensen en dat ze on-
danks alles trots blijven en rechtop blijven lopen.

Begripsvragen bij Zonnig de herfst in


1 Wat is jouw belangrijkste aandachtspunt tijdens deze cursus?
2 Ben jij een type dat veel aarzelt?
3 Hoe was de begeleiding tijdens je studie?
4 Waar bewaar jij je paspoort?
5 Wat was een belangrijke gebeurtenis in jouw leven?
6 Hoe merk je aan iemands ademhaling dat hij gespannen is?
7 Kun je je nog voor de geest halen wie er allemaal in de vorige cursus zaten?
8 Wanneer is iemand voor jou niet meer geloofwaardig?
9 Ben jij gevoelig voor kleurstoffen?
10 Van welke dingen kun je nog lang nagenieten?
11 Als jij eten gaat koken, wat kan ik dan ondertussen doen?
12 Door welke dingen kan een mens overbelast raken?
13 Wat is voor jou schoonheid?
14 Hebben mensen in jouw land toegang tot alle internetsites?
15 Kook jij volgens een recept of voeg je er altijd iets van jezelf aan toe?
16 Ben jij trouw aan je vrienden van vroeger?
17 Weet je wie de duikboot uitgevonden heeft? (Cornelis Drebbel, een Nederlander)
18 Is het aantal rokers in Nederland de laatste jaren verminderd?
19 Waarmee heb je voor het laatst iemand verrast?
20 Heb je in Nederland wel eens het poollicht kunnen waarnemen? En in jouw eigen land?

Opdracht 24:
Dit is een speelse manier om de woordvolgorde in zinnen met conjuncties en adverbia te her-
halen. De cursisten moeten elkaar feedback geven op hun zinnen (kopieerblad 1).

45 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 25:
Het is goed als de cursisten hun presentaties opnemen op hun smartphone of op een voice-
recorder. Ze kunnen dan hun presentatie zelf beoordelen. Hiertoe is een kopieerblad gemaakt
(kopieerblad 2). Het kan zijn dat u het daarvoor te vroeg vindt in hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2
is er eveneens een mogelijkheid tot zelfbeoordeling (zie opdracht 13).

Opdracht 26:
1 Toen vonden Nederlanders dat ze tolerant, open en losjes waren. Nu zitten Nederlanders
achter de dijken, zijn ze chagrijnig en niet meer verdraagzaam.
2 Mensen die schoonmaken, hard werken, demonstreren, gitaar spelen in het park, liggen
te vrijen. Het laat zien dat alles mocht en dat we heel tolerant waren.
3 Het heeft ermee te maken dat in Nederland mensen met verschillende geloven redelijk
goed met elkaar konden opschieten. Ook was de persvrijheid in Nederland heel groot.
4 Dat Nederlanders vreedzaam bij elkaar leven, zonder geweld. James Kennedy is het met
haar eens. Hij vindt dat Nederland een toonbeeld van vreedzaamheid is geweest.
5 Hoe verder je van een land woont, hoe zwart-witter het beeld van een land is. In Duits-
land weten ze in de grensgebieden meer over Nederland, dus is hun beeld genuanceerder.
Maar als je verder in Duitsland komt, bijvoorbeeld München, dan is het beeld zwart-­
witter.

Zou(den):
hier wordt het gebruik van zou(den) bij de formulering van de wens beschreven. Meestal
komen de elementen zou graag willen in een dergelijke zin voor. Een vraag die geregeld wordt
gesteld, is of het woord willen weggelaten kan worden. Dat is inderdaad soms mogelijk (Ik zou
graag Parijs nog eens zien.), maar we bieden hier de zuiverste vorm aan om duidelijkheid te
scheppen.
Deze constructie wordt verder ook nog geoefend in opdracht 31.

Op de website staat het liedje ‘Nanana’ van Jeroen van Boom. Hierin komen allemaal con-
structies voor met zou willen. Vragen die gesteld kunnen worden zijn: ‘Wat zou hij willen
doen?’ of ‘Wat staat er op zijn bucketlist?’

Werkwoorden met prepositie


Zoals in het theoretische gedeelte van deze docentenhandleiding wordt aangegeven, hante-
ren we de tweedeling werkwoorden met en werkwoorden zonder prepositie. We doen dat
omdat de aanwezigheid van een prepositie bij een werkwoord veel grammaticale consequen-
ties heeft. Om deze reden worden de werkwoorden met preposities uit Nederlands in gang en
die uit Nederlands in actie hier herhaald. Bij voorbeelden later in het boek wordt ook op deze
werkwoorden teruggegrepen.

Onregelmatige werkwoorden
In dit boek worden díe onregelmatige werkwoorden aangeboden, die nog niet in Nederlands
in gang en Nederlands in actie zijn geoefend. We hebben ervoor gekozen om ook te oefenen
met werkwoorden met een voorvoegsel of samengestelde werkwoorden (bijvoorbeeld waar-
nemen als uitbreiding van nemen) als dit woord in een tekst voorkomt.

46 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 2 Sociaal

Social talk levert voor cursisten soms problemen op. Hoe moeten ze daar dan op reageren?
Social talk is een vorm van communicatie waarbij het niet in de eerste plaats gaat om infor-
matieoverdracht, maar om de sociale interactie die in normale alledaagse gesprekken on-
ontbeerlijk is; ‘verbaal knuffelen’ en ‘verbaal geknuffeld’ worden. Wie een goed gesprek wil
kunnen voeren, moet ook deze vaardigheden beheersen en kunnen ondergaan.

Opdracht 3:
Je kunt naar een gesprek op straat luisteren of eventueel een gesprek opnemen met een mo-
bieltje. Dat gesprek kan vervolgens uitgeschreven worden.

Tekst Fietsetiquette:
Omdat dit een interview is, worden er weinig structuurwoorden gebruikt. Die zijn echter wel
aan te brengen om zo meer inzicht in de structuur te krijgen. Een mogelijke opdracht is om
één alinea uit de tekst te halen en die te laten herschrijven met gebruik van structuurwoorden.

Opdracht 6:
De vragen bij de tekst zijn in de passieve vorm gesteld. Afhankelijk van de voorkennis van de
cursisten kan het handig zijn om daar opdracht 11 direct bij te betrekken.

Begripsvragen bij Fietsetiquette


1 Zijn er veel Nederlandse woorden waaruit je de betekenis vanuit je eigen taal kunt
­afleiden?
2 Wat is voor jou een reden om af te wijken van je principes?
3 Noem eens iets waaraan je je ergert.
4 Noem eens iets wat je gevaarlijk vindt in Nederland.
5 Gooi jij afval altijd in een prullenbak of gooi je het ook wel eens op straat?
6 Moet jij je meestal haasten om op tijd te komen voor een trein of afspraak? Of ben je
altijd ruim op tijd?
7 Het is onvoorstelbaar dat zij elkaar op een reis naar Antarctica hebben ontmoet. Geldt
iets dergelijks ook voor jou?
8 Wat voor gebouw staat er aan de overkant van jouw straat?
9 Vind je het niet schandelijk dat topbestuurders veel extra geld krijgen, zelfs als ze niet
goed hebben gepresteerd?
10 Wordt er in jouw land getoeterd als een soort van afscheid?
11 Vind je dat er in Nederland veel troep op straat ligt?
12 In welke situaties vind je het lastig om je in het Nederlands te uiten?
13 Wat is een verstandige beslissing van jou geweest?
14 Als fietser van rechts heb je in principe voorrang. Krijg je dat ook altijd?
15 Wanneer vind je het verwarrend om meerdere talen te spreken?

Opdracht 12:
In passieve zinnen kan zowel het/dat en er als subject voorkomen. Het/dat verwijst naar een
concreet antecedent. Er gebruikt men als er sprake is van een indefiniet subject.

47 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 13:
Bij het filmpje over de fietsliftplaats is het verstandig om na de eerste seconden het beeld even
stil te zetten. Op dat moment is het bord ‘Fietsliftplaats’ duidelijk in beeld. Dat bord kunnen
de cursisten dan even rustig lezen. Daarna kan het filmpje verder worden afgespeeld. Als ze
dat bord namelijk missen, missen ze de hele charme van het filmpje.
Bij het filmpje over de fietsoppas speelt dat minder. Daar komt alleen het woord ‘fietsoppas’
in beeld.

Het is mogelijk om een opname te laten maken van de spreekopdracht en deze aan de hand
van het zelfbeoordelingsformulier te laten beoordelen (zie hoofdstuk 1 opdracht 25, kopieer-
blad 2). Zie voor meer informatie het onderdeel ‘Feedback’ in het theoretische deel van deze
handleiding.

Schelden en vloeken
Bij het thema sociaal hoort ook de tegenstelling asociaal. Het is niet onze bedoeling om
mensen te leren vloeken en schelden, maar we vinden het wel belangrijk dat ze allerlei scheld-
woorden en krachttermen leren herkennen, en dat ze weten hoe ze erop kunnen reageren. Het
gebruik van scheldwoorden en krachttermen is nu eenmaal een gegeven in de Nederlandse
taal en cultuur.

Om ervoor te zorgen dat u als docent de discussie over dit onderwerp niet in de klas hoeft te
voeren, hebben we een schrijfopdracht (opdracht 16) opgenomen waarin de cursist zijn me-
ning over dit onderwerp kwijt kan.

Begripsvragen bij Altijd en overal online


1 Heb je onlangs nog een profiel aangemaakt voor een website of een sociaal medium?
2 Wanneer vind je het moeilijk om jezelf te beheersen?
3 Welk land wil je beslist een keer bezoeken?
4 Wat voor soort tv-programma’s boeien jou meestal?
5 Ik kan moeilijk tot hem doordringen. Wat is jouw ervaring? Lukt het jou wel?
6 Is dit de eerste plaats in Nederland waar je woont of heb je ook elders in Nederland
­gewoond?
7 Heb je een voorkeur voor felle kleuren of juist niet?
8 Je zit de hele tijd te knikken. Betekent dat dat je het met me eens bent?
9 Ik vind het overdreven dat ik een bekeuring heb gekregen omdat ik mijn hand niet uit-
stak.
10 Wat kan er gebeuren als je overmatige lichamelijke inspanningen verricht?
11 Is het in jullie gesprek nog ter sprake gekomen dat jij eigenlijk wilt verhuizen?
12 Kan ik deze dozen stapelen of denk je dat ze dan omvallen?
13 Is hij verliefd? Hij zit de hele tijd zo te staren. Of is er iets anders?
14 Heb je het idee dat je in deze cursus aandacht van je docent tekortkomt?
15 Telkens als ik mijn laptop opstart, springt het scherm op zwart. Wat kan er aan de hand
zijn?
16 Kun je overal aan verslaafd raken? Ook bijvoorbeeld aan drop?
17 Je zei dat zowat iedereen op de vergadering aanwezig was. Wie was er dan niet aanwezig
en waarom?

48 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 26:
Er zijn vier kopieerbladen (3, 4, 5, 6) waarop verschillende situaties staan beschreven. De cur-
sisten moeten samen een aantal regels opstellen. Deze opdracht is een spreekopdracht, maar
kan (daarbij) ook als schrijfopdracht worden gegeven. Zorg ervoor dat iedere cursist beschikt
over een blad met de beschrijving. De cursisten van een en hetzelfde groepje krijgen dus de-
zelfde situatie voorgelegd.
Deze opdracht biedt een prima gelegenheid om het passivum te gebruiken.

Opdracht 29:
Het is mogelijk om in de les het filmpje te bekijken en de vragen te beantwoorden, maar er is
ook een alternatieve werkvorm denkbaar. Verdeel van tevoren de vragen onder de cursisten.
Laat ze het fragment in de les bekijken. Via e-mail moeten de cursisten vervolgens elkaar de
antwoorden sturen en ze moeten opdracht 30 (schrijven van een samenvatting) maken. De
cursisten vinden dit een leuke opdracht, omdat er sprake is van teamwork.

Antwoorden:
1 Hij is 48 jaar, heeft een partner, geen kinderen. Zijn werk neemt een belangrijke plek in.
Hij heeft betaald werk. Hij doet geen vrijwilligerswerk.
2 Eerst kocht hij de bardienst af. De vraag zette hem aan het denken.
3 Omdat ze willen laten zien dat ze om anderen geven of omdat ze hun eigen waarden en
normen willen laten zien.
4 Omdat ze daar leuke mensen willen tegenkomen, kennis willen opbouwen, nieuwe vaar-
digheden willen leren of omdat ze willen compenseren voor iets anders: een slecht huwe-
lijk, een baan die niet gelukt is of wat dan ook.
5 Als je ziet wat een plezier je andere mensen kunt doen met hele simpele dingen, dan
geeft dat alleen maar meer motivatie om nog meer te willen doen.
6 Resto wil laten zien hoe gezellig het wordt als je weer contacten hebt met andere mensen.
7 De oud-reclameman raakte na een scheiding financieel aan de grond; alles weg: bedrijf,
auto, huis, geld, alles.
8 Laluz koppelt young professionals als vrijwilliger aan goede doelen.
9 Het was niet cool, tussen aanhalingstekens, om wat terug te doen voor de maatschappij.
Er moest aan het imago gesleuteld worden om op een andere manier vrijwilligerswerk in
de markt te zetten.
10 Vijf miljoen Nederlandse vrijwilligers werken gemiddeld elk vier uur per week. 500.000
fte’s. De vraag is: wanneer hebben ze die vier uur beschikbaar? Je moet in die agenda zien
te komen met zo’n blokje: ik ga nu vrijwilligerswerk doen.
Die vrijwilliger is leidend. Het is niet de agenda van organisatie die de baas is, maar het is
de agenda en het idee van de vrijwilliger zelf.
11 Hij gaat werken voor War Child.

Opdracht 32:
We hebben deze opdracht opgenomen in het boek, omdat bleek dat een aantal cursisten in
onze cursussen te weinig contact hadden met Nederlanders en ze het moeilijk vonden om
contact met Nederlanders te leggen. Naast het taalaspect heeft deze opdracht dus ook een
sociaal aspect. Sommige buitenlandse cursisten zijn door deze opdracht vrijwilligerswerk gaan
doen en hebben daar hun voordeel mee gedaan.

49 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 34:
Het moet van tevoren duidelijk zijn om welke functie het gaat.

Opdracht 36:
Hier wordt het gebruik van zou(den) bij de formulering van de mogelijkheid beschreven. Het
is de bedoeling dat eerst geactiveerd wordt hoe je met behulp van zullen een voorstel formu-
leert. Daarna wordt die informatie uitgebreid. Met zullen wordt een concreet voorstel gefor-
muleerd, met zou(den) worden een of meer mogelijkheden beschreven. De spreker zegt in
dit geval (nog) niet waar zijn eigen voorkeur naar uitgaat. Vooral dat laatste is niet voor alle
cursisten direct duidelijk.

Opdracht 39:
Het doel van deze opdracht is om op een speelse manier het vocabulaire van hoofdstuk 1 en 2
te herhalen, inclusief de werkwoorden met preposities en de onregelmatige werkwoorden. De
woorden op het kopieerblad (kopieerblad 7) zijn zo verdeeld dat het spel na hoofdstuk 1 én
na hoofdstuk 2 kan worden gespeeld.

Voor dit spel heb je een dobbelsteen nodig en de uitgeknipte strookjes van het kopieerblad. Er
zijn vijf categorieën: 1 = liplezen, 2 = uitbeelden, 3 = omschrijven, waarbij het woord zelf niet
mag worden genoemd, 4 = tekenen, 5 = vraag beantwoorden, 6 = zelf een categorie kiezen.
Schrijf deze categorieën op het bord.
Leg de strookjes per categorie op een stapeltje.

Verdeel de groep in twee teams. Een lid van team A komt naar voren en gooit met de dobbel-
steen. Het cijfer bepaalt van welke categorie hij een strookje moet pakken.
Zijn team moet proberen het antwoord te raden. Voor elk geraden woord krijgt het team
1 punt.

Er zijn verschillende manier om het spel te spelen:


1 Het team krijgt één minuut en probeert daarin zo veel mogelijk woorden aan te bieden.
Als het team het antwoord niet heeft geraden, dan krijgt het andere team de beurt. An-
ders wordt er na één minuut gewisseld.
2 Het team krijgt maximaal één minuut om het woord te raden. Als het team het woord
geraden heeft, mag het nog een strookje pakken. Dit gaat net zo lang door totdat ze een
woord niet weten.
Het nadeel van deze variant is dat het soms lang duurt voordat het andere team aan de
beurt is.
3 Het team krijgt maximaal één minuut om het woord te raden. Als het team het woord
geraden heeft, mag het nog een strookje pakken. Dit gebeurt maximaal drie keer. Daarna
gaat de beurt naar team B.

Omdat er twintig woorden worden aangeboden, kan het spel gemakkelijk één uur duren. Er
kan echter altijd eerder worden gestopt. Wij hebben veertig minuten aan deze opdracht be-
steed.

50 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Als nabespreking kan nog geïnventariseerd worden, welke woorden aan bod zijn geweest.
Deze moeten door de docent dan wel worden genoteerd op het bord. Tevens kunnen op dat
moment verkeerd uitgesproken woorden gecorrigeerd worden.

De docent moet de tijd in de gaten houden, de score bijhouden en de woorden noteren. Hij
kan het bewaken van de tijd ook overlaten aan het team dat op dat moment niet aan de
beurt is of hij kan gebruikmaken van een digitale stopwatch.

Het gebruik van een digitale stopwatch (bijvoorbeeld www.online-stopwatch.com) is bij veel
spreekopdrachten in de les aan te bevelen. Als deze tijdens de uitvoering van de opdracht
getoond wordt met behulp van een beamer of een smartboard, kunnen cursisten zien hoeveel
tijd ze nog hebben. Het zorgt ervoor dat ze direct aan het werk gaan met de opdracht en min-
der snel blijven haken bij bepaalde details of bij bijvoorbeeld een woord dat ze niet kennen.
De bel die gaat als de tijd om is, zorgt ervoor dat de opdracht duidelijk wordt afgebakend in
de tijd. Ook tijdens het geven van feedback kan de stopwatch worden gebruikt.

Allemaal experts
Een andere vorm van feedback geven is ‘Allemaal experts’ (De Coole & Valk, 2015). Deze feed-
back betreft alleen de grammaticale correctheid. Als huiswerk hebben de cursisten allemaal
een tekst moeten schrijven. De groep wordt in tweeën verdeeld. De ene helft blijft cursist en
de andere helft is expert. De experts kunnen op verschillende grammaticale gebieden experts
zijn. De cursisten gaan met hun teksten bij verschillende experts langs om feedback te krijgen.
Ze herschrijven dan de tekst op basis van de feedback. Hierna (of een volgende les) kunt u de
verdeling omdraaien. De experts worden weer cursisten en de cursisten worden experts.
Deze werkvorm kan al in het begin van de cursus worden gebruikt. Dan zijn de rollen voor de
experts bijvoorbeeld: hoofdzinnen met inversie, bijzinnen, vervoeging onregelmatige werk-
woorden, spelling. Het is van belang dat de niveauverschillen in een groep niet te groot zijn. In
hoofdstuk 6 kan deze werkvorm ook worden gebruikt, maar dan met andere rollen (zie verder
hoofdstuk 6). Het is belangrijk om een tijdslimiet te stellen, omdat men er anders erg lang mee
bezig kan zijn.

51 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 3 Progressief

Begripsvragen bij Alles fiftyfifty is zo makkelijk nog niet


1 Heb jij ook een aandeel gehad in de organisatie van het feest?
2 Kun je een voorbeeld geven wanneer een kind braaf is?
3 Werden de zonen en dochters in jouw gezin gelijkwaardig behandeld?
4 Heeft iemand jou weleens om een gunst gevraagd? Wat voor gunst was dat?
5 Wonen er in jouw buurt een hoop gezinnen met kinderen?
6 Welke klusjes vind jij leuk om te doen?
7 Was het een moeizaam proces om te wennen aan Nederland?
8 Welk onderdeel van het boek vind je met name leuk?
9 Waar ontkom je niet aan in deze cursus?
10 Wat maak jij uit dit briefje op?
11 Heb jij kinderen? Gaan die ook naar een kinderopvang of buitenschoolse opvang?
12 Vind jij deze cursus pittig?
13 Van hoeveel uren huiswerk moet je uitgaan in deze cursus?
14 Wordt de aandacht in deze cursus goed verdeeld tussen de verschillende vaardigheden?
15 Versier jij in je eigen land de woonkamer als er iemand jarig is?
16 Wat vind jij zielig?

Er
Het gebruik van het woordje er levert in de meeste gevallen geen grote problemen op.
Als er verwijst naar een locatie of als het gebruikt wordt in geval van een onbepaald subject,
kunnen de cursisten teruggrijpen op het Engels of op een andere West-Europese taal (I lived
there en There is … of Es gibt of Il y a).
Het gebruik van er als na een telwoord het substantief wordt weggelaten, laten we nog even
de revue passeren.
In hoofdstuk 2 is het gebruik van er in passieve zinnen al aan bod gekomen.
De meeste cursisten hebben vooral moeite met het gebruik van er in zinnen waarin er werk-
woorden met een prepositie worden opgevoerd. We hebben ervoor gekozen om als uitgangs-
punt te nemen dat de werkwoorden in het Nederlands óf zonder, óf met een prepositie in een
zin moeten worden opgenomen. De aanwezigheid van een prepositie bij het werkwoord heeft
consequenties voor het al dan niet voorkomen van er of daar. We laten cursisten ervaren hoe
het werkt en waarom de aanwezigheid preposities zo belangrijk is.
Een uitbreiding betreft er als vooruitwijzer (zie opdracht 32).

Opdracht 11 en 14:
De zinnen uit deze opdrachten zijn ook ingesproken en zijn te beluisteren via de website. Het
en er worden in de uitspraak namelijk vaak verbonden met de voorafgaande woorden, waar-
door buitenlanders deze woorden vaak niet verstaan of horen. Als ze zich ervan bewust zijn
dat het of er op de betreffende plek moet staan, dan nemen ze het of er vervolgens wel waar.

52 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 19:
De cursisten vinden het niet altijd gemakkelijk om deze vrouwen te verstaan. De vrouwen
zeggen echter een aantal malen hetzelfde op een andere manier. Het is belangrijk dat cursis-
ten hier leren om eerst naar het vervolg te luisteren en niet direct geblokkeerd te raken bij het
horen van een onbekend woord. Deze strategie is ook belangrijk bij het luisterexamen.

Antwoorden
1 Dat de advocatuur traditioneel ingesteld is zowel ten opzichte van vrouwen als ten op-
zichte van allochtonen.
2 Mounia zegt dat partner het hoogst haalbare is en dat ze nog veel moet leren van rolmo-
dellen en de mensen om haar heen. Juliana zegt dat voordat je partner wordt, je eigenlijk
in de praktijk al partner moet zijn. Je moet leiderschap kunnen laten zien, mensen bege-
leiden, je houding moet een partnerhouding zijn. Je moet je praktijk op orde hebben, je
team en je administratie. Het enige wat je nog mist is de titel: partner.
3 Mounia heeft haar vader op zesjarige leeftijd verloren. Haar moeder bleef toen met twee
kinderen achter en was in verwachting van de derde. Ze heeft alles zelf moeten doen en
hard gewerkt. Dit is voor Mounia een extra drijfveer, ze wil graag iets terugdoen.
4 Juliana was verrast dat zo weinig Nederlandse vrouwen fulltime werkten. Ze had dat niet
verwacht, omdat Brazilië een ontwikkelingsland is en Nederland tot de eerste wereld be-
hoort.
5 Mannen zijn vaak duidelijker aanwezig, ze vinden het geen probleem om in de spotlights
te staan. Ze laten hun aanwezigheid tijdens vergaderingen duidelijker zien.
6 Je moet de kansen grijpen die je worden geboden.
Je moet laten zien dat je wat durft en daarop word je niet afgewezen (de deur gewezen).

Begripsvragen bij Als Rihanna een Dali-snor onder haar neus getatoeëerd wil hebben, dan
zet ik die
1 Als je bij het schrijven van een tekst iets wil benadrukken, hoe kun je dat dan doen?
2 Wordt er in dit boek veel jargon gebruikt? Kun je een voorbeeld geven?
3 Waardoor kan een litteken zijn veroorzaakt?
4 In welke situaties gebruik je een naald?
5 Welke situaties zijn voor jou ontroerend?
6 Wat is een opzichtige plaats voor een tatoeage?
7 Heb je in het weekend overigens iets te doen? Ik heb nog een extra kaartje voor een mu-
ziekoptreden.
8 Waardoor laat jij je overtuigen?
9 Waardoor krijg je rimpels?
10 Vind je Nederlanders uitbundig? En mensen in jouw land?
11 Wat kan jouw humeur verpesten?
12 Wat wordt er bedoeld met zwerfafval?

Opdracht 30 en 31 zijn beide opdrachten die niet direct tot de basisstof van dit niveau beho-
ren. Het is echter wel goed om deze taalverschijnselen te laten zien. Cursisten vinden dit ook
interessant. Bij tijdgebrek kunnen deze opdrachten worden overgeslagen.

53 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Gebruik van er als vooruitwijzer


Bij opdracht 32 kunnen er zowel zinnen met om als met dat worden gemaakt. Er moet een zin
met dat worden gemaakt als de informatie tussen haakjes een zin is met een subject en een
persoonsvorm. Als de informatie tussen haakjes een infinitief bevat, dan moet er een zin met
om gemaakt worden.

Opdracht 35:
Bij de stellingen zoals ze in het boek staan, horen kopieerbladen (8). Op het blad staan de
stellingen met per stelling zowel voor- als tegenargumenten. Er is ook een versie waarbij alle
stellingen met argumenten voor gegeven worden en een versie waarbij alle stellingen met te-
genargumenten gegeven worden.
De cursisten kunnen in tweetallen oefenen, elk met een eigen blad met argumenten voor of
tegen. Ze kunnen ook per stelling kiezen of ze voor of tegen zijn.
De opdracht kan ook in viertallen worden gedaan, zodat de cursisten steun aan elkaar heb-
ben. Voor deze variatie kan bijvoorbeeld worden gekozen als er te grote niveauverschillen in
een groep aanwezig zijn.

Een handige website met allerlei soorten oefeningen is www.debatindeklas.nl.


Op ownhlagerhuis.nl/inleidingen-landelijke-stellingen/ staan meer stellingen.

Meerdere argumenten: In schrijfopdracht 36 kunnen de cursisten zich concentreren op de


verbindingswoorden. In een aanvullende opdracht kan worden gezegd dat er minimaal drie
verbindingswoorden in de tekst gebruikt moeten worden. Hierbij kan ook worden teruggegre-
pen op de structuurwoorden in hoofdstuk 1.

Hoofdstuk 4 (Inter)nationaal

Opdracht 2:
Typisch Nederlands is een sociaal experiment, gepresenteerd door Jeroen Pauw. In dit reali-
ty-programma leven acht deelnemers gedurende een aantal dagen samen. De deelnemers
kennen elkaar niet. Ze hebben allemaal een andere achtergrond, een ander geloof en andere
ideeën en opvattingen over het leven. Ze zijn totaal verschillend, maar hebben één ding ge-
meen: ze zijn allemaal Nederlander.
Het programma Typisch Nederlands bestaat uit vier afleveringen.

Maar wanneer ben je nu Nederlander? Daartoe hebben verschillende groepen mensen een
test Typisch Nederlands afgelegd. De totale test bevat 32 vragen. In het boek hebben we een
selectie van 14 vragen opgenomen. De overige vragen met antwoorden staan hieronder afge-
beeld. De test is te vinden op www.typischnederlands.vara.nl.
De drie verschillende groepen (moslims in een moskee, autochtone Hagenezen in het Laak-
kwartier in Den Haag en een groep Hagenezen op de tennisvereniging) die de test hebben af-
gelegd, zijn overigens allemaal gezakt. Van de eerste groep is 77% gezakt, van de tweede groep
74% en van de derde groep 57%.

54 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

De vragen moeten in twee groepen worden beantwoord. Er zijn verschillende varianten mo-
gelijk:
■■ 1 punt voor een goed antwoord. Na een vraag krijgt de andere groep de volgende vraag.
■■ Groep A krijgt de beurt. Als de groep het antwoord weet, krijgt de groep 2 punten. Als
de groep het antwoord niet weet, mag groep B de vraag beantwoorden. Die krijgt bij een
goed antwoord 1 punt.
■■ De groepen mogen gebruikmaken van hun smartphone om antwoorden op te zoeken.

Toets Typisch Nederlands


1a – 2b – 3d – 4b – 5a – 6c – 7d – 8d – 9a – 10b – 11a – 12a – 13d – 14b

Overige vragen uit de toets Typisch Nederlands:

1 Heeft Koningin Maxima stemrecht?


A Ja, de Koningin heeft stemrecht.
B Ja, maar alleen voor de Europese verkiezingen.
C Ja, maar alleen in haar thuisland Argentinië.
D Nee, de Koningin staat boven de politiek.

2 Een inkomen van € 32.500 bruto per jaar is …


A Onder modaal
B Modaal
C Boven modaal
D Bijstandsniveau

3 Bij welk loket registreer je een onderneming?


A Kamer van Koophandel
B Gemeentehuis
C Bovag
D Sociaal en Cultureel Plan Bureau

4 Wat is de politieke functie van de Tweede Kamer?


A De Tweede Kamer is onderdeel van de uitvoerende macht.
B De Tweede Kamer is onderdeel van de consumerende macht.
C De Tweede Kamer is onderdeel van de wetgevende macht.
D De Tweede Kamer is onderdeel van de rechtsprekende macht.

5 Bij wie vraag je huurtoeslag aan?


A Verhuurder
B Belastingdienst
C Gemeente
D Minister van Wonen en Rijksdienst

55 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

6 Wat gebeurt er met een blanco stem?


A Een blanco stem is een ongeldige stem en wordt niet meegenomen bij het bepalen
van de opkomst.
B Een blanco stem is een ongeldige stem, maar wordt wel meegenomen bij het bepalen
van de opkomst.
C Een blanco stem is niet geldig of ongeldig, maar vormt een eigen categorie en wordt
meegenomen bij het bepalen van de opkomst.
D Er bestaat niet iets als een blanco stem.

7 Met wie overleg je over de afscheiding tussen twee tuinen bij een koophuis?
A De buren
B De verhuurder
C Het kadaster
D De gemeente

8 In welk jaar is de slavernij in Nederland afgeschaft?


A 1805
B 1831
C 1863
D 1893

9 Wat is in ondertrouw gaan?


A De generale repetitie voor de werkelijke bruiloft
B Het huwelijksaanzoek
C Wanneer je met een tweede vrouw trouwt
D Officieel aangeven aan de gemeente dat je gaat trouwen

10 Wat gebeurt er op Prinsjesdag?


A Op Prinsjesdag bezoekt de Koning twee Nederlandse gemeenten.
B Op Prinsjesdag gaan kinderen verkleed langs de deuren voor snoep.
C Op Prinsjesdag ontvangt de Koning de Minister President voor hun wekelijkse over-
leg.
D Op Prinsjesdag wordt de miljoenennota gepresenteerd.

11 Welke stad staat bekend om zijn kaas?


A Delft
B Belegen
C Gouda
D Volendam

12 Zeeuwen staan bekend om hun …


A Zuinigheid
B Gastvrijheid
C Stugheid
D Bourgondische levensstijl

56 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

13 Wie was de eerste koning der Nederlanden?


A Willem van Oranje
B Willem Alexander
C Frederick I van Pruisen
D Willem I der Nederlanden

14 Wat had je in de 19e eeuw nodig als migrant om je in Nederland te vestigen?


A Een bewijs van goed gedrag uit eigen land
B Een geboorteakte uit eigen land
C Een schriftelijke uitnodiging van een werkgever in Nederland
D Niets

15 Welk deel van de Nederlandse Antillen hoort nog wel bij het Koninkrijk der Neder­
landen?
A Saba, Sint Maarten en Sint Eustasius
B Aruba, Curaçao en Bonaire
C Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustasius
D Alle bovengenoemde delen

16 Wie vormen de regering van ons land?


A De ministers en staatssecretarissen
B De Koning en de ministers
C De premier met de ministers
D De Eerste en Tweede Kamer

17 Wat zijn de eerste twee zinnen van het tweede couplet van ons volkslied, het Wilhelmus?
A In Godes vrees te leven, Heb ick altijt betracht.
B Den Vaderland ghetrouwe, Blijf ick tot in den doet.
C Godt sal u niet verlaten, Al zijt ghy nu beswaert.
D Lijdt U, mijn Ondersaten, Die oprecht zijn van aert.

