You are on page 1of 15

Auteursrechten voorbehouden

Copyright 2002, Grorringer Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen


Druk- en bindwerk: Facilitair Bedrij f RuG
Omslag: Hunbed D3 1 bij Emmen (aquare1 van Jan Wiegers, 1918).
Omslagontwerp: J.M. Smit

Delen van deze uitgave mogen in andere publicaties worden overgenomen


mits zij van een duidelijke bronvermelding zijn voorzien
Inlichtingen: Grorringer Instituut voor Archeologie, Poststraat 6, 9 7 1 2 ER Groningen

ISBN 90-367- 1732-9


P ALEO-AKTUEEL

13

redactie

Mette Bieona
Jmjen M. Bos
Dick Stapert

Greninger Instituut voor Archeologie

Groningen, 2002
In deze aflevering: Egypte, Italie, Mali, Nederland.

4
In deze aflevering uit Noord-Nederland: l . Dronrijp; 2. Jelsum; 3. Leeuwarden; 4. Winsum (Fr.); 5 .
Hemelum; 6. Vierhuizen; 7. Wittewierum; 8 . Groningen; 9. Glimmen; 1 0 . Zeijen; 1 1 . Eeserveld; 1 2 .
Havelte; 1 3 . Emmen.

!
l

l
_".·-·-·'-·-·-·
o 20km

5
INHOUD

VOORWOORD

H.T. WATERBOLK 9
Van Giffen en De Ploeg 19 1 8- 1 922

D. STAPERT & L. JOHANSEN 15


Een halve vuistbij l van Hemelum in Gaasterland (Fr.)

D. STAPERT 19
Een gelsoleerde Levallois-afslag van het Eeserveld (Ov.)

V. ROTS, D. STAPERT & L. JOHANSEN 24


De Cheddar- en Creswell-spitsen van Zeijen (Dr.): 'projectielen' of messen?

J.N. LANTING, M.J.L.Th. NIEKUS & D. STAPERT 30


Dateringen aan gecremeerd bot uit het Paleolithicum en vroeg-Mesolithicum:
een overzicht van de stand van zaken

M.J.L.Th. NIEKUS & H.R. REINDERS 37


Vuursteenvindplaatsen; sporen van j ager-verzamelaars en vroege Iandbouwers in het
Noord-Nederlandse landschap

M.J.L.Th. NlliKUS 41
Een mogelijke primaire vuursteenbewerkingsplaats uit Emmen (Dr.)

F.T.S. BRODNEN & M.J.L.Th. NIEKUS 49


Een 'exotische' vuurstenen bijl uit Glimrnen (Gr.)

M.P. VAN LEDSEN & H. FEJKEN 53


Kapen op de kust. Aanvullend en voorbereidend veldwerk in de Pontijnse regio,
juli/augustus 2001

O.H. HARSEMA 59
De valkuilen van de verbeelding

P.A.J. ATTEMA, A.J. NIJBOER & M. ROOKE 65


'Piccarreta 1 3 ' , een late bronstijdnederzetting op de kust van Zuid-Latium (ltalie)

H.A. GROENENDUK & P. VOS 70


Vroege ijzertijdbewoning langs de Hunze bij Vierhuizen, gem. De Marne (Gr.)

S.C. ELEVELT 74
De dolia van Francavilla Marittima, Zuid-Italie

6
T.B. VOLKERS 78
De terra sigillata uit de terp Bruggeburen bij Winsum (Fr.)

G.J. DE ROLLER 84
Een inheems-Romeins houten kamdeksel uit de Bullepolder, gerneente Leeuwarden (Fr.)

J. HIELKEMA 87
Een Romeinse spiegel uit een nieuw ontdekte terp in Dronrijp (Fr.)

M.C. GALESTIN 90
Romeinse lunu/ae of kleppermannetjes?

