You are on page 1of 6

Rituaal voor de Graad Ridder van het Oosten of

van de Degen
 
Dit rituaal dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw. In deze graad wordt in Nederland niet gewerkt.
Het rituaal in deze graad vertoont inhoudelijke overeenkomsten met de historische graad Ridder van de Degen
en van het Oosten, de graad Red Cross of Babylon, van de Allied Masonic Degrees en de diverse graden die
vallen onder het Council of Knights Masons. Hier is een recent Amerikaans rituaal te vinden. 

Opening

De Groot-Generaal van het leger, in het Westen gezeten, opent de Raad en zegt: De
Soeverein heeft de Raad bijeengeroepen! Hij komt eraan! Ik vraag uw aandacht voor wat
hij u heeft te zeggen.
De Soeverein komt binnen en gaat onder het Sperengewelf door om zich naar de Troon te
begeven. Hij slaat op de voetenbank met zijn ontblote Degen: De Raad is geopend!
Hij begroet alle Broeders door zijn rechterhand op het hart te leggen en het hoofd een
weinig te buigen; hij houdt zijn kroon op.
De Ridders beantwoorden die begroeting op gelijke wijze, maar zij nemen hun hoed af met
de linkerhand en houden de Ponjaard in de rechter, op het hart, als Teken van
Gehoorzaamheid.
Daarna gaan allen zitten.
 

