You are on page 1of 12

42 No.

1
ÜB.GM.

SEMREM

4096

VRIJZINNIGE

GODSDIENST

PREDIKING

vr“
P
HET KONINGSCHAP,
DAT NIET VERGAAT

Ds. J. F. KRUYT

DEN HAAG
Universiteit Leiden

1 989 614 6

VBIfZINKIGI

<S @P§Pi Q Hl § T HIIP ü 1019 ©

37e jaargang, nr. 1. 15 Januari 1942.

Tijdelijke redactie: Ds. H. W. MEIHUIZEN.

Ds. F. OORT.

De redacteur, Ds. D. Haars te Laren (G.), heeft thans deze

functie
neergelegd, na dit vele jaren te hebben waargenomen.
Op deze plaats wordt hem daarvoor hartelijk dank gezegd.
Mede door zorgen, collega Haars', heeft de preekver-
uwe

spreiding zegen kunnen geven. Tijdelijk hebben op verzoek


van het Bestuur der V.P.B.V. de heren Ds. H. W Meihuizen

(Den Haag) en Ds. F. Oort (Oostburg) zijn werk over-

genomen.

Er verschijnen 21 preken per jaar.

Abonnementsgeld ƒ 2.10 per jaargang. Afzonderlijke num-

mers 15 ct., bij getallen reductie.


Men kan zich ten allen tijde abonneren en ontvangt dan alle

preken van den lopenden jaargang.

Alle stukken de redactie de ad-


en
overschrijvingen voor en

ministratie zende men aan:

Ds. F. OORT, Ned. Herv. Pred., Oostburg (Zld.); giro 15373


Het KAmintyïchcvpL, dat niet u&ujaat
Tekst: Daniël 7 v. 13—14.

Lezen: Opertb. v. Johannes 21 I—7; 10; 22—27.

In het brandend middelpunt van al wat levend geloof heeten


dat niet
mag, bevindt zich de erkenning vaneen koningschap,
kan vergaan.
Het lied hiervan wordt gezongen door heel den bijbel en
door alle eeuwen heen, en wij willen trachten ook in dit heden
ons er aan te sterken en het meezingen te midden van alle
te

vergankelijkheden en betrekkelijkheden, die onze dagen vullen


en onze harten benauwen.
Dat lied klinkt op ook in het boek Daniël.
Ge weet, dat Daniël één van die boeken is, die ons visioe-
nen en profetieën mededeelen.
En als er nu één is, waarop de aandacht van menschen
uit dezen tijd zich richt, dan is het op voorspellingen. Men
wil weten, wat ons te wachten staat, men wil zich daarmee
troosten het heden. De z.g.n. geheime wetenschap bloeit,
over

en als de bijbel nog een klank heeft van oud overgeërfd ver-

trouwen, dan wordt hij nu opengeslagen op de hoofdstukken


die over de toekomst en over de laatstedingen mededeelingen
schijnen te doen. Onder deze behooren Daniël en de Open-

baring van Johannes, en soms krijgt pnen den indruk, dat ze

gelezen worden en gebruikt zooals (oudtijds) de Enkhuizer


Almanak, die ook van maand tot maand en van
dag tot dag
zich aan voospellingen waagt.
En wanneer dan wordt opgemerkt: het staat toch inden

bijbel, dan antwoorden wij: zeker, het staat inden bijbel,


maar gij leest uw bijbel verkeerd, en de bijbel wil ons en

kan ons niet wat gebeuren


morgen
zeggen en overmorgen
zal, maar wat gaande is op deze
menschenwereld, gisteren,
vandaag en morgen en wat eeuwig blijft en hoe deze beide
zich verhouden: Eeuwigheid en Tijd, God en de Wereld, wat

zijn moet en wat is! Om deze boodschap gaat het inde


prediking en inde harten der menschen en daarnaar zoeken

wij, ook nu wij Daniël zeven openslaan.