F. VREDE 94
Archeobotanisch onderzoek in 'De Hunze', gerneente Groningen (Gr.)

L. SIKKING & R.J.T. CAPPERS 1 00


Eten in de woestijn: voedsel voor mens en dier op doortocht in de Westelijke
woestijn van Egypte

P .J. BAAK 1 07
Leembouwarchitectuur in de hinnendelta van de Niger, Mali

T. LOOIJENGA 1 13
Twee recente runenvandsten uit Nederland - met wellicht een Frankische connectie

A. BAKKER 1 17
Een middeleeuwse schoen uit Bruggeburen, Winsum (Fr.)

M.J.M. DE WIT 1 21
Archeologisch onderzoek in de kerk van Wittewierum, gerneente Ten Boer (Gr.)

7
VOORWOORD

Paleo-aktueel 13 wijkt, het zal U misschien opvallen, enigszins af van vele eerdere nummers. Daarin
was immers altijd volop ruimte voor veldwerkverslagen uit het (Noord-)Nederlandse boerenland. Dit
jaar valt daar alleen, met enige goede wil, het onderzoek in de kerk van Wittewierum toe te rekenen. De
reden ligt niet in bezuinigingen of accentverschuivingen: 200 1 was hetjaar van de mond- en klauwzeer­
crisis, die ook voor het archeologische veldwerk zijn consequenties had.
Veel berichten dus over nieuwe zaken waar bij de uitwerking op gestoten werd, en veel berichten,
wel degelijk over veldwerk, uit niet-getroffen gebieden. Het GIA en zijn edlaters hebben immers een
lange traditie in buitenlands onderzoek. Veel andere landen werden terloops genoemd, maar in de eerste
dertien afleveringen van Paleo-aktueel trof U zo, vaak meerdere malen, Albanie, Belgie, Duitsland,
Egypte, Griekenland, Groenland, lerland, Indonesie, Irak, Israel, Italie, Libanon, Mali, Noorwegen (met
Spitsbergen), Portugal, Rusland, Spanje, Tunesie en Turkije.
Noord-Nederlands veldwerk zal in Paleo-aktuee/ 1 4 weer beter vertegenwoordigd zijn: wij verwach­
ten onder andere bijdragen over Borger in Drenthe, en Jardinga, Joure en Dokkum in Friesland. Met de
bijdrage over de opgravingen in Dokkum schaart ook het Archeologisch Dienstencentrum te Bunscho­
ten zich onder diegenen die van mening zijn dat Paleo-aktueel niet alleen een impressie geeft van een
deel van de activiteiten van het GIA, maar dat het ook een belangrij ke ro! speelt ais medium voor de
Noord-Nederlandse archeologie in het algemeen.
In dit voorwoord speelde Noord-Nederland een grote ro!; dat wordt deels gecompenseerd door de
inhoud van deze aflevering. Zo is h et verheugend een verslag te zien van een reislustige student.
De redactie hoopt dat in Paleo-aktueel 14 alle windstreken weer v ol op vertegenwoordigd zullen zijn.