Aanneming

De kandidaat is in de zijkamer. Hij is bedekt met een groot zwart floers dat hem tot op de
maag hangt. Hij blijft in die toestand totdat de Wachten hem horen snikken en die worden
opgemerkt door de Binnendekkers. Eén van hen opent de deur en komt zien wat er aan de
hand is.
Hij ziet een man in rouw en slaat de deur weer hard dicht om de Groot-Generaal te melden
wat hij heeft gezien. De Groot-Generaal staat op zonder iets te zeggen, begeeft zich naar de
kandidaat en stelt hem de volgende vragen:
G G : Wat verlangt u?
Kand : Ik verzoek u mij de eer te verschaffen om met de Koning te spreken.
G G : Wie bent u?
Kand : Ik ben Jood van geboorte, Prins van den bloede, afstammeling van David, van de
Stam Juda.
G G : Hoe luidt uw naam?
Kand : Zerubabel.
G G : Wat is uw leeftijd?
Kand : 81 jaar.
G G : Waarom bent u hierheen gekomen?
Kand : De tranen en tegenspoed van mijn Broeders.
G G : Wacht hier even, ik ben zo terug.
De Groot-Generaal schopt met zijn voet tegen de deur, de Dekkers openen de deur en
verlenen hem toegang. Hij begeeft zich naar de Troon en brengt de Soeverein verslag uit
over wat hij heeft vernomen.
De Soeverein draagt hem op om Zerubabel binnen te brengen, bedekt met zijn sluier. De
Groot-Generaal maakt het Teken van Gehoorzaamheid, gaat naar buiten en zegt tot de
kandidaat: U hebt genade gevonden bij de grootste Koning der aarde. Hij staat toe dat u
gesluierd vóór hem verschijnt.
De Groot-Generaal schopt weer tegen de deur, die wordt geopend. Hij leidt dan de
kandidaat naar binnen. De Dekkers gaan meteen om hem heen staan en onderzoeken
nauwkeurig of hij geen wapens bij zich draagt waarmee hij het leven van de Soeverein zou
kunnen bedreigen. Dan wordt hij voor de Troon gebracht. Alle Ridders hebben de ontblote
Degen in de ene hand en het lemmet in de andere. Zij houden hun hoed op het hoofd.
Wanneer de kandidaat bij de Troon is aangekomen laat men hem knielen. De Minister van
Staat gaat naar hem toe, licht zijn sluier op en stelt hem de volgende vragen:
Min van Staat: Waarom bent u tot ons gekomen?
Kand : Ik kom de goedheid en de rechtvaardigheid van de Koning afsmeken.
Min van Staat: Met welk doel?
Kand : Om genade te vragen voor mijn Broeders Vrijmetselaren die nu 70 jaar in
ballingschap verkeren.
Min van Staat: Wie bent u?
Kand : Zerubabel, Joods Prins uit het huis van David.
Min van Staat: Welke gunst wilt u verwerven?
Kand : Vrijheid voor mijn Broeders, verlof voor hen om naar Judea te mogen terugkeren
om de Tempel te herbouwen, herleving van de Wetten Gods en de Geboden van Mozes.
De Soeverein geeft een wenk en de Groot-Generaal brengt Zerubabel weer naar de deur.
De Binnendekker opent die en geeft Zerubabel over aan de Buitendekker.
Dan richt de Soeverein zich tot de Ridders: Prinsen! Al een tijd lang heb ik in overweging
om de Vrijmetselaren die hier in ballingschap verkeren, de vrijheid te geven. Het doet mij
leed om dat volk hier in ketenen te zien. Hun God, die zij de Almachtige noemen, is mij in
een droom verschenen. Hij leek op een woedende leeuw, die klaar stond om mij te
verslinden. Ik heb uit Zijn mond verwijten gehoord die in onze taal betekenen: Geef mijn
volk vrijheid of je zult sterven! Ik vraag uw raad, mijn Waarde Broeders, wat mij te doen
staat met het volk van Zerubabel.
De gehele Raad bewaart een diep stilzwijgen en onderwijl haalt de Minister van Staat de
stemmen op bij de Ridders en brengt de uitslag daarvan fluisterend over aan de Groot-
Generaal, die zegt: Breng Zerubabel weer naar binnen, maar bekleed hem eerst met een
Wit Gewaad, met een Watergroene Ceintuur.
Aldus wordt hij binnengebracht. Bij de Troon aangekomen valt hij op de knieën.
Soev : Sta op! Ik willig uw verzoek in. Ik stem erin toe dat Israël in vrijheid wordt gesteld
en naar zijn Land terugkeert om er de Tempel voor de Almachtige te herbouwen. Het
Vaatwerk en andere Versierselen van de oude Tempel zullen u worden teruggegeven. Ik
benoem u tot Hoofd van het Joodse Volk en ik beveel gehoorzaamheid aan u als zodanig.
En om u een waarachtig teken van mijn goede wil jegens u te geven, wapen ik u met deze
Degen om u tegen uw vijanden teweer te stellen en om u macht te geven over de Broeders
die u zouden willen tegenwerken. Verder geef ik mijn Groot-Generaal Nabuzardan
opdracht om u te onderrichten in de krijgskunst.
Zodra hij aldus is voorzien van die Degen, toont de Groot-Generaal hem hoe hij zich
bekend moet maken en stelt hij hem de volgende vragen, die voor hem worden beantwoord
door de Groot-Thesaurier: Waar is uw land gelegen?
G Thes : Langs de oevers van de Euphraat in het Oosten van Syrië; het heet Judea.
G G : Hoe luidt de naam van diegenen die in ballingschap leven?
G Thes : Israël, verdeeld in Stammen.
G G : Verheug u over de gunst die u zojuist van onze Soeverein hebt verworven. Door
zijn goedheid is uw volk nu bevrijd. Hij heeft u bewapend met deze Degen om u te
verdedigen tegen uw vijanden. Op grond van de volmacht die hij mij heeft gegeven,
bekleed ik u met dit Cordon, waaraan een Juweel hangt. U draagt het van rechts naar links.
Het Teken van deze graad wordt gemaakt door de rechterhand naar de linkerschouder te
brengen en het dan zigzagsgewijs naar de linkerheup te laten afdalen, als om de golven van
een rivier na te doen; trek dan de Degen en richt die vooruit, gereed voor het gevecht. Het
antwoord geschiedt door het geven van hetzelfde Teken.
U geeft de Aanraking door een Broeders linkerhand te grijpen, de arm opgeheven en
uitgestrekt als om een vijand de doortocht te beletten; dan zet men elkaar de punt van de
Degen op het hart. De een zegt 'Juda', de ander antwoordt 'Benjamin'.
Het Paswoord is 'Yahaboron Hammaim', het betekent 'Zij zullen over het water gaan'.
Het Heilig Woord is Raphodon, een Schots woord dat wil zeggen 'Heer van Raphe', een
plaats in oostelijk Schotland.
De Groot-Generaal leidt Zerubabel voor het Altaar om de Gelofte af te leggen.
 

