You are on page 1of 33

TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

TAALCOMPLEET A2
woordenlijst
Engels English

Thema 1 Verhuizen
1.1 Nieuwe buren
al already
bevallen, beviel(en), zijn bevallen to give birth
de buren neighbours
geboren born
de hamer, de hamers hammer
de jongste youngest
lenen, leende(n), hebben geleend to borrow
ontmoeten, ontmoette(n), hebben ontmoet to meet
de oudste eldest
pas just
succes Good luck!
voor het eerst for the first time
worden, werd(en), zijn geworden to become
zwanger pregnant

1.2 Zinnen maken


de hoofdzin, hoofdzinnen * main sentence
de rest * rest, remaining
het werkwoord * verb

1.3 Dit is mijn familie.


presenteren * to present

1.4 Huiswerk maken


het huiswerk * to do homework
oefenen * to practice
tegelijk * at the same time

1.5 Hoe gaat het?


blij, blije happy
delen, deelde(n), hebben gedeeld to share
fantastisch, fantastische fantastic
gefeliciteerd congratulations
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

1
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

geluk hebben, had(den) geluk, hebben geluk gehad to be lucky


Hoe ziet … eruit? (eruitzien, zag(en) eruit, hebben How does it look?
eruitgezien)
de huur rent
licht, lichte light
de meter (m), de meters meter
modern, moderne modern
ruim, ruime spacious
to move (to another
verhuizen, verhuisde(n), zijn verhuisd house)
vierkant, vierkante square
de wijk, de wijken the neighbourhood

1.6 Er is een tuin. Er zijn drie kamers.


het enkelvoud * singular
het meervoud * plural

1.7 En, maar, want, dus, of


de hoofdzin * main sentence
het werkwoord * verb

1.8 Marktplaats
de advertentie, de advertenties advertisement
bieden, bood, boden, hebben geboden to bid
breed, brede wide
de centimeter (cm), de centimeters centimeter
hout, houten wood
het kleed, de kleden carpet
laag, lage low
opsturen, stuurde(n) op, hebben opgestuurd to send
rond, ronde round
de spiegel, de spiegels mirror
tweedehands, tweedehandse second-hand
verkopen, verkocht(en), hebben verkocht to sell
wol, wollen wool
zwaar, zware heavy

1.9 De grote kast, de kleine spiegel


het bijvoeglijk naamwoord, bijvoeglijke naamwoorden * adjective
het materiaal, de materialen * material
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

2
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
de vorm * form

1.10 Op het station


de automaat, de automaten machine
het bericht, de berichten message
duidelijk, duidelijke clear
ergens somewhere
gelijk hebben, had(den) gelijk, hebben gelijk gehad to be right
handig, handige handy
hartelijk, hartelijke warmly
Het spijt me. I am sorry.
de hulp help
het lawaai noise
normaal, normale usually
op tijd in time
technisch, technische technical
de vertraging delay

1.11 Ik begrijp, hij begrijpt, wij begrijpen


het hele werkwoord * infinitive
de ik-vorm * I-form of verb
de klinker, de klinkers * vowel
de lange klank * long sound
de medeklinker, de medeklinkers * consonant
regelmatige werkwoord, de regelmatige regular verb
het werkwoorden *

1.12 Geld op je OV-chipkaart zetten


drukken op, drukte(n) op, hebben gedrukt op to push
houden voor, hield(en) voor, hebben gehouden voor to hold in front of
de kaart, de kaarten card
de knop, de knoppen button
de manier, de manieren manner, way
minimaal, minimale minimal
opladen, laadde(n) op, hebben opgeladen to charge
de pincode, de pincodes pin (code of card)
de pinpas, de pinpassen bank card
het scherm, de schermen display
stoppen in, stopte(n) in, hebben gestopt in to insert

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

3
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

ten slotte finally


veilig, veilige safe
vervolgens subsequently

1.14 Contact met de buren


boos, boze angry
de gast, de gasten guest
het gesprek, de gesprekken conversation
hard, harde hard
last hebben van, had(den) last van, hebben last to suffer from
gehad van
de leeftijd, de leeftijden age
moe tired
overmorgen day after tomorrow
passen op, paste(n) op, hebben gepast op to keep an eye on
stil, stille quiet
de uitnodiging, de uitnodigingen invitation
de verjaardag, de verjaardagen birthday
vieren, vierde(n), hebben gevierd to celebrate
zachter (zacht, zachte) soft

1.15 Klein, kleiner – groot, groter


vergelijken * to compare
de vergelijking * comparison
onregelmatig * irregular
het verschil * difference

Thema 2 Nederland
2.1 Feesten en gewoontes
het cadeau, de cadeaus present, gift
de chocola chocolate
hetzelfde the same
hoeven niet, hoefde(n) niet, hebben niet gehoeven don't have to
de kerk, de kerken church
Kerst Christmas
de koning, de koningen king
meeste (veel) most
Pasen Easter

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

4
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
Sinterklaas (Dutch
Sinterklaas holiday)
de sneeuw snow
het verschil, de verschillen difference
vroeg, vroege early
de wereld world
de winter winter

