You are on page 1of 13

Met rituelen omsloten

Opgraving van een inheems Romeinse nederzetting


langs de Woudselaan in de Harnaschpolder,
gemeente Midden-Delfland

Jean Paul Bakx (red.)

Delftse Archeologische Rapporten


Mens en landschap in de Delftse regio
Deel VII

107
Met rituelen omsloten

Opgraving van een inheems-Romeinse nederzetting


langs de Woudselaan in de Harnaschpolder,
gemeente Midden-Delfland

Delftse Archeologische Rapporten 107


Colofon
ISBN 978-90-8890-231-4
© 2013 Erfgoed Delft en Omstreken
Delftse Archeologische Rapporten wordt uitgegeven door Archeologie Delft in
samenwerking met Sidestone Press, Leiden.
www.sidestone.nl

Met rituelen omsloten. Opgraving van een inheemse-Romeinse nederzetting


langs de Woudselaan in de Harnschpolder, gemeente Midden-Delfland.
DAR 107 - J. P. L. Bakx (red.)

Administratieve gegevens
Opdrachtgever: Bedrijvenschap Harnaschpolder
Contactpersoon: Dhr. A. Hoppenbrouwers
Anna van Raesfeltstraat 37
2636 HX Schipluiden
Bevoegd gezag: Gemeente Midden-Delfland
Beheer documentatie: Provincie Zuid-Holland
Uitvoering: Hollandia Archeologie B.V., i.s.m. Archeologie Delft
Contactpersoon: Drs. P. Floore
Tuinstraat 27A
1544 RS Zaandijk
Periode van uitvoer: April - juni 2008
Type onderzoek: Opgraving
Aanleiding: Inrichting bedrijventerrein en infrastructuur
Locatie: Harnaschpolder, Den Hoorn, Woudselaan (gemeente
Midden-Delfland)
Coördinaten: 81516 x 447075; 81488 x 446896; 81444 x 446892;
81432 x 446917; 81469 x 446936; 81449 x 446977;
81410 x 446959; 81391 x 446996; 81426 x 447011;
81441 x 446995; 81450 x 447027
Projectcode: MDHP12
CIS-code: 28568
Projectleider: drs. J.P.L. Bakx
Status: Definitieve versie, december 2013
Autorisatie: Drs. P. Floore

Postbus 78
2600 ME Delft
015-2197198
archeologie@delft.nl
www.erfgoed-delft.nl
Samenvatting

Als gevolg van nieuwbouwontwikkelingen in de gemeenten Delft en Mid-


den-Delfland vindt er vanaf 2006, voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden,
grootschalig archeologisch onderzoek plaats in het zuidelijke deel van de Har-
naschpolder.
In de zomer van 2008 heeft Archeologie Delft in opdracht van het Bedrij-
venschap HarnaschPolder langs de Woudselaan in Den Hoorn een opgraving
uitgevoerd (projectcode MDHP-12). De opgraving richtte zich op de bewo-
ningssporen van een deel van een nederzetting uit de Romeinse tijd, die zich
buiten het plangebied naar het noorden toe nog voortzet.

De vindplaats is gelegen in een landschap dat zich enkele eeuwen voor onze
jaartelling heeft ontwikkeld. De hoger gelegen oeverwallen van de geulafzettin-
gen van de Gantel Laag vormden vanwege hun droge en vruchtbare karakter
geschikte locaties om een nederzetting te vestigen. De nederzetting langs de
Woudselaan is in de 1e eeuw ontstaan op de westelijke oeverwal van één van
de verlande geulen van het Gantelsysteem. Langs de oostzijde van de oever-
wal liep een verlande restbedding die ten opzichte van de oeverwal als laagte
zichtbaar was en zorgde voor de afvoer van overtollig water. In deze zone is
een met nederzettingsafval vermengde vegetatiehorizont goed bewaard geble-
ven. Elders is deze cultuurlaag als gevolg van egalisatie en bodemverbeteringen
ná de Romeinse tijd opgenomen in de bouwvoor of zelfs volledig verdwenen.