18 Welke stad wordt niet aangedaan tijdens de Elfstedentocht?


A Hindelopen
B Franeker
C IJlst
D Heerenveen

19 Wat is koek en zopie dat op het ijs geserveerd wordt?


A Een kruidkoek belegd met een dikke laag roomboter met een mok gemberthee
B Een dubbelgeslagen pannenkoek met spek, met een glas Berenburg
C Een krentenkoek met een glas warme rode wijn
D Een koek en warm bier met kruiden en rum

57 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

20 Er wordt een feest georganiseerd waarbij verwacht wordt dat de buren er last van kunnen
krijgen. Wat zou een typisch Nederlands persoon doen?
A De buren informeren door middel van een briefje, zodat ze kunnen bellen wanneer
het te bont wordt.
B Die nodigt ze allemaal uit en vraagt of ze hun vrienden ook meenemen.
C Die doet niks, een goed feestje op zijn tijd moet toch kunnen.
D Die besluit het feestje niet te geven, uit angst dat ze een slechte relatie opbouwen met
hun buren.

Antwoorden
1a – 2b – 3a – 4c – 5b – 6c – 7a – 8c – 9d – 10d – 11c – 12a – 13d – 14d – 15d – 16b – 17a –
18d – 19d – 20a

Begripsvragen bij Integreren is een achterhaald concept


1 Je zoekt in Nederland nieuwe contacten. Hoe kun je dat aanpakken?
2 Welke informatie is inmiddels al weer achterhaald?
3 Wat kun je bij kinderen niet afdwingen?
4 Uit welk land is dit product afkomstig?
5 Hoe word je in Nederland in de winkels behandeld?
6 Ben je pas in Nederland of al geruime tijd?
7 Heb jij je kamer/huis volgens een bepaalde stijl ingericht?
8 Hoe kan een docent inspelen op niveauverschillen binnen een groep?
9 Wat mag je verwachten van de leiding van een bedrijf?
10 Wat bepaalt mede of je succesvol bent in je studie/werk?
11 Waarom probeer je het gapen te onderdrukken?
12 Wat gebeurt er als je een vreemde taal niet onderhoudt?
13 Is de verantwoordelijkheid voor die terroristische aanslag al opgeëist door een bepaalde
partij?
14 Wat is jouw opvatting over gelijke rechten voor man en vrouw?
15 Kun je schetsen hoe jij je vrije tijd doorbrengt?
16 Waarom is hij voortijdig met zijn opleiding gestopt?
17 Waaraan heeft Florence Nightingale haar leven gewijd?
18 Dankzij wie weten we dat de aarde om de zon draait? (Galileo Galilei)

Grammatica – werkwoordstijden
In veel West-Europese talen geeft het perfectum in meer of mindere mate aan dat een ge-
beurtenis of handeling voltooid is en dat er een consequentie is in het heden. Bij de keuze
tussen perfectum of imperfectum in het Nederlands kan men op basis daarvan het volgende
‘voelen’/beredeneren: Het perfectum wordt vooral dán gebruikt als het gaat om de gevolgen
en resultaten in het heden van een incidentele gebeurtenis/handeling in het verleden zonder
dat daar een bepaald moment aan gekoppeld wordt. Het zegt daarbij ook iets over de huidige
situatie.
Johan heeft in de jaren negentig Nederlands gestudeerd. (Dat doet hij dus nu niet meer. Hij is
inmiddels docent.)
In zijn studententijd heeft hij nog aan de Vier mijl van Groningen meegedaan. (Dat was een uit-
spatting, geen gewoonte.)

58 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Het imperfectum wordt dan vooral gebruikt om het verloop van een gebeurtenis/handeling
of een gewoonte in het verleden weer te geven zonder dat die een consequentie voor het he-
den impliceert, terwijl er wel vaak een of meer momenten aan gekoppeld worden.
Johan studeerde in de jaren negentig Nederlands. (Misschien is hij gestopt of studeert hij nog
steeds Nederlands of is hij opnieuw begonnen.)
In zijn studententijd deed hij nog mee aan de Vier mijl van Groningen. (Hij schreef zich elk jaar
in.)
Wat bijzonder is aan het Nederlands, is dat het imperfectum ook consequent wordt gebruikt
als er een verhaal wordt verteld of een beschrijving wordt gegeven en er dientengevolge een
sequentie van zinnen ontstaat. Dat is iets waar veel buitenlanders aan moeten wennen.

Opdracht 22:
De leesteksten A en B worden als huiswerk opgegeven. De helft van de groep moet tekst A le-
zen, de andere helft moet tekst B lezen. De eerstvolgende keer moeten de cursisten opdracht
23 doen, waarin ze elkaar over de gelezen tekst moeten vertellen. Zorg ervoor dat een tweetal
bestaat uit iemand die tekst A heeft gelezen en iemand die tekst B heeft gelezen.
De cursisten moeten wel het vocabulaire van beide teksten bestuderen.

Begripsvragen bij Engels spreken


1 Heb je een vaste of tijdelijke aanstelling?
2 Ben je daadwerkelijk van plan om volgend jaar naar een ander land te verhuizen?
3 Waarom vind je haar niet fatsoenlijk gekleed?
4 Als je een cursus van B1 naar B2 volgt, ben je dan een gevorderde taalleerder?
5 Kun je alleen dat kasteel bezoeken of moet het onder leiding van een gids?
6 Kun je een voorbeeld geven van grof taalgebruik?
7 Ken je Nederlandse liedjes voor kleuters?
8 Welke taal spreekt men in jouw kring?
9 Is er iets waar jij vaak over moppert?
10 Spring jij altijd zorgvuldig met andermans spullen om?
11 In welk land zijn prestaties belangrijker? In Nederland of in jouw eigen land?
12 Ben je uitsluitend voor je werk/studie in Nederland?
13 Hoe komt het dat de sfeer in die kroeg niet meer als vanouds is?
14 Sommige mensen in Nederland verzetten zich tegen het gebruik van het Engels. Begrijp
je waarom?
15 Welke taal/talen spreek je vloeiend?

Opdracht 26:
Naar aanleiding van de gelezen teksten over Engels spreken in Nederland moeten de cursis-
ten een stelling formuleren. Deze worden op bord geschreven. Vervolgens wordt de groep in
groepjes van vier verdeeld. Elk groep kiest een stelling waar ze over willen discussiëren. Deze
stelling wordt in het midden van de ‘placemat’ geschreven.

59 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

60 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vervolgens moeten de deelnemers uit het groepje in hun vak voor- en tegenargumenten van
die stelling opschrijven. Daarna gaan ze met elkaar discussiëren.

Voorbeelden van stellingen die onze cursisten hadden bedacht:


Studenten moeten geen Engels praten in de les.
Kinderen moeten in de kinderopvang Engels leren.
Engels is een verschrikkelijke taal.
Engels moet verboden worden in de les.

Voor andere toepassingen van deze werkvorm zie De Coole & Valk, 2015.

Opdracht 28:
Het filmpje Amstel is onderdeel van De avond van de korte film, waarin
tien korte filmpjes van 10 minuten worden getoond met ervoor of erna een interview met de
scenarioschrijver en/of regisseur. Dit fragment begint bij 52:45 min.
Het is de bedoeling dat het filmpje halverwege bij 57:36 min. wordt stopgezet.
De laatste zinnen zijn:
■■ O, ik ook, nou, hier aan de VU. Wat grappig.
■■ Ook ik moest wat met mijn leven.
■■ Ja, psychologie. Jij.
■■ Hoe doet-ie het, hè? Ongelooflijk. Zeiden mijn ouders ook al.

De cursisten moeten het verloop in tweetallen voorspellen. Dit kan geïnventariseerd worden
en vervolgens wordt de rest van het filmpje vertoond.

Opdracht 29:
Een opdracht voor een les later is dat in tweetallen de inhoud van het filmpje aan elkaar
wordt verteld. Het is de bedoeling dat dit wordt opgenomen. Na de les sturen de tweetallen
de opnames aan de ander en aan de docent. De cursisten krijgen twee kopieën van het beoor-
delingsformulier (kopieerblad 9) dat ze zowel voor hun eigen opname als voor de opname van
de ander moeten invullen. De formulieren worden eerst aan de docent gegeven zodat hij zicht
krijgt op een al dan niet reëele inschatting van eigen kunnen.

De docent kan de opnames ook beoordelen, maar kan het ook alleen bij peerfeedback laten.

Opdracht 33:
1 Heike vindt het een ideaal plaatje, een klein paradijs. Volgens Peter is dat de plek waar hij
het meest kan ontspannen en waar hij zich gewoon lekker voelt.
2 Ze hebben in Zuid-Afrika een safarilodge overgenomen en die gaan ze runnen.
3 Drie. Twee zoons zijn van Heike, uit een vorig huwelijk. De dochter is van Heike en Peter
samen.
4 In Nederland heeft hij zijn vrienden en zijn werk. Hij vindt het te spannend om naar
Zuid-Afrika te verhuizen.
5 Hij vindt het aan de ene kant wel leuk, maar hij zal zijn vrienden en zijn vriendin wel mis-
sen. Hij vindt de sfeer daar heel mooi. Hij vindt de dieren interessant.

61 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

6 Robby: ‘Ik ga ze sowieso missen. De liefde van mijn moeder om me heen en gewoon fami-
lie zijn. Je bent dan één gezin. Ik zie hem gewoon als mijn echte vader. Hij heeft altijd klaar
gestaan voor mij door dik en dun, weer en wind. En ik ga hem net zo veel missen als mijn
moeder.’
Oma: ‘Het is dubbel. Het is leuk voor hen omdat ze nu dat eindelijk waar kunnen maken
waarvan ze al een paar jaar dromen en waar ze al een paar jaar mee bezig zijn, maar voor
mijzelf is het een beetje anders natuurlijk. Of wij ze kunnen opzoeken, maar als je eigen
kind weggaat en de kleintjes meegaan. Ja, het moment nu is niet zo leuk.’
7 De rest van de uitzending kan worden verteld maar in opdracht 37 staat dat ook beschre-
ven.

In de rest van de uitzending wordt het volgende verteld:


Ze komen bij het resort. Heike en de kinderen kennen het alleen van internet. Ze zoeken werk-
nemers om de boel op te knappen, zoals schilderen en allerlei klusjes. Verder zoeken ze twaalf
vaste personeelsleden. Het resort wordt opgeknapt en ze hebben wel de nodige tegenslagen:
waterleidingen die knappen, een vrachtwagen die het riool kapot rijdt, een nieuwe pompin-
stallatie die moet worden geïnstalleerd, het dak dat voor de helft naar beneden komt, elektri-
citeitskasten die verouderd zijn. Er is de laatste tien, vijftien jaar niets aan onderhoud gedaan.
Mathieu heeft een eigen schuur voor de brommers, maar uiteindelijk heeft hij daar geen tijd
en belangstelling meer voor. Hij doet een ranger-opleiding. Luna wacht tot ze naar school kan
gaan. Na vier maanden hard werken is er uiteindelijk de opening na drie jaar voorbereiding. De
bezetting van de kamers is goed. Heike mist het land niet, wel bepaalde mensen. Peter vindt
het leven relaxed en ongecompliceerd. Het is wel hard werken.

Opdracht 44:
Zie voor instructie hoofdstuk 2 opdracht 39.

Opdracht 44:
Deze spreekopdrachten zijn vergelijkbaar met die van het Staatsexamen NT2 II. Deel 1 bestaat
uit korte opdrachten en deel 2 uit middellange opdrachten. We hebben hier geen tijdslimiet
bij gezet omdat het in dit stadium goed is dat de cursisten zich eerst kunnen concentreren
op de inhoud en de vorm. Een mogelijke werkvorm is dat er tweetallen worden gevormd. De
docent leest de situatie voor en sluit af met ‘piep’. Een van het tweetal reageert dan. Op die
manier heeft de helft van de groep gesproken. Plenair kan dan één reactie worden besproken
en kunnen tips worden gegeven en eventueel een beoordeling. Bij de volgende situatie rea-
geert de ander.
Beoordelingsaspecten op het Staatsexamen bij deel 1 zijn: 1 punt voor inhoud en 1 punt voor
grammaticale correctheid of 1 punt voor woordkeus.
Beoordelingsaspecten op het Staatsexamen bij deel 2 zijn: 3 punten voor inhoud, 3 punten
voor grammaticale correctheid en vaak 3 punten voor woordkeuze en 3 punten voor uit-
spraak.

62 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 5 Creatief

Begripsvragen bij Goede reclame onderdrijft


1 Welk kledingstuk heb je het laatst aangeschaft?
2 Wat denk je dat die reclame beoogt?
3 Waren The Beatles destijds ook populair in jullie land?
4 Noem eens iets wat je eng vindt.
5 Is downloaden van muziek, films en boeken geoorloofd?
6 Hoe grondig heb je het vocabulaire bestudeerd?
7 Als je je taalniveau moet aangeven, onderschat je jezelf dan of overschat je jezelf?
8 Vind jij het belangrijk om je van anderen te onderscheiden?
9 Tot wat voor actie zou je andere mensen oproepen?
10 Stemt deze cursus overeen met jouw verwachtingen?
11 Heb je jezelf als kind wel eens per ongeluk opgesloten?
12 Kun jij bij haar peilen of ze het een goed plan vindt?
13 Welk gedrag pik je niet?
14 Wat prop jij meestal in je broekzak?
15 Noem eens een voorbeeld van iets wat je schattig vindt.
16 Hoe is jullie samenwerking tot stand gekomen?
17 Aan welke veiligheidseisen moet een gebouw voldoen?

Opdracht 8:
De spotjes kunnen geïnventariseerd worden en als het lokaal voorzien is van een beamer
dan kunnen enkele spotjes worden getoond. In de tekst worden de spotjes van Albert Heijn
geroemd. In de les zou in aansluiting hierop het meest recente AH-spotje getoond kunnen
worden.

Er kan ook gekeken worden of de genoemde spotjes aan de criteria uit opdracht 4 voldoen.
■■ De boodschap moet kort zijn, want dan is hij helder.
■■ De vraag is welke associatie je wilt oproepen.
■■ De juiste inhoud moet gecombineerd worden met de juiste vorm.
■■ De taal moet positief zijn.
■■ Onderdrijving is beter dan overdrijving.

Opdracht 9:
1 Communicatiewetenschappers geven daar presentaties. Bijvoorbeeld over hoeveel
tweets er over bepaalde onderwerpen worden gestuurd, hoe je mensen kunt helpen en
hoe mensen elkaar kunnen helpen op online forums wat betreft de gezondheid.
2 De producers van Whitney Houston hebben een moneynote toegevoegd. Dat is in dit
geval een kleine stilte, een soort bijna schrikeffect met een drum en dan een hele lange
noot.
3 Door te proberen het fijne gevoel dat muziek kan opwekken te koppelen aan een merk.
4 Er wordt volgens hem de laatste tijd betere muziek gebruikt.
5 De werkelijkheid die de communicatiewetenschapper onderzoekt, is minder hard en
minder lang hard. Als mensen twintig jaar geleden van bepaalde muziek hielden en daar

63 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

kippenvel van kregen, dan is het niet echt zinvol om te kijken of ze dat nu nog steeds bij
dezelfde muziekjes hebben, want de kans is vrij groot dat dat niet zo is.
6 Het zegt veel over menselijk gedrag en hoe vormbaar dat is, ook door dingen waarvan je
eigenlijk geen weet hebt.
7 Dat past niet bij onze cultuur en iemand wordt daarop afgerekend in de trant van: hij wil
het te mooi brengen.
8 Een vodcast met een muziekje of een MP3’tje.

Opdracht 18:
Er kan hier ook gebruik gemaakt worden van Post-it-notitievelletjes. Schrijf de namen van we-
reldberoemde personen op de Post-its. De cursisten krijgen allemaal een briefje met een naam
op hun rug geplakt. Door aan de andere cursisten vragen met een relatief pronomen te stellen
moeten ze erachter zien te komen welke naam er op hun rug is geplakt.

Opdracht 19:
1 De Rotterdam Designprijs is de meest prominente tweejaarlijkse designprijs in Nederland
voor projecten of producten die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwik-
keling van vormgeving en die onze toekomst zullen blijven veranderen. Een internationale
jury kiest uit vijftien genomineerden een winnaar die een bedrag ontvangt van € 15.000,-.
2 Een idee moet bijzonder zijn en innoverend.
3 Mine Kafon heeft gps-software, kan data versturen naar een website en kan mijnen iden-
tificeren in de grond. Het is geïnspireerd op speelgoed uit de jeugd van de kunstenaar.
Ineke Hans vindt het een bijzonder project, omdat het heel erg vanuit de eigen achter-
gronden van de ontwerper is gestart, maar toch een probleem op wereldniveau probeert
op te lossen
4 Mooi in Milaan is een project met meubels en heel grote foto’s van Erwin Olaf. Ineke Hans
vindt het bijzonder, omdat het project van Erwin Olaf bij haar insloeg als een bom. Het
was zó in het hart.
5 De Identiteit van Dunbar is gemaakt voor de Stichting Alzheimer Nederland. Het is een
heel nieuw beeld van Alzheimer Nederland, waarbij de organisatie zich op een hele nieu-
we manier presenteert aan patiënten en vrijwilligers. Ineke Hans heeft het genomineerd,
omdat het eigenlijk in één oogopslag duidelijk maakt wat er aan de hand is met Alzhei-
mer. De typografie verdwijnt, vervaagt, en wordt helder en onhelder en dat is precies dat
wat bij Alzheimer hoort.

Opdracht 21:
Het is belangrijk dat de tweede persoon verdergaat met dat wat de eerste persoon heeft
gezegd. Als dat niet gebeurt, is het zaak om direct in te grijpen. Zonder enig logisch verband
tussen de zinnen wordt er namelijk geen verhaal gemaakt, maar blijft het bij een verzameling
losse uitspraken. Het creatieve element zit hem juist in het verzinnen van de samenhang.

Het diner is meer een hutspot van gedachtes dan een smakelijk geheel. Indien er tijd is, kan een
deel van de film worden vertoond. Het is ook mogelijk om de officiële trailer van de film te
laten zien, zodat de cursisten een idee hebben van de personages en de sfeer.

64 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Begripsvragen bij Het diner is meer een hutspot van gedachtes dan een smakelijk geheel
1 Heb je wel eens een stomme fout begaan? Wat voor fout was dat?
2 Wat is de beweegreden van de hoofdpersoon om zijn vrouw te verlaten?
3 Wat is de diepte van een kast ongeveer?
4 Weet je mijn leeftijd of moet je daarnaar gissen?
5 Is het werk grotendeels klaar?
6 Is hetgeen onduidelijk was, nu wel duidelijk?
7 Vanuit welke invalshoek is dit boek geschreven?
8 Is zijn idee overeind gebleven?
9 Wat wil je per se nog een keer meemaken in je leven?
10 Welk boek of welke film heeft jouw hart veroverd?
11 Waardoor kun jij verstoord opkijken?
12 Waardoor is de positie van dat bedrijf het afgelopen jaar zo verzwakt?

Opdracht 29:
Apenkooien is een activiteit in een gymnastiekles waarbij alle toestellen worden gebruikt. De
leerlingen klauteren van het ene naar het andere toestel en doen overal een paar oefeningen.
Het wordt vaak tijdens de laatste les voor een vakantie gedaan als leuke afsluiting.

Kopieer de kopieerbladen (11) elk op een los (gekleurd) papier. Leg de papieren verspreid door
het lokaal. Verdeel de groep in tweetallen. Deze tweetallen beginnen met een willekeurige
opdracht. Spreek van tevoren een tijd af (vijf minuten is reëel). Na vijf minuten moet ieder-
een stoppen en een nieuwe partner zoeken. Met deze partner gaat hij een volgende opdracht
doen, ook weer vijf minuten. Zo gaat het door tot iedereen alle spelletjes heeft gedaan. Het
is daarbij onvermijdelijk dat er een paar keer samen met dezelfde partner gespeeld wordt of
dat er een spelletje voor de tweede keer gespeeld wordt. Er kan ook na een afgesproken tijd
gestopt worden.

Extra: het is mogelijk alle cursisten een papier te geven waarop ze aantekeningen kunnen ma-
ken en waarop ze kunnen noteren met wie ze al samen gespeeld hebben en welke opdrachten
ze hebben gedaan. Dit blad kunnen ze ook thuis gebruiken om nog eens na te denken over
wat ze hiervan hebben geleerd.

Spel 1: Sneltekenen
Hieronder staan zestien lege vakjes.
Om de beurt verander je een vakje in een ander voorwerp, bijvoorbeeld een kop koffie of een
ladenkastje. Terwijl de een tekent, probeert de ander te raden wat het is.

(zie kopieerblad)

NB Het is handig om voor elk stel deelnemers een apart blad te hebben. Maak dus voldoende
kopieën van deze opdracht.

65 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 2: Hoe zou het zijn als …


Bedenk samen hoe het leven eruit zou zien als:
■■ we niet in huizen zouden wonen, maar in koelkasten.
■■ we elkaar voorwerpen konden toesturen via een soort telefoonlijnen.
■■ er naast vrouwen en mannen nog een derde geslacht zou bestaan.
■■ de wereld zou worden overgenomen door bromvliegen.

Probeer samen zo veel mogelijk consequenties te bedenken.


Probeer met elkaar eventueel ook nog andere omstandigheden te vinden zoals die hierboven.

Spel 3: Favoriet woord


Noteer je favoriete Nederlandse woord.
Leg aan de ander uit waarom je dit woord zo bijzonder vindt.

Spel 4: Belangrijke getallen


Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet
duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, een bankrekeningnummer of iets
dergelijks.
De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, wat voor nummer het is.
Als het raden niet lukt, leg je het uit.

Spel 5: Allebei – geen van beiden


Vergelijk met elkaar wat je gemeenschappelijk hebt.
Zoek minimaal vijf overeenkomsten.
Formuleer de overeenkomsten in positieve zin (we hebben allebei) of in negatieve zin (we heb-
ben geen van beiden).
Bijvoorbeeld: We hebben allebei een partner; we werken geen van beiden fulltime.
Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (bv. We hebben allebei twee handen)
Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden:
■■ kleuren
■■ reizen
■■ boeken
■■ dieren

Spel 6: Waar hebben ze het over?


Je ziet hier steeds een zin uit een gesprek.
Bedenk samen waar het gesprek over gaat, wie er aan het woord zijn, en hoe ze praten (boos,
zeurderig, bang, zijn ze aan het roddelen of iets dergelijks)
Je ziet vijf zinnen en het gaat dus om vijf verschillende gesprekken.
■■ Idioot! Die krijgen we nooit meer terug!
■■ Het zit vast. Kun je me even helpen?
■■ Ik kan me dat niet meer veroorloven, na wat er gebeurd is.
■■ Dat had je eerder moeten bedenken.
■■ Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.

66 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 7: Laat je sleutels zien


Pak allebei de sleutels die je bij je hebt en leg ze op tafel.
Kies een van de sleutels van de ander en raad wat voor sleutel het is. Vraag de ander om er wat
meer over te vertellen. Wissel daarna van rol.

Spel 8: Overeenkomsten en verschil


Kies uit deze lijst twee voorwerpen/personen. De ander noemt van dat paar minstens twee
overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol.
Je mag zelf weten uit welke rij je kiest; allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de
tweede rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij.

potlood Linda de Mol


blad Leonardo da Vinci
wc-rolletje Maxima
bloeddrukmeter Sinterklaas
mixer de burgemeester van Amsterdam
handtas Herman Koch
trein Superman

Spel 9: Maak een verhaal


Pak de kaartjes en trek er (blind) drie uit. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorko-
men die op deze drie kaartjes staan.

Maak een set kaartjes met diverse afbeeldingen. Een memoryspel kan ook dienst doen.

Opdracht 30:
Het schilderij De jobstijding van Carel Willink uit 1932 mocht niet worden afgedrukt in het
boek. Op de website vindt u een link naar een afbeelding van dit schilderij. U kunt natuurlijk
ook kiezen voor een ander schilderij waar een verhaal bij te bedenken valt.

67 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 6 Duurzaam

In dit hoofdstuk kan als feedbackmogelijkheid bij schrijven de opdracht ‘Allemaal expert’ wor-
den gedaan (zie hoofdstuk 2). Op dit punt in het boek zijn er verschillende grammaticaregels
aan bod gekomen. Er kunnen experts benoemd worden in bijvoorbeeld conjuncties, passieve
zinnen, zinnen met er, werkwoordstijden, relatieve bijzinnen en zou(den). U kunt de cursisten
ook laten kiezen waar ze zelf expert in willen zijn.

Opdracht 2:
Door onze toenemende consumptie raken de grondstoffen op en brengen we het milieu in ge-
vaar met vervuiling en broeikasgassen. Zeewier zou een duurzame bron van voedsel en ener-
gie van de toekomst kunnen worden. Het haalt energie uit zonlicht en voedt zich met stoffen
opgelost in het zeewater. Het maakt daar onder andere koolhydraten en eiwitten van en dat
zijn de voedingstoffen die mensen en dieren nodig hebben. Om zeewier te laten groeien heb
je geen landbouwgrond nodig, geen zoet water en geen pesticiden. Zeewier kan bovendien
ook prima omgezet worden naar groene energie, bijvoorbeeld brandstof om auto’s op te laten
rijden.

Begripsvragen bij Britse fietsimmigrant over Nederland


1 Hoe kun je aantonen dat die auto’s milieuvriendelijker zijn?
2 Voor wie is dat cadeautje bestemd?
3 Waaraan kan een mens (niet) worden blootgesteld?
4 Heb je gaandeweg geleerd om je beter uit te drukken in het Nederlands?
5 Wat kun je zeggen over je huidige taalniveau?
6 Waarom is dat plan omstreden?
7 Ben je omwille van je partner naar Nederland gekomen?
8 Je hebt het heel druk. Kan ik iets van je overnemen?
9 Heb je overwogen om naar (een andere plaats in) Nederland te verhuizen?
10 Waar kun je hier schuilen als het regent?
11 Welke huishoudelijke taken heb jij gisteren verricht?
12 Hoe komt het dat je koffer uitpuilt?
13 Welke dingen baren jou zorgen?

Opdracht 12:
In het bijwoordelijk voornaamwoord wordt hier relatief weinig gebruikt. De meest voorko-
mende vormen zijn met daar en er.

Opdracht 21:
Het fragment over Ruimteschip Aarde duurt vijftien minuten. Als een korter fragment ge-
wenst is, kunt u stoppen bij 8:14 min. Dan kunnen de vragen tot en met vraag 4 beantwoord
worden. De laatste zin in de tekst is dan: ‘Ik heb eigenlijk maar één uitdrukking voor zo’n ge-
drag: dat is oliedom.’
Als u bij 10:52 min. stopt, kan ook vraag 5 nog beantwoord worden. De laatste zin in de tekst
is dan: ‘Wij spelen poker met onze atmosfeer.’

68 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Opdracht 22:
Dit gedicht is een sonnet. Het bevat veertien regels en elke regel heeft vijf versvoeten die
min of meer jambisch zijn (∪ —). Dat is ook vast te stellen door van elke regel het aantal
lettergrepen te tellen. Al de laatste lettergreep beklemtoond is, heeft de regel tien lettergrepen
en als de laatste lettergreep onbeklemtoond is, zijn dat er elf. Als een docent of een cursist
het gedicht hardop voorleest in de klas, zal het metrum van de verzen hoorbaar worden. Na
de twee kwatrijnen zit er een wending in het sonnet: de beeldspraak van de moeder wordt
verlaten en de dichter schakelt over op de problematiek van de milieuverontreiniging. In NT2-
groepen zitten bijna altijd cursisten die iets meer weten over poëzie. Als hun een kans wordt
geboden om klassikaal of in groepjes iets over hun ervaringen met het gedicht te vertellen,
kan dat interessante lessituaties opleveren.
Dit gedicht wordt ook door de auteur voorgedragen en is op de website te beluisteren.

Begripsvragen bij Duurzame huid voor rijtjeshuis


1 Welke studie heb jij afgerond?
2 Waarvoor heb je tijdens deze cursus amper tijd?
3 Hoeveel A4’tjes beslaat de tekst?
4 Welke materialen zijn doorzichtig?
5 Ben je kriskras door dat land gereisd?
6 Zijn de straten in Nederland over het algemeen nauw?
7 Aan welke verplichtingen probeer jij je te onttrekken?
8 Welk pand in jouw woonplaats vind je bijzonder?
9 Welk boek heb jij ooit verslonden?
10 Wat voor soort dingen kunnen worden verwijderd?
11 Hoe ga je het leren van het Nederlands voortzetten?
12 Nederland is een zogenaamd fietsersparadijs. Wat vind jij daarvan?
13 Wat vind je zonde van je tijd of geld?

69 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitgeschreven beeldfragmenten

Hoofdstuk 1  Zing, vecht, huil, knippen in de voedselbank

Altijd wat (NCRV)


http://altijdwat.incontxt.nl/seizoenen/2013/afleveringen/10-12-2013/fragmenten/zing-
vecht-huil-knippen-in-de-voedselbank

Duur fragment: 4:43 min. (40:30 min. → 45:13 min.)


Duur uitzending: 45:40 min.
Datum uitzending: 10 december 2013

Een uur bij de kapper op de stoel werkt beter dan een uur bij de psycholoog. In ieder geval in de
kappersstoel van Wilma Huijskes. Naast dat zij haar klanten in Amersfoort met plezier onder
handen neemt, zet zij zich ook in voor mensen die het minder hebben. Dezelfde knipbeurt en
dezelfde Wilma, maar dan gratis voor de cliënten van de Voedselbank.

Kapster Wilma staat erg positief in het leven. Ze helpt anderen om ook positief in het leven te
staan. Hoe doet ze dat? Wat ziet ze bij deze mensen gebeuren?

Als je heel weinig te besteden hebt, kun je je gevoel van waardigheid verliezen. Een bezoekje
aan de kapper kan dan voor een mentale opknapbeurt zorgen.

Wat je in wezen doet als je mensen hun haar knipt, is dat je heel erg in mensen hun privézone
komt, vooral omdat je via een spiegel communiceert, dus je kijkt elkaar aan via een spiegel
en dat maakt dat grenzen heel snel vervagen. Je praat tegen jezelf en je vergeet de persoon
die erachter staat op dat moment. In wezen zouden we ook een kappersberoepsgeheimcode
moeten hebben, want mensen vertellen echt alles bij de kapper, maar dan ook echt alles.

Ik weet nog wel een verhaal, toen was ik zelf … toen zat ik nog helemaal niet zo lang in het
kappersvak en toen zag een klant dat ik een appel at. En toen zegt ze van: ‘Fijn hè, Wil, dat
je zo’n hap van een appel kan nemen.’ ‘Ja,’ zegt ze, ‘dat kan ik niet meer.’ En ineens begint die
klant te vertellen hoe ze vroeger mishandeld is door haar moeder en dat ze daarom geen hap
meer kan nemen van een appel. Dus dat kwam wel binnen, ja.

Maar ja, wij zien ook vaak als een klant verliefd is op iemand anders, want de kapper is een vei-
lige plek om te sms’en. En dan is het natuurlijk altijd hup de mobiel naar boven en de hele tijd
sms’en. En d’r zijn wel eens klanten die zeggen: ‘Een uur bij de kapper op de stoel werkt beter
dan een uur bij m’n psycholoog.’

Als je ziet hoe een klant groeit in de stoel, omdat ze zelf vinden dat ze er goed uitzien. Als je
haar goed zit wat dat met je doet, dat je rechterop gaat zitten, dat je rechterop gaat staan en
dat je anders naar jezelf gaat kijken. Toen dacht ik van: hoe mooi is het niet als je dat kan doen
voor een ander. En toen zijn we ooit een keer begonnen met knippen voor het AIDS-fonds en

70 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

toen dacht ik van: nou dat is wel heel bijzonder, dat geeft nog een extra dimensie aan je werk,
dat geeft dan heel veel meerwaarde. Nou dat hebben we een aantal jaren gedaan.

Uiteindelijk dacht ik van: hoe mooi is het niet als we onze leegloopuren in gaan zetten voor
een ander. We gaan regelmatig naar de voedselbank om daar de cliënten van de voedselbank
te knippen. De mensen bij de voedselbank weten van tevoren wanneer wij komen en die kun-
nen zich opgeven of ze geknipt willen worden. Ze worden hetzelfde geknipt als in de kapsalon
alleen wordt er niet afgerekend. Daarin hebben we dan een ruimte en die ruimte kunnen we
afsluiten. Dan zit je weer in je eigen veilige beschermde wereld van de kapsalon.

’t Is confronterend maar ook heel mooi. Dat je ziet dat deze mensen … ja, dat het morgen ons
ook kan gebeuren dat je maar dertig euro in de week hebt om van te kunnen leven en dat je
dan uiteindelijk wel, nou ja, de ballen moet hebben om bij de voedselbank ik de rij te gaan
staan.