De redactie

8
DATERINGEN AAN GECREMEERD BOT UIT HET
PALEOLITHICUM EN VROEG-MESOLITHICUM: EEN OVERZICHT
VAN DE STAND VAN ZAKEN

Jan Lanting, Marcel Nielrus en Dick Stapert

De mogelijkheid om dateringen te verrichten aan tie van l , 7). In figuur 2 zijn de afwijkingen in een
gecremeerd bot (Aerts-Bijma et al., 1999; Lanting histogram weergegeven; de verdeling is redelijk
& Brindley, 1 998) verruimt in principe het toe­ normaal, zij het licht positief scheef. Opmerkens­
passingsbereik van de 14C-methode. Dat geldt waard is dat de dateringen voor gecremeerd bot
met name voor het latere Paleolithicum. Er be­ roerendeels lager nitvallen dan die voor houtskool
staan bijvoorbeeld vindplaatsen met gecremeerd van dezelfde sites (negatieve afwijkingen: 46 ge­
bot maar zonder houtskool of onverbrand bot. Bo­ vallen; in de overige 28 gevallen zijn de afwijkin­
vendien zijn dateringen van houtskool uit zandige gen positief). Dit patroon is statistisch significant
contexten vaak onbetrouwbaar als gevolg van een (volgens de chi-kwadraat test: 0,02 <p (tweezij­
onzekere archeologische associatie (zoals o.m. dig) <O,OS). Gemiddeld zijn dateringen van ge­
bleek bij de Federmesser-vindplaatsen Rekem en cremeerd bot 0,80% jonger dan die van houts­
Meer in Belgie). Voordat toepassing op grote kool; bij een onderdom van 3000 BP !evert dat
schaal kan plaatsvinden is het echter van groot be­ een verschil op van rond 24 jaar. Overigens is een
lang om de betrouwbaarheid van de nieuwe bena­ dergelijk verschil geheel volgens de verwachting
dering zo goed mogelijk te testen. In de afgelopen omdat hout een zekere eigen ouderdom had op het
jaren is om die reden een flink aantal 'duo-date­ tijdstip van verbranding. Voor het latere Holo­
ringen' verricht: dateringen op basis van gecre­ ceen werkt de methode dus uitstekend, en in feite
meerd bot en van houtskool of onverbrand bot kun je zelfs zeggen dat de nitkomsten van de
van dezelfde vindplaatsen. Voor iedere vindplaats nieuwe methode door de bank genomen wat
werd vervolgens de afwijking berekend van de nauwkeuriger zijn dan die op basis van houtskool.
datering aan gecremeerd bot ten opzichte van de Maar hoe pakt het uit voor paleolithische vind­
controledatering (als er meerdere vergelijkbare plaatsen?
dateringen per soort zijn voor dezelfde vindplaats
is het gemiddelde daarvan genomen bij de bereke­ 'Duo-dateringen ' uit laat-Paleolithicum en
ning). Mesolithicum
De verwachting is uiteraard dat duo-daterin­
gen vergelijkbare uitkumsten opleveren. Voor Het testprogramma omvatte slechts een mesoli­
vindplaatsen jonger dan 5000 BP komt deze ver­ thische site (Oirschot V-21). Datering aan gecre­
wachting wonderbaarlijk goed uit: afwijkingen meerd bot: 8320±40 BP (GrA-1 3390); houtskool:
die zo groot zijn dat ze redelijkerwijze niet door 7790± 130 BP (GrN- 14506). De datering aan ge­
toevalsprocessen zijn te verklaren werden tot nu cremeerd bot valt 6,8% hoger uit dan die van
toe niet aangetroffen. In figuur l zijn 74 duo-date­ houtskool; dit verschil is flink maar vrijwel zeker
ringen uit deze periode weergegeven (behalve een te verklaren met de onvolledige voorbehandeling
gaat het daarbij steeds om gecremeerd bot versus van het houtskoolmonster (alleen zuur, i.p.v.
houtskool). Slechts 7 ervan liggen meer dan S% zuur-loog-zuur).
uit elkaar, de rest (90,S%) laat afwijkingen zien Voor zes laatpaleolithische vindplaatsen zijn
kleiner dan S% (de range is 0,3-8,4%; de gemid­ nu duo-dateringen beschikbaar; in een geval (An­
deide afwijking is 2,6%, met een standaarddevia- demach) gaat het daarbij om een serie van vijf

30
duo-dateringen. Hoewel voor een deel van de voor een Federmesser-vindplaats;
laatpaleolithische vindplaatsen de resultaten over­ 2. Kettig, BRD. Datering aan gecremeerd bot
tuigend zijn, is er in een aantal gevallen sprake (monster A, uit vakken 44/39 en 45/40): 1 1 .21O±
van bizarre uitkomsten. We hebben voorlopig 60 (GrA- 14762). Gemiddelde datering aan gecre­
geen idee waarom het in sommige gevallen goed meerd bot (monster B, uit haard in vak 47/42):
gaat en in andere niet. Voor drie vindplaatsen van 1 1 .752±35 BP (GrA- 1 3389: 1 1 . 7 1 0±50, GrA-
de Federmesser-traditie werden redelijke resulta­ 1 2396: 1 1 .960±90 en GrA- 1 4 1 7 1 : 1 1 .720±60).
ten verkregen (d.w.z. met afwijkingen kleiner dan Ter vergelijking is er een datering van onverbrand
5%). De dateringen van een vierde, Bad Breisig, bot: 1 1 . 3 1 4±50 (Hd-181 23). Afwijking van mon­
vallen echter flink jonger uit dan verwacht. ster A: -0,9%; afwijking van monster B: 3,9%.
l . Reichwalde, BRD. Het gemiddelde van Het flinke verschil tussen de dateringen van mon­
twee dateringen aan gecremeerd bot is 1 2.31 5±35 sters A en B zou kunnen wijzen op meerdere oc­
BP (GrA-1 5437: 1 2.350±50; GrA- 1 5436: 1 2.280± cupaties te Kettig;
50). Het gemiddelde van twee dateringen van 3. Doetinchem, Nederland (zie Johansen et al.,
houtskool is 1 1 .904±32 BP (KIA-8530: 1 1 .922± 2000). Datering van gecremeerd bot: l 0.905±35
48; KIA-9663: 1 1 .890±43). Afwijking: 3 ,5%. De BP (gemiddelde van GrA- 1 3387: l 0.880±50 en
dateringen aan gecremeerd bot zijn zeer vroeg GrA- 1 3 388: 1 0.930±50). Datering van houtskool:

5 000


Q)
Q) 4000
.D
'i:l
.....
Q)
Q)
s
Q) 3 000
.....
u
Q)
el)


> 2000

Q)
el)
·=
.....
Q)
.....
� 1 000
'i:l

o
o 1 000 2000 3000 4000 5 000

andere dateringen

Fig. J. Spreidingsdiagram van 74 'duo-dateringen ' aan gecremeerd bat versus andere dateringen (op een na van
houtskool) voor vindplaatsenjonger dan 5000 BP. De verwachting dat beide benaderingen dezelfde datering opleve­
ren is weergegeven door een diagonaal; de lijnen erboven en eronder geven afivijkingen van 5% aan. Slechts 7
duo-dateringen vertonen afivijkingen groter dan 5%; de maximale afivijking bedraagt 8,4% (fig. D. Stapert).

31
- neg., 46 � pos., 28

25

20

15
-;;;
;:
=
Fig. 2 . Staafdiagram van de afivij­
=
kingen van dateringen van gecre­
JO
meerd bat ten opzichte van andere
dateringen (meest houtskool), voor
5 74 vindplaatsen jonger dan 5000
BP. Er zijn meer negatieve afivij­
kingen (datering voor gecremeerd
o
O- J 1 -2 2 -3 3-4 4 -5 5-6 6-7 7-8 8-9 9-10 bat lager dan contra/e-datering)
Afwijkingen in klassen van l % dan positieve (fig. D. Stapert).

10.870±50 (GrA-13686). Afwijking: 0,3%; een 1 5831). Datering van houtskool 1 2.680±230
uitstekend resultaat; (Lod- 1 1 1). Afwijking -35,4%. Deze afwijking
4. Bad Breisig, BRD; deze nieuwe vindplaats kan niet door toevalsprocessen worden verklaard.
dateert van na de Laacher-See uitbarsting (Baales Ofwel de methode om gecremeerd bot te dateren
et al., 2001). Datering van gecremeerd bot: werkt hier niet goed, of de verbrande botjes stam­
10.220±60 BP (GrA-1 7716). Datering van loof­ men uit een latere occupatie van de vindplaats. In
houthoutskool: l 0.480±80 (GrA-1 7642), en van dat verband is bet interessant dat zowel van 01-
dennenhoutskool: l 0.840±60 (GrA-1 7493). Af­ brachcice 8 als van Siedlnica 17a (waar de nieuwe
wijking ten opzichte van Joofhout: -2,5%; ten op­ methode ook een veel te jonge datering oplever­
zichte van den: -5,7%. Twee van deze dateringen de: zie hieronder) mesolithische vuursteenartefac­
lijken te jong voor een Federmesser-vindplaats, ten bekend zijn, waaronder driehoeken en een tra­
en dat geldt met name voor de datering aan gecre­ pezium (J. Burdukiewicz, brief aan Stapert d.d. 26
meerd bot. Baales c.s. wensen de oudste houts­ oktober 2000);
kooldatering (Pinus) als betrouwbaar te zien, en 6. Andemach, Federmesser-Groep, BRD. De
suggereren dat de jongere houtskool (loofhout) door Martin Street geleverde vijf series monsters
ingespoeld materiaal zou kunnen zijn. Maar je werden verwacht betrekking te hebben op de Fe­
zou net zo goed kunnen aannemen dat de Pinus­ dermesser-nederzetting. Te Andemach is echter
houtskool verspoeld materiaal is; tenslotte liggen ook een ouder Magdalenien-niveau aanwezig,
de dateringen aan bet loofhout en aan bet gecre­ meestal maar niet altijd duidelijk te onderschei­
meerde bot niet ver uiteen. Deze optie zou echter den van bet Federmesser-niveau erboven. Alle
wel resulteren in een extreem late datering voor vergelijkingsdateringen werden in dit geval ge­
een Federmesser-site. maakt op basis van onverbrand bot;
6-A(18/85-86). Datering van gecremeerd bot
Emstiger problemen doen zich voor bij de vol­ 1 0.970±60 BP (GrA- 16521 ). Datering onver­
gende twee vindplaatsen. brand bot 1 3. 150±55 (gemiddelde van twee date­
5. Olbrachcice 8, Hamburg-traditie, Polen. Da­ ringen, GrA-16985: 1 3.1 10±80 en GrA- 16986:
tering van gecremeerd bot 8. 190±60 BP (GrA- 13. 180±70). Afwijking: - 16,6%. De vroege date-