1
Gij weet, hoe ons in Daniël de
figuur wordt geschetst van
een man, die in bijzonder moeilijke omstandigheden stand
hield in het geloof zijner vaderen, en als een visioenair, als
een ziener boven het tumult zijner dagen de eeuwige stem

hoorde, en in het geweld, waaronder hij leed, het geloof niet


verloor in Een, die machtiger is dan alle aardsche machten.
Dit boek'ontstond toen het volk Israël omringd was door

tegenspoed, en den moed en het geloof dreigde te verliezen,


toen was het daar, als een teeken der bemoediging, als een

boodschap der redding naar den trant van die dagen.

En zoo is het er
nog altijd ook voor ons, en wanneer wij
nu even voor ons zien oprijzen de bewogen en grillige visioe-
nen vaneen gedeelte van dit boek, dan is het niet om te

zeggen: ziet, dit is hiermee bedoeld en dit daarmee, maar

om het accoord te hooren klinken van het lied, dat alle


eeuwen door zong, het lied vaneen koningschap, dat niet
ten gronde gaat.
Voor de oogen van den ziener dan klommen vier groote
dieren op uit de zee; ze hebben de gestalte vaneen leeuw,
een beer, een luipaard en één was zoo verschrikkelijk, dat

hij met één naam niet te beschrijven is. ie bestreden elkander

en vertraden elkander, tot er één overbleet.


Maar toen verscheen hij, die genoemd wordt de „Oude van

dagen”, wiens kleed wit is als sneeuw, en de duizenden maal


tienduizenden verschijnen voor zijn troon, en de boeken des

gerichts worden geopend.


En dan vertoont zich na de verschrikkingen van dit oordeel,
waaruit de drie werkdieren echter het leven behielden, ge-
dragen op de wolken des hemels een gestalte, als eens

menschen zoon, en hem werd gegeven heerschappij en eer


en het koningschap, en van dit koningschap heet het, dat
het niet ten gronde zal gaan.
Dit is het visioen van Daniël, dat als één accoord is in het

lied, dat vóór hem begonnen, na hem zijn volle kracht zou

krijgen inde verkondiging der apostelen, die in Christus


dezen menschenzoon herkenden;
het is het lied, dat de geloovigen tot de kerk vereenigde,
en dat de kerk sterk maakte;

het is het lied dat overstemd scheen te worden telkens


weer ook inde kerk door de machtsaanspraken van den

mensch, die van dezen troon Gods een menschelijken troon

2
maakten, en van dezen menschenzoon een middel voor de

eigen zaligheid.
Totdat inde reformatie het oude lied met nieuwe kracht
en klank weerklonk, maar daarna in en buiten de kerk
op-
nieuw werd overstemd door den mensch, die meende zelf de
macht in handen te hebben, en zelf leven en wereld te kunnen

beheerschen.
En nu, ja nu in onze dagen, nu de machtswaan der men-

schen opnieuw over de wereld haar stroom van bloed en

tranen uitstort, nu de
teleurstelling kwam over zooveel ver-

wachtingen en meeningen, nu zoeken velen opnieuw het


oude lied, en doemen de oude visioenen weer
op, en worden

wij teruggeworpen naar de elementaire, de heel eenvoudige


en oneindig moeilijke
vragen van mensch en wereld, van tijd
en eeuwigheid, van moeten en zijn.

Zoo naderen wij nieuw, als moderne mensehen, tot dit


oude Daniël-visioen, en dan spreekt het ook en nieuw tot

ons van drie


dingen
de dieren zijn gebleven; het oordeel van den Eeuwige gaat
er over en het koningschap van den Zoon des mensehen is

onaangetast.
„De dieren zijn gebleven”, de grootmachten der duis-
ternis, die elkander bestrijden ten doode toe;
„verlenging van het leven was hun gegeven”, zoo staat

er in het
visioen, en wij beamen dit. Ons is ontvallen den
optimistischen waan vaneen vroeger geslacht. Wanneer ons
in deze dagen telkens wordt voorgehouden, dat wij het oude

moeten loslaten, dan kan men daarover denken zoo men wil,
maar het eens zijn in dit eene, dat onze verwachtingen en

ons vertrouwen inden mensch te hoog gespannen waren.