Vorige week knipte ik een dame en die vertelde: ‘Ik ga volgend jaar trouwen in mei en ik ben
zwanger.’ Tuurlijk, het gaat gewoon door, maar een heleboel mensen zouden denken van: o,
maar je loopt bij de voedselbank. Waar ga je je bruiloft van betalen? En op dat moment komt
er een andere cliënt van de voedselbank binnen en die zegt: ‘Ik heb m’n trouwjurk van zolder
gehaald, hoor. We gaan hem laten stomen en we gaan zorgen dat-ie helemaal mooi past.’ En
dan denk ik van: ja, weet je wel, dat is waar je het voor doet. Dus op die dag zelf, nou kom
maar, wij gaan zorgen dat je haar geweldig zit. En dat je die dag … je bent gewoon de bruid.

Je merkt hoe een overlevingskracht mensen hebben. En als je vooral gewoon heel erg trots
blijft, als je gewoon rechtop blijft lopen, als je de wereld probeert te blijven zien met mogelijk-
heden, dan kom je ook echt weer heel erg omhoog en dan kan je ook weer groeien. Uiteinde-
lijk blijft er altijd wel het idee van: ja, maar je moet wel geld verdienen. Natúúrlijk moeten we
wel geld verdienen, maar je kan het ook loslaten en zeggen: geld is een middel om uiteindelijk
je doel te bereiken. En dat doel is gewoon om iedere dag met heel veel energie op te staan en
hele mooie dingen te doen en ’s avonds naar bed te gaan en te denken: dit was een mooie dag.
’t Is een mind set.

Hoofdstuk 1  Hoe gaat het met het imago van Nederland?

5op2 (NTR)
http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1246478

Duur fragment: 12:21 min. (6:22 min. → 18:43 min.)


Duur uitzending: 26:52 min.
Datum uitzending: 2 april 2012

Hoe gaat het met het imago van Nederland? Wat is er nog over van ons imago van tolerante
voortrekker en cultureel land van vrijheid en openheid? En: hoe zorgen we ervoor dat we Ne-
derland positief op de kaart krijgen? Interviews op de Keukenhof met reacties in het Duits, het
Frans (met Nederlandse ondertiteling) en het Vlaams. Daarna een interessant vraaggesprek met
Annette Birschell en James Kennedy.

71 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Nou ben ik dus zelf even naar de Keukenhof gegaan van de week. Nou, daar barst het natuur-
lijk van allerlei nationaliteiten: Koreanen, Japanners, Duitsers, Amerikanen en ik heb ze alle-
maal gevraagd naar wat vinden jullie nou van Nederland?

(Liedje)
Ik hou van Holland, landje aan de Zuiderzee
Een stukje Holland …

(Ondertiteling:)
– (bij Engels) Het is mooi, schoon. Je ziet veel mooie tulpen en bloembollen.

– (bij Duits) De grachten, de huizen, de Keukenhof. Het maakt een heel goeie indruk.

– Ik moet zeggen, ik heb gisteren iets fantastisch meegemaakt in Nederland …

(Ondertiteling:)
– (bij Duits:) Heel behulpzaam. De buschauffeur helpt als je ergens moet komen. Heel
vriendelijk.

– Dat was een restaurant en we zijn daar leuk gaan eten, fantastisch. Dat hadden we nooit,
nooit verwacht van Nederland.

(Ondertiteling:)
– (bij Duits:) Enthousiast.

Ik heb Nederlanders altijd als heel vriendelijk ervaren.

(Ondertiteling:)
– (bij Duits:) Bloemen. Ik denk bij Nederland aan bloemen.

– (bij Frans:) Tulpen en kaas. Aan tulpen en kaas.

– (bij Engels) Kaas en klompen.

– (bij Frans:) Kaas en klompen en coffeeshops.


– Vanwege de Hasj? Hebben jullie al wat gehad?
– Nee.

– (bij Engels) Ik vind Nederlanders heel aardig.

– (bij Frans) We hebben de tulpen gezien.


– Daarvoor zijn jullie hier?
– Ja!

– (bij Engels) Ik voel me hier haast thuis.

72 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Beetje stroever dan wij. Ja, veel stroever. Wij leven op een andere manier. Veel lakser,
veel … Dus alles is zo afgebakend, vind ik, ja.

(Ondertiteling:)
– (bij Frans:) U houdt van Nederland.
– Ja.
– Maar hebt u gehoord van de discriminatie van Oost-Europeanen?
– Niet specifiek van hen, maar wel over de discriminatie van immigranten. In deze crisistijd
neemt die discriminatie alleen maar toe. In heel Europa, ook in Frankrijk.
– Dat weerhoudt u niet van dit bezoek?
– Anders kun je nergens meer heen.

– We moeten soms leuke dingen van de wereld zien en positief daarnaar kijken en optimis-
tisch zijn.
– Dus jij gaat gewoon voor de tulpen, de kaas en de klompen?
– Ja, in principe wel. En daarvan genieten.

(Ondertiteling:)
– (bij Frans:) Tot ziens.

– Ja Annette, het valt eigenlijk wel mee. Jij zegt, jouw kennissen zeggen: ik heb een heel an-
dere indruk, maar deze mensen zijn eigenlijk heel blij met Nederland toch?
– Ja, je hebt, met zo’n imago is het ook iets van … dan moeten we ook een beetje opletten
… wij journalisten, we lezen ook heel veel media en we berichten daarover natuurlijk.
– En dan denken we dat iedereen leest en dat is helemaal niet zo.
– Het gaat ook heel langzaam voordat zo’n positief imago gaat veranderen. En dan, ja goed,
dan heb je natuurlijk: Keukenhof-mensen zijn in een goeie stemming, zijn op vakantie,
willen zo graag ook heel aardig zijn tegenover de gastgever en …
– Dat is allemaal waar, maar als jij nou naar het idee van Nederlanders zelf kijkt over zich-
zelf. Klopt dat dan?
– Nou, ik vind, Nederlanders beseffen ook dat … of ze vrezen dat hun land inderdaad ver-
anderd is, zo moet ik het stellen en ze zien ook dat hun im… hoe ze naar buiten lijken
dat dat ook veranderd is. Toen ik kwam naar Nederland, toen was het ook zo dat Neder-
landers er eigenlijk wel van overtuigd waren dat ze heel tolerant, open, heel losjes waren,
eigenlijk zo dat klompen, gezelligheid, bitterballen, en het verhaal dat wij Duitsers ook,
ook waar we zo ontzettend van houden. En dat ze, nu zien ze elkaar Nederlanders toch
zoiets van: nou wij zitten achter de dijken en wij zijn chagrijnig en wij zijn niet meer ver-
draagzaam en … Dat hoor ik ook van heel veel kennissen en heel veel Nederlanders die
eigenlijk zeggen: gaat het de goeie kant op met ons land?
– Ja, gaat het de goeie kant op James, denk je? Worden wij intolerant, worden wij onaardig,
worden wij onverdraagzaam ook door de crisis, zoals die Franse mevrouw zei?
– Nou ik denk dat dat niet iets is van korte duur. Ik denk, ik denk dat dat wel iets is dat zich
zal voortzetten. Ik denk dat die positieve beelden over Nederland overigens, tulpen en
dergelijke, dat zal altijd blijven bestaan. Dat was vijftig jaar geleden zijn, dat zal over vijftig
jaar van nu ook wel het geval zijn. Maar ik denk dat er wel, ik denk dat er een aanzienlij-

73 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

ke aantasting is van de Nederlandse reputatie in bepaalde kringen en dat niet iets is dat
zomaar weer weg zal zijn.

Ja, nou, om vanwege het jeugdsentiment laten we dan even zien hoe wij vroeger dus eigenlijk
een imago hadden en hoe we toen eigenlijk tolerant waren.

(Filmpje)
– In die tijd mocht alles in Nederland: abortus was vrij, je kon zomaar op een monument
gaan zitten, dat was voor heel veel mensen al een shock. Kwam daar dat tolerante idee
vandaan of is dat nog van veel vroeger?
– Nou het is wel, in Nederland hebben we een reputatie van tolerantie die eeuwen terug-
gaat. En dat heeft wel te maken in de eerste plaats met het feit dat mensen van verschil-
lende geloven wel redelijk door één deur kwamen. Hè, echte, hartstochtelijke liefde was
het niet, maar je kon wel met elkaar een beetje opschieten, al was het maar voor de han-
del of voor de lieve vrede. En natuurlijk, in de tweede plaats natuurlijk zag je ’t in de pers-
vrijheid die hier ongekend hoog was, hoogstaand en waar mensen dus eigenlijk heel veel
konden publiceren. En dus dat is een reputatie die wel heel ver teruggaat in de tijd. We
moeten altijd beseffen natuurlijk dat de noties van tolerantie veranderen op termijn. Da’s
natuurlijk in de laatste jaren, dat heeft minder te maken met, zeg maar geloofsvrijheid,
maar heeft wel weer te maken met levensstijlvragen en dat zien we hier terug natuurlijk
in die filmpjes.
– Wanneer kwam die omslag nou eigenlijk, denk je?
– Nou d’r zijn meerdere omslagen geweest denk ik, in de geschiedenis heen. Ik denk een
soort nadrukkelijke, nadrukkelijke accent op tolereren of ruimte geven aan vooral hoe
andere mensen leven, dat is denk ik vanaf de jaren zestig zeventig inderdaad wel aanwezig
geweest met een da’s wel wat meer sterker beleden dan voorheen. En dat is overigens nog
steeds wel een beetje zo.
– Ja? Maar niet het idee dat het is omgeslagen, bijvoorbeeld bij de moord op Fortuyn of bij
van Gogh?
– Nou, ik denk als het gaat over levensstijl, je leven willen inrichten zoals je dat wilt doen,
ik denk dat dat een sterke impuls is in de Nederlandse samenleving, en ik denk dat dat
ook nog altijd een beetje is gebleven, ook in de laatste tien jaar. Maar goed, d’r zijn nu wel
grenzen die worden gesteld en dan zien we bijvoorbeeld ook in de discussie over de boer-
ka in Nederland dus. Daar zie je het wel.
– Dus dat is toch een duidelijk punt waarvan je denkt …
– Ja, Nederlanders zijn meer … maken zich meer zorgen collectief over grenzen. Hè, dat er
nu moeten er wel grenzen zichtbaar zijn. Die moeten we dan wel echt stellen.
– Maar we hebben natuurlijk jarenlang eigenlijk nooit iets gezegd over het gedrag van min-
derheden, omdat we eigenlijk daar te laks voor waren en niet durfden te corrigeren, toch?
– Deels is het denk ik inderdaad, nou je, echt met de zweep komen en hard zijn, dat is deels
dat niet aandurven, want dan krijg je gedoe, een conflict en geweld en dat wil je dan als
Nederlander eigenlijk niet aan. Dus dat is denk ik een deel wat er is gebeurd. Ik denk wel
dat er een hoop was indertijd dat al die nieuwkomers zich gaandeweg toch wel zouden
aanpassen en gewoon Nederlander worden.
– Ja, daar hadden wij natuurlijk allemaal op gehoopt en dat is toch niet helemaal, of hele-
maal niet gelukt eigenlijk.

74 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Ja, dus of de geduld om dat eeuwen of decennia te laten geschieden, da’s afgenomen.
– Toen jij naar Nederland kwam Annette, toen was er een liedje dat heel beroemd was en
dat heette …
– Ja, vijftien miljoen mensen …, ja, daarmee ben ik naar Nederland gekomen ja.
– Dat hebben we nog even voor je met plaatjes gemaakt.

Het land waar niemand zich laat gaan


Behalve als we winnen
Dan breekt acuut de passie los
Dan blijft geen mens meer binnen
Vijftien miljoen mensen
Op dat hele kleine stukje aarde
Die schrijf je niet de wetten voor
Die laat je in hun waarde …

– Nou, toen keek je tegen dat liedje aan op een bepaalde manier en kijk je nu nog op de-
zelfde manier?
– Nou, eigenlijk best wel, want wat ik … kijk in Duitsland wordt zeker ook gezegd na die
moord op Pim Fortuyn, Theo van Gogh, door al die populisten, Rita Verdonk en nu Wil-
ders; Nederlanders zijn niet meer tolerant. En dan denk ik aan dit liedje en dan denk ik
ja, zo’n oranje saus dat zouden we misschien zelfs hier in Nederland niet meer zo willen,
maar eigenlijk is toch heel positief: hier leven toch de mensen heel vreedzaam bij elkaar.
En ik vind nog steeds een ontzettend groot goed dat dat eigenlijk dat samenleven, het is
soms lastig, problematisch, maar het gaat zonder geweld en daar hebben we in Duitsland
wel ook andere voorbeelden van. Dus, zo slecht vond ik ook dit oude tolerantiemodel,
hoewel er gezegd werd: dat is onverschilligheid geweest, zo slecht vind ik het ook eigenlijk
niet, dus …
– En dat is in Amerika zeker zo, want daar is heel veel geweld geweest tussen groepen die
niet met elkaar konden samenleven, toch?
– Jazeker! Dus, in die zin is inderdaad de Nederlandse geschiedenis, althans binnen Neder-
land zelf, een toonbeeld van vreedzaamheid geweest.
– Ja, maar is het nou zo, want jij komt natuurlijk ook veel in de Verenigde Staten veronder-
stel ik, dat mensen daar nu echt helemaal anders over Nederland zijn gaan denken? Was
het eerst Hans Brinker en is het nu allemaal vreselijk? Hans Brinker, dat is die jongen met
dat duimpje in de dijk en dat weten wij niet, dat weten de Amerikanen alleen maar.
– Het is een Amerikaans verhaal van oorsprong, dus. Het is in 1865 inderdaad door een
Amerikaanse schrijver verzonnen. Dus in die zin is het iets waar de Amerikanen nog heel
graag in geloven. En dat blijft een dominant beeld van Nederland. Maar goed, er zijn nu
wel andere dingen en ook over die politieke moorden en hoe zit dat dan nou eigenlijk in
Nederland. Daar zijn nu wel, daar zijn kanttekeningen geplaatst bij dat algemene beeld.
– Ja, maar ik mag toch hopen, dat dat waar we het net over hadden, over die Amerikaan
die vertelde dat iedereen boven de 75 een spuitje … dat is toch een uitwas, mag ik hopen
hè? Of is dat echt een algemeen beeld?
– Ik denk dat er miljoenen Amerikanen zijn die dat denken. Ik denk een kleine minderheid,
want er zijn wel driehonderd miljoen Amerikanen, maar ik denk dat er wel … dit is wel

75 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

een segment van de Amerikaanse bevolking dat wel gelooft over Nederland, dat denk ik
wel.
– Ja, maar dat vind ik toch wel heel ernstig eigenlijk.
– Ja, dat is wel een … Nou ja het is deels is het gewoon niet weten wat er dan speelt en
natuurlijk hardnekkige beelden van hoever, nou ja, natuurlijk ook heeft het te maken met
paranoïde denktranten die sowieso gangbaar zijn in de Verenigde Staten over tal van din-
gen. Nou dan ook natuurlijk over wat er in Nederland gebeurt.
– Maar zo erg is het in Duitsland niet toch?
– Nou, kijk, wat me dan opvalt altijd weer, is als je verder weg staat, hoe verder je weg staat,
hoe zwart-witter een beeld wordt. En in Duitsland kun je wel zeggen dat in de grensstre-
ken, in Noordrijn-Westfalen, in Keulen of zo, in die buurt, dat mensen heel veel weten ook
over Nederland. Die zien heel veel nuances, de grijstinten. Maar hoe verder je weggaat …
– In München is dat anders, wou je zeggen?
– Ja, ik heb bijvoorbeeld over euthanasie veel bericht en dan krijg ik van die vragen waar ik
denk: wacht even, wacht even, het is niet zo dat je iedereen maar een beetje gedwongen
wordt, of, om euthanasie te plegen. En je moet ook zien: hoe serieus gaat Nederland daar-
mee om. Maar je moet je altijd veel meer uitleggen. En Amerika ligt nog verder weg, dus
dan krijg je inderdaad snel zo’n vertekend beeld.

Hoofdstuk 2  De fietsliftplaatsen van Mapije

NOS.nl
http://www.npo.nl/nos-op-3/20-08-2013/POW_00559173

Duur fragment: 2:48 min. (7:45 min. → 9:33 min.)


Duur uitzending: 9:50 min.
Datum uitzending: 20 augustus 2013

(Liedje) Spring maar achterop bij mij, achter op mijn fiets. En ik weet nog niet waar we naar-
toe gaan samen, maar dat boeit me ook helemaal niets.

Bijvoorbeeld: je band is lek of je fiets is gestolen of je fiets is weggeknipt. Dan kan je misschien
een lift krijgen om toch sneller bij je bestemming aan te komen. Ik heb geen fiets, dus mag ik
effe?

Ja, dat mag wel.

(Liedje) En ik hoop dat je past op mijn bagagedrager. Want ik heb een nieuwe fiets …

Willen mensen wel een wildvreemde achterop?

Nou, niet iedereen natuurlijk. Gisteren heb ik het geprobeerd. En dat ging best wel goed. Ik
werd meteen meegenomen door een vrouw en die was zo enthousiast dat ze zei: ‘Nou, ik fiets
wel een stukje voor je om.’

76 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ja, de gemeente Utrecht vindt dit op zich wel een goed idee, maar ziet ook nog wel wat kleine
probleempjes.

Nou, dit is het drukste fietspunt denk ik van Nederland bijna, met 40.000 fietsers per dag. D’r
staan al heel veel borden. Je moet al heel goed om je heen kijken om niemand aan te rijden.
En als je daarbij extra borden neerzet die eigenlijk niemand kent, dan zorg je wel voor extra
verwarring. En dat willen we natuurlijk niet.

Wat gaat er nu met die borden gebeuren?

Nou, op korte termijn laten we ze gewoon staan. We gaan eerst met die kunstenares in ge-
sprek om te kijken van wat is de bedoeling en kunnen we misschien op een aantal plaatsen
deze borden handhaven. Maar waarschijnlijk gaan ze op een aantal plaatsen wél weg.

Eerst maar eens kijken of het überhaupt werkt. Wat moet ik doen.

Nou, met de duim omhoog natuurlijk. Vriendelijk lachen. En een beetje oogcontact zoeken.

Ging nog niet zo goed. Meneer, mag ik bij u achterop? Mag ik achterop?

Nee!

Mag ik bij jou achterop?

Nee.

Mag ik achterop?

Ja hoor.

O, fijn.

(Liedje) Spring maar achterop bij mij, achter op mijn fiets.

Kom maar meid, spring maar achterop, joh. Waar moet je heen?

Nou, ik wil een stukje rijden naar Neude.

Waarom stopte je voor mij?

Als iemand dat nodig heeft en ik help iemand daarbij, waarom niet?

(Liedje) … en ik weet nog niet waar naartoe, maar dat maakt niet uit want ik weet wel de weg.

77 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 2 Fietsoppas

Tweede fragment

www.vogelvrijefietser.nl
http://www.youtube.com/watch?list=UUmC1QO89UU3yL5qZcDhSDEg&v=9wbny5Uw2io

Duur fragment: 2:01 min.


Duur uitzending: 2:01 min.
Datum uitzending: 23 september 2014

Tegenwoordig mag je niet meer zomaar overal je fiets neerzetten in de stad. De stad wordt
overvol met te veel fietsen, dus de gemeente Utrecht heeft een aantal hele mooie, grote fiet-
senstallingen gemaakt. Fantastisch, alleen mensen die even snel naar de winkel moeten om
iets te halen, moeten helemaal ergens hun fiets neerzetten voor even iets kleins. Daarom zijn
wij d’r vandaag: de fietsoppas. Moet je even vijf of tien minuten de winkel in, dan passen wij
op je fiets. En als je dan terugkomt dan zijn je banden opgepompt en is je ketting gesmeerd.
En dan kun jij d’r weer tegenaan.

– … pas jij op?


– Yes.
– Nou, geweldig. Top.

– Maar soms ben je in de buurt en denk je: ik wil even in en uit naar een speciale winkel.
– Precies.
– … en dan ga ik niet de fiets daar achter zetten, helemaal de stad in lopen en dan weer
terug. Ik erger me er dood aan.
– Jij ergert je er dood aan. Ja.

– Het is wel ’n heel erge restrictie …


– Vandaar, dat wij d’r zijn.

– Ja.
– Wij passen even op je fiets. Gratis. En dan pompen we je banden effe op en kijken even
naar je ketting.
– Nou, helemaal goed.
– Leuk toch?

It’s perfect for me!

– Mevrouw? We hebben er een …


– Nou …
– … toeter opgezet.
– … kijk eens Elfie, wat zit er voorop voor jou?

Alles is weer piekfijn in orde?

78 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Oké, nou, hartstikke goed, dankjewel.

– We hebben d’r een nieuwe bel opgezet …


– Nee joh …
– … want de bel die deed het niet meer. Tadaa! Asjeblieft.
– Heel erg dank je wel, wat super!

– Very good event, especially with the mother has the kids, then you don’t have to worry
about the bicycle.
– Yes …

Ja, doei!

Hoofdstuk 2  Schelden en vloeken

Rutger Castricum bij de Bond tegen het vloeken (BNN)


https://www.youtube.com/watch?v=5phdSUcN-fg

Duur fragment: 2:39 min.


Duur uitzending: 2:39 min.
Datum uitzending: 12 november 2009

‘Vuile, vieze, smerige teringdrager. Je zou aan je eigen stront vastkleven, jij.’

Er is dit jaar op televisie weer meer gescholden dan ooit tevoren. Dat heeft de Bond tegen het
Vloeken laten uitzoeken. Die zijn er dan natuurlijk ook tegen. En als je ergens tegen bent, dan
moet je met een alternatief komen.

– Goedemiddag.
– Welkom.
– Rutger.
– Peter Smit.
– Peter Smit van de Bond tegen het Vloeken?
– Ja, dat klopt helemaal.
– Op televisie wordt er dit jaar weer meer gescholden. Wat zijn dan de meest gehoorde
scheldwoorden op televisie?
– Shit. Dat is op zich niet zo’n erg vergaand scheldwoord. Die staat bovenaan. Die wordt het
meest eruit geflapt. Gvd staat op nummer 2, dus die is ook heel veel gebruikt. Het is een
kei …
– Gvd?
– Ja, die kort ik af.
– Godverdomme.
– Ja, die kort ik liever af, omdat ik die God liefheb, en een keihard scheldwoord met zijn
naam uit je liever niet. Hoe dan ook.
– Op nummer 3 hebben we de bekende k – u – t, klote en zulk soort woorden.

79 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Maar nou begrijp ik dat bijvoorbeeld het scheldwoord kut of kanker of tyfus, dat dat niet
mag maar sjeemienee of jeempig?
– Het is een verbastering van een echte vloek, je kent de gvd-vloek.
– Godverdomme.
– Ja, waarom moet je dat herhalen ja, hè?
– Zachtjes, ik fluister het.
– Je kan je van jongs af aan aanleren om gvd te roepen als je iets tegenzit en je kan je van
jongs af aanleren om Jezus te roepen. Waar wij voor pleiten: verzin iets anders, waarmee
je niemand raakt, dus echt iemand kwetst. Verzin wat leuks.

(Liedje)
‘Zou je schelden? Zou je zeggen dat ik een klootzak ben?’

Met dit gezellige deuntje op de achtergrond wordt de top 5 van alternatieve scheldwoorden
uitgeprint.

– Kom er maar in Peter Smit, op nummer 5.


– Hela.
– Hela?
– Hela, ja.
– Hela.
– Of ja …
– Wat is hela?
– Ken je dat woord niet?
– Nee.
– Ho, hela.
– En dan op nummer 4.
– Tjongejonge. Of ja, waarom niet?
– Nummer 3.
– Als je met de hamer op je duim slaat, hoef je niet gvd te roepen. Je kan ook gewoon au
roepen. Aj, een of andere oerkreet.
– Op nummer 2.
– Kokosnoot, gewoon met volle kracht. Ja, iedereen om je heen die kijkt: Wat doet die, maar
het is wel lachen.
– En dan. Last but not fucking least op nummer 1.
– Wat ik zelf best wel vaak roep als iets tegenzit …
– Nou, krijgen we het, hoor, nou krijgen we het … Hou je vast. Nee, nee, even de spanning
opbouwen. Daar komt ie: …
– Mensenkindertjes. Of gewoon … Ja, maar nee kijk. Je gaat lachen gewoon. Het is gewoon
zoiets gewoon onbenulligs, wat niet negatief is.
– Mensenkindertjes.
– Mensenkindertjes.
– Nou, dank je wel, hè.
– Hé, eh, kokosnoot.

80 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 2  Ben je asociaal als je niet aan vrijwilligerswerk doet?

Altijd wat (NCRV)


http://altijdwat.ncrv.nl/seizoenen/2011/afleveringen/11-10-2011/fragmenten/ben-je-aso-
ciaal-als-je-niet-aan-vrijwilligerswerk-doet

Duur fragment: 8:22 min. (0:00 min. → 8:22 min.)


Duur uitzending: 14:57 min.
Datum uitzending: 10 oktober 2011

Nederland telt vijf miljoen vrijwilligers en als je dat werk nu niet doet, ben je dan asociaal?

Ik ben 48, heb een partner, geen kinderen. Mijn werk neemt een belangrijke plek in. Betaald
werk.
Ik doe geen vrijwilligerswerk, vijf miljoen andere Nederlanders wel, zelfs Koningin Beatrix en
haar familie doen het.
Ik dus niet. Is dat erg? Ben ik nu een asociaal wezen?

– Vrijwilligerswerk heet niet voor niks vrijwilligerswerk, dus je doet het vrijwillig en op het
moment dat het jou uitkomt.

Dat moment kwam er wel. Ik tennis en ieder lid wordt gevraagd om bardienst te draaien.
Maar eigenlijk kom ik daar om te zweten, om mijn hoofd leeg te maken en niet voor het ver-
enigingsleven. Ik kocht de bardienst af.

– Eigenlijk jammer voor de club dat jij dat hebt afgekocht, want de afkoop is niet voor ons
een doel op zich, wij hopen juist dat leden onderdeel zijn van deze club.
– Vind je mij nu asociaal?
– Nee, het is een keuze.
– Mag ik die keuze maken binnen deze vereniging?
– Je mag die keuze maken, maar dat mag ik toch wel jammer vinden?

Het zet me tot nadenken. Ik wil best vrijwilligerswerk doen – heb het in het verleden ook ge-
daan – maar ik heb niet veel uren over. Het wordt tijd voor een consult bij Lucas Meijs, hoog-
leraar Vrijwilligerswerk.
Ik ontmoet hem bij Resto VanHarte in Den Haag. Meijs zit als vrijwilliger in de Raad van Toe-
zicht van de Resto VanHarte-keten. Ik vraag hem waarom mensen eigenlijk vrijwilligerswerk
doen.

– Omdat ze willen laten zien dat ze om anderen geven of omdat ze hun eigen waarden
en normen willen laten zien. Dat zijn de twee belangrijkste. En dan heb je er nog twee,
omdat ze daar leuke mensen willen tegenkomen, kennissen willen opbouwen, nieuwe
vaardigheden willen doen of omdat ze willen compenseren voor ergens anders: een slecht
huwelijk, een baan die niet gelukt is of wat dan ook.

81 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Eerder die dag maak ik de voorbereidingen van het restaurant mee. In Nederland zijn er ruim
25, grotendeels gerund door vrijwilligers, bedoeld om mensen uit hun sociale isolement te
halen. Ruud Pluijter is coördinator van de vrijwilligers.

– Iets voor een ander betekenen, dat is heel leuk. En het is net of het een vliegwieleffect
heeft. Als je ziet wat een plezier je andere mensen kunt doen, met hele simpele dingen,
dan geeft dat alleen maar nog meer motivatie om nog meer te willen doen.
Mensen vertellen je van alles, maar je voelt achter de verhalen ook heel veel eenzaamheid
zitten. Mensen die weinig uit huis komen, misschien alleen voor de boodschappen en
dan weer teruggaan naar huis en daar blijven en trekken zich steeds meer terug. Wij pro-
beren ze juist bij Resto binnen te krijgen om te laten zien dat als je weer contacten hebt
met andere mensen, hoe gezellig dat dan weer wordt.

Ruud is ervaringsdeskundige. De oud-reclameman raakt na een scheiding financieel aan de


grond.
– Alles weg, bedrijf, auto, huis, geld, alles. Ik hoefde nog niet op straat te slapen, maar ik
trok rond met twee dozen en een koffer van familie naar vrienden en weer terug. Het
heeft bijna een jaar geduurd.

Ruud verhuist naar Den Haag en komt in het begin nauwelijks zijn woning uit. Hij ontdekt
Resto VanHarte en gaat er aan de slag.
– Ik begon heel veilig achter de afwasmachine, dat is een plek waar je alles goed kunt zien.
Maar dat heeft maar heel kort geduurd, het is geweldig.

Omdat ik er toch ben, en het gevoel van Ruud wil ervaren besluit ik de handen uit de mouwen
te steken.

Eerder ben ik thuis op zoek gegaan naar vrijwilligerswerk dat bij me past. Ik schrijf me in bij
stichting Laluz. Die koppelt young professionals als vrijwilliger aan goede doelen.

– Het was niet cool, tussen aanhalingstekens, om wat terug te doen voor de maatschappij.
En ik geloof dat dat imago … daar moest aan gesleuteld worden om op een andere ma-
nier vrijwilligerswerk in de markt te zetten.
– Want ze wilden wel?
– Ja, er was een enorme behoefte. Ik bedoel, binnen no time hadden we een database waar
je ú tegen zegt. Nog steeds groeit de database met young professionals. Dus er is een be-
hoefte om je kennis te doneren of kennis in te zetten voor een goed doel.

Ik word al snel uitgenodigd voor een intakegesprek.


– Goedenavond, welkom. Kom verder.
– We hebben natuurlijk al wat mailcontact gehad en nu wil ik je graag, persoonlijk met je
kennismaken en de opdracht …

Laluz staat voor het nieuwe vrijwilligerswerk. De stichting werkt op projectbasis en flexibiliteit
staat voorop. Dat past bij deze tijd, zegt de hoogleraar, anders komen ze niet.

82 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Die vrijwilligers in Nederland, die vijf miljoen, die maken gemiddeld met elkaar vier uur per
week. Dat is waanzinnig veel. 500.000 fte’s. Die vier uur is niet het probleem, want die hebben
die mensen wel beschikbaar, maar het is meer: wanneer hebben ze die vier uur beschikbaar?
Wat je dus ziet is dat – ja we leven in een georganiseerde samenleving – je moet in die agenda
zien te komen als het ware, in die elektronisch agenda met zo’n blokje: ik ga nu vrijwilligers-
werk doen.
Die vrijwilliger is leidend, het is dus niet de agenda van organisatie die de baas is maar het is de
agenda en het idee van de vrijwilliger.
Dus waar je bij beroepsmatig werk nog kunt zeggen: wij beginnen om 9 uur, en dan kan ie-
mand zeggen ik begin pas om 9.15 uur, ja pech gehad. Is het een vrijwilliger dan: sorry, ik breng
eerst mijn kinderen naar school en daarna kan ik komen. 9.15 uur.

In de agenda komen, de voorzitter van mijn tennisclub heeft er ook mee te maken.
– Bijvoorbeeld een oproep in een krantje gaat niet helpen om iemand te stimuleren om iets
voor de club te doen, dus het maakt het vrij intensief dat je iedereen persoonlijk moet
benaderen. Van: vind jij het erg om dit te doen of zou je eens een keer daarover willen
meedenken? Dus soms handjes en soms gewoon hersenen die je nodig hebt. Je hebt ge-
woon ook advies nodig of het nou voor juridisch, fiscaal, er komt veel bij kijken bij zo’n
vereniging natuurlijk.

Om toch aan alle wensen van de leden te kunnen voldoen, worden er soms mensen inge-
huurd, zoals barpersoneel. Dat wordt betaald van het geld van de leden die hun bardienst
afkopen.
– Hoeveel mensen kopen net als ik het af?
– Ik denk dat 10% van de leden het afkoopt, zo rond de 10%. Je gaat voor een sportver-
eniging om te sporten. Dat is ook de eerste beginsel, daar kom je voor naar die club toe.
En dat daarbij komt dat je misschien in de gelegenheid bent om voor je club ook nog te
doen omdat je het zelf leuk vindt, dat komt er alleen maar bij. Maar het blijft altijd een
eigen keuze. Dat maakt het woord ook vrijwillig, vrijwilliger zo letterlijk, dat je het zo let-
terlijk kan nemen.