In de periode tussen 70 en 120 na Chr. worden in dit deel van de nederzetting


parallel aan de restgeullaagte twee boerderijerven ingericht, bestaande uit een
boerderij, een bijgebouw en waterputten, die elkaar in tijd en ruimte opvolg-
den. De verdere inrichting van de erven wordt ten behoeve van de waterhuis-
houding en erfafscheiding vormgegeven door greppels met een enigszins grillig
patroon en lokaal karakter.
Ná 120 vinden er in de Delftse regio ingrijpende veranderingen plaats. Het
landschap rondom de al aanwezige nederzettingen wordt door middel van
een grootschalig verkavelingssyteem in cultuur gebracht. De uitleg bestaat uit
een systematische stroken- en blokverkaveling van greppels, waarbij gebruik
wordt gemaakt van een vaste Romeinse maatvoering, de actus. Het hoofd-
doel van het systeem is de afvoer van overtollig water. De nederzetting langs
de Woudselaan wordt geïncorporeerd in dit grotere systeem en tussen de
stroken worden kavels aangelegd. De natuurlijke elementen in het landschap
zijn echter nog bepalend voor de inrichting van het terrein. Aan dit deel van
de nederzetting zijn voor de periode tussen 120 en 150 geen gebouwen toe
te kennen. Dit heeft vermoedelijk alles te maken met de aanleg van een cul-
tusplaats, waarbij de nederzetting tijdelijk een andere functie kreeg. Uit het
vondstmateriaal blijkt dat er sprake was van een offercultus, waarbij als onder-
deel van het ritueel verschillende objecten onbruikbaar zijn gemaakt en in de
greppels van het openlucht heiligdom zijn gedeponeerd.
In de periode ná 150 worden de kavels ter hoogte van de nederzetting
opgeschaald en voorzien van strakke rechte hoeken. De oude restgeullaagte
is ondertussen met huisafval opgevuld geraakt en speelt geen rol meer bij de
ontwatering en inrichting van de nederzetting. Met de nieuwe uitleg van de
blokverkaveling wordt na een periode van tenminste 30 jaar, op hetzelfde deel
van de oeverwal waar eerder al is gewoond, een nieuwe boerderij gebouwd.
Deze hernieuwde interesse wordt het beste geïllustreerd door de depositie


van een drietal honden en de begraving van een jongvolwassen man in de
noordelijke hoek van het kavelblok. Deze deposities weerspiegelen vermoe-
delijk een rituele handeling waarin de relatie tussen de bewoners en de woon-
plaats werd onderstreept.
Aan het eind van de 2e en begin 3e eeuw raakt de nederzetting en de
stroken- en blokverkaveling in onbruik. Nederzettingsstructuren uit deze fase
ontbreken, maar de materiele cultuur duidt nog wel op activiteiten. Deze eind-
datering komt overeen met een groep inheemse nederzettingen uit de regio.
De reden dat deze nederzettingen juist in deze periode worden verlaten, is
nog onduidelijk.

Uit het archeobotanisch onderzoek is gebleken dat sprake was van (zwak)
brakke omstandigheden die er mede voor hebben gezorgd dat het landschap
rondom de nederzetting een open, bomenarm karakter had. Het gebied op de
vruchtbare oeverwallen rondom de nederzettingen was zeer waarschijnlijk in
gebruik voor akkers en weiden. Op de akkers werden gerst, emmertarwe en
paardenboon verbouwd. Daarnaast zijn ook zaden van koriander aangetrof-
fen. Een gewas dat door de Romeinen in onze streken is geïntroduceerd. Op
de weiden hebben hoofdzakelijk runderen gegraasd en op de kwelders in het
komgebied zijn dat eerder schapen geweest. Runderen en schapen vormden
de hoofdmoot van de veestapel. Daarnaast zijn ook paarden gehouden als
rij- of lastdier. Op het erf liepen varkens rond die net zoals de overige dieren
lokaal zijn gefokt.
Inhoudsopgave

3 Samenvatting

9 1 Inleiding (J.P. Bakx & B. Penning)


1.1 Kader en doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Archeologische context
1.4 Onderzoeksontwerp
1.5 Leeswijzer

21 2 Geologie en landschap (J.P. Bakx & B. Penning)


2.1 Inleiding
2.2 Methoden
2.3 Samenstelling van de bodem en geogenese in het onderzoeksgebied
2.4 Resultaten

29 3 Sporen en structuren (J.P. Bakx)


3.1 Inleiding
3.2 Onderzoeksstrategie: dateren en faseren
3.3 Nederzettingselementen
3.4 Ontwikkeling en fasering van de bewoning

71 Bijlage 3.1: Catalogus nederzetting- en grafstucturen


3.1.1 Inleiding
3.1.2 Huizen
3.1.3 Bijgebouwen
3.1.4 Perceelsgreppels
3.1.5 Overige greppels
3.1.6 Palenrijen
3.1.7 Waterputten
3.1.8 Kuilen
3.1.9 Graven
3.1.10 Overige structuren