32
ringen op basis van onverbrand bot lijken betrek­ 7. Gorham's Cave, Gibraltar. De datering
king te hebben op de MagdaU:nien-bewoning ter werd verwacht vroeg-jongpaleolithische bewo­
plaatse (eigenaardig is dan wel dat de gedateerde ning te dateren (30-25.000 BP), maar vie! veel
hotten waarschijnlijk afkomstig zij n van Cervus jonger uit: 1 9.920±100 BP (GrA-177 14). Als de
elaphus (edelhert): Martin Street, brief aan Sta­ datering betrouwbaar is dan zou deze wijzen op
pert d.d. I l aug. 2000); Solutreen-bewoning. Er zijn Solutreen-artefacten
6-B(2 1/86). Datering van gecremeerd bot gevonden in Gorham's Cave (brief van R.N.E.
9490±45 BP (GrA-166 13). Datering van onver­ Barton aan Stapert d.d. 15 mei 200 1), zodat deze
brand bot 1 2.005±50 (gemiddelde van GrA- mogelijkheid niet kan worden uitgesloten;
16987: 12.050±70 en GrA- 1 6989: 11.960±70). 8. Mirkowice, Hamburg-traditie, Polen. Deze
Afwijking: -2 1 ,0%; nieuwe Hamburg-vindplaats (zie Kabacinski et
6-C(25/85-86). Datering van gecremeerd bot al., 1999) leverde een datering aan gecremeerde
7360±40 BP (GrA-166 16). Datering van onver­ botjes volgens de verwachting: 12.290±70 BP
brand bot 1 1.930±50 (gemiddelde van GrA- (GrA-177 15). Enkele andere verbrande botjes
16990: 1 1 .820±70 en GrA-16991: 12.040±70). konden worden gedetermineerd: Equus sp.
Afwijking: -38,3%; (paard), Lepus sp. (haas), Esox lucius (snoek) en
6-D(26-27/19-20). Datering van gecremeerd een karperachtige. Twee dateringen van houts­
bot 7550±40 BP (GrA-1 66 18). Datering onver­ kool uit de omgeving van de haard zijn echter
brand bot 1 1.590±80 (GrA- 16993). Afwijking: veel jonger: 6900±200 BP (Gd-9885) en 681O±
-34,9%; 430 BP (Gd-9875); (brief van J. Kabacinski aan
6-E(29/ 17). Datering van gecremeerd bot Niekus d.d. 03.03.2002) het gemiddelde is
5775±40 BP (GrA- 1662 1). Datering onverbrand 6884± 181 . Deze uitkomsten lijken overigens te
bot 11. 160±70 (GrA-16994). Afwijking: -48,3%. oud voor het Midden-Neolithicum dat boven het
Hamburg-niveau voorkomt. Het is duidelijk dat
De afwijkingen tussen de paren dateringen van de houtskooldateringen niet betrekking hebben
Andemach zijn fors, en voorlopig hebben we op de Hamburg-vondsten, en we beschouwen
geen plausibele theorie ter verklaring van deze deze daarom niet als een 'controledatering';
discrepanties. Opmerkenswaard is wel dat de af­ 9. Siedlnica 17a, Hamburg-traditie, Polen. Net
wijkingen systematisch kleiner zijn naarmate de als in het geval van Olbrachcice 8 valt de datering
dateringen van onverbrand bo t hoger zijn. Om dit van gecremeerd bot veel te jon g ui t: 8450±60 BP
te illustreren is in figuur 3 een regressielijn weer­ (GrA-15832). Ook van deze vindplaats zijn arte­
gegeven. Er bestaat een overtuigende positieve facten uit het Mesolithicum bekend;
correlatie tussen de resultaten van beide soorten 10. Niederbieber VI(9/38, b), Federmesser,
datering (Spearmans correlatiecoefficient 0,9!),
= BRD. Datering van gecremeerd bot: 1 1.290±40
maar het is een andersoortig verband dan we wen­ BP (GrA-16622). Een controledatering van on­
sen te zien. Voor dit curieuze verschijnsel hebben verbrand bot van dezelfde plek mislukte: geen
we voorlopig geen verklaring. collageen. Twee dateringen van een ander mon­
ster onverbrand bot (monster C, 50/28, b, 3) val­
Dateringen zonder controlemogelijkheid len zonder meer te jong uit: 10.420± 1 1O (GrA-
1 8672) en l 0.390±80 (GrA-18881 ); het koolstof­
Behalve de duo-dateringen die we hierboven be­ gehalte wijst op een slechte kwaliteit van het col­
spraken is er nog een serie andere dateringen van lageen. Ook de eerder gerealiseerde dateringen
paleolithische en mesolithische vindplaatsen ge­ aan onverbrande hotten van Niederbieber lieten
realiseerd op basis van gecremeerd bot, maar zon­ gmtendeels veel te jonge uitkomsten zien; slechts
der dat (betrouwbare) vergelijkingsdateringen be­ twee daarvan vallen in de Allerød en zijn daarom
schikbaar zij n. Opnieuw is het beeld ambivalent: mogelijk betrouwbaar: l l . l lO± l lO (OxA-2066,
vaak zijn deze dateringen volgens de verwach­ A lces alces (eland), Niederbieber Il) en
ting, maar in een aantal gevallen niet. 1 1 . 130±130 (OxA-1 135, Equus sp. , Niederbieber