-De werkelijkheid van dezen oorlog is een bankroet van


een menschbeschouwing, die meer vriendelijk was dan zake-

lijk. De wereld is niet zoo goed als zij velen toescheen te


zijn, wij zelf zijn niet zoo goed, zoo onaantastbaar voor het
booze, als wij wel meenden. De beesten uit Daniël gaan nog
altijd rond en wij zien hen aan het werk, de paarden uit de

Openbaring van johannes:


het roode, dat de vrede verbeeldt,
het roode, dat de vrede vertreedt,
en het vale, dat de dood is.
Zij slaan hun hoeven over de huizen en harten van hen
die nu leven.

3
Wij zijn heel nuchter geworden, ontwaakt uiteen droom

en gerustheid, die niet houdbaar bleken, en dat heeft niet het


minst invrijz. protestantschen kring een groote ontreddering
teweeg gebracht.
Want wat blijft er over van toekomstverwachting en onder-

ling vertrouwen, wanneer het wezen van den mensch zijn


donkere booze diepten heeft geopenbaard?

Wat is de poolster waarop wij ons richten kunnen, wan-

neer het geloof ons is ontzonken, dat er inden mensch een

kompas en een macht over de stormen van het booze te

vinden is?

Hoe komen wijdoor de dagen en door den tijd met iets


van geluk, van evenwicht, vrede, wanneer het vertrouwen in
den mensch is geschokt?
Op al deze vragen is het antwoord gegeven, dat ook vorm

kreeg in het visioen van Daniël.

Er troont boven alle donkere machten en botsende krach-


ten de Eeuwige, wiens kleed sneeuwwit is, d.w.z. over duis-
ternis en zonde welft zich als een uitspansel de eeuwige God,
zoo hoog gezeten, zoo diep in het grondelooze licht; dichters
en denkers hebben zijn naam en wezen trachten te beschrijven,
en het werd maar stamelen van wat onafwijsbaar zich
gelden
deed in menschen hart en menschen wezen.
Altijd weer zijn
er gekomen, die hebben gezegd zoo is Hij niet; maar altijd
opnieuw is uit den mensch het lied vol verlangen en onweer-
staanbaarheid opgerezen: Gij, immer Gij en Gij alleen.
Daniël zegt: Hij zet zich op Zijn troon en de boeken wor-

den geopend ....

Ook dit is
menschelijke taal over meer dan menschelijke
werkelijkheid: wij ontkomen echter aan deze waarheid niet:
er is een oordeel Gods over de gang der menschheid, over

eigen leven en eigen daden en gedachten; er stijgt ver boven


wat wij denken en bedenken kunnen, alles omvattend, een
werkelijkheid, waarin dit aardsche leven een klein en donker
onderdeel is, en wij gelooven dat God niet speelt met deze
wereld en dit leven,
Hij niet en dat loslaat ons aller
lot, maar
dat inde botsingen en kwellingen in strijd en wording zich
voltrekt'Zijn wil en Zijn oordeel.
Pascal drukte dit zoo uit: er is er Een, die regeert in onze

strijd. Wij zijn vaak buiten machte iets anders dan strijd en

leed chaos te zien, hier ontsluit zich het


en maar
geloof tot

4
het weten, het hevige sterke weten: Hij regeert, en onze

strijd is het werk Zijner handen.

Ik las een middeleeuwsch oud-nederlandsch lied, dat zingt


van alle wee in wereld en leven, maar het refrein keert telkens
weer: „Want voor u enzal ik geen ander kiezen.” Dat heeft
een weerklank in mijn hart en naar ik hoop ook in het uwe:
als het er op aankomt, als het in uw leven gaat om de
laatste beslissing; als het er om gaat te kiezen aan wien dat

leven, hoe het ook is, en de wereld, hoe zij zich ook voordoet,
toebehoort: voor u. Zoo bruischt het uit dieper diepten van

ons wezen Godtegemoet: voor u en zal ik geen ander kiezen.