119 4 Aardewerk uit de Romeinse tijd (J. de Bruin)


4.1. Inleiding
4.2 Indeling van het aardewerk
4.3 Context cultusplaats (J.P. Bakx)
4.4 Synthese

137 Bijlage 4.1: Versierde terra sigillata


4.1.1 Zuidgallische terra sigillata (E. van der Linden)
4.1.2 Oostgallische terra sigillata (J. de Bruin & R. Geerts)
142 Bijlage 4.2: Stempels (R. Bijl, M. Brouwer & E. van der Linden)
145 5 Keramische objecten en bouwmateriaal (J.P. Bakx)
5.1 Inleiding
5.2 Weefgewichten
5.3 Spinstenen
5.5 Keramisch bouwmateriaal

161 Bijlage 5.1: Weefgewichten


163 Bijlage 5.2: Weefgewichten kuil 18
164 Bijlage 5.3: Effenbinding
165 Bijlage 5.4: 2/1 Keperbinding
166 Bijlage 5.5: 2/2 Keperbinding

169 6 Aardewerk uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd (E.J. Bult)


6.1 Inleiding
6.2 Resultaten

173 7 Metaal (J. de Bruin)


7.1 Inleiding
7.2 Indeling van de vondsten
7.3 Resultaten
7.4 Datering
7.5 Conclusie

185 8 Glas (J.P. Bakx)


8.1 Inleiding
8.2 Resultaten

191 9 Natuursteen (M. Kerkhof & M. Verheul)


9.1 Inleiding
9.2 Materiaal en onderzoeksmethode
9.3 Aangetroffen soorten
9.5 Conclusie (J.P. Bakx)

197 10 Archeozoölogie (I. van der Jagt)


10.1 Inleiding
10.2 Materiaal en methode
10.3 Onderzoeksresultaten
10.4 Discussie en conclusie
10.5 Schelpen (W. Kuijper)

225 Bijlage 10.1: Lengtematen en schofthoogtes


226 Bijlage 10.2: Mortaliteitsdiagram van rund
229 Bijlage 10.3 : Mortaliteitsdiagram van rund
230 Bijlage 10.4: Gedetermineerde skeletelementen
232 Bijlage 10.5: Slachtsporen
236 Bijlage 10.6: Snij-, hak- en/of zaagsporen
237 Bijlage 10.7: Skeletelementen depositie rund in K15
238 Bijlage 10.8: Skeletelementen depositie rund in PG 12
239 Bijlage 10.9: Mortaliteitsdiagram van schaap
241 Bijlage 10.10: Mortaliteitsdiagram van schaap
242 Bijlage 10.11: Skeletelementen depositie schaap/geit in G5
243 Bijlage 10.12: Skeletelementen depositie schaap/geit in H1, spoor 866
244 Bijlage 10.13: Skeletelementen depositie schaap/geit in H1, spoor 546
245 Bijlage 10.14: Skeletelementen depositie schaap/geit in PG 2
246 Bijlage 10.15: Skeletelementen depositie varken in W3
247 Bijlage 10.16: Gebitselementen varken
248 Bijlage 10.17: Post-craniale skeletelementen varken
249 Bijlage 10.18: Gebitselementen paard
250 Bijlage 10.19: Post-craniale skeletelementen paard
251 Bijlage 10.20: Skeletelementen depositie hond 1 in K16
252 Bijlage 10.21: Skeletelementen depositie hond 2 en 3 in K17
253 Bijlage 10.22: Skeletelementen depositie hond 4 in K18
254 Bijlage 10.23: Skeletelementen depositie hond 5 in PG 10
255 Bijlage 10.24: Pathologiën
256 Bijlage 10.25: Overzicht van speciale deposities

257 11 Fysische antropologie (J.P. Bakx)


11.1 Inleiding
11.2 Verzamelwijze en verwerking van het vondstmateriaal
11.3 Crematieresten
11.4 Inhumatieresten (P. Sannen)

167 12 Archeobotanie (J.P. Bakx)


12.1 Inleiding
12.2 Macroresten (L. van Beurden)
12.3 Hout

279 Bijlage 12.1: Resultaten inventarisatie macroresten


12.1.1 Resultaten inventarisatie macroresten
12.1.2 Resultaten inventarisatie macroresten
12.1.3 Resultaten inventarisatie macroresten
290 Bijlage 12.2: Resultaten analyse macroresten

297 13 Synthese: Mens en Landschap (J.P. Bakx)


13.1 Inleiding
13.2 Geologie en landschap
13.3 Ontwikkeling van de nederzetting
13.4 Landgebruik en voedseleconomie
13.5 Handel en nijverheid
13.6 Cultus en rituelen
13.7 Tot slot

311 Bijlage 13.1: Beantwoording van de onderzoeksvragen

319 Bibliografie

335 Overzicht van afbeeldingen, tabellen en bijlagen


Bijlage 4.1 Versierde terra sigillata

De in de tekst genoemde dateringen zijn aangegeven in jaartallen na Chr.,


tenzij anders vermeld. De besproken aardewerkfragmenten zijn afgebeeld op
schaal 1:2.