2.2 Groot, groter, grootst


vergelijken * to compare
onregelmatig * irregular

2.3 Tips bij het lezen


het examen * exam
de folder * flyer, booklet
het kopje, de kopjes * headline
de krant * newspaper
het onderwerp * subject, issue
raden * to guess
step-by-step plan, action
het stappenplan * plan
het verhaal * story

2.4 Uit eten


de drank, de dranken drink, beverage
de friet French fries
de geit, de geiten goat
half, halve half
de ham ham
het idee, de ideeën idea
de menukaart, de menukaarten menu
de ober, de obers waiter
de pasta pasta
de rekening, de rekeningen bill
de salade, de salades salad
smaken, smaakte(n), hebben gesmaakt to taste
studeren, studeerde(n), hebben gestudeerd to study
in former times, in the
vroeger past

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

5
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

2.5 Ik heb gewerkt. – Wij hebben gewoond.


aan het eind * at the end
de ik-vorm * I-form of verb
onthouden * to remember
regelmatige werkwoord, de regelmatige regular verb
het werkwoorden *
de tegenwoordige tijd * present tense
het voltooid deelwoord * past participle
de voltooide tijd * perfect tense
de vorm * form

2.6 Het nieuws


de boer, de boeren farmer
de brand, de branden fire
de brandweer fire brigade
door because of
gebeuren, gebeurde(n), zijn gebeurd to happen
gemiddeld, gemiddelde average
gevaarlijk, gevaarlijke dangerous
gisteren yesterday
de lente spring
het nieuws news
het ongeluk, de ongelukken accident
het procent (%), de procenten per cent
het vuur fire
de ziekte, de ziektes disease

2.7 Ik bel morgen. – Morgen bel ik.


de hoofdzin, de hoofdzinnen * main sentence
het werkwoord * verb

2.8 Het weer


bewolkt, bewolkte cloudy
heet, hete hot
de herfst autumn, fall
lijken, leek, leken, hebben geleken to appear
nat, natte wet
opnieuw again
prachtig, prachtige beautiful

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

6
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
regenen, regende, heeft geregend to rain
de rest, de resten rest, remaining
schijnen, scheen, schenen, hebben geschenen to shine
de temperatuur, de temperaturen temperature
waaien, waaide, heeft gewaaid to blow (wind)
zelfs even, even though
de zomer summer
de zon sun

2.9 Pannenkoeken bakken


bakken, bakte(n), hebben gebakken to bake
beide both
doorgaan, ging(en) door, zijn doorgegaan to continue
gooien, gooide(n), hebben gegooid to throw
de jam marmalade
de kom, de kommen bowl
leggen, legde(n), hebben gelegd to lay
de lucht air
het meel flour
omdraaien, draaide(n) om, hebben/zijn omgedraaid to turn around
de pannenkoek, de pannenkoeken pancake
het recept, de recepten recipe
roeren, roerde(n), hebben geroerd to stir
vangen, ving(en), hebben gevangen to catch
zo like that

2.10 Doe de deur maar open.


de gebiedende wijs * imperative
de ik-vorm * I-form of verb
de instructie, de instructies * instruction
de vorm * form
het werkwoord * verb

2.11 Een uitnodiging


bedanken, bedankte(n), hebben bedankt to thank
beste dear
bijzonder, bijzondere extraordinary
feest geven, gaf, gaven een feest, hebben een feest to throw a party
een gegeven
het kaartje, de kaartjes postcard
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

7
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

de kus, de kussen kiss


liefs love
lief, lieve dear
ontvangen, ontving(en), hebben ontvangen te receive
de reden, de redenen reason
reserveren, reserveerde(n), hebben gereserveerd to reserve
sparen (voor), spaarde(n), hebben gespaard to save
uitnodigen, uitnodigde(n), hebben uitgenodigd to invite
verrassen, verraste(n), hebben verrast to surprise
de zaal, de zalen (big) room

2.12 Een kaartje sturen


afscheid nemen, nam(en) afscheid, hebben afscheid to say goodbye
genomen
de baan, de banen job
de begrafenis, de begrafenissen funeral
de geboorte, de geboortes birth
gecondoleerd condolences
het gewicht weight
het huwelijk, de huwelijken wedding
jarig zijn, was, waren jarig, zijn jarig geweest having your birthday
de lengte length
noemen, noemde(n), hebben genoemd to call
overlijden, overleed, overleden, zijn overleden to decease
het stadhuis, de stadhuizen city hall
sterkte good luck
verdrietig, verdrietige sad
wensen, wenste(n), hebben gewenst to wish

2.13 Zussen, zonen, kinderen


het enkelvoud * singular
de klinker * vowel
de korte klank * short vowel
de lange klank * long sound
de lettergreep, de lettergrepen * syllable
de medeklinker * consonant
het meervoud * plural
onthouden * to remember