Laluz koppelt me aan War Child. Daar moet ik meedoen aan een brainstorm. Dat komt goed
uit, want ik maakte ooit een reportage over kindsoldaten in Colombia en ken de organisatie
goed. Vandaag is het kennismakingsgesprek.
– Je had in ieder geval om een cv gevraagd.
– Ja.
– Bij deze.
– Dank je wel.
– Alsjeblieft.

War Child is een van de vele goede doelen waaraan Laluz vrijwilligers levert. Er zijn er inmid-
dels zo’n 3500, vertelt de directeur van Laluz.
– Er ontstaat eigenlijk een krachtenveld van twee werelden die elkaar nooit zullen tegen-
komen en ik geloof zeker in deze tijd waar de maatschappij en zeker de overheid zich
terugtrekt, dat we die krachten moeten gaan bundelen en dat we ook die verantwoorde-

83 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

lijkheid moeten nemen om die krachten bij elkaar te brengen, dus die young professionals
en de goede doelen, want ze hebben elkaar gewoon kei- en keihard nodig.

– Doelstelling van de opdracht: actieve deelname – schrijf ik op – deelname aan brain-


storm. Dit formulier gaat naar Laluz.
– ‘Laluz wenst jullie een inspirerende samenwerking.’
– Nou dat moet goed komen. Ik heb er helemaal zin.
– Tot maandag.
– Tot maandag.

Hoofdstuk 3  De hokjesgeest voorbij

Bonte vrouwen (NTR)


http://www.npo.nl/bonte-vrouwen/02-11-2013/NPS_1232379

Duur fragment: 10:33 min. (0:00 min. → 10:33 min.)


Duur uitzending: 24:55 min.
Datum uitzending: 02 november 2013

Mounia
Ik heb een hekel aan het woord allochtoon vanwege de associatie die erbij wordt opgeroepen.
Het woord is eigenlijk in een hele negatieve context geboren.

Juliana
Ik denk dat de Nederlandse advocatuur heel traditioneel is ingesteld niet alleen ten opzichte
van vrouwen, maar ook nog niet volledig open is voor andere culturen.

(intro)

Mounia
Ik ben senior medewerker bij Baker & McKenzie Amsterdam. En Baker & McKenzie Amster-
dam heeft me uitgezonden naar onze New York-vestiging. New York is een stad waar alles heel
snel gaat, dus in de eerste periode was het tempo lastig bij te benen of althans het was heel
imponerend.
Daar woon ik met mijn man en dochter. Ik ben getrouwd en mijn dochter Sarah, die is drie.
Mijn man die werkt in principe ook full time maar die heeft wat meer ruimte om het om van-
uit huis te werken.
Ja, als senior medewerker is het, dat is een beetje de fase waarin je je moet gaan voorbereiden
op het partnerschap hopelijk in de toekomst.
Mijn ambitie is absoluut om ja, gewoon het hoogst haalbare, voor wat in ons vakgebied dan
dus om partner te worden. Absoluut, maar tegelijkertijd wil ik daar in deze fase van mijn carri-
ère nog niet te veel mee bezig zijn omdat dat te veel voor mijn gevoel af gaat leiden van waar
ik me nu op moet focussen. En dat is heel veel leren van rolmodellen, heel veel leren van de
mensen om je heen. Ja, echt een spons proberen te zijn.

84 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ik ben nu in Nederland vanwege een hele leuke meeting die we gaan hebben die ik samen met
Juliana Dantas, dat is een partner bij ons in de fiscalistengroep. Dat is eigenlijk ook het eerste
project dat we samendoen.

Juliana
Voor zover ik het weet ben ik de eerste allochtone partner van Baker en met allochtoon be-
doel ik echt iemand die niet in Nederland geboren en getogen is, maar vanuit het buitenland
naar Nederland komt na een latere leeftijd. Bij Baker doe ik vennootschapbelasting en wat
mijn strategische focus betreft, ik focus vooral op Latijns-Amerika, dus Nederlandse onderne-
mingen, Europese ondernemingen die in Latijns-Amerika investeren, maar ook Latijns-Ameri-
kaanse ondernemingen die in het buitenland investeren.
Voordat je partner wordt, moet je eigenlijk in de praktijk partner zijn. Je moet je leiderschap
kunnen laten zien, moet je mensen kunnen begeleiden. Dat betekent dat je inderdaad die
houding, is een partnerhouding. Je hebt je praktijk op orde, je hebt je team op orde, je hebt je
administratie op orde. Dat is alleen dan het enige wat je mist, is de titel: partner.

Hé, dag liefie.

Mounia
Ik ben van Arabische achtergrond dus mijn ouders zijn hier in de jaren zestig heen gekomen.
Ja, ik ben hier ook geboren en getogen in Amsterdam, maar wel in een Arabische cultuur ook
opgegroeid voor een groot deel dus dat is ook onderdeel van wie ik ben.

– Het is heel druk, maar het is eigenlijk continu druk.


– Ja, dat heb ik gemerkt. Je geeft geen antwoord.
– Jawel.
– dus ik denk die heeft het druk.
– Ja, maar dat is ook lastige met die tijdzones, als je belt …
– Je gaat ook veel meer met die Amerikanen op stap en veel meer interactie
– dus het wordt steeds leuker?
– Ja, het wordt steeds leuker.
– Het moet niet te leuk worden, want je komt terug, hè? Pas op!

Ik heb mijn vader helaas niet lang kunnen meemaken want die is, toen ik zes was is-ie overle-
den, gevolg van een auto-ongeluk. Dat heeft natuurlijk heel erg impact op je gezin. Mijn moe-
der was toen jonger dan ik nu ben en die had al twee kinderen en de derde was op komst, dus
dat was natuurlijk best heftig. Daardoor is mijn moeder een echte powervrouw geworden, die
heeft alles zelf moeten doen, ze sprak nauwelijks Nederlands toen het gebeurde.

– Als werkende ouder kun je ook niet altijd …


– Nou en ik vind ook …
– … als je inderdaad wel betrokken bent als ouder, dat is ook wel heel belangrijk. Heb ik
vroeger altijd gedaan, ik was altijd hoe heet dat?
– Oudercommissie.
– Bij de oudercommissie.
– Kun je nagaan ik sprak toen de taal niet zo heel goed. Niet dat ik het nu perfect spreek.

85 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Nou …
– Het is wel grappig. Het is een extra drijfveer voor mij om hogerop te komen. In die zin dat
ik zag hoe hard mijn moeder voor ons werkte en dat je dan daar ook iets voor terug wilde
doen.

Juliana
Toen ik als eerste in Nederland was, was ik eerlijk gezegd verrast hoe de maatschappij hier
anders is dan in Brazilië. Ik ben dus gewend dat de vrouwen werken, fulltime, dat is gewoon
normaal. En toen ik hier kwam zag ik wel dat het best bijzonder was, dat je als vrouw fulltime
werkt, vooral nadat je kinderen kreeg. Volgens mij is het nog steeds zo dat heel veel vrouwen
parttime werken, wat prima is. Dat is een persoonlijke beslissing, maar het verraste me wel,
omdat ik dacht: Brazilië ontwikkelingsland, Nederland eerste wereld en toch zijn de waarden
en normen op werkgebied heel anders.

Wij hebben wekelijks de FTO. Fiscaal Technisch Overleg, dat is een overleg waar onze groep bij
elkaar komt om de latere jurisprudentie te bespreken, latere ontwikkelingen, technische ont-
wikkelingen. Dat is ook een platform om praktijkgevallen te bespreken. Dat is eigenlijk echt de
plek waar we onze knowhow elke week met elkaar delen.
Je ziet vaak wel dat mannen aanweziger zijn, niet alleen omdat ze in de meerderheid zijn, maar
ook als je naar individuele personen kijkt, zijn mannen makkelijker, wat dat betreft. Ze vinden
het niet erg om in de spotlight te zitten. Ik denk dat mannen sneller hun presence laten zien in
zo’n vergadering dan vrouwen.

Mounia
Als fiscalist, het is best wel een mannenberoep van origine. Binnen het juridische vak zie je tra-
ditioneel bijvoorbeeld bij arbeidsrecht wat meer vrouwen dan mannen en bij het fiscaal recht
zag je dan vaak iets meer mannen dan vrouwen, maar inmiddels gaan we toch al wel, halen we
dat wel redelijk in als vrouwen. Je ziet daarin ook een ontwikkeling gaande.

Juliana
Ik ben persoonlijk voor vrouwen in de top. Niet omdat ik voor positieve discriminatie ben,
maar ik denk dat op moment dat je meer vrouwen in de top hebt, als je diversiteit in de top
creëert, creëer je ook de mogelijkheid voor mensen om door te stromen.

Mounia
Ik kan me nog een beetje verschuilen achter mijn leidinggevende zo nu en dan en ik ben ge-
woon onderdeel van het team, maar Juliana die moet echt de kar trekken. Ze straalt wel echt
een bepaalde autoriteit uit wat ik ook wel heel fijn vind om te zien in die zin dat het ook wel
past bij het kantoor.
In haar functie heeft Juliana natuurlijk veel meer managementtaken dus ik denk zeker dat ik
van haar dingen kan leren die ik bijvoorbeeld niet van mijn mannelijke collega’s of leidingge-
venden kan leren. Met name omdat zij ook moeder is, vind ik het wel ja voor mij heel leer-
zaam om te zien hoe zij dat allemaal doet.

86 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Juliana
Ja, ik heb zoiets van nou ik werk, maar als ik thuis ben, ben ik met Sophia. Ik zorg ook dat ik zo
veel mogelijk andere dingen aan iemand anders overlaat.
– Ja ik ben wel heel erg benieuwd hoe je dat dan precies doet want ik heb nu dat ik nog wel
merk dat het soms in elkaar over gaat.

Mounia
Het werken als moeder is natuurlijk eigenlijk per definitie nooit een ideale situatie in die zin
dat je wil bij beide wil je perfect zijn, je wil op het werk perfect zijn en altijd aanwezig en altijd
bereikbaar. Je wil als moeder … wil je er altijd zijn dus en altijd aanwezig en dat heb ik ook
ervaren.
Het is heel goed weer even stil te staan bij de dingen die zij vandaag tegen mij zei. Het is een
kwestie van bewustwording steeds. In ons werk ben je vaak toch afgeleid door gewoon de
waan van de dag.

– Je bent groot gebracht dat je gewoon je best moet doen en gewoon je ambitie volgen en
je doel volgen, dat is het belangrijkste, maar niet dat je extra moet presteren omdat je
buitenlands bent. En dan merk ik het wel om me heen dat heel veel mensen zeggen: ja, ik
heb wel moeite omdat ik van een andere cultuur kom, heb je het gevoel …
– ja, daar heb je het al …
– of dan stoppen ze bij de middellaag, van nou hoger is voor mij te moeilijk, omdat ik van-
uit een andere cultuur kom.
– Ik geloof gewoon heel erg er in, vooral hier ook, dat je gewoon de kansen moet nemen. Er
zal niemand zijn die je zeg maar de deur wijst omdat je lef hebt.

Hoofdstuk 3 Jongerenlagerhuisdebat

Het Jongerenlagerhuis (VARA)


http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1343179

Duur fragment: 5:45 min. (19:27 min. → 25:12 min.)


Duur uitzending: 50:21 min.
Datum uitzending: 17 mei 2013

Wij gaan door naar het teamdebat met vaste rollen. Nu gaan we echt debatteren. Jullie weten
wel hoe het gaat. Ik gooi een stelling in het midden, ik geef ieder team de opdracht om aan te
vallen of juist te verdedigen. Vanaf dat moment gaat het gewoon hard tegen hard.
We gaan debatteren over het volgende: de zorg in Nederland is van hoge kwaliteit maar wordt
steeds duurder. Straks kunnen we niet eens die zorgpremie meer betalen. En je kunt je afvra-
gen: waarom moet je eigenlijk meebetalen aan de medische kosten voor iemand die iedere
dag rookt, en drinkt en drie keer per dag patat eet.
Jullie gaan debatteren over de volgende stelling: Wie vet eet en ongezond leeft, moet vet beta-
len voor de zorgpremie. Even kijken, wie er gaat beginnen en wie er aanvalt en verdedigt. Dat
doen we door te tossen met een ouderwetse gulden. Daar staat nog een hele mooie kop of
een munt op. Cosima, jij mag het zeggen als teamcaptain. Wil je kop of wil je munt?

87 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kop.

Kop. Nou gaat-ie, mevrouw Verbeet, let u op?

Munt.

Munt, dat betekent dat teamcaptain Derk mag zeggen: voor of tegen?

Voor.

Voor. Gorinchem is voor. De stelling luidt: Wie vet eet en ongezond leeft, moet vet betalen
voor de zorgpremie. Derk.

Daar zijn wij het volledig mee eens. Het werd net al gezegd: ‘Ik fiets iedere dag naar school
maar daarnaast let ik ook op mijn voeding.’ Ik probeer echt gezond te leven en ik sport ook
heel veel. En toch betaal ik me helemaal blauw aan de zorgverzekering. Hoe komt dat: mensen
kiezen ervoor om vet te eten en niet te sporten. Uiteraard, die keuze hebben de mensen zelf,
maar dan moeten ze er ook de consequenties van aanvaarden.

Alina, Groningen.

Ik wil even een beroep doen op jouw solidariteit. Want die is bij jou echt ver te zoeken nu.
Wij zijn hier met z’n allen en we zorgen met z’n allen voor elkaar. We willen hier toch geen Big
Brother Is Watching You-cultuur waar iedereen maar op elkaar let en iedereen maar kijkt van:
o wat eet jij, ben je wel gezond? Dat we niet meer naar de huisarts durven te gaan.

Jojanta.

Ik ben het helemaal met je eens: solidariteit. Maar hoe creëer je solidariteit? Door ervoor te
zorgen dat alle mensen hetzelfde doel hebben. Ik denk dat iedereen het doel heeft om geluk-
kig te zijn. Mensen die gezonder eten en gezonder leven, die zijn gelukkiger.

Maar Jojanta, je kunt het niet zo zwart-wit …

Onderbreek me niet alsjeblieft. Dank je wel. Dus wat ik al zei: ‘Zolang je allemaal hetzelfde
doel hebt om gelukkig te worden, is het belangrijk dat we gezonder leven en dat bereiken we
alleen door zo een maatregel in te voeren.’

Oké. Kom maar Frederik.

Ja, Jojanta, ik vind het veel te zwart-wit, want jij walst zo over alle problemen heen die die
mensen hebben. Het is niet zo dat iedereen die ongezond eet en iedereen die een paar
­kilootjes te veel heeft dit doet uit vrije wil. Er gaan misschien psychologische problemen ach-
ter en die mensen wil je straffen. Dit is een typisch gevalletje van blame the victim.

88 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ferdie!

Frederik, Nederland is een verzorgingsstaat, een staat die zorgdraagt voor het welzijn van
onze burgers. Een staat die ervoor zorgt dat alle burgers zo lang mogelijk kunnen leven en zo
gezond mogelijk kunnen leven. En wij denken dat wij door deze regel een bepaald bewustzijn
creëren onder deze burgers. En door dit bewustzijn zullen de burgers zichzelf gaan beseffen
van: goh, wat wij doen … wat wij altijd gedaan hebben, is misschien niet goed en misschien
moeten wij voor ons eigen besef gezonder gaan leven.

Florine.

Ferdie, jij hebt het hier over de staat. Daar wil ik graag even op doorgaan. Ik vraag me oprecht
af hoe jullie dit willen gaan uitvoeren. Hebben we het hier over patatambtenaren die naast de
patatwinkel gaan staan om te kijken hoeveel patatjes jij elke dag naar binnen stopt? Ik vind
het een belachelijk plan. Ik wil niet dat de staat mijn privacy op deze manier aantast en mij op
deze manier elke dag op mijn vingers kijkt.

Jasper.

Privacy is op dit moment sowieso ver te zoeken. En hoe we dit gaan controleren, is redelijk
simpel. Iedereen moet naar de huisarts en artsen adviseren al jarenlang om meerdere malen in
een decennium naar de huisarts te gaan. Dus dan kunnen we heel makkelijk een testje doen
om te kijken of iemand te dik is, of iemand rookt. Dat is echt te zien uit verschillende tests.

Peter.

Ja, ik zou toch graag even een probleem willen aankaarten, want uit onderzoek is gebleken dat
de mensen die ongezonder leven, vaak lager aan de sociaaleconomische ladder staan. En die
willen jullie nou juist gaan pakken. Jullie gaan zorgen dat de mensen die weinig hebben, nog
minder krijgen en dat is natuurlijk zeer slecht. Dat willen we echt niet.

Eh, Tania.

Misschien zijn het de wat lagere bevolkingsklassen die iets meer moeite hebben met zich
inhouden als het gaat om roken of om het gebruik van alcohol, maar als zij dus meer moeten
gaan betalen hiervoor, dan zullen zij veel sneller de keuze gaan maken om echt gezond te gaan
leven en dat is wat wij echt willen. Deze mensen er bewust van maken dat het belangrijk is om
gezond te gaan leven.

Esther.

Nou, jij beschrijft het hier een beetje als een steuntje in de rug. Ik zie deze maatregel eerder als
een klap in het gezicht. Maar laten we alsjeblieft even kijken naar waarom mensen ongezond
eten. Derk, jij zegt net dat je elke dag zo veel fietst. Als jij straks versleten knieën hebt omdat
jij het openbaar vervoer niet hebt gebruikt, moet je dan ook meer betalen? Ieder mens heeft

89 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

voordelen, ieder mens heeft nadelen, ieder mens kan sommige dingen beter aan dan anderen
en ik vind het belangrijk dat we daar solidair in zijn, ik vind het belangrijk dat we dat toestaan.

Quin.

Even om te reageren op dat prachtige voorbeeld inderdaad. Als Derk z’n knieën op een gege-
ven moment verslijten: z’n eigen consequentie, z’n eigen schuld. Maar om even terug te gaan
naar de stelling: mensen in Nederland zijn een beetje een eigenwijs volk. Privacy en ons eigen
recht. Daarom staan we ook in ons eigen recht om bijvoorbeeld naar de supermarkt te lopen
en de groente te kiezen in plaats van het vette eten. Zoals we allemaal weten: Plus heeft meer,
véél meer.

Anne.

Plus geeft misschien meer. En Plus geeft misschien meer groente, maar een euroknaller, daar
kunnen ze echt niet tegenop. En als jij gewoon niet het geld hebt, of niet de kennis hebt om-
dat je wat lager op de economische ladder staat om gezond te gaan eten, dan vind ik het vre-
selijk dat je deze mensen nog meer wilt laten betalen hoewel ze gewoon geen keuze hebben.
En dat vind ik zo vreselijk verwerpelijk aan jullie plan.

Hoofdstuk 4  Spreek Nederlands met mij

NOS
http://www.npo.nl/nos-op-3/25-07-2013/POW_00559155

Duur fragment: 1:58 min. (6:38 min. → 8:36 min.)


Duur uitzending: 8:48 min.
Datum uitzending: 25 juli 2013

Mijn naam is Rogerio Canales. Ik kom uit Mexico. Ik ben 27 jaar en ik ben in Delft afgestu-
deerd. En nu ik zoek een baan hier in Nederland.

Het is te horen dat Rogerio niet uit Nederland komt. Maar hij heeft een talencursus gevolgd
en wil graag Nederlands oefenen buiten het taalinstituut. Maar zodra hij een winkel binnen-
loopt, gebeurt er dit:

– Hallo, goedemiddag. Heb je bloemen in …


– Plants?
– Ja, planten.
– The plants are inside.

Als je aan mensen vraagt van: kan ik u helpen, en je hoort ze al gebrekkig Nederlands praten,
dan ga je eigenlijk automatisch over in het Engels spreken, omdat je denkt dat het dan voor
hun makkelijker is.

90 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Rogerio, werd er toch weer Engels tegen je gesproken?


– Ja.
– Vind je dat vervelend?
– Ja.
– Gebeurt het vaker?
– Ja, meer of minder, ja.
– Doe deze button op, dan gaan we naar die viswinkel daar, visje halen. Kijken of het helpt.

– Ja. Lekker, hoi.


– Wilt u uitjes bij de haring?
– Alstublieft.
– Wat heeft u een mooie button.
– Ja, ik wil goed Nederlands leren.
– Oké.
– Enne … Ja, ik probeer met …
– Overal Nederlands te praten.
– Ja.
– Oké.

– Met deze button, maakt het uit?


– Ja, je gaat ook duidelijker praten om de mensen te helpen.
– Voor als ik geen button had, dan soms spreek ik Nederlands. Tot ziens.

En op die manier leer je maar langzaam een taal.

– Het blijft nog wel lastig, Nederlands.


– Sorry?
– Het blijft nog wel lastig, Nederlands.
– Ja.

Maar Rogerio hoopt dat …

– Als ik de button gebruik dan misschien iedereen zal met mij Nederlands praten.

Zodat-ie over een tijdje niet meer afhankelijk is van het taalinstituut.

91 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 4 Amstel

De avond van de korte film 2013 (NTR)


http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1367716

Duur fragment: 9:14 min. (52:45 min. → 1:01:59 min. met een pauze op 57:41 min.)
Duur uitzending: 2:07:03 min.
Datum uitzending: 27 september 2013

Lekker naar huis.

Dank je wel.

Voorzichtig hè, niet vallen.

We gaan deze kant op.


Paaltje.

Gaat het?

Waarschijnlijk heb je ’t al tien keer gezegd, maar hoe heet je nou ook alweer?

Kan ik niet zeggen.

Kan ik niet zeggen.

De meeste dromen zijn bedrog, maar als ik wakker word naast jou dan droom ik nog. Ik voel je
adem en zie je gezicht. Je bent een droom die naast me ligt.

Ik moet plassen.

Tuurlijk moet jij plassen. Als je veel drinkt, moet je veel plassen.

Niet kijken.

O, sorry, ik moet heel nodig.

Sorry, wij komen in vrede, ook eveneens in zeer vergaande staat van dronkenschap. We komen
vooral ook in vrede.

Daarachter is een wc.

Sorry hoor, we hebben een heel gezellige avond gehad.

92 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ja, dat zie ik, ja.

Heb jij ook een gezellige avond gehad?

Eh, nou, niet heel speciaal. Nee.

Voor jou is het ochtend?

Ik ben bang van wel.

Nou goedemorgen dan.

Goedemorgen.

Jij bent niet zo van het uitgaan?

O, jawel alleen niet vannacht.

O, maar andere avonden ben jij de kroegtijger van de stad?

Nou, geen kroegtijger maar gewoon gezellig.

Gezellig?

Ja.

Hou je van zingen? Ik ben gek op zingen.

Ja, dat heb ik gehoord, ja.

Hoe vond je dat?

Niet best.

Dan heb je niet goed geluisterd.

(Zingt in het Italiaans)

Ja, zeer verdienstelijk.

Zeer verdienstelijk? Dat klinkt nog niet heel overtuigd.

Volgens mij moet jij gewoon gaan slapen.

Ja, je hebt gelijk. Het is ook al laat, het weekend is voorbij.

93 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Je hebt de hele zondag nog.

Ik doe niet aan zondagen.

Jij doet aan verlengde zaterdagen?

Dank je.

Is dit nou een Carl Douglas?

Ja, hoe weet je dat?

Varsity 1995, Jonge Acht. Njord. We waren volslagen kansloos natuurlijk.

Leiden, wat deed je daar?

Psychologie.

O, ik ook, nou, hier aan de VU. Wat grappig.

Ook ik moest wat met mijn leven.

Ja, psychologie. Jij.

Hoe doet-ie het, hè? Ongelooflijk. Zeiden mijn ouders ook al.

Roei je nog steeds?

BIER!!!!!!

Ik heb geld neergelegd, hoor.

Kom, thuis wacht de wodka.

Ga maar alleen.

Loser.

Ben je een zwerver?


Ben jij een zwerver? Je stinkt!

Kom maar Olivier.

Kut, kut, wat koud. Slecht idee. Slecht idee.

94 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

(in de kleedkamer) Door het ijs gezakt?

Kom nou. Ga nou mee? Hugo is er, Wijnand?

Ik kan echt niet. Ik moet morgen vroeg op.

Ga nou gewoon een keer mee.

Wat? Ben ik te laat? Jammer, ik had nog wel mijn beste pak aangetrokken. Ja, sorry hoor, ik
kom volgende week echt op tijd, maar misschien kunnen we dan ietsjes later afspreken? Ik ben
namelijk niet zo goed in zondagen.

Oké.

Misschien kunnen we elkaar voor die tijd nog even zien? Tijdens het eten bijvoorbeeld? Om de
tactiek een beetje door te nemen. Ja toch, is toch leuk?

Ik wil graag m’n team beter leren kennen.

Je team?

Ja, m’n team. Ik wil het serieus aanpakken en niet zomaar een beetje in het wilde weg aan-
modderen.

Oké.

Mag ik alsjeblieft …

Hoofdstuk 4  Ik vertrek

Ik vertrek (AvroTros)
http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1364544

Duur fragment: 7:10 min. (1:40 min. → 8:50 min.)


Duur uitzending: 47:03 min.
Datum uitzending: 07 september 2013

In Ik vertrek volgen we Nederlanders die op het punt staan te emigreren. De veertigjarige Hei-
ke Scholten uit het Drentse Emmercompascuum vertrekt binnenkort met haar man en twee
kinderen naar Zuid-Afrika.

Heike
Het is dan nu eindelijk zover dat we onze kleren mogen inpakken. We nemen alleen onze
kleding mee en eigenlijk verders niks, want alles is daar. Inboedel en zo dus dat hoeven we
allemaal niet mee te nemen. Enne, maar goed, er kan dus ook een heleboel kleding weg. Die
kleding brengen we dan naar het Leger des Heils, dan hebben andere mensen er nog wat aan.

95 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

– Kan ik dat wegbrengen?

– Ja, da’s goed.

– Oké. Dan ga ik dat doen.

Heike
We hebben in Zuid-Afrika een safarilodge overgenomen en die gaan we dan uiteraard runnen.
En dat is helemaal omheind, het is geen Big Five reservaat, dus er komen geen leeuwen, oli-
fanten en dat soort dingen en het is vlakbij het Krügerpark. Ja, het is een ideaal plaatje. Ja, het
is echt een klein paradijs. Je krijgt gewoon kriebels in je buik. Ik wist nooit wat heimwee was,
totdat wij daar geweest zijn. Ja, je wilt gewoon zo snel mogelijk weer terug.

Peter
Voor mijn gevoel is dat de plek geweest waar ik het meest kan en kon ontspannen en dat je
je gewoon lekker voelt en op de een of andere manier voelt het een beetje als thuiskomen. En
dat maakt Zuid-Afrika voor ons het land waarom we daarnaartoe willen.
Ik ben manager geweest, van verschillende, ja eigenlijk verschillende vormen. Projectmanager,
crisismanager, reorganisatiemanager, noem het maar en eigenlijk kwam het er gewoon op neer
dat als iemand een probleem had, dan werd ik ingehuurd en dan gingen we het oplossen.

De familie Scholten neemt in het noordoosten van Zuid-Afrika een resort over in het plaatsje
Hoedspruit pal naast het Krügerpark. Op een terrein van achttien hectare staan acht huisjes
en een lodge met dertien hotelkamers. Daarnaast beschikt het resort over een zwembad en
een eigen restaurant met bar.
Peter en Heike huren het resort de eerste drie jaar. Daarna nemen ze het definitief over.
Heike heeft twee kinderen uit een vorig huwelijk: Mathieu en Robby. Peter en Heike kregen
samen nog een dochter: de zevenjarige Luna.

Heike
Zo gaat het in Afrika ook. De bazen zitten aan tafel en het personeel zit in de keuken te eten.
Dat zijn m’n ouders. Mijn moeder Renata en opa Rob. Opa en oma gaan niet mee. Die mogen
alleen op visite komen. En de oudste. Die moet ik helaas hier achterlaten. Die, die wil niet mee,
die is ook niet mee op vakantie geweest daarnaartoe, maar die heeft zoiets van, die ziet het
niet zitten.

Robby
Ik heb hier mijn vrienden nog en ja werk. Verder, op vakantie zou ik wel een keer willen, maar
om erheen te verhuizen … dat is een beetje …

Luna
Te spannend.

Robby
Ja, te spannend.

96 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Heike
Ja, het is natuurlijk niet leuk als hij hier blijft, maar aan de andere kant hij is natuurlijk wel, hij
is 21 dus hij, je weet dat hij een keer zijn eigen weg gaat. En we hebben Skype. Hij kan altijd ko-
men en wij zullen ook ongetwijfeld deze kant een keer opkomen. Maar ik heb wel het vertrou-
wen erin dat het hem gaat lukken. Maar goed, de traantjes, dat zal nog wel komen, denk ik.

Mathieu
Ja, ik vind aan de ene kant wel leuk, maar je moet toch je vrienden missen en zo, en je vrien-
din natuurlijk. Maar ik vind dat wel een leuk land, ik ben daar één keer geweest en dan heb
je toch wel zoiets van: ja, ik weet niet … ik vind de sfeer daar heel mooi. Nou ben ik heel veel
met brommers bezig, maar als je daar gewoon het land binnenstapt, dan heb je gelijk iets met
dieren, zeg maar.

– Die uitlaat zit er goed in vast.

– Heb je hem erop?

Robby
Maar ik ben best wel bereid om een keer te gaan kijken. Als ik dan toch nog, ja de keus neem
om erheen te gaan, dan kan ik er nog altijd heen gaan. Dat is voor mij een beetje meer het
scenario, zeg maar.

Mathieu
Ja, ik vind aan de ene kant wel, ja, ik vind het jammer, maar het is wel zijn eigen keuze. Hij is
volwassen, hij is 21 jaar. Maar ik denk wel dat het hier ook wel goed zal komen met hem, so-
wieso wel.
Over een week vertrekken Heike, Peter, Mathieu, Luna en de hond naar Zuid-Afrika. Vandaag
nemen ze afscheid van vrienden en familie.

Peter
Dat zijn echt de momenten dat je hebt van: ja, je bent nu toch echt aan het afscheid nemen.
En nu gaan we straks weg en dan heb je … een ander leven gaan we beginnen. Deze mensen
zie je dan waarschijnlijk niet meer.

Moeder Renata
Het is dubbel. Het is leuk voor hen omdat ze nu dat eindelijk waar kunnen maken waarvan
ze al een paar jaar dromen en waar ze al een paar jaar mee bezig zijn, maar voor mijzelf is het
een beetje anders natuurlijk. Of wij ze kunnen opzoeken, maar als je eigen kind weggaat en de
kleintjes meegaan. Ja, het moment nu is niet zo leuk.

Robby
Ja, het is nou een beetje diep van binnen. En ik ga ze sowieso missen. Dat sowieso. Ja, de liefde
van mijn moeder om me heen en ja, gewoon familie zijn. Je bent dan één gezin, snap je.
Ja, ik zie hem gewoon als mijn echte vader sowieso. Hij heeft altijd klaar gestaan voor mij door
dik en dun, weer en wind. En ik ga hem net zo veel missen als mijn moeder.

97 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Peter
Volgende week gaan we weg, dan gaan we naar, naar Afrika. Wij hopen daar het geluk te gaan
vinden waar we naar op zoek zijn. We zullen jullie allemaal heel erg missen. Dus zo ver wil ik
afsluiten met het Zuid-Afrikaans en dat is eigenlijk heel simpel: dank je wel. Baje dankie.

Hoofdstuk 4  Als ik jou was …

Het Jongerenlagerhuis (VARA)


http://www.npo.nl/het-jongerenlagerhuis/17-05-2013/VARA_101319960

Duur fragment: 0:57 min. (44:50 min. → 45:47 min.)


Duur uitzending: 50:21 min.
Datum uitzending: 17 mei 2013

Als ik de premier van Nederland was, zou ik de scholen hervormen.

Dan zou ik ervoor zorgen dat negen van de tien staatsbedrijven geprivatiseerd werden.

Dan zou ik vragen of dat het wekelijkse gesprekje met de koning in plaats van met Willem-­
Alexander met Maxima mag.

Heel veel geld stoppen in kunst en cultuur …

… en de musea gratis maken.

Wij willen graag samen … Wij willen graag samen premier van Nederland worden.

Als ik premier van Nederland was, zou ik een Rammsteinconcert organiseren op het Binnen-
hof.

Zou ik van Groningen de hoofdstad van Nederland maken.

… elke dag lekker twee uurtjes gaan racefietsen.

Zou ik meer investeren in groene energie.

Zou ik een meerderheid in de Tweede Kamer krijgen voor de verandering, en dat zou ik doen
door Jack de Vries, die ik inmiddels goed ken, als mijn persoonlijke politiek adviseur aan te
nemen.

Als ik premier van Nederland was, dan zou ik samen met Mark d’r voor zorgen dat het onder-
wijs helemaal opnieuw ingericht wordt. Hè, Mark?