Gelofte

Ik, …, beloof en verbind mij plechtig, in tegenwoordigheid van de Opperste Bouwheer des
Heelals en voor alle leden van deze edele Raad, op mijn woord van eerlijk man en
Vrijmetselaar, om getrouw te blijven aan mijn religie en aan de landswetten, zoveel als in
mijn vermogen ligt; om nooit de Geheimen te openbaren van de Orde van Ridders van het
Oosten; om niemand in deze verheven Graad te ontvangen of aan te nemen als dat niet
geschiedt overeenkomstig de aloude Voorschriften, Statuten en Constituties van de Orde,
op straffe van te worden beroofd van alle voordelen van deze Orde.
Ik beloof bovendien om overal de Prinsen van Jeruzalem te erkennen als Hoofden van de
Vrijmetselarij, om hun eer te bewijzen die hun hoge waardigheid toekomt, en om al mijn
krachten in te spannen om deze voortreffelijke Graad waardig te zijn.
Moge de Opperste Bouwheer des Heelals mij bijstaan in oprechtheid en rechtvaardigheid.
Amen
Hierna krijgt de kandidaat de verklaring van het Tableau. Vervolgens richt de Minister van
Staat zich tot hem met het volgende
 

Historisch Bouwstuk
De Ridders van het Oosten leiden hun oorsprong af van de Babylonische Ballingschap,
waar de Israëlieten 70 jaar verbleven. Koning Cyrus hergaf hun de vrijheid na de
smeekbeden van Zerubabel, Prins van de Stam Juda en afstammeling van David.
Cyrus stond toe dat zij naar Jeruzalem teruggingen om daar de Tempel te herbouwen. Hij
liet hun het vaatwerk en overige versierselen teruggeven die waren meegenomen bij de
verwoesting van de Tempel van Salomo door Nabuzardan, Generaal in het leger van
Nebukadnezar.
Hij vaardigde een bevelschrift uit dat al zijn onderdanen opriep om vrije doortocht te
verlenen aan de Israëlieten, zonder ze lastig te vallen of te hinderen, op straffe des doods
voor wie in strijd met zijn bevel zou handelen. Hij gaf zijn Generaal Nabuzardan opdracht
om de krijgskunst te onderwijzen aan Zerubabel, die hij wapende als Ridder en aan wie hij
volmacht gaf om die Graad te verlenen aan alle Vrijmetselaren die hij daartoe waardig
achtte.
Zerubabel verzamelde alle Israëlieten, 42.360 in getal, zonder de slaven te rekenen. Hij
koos daaruit de Vrijmetselaren die waren ontsnapt aan het woeden van de soldaten bij de
verwoesting van de Tempel. Hij vond er 7000 bij elkaar, sloeg ze tot Ridder en stelde ze
aan het hoofd van het volk, om strijd te leveren als iemand zich zou verzetten tegen hun
doortocht naar Judea.
De tocht van de Israëlieten verliep voorspoedig tot aan de oevers van de Euphraat, die
stroomt op de grens tussen Judea en Syrië. Toen de Ridders daar aankwamen troffen zij een
groep gewapende mannen die hun de doortocht wilden beletten, vanwege de
Tempelschatten die ze bij zich hadden. Noch de tegenwerpingen van de Ridders, noch het
bevelschrift van Cyrus vermochten hun brutaliteit in te tomen. Zij vielen op de Ridders aan,
maar die sloegen met zoveel vuur terug dat zij bijna allemaal werden gedood en in de pan
gehakt bij de doortocht over de brug.
Na die overwinning liet Zerubabel op het slagveld een Altaar oprichten en nam als
Paswoord aan Yahaborom Hammaim.
Nadat de Israëlieten over het water waren gegaan, en na een tocht van vier maanden
kwamen zij tenslotte in Jeruzalem aan op 22 maart om 7 uur in de ochtend. Zij rustten
zeven dagen, waarna hun drie Bouwmeesters met hun helpers begonnen met het uitzetten
van de fundamenten voor de nieuwe Tempel. Zij deelden de werklieden in verschillende
klassen in, met bij elke klassen een hoofd en twee assistenten. Elke graad werd betaald naar
zijn rang bij het werk en elke graad had een afzonderlijk woord. Het woord van de eerste
was Juda; betaling vond plaats bij de Kolom aan de ingang van de Tempel. De tweede
klasse had als woord Benjamin; die ontving haar loon in de Zuilengang. De derde ontving
haar loon in de Middenkamer, na het uitspreken van het woord Yahaborom Hammaim.
Dezelfde orde die had bestaan bij de bouw van de Tempel van Salomo werd in acht
genomen bij die van de tweede. Maar het werk was nog maar nauwelijks begonnen of de
Samaritanen besloten hun de oorlog te verklaren en de Tempelbouw te verhinderen. Die
waren afgunstig op de roem die de Stammen van Juda en Benjamin zouden verwerven.
Toen Zerubabel van hun plannen hoorde gaf hij bevel dat de arbeiders moesten werken met
de Degen in de ene en de Troffel in de andere hand, om zodoende onmiddellijk in staat te
zijn om hun aanvallers terug te slaan.
De bouw van de nieuwe Tempel duurde vier jaar. Hij begon onder de regering van Cyrus
en eindigde onder die van Artaxerxes. Hij werd uitgevoerd volgens hetzelfde plan als dat
van Salomo. De 10 Geboden en de voorschriften van Mozes werden weer nageleefd. Er
werd een Staatshoofd aangewezen om het volk te regeren. Hij werd gekozen uit de Ridders
van het Oosten, omdat die vrij waren. Die tweede Tempel werd verwoest door de
Romeinen en de afstammelingen van de bouwers zagen zich genoodzaakt om, onder leiding
van een nieuwe Zerubabel, een derde op te richten ter ere van de Opperste Bouwmeester
des Heelals.
 