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

8
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
2.14 Heb je een leuke vakantie gehad?
bekend, bekende known, well-known
de berg, de bergen mountain
beschermen, beschermde(n), hebben beschermd to protect
bouwen, bouwde(n), hebben gebouwd to build
breken, brak(en), zijn gebroken to break
de dijk, de dijken dike
echt really
heerlijk, heerlijke delightful
interessant, interessante interesting
knap, knappe clever
namelijk namely
de ramp, de rampen disaster
toen then
de top, de toppen top, summit

2.15 Jij hebt gegeten. – Wij zijn gegaan.


onregelmatig * irregular
onthouden * to remember
regelmatige werkwoord, de regelmatige regular verb
het werkwoorden *
de voltooide tijd * perfect tense

Thema 3 Kinderen
3.1 Familie in het buitenland
de basisschool, de basisscholen elementary school
binnenkort soon
het buitenland abroad
het contact contact
mailen, mailde(n), hebben gemaild to mail
missen, miste(n), hebben gemist to miss
niemand nobody
omdat because
proberen, probeerde(n), hebben geprobeerd to try
slim, slimme clever
de taal, de talen language
vorig, vorige previous
wennen, wende(n), zijn gewend te get used to
zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd voor to take care of
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

9
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

3.2 Omdat en als


de bijzin * subordinate clause
de hoofdzin, de hoofdzinnen * main sentence
de volgorde * sequence, order
het werkwoord * verb

3.3 Rapport bespreken


bang, bange afraid
bespreken, besprak(en), hebben besproken to discuss
de geschiedenis history
het cijfer, de cijfers mark, grade
Ik maak me zorgen over… I am worried about ...
het lokaal, de lokalen classroom
secondary school, high
de middelbare school, de middelbare scholen school
niets nothing
de periode, de periodes period
het rapport, de rapporten school report
de situatie, de situaties situation
slecht, slechte bad
het vak, de vakken school subject
volgens according to
vriendelijk, vriendelijke friendly

3.4 … om brood te kopen.


het hele werkwoord * infinitive
waarvoor * for which

3.5 Een uitnodiging van het consultatiebureau


geachte dear, honourable
de gezondheid health
groeien, groeide(n), zijn gegroeid to grow
huilen, huilde(n), hebben gehuild to cry
de lijst, de lijsten list
meten, mat(en), hebben gemeten to measure
het onderzoek, de onderzoeken research
de ontwikkeling, de ontwikkelingen development
de prik, de prikken injection
de reactie, de reacties reaction

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

10
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
van tevoren prior to
verzetten, verzette(n), hebben verzet to move something
wegen, woog, wogen, hebben gewogen to weigh

3.6 Ik maak schoon. De docent legt uit.


scheidbare werkwoord, de scheidbare werkwoorden separable verb
het *
het werkwoord * verb

3.7 Berichten voor docenten


breken, brak(en), hebben gebroken to break
geopereerd zijn/worden to have surgery
het hart, de harten heart
het hoofdstuk, de hoofdstukken chapter
lesgeven, gaf les, gaven les, hebben lesgegeven to teach
melden, meldde(n), hebben gemeld to inform
het merk, de merken brand
misselijk, misselijke nauseous
opnemen, nam(en) op, hebben opgenomen to answer (the phone)
regelen, regelde(n), hebben geregeld to arrange, to organize
terugbellen, belde(n) terug, hebben teruggebeld to call back
verliezen, verloor, verloren, hebben verloren to lose
verwachten, verwachtte(n), hebben verwacht to expect
weggaan, ging(en) weg, zijn weggegaan to go away
zodat so that

3.8 Hij zegt dat… – Hij vraagt of…


het werkwoord * verb

3.9 Een uitje organiseren


afspreken, sprak(en) af, hebben afgesproken to agree upon
bedenken, bedacht(en), hebben bedacht to think of
de groep, de groepen group
klinken, klonk(en), hebben geklonken to sound
de leerling, de leerlingen pupil, student
de mening, de meningen opinion
de oorlog, de oorlogen war
organiseren, organiseerde(n), hebben georganiseerd to organize
het plan, de plannen plan
saai, saaie boring
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

11
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

het thema, de thema's theme


het uitje, de uitjes excursion
varen, voer(en), hebben gevaren to sail
het voorstel, de voorstellen proposal

3.10 Woorden met ng en nk


de klank * sound

3.11 Nieuwsbrief
het bos, de bossen forest
de cultuur, de culturen culture
genieten, genoot, genoten, hebben genoten to enjoy
in plaats van instead of
de juf, de juffen female teacher
de meester, de meesters male teacher
het personeel staff
de reis, de reizen journey, trip
het resultaat, de resultaten result
het spelletje, de spelletjes game
veranderen, veranderde(n), zijn / hebben veranderd to change
voorbereiden, bereidde(n) voor, hebben voorbereid to prepare
voorbij over
de website, de websites website

3.12 Foto – foto's, baby – baby's


de afkorting * abbreviation
het enkelvoud * singular
de klinker, de klinkers * vowel
het meervoud * plural