98 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 5  Overtuigende communicatie

De wereld leert door (VARA)


http://www.npo.nl/de-wereld-leert-door/07-02-2013/VARA_101310432

Duur fragment: 10:40 min. (0:00 min. → 8:07 en van 9:05 min. → 11:42 min.)
Duur uitzending: 11:42 min.
Datum uitzending: 07 februari 2013

Welke wetenschappelijke wetten schuilen er in het verleiden? Wat bezorgt ons wel en geen
kippenvel? Dit is De wereld leert door.

Vandaag te gast doctor Ivar Vermeulen. Hij is communicatiewetenschapper aan de Vrije Uni-
versiteit in Amsterdam en zijn specialisme: overtuigende communicatie.

Een goedenavond. Hartelijk welkom bij De wereld leert door. Bijna een jaar geleden overleed
Whitney Houston. En we zullen haar allemaal herinneren vanwege haar hit ‘I Will Always Love
You’ uit de film The Bodyguard uit 1992. Het origineel daarvan was van Dolly Parton die er een
iets bescheidener hit mee had in 1974.

(muziek)

Volgens kenners is Dolly’s versie by far de beste, maar volgens de kassa is die van Whitney dat.
Haar producers stopten namelijk iets extra’s in dat nummer.

(muziek)

En dat was de moneynote en die zorgt voor keiharde kippenvel. Hoe dat werkt, leren we van-
avond van communicatiewetenschapper doctor Ivar Vermeulen.

Hartelijk welkom. Eh, we hebben je speciaal laten overvliegen vanuit Rotterdam omdat je daar
aanwezig was bij een communicatiewetenschapscongres. De grootste die elk jaar gehouden
wordt. En allereerst heel even in het kort: wat bespreken jullie daar met elkaar?

Nou, er zijn heel veel communicatiewetenschappers, ten minste een stuk of tweehonderd
die daar praatjes geven. Eh, en dat gaat over hoeveel tweets er over bepaalde onderwerpen
worden gestuurd, hoe je mensen kan helpen en hoe mensen elkaar kunnen helpen op online
forums wat betreft de gezondheid, bijvoorbeeld …

Allerlei meetresultaten en dat soort dingen met elkaar besproken. En dan, wordt daar ook,
want daar gaan we het vanavond over hebben, daar wil ik het heel graag over hebben, wordt
daar ook muziek besproken?

Er wordt niet zo veel over muziek gepraat.

Er wordt niet zo veel over muziek gepraat en daar ga jij verandering in brengen, hoop ik.

99 van 184
Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ja.

Want we hebben net Whitney gehoord. Ongelofelijk succes. Viereneenhalf miljoen platen, zes
weken nummer 1, zestien muziekprijzen, weet ik allemaal veel. Wat was het dat die producers
deden, dat zo veel beter was dan Dolly Parton?

Nou, beter is heel erg subjectief …

Succesvoller …

Succesvoller. Want eerlijk gezegd, Dolly’s versie is veel beter en eigenlijk veel, die raakt mij ook
meer eigenlijk, maar dat is wel het ene moment dat erboven uitsteekt: die moneynote zoals je,
en zo noemen muzikanten het zeg maar en ik noem het dan misschien meer het kippenvel-
moment wat erin wordt gezet. En dat is echt iets wat er ingezet wordt zeg maar, dat besluit
men op een bepaald moment van: dat is wat er nog mist.

Hoe doe je dat dan?

Nou wat ze hier hebben gedaan dat is dat ze een kleine stilte laten vallen, een soort bijna
schrikeffect met een drum en dan een hele lange noot. D’r is even een kleine stilte, waardoor
de aandacht een heel klein beetje verslapt en dan komt er een hele lange noot overheen die
over verschillende akkoorden doorgaat en die veel emotie opwekt.

Oké. Maar, dat is zeg maar handig om te weten als je nummer 1-hits wil scoren, maar jij doet
onderzoek voornamelijk naar als je nou iemand wat wil laten doen, cornflakes wil verkopen …
ik noem maar wat, ik zeg het oneerbiedig, maar daar komt het uiteindelijk op neer, hoe zou je
dan dat kippenvelmoment het beste kunnen gebruiken daarbij?

Ja, nou ja, ik bedoel, je praat met je collega’s over dingen en onder andere van heb je weleens
een keertje kippenvel bij muziek? En lang niet iedereen heeft dat. En trouwens lang niet ieder-
een stak z’n vinger omhoog.

Ja, ik vroeg voor de uitzending wie dat wel eens had.

En dat heeft niet iedereen. Maar zo’n 30% van de mensen hebben dat. En dat is in principe een
fijn gevoel. En dat fijne gevoel daar zijn reclamemakers eigenlijk altijd naar op zoek. Hoe krijg
je snel een fijn gevoel bij mensen en … want je hoopt dat ze dat fijne gevoel gaan relateren aan
dat merk.

Dus het is eigenlijk een beetje een soort, een soort pavloveffect, weet je wel, met de honden
en belletjes die klinken.

Dat is een beetje het idee, ja. Dat heet een klassieke conditionering en als je dat vaak genoeg
herhaalt, dan kan je wel degelijk dat fijne gevoel koppelen aan dat merk, ja.

100 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

En jij hebt onderzoek gedaan naar wat kippenvel oplevert en hoe je dat eventueel het beste in
je, in je commercial kan plakken.

Ja, klopt.

Nou, zullen we anders eerst even kijken naar twee commercials die we hebben, want ik heb
best wel veel boeken over marketing gelezen en over het algemeen zijn die vrij bagger. Ge-
woon een beetje een verzameling van ja … allemaal feitjes van: goh, dit was een succesvol
product en waarom, maar er zit weinig wetenschap voor m’n gevoel achter. Dus ik ben heel
benieuwd van wat jij van deze reclame bijvoorbeeld vindt.

(commercial 2012)

Dit is heel sfeervolle muziek, vind ik. Ik vind het zelf ook heel mooie muziek trouwens. En dat
is meteen het cliché van in reclames wordt vaak slechte muziek gebruikt, dat is echt heel erg
oud nieuws. D’r wordt eigenlijk heel goeie muziek tegenwoordig gebruikt de laatste tijd dus,
als je maar goed luistert. Enne, dit is muziek die veel sfeer heeft en die niet zozeer met een
hoogtepunt werkt hoor, zoals we het net over Whitney Houston hadden.

Is dat een gemis van deze reclame denk je? Dat als je meer een opbouw had, is het dan succes-
voller?

Ja, zou wel kunnen, je zou kan ook in dit soort nummers misschien iets meer aan opbouw
doen. Maar tegelijkertijd het zit er wel in, want we hebben het net gehoord.

Ja.

Op het moment dat hij die neurie begint, begint dan ook …

Oké. En … en een tweede reclame die van een frisdrank, die deed mij heel erg terugdenken
ook aan een eerdere reclame van ze en daar wil ik ook nog even naar kijken.

(commercial 2011)

Nou is dit een héél bekend nummer, waar, waar we allemaal aan het merk nu aan zouden kun-
nen relateren. Eerder zag je dat het … dat het, ja voor veel mensen volgens mij een onbekend
nummer nog was.

Ja.

Is, maakt dat nog uit of je een bekend nummer …

Als je het echt letterlijk hebt over kippenvel, dan maakt het heel erg uit. Het is echt een bevin-
ding uit al een tijdje uit, uit de literatuur dat, dat, dat je dat veel eerder hebt als je een herinne-
ring bij dat nummer zou kunnen hebben.

101 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Maar waarom is dat dan? Waarom moet je een herinnering hebben bij een nummer?

Het lijkt er toch wel op dat, dat kippenvel een vrij … voortkomt uit een vrij diep soort van
genotsgevoel wat, wat minder is van iets wat je op dit moment beleeft, maar iets wat je mis-
schien, wat relateert aan iets moois wat je een tijd geleden …

Is het melancholie …

Ja, dat is wel een goeie …

… dat moet er iets mee te maken hebben.

Ja, ja.

Oké, en welke van de twee was jouw favoriet wat dat betreft?

Ja wat betreft muziek de eerste, en, en qua werking zou ik het niet helemaal weten. De, de
tweede lijkt me ook heel goed, omdat het natuurlijk inspeelt op, op gedachtes die mensen al
hebben bij dat nummer. En d’r zat volgens mij een bijna kippenvelmoment ook wel aan het
einde van waar zij ook weer de boel opbouwt.

De lange aanzet.

Dat kan op zich wel, hoewel je dat eerder ook bij treurige nummers hebt.

Maar goed, jij zegt, maar dat heeft dan met die melancholie te maken, maar jij zegt van ja, ik,
ik denk het wel, maar dat is natuurlijk een beetje flauw als ik dat nu zeg, want jij hebt deze
reclames niet specifiek onderzocht, ik bedoel jij doet, neem ik aan gewoon echt onderzoek
naar wat werkt wel en niet met grote groepen mensen. Nou ben ik zelf natuurkundige en wij
hebben het wat dat betreft wat makkelijker volgens mij, omdat wij gewoon, wij doen een ex-
periment, doe je het nog een keer, moet er precies hetzelfde uitkomen. Maar dat is … bij jou is
dat een stuk subjectiever, dus eigenlijk een stuk moeilijker.

Subjectiever weet ik eigenlijk niet eens, maar de werkelijkheid is minder hard en die is minder
lang hard, zeg maar. Dus als bij jou bepaal … ik weet, ik weet niets van natuurkunde, bepaalde
deeltjes zich op een bepaalde manier bewegen dan zal dat over een tijdje ook nog steeds zo
zijn.

Als dat niet zo is, dan is een Nobelprijs heel erg in het verschiet.

Dan is er iets vreemds aan de hand. Nou …

Absoluut.

102 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Als mensen van bepaalde muziek houden en daar kippenvel van krijgen twintig jaar geleden,
dan is het niet echt zinvol om te kijken of ze dat nu nog steeds bij dezelfde muziekjes hebben,
want die kans is vrij groot dat dat niet zo is.

Maar is dat dan nog wel, ja, als het zo vluchtig is, is het dan nog wel de moeite waard?

Ja, cultuur verandert en voorkeuren van mensen veranderen, herinneringen van mensen ver-
anderen, die deeltjes die veranderen niet zo snel.

Nee.

En ik denk dat ze …

Je wilt eigenlijk zeggen dat je ze saaier vindt. Dan.

Nou, ik, ik vind het ook wel een moeilijke opgave die wij soms hebben.

Ja.

En dan heb ik het niet over de techniek, maar over toch maar weer steeds effecten hard ma-
ken die je een tijd geleden hebt gevonden en dan blijven bewijzen dat ze …

[8:07 – 9:05 overslaan]

Waarom onderzoek je, hoe dat kippenvelmoment werkt. Wat wil jíj nou graag daar uit halen?

Nou, ik, ik heb het idee dat je, dat je als mens heel graag wilt weten wat je beweegt. Waarom je
een bepaalde keuze maakt en, en die keuzes komen niet alleen maar vanzelf zeg maar, bij ons
binnen. Daar worden we de hele tijd beïnvloed door van alles en dit soort vreemde dingen
beïnvloeden ons ook en dat vind ik eigenlijk het allerleukste.

Dus het zegt iets over menselijke gedrag eigenlijk.

Het zegt heel erg over menselijk gedrag en hoe vormbaar dat is. Ook door dingen waarvan je
eigenlijk geen weet hebt.

Oké, wat het vormen van mensen, dat gebeurt natuurlijk niet alleen in reclames, maar dat zie
je ook in het politieke domein. Waarin mensen toch politici mensen willen overtuigen van een
bepaald iets of in beweging willen zetten. Wat is nou voor jou echt een politicus die dat pur
sang het Whitney Houstonmomentje onder controle heeft?

Nou, het is een extreem cliché, maar Obama is, is, is zo’n geweldige spreker dat je daar niet
echt omheen kan.

Heeft-ie dezelfde producers als Whitney gehad, of …

103 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Daar zitten wel producers achter. Dat kan ik me niet anders voorstellen en je hebt ook sommi-
ge mensen die sommige dingen heel natuurlijk komen aanwaaien.

En wat is, wat maakt hem dan zo goed?

Het is ook het gebruik van opbouw en het gebruik van stiltes en het gebruik van precies de
juiste zin dan op dat juiste moment. Timing is het heel erg.

Eigenlijk weer muzikaliteit dus.

En volgens mij is, heeft het daar heel veel mee te maken, ja.

Oké, en in Nederland? Ik bedoel wij hebben niet zulke grote oratoren als Obama, maar in Ne-
derland wat is nou de …

Ja, ik zie, ik zie in de Nederlandse politiek niet per se die sprekers die het op die manier doen.
Het is ook niet onze cultuur en je wordt ook best wel snel daarop afgerekend, van hij wil het te
mooi brengen …

Ja.

En dus het moet altijd met, met, met een beetje understatement gebeuren.

Maar, maar jouw grote man in Nederland, denk je?

Nou, je hebt, je hebt, je hebt eigenlijk nu twee goeie sprekers. Dat zijn Rutte en Samson denk
ik.

Oké, oké, nou dan moeten zij nog maar even luisteren naar Whitney Houston, zou ik voor wil-
len stellen. Tot slot de Dijkvraag, helaas, de tijd is kort. De, mocht de aarde vergaan, jij wil nog
iets communiceren, wat zou dat dan zijn?

Ja ik dacht, muziek is een manier om mensen heel diep te raken en heel snel. Dus als je een
boodschap hebt waar je mensen, zeg maar, emoties wilt los weken, dan zou ik zeggen: als je
mensen diep wilt raken, gebruik dan muziek.

Dus stuur geen tweets, stuur een vodcast met een muziekje, zou je eigenlijk zeggen. Stuur een
MP3’tje de wereld in.

Ja.

Nou, dat lijkt me een heel mooi einde, dank je wel.

104 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 5  Rotterdam Designprijs

Kunstuur (AvroTros)
http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1386811

Duur fragment: 10:05 min. (10:10 min. → 20:15 min.)


Duur uitzending: 36:49 min.
Datum uitzending: 28 december 2013

De Rotterdam Designprijs is de meest prominente tweejaarlijkse designprijs in Nederland.


Welke projecten of producten hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de ontwikkeling
van vormgeving en zullen onze toekomst blijven veranderen? Een internationale jury kiest uit
vijftien genomineerden een winnaar die een bedrag ontvangt van € 15.000,-.
In samenwerking met het nieuwe instituut in Rotterdam wordt er ook een publieksprijs van
€ 5.000,- uitgereikt. Daarmee wil deze prijs een platform zijn voor een levendige discussie over
de rol van design in onze samenleving. Vijf scouts die hun sporen in de designwereld ruim-
schoots hebben verdiend, zijn op pad gegaan en ieder van hen nomineerde drie opmerkelijke
projecten. Vandaag de keus van Ineke Hans, product- en meubelontwerper. Haar werk kun
je herkennen aan heldere vormentaal. Haar ontwerpen variëren van kookgerei tot meubilair
voor thuis, voor werksituaties en voor openbare ruimtes.

Wat ik belangrijk vind voor vormgeving en ontwerpen, is dat een idee bijzonder moet zijn en
innovatie is heel belangrijk. Dat kan zijn in nieuwe materialen en technieken of door de nieu-
we tijdsgeest, maar het kan ook ontroeren of poëzie in zich hebben. De projecten die ik heb
gekozen, hebben allemaal een relatie met de wereld.
Als eerste heb ik het project Mine Kafon van Massoud Hassani genomineerd. Ik vind het een
bijzonder project, omdat het heel erg vanuit zijn eigen achtergronden als ontwerper is gestart,
maar toch een probleem op wereldniveau probeert op te lossen en ik geloof erin dat kleine
gedachtes tot grote zaken kunnen leiden.

Mine Kafon is geïnspireerd op onze speelgoed van onze jeugd. Vroeger we gingen vaak speel-
goed maken die werden door de wind voortgeblazen. Dus we gingen heel vaak buitenspelen.
Heel vaak onze speelgoeden belandden tussen de mijnen. We kunnen dat niet terughalen. Dus
tijdens mijn studie bij de designacademie heb ik onderzoek gedaan naar onze speelgoed en
ook windgedreven producten en daarna heb ik deze twee beelden bij elkaar gebracht en een
nieuwe soort product van gemaakt.
En dit is Mine Kafon. Het heeft gps-software en kan data versturen naar de website en het kan
alle mijnen identificeren op de grond.
Het was eigenlijk als een grap begonnen, want toen ik zei tegen mijn professor: ‘Ik ga zoiets
maken’ en hij zei: ‘Ja dat moet je doen,’ maar dat was meer als grap bedoeld. En daarna is het
eigenlijk opeens in de lucht gegaan. Het heeft heel veel media-aandacht getrokken en ook heel
veel discussies gecreëerd. Dus dat had ik eigenlijk niet verwacht. En het hele proces hebben
we heel veel geleerd. En heel veel mensen leren kennen. We zijn bijna, ik heb laatst geteld, we
hebben meer dan dertig vluchten gemaakt alleen in een jaar tijd of zo, om mensen hierover
te praten. We hebben goeie contacten gelegd. En dat is heel erg bijzonder voor ons als starter.

105 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Dus hierop kunnen we dan nog bouwen en we zijn ook al inmiddels met nieuwe projecten
bezig en dan kunnen we weer dezelfde mensen erbij betrekken. Dus dat is leuk.

Het tweede project dat ik heb genomineerd is de presentatie van Erwin Olaf met Mooi in Mi-
laan in 2013. Wat ik daar bijzonder aan vind is dat het bij mij insloeg als een bom. Het was zó
in het hart. En dat, nou ja, ik zei al: ‘Het gaat ook over ontroeren en poëzie.’ En dat … het raakt
mensen. Het gaat de wereld in.

In Milaan wilden we eigenlijk in die ruimte die zo groot is eigenlijk een dubbele tentoonstel-
ling maken, een soort paralleluniversum van ons werk, onze meubels en tegelijkertijd met het
vrije werk van Erwin om die relatie te vieren. Uiteindelijk was het ook zo dat als je die ruimte
binnenkwam, dan liep je eigenlijk een fototentoonstelling binnen en als je daarbinnen was dan
kwam je in een andere mate ook die meubels tegen. En dat was eigenlijk een prachtige samen-
gang van twee werelden.
Aanvankelijk was ik heel sceptisch over jouw idee. Ik dacht: och god, dan krijg je een foto boven
een bank, weet je wel. Toen kregen we een presentatie, of we kregen een voorstel van Marcel bin-
nen en ik zeg tegen Shirley, mijn manager van: ‘Volgens mij hebben ze een schrijffout gemaakt.’
Hè, er stond op een gegeven moment vijfhonderd centimeter en achthonderd centimeter. Ik zeg:
‘Volgens mij bedoelen ze tachtig en vijftig centimeter.’ Dus wij bellen en ‘Neeneenee dat bedoelt
Marcel zo.’ En toen dacht ik dan is het geen fotootje meer boven een bank. Als een foto twaalf
meter lang is en vijf meter breed, dan gaat het heel anders communiceren.

Je komt in eerste instantie binnen: er is een fototentoonstelling. Loop je dichterbij dan kom je
op de materie. Dan zie je die meubels en dan zie je ineens dat die schalen heel erg bijzondere
dingen met elkaar gaan doen. De schaal die eigenlijk altijd een onderwerp is binnen Mooi, bin-
nen mijn werk maar ook binnen Erwins werk, was op een heel bijzondere en surreële manier
aanwezig.
We leven in heel andere werelden. Hè, we hebben toch ons eigen pakkie-an. En dan kom je el-
kaar eens in de twee jaar tegen en dan blijkt dat je echt tot hetzelfde denkpatroon behoort of
tot hetzelfde idee over hoe de wereld eruit moet zien. Hele andere invulling daarvan, maar wel
een soort basisgevoel. En dat vond ik echt supermooi daar samenkomen.

Mijn derde nominatie is de Identiteit van Dunbar, die ze gemaakt hebben voor de Stichting
Alzheimer Nederland. Ik heb het genomineerd, omdat het eigenlijk in één oogopslag duidelijk
maakt wat er aan de hand is met Alzheimer. De typografie verdwijnt, vervaagt, en wordt hel-
der en onhelder en dat is precies dat wat bij Alzheimer hoort.

Wat je hier ziet is het hele nieuwe beeld van Alzheimer Nederland, waarbij de organisatie zich
op een hele nieuwe manier presenteert aan natúúrlijk patiënten maar ook vrijwilligers. De vrij-
willigersorganisatie is heel erg belangrijk, want die doen ongelóóflijk veel werk rond Alzheimer
en alzheimerpatiënten. En natuurlijk ook het grote publiek.
Het moest ook wel heel erg een soort vitaliteit hebben en niet te somber worden, want als
het alleen maar somber wordt, dan is dat voor mensen die Alzheimer hebben en daarmee is
dat eigenlijk niet prettig, maar ook als je fondsen wilt werven voor dit doel is somber ook niet
goed.

106 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Dit is de communicatiestijl in een notendop. Je ziet woorden die je eigenlijk niet helemaal
gewoon ziet. ‘Een ander leven’, want dit gaat over leven met dementie. Alle uitingen hebben
deze typografie, deze letters daarop met, wat ons betreft een soort verdwijnpunt. Dat zit ook
in het logo, de A. Maar wij hadden zoiets … daar zie je dat verdwijnpunt in en wat je in het
logo ziet, zie je dan ook hier terug, dus als je dat een keer hebt gezien, snap je meteen waar het
over gaat.
Toen was er ook een groep mensen die zei: ‘Ja, maar wij zien het niet alleen als een verdwijn-
punt’ – en dat zie je wat beter als het op wit is – die zeiden: ‘Wij zien het eigenlijk ook in die A
als een lichtpunt.’ Dat hadden we niet bedacht en dat gaat echt niet iedereen eruit halen die
dit ziet, maar het mooie is dat er dan … ja, het symboliseert het verdwijnpunt, dat is Alzhei-
mer en het lichtpunt, dat is Alzheimer Nederland, de organisatie die juist hulp biedt aan men-
sen met Alzheimer.
Je moet mensen meteen in hun hart aanspreken, waar het om gaat en dat doe je veel beter via
vorm, omdat daar in een oogopslag je door kan komen dan via woorden, want daar heb je te
veel tijd voor nodig en mensen zien duizenden dingen op een dag. Dus daar kom je vaak niet
mee door. En met de vorm heb je eigenlijk vaak een directe weg naar het hart en in dit geval
extra belangrijk dat je dat op de juiste manier aanraakt.

Wat voor mij heel belangrijk is, is dat het voorbij gaat aan wat je al kent. Dat het toch iets ont-
stijgt en dat je denkt: hé, dit is geweldig, maar ik kan er eigenlijk ook weer net niet de vinger
op leggen.

Hoofdstuk 6  Boerderijen met zeewier

NTR
http://www.npo.nl/zeewier-als-duurzame-bron-voor-voedsel-en-energie/22-12-2014/
WO_NTR_740767

Lengte fragment: 4:29 min.


Lengte uitzending: 4:29 min.
Datum uitzending: 22 dec 2014

Water … Al onze meren, zeeën en oceanen samen bedekken meer dan zeventig procent van
het aardoppervlak. Toch doet de mens daar niet heel veel mee. Wij leven, wonen en werken
vooral op land. En dat is logisch, want dat land geeft ons een stevige en vruchtbare bodem om
op te bouwen en te verbouwen. Tenminste, zolang er genoeg ruimte is. Want de wereldbevol-
king blijft groeien. De ruimte om te leven komt daarom steeds meer onder druk te staan. En
bovendien raken door onze toenemende consumptie de grondstoffen op en brengen we het
milieu in gevaar door vervuiling en broeikasgassen. Gelukkig worden we ons steeds meer be-
wust van onze negatieve invloed op het leefmilieu. We gaan efficiënter om met onze produc-
tiemiddelen en maken meer gebruik van duurzame energiebronnen. Maar is dat allemaal wel
genoeg? Op zoek naar duurzame oplossingen voor onze problemen kijken wetenschappers nu
ook naar het water om ons heen. Zoals hier, bij het Nederlands Instituut voor Onderzoek der
Zee op Texel. Het NIOZ doet onderzoek naar alles wat in, op, onder en boven de zee leeft. Een
van de onderzoekers hier is Klaas Timmermans. Hij doet onderzoek naar zeewier.

107 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hier zit suikerwier in, of Saccharina latissima in het Latijn is de naam. Het voelt een beetje
kunststofachtig aan. Het lijkt wel plastic, maar het is echt natuurlijk materiaal. Zeewier zijn
algen die in zee leven. Ze halen energie uit zonlicht en voeden zich met stoffen opgelost in het
zeewater. Ze maken daar onder andere koolhydraten en eiwitten van. En dat zijn dan weer de
voedingstoffen die mensen en dieren nodig hebben om van te leven. Je moet ervan uitgaan:
zo’n plant kan met drie tot vijf procent per dag groeien. Dus als ik een plant van een meter
heb, is die de volgende dag één meter vijf, en dat gaat zo door, dus dat is best hard, best veel.
Om zeewier te laten groeien heb je geen landbouwgrond nodig, geen zoet water en geen pes-
ticiden. Maar wat je wel nodig hebt, is zout water! En daar hebben we gelukkig heel veel van.
Zeewier zou daarmee een duurzame bron van voedsel en energie van de toekomst kunnen
worden. En stel je eens voor: in plaats van een boerderij met koeien op het land een boerderij
met wier op zee.

Voor zijn onderzoek wil hij precies weten hoe zeewier groeit en welke soorten geschikt zijn
voor grootschalige teelt. Daarom is het Zeewiercentrum opgericht. Dit centrum is met zijn
zonnepanelen, aardwarmte en een biofilter bijna honderd procent duurzaam. Het Zeewier-
centrum bestaat uit 26 ronde bakken die elk zijn gevuld met 1500 liter zeewater. Dat zoute
zeewater komt uit de Waddenzee, die hier vlakbij ligt. Het zeewater in de bakken wordt het
hele jaar gekoeld of verwarmd met een aardwarmtesysteem. Dat systeem bestaat uit drie die-
pe bronnen met een constante temperatuur van negen graden. In de zomer worden daarmee
de zeewierbakken gekoeld, in de winter verwarmd. En het gebruikte water wordt in drie grote
betonnen bakken gezuiverd met – jawel – zeewier. En om precies te zijn: zeesla.

Het komt hier, met die grijze buizen, komt het in de tank en gaat dan vervolgens met die
buizen naar het afvalwater en wordt weer over de dijk gepompt en dan krijgen we een heel
schoon, heel schoon water, wat weer teruggaat naar het Marsdiep. Maar het Zeewiercentrum
is natuurlijk geen wierboerderij op zee. Daarom zoeken we samenwerking met bedrijven.
Die bedrijven kunnen dan de wetenschappelijke kennis die we hier hebben opgedaan in de
praktijk brengen en zeewier op zee telen. Het geteelde zeewier kan prima gebruikt worden als
voedsel voor mens en dier. Het bevat veel hoogwaardige eiwitten, suikers, maar ook mineralen
en vitaminen. Het is eigenlijk een soort van supergezonde groente. Maar het kan ook prima
verwerkt worden tot veevoer of omgezet worden naar groene energie, bijvoorbeeld brandstof
om auto’s op te laten rijden.

Zeewier kan dus worden gebruikt als voedsel of brandstof en het kan superduurzaam worden
geteeld in ecologische boerderijen op zee. Maar wanneer is het onderzoek eigenlijk af?

Dat is heel moeilijk te beantwoorden want je werkt aan de grenzen van kennis. Dus je weet
niet waar je, wat je nieuw zal gaan vinden. Maar je wil verder komen dan dat je nu bent. Veel
beter weten hoe ze groeien, welke organismen ervan leven, wat hun rol in het mariene ecosys-
teem is; en ja, ik zou het mooi vinden als met die nieuwe kennis iets nuttigs gedaan wordt. Ja,
daar doe je het voor.

108 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 6 Toogethr

Tegenlicht, VPRO
http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2012-2013/transitienl.html

Duur fragment: 6:30 min. (42:30 min. → 49:00 min.)


Duur uitzending: 50:56 min.
Datum uitzending: 15 april 2013

Martin Voorzanger is na een carrière bij onder meer Lost Boys en TomTom voor zichzelf be-
gonnen als micro-ondernemer in de nieuwe deeleconomie. Sinds vorig jaar runt hij Toogethr,
een start-up die het aloude carpoolen een innovatieve boost wil geven.

Ik woon in Amsterdam en in die tijd werkte ik ook in Amsterdam, dus ik ging eigenlijk altijd op
de fiets naar mijn werk. Ik had nog wel een privéauto en die stond eigenlijk altijd bij mij voor
de deur en nou twee keer per maand maakte ik daar gebruik van, tot ik er op een gegeven mo-
ment na enig rekenwerk achter kwam dat die auto mij 400-500 euro per maand ging kosten of
kostte. Toen heb ik besloten om afstand te doen van die auto en toen ging ik eigenlijk zoeken
van hé, wat is nou eigenlijk de makkelijkste manier om, om gewoon naar familie te gaan of
naar vrienden of een dagje naar het strand. Dus de ene keer had ik een Greenwheels genomen
en soms nam ik het openbaar vervoer, maar ik realiseerde mij eigenlijk ook dat ik heel graag
met mensen zou willen meerijden, want ongetwijfeld gaan altijd de mensen dezelfde kant op
als, als jij. Dus ik dacht: nou, daar zal wel een handig appje of website voor zijn, maar eigenlijk
kon ik niets vinden, waarvan ik dacht van: nou, dit vind ik echt lekker werken of hier zitten wel
genoeg mensen op, om een ritje überhaupt te kunnen vinden. En toen dacht ik: nou, ik ga het
zelf doen.
Nou, bijvoorbeeld: ik besluit om naar Rotterdam te gaan, en ik zeg: zoeken. Op dat moment
gaat-ie uit de database eigenlijk alles wat aangeboden als gevraagde ritten naar Rotterdam
laten zien. En dan kan ik zeggen, nou daar ga ik een keuze uit maken, maar matcht niet precies
Rotterdam, kan ook zijn bijvoorbeeld dat ik hier naar Delft, dat is vlak bij Rotterdam. Dat kan
ook vanaf elke bestemming zijn, maar wel met als resultaat naar Rotterdam toe.
Wij zorgen ervoor dat je, voor de rit aan ons betaalt en na de rit betalen we het bedrag – mi-
nus een kleine commissie – betalen we uit aan degene die de rit heeft aangeboden. Nou, heel
veel mensen hebben eigenlijk geen idee, wat moet ik nou voor een rit vragen, dus wij doen
een suggestie op basis van de openbaarvervoerprijs, maar we hebben ook een maximum erin
gezet. En in dit geval is het voor die rit € 18,82. Waarom we dat doen, is ervoor te zorgen dat er
niet taxichauffeurs of snorders via dit platform ritten proberen te gaan verkopen.

Wanneer is het ook alweer?

Carpoolen is eigenlijk best wel oud. Maar tegenwoordig ziet je dag anders eruit, het is niet
altijd zo dat je op dezelfde dag werkt. Mensen gaan ook weleens naar andere afspraken toe of
werken de ene dag langer door of de andere dag gaan ze eerder naar huis. Dus ook, er is een
grote behoefte aan flexibiliteit.

Ik doe mijn jas ook even achterin als het mag, want het is een beetje vol anders.

109 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Waar wij voor willen zorgen is juist dat op het moment dat je iemand meeneemt, dat niet een
wildvreemde voor je is. Dat je via internet al een gedegen beeld hebt gekregen van de andere
persoon. Dus iedereen binnen Toogethr heeft een duidelijk profiel. Dat kan-ie zelf verrijken
door dingen over zichzelf te vertellen. En op het moment dat iemand met je mee wil rijden of
jij wilt meerijden, kan je eerst anoniem met elkaar chatten.

Je kijkt iemand in de ogen en dat is ook denk ik de basis van vertrouwen en net als alle dingen
die je met andere mensen doet, dat is denk ik de basis. Het andere feit is, iemand staat geregis-
treerd op die app, telefoonnummer is bekend. Ik ga er ook dus een bee …, ik ga er ook vanuit
dat degene achter de app ook wel screent op vervelende ervaringen, dus dat die mensen eruit
gehaald worden. Zo werken alle marktplaatsen en eBays en, van deze wereld. Daar wordt ook
zeg maar feedback gegeven op de passagier of op de, op de bestuurder.

Wat kan er in Nederland nou gebeuren? Ik bedoel. Ik stap als ik in Zuid-Amerika ben, dan stap
ik in een jeep van een wildvreemde cowboy en dat gaat ook goed. En ja, ik, ik geloof het wel.
Er gaat iets niet helemaal goed hier met dat glas, haha, ik bedoel, dat er wat is ge …

Oohw …

Nee, hoor, maakt niet uit. Breken moeten we toch al. Kijk maar, dit zijn bijvoorbeeld twee
voorb …, twee stalen die ik nu dan bij me heb. Dit is dat bladgoud …

Ja

Dit is zwartwaterglas.

