You are on page 1of 1

Horatius Cocles

Rome was niet altijd een groot rijk en (het had ) ook niet had het zoveel provincies. Voordat de keizers het
rijk hadden, was Rome een vrije republieken voordat het een republiek was, was het een koninkrijk,
waarvan zeven koningen aan het hoofd stonden. De laatste koning echter, genaamd Tarquinius, die niet
Romeins maar Toscaans was, was op roem belust, zeer streng en zo slecht dat hij “de Arrogante” werd
genoemd. De Romeinen konden deze tirannie uiteindelijk niet lang verdragen: daarom is Tarquinius, nadat
hij beschuldigd was van vele misdaden, uit de stad verdreven.

Nadat hij naar Toscane was teruggekeerd haalde hij Porsenna, de koning van de Etrsuken en zijn
vriend, over om een oorlog tegen de Romeinen voor te bereiden.; hij antwoordde als volgt, nadat hij de
woorden had gehoord en zijn voorhoofd had gefronst: “Werkelijk zal ik mijn leger niet eerder bevelen
terug te keren dan dat ik Rome veroverd zal hebben!”

Dus werden de Etruskische soldaten over de Romeinse akkers door Porsenna geleid. Iedere
voetsoldaat droeg een zwaard, een schild en een scherpe speer en zo gewapend vielen ze dapper de steden
aan. De Romeinen echter, bang voor de onverwachte oorlog, vluchtten van de akkers naar de Stad om hun
leven te redden. Nadat de oorlog in de Stad is bericht, bereidden de Romeinen het leger voor opdat de
Stad, die door de muren en de rivier aan hen al voldoende beschermd leek, ook met wapens werd
verdedigd. Toch stond er een weg voor de vijanden open, want een brug was over de rivier geplaatst,
waarover ze makkelijk Rome konden binnen komen.

In korte tijd naderden de vijanden de stad; de Romeinse soldaten echter renden naar de rivier om
hen op de vlucht te jagen. Echter was er een grote hoeveelheid vijanden: iedere Romein moest tegen twee of
drie keer zoveel vijanden vechten. Daarom keerden ze terug in de Stad, geschrokken door het aantal
vijanden. Toch vluchtte een van de soldaten niet, maar wachtend schreeuwde hij met luide stem: “Waar
gaan jullie heen, Romeinen? Jullie moeten de angst uit jullie harten verdrijven! Wanneer de vijand de brug
zal hebben overgestoken, zal het nodig zijn niet buiten de Stad, maar op de straten van de Stad onze
burgers te beschermen. Als wij de brug niet zullen hebben vernietigd, zullen onze huizen en tempels niet
veilig zijn. Laten wij de aanval van de vijanden langer verdragen! Werkelijk zal ik niet eerder wijken dan
dat de brug zal zijn ingestort.” Deze zeer dappere soldaat werd Horatius genoemd, zijn bijnaam echter was
“Cocles”, want hij miste één oog.

Toen hij op het midden van de brug alleen schreeuwde en zijn zwaard erg rondzwaaide, waren de
vijanden verbaasd en hielden plotseling op te vechten. Zij bewonderden de zo dappere soldaat en waren
een beetje/tijdje bang: zo dapper en sterk scheen Horatius Cocles aan hen. Daarna kwamen twee andere
Romeinen, die zich schaamden voor een vlucht, om samen met Horatius te vechten. Toen pas deden de
vijanden tegen hen de eerste aanval, maar iedere Romein kon veel Etrusken doden. De vijanden haalden,
toen ze zagen dat ze door drie Romeinen in de vorige aanval werden overmeesterd, pijlen tevoorschijn, die
ze met bogen naar de Romeinen schoten.

Toen beval Horatius de anderen weg te gaan en schreeuwend beval hij dat de brug aan het vuur
werd gegeven; daarna zei hij “Vader Tiber, ontvang me veilig/ongedeerd in jouw golven”. Zodra hij dit had
gezegd, sprong hij meteen in de rivier, terwijl veel pijlen, door de vijanden geschoten, vanuit de hoogte
(naar beneden) vielen. Zo verdedigde/verdedigt één man, die door de Romeinen altijd zal worden vermeld
vanwege zijn grote dapperheid, dapper Rome.

You might also like