3.13 Tips bij het schrijven


afmaken, maak af * to finish
controleren * to check
eindigen * to end
het examen * exam
de persoon * person
step-by-step plan, action
het stappenplan * plan
de voorletter, de voorletters * initial

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

12
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
de vorm * form
het werkwoord * verb

3.14 Het kinderdagverblijf


de aandacht attention
de activiteit, de activiteiten activity
allerlei all kinds of
het deel, de delen part
de luier, de luiers diaper
maximaal, maximale maximum
ontdekken, ontdekte(n), hebben ontdekt to discover
de overheid, de overheden government
persoonlijk, persoonlijke personal
regelmatig, regelmatige regularly
de rust rest, inactivity
speciaal, speciale special
vast, vaste fixed
de zorg care

Thema 4 Winkels
4.1 Mijn werkdag
aantrekken, trok(ken) aan, hebben aangetrokken to pull on
aanwijzen, wees aan, wezen aan, hebben to point out
aangewezen
de baas, de bazen boss
beantwoorden, beantwoordde(n), hebben to answer
beantwoord
het beroep, de beroepen profession
beschrijven, beschreef, beschreven, hebben to describe
beschreven
de klant, de klanten customer
nergens nowhere
oplossen, loste(n) op, hebben opgelost to solve
opstaan, stond(en) op, zijn opgestaan to get out of bed
uitzoeken, zocht(en) uit, hebben uitgezocht to choose from
de vergadering, de vergaderingen meeting
wakker awake
de werkdag, de werkdagen working day

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

13
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

4.2 Morgen moet ik werken. – Daarom moet ik vroeg opstaan.


de hoofdzin, de hoofdzinnen * main sentence
het werkwoord * verb

4.3 Ik zoek een boek.


direct right away
geweldig, geweldige great
de moeite effort
niks nothing
het niveau, de niveaus level
de opleiding, de opleidingen education
de schrijver, de schrijvers writer
de stem, de stemmen voice
de studie, de studies study
het systeem, de systemen system
de veiligheid safety
verkeerd, verkeerde wrong
zeker certainly
zullen, zou(den) bestellen to will

4.4 Hij, het, ze


het meervoud * plural

4.5 Tips bij het luisteren


de betekenis * meaning
het examen * exam
de ondertiteling * subtitle
het onderwerp * subject, issue
step-by-step plan, action
het stappenplan * plan

4.6 Online bestellen


het bakje, de bakjes bowl
de borstel, de borstels brush
het doekje, de doekjes cloth
de fles, de flessen bottle
knippen, knipte(n), hebben geknipt to cut
de nagel, de nagels nail
perfect, perfecte perfect
plassen, plaste(n), hebben geplast to pee
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

14
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
het product, de producten product
de schaar, de scharen scissors
scherp, scherpe sharp
stevig, stevige solid
voelen, voelde(n), hebben gevoeld to feel
voeren, voerde(n), hebben gevoerd to feed
zacht, zachte soft

4.7 Ik heb een klacht.


aanbieden, bood aan, boden aan, hebben to offer
aangeboden
anderhalf, anderhalve one and a half
anders otherwise
beloven, beloofde(n), hebben beloofd to promise
de bestelling, de bestellingen order, request
(nog) eens once, once again
het excuus, de excuses apology
gauw soon
geleden ago
de klacht, de klachten complaint
de korting, de kortingen discount
leveren, leverde(n), hebben geleverd to deliver
onmiddellijk immediately
reageren (op), reageerde(n), hebben gereageerd to react
tevreden (over) satisfied, content

4.8 Uitleg over de kassa


aanmelden, meldde(n) zich aan, hebben zich to sign in
zich aangemeld
zich afmelden, meldde(n) zich af, hebben zich afgemeld to sign out
bezig zijn, was bezig, waren bezig, zijn bezig geweest to be busy
duwen, duwde(n), hebben geduwd to push
het einde end
juist, juiste correct
de kluis, de kluizen safe, locker
de la, de la's drawer
leeg, lege empty
sluiten, sloot, sloten, hebben gesloten to close
tellen, telde(n), hebben geteld to count

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

15
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

de uitleg explanation
vallen, viel(en), zijn gevallen to fall
vanzelf by itself
vol, volle full

4.10 Tim helpt mij. – Hij koopt een boek voor mij.
mij me
jou you (informal)
u you (formal)
hem him
haar her
ons us
jullie you (plural)
hen them

4.11 Het werkoverleg


durven, durfde(n), hebben gedurfd to dare
Ik ben het er (niet) mee eens. I don't agree
klagen, klaagde(n), hebben geklaagd to complaint
het onderwerp, de onderwerpen subject, issue
de oplossing, de oplossingen solution
overdag during daytime
het overleg a meeting at work
de partner, de partners partner
raar, rare strange
de ruzie, de ruzies quarrel
het salaris, de salarissen salary
schreeuwen, schreeuwde(n), hebben geschreeuwd to yell
verdergaan, ging(en) verder, zijn verdergegaan to continue
voorstellen, stelde(n) voor, hebben voorgesteld to propose