Hij is de Eeuwige in het smettelooze kleed, dat alle donker
oordeelt en zelf niet donker is. Hij is de eeuwig rustende,
dealles omvattende, waarin de macht der hel verslagen ligt
en de vrede is.

Maar nu dat derde: de Menschen Zoon, dien Daniël zag


komen, op de wolken gedragen, en die het koningschap ont-
ving over de volkeren, een koningschap dat niet te gronde
kan gaan ...

Er zijn die zeggen: hiermee kan ik niets


er beginnen; als
ik maar weet dat er een God is, Wiens macht de menschen
macht overwint, dan heb ik vrede in mijn leven, en
geen angst
voor
morgen, geen angst ook voor de dood.

Maar er zijn anderen die weten: dit is een dat op


geloof,
één groote vraag geen antwoord geeft, nl.: Wat moet ik doen
en wat
mag ik hopen; we! is er een eeuwige God en wel is

er dit vreemde donkere leven, maar waar is het verband,


waar moet ik mij toe wenden inde beslissingen die ik en

niemand anders dan ik nemen moet; waar vind ik leiding in


de tocht door deze donkere tijd?
Op deze vragen, die inde grond maar één vraag is, de
al

vraag naar de weg waarop wij moeten en kunnen gaan, hoor


ik een antwoord in het beeld van dien menschen Zoon: Er is
een verbinding tusschen het eeuwige en dit leven; tusschen
Gods wil en ons doen en laten, tusschen het woelen der vol-
keren en de heerschappij van Godin de hemel: de Menschen
Zoon, wien onder de menschen
koningschap, het leider- het

schap is toegewezen van Gods wege Hij draagt tot de


wereld, tot de menschen, de boodschap, de onuitwischbare
werkelijkheid van het rijk van God.
En nu weet ge, hoe in latere dagen toen Christus op aarde

5
verschenen de hem hebben aangeduid met dit
was, zijnen
oude woord: zij hebben gezegd: Hij is die Menschen Zoon,
die van Godswege tot ons kwam en wiens koningschap geen
einde zal nemen.

Dit is het wat wij noodig hebben te weten en door te

en vertrouwen: Hij, Chris-


geven in raad en daad in houding
tus is de koning ook nu, ook inde tijd die komt.

In Hem werd het accoord dat uit de visioenen van Daniël

opklonk, de volle melodie, die nu ook in ons


op wil klinken.
Ik weet dat philosophen en denkers het geheim van Gods
wil en raad te midden van de menschen op andere wijze
hebben uitgedrukt. Ik weet, dat er generaties van vrijzinnigen
zijn geweest, voor welke de naam van Christus tot een bleek

schijnsel was geworden.


Ik doe niets te kort aan wat zij de waarheid vonden en
trachtten uitte drukken, maar tegelijk weet ik, dat waar veel
teleurstelling werd ondervonden, en veel verwachtingen moes-
ten worden prijsgegeven, de naam van Christus nieuwe klank

gekregen heeft voor velen, en beter bestand bleek inde storm,


dan veel, wat vroegeren tot een steun was

Wij willen het koningschap dat niet kan ondergaan, ver-

kondigen in het tumult van dezen tijd. Veel koninkrijken val-


len, die van de wereld zijn, en de wereld gaat voorbij met al
wat in haar
begeerlijk is, maar door de eeuwen heen dwars
door de macht en strijd der volkeren, en het verschil der

meeningen, handhaafde zich de naam van Hem, wiens koning-


schap ook wij willen erkennen.

Hij is Koning. Christus is Koning.


Hij was het inde kribbe; naar het oud verhaal kwamen
herders en koningen
aanbidding. tot

Hij was het voor Pilatus: Zijt gij dan een koning, zoo klinkt
het en het antwoord luidt: Mijn koninkrijk is niet van deze
wereld, d.w.z. onaantastbaaar inde machtstrijd van aardsche
konirkriiken. .

