Wat heb je gisteren Wat heb je gisteren Naar welk TV-

gekookt? gegeten? programma heb je

gisteren gekeken?

Wat heb je gisteren Wat heb je gisteren Wat heb je gisteren

gestudeerd? gedronken? gelezen?

Wanneer ben je Naar wie heb je Wat heb je dit

vandaag opgestaan? gisteren gebeld? weekend gekocht?

Naar welke muziek Naar welke

heb je dit weekend Wanneer heb je met supermarkt ben je
geluisterd? de auto gereden? dit weekend
geweest?

Heb je gisteren goed Wanneer heb je Wanneer heb je met

geslapen? gisteren gewandeld? jouw kinderen
gespeeld?
Wat heb je gisteren Welk tijdschrift heb Wanneer ben je
gezien op de je dit weekend gisteren gaan
televisie? gelezen? slapen?
Hoe laat heb je
Hoe laat heb je een vandaag de bus/ de Wanneer ben je op
douche genomen? metro / de tram vakantie geweest?
genomen?

Wanneer heb je Wanneer heb je Wanneer heb je de

gedanst? gehuild? afwas gedaan?

Wanneer heb je Wanneer heb je de Wanneer heb je een

gepoetst? planten water vriend(in) bezocht?
gegeven?
Wanneer heb je een Wanneer ben je naar Wanneer heb je een
museum bezocht? het zwembad ijsje gegeten?
geweest?
Wanneer heb je Wanneer ben je naar
jouw familie jouw geboorteland Wanneer ben je
bezocht? geweest getrouwd?

Wanneer ben je naar Wanneer heb je een Wanneer ben je

België gekomen? kind gekregen? verhuisd?