4.12 Het ontbijt is klaar. – Olga zet het op tafel.


het meervoud * plural

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

16
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
Thema 5 Opleidingen
5.1 Scholen in Nederland
het advies, de adviezen advice
de advocaat, de advocaten lawyer
vocational education
het hbo (hoger beroepsonderwijs)
(high level)
de leraar, de leraren teacher
vocational education
het mbo (middelbaar beroepsonderwijs)
(medium level)
omgaan met, ging(en) om met, zijn omgegaan met interact

de piloot, de piloten pilot


de praktijk practice
rekenen, rekende(n), hebben gerekend math
de schilder, de schilders painter
de theorie, de theorieën theory
de timmerman, de timmermannen carpenter
de universiteit, de universiteiten university
de verpleegkundige, de verpleegkundigen nurse

5.2 Het informatiebord


het begin beginning
bestaan, bestond(en), hebben bestaan to exist
de bibliotheek, de bibliotheken library
de discussie, de discussies discussion
eigen own
het examen, de examens exam
de hal, de hallen hall
het hek, de hekken fence
mogelijk possible
oefenen, oefende(n), hebben geoefend to practice
de politiek politics
prettig, prettige pleasant
proeven, proefde(n), hebben geproefd to taste
het programma, de programma’s programme
het rooster, de roosters time-table

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

17
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

5.3 Een opleiding doen


het apparaat, de apparaten device
het bedrijf, de bedrijven company
controleren, controleerde(n), hebben gecontroleerd to check
de folder, de folders leaflet
de kans, de kansen change
maken, maakte(n), hebben gemaakt to make
sociaal, sociale social
stage lopen, liep(en) stage, hebben stage gelopen to intern, being an intern
strijken, streek, streken, hebben gestreken to iron
de techniek technics
tegelijk at the same time
de verwarming, de verwarmingen heating
verzorgen, verzorgde(n), hebben verzorgd to take care of
de wasmachine, de wasmachines washing machine
zeer very

5.4 Kapper, tuinman en schilder


het diploma, de diploma’s diploma
het gevoel, de gevoelens sense, feeling
de kapper, de kappers hairdresser
het materiaal, de materialen material
de plant, de planten plant
schilderen, schilderde(n), hebben geschilderd to paint
slagen, slaagde(n), zijn geslaagd to succeed
spannend, spannende exciting
de student, de studenten student
de toekomst future
het verhaal, de verhalen story
verliefd (op) in love
verven, verfde(n), hebben geverfd to paint
de vrijheid, de vrijheden freedom
zakken, zakte(n), zijn gezakt to fail

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

18
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
5.5 Ik leerde – wij gingen
onregelmatig * irregular
onthouden * to remember
regelmatige werkwoord, de regelmatige
het regular verb
werkwoorden *
de verleden tijd * past tense
de voltooide tijd * perfect tense
de vorm * form
het werkwoord * verb

5.6 Vroeger en nu
dood, dode dead
de fabriek, de fabrieken factory
gewoon, gewone normal
de hoek, de hoeken corner
de machine, de machines machine
het onderwijs education
de regering, de regeringen government
slaan, sloeg(en), hebben geslagen to hit
de stok, de stokken stick
de straf, de straffen punishment
streng, strenge strict

vasthouden, hield(en) vast, hebben vastgehouden to hold

verdienen, verdiende(n), hebben verdiend to earn


de wet, de wetten law

5.7 Stage lopen

aankleden, kleedde(n) aan, hebben aangekleed to dress

afgelopen zijn, was, waren afgelopen, zijn afgelopen to finish

benieuwd zijn naar, was, waren benieuwd naar, zijn


to be curious
benieuwd geweest naar
de bewoner, de bewoners resident
Dat klopt. That is correct.
de deken, de dekens blanket

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

19
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

de dienst, de diensten shift (work)


de ervaring, de ervaringen experience
het kussen, de kussens pillow
kwaad, kwade angry
langs along
lastig, lastige difficult
opruimen, ruimde(n) op, hebben opgeruimd to clean up
serieus, serieuze serious
stelen, stal(en), hebben gestolen to steal

5.8 Een toets maken


af finished
afmaken, maakte(n) af, hebben afgemaakt to finish
de bedoeling, de bedoelingen meaning
extra extra
het geluid, de geluiden sound

haast hebben, had(den) haast, hebben haast gehad to hurry

hopen, hoopte(n), hebben gehoopt to hope


lukken, lukte, lukten, zijn gelukt to succeed
nakijken, keek, keken na, hebben nagekeken to examine
omhoog up
een paar a few
de toets, de toetsen test
het totaal, de totalen total
vanmiddag this afternoon