4.1.1 Zuidgallische terra sigillata

1. Vnr. 467
Dragendorff 29
Onderste decoratiezone van de kom, bestaande uit een paneeltje met blaad-
jes, afgesloten met verticale zigzaglijnen. Aan weerszijden van dit paneeltje
zijn resten van een gebladerd boogje zichtbaar. Daarboven een fries met een
veelpuntig bladmotief en een restant van de parellijst die onder het centrale
cordon is aangebracht. Het fragment is identiek aan Knorr 1952, Taf. 10, E
Vnr. 467 (OFBASSICO).
La Graufesenque, datering: ca. 50-75.

2. Vnr. 375
Niet nader te determineren.

Vnr. 375

3. Vnr. 209
Dragendorff 37
Decoratie opgedeeld in panelen, afgezet met zigzaglijnen en rozetten op de
hoeken. Figuurtje in driedubbel medaillon. Afsluitend fries onderaan de deco-
ratie bestaat uit S-vormige motieven. Vergelijkbare decoraties met panelen en
medaillons, afgesloten met een fries van S-vormige motieven, zijn bekend uit de
collectie van Cala Culip IV (vgl. Nieto/Puig 2001, nrs. 575, 598 en 603). Enkele
vormschotelmakers maken regelmatig gebruik van driedubbele medaillons
in een vergelijkbare decoratieve opzet met panelen en afsluitende friezen, zo-
als Pontus i (vgl. Mees 1995, Taf. 167, 4), C.I. Sa(binus) (vgl. Mees 1995, Taf. 175,
Vnr. 209 1-2), en C.Valerius Albanus (vgl. Mees 1995, Taf. 2, 6).
Ook M. Crestio maakt veel gebruik van een dergelijk medaillon en van
afsluitende friezen met S-vormige motieven (hoewel niet noodzakelijkerwijs
gecombineerd met elkaar). Hij gebruikt in de medaillons echter meestal die-
renfiguren. Mogelijk is het figuurtje in het medaillon (waarschijnlijk een cupido)
identiek aan het figuurtje in Mees 1995,Taf. 167, 4 (Pontus i) en Mees 1995,Taf.
175, 2 (C.I. Sa(binus)). De combinatie van een menselijk figuur (cupido) met
een medaillon komt ook regelmatig voor in Cala Culip (vgl. Nieto/Puig 2001,
nrs. 575, 583-584, 587 en 590).
La Graufesenque, datering: ca. 70-90.

137
4. Vnr. 973
Niet nader te determineren.

4.1.2 Oostgallische terra sigillata Vnr. 973


Dateringen volgens Bink & Franzen 2009.

1. Vnr. 367
Dragendorff 37
Bediende Ricken Taf.VIII.7a, Parelstaaf Ricken Taf.VIII.7a, waar, met eierlijst B.
La Madeleine, datering: ca. 120-190.

2. Vnr. 1165
Vnr. 367
Dragendorff 37
Eierlijst Ricken Taf.VIIC, bloemetje Ricken Taf.VII.1, guirlande Ricken Taf.VII.25,
parelstaven Ricken Taf.VII.1, waar met eierlijst C.
La Madeleine, datering: ca. 120-190.

Vnr. 1165
3. Vnr. 1682
Dragendorff 37
Eierlijst Chenet-Gaudron Y5.
Argonne, datering: ca. 120-220.

Vnr. 1682
4. Vnr. 1411
Dragendorff 37
Zelfde exemplaar als vnr. 1275. Aan de bovenkant is nog net de onderkant
van de eierlijst zichtbaar, maar deze is niet nader te determineren. Onder
de eierlijst bevindt zich een lijn, Chenet-Gaudron Figuur 61 G, die de eier-
lijst afscheid van de panelen. De cirkel aan de linkerzijde van de mensfiguur,
Chenet-Gaudron Figuur 60 E, is mogelijk deel van eenzelfde motief als aan
de rechterzijde van de mensfiguur te zien is, Chenet-Gaudron Figuur 55 A. Vnr. 1411
De paneelafscheiding wordt afgesloten door een blad, Oswald Figuur 9 nr. 36.
Aan de rechterkant van deze afscheiding zijn een tweetal niet te identificeren
plantmotieven met daaronder een niet te determineren figuur.
Argonne, datering: ca. 120 -220.

