infinitief Imperfectum/did Imperfectum/did Zijn/hebben Perfectum English
(single) (pleural) (done)
beginnen begon begonnen is begonnen Begin, start begrijpen Begreep begrepen begrepen understand binden bond bonden gebonden tie blijven bleef bleven is gebleven Stay, remain brengen bracht brachten gebracht Bring denken dacht dachten gedacht think doen deed deden gedaan Do dragen droeg droegen gedragen Carry. Wear drijven dreef dreven gedreven float drinken dronk dronken gedronken drink eten at aten gegeten Eat gaan ging gingen is gegaan Go geven gaf gaven gegeven Give hebben had hadden gehad Have helpen hielp hielpen geholpen help houden hield hielden gehouden hold