5.9 Dat moet. Dat mag. Dat hoeft niet.


het werkwoord, de werkwoorden * verb
het hele werkwoord * infinitive

5.10 Tips bij het spreken


de klank, de klanken * sound

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

20
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
5.11 Het huiswerk
alweer again
bijten, beet, beten, hebben gebeten to bite
het centrum, de centrums centre
hard, harde hard
het huiswerk homework
de krant, de kranten newspaper
ontzettend very
op dit moment at this moment
steeds again and again
het tijdschrift, de tijdschriften magazine
toevallig, toevallige accidentally
uitrusten, rustte(n) uit, hebben/zijn uitgerust to rest
vanochtend this morning
verkouden to have a cold
zich voelen, voelde(n) zich, hebben zich gevoeld to feel

5.12 Mag ik je pen lenen? Zullen we gaan?


het werkwoord * verb
het hele werkwoord * infinitive

5.13 Het weekend


de alcohol alcohol

besluiten, besloot, besloten, hebben besloten to decide

de finale final

Ik ben het zat. (het zat zijn, was, waren het zat) I'm fed up

de kunst art
de rivier, de rivieren river
het schilderij, de schilderijen painting
sterk, sterke strong
het terras, de terrassen terrace
uitgaan, ging(en) uit, zijn uitgegaan going out
verliezen, verloor, verloren, hebben verloren to lose
vreselijk horrible
winkelen, winkelde(n), hebben gewinkeld to shop

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

21
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

winnen, won(nen), hebben gewonnen to win

5.14 Ik kook morgen. – Ik ga koken.


het hele werkwoord * infinitive
de tegenwoordige tijd * present tense
de vorm, de vormen * form
het werkwoord, de werkwoorden * verb

Thema 6 Werk zoeken


6.1 Op zoek naar werk
bewaren, bewaarde(n), hebben bewaard to store
het contract, de contracten contract
de functie, de functies job
interesse hebben (in), had(den) interesse, hebben
to be interested
interesse gehad
de kennis, de kennissen acquaintance
het nadeel, de nadelen disadvantage
de persoon, de personen person
de sollicitatiebrief, de sollicitatiebrieven application letter

solliciteren, solliciteerde(n), hebben gesolliciteerd to apply for a job

tijdelijk, tijdelijke temporary


de vacature, de vacatures vacancy
het voordeel, de voordelen advantage
de werkgever, de werkgevers employer
de werknemer, de werknemers employee

6.2 Ik begrijp – jullie gaan


onregelmatige werkwoord, de onregelmatige
het irregular verb
werkwoorden *
regelmatige werkwoord, de regelmatige
het regular verb
werkwoorden *
de tegenwoordige tijd * present tense

6.3 Meerkeuzevragen beantwoorden


de meerkeuzevraag, de meerkeuzevragen * multiple choice question

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

22
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
6.4 Vacatures
de bar, de bars bar
beschikbaar, beschikbare available
het cv, de cv's résumé
Ik vind het niet erg. I don't mind

hard werken, werkte(n) hard, hebben hard gewerkt to work hard

het kantoor, de kantoren office


de kennis knowledge
de kwaliteit quality
plus plus
het rijbewijs, de rijbewijzen driving licence
samenwerken, werkte(n) samen, hebben
to cooperate
samengewerkt
de schoonmaker, de schoonmakers cleaner
tanken, tankte(n), hebben getankt to fuel
vlug quick

6.5 Luisteren naar – zorgen voor


onthouden * to remember
het voorzetsel, de voorzetsels * preposition
het werkwoord, de werkwoorden * verb

6.6 Informatie vragen over een vacature


de afdeling, de afdelingen department
de belasting, de belastingen tax
het lid, de leden member
parttime part time
het pensioen pension
de post mail
de postbezorger, de postbezorgers postman
de rekening, de rekeningen bill
stuk broken
de vereniging, de verenigingen association
de vergoeding, de vergoedingen compensation
zelfstandig, zelfstandige independent

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

23
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

zoals such as

zorgen voor, zorgde(n) voor, hebben gezorgd voor to take care of

6.7 Ik heb opgeruimd - zij hebben samengewerkt

scheidbare werkwoord, de scheidbare werkwoorden


het separable verb
*
de tegenwoordige tijd * present tense
het voorzetsel * preposition
de voltooide tijd * perfect tense
het voltooid deelwoord * past participle
het werkwoord * verb

6.8 Formulier uitzendbureau


de band, de banden tyre
het gebouw, de gebouwen building
de klus, de klussen chore
de monteur, de monteurs mechanic
de olie oil
het onderhoud maintenance
de oppas, de oppassen baby-sitter
de rem, de remmen brake

repareren, repareerde(n), hebben gerepareerd to repair

de scooter, de scooters scooter


de start start
de taak, de taken task
het vervoer transportation
volledig, volledige entire
de vrachtwagen, de vrachtwagens lorry

6.9 Herhaling: zinnen maken (1)


de hoofdzin, de hoofdzinnen * main sentence

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

24
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
6.10 Het sollicitatiegesprek
creatief, creatieve creative
Dat geeft niet. That doesn’t matter.
eerlijk, eerlijke honest
fulltime full time
geloven, geloofde(n), hebben geloofd to believe
het hotel, de hotels hotel
de kok, de koks cook, chef
de stress stress
vers, verse fresh
volgen, volgde(n), hebben gevolgd to attend
vooral especially
wat voor what kind of
de werktijden working hours
de zaak, de zaken business