138
5. Vnr. 85
Dragendorff 37
La Madeleine, datering: ca. 120-190.

Vnr. 85

6. Vnr. 1275
Dragendorff 37
Zelfde exemplaar als vnr. 1411.
Argonne, datering: 120-220.

Vnr. 1275

7. Vnr. 423
Dragendorff 37
Eierlijst Ricken Taf.XIIIB, boog Ricken Taf.XIII.55, hert Ricken Taf.XIII.27, waar
met eierlijst B.
Argonne, datering: ca. 120-220.

Vnr. 423

8. Vnr. 585
Dragendorff 37
Aan de bovenkant is net de onderkant van de, niet nader te determineren,
eierlijst zichtbaar. Onder de eierlijst bevindt zich een lijn, Chenet-Gaudron
Figuur 61 G, die de eierlijst scheid van de panelen. In een half medaillon be-
staande uit drie banen, Chenet Gaudron Figuur 58 H, bevindt zich een pillaar,
Vnr. 585 Chenet Gaudron Figuur 62 D, en twee objecten, Oswald Figuur 8 nr. 23.
Argonne, datering: 120- 220.

9. Vnr. 471
Dragendorff 37
In plaats van de gebruikelijke eierlijst is deze scherf voorzien van een rij kruis-
jes. De kruisjes met daaronder een parelband, zijn toe te wijzen aan de pro-
ductieplaats.
La Madeleine, datering: ca. 120-190.

Vnr. 471

139
10. Vnr. 1690
Dragendorff 37
Afsluitend fries in de vorm van een omgekeerde eierlijst Gard R2/Huld-Zet-
sche O85 (Censor/Dexter), zuiltje Gard P59, mannetje indet.
Trier, Werkstatt II, Censor/Dexter, datering: ca. 145-190.
Vnr. 1690

11. Vnr. 811


Dragendorff 37
Druiventros Gard P56 (Dexter?), rest van de elementen indet.
Trier, Werkstatt II, datering: ca. 145-190.

Vnr. 811

12. Vnr. 1693


Dragendorff 37
Zelfde exemplaar als vnr. 1676.1. Bloem Huld-Zetsche O95.
Trier, Werkstatt II, datering: ca. 145-190.

Vnr. 1693

13. Vnr. 1676-1


Dragendorff 37
Zelfde exemplaar als vnr. 1693.Vaas Gard V28.
Trier, Werkstatt II, datering: 145-190.

Vnr. 1676-1

14. Vnr. 1676-2
Dragendorff 37
Twee fragmenten.
Werkstatt II, Censor/Dexter, datering: 145-190.

Vnr. 1676-2

15. Vnr. 583


Dragendorff 37
Niet nader te determineren.

Vnr. 583

140
16. Vnr. 572
Dragendorff 37
Niet nader te determineren.

Vnr. 572

17. Vnr. 1406


Dragendorff 37
De eierlijst, Gard R2, wordt van de panelen afgescheiden door een parelband,
Gard V63. Aan de onderzijde worden de panelen door een band, Gard R45,
begrensd. Op het paneel staan een aantal dieren weergegeven, een hert, Huld-
Zetsche T75, een schaap (?), Gard T105 / Fölzer Tafel XXX nr. 665, een zwijn,
mogelijk Fölzer Tafel XVI nr. 39, en een slecht te determineren dier, mogelijk
een Gard F20. De drie vulmotieven waren niet te determineren evenals de
twee kronkellijnen aan de linkerkant van het fragment.
Trier, Werkstatt II, Censor/Dexter, datering: ca. 145-190.

Vnr. 1406

18. Vnr. 824


Dragendorff 37
Zie ook afbeelding 4.2. Eierlijst en afsluitend fries in de vorm van plantjes Ric-
ken Taf.VII,11, parelstaven Ricken Taf.VIII.1, groot blad Ricken Taf.VII.121, klei-
ner blad Ricken Taf.VII.120, indeling in samengestelde ornamenten, bestaande
uit zuiltje Ricken Taf.VII.56 en guirlande Ricken Taf.VII.25. Mogelijk waar met
eierlijst E.
La Madeleine, datering: ca. 120-190.

Vnr. 824

141

You might also like