Zo. Ja. Dat breek je zelf dan of dat, dat bewerk je zelf dan?

Nou ja, snijd ik.

Je snijdt het?

Ja.

Oké.

Ja. Zo grappig als mensen horen wat ik doe, zeggen ze heel vaak: O, dus je gooit gewoon een
paar spiegels stuk en dan ga je plakken? Nee. Ik gooi ze … Echt. Kijk eens even naar mijn werk.

Ja.

Ik gooi ze stuk, echt.

Door informatietechnologie kan je wel sneller een beeld van iemand anders vormen, dan
iemand die je gewoon voor het eerst ontmoet in een café of wat dan ook. Want je kan het
profiel van iemand zien. Je kan kijken naar recensies die over de persoon geschreven zijn. Dus

110 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

eigenlijk zie je dat trust, dus vertrouwen, is een beetje de, de currency op het internet aan het
worden. Zeker in een deeleconomie. Je doet met iemand zaken. Dat vertrouwen, dat is een
niet alleen een voorwaarde van die, van die deeleconomie, maar het is ook gelijk de currency
van die, van die deeleconomie waardoor die makkelijk tot stand gaat komen. Want het is na-
tuurlijk ook zo dat er niet altijd geld hoeft uitgewisseld te worden. Het kan ook zijn we elkaar
een positieve recensie geven waardoor mijn, mijn digitale persoontje dus eigenlijk in waarde
weer gaat toenemen op het internet. Dat ik weer makkelijker met andere mensen kan gaan
connecten.

Ik denk dat de meeste mensen die op dit moment in Nederland leven, toch geboren zijn na
de Tweede Wereldoorlog. Een tijd waarin we eigenlijk heel veel economische groei hebben
meegemaakt en het kapitalisme en consumentisme ervoor gezorgd hebben dat we eigenlijk
altijd dingen gekocht hebben van bedrijven. Maar de laatste jaren beginnen we ook in te zien
en daar heeft denk ik internet een heel belangrijke rol in gespeeld en in Nederland specifiek
dan Marktplaats. Je kan dingen van elkaar lenen of je kan dingen uithuren of je kan met elkaar
ruilen. Dat het eigenlijk mogelijk wordt om met elkaar tot zaken te komen. Ik merk dat er
behoefte aan de kant van de consument – eigenlijk een woord dat je niet meer wilt gebrui-
ken – groot is, daarentegen is de sector zelf nog klein en onvolwassen. Maar, als het zo door-
gaat, vermoed ik dat het een goede kans maakt om een flinke hap te nemen uit de bestaande
economie, zodat mensen veel meer met elkaar kunnen gaan doen en dit eigenlijk misschien
wel de reële economie gaat worden. En dan meten we niet meer in economische groei.

Hoofdstuk 6  Wubbo Ockels: Ruimteschip Aarde

NTR Academie (NTR)


http://www.npo.nl/ntr-academie/16-02-2014/NPS_1237316

Duur fragment: 14:12 min. (0:48 → 15:45 min.)


Duur uitzending: 25:07 min.
Datum uitzending: 16 februari 2014

Professor doctor Wubbo Ockels studeerde natuur- en wiskunde in Groningen. En als weten-
schapper mocht hij in 1985 mee met het ruimteveer Challenger. Daarmee was hij de eerste
Nederlandse ruimtevaarder en werd hij wereldberoemd.
Zijn reis door de ruimte betekende een keerpunt in zijn leven. Daar hoog in het universum
kwam hij tot inzicht dat we wonen op een hele mooie, kwetsbare en bijzondere planeet:
­planeet aarde, een planeet zó kwetsbaar dat we alles moeten doen om het te behouden voor
de toekomst.

Eigenlijk is het belangrijkste wat je krijgt, als je in de ruimte bent geweest, is een soort beschei-
denheid. Een soort bescheidenheid van, wat ben ik eigenlijk maar klein, die aarde is weliswaar
heel erg bijzonder, maar het is allemaal zo anders op die aarde dan daaromheen, dat je wordt
als het ware bescheiden en je denkt van: nou, de mens weet niet anders. En in die bescheiden-
heid zit ook duurzaamheid. Want daar waar, als je weggaat van die aarde en je gewoon merkt
van: o, maar wacht eens eventjes die aarde dat is alles wat ik heb. Ik heb geen reserve. Je gaat
ook houden van die aarde. Die ziet er fantastisch mooi uit, maar die is tegelijkertijd kwetsbaar.

111 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Dan voel je als het ware een soort verantwoordelijkheid van: ik moet daar goed voor zorgen.
Ik heb daar ook een uitspraak over. Die uitspraak is eigenlijk van: je bent dus astronaut van
Ruimteschip Aarde. Je bent een bemanningslid van het enige ruimteschip dat jou in leven
houdt met de aarde zelf en de natuur. Dan zou je toch wel hartstikke gek zijn als je daar die
natuur en die aarde kapot gaat maken?

Hallo, fijn dat u d’r bent.

Hallo.

Hallo, hoe is het met u?

Goed.

Mooi.

Fijn dat u er bent.

Welkom op deze bijzondere locatie in Leeuwarden. Wij zijn Alianne, Marije en Dion. Wij zijn
voorstanders van duurzaamheid en daarom hebben wij gekozen voor Wubbo Ockels. Omdat
hij een bijzondere man is die voor duurzaamheid is …
… verwelkomen wij nu Wubbo Ockels. Graag een groot applaus.

Ja, nou, dank je wel voor de uitnodiging. Ik heb het volgende programma. Ik begin zoals je
ziet als hoogleraar. Dan heb ik een hele korte pauze en daarna begin ik op een hele andere
manier: wat ik ga doen is iets nieuws. Dit is een soort première. Een première van een soort
kerkdienst. Waar ik het over wil hebben onder andere is over happy energy. Wat happy energy
is ga ik straks uitleggen, maar nu alvast, dat je het niet meer vergeet, dit is het beeld. En de
naam is ook niet zo geweldig moeilijk te onthouden. Maar ik wil eerst terug naar iets wat de
meesten van jullie wel weten. En dat is heel simpel iets wat ik kan vertellen als getuige. Name-
lijk de ­spaceshuttle Challenger in 1985, 30 oktober om precies te zijn, is gestart om 12:00 uur
vanaf Cape Canaveral in Florida met acht mensen aan boord, waaronder ik. Je ligt op je rug
in de spaceshuttle, hier, ongeveer zo’n twee uur te wachten, je hoort die count down, je hoort
alle mensen om je heen in de verte die dan alles verzorgen dat alles in orde is. D’r is niemand
in de buurt van de spaceshuttle. Zes kilometer is het gebied wat helemaal ontruimd is, want
het is te gevaarlijk. En jij zit dan ín die spaceshuttle. Met een versnelling die je drie keer zo
zwaar maakt, ga je honderd kilometer per uur, per seconde harder. Dus als je een snelheids-
meter hebt in de spaceshuttle, dan staat die op nul, honderd, tweehonderd, driehonderd,
vierhonderd, vijfhonderd, zeshonderd, zevenhonderd, achthonderd. Dat gaat acht minuten
zo door totdat je een snelheid hebt bereikt van 28.000 kilometer per uur. Ja, en dan komt de
grote schok. Voor mij althans, maar eigenlijk voor iedere astronaut, voor ieder mens die dit
te zien krijgt. Zo’n plaatje als dit kunnen jullie allemaal zien. Je gaat naar de film Galaxy en je
ziet dat. Eh Gravity, sorry, heet die film. Maar het zien van een plaatje en het getuige zijn zelf is
een enorm groot verschil. Als je dit ziet als mens krijg je een schok, want ineens realiseer je je
dat jij buiten zit in het zwart en dat vóór jou die aarde zit. Jij zit in de ruimte waar je niet kan
leven, waar het te koud is, 200 graden onder nul, waar geen zuurstof is, je kan niet ademen,

112 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

buiten, in het spaceship wel, maar daarbuiten is dus niks. ’t Is leeg: geen leven, geen geschie-
denis, geen grondstoffen, niks te halen, leeg. En alles wat je waardevol vindt, zit voor jou, op
die planeet. En ineens schrik je, want je realiseert je een aantal dingen. In de eerste plaats dat
je zelf er niet meer bij hoort. Je komt ook niet terug als je niets doet. En twee: dat alles wat
waardevol is op zo’n ene planeet zit die beschermd wordt van de gevaren van de ruimte door
dit: een heel dun laagje blauwe lucht. Als je hier naar buiten kijkt en je kijkt omhoog dan zie
je blauwe lucht en dan ben je je van geen gevaar bewust. Maar niks is minder waar. Een paar
kilometer omhoog kan je al niet meer leven. En dan realiseer je je ook dat met die lucht moet
je niet gaan spotten. Je kan je dus voorstellen na één week in de ruimte te zijn geweest, land je
en dan is je conclusie: het is niet de ruimte waar je heen ging die uniek is, maar je hebt ontdekt
dat eigenlijk de aarde uniek is. Je hebt als het ware 180 graden omgekeerd. Je loopt weg van
Leeuwarden omdat je het zat bent en je draait je om van een afstand en je denkt: nou verrek,
Leeuwarden is eigenlijk best wel heel mooi. Da’s precies wat er gebeurde. Je komt terug op die
prachtige planeet, maar dan begint het. Dan realiseer je je dat die hele mooie prachtige pla-
neet misschien wel helemaal niet zo prachtig is. Zich aan het ontwikkelen is op een manier die
niet goed is. Dit is eigenlijk een soort symbolisch plaatje van wat niet goed is, namelijk schoor-
stenen. Wat is een schoorsteen? Een schoorsteen is een afvalpijp. De lucht die je zelf niet wilt
inademen die stuur je in een grote pijp helemaal omhoog en je denkt dan: daarboven zal het
wel goed gaan. Dan ben ik het kwijt. Ik heb eigenlijk maar één uitdrukking voor zo’n gedrag:
dat is oliedom.

(8.14 min.)

Ja, wat zijn we nou eigenlijk aan het doen, hè, met onze atmosfeer, met steeds meer broeikas-
gas erin gooien. En je vraagt je natuurlijk toch altijd wel af van: hoe erg is het? En dan moet je
naar het verleden kijken. Bijvoorbeeld gaan boren. Gaan boren in het ijs van, van Groenland
of van de Zuidpool. Dit ijs is in wezen sneeuw, sneeuw wat elk jaar weer is gevallen en alle
sneeuw erbovenop heeft het dan in elkaar gedrukt totdat het ijs wordt. En weet je wat het
leuke is? Hoe dieper je dan boort, hoe ouder het ijs, want het was sneeuw van heel lang gele-
den. Dat haal je naar boven en dat kan je onderzoeken en dan weet je van: hoeveel broeikas-
gas was er vroeger en hoe erg was het vroeger met bijvoorbeeld de temperatuur. Nou, vroeger,
het ijs van de Noordpool, dat ging dus langzaam naar beneden. Dit zijn allemaal metingen die
je daar ziet, die zwarte punten. Dat ging langzaam naar beneden en in 2002 dachten we: die
groene lijn, ach het valt nog wel mee, maar sinds die tijd joh, moet je kijken, het gaat naar be-
neden met een rotgang. En over een paar jaar zullen we het al hebben dat we geen ijs hebben
op de Noordpool. Is dat erg? Het verandert wel heel snel. En misschien zijn heel veel van die
veranderingen wel helemaal niet goed voor ons. Laten we eens gaan kijken van wat er in het
verleden zoal met ons broeikasgas is gebeurd en verleden, dan heb ik het over 0 tot 500.000
jaar geleden. Zo diep hebben we geboord in dat ijs dat we zulk oud ijs hebben kunnen vinden.
En dan zie je dat broeikasgas op en neer gaan. Af en toe had je een ijstijd. En dan was het weer
hoog, dan was er geen ijstijd. Maar belangrijk is dat je weet dat het tussen 180, moet je maar
even onthouden als getal, en 280 zat. Dat is normaal: 500.000 jaar geleden. De laatste 50 jaar,
moet je nagaan hè, 500.000 jaar en dan 50 jaar, huppetee van 280 naar 400. Gemiddelde hier
200 en nu 400. Dus we hebben twee keer zo veel broeikasgas nu in onze atmosfeer als dat het
gemiddelde is geweest gedurende de hele periode waarin de mensheid is ontstaan. Ja, wat
gebeurt er dan? Weet je wat? We weten het niet. We weten het niet meer. Het is zo’n groot

113 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

verschil dat onze wetenschappelijke modellen, berekeningen, die komen allemaal anders uit.
De ene zegt: ‘Het wordt vier graden warmer.’ De andere zegt: ‘Het wordt vijf graden warmer.’
De ander zegt van: ‘Het wordt enórm wild weer.’ We weten het niet. Wij spelen poker met
onze atmosfeer.

(10.52 min.)

Ja, nou zeg ik wel van: ‘Er is een hele belangrijke oplossing voor ons energieprobleem en dat is
kernenergie. Kernenergie is de mooiste energie die er is. E=mc2. Massa wordt echte energie. En
ik heb in de aanbieding een kerncentrale. Een fantastische kerncentrale die het altijd al doet,
die al een paar miljard jaar bezig is, begonnen en die heel constant is en die vooral op een
veilige afstand zit, 140 miljoen kilometer, geen last van politieke invloeden, niemand kan hem
claimen, niemand kan zeggen die zon is van mij en niet van jou, terroristische aanslagen. Ga er
maar heen, je komt toch niet meer terug. En die zon is er voor iedereen en hij kost helemaal
niks. De energie die komt hier gewoon naar binnen. Da’s toch fantastisch? Laten we nou gaan
leven, gewoon van die energie, van die zon. En weet je wat ook zo mooi is? De zon die geeft
ons energie in overvloed. 8000 keer meer energie straalt die zon op de aarde binnen dan we
zelf nodig hebben. Ja, ik heb geen beter argument meer. We moeten het gewoon doen.’

(12.10 min.)

Daarom is het zo geweldig leuk om van de zon te leven. Ik heb een paar voorbeelden, de tech-
niek staat voor niks. Dit zijn huizen, ergens in Drenthe, bij Borger, socialewoningbouwhuizen,
die energieneutraal zijn. Genoeg, voldoende zonne-energie op de daken voor elektriciteit en
warmte. Warmte in de zomer wordt opgeslagen in de grond. Komt in de winter weer terug.
Klaar is Kees. D’r is zo ontzettend veel mogelijk in techniek. Dit is misschien wel een van de
mooiste voorbeelden. Een nieuw kantoor van het NIOO, Nederlands Instituut voor Organisch
Onderzoek, dus die gaat kijken naar hoe werkt het nou eigenlijk allemaal met plantjes en
natuur. En dit gebouw maakt de omgeving rijker. Ze produceert zelf meer energie dan dat ze
gebruikt. Ze produceert meer schoon water dan dat ze gebruikt. Ze produceert meer scho-
ne lucht dan dat ze gebruikt. En de biodiversiteit die ze daar aan vonden toen ze voordat het
gebouw werd gebouwd is nu groter vanwege allerlei dakterrassen die ze hebben gemaakt. Het
kan. De mens kan met z’n eigen kunstmatige producten toch ervoor zorgen dat de natuur
en omgeving rijker wordt in plaats van armer. De techniek staat voor niks. Afgelopen okto-
ber was ik weer, voor de zevende keer nu, in Australië. En kon met het team, de Nuna 7, 3000
kilometer rijden en we werden wereldkampioen. We hebben dat al zo vaak gedaan. Dit was de
auto deze keer. Wat laat je hier zien? De techniek staat bijna voor niks. Je kan bijna alles doen
wat je kan verzinnen. En d’r zijn ontzettend veel jonge mensen die daar ook goed mee kunnen
omgaan. En het lukt. Ja, last but not least, van al die projecten wou ik ook nog even de Ecolu-
tion noemen, het schip wat ik heb gebouwd. Ook weer zo’n voorbeeld van jongens, het kan
allemaal. Je kan het zo gek niet verzinnen. Die boot is gebouwd met de gedachte: duurzaam
is niet minder, duurzaam is anders en veel leuker. Want er is genoeg. D’r is genoeg energie.
Hier zie je dat schip van 26 meter lang waarmee we in het begin van vorig jaar zijn gevaren
van Scheveningen naar Aruba. De totale afstand die we moesten afleggen was ongeveer 8000
kilometer. En dat doe je alleen maar met de wind. We zijn uiteindelijk aangekomen met eigen-
lijk geen enkele druppel diesel gebruikt. Misschien een klein beetje om de haven uit te varen

114 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

en in Aruba weer de haven in te varen. Maar de grap zat hem onder water. Twee hele speciale
koolstofschroeven waren ontwikkeld, die tijdens het varen als het water onder het schip door-
stroomt, gaan draaien en daarmee energie opwekken. Wij hadden gemiddeld 7,1 kilowatt. Ik
weet niet of jullie dat wat zegt, maar een normaal huishouden gebruikt minder dan 1 kilowatt.
Wij konden het niet op. We hebben eigen water zitten maken, 1200 liter, totdat je het niet
meer op kan maken. We hebben warm gedoucht totdat je het niet meer kan gebruiken. We
hebben gekookt. Je kon het niet op. Ik heb een keer ’s nachts toen het nog weer harder ging
waaien, de elektromotoren in de achteruit gezet om het kwijt te raken. Jongens, d’r is over-
vloed van energie. Als je de energie op de goeie manier aftapt van de zon of van de wind, zoals
ik deed, hoef je je niet te schamen als je te veel gebruikt. Nog sterker, dat kan helemaal niet. Ik
sluit dit eerste stuk af met dat jullie je bewust zijn van twee dingen. Eén: wat is happy energy?
Happy energy is een soort menselijk gevoel, menselijke energie van: goh, wat word ik blij dat ik
naar duurzaamheid ga. En twee: je bent astronaut van Ruimteschip Aarde.

115 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitgeschreven audiofragmenten

Hoofdstuk 4  Kettingvraag: mobiel pakken als een ander dat doet

Hoe?Zo! Radio (NTR)


http://www.npo.nl/hoe-zo-radio/10-12-2013/POMS_NTR_434583/POMS_NTR_451000

Duur fragment: 4:58 min. (0:22 min → 5:20 min.)


Duur uitzending: 60 min.
Datum uitzending: 10 december 2013

(0:22 min.)

In groepen zie je dat mensen … één iemand kijkt op zijn telefoon, gaat daar berichtjes kijken.
Vervolgens zie je dat anderen ook doen en mijn vraag is: is dat puur imitatie of zit daar wat
achter?
Aan de telefoon is Hans van de Sande. Hij is emeritus sociaalpsycholoog aan de Rijksuniversi-
teit Groningen. Dag meneer Van de Sande.

Dag mevrouw.

Vraag 1 (0:40 min.)

Waarom gaan mensen ook op hun mobieltje kijken als anderen dat doen?

Nou, dat is een heel leuke vraag.

Leuke vraag, hè?

Ja, ja. In mijn vak zijn dingen die hiermee te maken hebben nogal vaak onderzocht. Ja, niet
met mobieltjes, maar in het algemeen. En wat wij ook eigenlijk vinden dat is dat voor een
bepaald gedrag van mensen zijn d’r eigenlijk altijd wel meerdere verklaringen te vinden. En
meestal zijn er dus meerdere factoren die tegelijk werken. Dus bijvoorbeeld … zeg maar, als je
op iemand verliefd wordt, dan word je dat niet alleen maar puur om het uiterlijk en ook niet
puur alleen maar om het innerlijk en ook niet puur omdat u zichzelf even een beetje wat min-
der goed voelt en dus behoefte heeft aan steun, maar al die dingen die spelen tegelijk mee.

Dus in dit voorbeeld?

Ja, nou, als het dus imitatie is, en daar heeft het wel wat mee te maken, dan kan er bijvoor-
beeld wel meer meespelen, want bijvoorbeeld als je in een gezelschap bent en iemand maakt
een heel foute opmerking, dan doe je hem ook niet automatisch na.

Nee.

116 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hè, dat is alleen maar onder bepaalde omstandigheden dus wat wij eigenlijk in ons vak probe-
ren te doen is dat we kijken onder welke omstandigheden doet men bepaalde dingen. Nou ja,
dus zoiets.

Vraag 2 (1:54 min.)

Maar die omstandigheden die kennen we dan nu niet maar stel: ik zit tegenover iemand en
die kijkt op z’n mobiel, dan ga ik ook op m’n mobiel kijken. Waarom doe ik dat dan?

Nou, ja, heel algemeen is het zo dat het nadoen van gedrag van anderen, hè, dat kun je imita-
tie noemen of conformisme of modelling wordt het ook wel genoemd, hè, dat de ander een
model is voor jouw gedrag. Kinderen doen dat vaak. Dat is bij sociaal levende dieren een heel
fundamenteel verschijnsel. Want sociaal levende dieren die leren zo de ingewikkeldheden van
het leven, dus door modelling; je doet je ouders na en dan leer je zelf hoe je dat moet doen.
En we laten doordat we ons conformeren aan wat die groep is, laten we merken dat we bij die
groep willen horen.

En dat we dat begrijpen en dat we dat zelf ook kunnen.

Ja, maar ook met name dat wij onszelf definiëren als lid van die groep.

Ja.

En als je je er dus tegen verzet, als je dus dingen andere kleren gaat aantrekken of dingen gaat
roepen als ‘uw wetten zijn de onze niet’, nou, dan doe je anticonformisme en dan laat je zien:
daar wil ik niet bij horen.

Vraag 3 (2:46 min.)

Tom Wildhagen, de vragensteller, die had zelf ook al meerdere theorieën en zo dacht-ie dat
het ook kon betekenen dat de ander wilde laten zien: kijk ik heb ook contacten. Kan dat ook?
Ja, dat is een heel goed idee. Jajaja. Dat is ook zo. Dat is ook zo. Eh, maar goed, als je dus ver-
schillende mensen, je ziet een groep en je ziet verschillende mensen verschillende dingen
doen, dan kan je natuurlijk dat imiteren wat je zelf op dat moment het beste uitkomt.

Ja.

Hè, je ziet iemand die doet wat. En dat vind je wel stoer en een ander die doet wat en dan vind
je dat dat eigenlijk niet kan en nou, dan ga je dat stoere gedrag, dat ga je nadoen.

Vraag 4 (3:16 min.)

Ja. En wanneer doe je dat dan niet? Want als iemand een mobiel trekt en doet u dat dan ook?

Nou, hangt er wat vanaf. Als je met een ander in gesprek bent en een van die anderen die eerst
meepraatte die gaat dan z’n mobieltje trekken, dan kun je dat opvatten als desinteresse. En als

117 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

het desinteresse is, dan denk je: o, ben je niet in mij geïnteresseerd, nou dan krijg je het terug.
En dan ga je het zelf ook doen.

Hahaha.

Dat heet oog om oog.

Oog om oog, ja.

Het tweede dat kan dat is, je kan, hebt het gevoel dat je niet echt mee kan doen aan die dis-
cussie. Die discussie die gaat je wat boven, boven de pet. Wat je nou gaat doen, dan ga je in je
mobieltje kijken en dan laat je zien aan de anderen: hé, maar heel ergens anders zijn veel inte-
ressantere dingen gaande dan wat hier gebeurt en daar ben ik mee bezig. Nou, dan is dat dus
iets van bescherming van je gezicht, hè? Een bescherming van je impressie die je op anderen
maakt.

Vraag 5 (4:13 min.)

Da’s dus ook een soort non-verbale communicatie?

Jaja, dat zeker zeker zeker. Als je iemand met een mobiel bezig ziet, dan ga je zelf, ga je ook
denken van: hé, wat zou die doen en dan gaan je gedachten die kant op van wat je allemaal
met zo’n ding kan doen. En dat noemen we dus in de sociale psychologie, je wordt geprimed
met het idee van communicatie met iemand die heel ergens anders is, of met een bron.

Jaja.

Nou, en allerlei gedachten die dan te maken hebben met dat mobiel die worden dan daardoor
waarschijnlijker dus, als je dan aan het praten bent, dan kan het zo maar kunnen dat je dan
zegt van: hé, dat kan ik wel even opzoeken. Nou en dat is dus een heel belangrijk punt: een
mobiel kan fungeren als een soort arbiter bij meningsverschillen.

Ja, want je kunt er ook alles opzoeken omdat je natuurlijk de hele wereld aan naslagwerken ter
beschikking hebt in je broekzak.

Ja, precies. Debatten worden niet meer met argumenten gevoerd, maar ja … beslist met Wiki-
pedia.

Met Wikipedia, ja

Bij het debat trekt iedereen z’n zakintellectueeltje, zeg maar.

Om z’n argumenten kracht bij te zetten.

En om de eerste te zijn.

118 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Nou, ik denk dat dit een goed antwoord is voor Ton Wildhagen. Dank u wel daarvoor. U mag
een nieuwe vraag stellen.

(einde 5:20 min.)

Hoofdstuk 5  Promoveren in de zomer

Met het Oog op Morgen (NOS)


http://www.npo.nl/nos-met-het-oog-op-morgen/25-07-2014/RBX_NOS_554052

Duur fragment: 6:58 min. (44:04 min. → 51:02)


Duur uitzending: 60:00 min.
Datum uitzending: 25 juli 2014

Promoveren, in de zomer!

Ja, deze hele zomer spreken wij met promovendi die in de zomer promoveren. Dat had u vast
begrepen uit die tune en vanavond doen we dat weer. En ik spreek namelijk met Bastiaan
Leeuw. Goeienavond.

Goedenavond.

Vraag 1 (44:18 min.)

En wat onderzoek je precies?

Nou om het even simpel te brengen. Ik onderzoek eigenlijk twee dingen. Ik richt mij op illegaal
downloaden en ik wilde graag weten van nou wat, wat drijft mensen nou tot dat soort online
gedrag. En ten tweede, wat is eraan te doen als je zou zeggen: ‘Nou wij willen daar graag tegen
interveniëren.’

Ja, nou, laten we de zaak systematisch aanpakken. Vraag 1: wat drijft de mensen zoal?

Ja, nou ja, de, de het eerste wat je vaak hoort als je mensen vraag of ondervraagt, van nou wat
is nou een, een, een belangrijke factor, is simpelweg het gemak.

Ja.

En het feit dat het gratis is.

Ja.

Dat zijn hele commonsensepunten. Als je verder door gaat graven, vind je echter toch een
heel legio aan, aan allerlei andere variabelen. Bijvoorbeeld de sociale factor is, is erg belangrijk.
Het is niet raar dat studenten bijvoorbeeld veel downloaden. Want die omgeven zich met an-
dere studenten die het ook doen, dus krijg je een beetje een leereffect.

119 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Iedereen doet het dus, ja.

Precies, dat is, dat is, enerzijds een, een ja rechtvaardiging van hè, waarom zou ik dan gek doen
en betalen?

Ja.

En ze leren ook van elkaar. Dus ze leren de methodes en de, de technische instrumenten ook
in dat opzicht. Een andere factor kan ook de cultuur zijn bijvoorbeeld van een land. Neder-
landers hebben toch een beetje een ja, gedoogland. Hè, tot voor kort was het ook een beetje
onduidelijk van nou wat mag nou wel, wat mag nou niet. Daar is nu wel duidelijkheid in maar
die, die, dat gedogen ten aanzien wat we ook kennen ten aanzien van softdrugs en prostitutie
bijvoorbeeld, dat zie je ook wel in, in ja de downloadwereld.

Vraag 2 (45:46 min.)

Ja. Is het, heeft het er ook mee te maken dat het moeilijk aan te pakken is, in de zin van letter-
lijk, de pakkans?

Dat is …

Dat het makkelijk is om te doen?

Precies, dat is zeker een factor. Je zit achter je computer, anoniem in principe of hè, groten-
deels anoniem in ieder geval.

Dat is toch wat anders dan in een winkel iets in je binnenzak laten glijden. Niet dat ik dat ooit
gedaan heb hoor, maar …

Precies, het is, het is vrij onzichtbaar. In een, een, tieners kunnen thuis bij thuis achter de com-
puter van hun ouders downloaden zonder dat de ouders dat ook maar zien of door hebben.

Ja.

En de pakkans is, is ja gewoon, in dat opzicht hè, landen waar ze een strafrechtelijke aanpak
hanteren, heel laag omdat het gewoon, heel veel moeite en, en tijd kost om mensen te vinden,
laat staan te straffen.

Vraag 3 (46:27 min.)

Ja, nou ja, goed, daar, daarmee zijn we al bij maatregelen die je ertegen kan nemen. Wat levert
je onderzoek daar op?

Nou er zijn globaal drie, drie smaken te vinden, als ik het zo mag brengen. Enerzijds zoals we al
aangaven de bestraffende, de stok eigenlijk waar je mee slaat. Daarbinnen heb je ook weer een
aantal variabelen, aantal varianten, hè.

120 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hard slaan en zacht slaan, bijvoorbeeld, lijkt me?

Precies, je kent misschien het voorbeeld vanuit Amerika waar mensen wel eens voor een, een
handjevol liedjes twee ton aan, aan boetes krijgen.

Ja.

Hè, dat is natuurlijk wel excessief. In Frankrijk kent men een regel, tot voor kort kende men
een regel waar als je drie keer achter elkaar gepakt werd, je internet werd afgesloten. Hè, dat
is natuurlijk ook ver-, ver- vrij vergaand. Een andere smaak is, eigenlijk meer het overtuigen of
het eigenlijk verleiden. En dan heb je het over een hele andere aanpak waar je zegt: ‘Nou, we
gaan het hebben over het aanbieden van producten met extra’s erin met goedkopere of rea-
listischere prijzen.’ Spotify bijvoorbeeld kun je daaraan denken, Netflixmodellen. En de derde
smaak is eigenlijk meer de, ja de preek. Hè, het idee dat je zegt: ‘Foei, het mag niet.’ U kent
misschien wel het filmpje wat je soms wel eens ziet bij video’s van: je zou geen auto’s stelen, je
zou geen …

Ja.

Geen, geen geen tasjes stelen, waarom dan wel downloaden?

Postbus 51-aanpak, zullen we maar zeggen, ja.

Precies. Ja, de BOB-campagne eigenlijk.

Vraag 4 (47:41 min.)

En, wat werkt?

Nou, om met de laatste te beginnen die, die voorlichtingsaspecten lijken niet aan te slaan,
wat ik zo zie in mijn onderzoek. De, de reden daarvoor is, is moeilijk om echt aan te wijzen,
maar het heeft vermoedelijk wat te maken met het feit dat dit zo, ja, deel geworden is van de
volksgeest. Dus, het, het is heel moeilijk om twintig, dertig misschien wel in sommige gevallen
wel veertig jaar als je het hebt over mensen die vroeger misschien met cd’tjes en schij … en, en
tapes liepen te kopiëren, om dat aan te passen. Bestraffen kan werken. Hè, het lastige daaraan
natuurlijk is, is hoe hoog leg je de straf dan op.

Ja.

Hè, heb je het dan over Amerikaanse modellen of heb je het er meer over dat je zegt van: ‘Nou
we gaan de straf redelijk houden?’

Ja, en die pakkans, hadden we het ook al over, die is natuurlijk klein.

Ja. Ja, en, en die pakkans is erg belangrijk, want ja, hoe lager de pakkans, hoe minder het gaat
afschrikken. Als, als de kans één uit, nou ja, honderdduizend is bij wijze van spreken … ja, dan,

121 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

dan gaan mensen zich niet laten afschrikken daarvoor. En de derde, en dat is misschien nog
wel de meest flexibele ook om in te zetten, maar het minst controversieel is, is om gewoon, ja,
prijzen aan te bieden die of producten aan te bieden met prijzen die in lijn zijn met wat men-
sen willen betalen.

Ja. En dat werkt?

Dat lijkt te werken inderdaad. Als je zegt van: ‘Ik bied een cd aan voor vier negenennegentig,’
dan geven mensen aan van: ‘Nou, de, de, mijn behoefte om te downloaden, om illegaal te
downloaden, neemt, is, neemt dan af.’

Vraag 5 (48:57 min.)

Ja. Dus, het feit dat ze dat bij muziek al gedaan hebben met, met Spotify en bij films met Net-
flix, maar bijvoorbeeld bij e-books bestaat er zoiets nog niet.

Ja.

Zie je dat dan ook in de cijfers, in die zin dat er minder illegaal muziek gedown wordt, load
wordt naar verhouding dan e-books?

Ja. En wat je ziet is dat er een, een ten aanzien van muziek bijvoorbeeld een stijgen … dalende
lijn is, sorry.

Ja.