Catechismus

V: Zijt gij Ridder van het Oosten?


A: Ik heb die aanduiding gekregen; mijn naam, mijn kleding, mijn Degen en mijn
vastbeslotenheid zullen u ervan overtuigen.
V: Hoe geraakte u tot deze hoge graad?
A: Door mijn nederigheid, mijn geduld en mijn veelvuldige verzoeken.
V: Tot wie hebt u zich gewend?
A: Tot de Koning.
V: Hoe luidde uw naam?
A: Zerubabel.
V: Wat was uw herkomst?
A: Israëliet van de Stam Juda.
V: Wat was uw beroep?
A: Metselaar.
V: Wat voor bouwsels richt u op?
A: Tempels en Tabernakels.
V: En waar bouwt u die?
A: In mijn hart.
V: Wat is de bijnaam van Ridder van het Oosten?
A: Zeer Vrije Metselaar.
V: Waarom bent u een Zeer Vrije Metselaar?
A: Omdat de Meesters, die werkten aan de Tempel van Salomo, zo werden genoemd en
omdat vervolgens hun nakomelingen werden vrijgesteld van alle heffingen en belastingen,
zelfs van de dienstplicht. En hun families werden bij uitstek vrij genoemd. Nadat ze waren
onderworpen herkregen zij hun rechten pas weer door de goedheid van Cyrus die hen er
weer in bevestigde. Zo worden zij nog steeds Zeer Vrije Metselaren genoemd.
V: Waarom hergaf Cyrus de vrijheid aan de Israëlieten?
A: Omdat God hem in een droom was verschenen en hem had opgedragen Zijn Volk vrij te
laten om de Tempel te gaan herbouwen, die verwoest was.
V: Welke zijn de plichten van een Ridder van het Oosten?
A: God liefhebben en vereren; traditie in ere houden; zijn Broeders bijstaan in nood; in hun
nooddruft voorzien; vreemde Broeders gastvrij ontvangen; zieken bezoeken en troosten; de
armen helpen te onderhouden; bidden voor de vervolgden; de mensheid in het algemeen
liefhebben; verdorven mannen en oorden des verderfs vermijden; verre blijven van
vrouwen van slecht allooi; gelovig zijn in verering van de Schepper; gehoorzaam zijn aan
de Wetten van Koning en Staat; kortom, de Vrijmetselarij naleven op alle punten,
rechtvaardigheid en eerbied betonen aan de Prinsen van Jeruzalem en alle hogere Ordes in
ere houden.
 
Sluiting

Soev : Prinsen! De Raad is gesloten!


De Soeverein geeft zeven slagen.
Alle Ridders antwoorden: Ere zij God!
Ere zij de Soeverein!
Voorspoed aan de Orde!
Alle Ridders groeten de Soeverein door de hand op het hart te leggen.

You might also like