6.12 Ik heb bedoeld – hij heeft ontdekt


het hele werkwoord * infinitive
de ik-vorm * verb
regelmatige werkwoord, de regelmatige
het regular verb
werkwoorden *
de voltooide tijd * perfect tense

Thema 7 Werken
7.1 De rondleiding
aan de linkerkant to the left
aan de rechterkant to the right
afwassen, waste(n) af, hebben afgewassen to do the dishes
het bureau, de bureaus desk
de directeur, de directeuren manager
de ingang, de ingangen entrance
de koelkast, de koelkasten refrigerator
de kraan, de kranen tap
de map, de mappen folder
de plank, de planken shelf
de pot, de potten pot
storen, stoorde(n), hebben gestoord to disturb
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

25
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

het toilet, de toiletten toilet


vuil, vuile dirty

7.2 Door de gang, langs de vergaderzaal


door through
tegen against

7.3 Let op de tijd.


verdelen * to divide

7.4 Wat moet ik doen?


aan de beurt zijn, was, waren aan de beurt, zijn aan
to have your turn
de beurt geweest
binnenkomen, kwam(en) binnen, zijn
to enter
binnengekomen
de handtekening, de handtekeningen signature
in de rij staan, stond(en) in de rij, hebben in de rij
to stand in line
gestaan
laten, liet(en), hebben gelaten (nakijken) to let
netjes tidy
opletten, lette(n) op, hebben opgelet to pay attention
opzoeken, zocht(en) op, hebben opgezocht to search for
plastic plastic
printen, printte(n), hebben geprint to print
recht, rechte orderly
het respect respect
de vlek, de vlekken stain
waarvoor for what purpose

7.5 Let op! Gevaar!


blussen, bluste(n), hebben geblust to extinguish
het gevaar, de gevaren danger
glad, gladde slippery
de helm, de helmen helmet
de ladder, de ladders ladder

meemaken, maakte(n) mee, hebben meegemaakt to experience

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

26
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
parkeren, parkeerde(n), hebben geparkeerd to park
roken, rookte(n), hebben gerookt to smoke
de rook smoke
de slang, de slangen hose
de uitgang, de uitgangen exit
verboden (te) prohibited
de vloer, de vloeren floor
waarschuwen, waarschuwde(n), hebben
to warn
gewaarschuwd

7.6 Herhaling: Je moet – je mag – je kunt


het werkwoord, de werkwoorden * verb
het hele werkwoord * infinitive

7.7 Ziek melden en vrij vragen

aanvragen, vroeg(en) aan, hebben aangevraagd to request, to apply for

aanwezig, aanwezige present


afwezig, afwezige absent
bereiken, bereikte(n), hebben bereikt to contact
geheim, geheime secret
het loon, de lonen salary

nadenken (over), dacht(en) na, hebben nagedacht to think about

officieel, officiële official


overleggen, overlegde(n), hebben overlegd to discuss
schriftelijk, schriftelijke written, in writing
verplicht, verplichte mandatory
ziek melden, meldde(n) zich ziek, hebben zich
zich to call in sick
ziekgemeld

7.8 Herhaling: Zinnen maken (2)


de bijzin * subordinate clause

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

27
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

7.9 Het einde van de werkdag


dweilen, dweilde(n), hebben gedweild to mop
een heleboel a lot
openen, opende(n), hebben geopend to open
de reclame, de reclames advertisement
ruiken, rook, roken, hebben geroken to smell
de sigaret, de sigaretten cigarette
het snoep candy

stofzuigen, stofzuigde(n), hebben gestofzuigd vacuum cleaning

het stuk, de stukken piece, part


de tandenborstel, de tandenborstels tooth brush
de tandpasta, de tandpasta’s tooth paste
uitpakken, pakte(n) uit, hebben uitgepakt to unwrap
het verslag, de verslagen report
vreemd, vreemde strange
de zeep soap

7.10 Herhaling: praten over vroeger


onregelmatige werkwoord, de onregelmatige
het irregular verb
werkwoorden *
regelmatige werkwoord, de regelmatige
het regular verb
werkwoorden *

het scheidbare werkwoord, de scheidbare werkwoorden separable verb

de voltooide tijd * perfect tense

7.11 Een nieuwe collega


de balie, de balies counter
blond, blonde blond
dun, dunne skinny
het geduld patience
de gegevens data
grappig, grappige funny
herinneren, herinnerde(n) zich, hebben zich
zich to remember
herinnerd
lelijk, lelijke ugly
de liefde love

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

28
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
negatief, negatieve negative
de operatie, de operaties operation
positief, positieve positive
de spijkerbroek, de spijkerbroeken jeans
vrolijk, vrolijke cheerful

7.12 Herhaling: klein – kleine, groot – grote


bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk naamwoorden
het adjective
*