Die lijn is een paar jaar geleden ingezet en die zet door mede dankzij denk ik door Spotify,
maar ook omdat het aanbod veel makkelijker is, iTunes. Met films en software zie je een sta-
biele en licht stijgende lijn, maar inderdaad e-books, daar zit denk ik wel, ja, de toekomst van
illegaal downloaden in. Hè, je hebt het ook over ouderen die bijvoorbeeld een e-reader krijgen
van hun kinderen en eens gaan zoeken van ja, wat moet ik er nou op zetten. En, en dan op
websites uitkomen en denken van nou, gratis downloaden, waarom niet? Maar ook studenten
die massaal …

Vraag 6 (49:46 min.)

En weten ze dan dat zoiets verkeerd is?

Nou, dat is vaak het probleem. Sommige websites hè, daar kun je wel van ruiken van: dat is
niet helemaal zuiver, maar andere websites zien er vrij professioneel uit.

Ja.

En met studenten, soortgelijk probleem met, met studieboeken die, die honderd euro kosten
en die je misschien, nja één keer in je studie gebruikt. Waarom zou ik dat betalen?

122 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ja, ja, hoeveel heb jij er gedownload in je leven?

Nou ik moet heel eerlijk toegeven, dat is ook één van de dingen, één van de aspecten die mij
gebracht heeft op dit onderzoek, is dat als, als student zelf maakte ik mij ook wel schuldig aan
dit soort gedrag. Vrij veelvuldig eigenlijk.

Hahaha.

Dus in dat opzicht ben ik ook een beetje een ervaringsdeskundige.

Staat dat ook in je proefschrift straks?

Dat moet nog denk ik in het voorwoord komen inderdaad.

Oké.

Dat is misschien wel een leuke anekdote om mee te beginnen in, in dat opzicht. En wat mij ja,
naar ’t, naar het rechte pad gebracht heeft, als ik het zo een beetje theatraal mag brengen, is
enerzijds natuurlijk gewoon als werkend persoon iets meer inkomen, maar ook gewoon meer
flexibiliteit qua aanbiedingen.

Ja.

iTunes, zoals we al aangaven, Spotify, de maar ook Steam voor videospelletjes bijvoorbeeld
dat, ja dat dat maakt het gewoon veel makkelijker om snel en toegankelijk legale producten te
kopen.

Dus jij hebt aan den lijve ondervonden dat dat eigenlijk het beste middel is?

Ja, in, in dat opzicht is anekdotisch bewijs, maar voor mij is dat wel een factor geweest inder-
daad, zeker.

Nou, volgens mij gaat de commissie dat anekdotische bewijs ook best accepteren. Ik wens je
heel veel succes met de promotie.

Dank u wel.

Hartelijk dank, Bastiaan Leeuw was dat.

(Einde 51:02)

123 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 6  Pleidooi voor driedaagse werkweek

TROS nieuwsshow
http://www.npo.nl/tros-nieuwsshow/28-06-2014/RBX_TROS_574880/RBX_TROS_575022

Duur fragment: 7:21 min. (0:00 min. → 7:21 min.)


Duur uitzending: 14:26 min.
Datum uitzending: 28 juni 2014

Drie dagen werken en de rest van de week zijn we zelfvoorzienend. We hebben de regie over
ons eigen leven en de overheid is dienend. Dat klinkt voor veel mensen als toekomstmuziek,
maar Reinier Castelein, voorzitter van de vakbond De Unie en Wim de Ridder, hoogleraar
Toekomstonderzoek aan de Universiteit Twente, zien die trend en denken te weten dat deze
driedaagse werkweek al heel snel ingevoerd zou kunnen gaan worden. Goeiemorgen, beide
heren zijn hier.

Vraag 1 ( 0:27 min.)

Ja, nu is de norm 32 tot 40 uur, maar straks gaan we allemaal minder werken, denkt u, wan-
neer zou dat gaan gebeuren meneer Castelein?

Nou wat u ziet is dat we de afgelopen week in de, in de krant hebben gezegd dat over een jaar
of tien die arbeidsmarkt zich misschien wel die kant op gevormd kan hebben. Maar als je heel
goed kijkt, dan zie je nu al dat héél veel mensen de balans tussen werk en privé dusdanig in-
richten dat er heel veel mensen al in driedaagse deeltijdbanen zitten. En denk dan maar gauw
aan dat hele grote, de hele grote groep vrouwen die in de jaren negentig op de arbeidsmarkt is
gekomen. Dus zo ver weg is het misschien niet eens meer.

Er wordt wel vaak bij gezegd dat het niet vrijwillig is.

Wat wordt, wat is niet vrijwillig?

Die, die, die drie dagen werken.

Die drie dagen werken? Nou ik denk dat heel veel mensen de afweging maken dat op het
moment dat je de zorg hebt voor een gezin, dat het ook goed is om gewoon af en toe thuis te
zijn voor je kinderen en daarmee een balans te hebben. En ik denk dat er vaak partners zijn die
daartegen tegenover zetten dat ze vijf dagen in de week werken. Maar ook daar zie je de trend
verschuiven, hè: de papa-dag … Wouter Bos is daar natuurlijk mee begonnen. En nu zie je ook
de discussie in de politiek dat er ook vaderschapsverlof moet komen op het moment dat er
een bevalling is geweest. Dus dan kun je als vader je kind ook welkom heten in je gezin. Nou,
als je al die dagen op jaarbasis bij elkaar op gaat tellen … volgens mij kom je al heel snel in een,
in een driedaagse werkweek terecht.

Ja, en kunnen we ons dat wel veroorloven? Dat we gewoon ja, als je drie dagen werkt, verdien
je gewoon minder dan als je vijf dagen werkt, toch?

124 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Ja, helemaal eens. En wij denken dus dat, dat er in de toekomst ook minder behoefte is aan
bijvoorbeeld bezit. Hè, jongeren hebben veel minder behoefte aan een eigen auto. En als je die
niet hoeft te hebben, hoef je ’m ook niet te verdienen.

Dus we hoeven ook gewoon niet zo veel te verdienen?

Het zou kunnen zijn daar een trend is die, die leidt dat mensen veel meer gaan kijken naar hun
welzijn in plaats van alleen maar welvaart.

Vraag 2 (2:05 min.)

Meneer De Ridder van de Universiteit Twente, is er gewoon minder werk?

Nou, je moet de andere kant van de medaille ook zien. Dus het feit dat er vrije tijd is, betekent
wel een geweldige boost aan de economie in de vrije tijd …

… sector?

… in de vrijetijdssector. Daar doe je heel veel activiteiten en voor die activiteiten zijn heel veel
economische activiteiten nodig. Dus je gaat eigenlijk de formele economie die gaat steeds
meer in de, in de massaproducten. In de, in de infrastructuren en in de, in de grote gebouwen.
En, maar de, de vrijetijdseconomie dat is de belevingseconomie en dat is eigenlijk de, de nieu-
we motor van de economie.

Jawel, maar dan moet je natuurlijk toch wel de massa hebben die het geld heeft om die motor
draaiende te houden.

Nou …

En waar gaan ze het aan verdienen dan?

Nou dat ja, maar geld is ook heel iets anders. Je gaat op een gegeven moment voor je, als je
gaat koken voor je buren. Dan verdienen die buren eraan, jij verdient eraan. Zie je er komt een
hele nieuwe economie op. Je gaat ruilen met ruilhandel komt op. Je gaat dingen maken met
een, met 3D-printers kan je, ga je nieuwe producten maken. Je gaat met, met mekaar dingen
beleven. Dat kan je doen in een, in een professioneel theater. Maar je kan het ook onderling
doen. Hè, je ziet dat er steeds meer tech … technologie beschikbaar is omdat de mensen on-
derling hun, hun eigen, hun eigen ruilhandel gaan doen, hun eigen bartering komt op. En dat
geeft op zich al …

Hun eigen wat? Bartering?

Bartering …

Wat is dat?

125 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

… dat je goederen, goederen ruilt onderling.

Ja?

Dus jij maakt iets, en je buren maakt iets en je gaat het ruilen of je gaat het op eh … op … op
… op marktplaats … is een geweldige economie uit het feit dat al die mensen actief zijn in die,
in die vier dagen dat ze dus niet werken, betekent een ook weer heel veel productie voor de
mensen waarin ze waarin je wel werkt drie dagen.

Vraag 3 (3:43 min.)

Enne spreken, spelen de robots hier nog een rol?

Ja, de robots zijn de grote oorzaak van het feit dat er aan de ene kant in de formele organisa-
ties minder werk is, want er wordt heel veel acti … activiteiten worden geautomatiseerd. Ei-
genlijk zeggen we dat het op, voor een aantal functies is het heel erg prettig dat, dat, dat slech-
te arbeid wordt vervangen door robots. En aan de andere kant zijn er ook weer die robots, die
ons mogelijk maken, dat wij zelf onze eigen energie opwekken. En dat wij, daar komen de sys-
temen van en we gaan straks ons eigen huis bouwen met die 3D- printers in de woningbouw.
En dat, dat, dat ligt er allemaal.

Nou, dat zie ik voorlopig nog niet gebeuren dat mensen hun eigen huis gaan bouwen met een
3D-printer …

Als je linkerhanden hebt, hou je linkerhanden natuurlijk, dat snap ik ook wel, maar dan kan je
wel vragen aan je buurman om dat te doen omdat ’ie misschien wel handig is. En ondertussen
kan jij voor die buurman koken. Dan moet natuurlijk wel de keuken klaar zijn.

… tomaten uit de tuin kunnen plukken, jaja … Nee, dat is een goed voorbeeld hoor, de afgelo-
pen week.

Vraag 4 (4:34 min.)

Meneer Castelein, er wordt al zo vaak gezegd dat Nederland überhaupt als ze de kans krijgen
zo’n, zo’n volk is van ze, ze maken eigenlijk niks, ze expor … ze exporteren een beetje kennis en
doen een beetje aan infrastructuur, nou, dat is het dan ook wel. Altijd in toch geringschatten-
de zin, dat we hier denken dat we met z’n allen in een soort welvaartstaat zitten waar de staat
de hele boel gaat regelen.

Nou, ik denk dat wij in Nederland ontzettend veel geld verdienen en wij doen een hele hoop
dingen goed. Ik denk dat wij, alleen ook als je kijkt naar de kennis die we hebben op het gebied
van water, dat we daar heel veel geld mee kunnen verdienen wereldwijd. Ik denk dat dat de
komende jaren ook veel sterker zal worden, omdat je de klimaatverandering heel erg op je af
ziet komen. En wat de oorzaak daar ook van is, wij kunnen er in ieder geval als handelsnatie
heel veel geld mee verdienen. En ondertussen zie je ook dat de maakindustrie gewoon weer
terugkomt. Wim van der Leegte heeft de, de fabriek in Borne gekocht en gaat daar nu gewoon

126 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

weer de mini’s pro … produceren. Dus die fabriek gaat volgende maand open, die maakindus-
trie komt misschien gewoon wel terug op een bepaalde manier.

En is meneer Van der Leegte wel blij met al die parttimers dan, die drie dagen komen werken?
Zodat ’ie acht ploegen nodig heeft in plaats van drie?

Kijk, als je het positief benadert, hè, dan zou je dus ook kunnen zeggen, dat doordat je allerlei
kleine baantjes hebt, dat je ook mensen kunt laten werken in verschillende ploegendiensten
die passen bij het privéleven dat die individuen hebben. Dus ja, ik denk het wel.

Vraag 5 (5:48 min.)

Maar het is toch goedkoper voor iemand om mensen, minder mensen in dienst te he …
hebben die veel werken dan veel mensen in dienst te hebben die minder werken, omdat je
gewoon per werknemer sociale lasten moet betalen.

Ja helemaal waar, daarom ben ik overigens ook ontzettend blij met de oproep die de nieuwe
voorzitter van VNO NCW vandaag doet in het FD. Hè, die pakt groot uit op de voorpagina
van het FD …

Ja …

… ehm waarin die zegt …

De opvolger van Bernhard Wientjens, ja …

De opvolger van Bernhard Wientjens …

Hans de Boer …

Ja, ik vind het een verfrissend geluid. Ik word daar helemaal enthousiast van.

Want wat zei ’ie?

Hij zegt: we moeten zorgen dat de werknemers hun eigen belastingpremies gaan betalen,
dat het niet meer bij de werkgevers ligt. Volgens mij worden werknemers daardoor ook heel
bewust getriggerd van, van de kosten die d’r gemaakt worden als belastingbetaler. Volgens mij
ga je daar heel kritisch naar kijken en zou het dus zo maar kunnen zijn dat je ook heel snel die
balans op een andere manier gaat inrichten. En dat je ook veel sneller bereid bent om voor die
werkgever een stapje extra te zetten, omdat je heel concreet zelf ziet wat je d’r aan over houdt.
Ik denk dat, dat het geluid wat Hans de Boer nu laat horen die vakbonden nog wel ’ns, dat we
elkaar nog wel eens kunnen vinden. De Unie is er in ieder geval klaar voor.

127 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vraag 6 (6:53 min.)

Maar de, een vast contract dat zal dus minder vaak voor gaan komen.

Ja, dat, dat komt absoluut minder voor. Je ziet de groep ZZP’ers groeien. Wij noemen dat ove-
rigens geen ZZP’er hè, zelfstandige zonder …

Ja, ja …

… personeel vind ik zo gemankeerd klinken. Ik heb het liever over zelfstandig professionals.
En die zul je steeds vaker zien wisselen in, in een, een stukje zelfstandig ondernemer zijn, maar
aan de andere kant misschien toch ook weer een klusje in loondienst en daarnaast gewoon je
privézaken ook gewoon regelen. Mantelzorg, je moestuin hè, we blijven er maar over kletsen.

Ja, nou ja, pffft …

(Einde 7:21 min.)

128 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitgeschreven liedteksten

Hoofdstuk 1  Positief lied

Jeroen van Merwijk


http://www.youtube.com/watch?v=ZKo_G84ghSQ

O, wat gaat alles toch geweldig.


O, wat gaat alles altijd goed.
Een geldig plaatsbewijs is vaak een heel uur geldig.
En wat prettig dat de deurknop van de deur het zo goed doet.
Daarom zeg ik: wat gaat alles toch geweldig.
Wat gaat alles altijd overal met alles even goed.

Het ene gaat nog beter dan het ander,


terwijl dat ander vaak ook al geweldig gaat.
Goh, die verbrandt goed na, die naverbrander.
Dat geeft goed antwoord zeg, dat antwoordapparaat.
En wat een gele geelkopsalamander.
Vind jij dat ook zo leuk, dat lopen door zo’n straat.
Alles op de aarde gaat fantastisch.
Alles in het leven loopt perfect.
Elastiek is helemaal elastisch.
Het geeft een heel stuk mee wanneer je d’r aan trekt.

Nee, ik vind het allemaal reusachtig.


Soms wordt bijvoorbeeld ergens iets gebouwd.
In de bergen is het dikwijls bergachtig.
En zeven jaar is voor een hond toch niet echt oud.
Eet je minder, ga je minder wegen.
Of iemand is bijvoorbeeld dol op jam.
Of je komt bijvoorbeeld ergens iemand tegen.
Of iemand heeft een leuke sympathieke stem.
Nee, dat zijn allemaal toch leuke dingen.
Soms ben je in het buitenland geweest.
Kijk, daar heet plotseling weer zomaar iemand Inge.
Of iemand heeft weer ergens een of ander beest.
Als ik dat hoor en zie kan ik wel zingen.
Dan denk ik: ja het leven is, dan denk ik: ja het leven is,
dan denk ik: ja het leven is een feest.

129 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 1 Nanana
Jeroen van der Boom
http://www.youtube.com/watch?v=jJwmnopXoZI

Nananana, nananana
Nanana

Nog zo veel te doen, zo weinig tijd.


Op jacht naar mijn dromen, anders krijg ik spijt.
Op nummer één, daar sta jij
en vlak daarna, op de tweede plaats, die wereldreis.

En staren naar sterren,


in een Cadillac door Amerika, samen met haar
Cadillackicks, route 66.
En ik begin vandaag.

Ik jaag m’n dromen achter


nanananana, nanananana, nanana,
mijn dromen achter
nanananana, nanananana, nanana.

Een radioshow, een nacht in Praag


en een dagje koken in een sterrentent, want ik kook zo graag.
Die hole-in-one, wil ik ooit nog slaan
en op de top van de Alpe d’Huez wil ik ook nog staan.

En dromen, in Rome,
m’n eigen wijn, van m’n eigen grond, in m’n eigen fles.
Op reis zonder plan, ja, daar droom ik van.
Dus ik begin vandaag.

Ik jaag m’n dromen achter


nanananana, nanananana, nanana,
mijn dromen achter
nanananana, nanananana, nanana.

Het moest er een keer van komen


en niets houdt me tegen.
Maar, hoe mooi ’t ook is, er is iets dat ik mis.
En ik vraag je, jaag met mij m’n dromen achter
nanananana, nanananana, nanana.

130 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Nanananana, nanananana, nanana,


mijn dromen achter
nanananana, nanananana, nanana.

Nog zo veel te doen, zo weinig tijd.


Op jacht naar m’n dromen, anders krijg ik spijt.
Op nummer één, daar sta jij.
En ik begin vandaag, ik jaag m’n dromen achterna.

Hoofdstuk 2 Jongens

Lucky Fonz III


http://www.youtube.com/watch?v=yWMlJQbPPDY

‘Hallo meneer verkoper, ik zoek naar een bed,


want ik ga op kamers wonen en ik heb een klein budget.
Gelijk een tweepersoons, dat lijkt me een mooi begin.
Doe d’r ook nog maar ’n kussen bij, dat is leuk voor mijn vriendin.’

Maar jongens hebben wensen en die worden nooit gehoord.


O, jongens zijn verliezers van het allerergste soort.
Jongens zijn net meisjes, maar dan zonder geluk.
Jongens zijn verliezers, verliezers stuk voor stuk.

En het bed staat op z’n kamer en dan loopt-ie door de stad.


En dan spreekt-ie daar de meisjes aan en dan kletst-ie wat.
Maar als ie dan een nummer vraagt dan zeggen ze telkens weer:
‘Nee, geef mij jouw nummer maar, dan bel ik jou misschien een keer.’

Want jongens hebben wensen en die worden nooit gehoord.


Jongens zijn verliezers van het allerergste soort.
Jongens zijn net meisjes, maar dan zonder geluk.
Jongens zijn verliezers, verliezers stuk voor stuk.

Op een ochtend wordt-ie wakker, zoals gebruikelijk alleen.


Wat is er toch mis met mij, wat is mijn probleem?
Er ligt een kleed over m’n spiegel en m’n klok is stilgezet
en vanavond is de laatste nacht in m’n eigen bed.

Twintig dagen later is z’n bed verkocht


aan een meisje dat op kamers ging en naar een bedje zocht.
Haar haren zijn gekamd en haar wekker is gezet
en nooit kwam ze te weten van die jongen in dat bed.

131 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Want jongens hebben wensen, maar die worden nooit gehoord.


Jongens zijn verliezers van het allerergste soort.
Jongens zijn net meisjes, maar dan zonder geluk.
Jongens zijn verliezers, verliezers stuk voor stuk.

O, jongens zijn verliezers, verliezers stuk voor stuk.

Hoofdstuk 2  Mag ik dan bij jou?

Claudia de Breij en Paul de Leeuw


http://www.youtube.com/watch?v=sRFKqjKS7xk

Als de oorlog komt


en als ik dan moet schuilen,
mag ik dan bij jou?
Als er een clubje komt,
waar ik niet bij wil horen,
mag ik dan bij jou?
Als er een regel komt,
waar ik niet aan voldoen kan,
mag ik dan bij jou?
En als ik iets moet zijn,
wat ik nooit geweest ben,
mag ik dan bij jou?

Mag ik dan bij jou schuilen,


als het nergens anders kan?
En als ik moet huilen,
droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag,
mag jij altijd bij mij.
Kom wanneer je wilt,
ik hou een kamer voor je vrij.

Als het onweer komt


en als ik dan bang ben,
mag ik dan bij jou?
Als de avond valt
en ’t is mij te donker,
mag ik dan bij jou?
Als de lente komt
en als ik dan verliefd ben
mag ik dan bij jou?
Als de liefde komt
en ik weet ’t zeker,
mag ik dan bij jou?

132 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Mag ik dan bij jou schuilen,


als ’t nergens anders kan?
En als ik moet huilen,
droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag,
mag jij altijd bij mij.
Kom wanneer je wilt,
ik hou een kamer voor je vrij.

Mag ik dan bij jou schuilen,


als het nergens anders kan?
En als ik moet huilen
droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag,
mag jij altijd bij mij.
Kom wanneer je wilt,
’k hou een kamer voor je vrij.

Als het einde komt


en als ik dan bang ben,
mag ik dan bij jou?
Als het einde komt
en ik dan alleen ben,
mag ik dan bij jou?

Hoofdstuk 3 Dochters

Marco Borsato
http://www.youtube.com/watch?v=eG-8qGysw8U

Kwart over zeven op zondagmorgen


hoor ik een stem die heel zachtjes aan me vraagt:
‘Ben je al wakker, pap?
Kom je gezellig mee naar beneden?
Moet je straks werken of ben je vrij vandaag?
En ga je dan even met mij, op stap?’

O, wat gaat de tijd toch snel.


Gisteren nog zag ik haar voor ’t eerst, lag ze hier in m’n armen.
Wat is ze mooi en wat staat de tijd haar goed.
Ik knipper [met] m’n ogen en zie hoe ze steeds weer een beetje veranderd is.
Maar hoe groot ze ook mag zijn,
in mijn ogen blijft ze altijd klein.

133 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kwart over zeven op zondagmorgen


hoor ik de voordeur heel zachtjes opengaan
en val ik gerust in slaap, ze is thuis.
Ik was ’r veel liever op gaan halen, maar ze had me gevraagd of
ik er niet wilde gaan staan.
Ze vindt nu inmiddels haar weg naar huis.

En o, wat gaat de tijd toch snel.


Gisteren nog zag ik haar voor ’t eerst, lag ze hier in m’n armen.
Wat is ze mooi, wat staat de tijd haar goed.
Ik knipper [met] m’n ogen en zie hoe ze steeds weer een beetje veranderd is.
Maar hoe groot ze ook mag zijn,
in mijn ogen blijft ze altijd klein.

En soms, wanneer ik m’n ogen sluit,


lopen we samen op ’t strand,
haar handje in de mijne
en dan, zet ze de tijd even stil,
is ’t weer even net als toen
en heeft ze mij weer nodig.
Ik hou haar vast
zoals ze was.
Ik hou haar vast.

Kwart over zeven op zondagmorgen


hoort ze mijn stem die haar zachtjes wakker maakt:
‘Vandaag is je grote dag.’

Wat is ze mooi en wat staat de tijd haar goed.


Ik knipper [met] m’n ogen en zie hoe haar hart nu voorgoed van een ander is.
Maar waar ze ook mag zijn,
in gedachten is ze hier bij mij.
In mijn ogen blijft ze altijd klein.

134 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 3  Rokjesdag

De gebroeders Fretz
http://www.youtube.com/watch?v=cPVYgBwv8J4

Rokjesdag, zo fijn.
Meisjesgelach, dichtbij.

Het zijn de ogen van een Bril waarmee je kijken moet


soms al in maart, vaak pas in april,
maar vroeg of laat, het is het altijd waard.

Alsof er zout over één nacht ijs is gestrooid


en de stad tot een paradijs is ontdooid.
Is het langer licht, hangt er iets in de lucht,
whoo-oo vannacht is de winter gevlucht.

Vandaag is de dag waarop je hebt gewacht.


Je kijkt je ogen uit, overal waar je loopt
naar al die vrouwelijke pracht die de lente doopt.

Rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één oogopslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had het echt nog niet verwacht.
Rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één oogopslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had echt niet verwacht dat het vandaag al rokjesdag zou zijn.

Het is niet te geloven wat het met je doet.


Als je buiten blijft, word je ingelijfd
door een golfvloed tot de avondgloed,
een godinnenstoet die je verlangens voedt.

Zelfs de stijfste hark vergeet de winterkou,


loopt soepel door het park en denkt: ik hou van jou
en van jou … en ook van jou.

O, kijk die benen, kijk ze nou.

Vandaag is de dag waarop je hebt gewacht.


Je kijkt je ogen uit overal waar je loopt
naar al die vrouwelijke pracht die de lente doopt.

135 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één oogopslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had het echt nog niet verwacht.
Rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één oogopslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had echt niet verwacht dat het vandaag al rokjesdag zou zijn.

De hemel die breekt open en alle vrouwen lopen hier


te naakt voor blote ogen, zo volmaakt.
En iedereen ontwaakt vandaag als bij toverslag.

Rokjesdag
Rokjesdag

Rokjesdag zo fijn.
Meisjesgelach dichtbij.
Rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één oogopslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had echt niet verwacht dat het vandaag al rokjesdag zou zijn.
Whoo-oo zo fijn, o zo fijn.
Het is weer rokjesdag, zo fijn.
Je ziet het in één opslag.
Meisjesgelach, dichtbij.
Ik had echt niet verwacht dat het vandaag al rokjesdag zou zijn.

Hoofdstuk 4  Van de regen naar de zon

Typhoon
http://www.youtube.com/watch?v=NQeOHEQo5nk

Weet jij wat ik heb gezien?


Zo veel gezichten zo veel plekken.
Zo veel verdiend.
Huizen zijn verwarmd,
grachten zijn verlicht.
Wij kijken naar morgen,
altijd wat nieuws in ’t zicht.
Van de regen naar de zon,
van de hemel tot de grond,
van de regels naar de waarden,
voor de schepen,
voor het water van de regen naar de zon en andersom.

136 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Zo mooi, zo fris, zo schoon.


Zo ook precies het tegenovergestelde.
Het land waar ik woon,
vecht voor een bestaan en liefheb,
waar alles duurder wordt
en ook waar ondersteund wordt als ik niets heb.
Ons land zo klein en de wereld ook.
Grenzen vervagen,
macht overgedragen.
Nederland is niet meer het centrum van de wereld,
maar de wereld heeft ons nodig en wij haar.
Land van verbonden en afspraken,
allianties, aktes, regels, verdragen.
Groot in het voorlopen,
in strategie.
Plek voor vrijheidszoekers mentaal en fysiek.
Joden, Hugenoten, moslims, filosofen,
oorlogsslachtoffers die aankomen per boot,
Surinamers, anti’s, Turken, Marokkanen, indo’s en Polen.
Het geeft ons kleur, het maakt ons groter.

Wie zijn wij en waar staan we?


De grote vraag maakte van handelaren wereldveroveraars.
De ontdekking van de houtzaagmolen voor de scheepvaart
maakte ons koning te water.
Voor het graan, voor de specerijen,
pakhuizen vol.
Grachtenpanden, rederijen,
we zagen zo veel,
zijn zo groot.
Maar als het kantelt,
zien we massamoord, apartheid, slavernij en de slavenhandel.
Zonder donker kan het licht zichzelf niet kennen.
Vandaar de onwetendheid rond 5 december.
De wereld draait door,
we deinen mee en houden vast.
Verandering is confronterend.
Ik ervaar het elke dag.
Mijn land en mijn haven.
Zelfs de wind zorgt hier voor korting op stormachtige dagen.
Wij worden bepaald door waar we gaan,
niet waar we waren.
Hou de macht bij het volk en laat de angst varen.

137 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Van de regen naar de zon,


van de hemel tot de grond,
van de regels naar de waarden,
voor de schepen,
voor het water van de regen naar de zon,
van de regen naar de zon,
van de hemel tot de grond,
van de regels naar de waarden,
voor de schepen,
voor het water.
Van de regen naar de zon en andersom.

Hoofdstuk 4 Vaderland

Mathilde Santing & het Metropole Orkest


(Lied: Frank Boeijen)
http://www.youtube.com/watch?v=57sTfeWBwuQ

Het is kermis in de hel.


Het regent terwijl de zon schijnt.
Aan de andere kant van de wereld.
Hoe zou het nu thuis zijn?

De zon brak door de horizon,


de golven bleven komen.
De palmbomen langs het strand.
De vissers in hun boten.

Reizen houdt je in beweging,


maar nu bleef je stilstaan.
Nu blijf je stilstaan
bij het verleden.

Vaderland, waterland.
Vaderland, zonder vader.
Nu ik aan jou denk, zo ver weg,
waar het regent in het water.

Een man knielt in de moskee


en ergens kraait een haan.
Straks beginnen de gebeden
en iedereen ontwaakt.

138 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Een moeder wast haar kind


in het schuimende water.
De vissers keren terug
met verhalen voor later.

Reizen houdt je in beweging


maar nu bleef je stilstaan,
nu blijf je stilstaan
bij het verleden.

Vaderland, waterland.
Vaderland, zonder vader.
Nu ik aan jou denk, zo ver weg
waar het regent in het water.

Wolkenland, grijs land


winterland, schaatsland,
bomenland, slotenland,
groen land, trots land.

En de zon zal hier weer ondergaan.


Dan staat de hemel in brand.
Kun je de rook zien, kun je de rook zien,
daar in mijn

vaderland, moederland,
thuisland, geboorteland,
regenland, plat land,
rijk land, klein land,

polderland, nieuw land,


beloofde land, niemandsland,
vrij land, ijsland,
zandland, rivierenland,

zeeland, zandland, 
bekrompen land, klompenland,
molenland, boerenland,
stedenland, wegenland,

grasland, drassig land, 


tulpenland, duinenland,
dijkenland, kleiland, 
Maasland, verdronken land, 

139 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

laagland, haringland, 
duinenland, zuinig land, 
koffieland, kaasland, 
Amsterdam, Rotterdam, 

Holland, vol land, 


nat land, koud land,
mijn land, jouw land, 
ons land, 
vaderland.

Hoofdstuk 5  Ik moet nog zoveel leren

Ellen ten Damme


https://www.youtube.com/watch?v=8VLEtgPxcgE

Ik moet nog zoveel leren te verdragen


zoals bijvoorbeeld dat jij ergens bent
en ik met zonder vrienden ongekend
te hopen zit dat jij nog op komt dagen.

Ik moet nog zoveel leren te begrijpen


zoals bijvoorbeeld dat je van me houdt
als jij niet belt, of komt en mij beschouwt
als iets dat jij ook morgen nog kunt grijpen.

En buiten is het winter, het is pijnlijk koud


er wordt wanhopig bier besteld, geen mens is blij
het is al laat, de klok is stout
de grap is oud, en iedereen komt door de deur behalve …

Ik moet nog zoveel leren accepteren


zoals dat jij je eigen leven hebt
zoals dat jij je eigen leven hebt
je hebt gelijk ik moet nog zoveel leren.

En buiten is het winter, het is pijnlijk koud


er wordt wanhopig bier besteld, geen mens is blij
het is al laat, de klok is stout
de grap is oud, en iedereen komt door de deur behalve …
whooeeeooh
de grap is oud
en iedereen komt door de deur behalve …
jij

140 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 5 Bagagedrager

Spinvis
http://www.youtube.com/watch?v=5i0duYakqLY

Je droomt wel vaker van een feest,


maar hier ben je nog nooit geweest.
Iedereen kijkt naar voetbal en een vent zeurt aan je kop.
Wat wil die man in hemelsnaam?
Hoe kom je hier, hoe kom je hier vandaan?
En als je wegkomt waarheen wou je dan wel gaan?
Hij praat maar door, maar jij dwaalt af,
dus je weet niet wie de wedstrijd wint,
als je luistert naar de wolken, als je luistert naar de wind.
Je agenda en je zonnebril, wat doen die hier?
nou, maar je ligt weer in je eigen bed in je eigen land
en opeens staat alles stil.

De motor draait.
De baby huilt.
Een vogel schreeuwt.
De dag begint en de snelweg suist. (4x)

’t Is altijd wat en altijd spijt


van al het geld en alle tijd
op de onverharde wegen die je naar hier hebben geleid.
De ochtenden zijn wit en koud
en hoe je ook je stuur vasthoudt,
de wind komt door je handschoenen heen.
Je vingers zijn versteend.
Zo is er altijd iets wat je verlangt
en is het niet de wiet, dan is het wel de drank of zo.
Het spookt maar in je hoofd.
’t Was lang geleden, een eeuwigheid.
Je fietste op de Afsluitdijk
en ik weet niet wat je er nu van vindt,
als je luistert naar de wolken, als je luistert naar de wind. (3x)

141 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Hoofdstuk 6  Als de rook om je hoofd is verdwenen

Boudewijn de Groot
https://www.youtube.com/watch?v=oKtEcod6M1g

Valt het je op dat de zon feller schijnt,


als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de wind harder waait
als je ’m tegen hebt in plaats van mee.
’t Is koeler in huis dan aan zee
als de rook om je hoofd is verdwenen.