33
15

14

l
•§'l;�
13
l
1 l
..Q,'('<a2 l
12 l
= Q,., l
� l
� ,.....,
�Q,�
.D "' •
-o 11 �q; 3 l
-o = l
..... "' 4 l
� "' l
� ;:l 10 �. l
s o
� ...= <;J /
t-<
.....
9 � l
<.)
� l
� l
.__"

bl) Oirschot 4, l o
8 ... l
'b Olbrachcice

l

7 "t' l
l
l
l
6
l.
l
5
5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
(Thousands)
houtskool of onverbrand been
Fig. 3. Spreidingsdiagram van de dateringen aan gecremeerd bat versus andere dateringen (houtskool afonverbrand
bat) voor een serie laatpaleolithische vindplaatsen. Vier 'duo-dateringen ' van Federmesser-sites leverden redelijke
resultaten, van oud naar jong: l . Reichwalde (BRD); 2. Kettig (BRD); 3. Doetinchem (NL); 4. Bad Breisig (BRD).
Van Kettig werden twee monsters gecremeerd bat gedateerd; voor Bad Breisig zijn twee 'contra/e-dateringen ' be­
schikbaar. Vijf duo-dateringen voor de Federmesser-sile Andernach (BRD) /alen een sterk afwijkend beeld zien
(gecremeerd bat versus onverbrand bat). Voor deze vijfis de regressielijn getekend; hel blijkt dat de afwijkingen van
de verwachting systematisch geringer zijn naarmate het monster ouder is. Ook het resultaat voor de Hamburg-vind­
plaats 0/brachcice 8 (Polen) is sterk afwijkend van de verwachting. Een duo-datering voor de mesolithische vind­
plaats Oirschot (NL), tens/otte, is rede/i)k te noemen (fig. D. Stapert).