7.13 De lunchpauze
gaan over, ging(en) over, zijn gegaan over to be about
gehandicapt, gehandicapte disabled
gek, gekke crazy
gewend zijn, was, waren gewend, zijn gewend
to be used to
geweest
de gitaar, de gitaren guitar
honger hebben, had(den) honger, hebben honger
to be hungry
gehad
knoeien, knoeide(n), hebben geknoeid to mess with
het leven, de levens life
de maaltijd, de maaltijden meal
rijk, rijke rich
de smaak, de smaken taste
de ster, de sterren star
de uitkering, de uitkeringen allowance
werkloos, werkloze unemployed
zoet, zoete sweet

7.14 Soms of vaak?


af en toe sometimes
jaarlijks annual
maandelijks monthly
wekelijks weekly

7.15 Herhaling: groot, groter, grootst


vergelijken * to compare
de vergelijking, de vergelijkingen * comparison

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

29
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

Thema 8 De gemeente
8.1 De website van de gemeente
het afval garbage
binnen within
de eigenaar, de eigenaren owner
enz. (enzovoort) et cetera
de gemeente, de gemeentes municipality
los, losse loose
het paspoort, de paspoorten passport
de poep poop
scheiden, scheidde(n), zijn gescheiden to divorce
simpel, simpele simple
stinken, stonk(en), hebben gestonken to stink
de stoep, de stoepen sidewalk
de toestemming, de toestemmingen permission
de volwassene, de volwassenen adult
de woning, de woningen house

8.2 Ik voel me niet goed. – Jij meldt je ziek.


het werkwoord, de werkwoorden * verb

8.3 Op het gemeentehuis


de bank, de banken bank
de batterij, de batterijen battery
de boom, de bomen tree
de brug, de bruggen bridge
de grap, de grappen joke
de grond ground
de kopie, de kopieën copy
merken, merkte(n), hebben gemerkt to notice
om de hoek around the corner
de pasfoto, de pasfoto’s passport photo
het plein, de pleinen square
de richting, de richtingen direction
stom, stomme foolish
trots (op) proud

8.4 Herhaling: praten over de toekomst


het hele werkwoord * infinitive
de tegenwoordige tijd * present tense
het werkwoord * verb

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

30
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS
8.5 Problemen in je huis
het beestje, de beestjes little animal
eergisteren the day before yesterday
het gas gas
de keuze, de keuzes choice
langskomen, kwam(en) langs, zijn langsgekomen to visit
lekken, lekte(n), hebben gelekt to leak
het plakband adhesive tape
plotseling suddenly
de ruit, de ruiten window
de schuld, de schulden debt
de steen, de stenen stone
de storing, de storingen outage
de storm, de stormen storm
de stroom electric current
de tak, de takken branch

8.6 Herhaling: Zinnen maken (3)


de bijzin * subordinate clause
de hoofdzin * main sentence

8.7 Bij de politie


de (politie)agent, de (politie)agenten policeman
het bloed blood
de dief, de dieven thief
gewond wounded
herkennen, herkende(n), hebben herkend to recognize
niet/geen … meer no more
de paraplu, de paraplu’s umbrella
de politie police
de portemonnee, de portemonnees purse
de rits, de ritsen zipper
trekken aan, trok(ken) aan, hebben getrokken aan to pull
vechten, vocht(en), hebben gevochten to fight
zeer sore
zitten in, zat(en) in, hebben gezeten in to be located

8.8 Een leuke tas – een leuk tijdschrift


bijvoeglijk naamwoord, de bijvoeglijk naamwoorden
het adjective
*

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

31
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

8.9 Nieuws uit Eindhoven


de aarde earth
de bioscoop, de bioscopen cinema
de boete, de boetes penalty
draaien, draaide(n), hebben/zijn gedraaid to turn
de haven, de havens harbour
klimmen, klom(men), hebben/zijn geklommen to climb
de maan moon
de paal, de palen pole
redden, redde(n), hebben gered to save
schrikken, schrok(ken), zijn geschrokken to scare
de speeltuin, de speeltuinen playground
springen, sprong(en), hebben/zijn gesprongen to jump
het touw, de touwen rope
verzamelen, verzamelde(n), hebben verzameld to collect
de wind, de winden wind

8.10 Herhaling: Vragen maken


het vraagwoord * interrogative
het werkwoord * verb

8.11 Afval
het blik, de blikken can
de bodem, de bodems bottom
de brievenbus, de brievenbussen mailbox
het deksel, de deksels lid
het gordijn, de gordijnen curtain
de handdoek, de handdoeken towel
de koffer, de koffers suitcase
de matras, de matrassen mattress
de mode fashion
plakken, plakte(n), hebben geplakt to glue
de schaal, de schalen bowl
het speelgoed toy
de verf paint
vriezen, vroor, vroren, hebben gevroren to freeze
de vuilnisbak, de vuilnisbakken bin

8.12 Het inburgeringsexamen


de koptelefoon * headset
de microfoon * microphone
opnemen * to record
* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

32
TAALCOMPLEET A2 WOORDENLIJST ENGELS

* Dit woord hoef je niet te leren. You don’t have to learn words with an asterisk (*).

33

You might also like