Je kerft je naam in de nerf van een boom


en niemand weet ooit wie je bent.
De boswachter glimlacht als hij je herkent,
je drijft langzaam mee met de stroom
als de rook om je hoofd is verdwenen.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.

Als er gebeld wordt, verlaat je het pand


en je loopt langs de trap naar beneden.
De tramconducteur voor de deur op de stoep
knikt je zwijgend, maar zeer beleefd toe.
Je wilt wel wat zeggen, maar je bent veel te moe,
want je komt langs de trap naar beneden.

Je verduistert de zon met de wind in je rug,


de tramconducteur schudt zijn hoofd.
Vandaag is er niemand meer die hij gelooft,
zijn blindenstok tikt op de brug.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.

Valt het je op dat de dag langer duurt,


als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de nacht warmer is,
als de nevel je ogen verzwaart,
de kaars waar je samen naar staart,
als de rook om je hoofd is verdwenen.

De klok en de klepel verzetten de tijd,


je glijdt in een sneeuwdiepe kuil.
Ze vragen de morgen, je geeft hem in ruil
voor het ei dat je eet bij ’t ontbijt.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.
Als de rook om je hoofd is verdwenen.

142 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Als de rook om je hoofd is verdwenen.


Als de rook om je hoofd is verdwenen.

Hoofdstuk 6  De rivier

Stef Bos
http://www.youtube.com/watch?v=kjbjA0M0DnM

Ik voel mij thuis in alle landen.


Ik sta niet stil, ik heb een grenzeloos gevoel.
Ik heb mijn eigen weg gevonden.
Ik draag het water naar de zee, dat is mijn doel.

Ik ben geboren als een zwerver


en ik ben maar even hier.
Ik ben een rivier.

En ik stroom door de eeuwen heen langs kastelen.


Ik stroom door de eeuwen heen langs een stad.
En aan het einde verlies ik mijzelf in de zee.
Ik stroom door de eeuwen heen.

Ik ben een levende legende.


Ik heb de pest zien komen en zien gaan.
Ik zag een liefde die bleef bloeien
en ik heb schepen, ik heb schepen zien vergaan.

Waar zijn de mensen langs de oever?


Waarom neemt niemand nog de tijd?
Ik heb de tijd.

Want ik stroom door de eeuwen heen langs kastelen.


Ik stroom door de eeuwen heen langs een stad.
En aan het einde verlies ik mijzelf in de zee.
Ik stroom door de eeuwen heen.

Ik ben een rivier


en ik draag het wrakhout op mijn rug.
Ik, ik ben een rivier
en ik neem altijd afscheid.
Want ik kom nooit meer,
ik kom nooit meer terug.

143 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

En ik stroom door de eeuwen heen langs kastelen.


Ik stroom door de eeuwen heen langs een stad.
En aan het einde verlies ik mijzelf in de zee.
Want ik stroom door de eeuwen heen.

Ik stroom door de eeuwen heen.


Ik stroom door de eeuwen heen.

144 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 1
hoofdstuk 1  opdracht 24

hoewel tenzij daarom dus

daarvoor maar omdat indien

want daarna mits terwijl

naarmate voordat of daardoor

145 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 2
hoofdstuk 1  opdracht 25

Beoordelingsformulier eigen presentatie

Spreker:

Onderwerp:

Noteer twee zinnen of woorden uit je presentatie waarop je trots bent.

Noteer twee zinnen uit je presentatie waarin je een fout hebt gemaakt. Verbeter de fout.

Dit heb ik gezegd Dit is de correctie


1

Noteer een vraag over je presentatie voor je docent:

146 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 3
hoofdstuk 2  opdracht 26

Studentenhuis

Je woont in een studentenhuis. Jullie wonen daar met zijn achten. Jullie hebben besloten huis-
regels op te stellen: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel huisregels op met betrekking tot:

■■ de keuken
• de afwas
• de koelkast
• het fornuis

■■ de douche
• haren uit het putje
• schoonmaken

■■ de wc
• schoonmaken (één keer per week)
• schoonmaakrooster opstellen

■■ de gang
• fietsen zetten
• oud papier

■■ de zolder
• gebruiken voor logés
• feesten geven

■■ de gezamenlijke rekeningen (energie, telefoonkosten)


• verdelen onder bewoners
• betalen

Bijvoorbeeld:

■■ Wat spreken we af over muziek? Er mag tussen 01:00 en 8:00 uur geen harde muziek
­gedraaid worden.
■■ Wat doen we met het oud papier? Het oud papier mag niet los in de gang gelegd worden.

147 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 4
hoofdstuk 2  opdracht 26

Kantoor

Je werkt op een kantoor, met in totaal ongeveer dertig mensen. Jullie hebben besloten regels
op te stellen voor het ‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzo-
voort.

Stel regels op met betrekking tot:

■■ het kopieerapparaat
• storingen melden
• papier aanvullen

■■ roken
• niet in de kamers
• tijdens vergaderingen – rookpauze inlassen

■■ muziek
• let op last voor anderen
• niet downloaden

■■ verjaardagen
• gezamenlijk cadeau
• fles wijn/bos bloemen

■■ verlofdagen
• aanvragen bij hoofd van de afdeling
• vaststellen in overleg met collega’s

■■ website
• secretaresse beheert
• geen veranderingen aanbrengen

■■ fietsen
• in de fietsenstalling
• niet meenemen in de lift

Bijvoorbeeld:
■■ Wat spreken we af over muziek? Er mag alleen muziek gedraaid worden als anderen er
geen last van hebben.
■■ Wat doen we met de fietsen? Die kunnen in de fietsenstalling gezet worden.

148 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 5
hoofdstuk 2  opdracht 26

Sportclub

Je zit in het bestuur van een sportclub. De laatste tijd gaat er veel fout, doordat er onduidelijk-
heid bestaat over de regels en afspraken. Jullie hebben besloten regels op te stellen voor het
‘dagelijks verkeer’: wat mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel regels op met betrekking tot:

■■ de trainingen
• veranderingen noteren in de clubagenda
• niet aanwezig – niet opstellen bij wedstrijd

■■ douchen
• verplicht na een wedstrijd
• niet langer dan tien minuten
• doucheruimte na afloop dweilen

■■ clubblad
• plaatsen geen anonieme brieven
• naar huis sturen / uit de kantine meenemen

■■ fietsen
• plaatsen in de rekken
• buiten de rekken – verwijderen

■■ kantine
• geen alcohol aan kinderen verkopen (onder 18 jaar)
• tot 13 uur geen alcohol
• roken verboden

■■ clubkleding
• bestellen bij de kledingcommissie
• teamleider verzorgt de was

Bijvoorbeeld:
■■ Wat spreken we af over het douchen? Er mag niet langer dan tien minuten gedoucht
­worden.
■■ Wat doen we met de fietsen? Die moeten in de rekken geplaatst worden.

149 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 6
hoofdstuk 2  opdracht 26

Uitstapje

Je bent betrokken (via je werk, studie of vrije tijd) bij de organisatie van een uitstapje. Jullie
moeten beslissen wat voor rechten en plichten alle deelnemers aan dat uitstapje hebben: wat
mag, wat niet mag, wat moet, wat kan, enzovoort.

Stel regels op met betrekking tot:

■■ deelname
• voor 1 september doorgeven aan secretariaat
• deelnameformulier volledig invullen

■■ de bus
• geen alcohol
• geen warme etenswaren meenemen
• schoonmaken na terugkomst

■■ veranderingen
• deelnemers: zo vroeg mogelijk melden
• organisatie: omroepen in de bus
• niet bereikbaar – voicemailbericht inspreken

■■ restaurant
• eten – het bedrijf (studierichting, club)
• drank – zelf, contant betalen
• vegetarisch? van tevoren doorgeven

■■ muziek
• smartphone of iPod gebruiken, anderen geen last
• mogelijkheid gebruik usb-stick in de bus, eigen muziek draaien

■■ suggesties
• voorleggen aan de organisatie
• organisatie bespreekt ze

Bijvoorbeeld:
■■ Zijn er regels over de bus? Er mag geen alcohol worden gedronken in de bus.
■■ Wat doen we als er veranderingen zijn? Die moeten zo snel mogelijk doorgegeven
­worden.

150 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 7
hoofdstuk 2  opdracht 39

Party & taal, hoofdstuk 1 en 2

Herhaling vocabulaire hoofdstuk 1 en 2, inclusief werkwoorden met preposities en onregelma-


tige werkwoorden

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Liplezen: Liplezen:
beledigen doordringen

Liplezen: Liplezen:
ondergeschikt onvoorstelbaar

Liplezen: Liplezen:
geloofwaardig afleiden

Liplezen: Liplezen:
waarnemen aanmaken

Liplezen: Liplezen:
suggereren schandelijk

151 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitbeelden: Uitbeelden:
inademen / uitademen haasten / haast

Uitbeelden: Uitbeelden:
aarzelen / aarzeling gooien (naar)

Uitbeelden: Uitbeelden:
verminderen toeteren

Uitbeelden: Uitbeelden:
gespannen staren

Uitbeelden: Uitbeelden:
lachen (om) knikken

152 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Omschrijven: Omschrijven:
schoonheid afwijken / afwijking

Omschrijven: Omschrijven:
uitvinden / uitvinding ergeren / ergernis

Omschrijven: Omschrijven:
toevoegen aan verslaafd / verslaving

Omschrijven: Omschrijven:
begeleiden / begeleiding boeien / boeiend

Omschrijven: Omschrijven:
redelijk fel

153 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Tekenen: Tekenen:
trouwen (met) voorrang

Tekenen: Tekenen:
ontbijten stapelen

Tekenen: Tekenen:
verrassing nadenken (over)

Tekenen: Tekenen:
strijken overmatig

Tekenen: Tekenen:
keurig overkant

154 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vraag:
Vraag:
Het gaat nog niet zo goed met je uit-
Hoe noem je het als het ergens niet netjes
spraak. Daar moet je extra op letten. Het
is, als het niet opgeruimd is? (troep)
is een … ? (aandachtspunt)

Vraag: Vraag:
Je mag niet alle koekjes opeten. Wil je Je vindt iets absoluut niet leuk om te
nog wat overlaten? Wil je nog wat …? doen, bijvoorbeeld afwassen. Hoe noem
(bewaren) je dat? (een hekel hebben aan)

Vraag: Vraag:
Je hebt het veel te druk, je kunt het niet Het is een heel sterke reactie, het is niet
meer aan. Je bent …? (overbelast) meer in proportie. Het is …? (overdreven)

Vraag: Vraag:
Is dat zijn karakter? Is hij echt zo? Is hij … Hij kan zich niet onder controle houden.
zo? (van nature) Wat kan hij dan niet? (zich beheersen)

Vraag:
Vraag:
Je hebt ruzie met haar. Je wilt geen
Werk je hier in deze plaats/stad
­contact. Je probeert haar niet tegen te
of werk je …? (elders)
komen. Wat doe je dan? (vermijden)

155 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Liplezen

Uitbeelden

Omschrijven

Tekenen

Vraag

156 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 8
hoofdstuk 3  opdracht 35

Stellingen en argumenten voor en tegen

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Voor:
■■ Het is belangrijk om bepaalde beleefdheidsvormen te gebruiken. Zo toon je respect.
■■ Jij en u hebben een functie. Door deze woorden te gebruiken, wordt hiërarchie duidelijk.

Tegen:
■■ Het respect voor iemand zit niet in een woordje als u.
■■ Andere talen, zoals het Engels, hebben ook geen speciale beleefdheidsvorm.

Privacybescherming doe je zelf.


Voor:
■■ Het is je eigen verantwoordelijkheid aan wie je wel of niet persoonlijke gegevens geeft.
■■ Als de overheid dat moet doen, dan heeft de overheid ook overal controle op.

Tegen:
■■ Het beschermen van je privacy is zo ingewikkeld geworden, dat mensen dat niet meer zelf
kunnen.
■■ Een mens maakt deel uit van grotere systemen en die systemen zijn daar verantwoorde-
lijk voor, zoals een overheid.

Vuurwerk moet verboden worden.


Voor:
■■ Het is gevaarlijk, waardoor mensen gewond raken of zelfs de dood vinden.
■■ Het kost ontzettend veel geld en het is slecht voor het milieu.

Tegen:
■■ Vuurwerk op zich is niet het probleem, maar illegaal vuurwerk is het probleem.
■■ Het is een mooie traditie om naar vuurwerk te kijken, dus waarom wil je mensen dat ple-
zier onthouden?

157 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en film-
makers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.

Tegen:
■■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten eerst
hard worden aangepakt.

Bibliotheken zijn overbodig.


Voor:
■■ Boeken lenen is niet meer van deze tijd. Je kunt boeken (tweedehands) kopen, ruilen of
als e-boek kopen en alle informatie is te vinden op internet.
■■ Het hebben van een bibliotheek kost veel geld. Dat geld kan men beter anders besteden.

Tegen:
■■ Lezen is erg belangrijk voor de taalvaardigheid, vooral voor jonge kinderen. De drempel
om te lezen moet dus zo laag mogelijk worden gehouden.
■■ Bij een bibliotheek werken mensen met expertise die je om informatie kunt vragen.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Voor:
■■ Het is onnodig verbruik van energie.
■■ Het is niet goed voor mens en dier als er ’s nachts overal licht is.

Tegen:
■■ Verlichting zorgt voor veiligheid. Op deze manier worden verkeersongelukken voor­
komen.
■■ Sommige mensen durven niet op straat als het donker is. Zonder verlichting vinden ze
het te gevaarlijk.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Voor:
■■ Als er geen sprake van vrijheid van meningsuiting is, dan is er geen democratie.
■■ Als mensen beperkt worden in hun vrijheid om te zeggen wat ze willen, dan gaan ze pro-
testeren.

Tegen:
■■ Niet alles hoeft te kunnen. Woorden kunnen heel beledigend zijn.
■■ Het is een kwestie van beschaving dat je in je woordkeuze rekening houdt met anderen.

158 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Voor:
■■ Vrouwen zijn gelijkwaardig aan mannen en die werken meestal ook fulltime.
■■ Het is nodig voor de zelfstandigheid van vrouwen dat ze meer werken en dus meer
­verdienen.

Tegen:
■■ Het is een persoonlijke keuze hoeveel je werkt. Dat geldt voor vrouwen en voor mannen
zolang je maar financieel voor jezelf kunt zorgen.
■■ Er is nu al werkloosheid, dus er zijn sowieso niet genoeg banen.

Er zijn veel slechte programma’s op televisie.


Voor:
■■ Een goed programma kost geld en dat wil men niet investeren.
■■ Er zijn te veel tv-zenders die allemaal hetzelfde goedkope amusement uitzenden en elkaar
imiteren. Dat is makkelijk scoren.

Tegen:
■■ Slecht is een normatief begrip. Wat de een slecht vindt, vindt de ander leuk.
■■ Je hoeft niet naar tv te kijken. Je kunt hem ook uitzetten.

159 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Stellingen en argumenten voor

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Voor:
■■ Het is belangrijk om bepaalde beleefdheidsvormen te gebruiken. Zo toon je respect.
■■ Jij en u hebben een functie. Door deze woorden te gebruiken, wordt hiërarchie duidelijk.

Privacybescherming doe je zelf.


Voor:
■■ Het is je eigen verantwoordelijkheid aan wie je wel of niet persoonlijke gegevens geeft.
■■ Als de overheid dat moet doen, dan heeft de overheid ook overal controle op.

Vuurwerk moet verboden worden.


Voor:
■■ Het is gevaarlijk, waardoor mensen gewond raken of zelfs de dood vinden.
■■ Het kost ontzettend veel geld en het is slecht voor het milieu.

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Voor:
■■ Mensen denken dat als het op internet staat, het dan gratis is. Maar muzikanten en film-
makers hebben ervoor gewerkt en dus recht op geld daarvoor.
■■ Illegaal downloaden is hetzelfde als iets illegaal uit een winkel meenemen. Stelen dus.

Bibliotheken zijn overbodig.


Voor:
■■ Boeken lenen is niet meer van deze tijd. Je kunt boeken (tweedehands) kopen, ruilen of
als e-boek kopen en alle informatie is te vinden op internet.
■■ Het hebben van een bibliotheek kost veel geld. Dat geld kan men beter anders besteden.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Voor:
■■ Het is onnodig verbruik van energie.
■■ Het is niet goed voor mens en dier als er ’s nachts overal licht is.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Voor:
■■ Als er geen sprake van vrijheid van meningsuiting is, dan is er geen democratie.
■■ Als mensen beperkt worden in hun vrijheid om te zeggen wat ze willen, dan gaan ze pro-
testeren.

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Voor:
■■ Vrouwen zijn gelijkwaardig aan mannen en die werken meestal ook fulltime.
■■ Het is nodig voor de zelfstandigheid van vrouwen dat ze meer werken en dus meer ver-
dienen.

160 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Er zijn veel slechte programma’s op televisie.


Voor:
■■ Een goed programma kost geld en dat wil men niet investeren.
■■ Er zijn te veel tv-zenders die allemaal hetzelfde goedkope amusement uitzenden en elkaar
imiteren. Dat is makkelijk scoren.

161 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Stellingen en argumenten tegen

Laten we het woordje ‘u’ in ere herstellen.


Tegen:
■■ Het respect voor iemand zit niet in een woordje als u.
■■ Andere talen, zoals het Engels, hebben ook geen speciale beleefdheidsvorm.

Privacybescherming doe je zelf.


Tegen:
■■ Het beschermen van je privacy is zo ingewikkeld geworden, dat mensen dat niet meer zelf
kunnen.
■■ Een mens maakt deel uit van grotere systemen en die systemen zijn daar verantwoorde-
lijk voor, zoals een overheid.

Vuurwerk moet verboden worden.


Tegen:
■■ Vuurwerk op zich is niet het probleem, maar illegaal vuurwerk is het probleem.
■■ Het is een mooie traditie om naar vuurwerk te kijken, dus waarom wil je mensen dat ple-
zier onthouden?

Het illegaal downloaden van muziek en films moet hard worden aangepakt.
Tegen:
■■ Dan moet men de software maar zo beveiligen dat men niet illegaal kan downloaden. Een
fiets zet je ook op slot.
■■ Er zijn zwaardere misdrijven. De mensen die dergelijke misdaden plegen, moeten eerst
hard worden aangepakt.

Bibliotheken zijn overbodig.


Tegen:
■■ Lezen is erg belangrijk voor de taalvaardigheid, vooral voor jonge kinderen. De drempel
om te lezen moet dus zo laag mogelijk worden gehouden.
■■ Bij een bibliotheek werken mensen met expertise die je om informatie kunt vragen.

Lantaarnpalen moet ’s nachts uit.


Tegen:
■■ Verlichting zorgt voor veiligheid. Op deze manier worden verkeersongelukken voor­
komen.
■■ Sommige mensen durven niet op straat als het donker is. Zonder verlichting vinden ze
het te gevaarlijk.

Vrijheid van meningsuiting moet onbegrensd zijn.


Tegen:
■■ Niet alles hoeft te kunnen. Woorden kunnen heel beledigend zijn.
■■ Het is een kwestie van beschaving dat je in je woordkeuze rekening houdt met anderen.

162 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Meer Nederlandse vrouwen moeten fulltime werken.


Tegen:
■■ Het is een persoonlijke keuze hoeveel je werkt. Dat geldt voor vrouwen en voor mannen
zolang je maar financieel voor jezelf kunt zorgen.
■■ Er is nu al werkloosheid, dus er zijn sowieso niet genoeg banen.

Er zijn veel slechte programma’s op televisie.


Tegen:
■■ Slecht is een normatief begrip. Wat de een slecht vindt, vindt de ander leuk.
■■ Je hoeft niet naar tv te kijken. Je kunt hem ook uitzetten.

163 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 9
hoofdstuk 4  opdracht 29

Beoordelingsformulier spreekvaardigheid B1-B2


Spreker:
Beoordeeld door:

B1 1 2 3 4 5 B2
Beheersing Goede beheersing van elementaire 1 2 3 4 5 Trefzekerheid in woordkeuze is
van de woor- woordenschat, al doen zich nog wel over het algemeen hoog, al komen
denschat grote fouten voor wanneer meer enige verwarring en onjuist woord-
complexe gedachten worden ont- gebruik wel voor zonder de com-
vouwd of niet-vertrouwde onder- municatie in de weg te staan.
werpen en situaties aan de orde zijn.
Bereik van de Beschikt over voldoende woorden 1 2 3 4 5 Beschikt over een goede woor-
woordenschat om zich, met enige omhaal van denschat voor zaken die verband
woorden, te uiten over de meeste houden met zijn of haar vakgebied
onderwerpen die betrekking heb- en de meeste algemene onderwer-
ben op het dagelijks leven, zoals pen. Kan variatie aanbrengen in
familie, hobby´s en interesses, werk, formuleringen om te veel herhaling
reizen en actualiteiten. te voorkomen, al kunnen hiaten in
de woordenschat nog wel tot aar-
zeling en omschrijving leiden.
Fonologische De uitspraak is over het algemeen 1 2 3 4 5 De uitspraak is duidelijk te ver-
beheersing voldoende helder om te worden staan ook al is soms een duidelijk
(Uitspraak) verstaan, ondanks een merkbaar buitenlands accent te horen en wor-
buitenlands accent, maar gespreks- den er incidenteel uitspraakfouten
partners zullen af en toe om herha- gemaakt.
ling moeten vragen.
Grammaticale Communiceert redelijk correct 1 2 3 4 5 Toont een betrekkelijk grote
correctheid in vertrouwde omstandigheden; beheersing van de grammatica.
vertoont over het algemeen een Maakt geen vergissingen die tot mis-
goede grammaticale beheersing, verstanden leiden.
maar met merkbare invloed vanuit
de moedertaal. Fouten komen voor,
maar het is altijd duidelijk wat hij
of zij probeert uit te drukken.
Coherentie en Kan een reeks kortere, op zichzelf 1 2 3 4 5 Kan een groot aantal verbindings-
cohesie staande eenvoudige elementen woorden doelmatig gebruiken om
verbinden tot een samenhangende de verhoudingen tussen ideeën
lineaire opeenvolging van punten. helder aan te geven.
Gesproken Kan op verstaanbare wijze door- 1 2 3 4 5 Kan spontaan communiceren en
vloeiendheid praten, ook al pauzeert hij of zij vertoont daarbij vaak opmerkelij-
regelmatig voor grammaticale ke vloeiendheid en uitdrukkings-
en lexicale planning en er is heel gemak, ook in langere complexe
duidelijk sprake van herstelacties, teksten.
vooral in langere vrij geproduceerde
stukken tekst.

Taalprofielen, maart 2004


Bron: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001

164 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 10
hoofdstuk 4  opdracht 43

Party & taal hoofdstuk 3 en 4

Herhaling vocabulaire hoofdstuk 3 en 4, inclusief werkwoorden met preposities en onregelma-


tige werkwoorden.

Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Liplezen: Liplezen:
opzichtig afkomstig

Liplezen: Liplezen:
gelijkwaardig onderdrukking

Liplezen: Liplezen:
onderhouden omspringen met

Liplezen: Liplezen:
verpesten daadwerkelijk

Liplezen: Liplezen:
overigens afdwingen

165 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Uitbeelden: Uitbeelden:
rimpel kleuter

Uitbeelden: Uitbeelden:
knijpen trots zijn op

Uitbeelden: Uitbeelden:
pittig gids

Uitbeelden: Uitbeelden:
bewegen mopperen

Uitbeelden: Uitbeelden:
wrijven krimpen

Omschrijven: Omschrijven:
braaf vloeiend

166 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Omschrijven: Omschrijven:
klussen / klusje achterhaald

Omschrijven: Omschrijven:
moeizaam opvatting

Omschrijven: Omschrijven:
zielig fatsoenlijk

Omschrijven: Omschrijven:
opvang / opvangen uitsluitend

Tekenen: Tekenen:
versieren kring

167 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Tekenen: Tekenen:
litteken schetsen

Tekenen: Tekenen:
communiceren met leiding / leidinggevende

Tekenen: Tekenen:
hoop inrichten

Tekenen: Tekenen:
verdelen / verdeling prestatie

Vraag:
Vraag:
Je vindt de film niet interessant. Je gaat
Elk beroep heeft zijn eigen vaktaal. Hoe
weg voordat de film afgelopen is. Je ver-
noem je dat? (jargon)
laat de zaal … (voortijdig)

168 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Vraag:
Vraag:
Er zijn introverte en extraverte mensen.
Er is nog geen medicijn voor die ziekte.
Extraverte mensen uiten zich meer. Ze la-
Ze weten niet hoe ze de ziekte moeten …
ten het duidelijk zien als ze bijvoorbeeld
(behandelen)
enthousiast zijn. Ze zijn … (uitbundig)

Vraag:
Vraag:
Je bent tegen die veranderingen. Je pro-
Ben je het met me eens? Zie je dat ik ge-
testeert ertegen. Wat doe je dan? (zich
lijk heb? Ben je nu … (overtuigd)
ertegen verzetten)

Vraag: Vraag:
Je moet dat echt doen. Je kunt er niet aan Het is schandalig wat zij tegen mij heeft
ontsnappen. Je kunt er niet aan … (ont- gezegd. Dat kan echt niet. Dat was heel …
komen) (grof)

Vraag:
Vraag:
Je wilt dit echt duidelijk maken, je wilt
Woon je pas in Nederland? Nee, ik woon
er accent op leggen. Je wilt het … (bena-
hier al … (geruime tijd)
drukken)

169 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Liplezen

Uitbeelden

Omschrijven

Tekenen

Vraag

170 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 11
hoofdstuk 5  opdracht 29

Spel 1: Sneltekenen

Hieronder zie je zestien lege vakjes.


Om de beurt verander je een vakje in een ander voorwerp, bijvoorbeeld een kop koffie of een
ladenkastje. Terwijl de een tekent, probeert de ander te raden wat het is.

Voorbeeld

171 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 2: Hoe zou het zijn als …

Bedenk samen hoe het leven eruit zou zien als:

■■ we niet in huizen zouden wonen, maar in koelkasten.

■■ we elkaar voorwerpen konden toesturen via een soort telefoonlijnen.

■■ er naast vrouwen en mannen nog een derde geslacht zou bestaan.

■■ de wereld zou worden overgenomen door bromvliegen.

Probeer samen zo veel mogelijk consequenties te bedenken.


Probeer met elkaar eventueel ook nog andere omstandigheden te vinden zoals die hierboven.

172 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 3: Favoriet woord

Noteer je favoriete Nederlandse woord.


Leg aan de ander uit waarom je dit woord zo bijzonder vindt.

173 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 4: Belangrijke getallen

Noteer drie getallen die voor jou belangrijk zijn. Schrijf de cijfers achter elkaar, zodat het niet
duidelijk is dat het een datum is, of een telefoonnummer, of een bankrekeningnummer of iets
dergelijks.

De ander probeert eerst te raden waarom dit belangrijk is voor jou, wat voor nummer het is. Als
het raden niet lukt, leg je het uit.

174 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 5: Allebei – geen van beiden

Vergelijk met elkaar wat je gemeenschappelijk hebt.


Zoek minimaal vijf overeenkomsten.
Formuleer de overeenkomsten in positieve zin (we hebben allebei) of in negatieve zijn (we heb-
ben geen van beiden).

Bijvoorbeeld:
We hebben allebei een partner; we werken geen van beiden fulltime.

Maak het niet te gemakkelijk voor jezelf! (bijv. We hebben allebei twee handen)
Jullie overeenkomsten en verschillen kun je bijvoorbeeld zoeken op de volgende gebieden:

■■ kleuren

■■ reizen

■■ boeken

■■ dieren

175 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 6: Waar hebben ze het over?

Je ziet hier steeds een zin uit een gesprek.


Bedenk samen waar het gesprek over gaat, wie er aan het woord zijn, en hoe ze praten (boos,
zeurderig, bang, zijn ze aan het roddelen of iets dergelijks).
Je ziet vijf zinnen en het gaat dus om vijf verschillende gesprekken.

– Idioot! Die krijgen we nooit meer terug!

– Het zit vast. Kun je me even helpen?

– Ik kan me dat niet meer veroorloven, na wat er gebeurd is.

– Dat had je eerder moeten bedenken.

– Als je vijf minuten later was gekomen, was het heel anders afgelopen.

176 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 7: Laat je sleutels zien

Pak allebei de sleutels die je bij je hebt en leg ze op tafel.


Kies een van de sleutels van de ander en raad wat voor sleutel het is. Vraag de ander om er wat
meer over te vertellen. Wissel daarna van rol.

177 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 8: Overeenkomsten en verschil

Kies uit deze lijst twee voorwerpen/personen. De ander noemt van dat paar minstens twee
overeenkomsten en twee verschillen. Daarna wissel je van rol.

Je mag zelf weten uit welke rij je kiest: allebei de woorden uit de eerste rij, of allebei uit de twee-
de rij, of een uit de eerste en een uit de tweede rij.

potlood Linda de Mol

blad Leonardo da Vinci

wc-rolletje Maxima

bloeddrukmeter Sinterklaas

mixer de burgemeester van Amsterdam

handtas Herman Koch

trein Superman

178 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Spel 9: Maak een verhaal

Trek (blind) drie kaartjes uit de stapel. Vertel een verhaal waarin de afbeeldingen voorkomen die
op deze drie kaartjes staan.

179 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Apenkooien

Naam:

Spel 1 Sneltekenen met:


Mening:

Spel 2  Hoe zou het zijn als … met:


Mening:

Spel 3  Favoriet woord met:


Mening:

Spel 4  Belangrijke getallen met:


Mening:

Spel 5  Allebei – geen van beide met:


Mening:

Spel 6  Waar hebben ze het over? met:

180 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Mening:

Spel 7  Laat je sleutels zien met:


Mening:

Spel 8  Overeenkomsten en verschil met:


Mening:

Spel 9  Maak een verhaal met:


Mening:

181 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 12
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid

Auteur:

Beoordeeld door:

Beoordeel je eigen schrijfopdracht of die van een ander. Bij alle categorieën staan drie symbo-
len. Geef aan welk symbool van toepassing is op die categorie.
– = niet voldoende
v = voldoende
+ = goed

1 Woordenschat en woordgebruik
De taal is voldoende om duidelijke beschrijvingen en meningen te geven.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

2 Grammaticale correctheid
Er is een uitgebreide beheersing van de grammatica te zien. Er zijn in ieder geval geen fou-
ten waardoor de lezer iets niet begrijpt.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

3 Spelling en interpunctie
Er is een duidelijke, begrijpelijke tekst met tekstconventies, zoals indeling in paragrafen en
de standaard lay-out. Spelling en interpunctie zijn redelijk nauwkeurig.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

4 Coherentie
Er is een aantal structuurwoorden gebruikt om te zorgen voor samenhang. Dat is redelijk
goed gelukt.
Hoe beoordeel je dit?

– v +

182 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

Kopieerblad 13
Beoordelingsformulier schrijfvaardigheid B1-B2

Spreker:

Beoordeeld door:

B1 1 2 3 4 5 B2
Woordenschat De woordenschat is toereikend 1 2 3 4 5 Voldoende taal om duidelijke
en woord­ om eventueel met behulp van beschrijvingen te geven, en me-
gebruik omschrijvingen over vertrouw- ningen te verkondigen over de
de onderwerpen, zoals familie, meeste algemene onderwerpen.
hobby’s, werk, reizen en actuele
gebeurtenissen te schrijven.
Grammaticale Redelijk correct gebruik van fre- 1 2 3 4 5 Vertoont een vrij uitgebreide be-
correctheid quente ‘routines’ en patronen die heersing van de grammatica. Er
horen bij voorspelbare situaties. zijn geen fouten die de begrijpe-
lijkheid in de weg staan.
Spelling en Lopende tekst die over het alge- 1 2 3 4 5 Duidelijke, begrijpelijke, lopende
interpunctie meen in het geheel begrijpelijk is. tekst waarbij tekstconventies,
Spelling, interpunctie en lay-out zoals indeling in paragrafen en
zijn in de meeste gevallen accu- standaard lay-out zijn toegepast.
raat genoeg om te volgen. Spelling en interpunctie zijn
redelijk accuraat, maar kunnen
invloeden van de moedertaal
bevatten.
Coherentie Een serie van kortere, eenvoudi- 1 2 3 4 5 Een beperkt aantal middelen
ge afzonderlijke elementen is ver- voor tekstcohesie is gebruikt om
bonden tot een samenhangende de uitingen van de schrijver te
lineaire reeks van punten. verbinden tot een heldere, co-
herente tekst, hoewel dat in een
lange tekst niet altijd even goed
is gelukt.

Taalprofielen, maart 2004


Bron: Common European Framework of Reference for Languages, Raad van Europa, 2001

183 van 184


Docentenhandleiding bij Nederlands op niveau

184 van 184

You might also like