III). De afwijkingen van de datering aan gecre­ duceerde een vergelijkbare datering: 11 .5 1 0±60
meerd bot t.o.v. deze twee dateringen zijn relatief BP (GrA-20207);
gering: resp. l ,6 en l ,4%. Daarbij moet echter be­ 1 3. Weelde-Eindegoorheide, meerdere con­
dacht worden dat deze dateringen beide op andere centraties uit de Federmesser-Groep, Belgie.
concentraties betrekking hebben, en dat ze een se­ Hoewel twee van de vijf monsters (nl. van WEH
lectie vormen: er zijn andere dateringen die niet 19) verwacht werden uit het Mesolithicum te da­
kunnen kloppen. Er is dus geen sprake van rede­ teren lijken ze op basis van de resultaten alle uit
lijke testeandities in het geval van Niederbieber; Federmesser-context te stammen. WEH 16, GrA-
11. Buinen-Hoomseveld, Federm ess er-Groep, 17108: 1 1.900±70 BP; WEH 16, GrA-1 7280:
Nederland. Deze door Musch ( 1974) gepubliceer­ 1 1 .690±45; WEH 18, GrA- 17104: 10.820±60;
de vindplaats leverde een overtuigend lijkende WEH 19, GrA- 1728 1: 1 1. 100±45; WEH 19, GrA-
datering: 1 1. 500±70 BP (GrA-17783); 1 729 1: 1 1.600±45.
12. Westelbeers, Federmesser-Groep, Neder­ In Noord-Brabant werden drie concentraties
land. Een door Deeben aangeleverd monster pro- van Geldrop gedateerd, en een in 1993 ontdekte

34
vindplaats te Eersel-Panberg (Deeben et al., te daleren, hoewel die mogelijkheid zeker bestaat;
2000): j e kunt die afwijkingen desgewenst echter ook op
14. Geldrop l , Ahrensburg-traditie. Datering andere wijze verklaren. Het zijn met name de veel
van gecremeerd bot 10.500±70 BP (GrA- 15 1 77). te jonge dateringen van Andemach die te denken
Deze datering is volgens de verwachting. Een geven: zijn er omstandigheden waarin de nieuwe
vroegere datering op basis van houtskool (GrN- techniek niet goed werkt? Zijn er bodemkundi­
1059: 10.960±85) dateert vermoedelijk niet de ne­ ge/chemische processen die tot emslige contami­
derzetting maar de Laag van Usselo; natie kunnen hebben geleid? We hebben voorlo­
15. Geldrop 3 - 1, Ahrensburg-traditie. Date­ pig geen duidelijke antwoorden. Hel is van evi­
ring van gecremeerd bot 1 0. 190±60 BP (GrA- dent belang om erachter te komen wat de oorza­
1 5 18 1 ); een plausibel resultaat; ken van de kennelijke onbetrouwbaarheid zijn.
16. Geldrop 3-2 Oost, Epi-Ahrensburgien. Er Om die reden zal het testprogramma voor wat be­
zij n twee dateringen van gecremeerd bot, waar­ treft het Paleolithicum uitgebreid moeten worden.
van de eerste naar alle waarschijnlijkheid de Zeer verheugend is echter de constatering dat toe­
vondstconcentratie dateert: 9770±60 BP (GrA- passing op vindplaatsen uit het Holoceen pro­
15 1 82). De tweede datering lijkt te wijzen op late­ bleemloos lijkt te zijn.
re activiteit ter plaatse: 8800±60 (GrA- 15 183). Er
was al een datering van een mesolithisch haardje: Summary
8055± 75 BP (GrN-6841 );
1 7. Eersel-Panberg, Epi-Ahrensburgien. Date­ Application of a new technique for radiocarbon
ring van gecremeerd bot 981 O± 70 BP (GrA- dating, using calcined bone (Lanting & Brindley,
1 5 1 7 5). Enkele verbrande botjes van deze vind­ 1998), appears to be without problems as far as
plaats konden worden gedetermineerd: een gans Holocene siles are concerned (figs l and 2). In
(Anser Jahafis of A. albifrons) en een ree (Capre­ this paper same results of this technique applied
olus capreolus). to Palaeolithic and Mesolithic siles are
presented. The outcome is ambiguous: the ma­
De dateringen van Geldrop 3-2 en met name Eer­ jority of the produced dates seem at least plaus­
sel-Panberg bevestigen de bestaande indruk dat ible, but in a number of cases strong/y deviating
een overgangsfase tussen de Ahrensburg-traditie dates resulted. This applies especial/y to jive
en het vroeg-Mesolithicum, het 'Epi-Ahrensbur­ paired dales (calcined bone versus unburnt bone)
gien', te dateren valt in de eerste helft van het Pre­ from the Federmesser sile at Andernach in Ger­
boreaal. Het belangrijkste verschil met het voor­ many; the dates produced on the basis ofcalcined
gaande 'klassieke' Ahrensburgien is dat in deze bone are systematical/y much too young (see fig.
fase steelspitsen niet of nauwelijks meer gebruikt 3). We have no explanation for this phenomenon,
werden; de vuursteentechnologie is echter nog and we therefore intend to extend the testing pro­
' laatpaleolithisch' : gericht op de productie van rela­ gramme for Palaeolithic siles in the coming
tieflange klingen (zie Johansen & Stapert, 2000). years.

Discussie Literatuur

Aerts-Bijma, A., J.N. Lanting & J. van der Plicht, 1999.


In IegenstelJing tot de situatie voor Neolithicum
Een verrassende wending: gecremeerd been blijkt
wel dateerbaar! Paleo-aktuee/ 1 0, pp. 64-67.
en bronstijd leverde het testprogramma voor het
Paleolithicum een gemengd resultaat: naast goede Baales, M., S. Grimm & O. Joris, 200 1 . Hunters of the
of tenminste plausibele dateringen is er een serie 'Golden Mile'. The late Allerød Federmessergrup­
sterk afwijkende uitkomsten. De afwijkende re­ pen sile at Bad Breisig, Central Rhineland, Ger­
sultaten voor Bad Breisig, Olbrachcice, Siedlnica many. Notae Praehistoricae 2 1 , pp. 67-72.
en Gorham' s Cave wijzen niet noodzakelijkerwijs Deeben, J., P. Dijkstra & P. van Gisbergen, 2000. Some
op een falen van de methode om gecremeerd bot new 14C dales from sites of the Ahrensburg culture

35
in the Southem Netherlands. Notae Praehistoricae
20, pp. 95-1 09.
Johansen, L., J.N. Lanting, R.C.G.M. Lauwerier,
M.J.L.Th. Niekus, D. Siapert & I.-L.M. Stuijts,
2000. Een Federmesser vindplaats bij Doetinchem
-

(Gid.): natuurwetenschappelijk onderzoek. Paleo­


aktueel l l , pp. 9-14.
Johansen, L. & D. Stapert, 2000. Two 'Epi-Ahrensbur­
gian' sites in the northem Netherlands: Oudehaske
(Friesland) and Gramsbergen (Overij ssel). Palaeo­
historia 39/40, pp. 1 -87.
Kabacinski, J., B. Bratlund, L. Kubiak, D. Makowiecki,
R. Schild & K. Tobolski, 1 999. The Hamburgian
settlement at Mirkowice: recent results and research
perspectives. Folio Quaternaria 70, pp. 2 1 1 -238.
Lanting, J.N. & A.L. Brindley, 1 998. Dating cremated
bone: the dawn of a new era. The Journal af Irish
Archaeology 9, pp. 1 -7.
Musch, J.E., 1 974. Reconstructie van een jong-paleoli­
thische wooneenheid in het Hoomseveld te Buinen,
gem. Borger. Nieuwe Drentse Volksalmanak 9 1 , pp.
139- 1 60.

36

You might also like