Hij was het aan het kruis, waar hij stierf, den hemel tege-
moet, geen vlucht van de wereld weg, maar een overleveren

van het zwakke lichaaam aan hen die het lichaam kunnen
dooden maarde geest niet.
Hij is de door; in hem
Koning, eeuwen staan de tijden
geoordeeld.
Zijn koningschap spreekt ons aan uit het getuigenis van

6
hen, die door hem vrede vonden uit alle eeuwen klinken
hun stemmen hun spoor is als lichtspoor door
omhoog en een

de donkere geschiedenis der menschheid.

Er wordt veel pijn in geduld verdragen uit de kracht van

hem, die aan het kruis geleden heeft en toen ik, niet lang
geleden, een oude vrouw bezocht die wist dat ze sterven zou,

en die ook wel bereid was heen te gaan, maar haar kwelde
al wat zij deed en niet had mogen doen en verzuimde al wat
ze had moeten doen; en toen ik
op mijn laatste bezoek, dat
ik haar dit woord mocht:
brengen kon, eene vernemen „nu
is het alles wel vrede” toen heb ik opnieuw geweten van

een macht, die vrede brengen kan, anders sterker dan

gelijkerwijs de wereld die geven kan.

Hij Koning: Zijn koningschap spreekt tot ons inde vast-


is
heid van het geweten hier is het kompas, hier is de Jacobs-

staf, waardoor het schip zijn weg kan vinden over de woelige
zee en onder de sterren: hier hebben de grooten hun onwan-

kelbare vastheid gevonden waarin ze staande bleven in het


uur van en van verleiding.
gevaar
In Christus is deze maatstaf ons levend toegemoet getreden,
en waar zoovelen wankelen, staat
hij op de kruisweg en

wijst de rechte, de sterke weg. Dat is van Zijn Ko- de wet

ninkrijk, die in geen wetboek is uiteen te leggen, maar die


in het gebod van de liefde zijn onbetwijfelbare inhoud

heeft, en nooit scherper weten wij dan hier, hoe leven en


wereld het oordeel ondergaan van dit heilig koningschap.

En bovenal spreekt ditkoningschap tot ons inde h o o p,


die ook onze kerken doorzingen wil, de hoop op de overwin-
ning van Zijn wet en gebod over onze ongehoorzaamheid, van

Zijn liefde op onze haat, van Zijn macht op onze onmacht.

Zoo staat het koningschap van hem die de ZoOn des men-

schen genoemd wordt voor ons: als vrede, als liefde, en als

hoop ....

Maar het staat er heftig weersproken door het geweld van

deze dagen door de praktijk van ons aller leven, ja ook door
de zwakheid en verdeeldheid van hen, die zich christenen
Het staat betwijfeld
noemen. er en tegelijk aangeroepen door
zoovele zoekenden. Wat moeten wij dan doen, zoo klinkt het

1 uit tal
vaneen
van harten; waar

boek dat velen lezen.


moet ik het zoeken, zoo luidt de titel

Welnu. Wij hebben niet het antwoord op alle vragen; wij

7
hebben geen recept voor aller leven; wij hebben niet de hoog-
moed om als bezitters tegenover deze zoekenden te staan,
want telkens behooren wij zelf tot hen.

Maar wij kunnen ieder allen te samen, zeggen:


voor zich en

laat ons toch luisteren. Laat ons, naar een beeld, dat ik eens
hoorde gebruiken, ons leven ook wat meer inrichten als een
oostersch huis, dat niet als het onze de vensters aan de
straat heeft maar aan de binnenplaats, en laat ons dan levend
uit ons werk en vol van de vragen en zorgen van den dag,
ons naar de binnenzijde wenden, waar weer van het al te luid-

ruchtige en agressieve van heden, wat afstand is, en laat ons

dan luisteren en zien, wat de eeuwen verkondigen; haar wis-

selingen haar donkere en lichte dagen en dan luisteren en

zien komen onder de menschen en in ons hart de bode Gods,


Gods blijvende brandende heerlijkheid: oordeel en kracht, en

dan uit deze onnaderbare verte een onontkoombare nabijheid


zien komen onder de menschen en in ons hart de bode Gods,
de onaanzienlijke, de onvernietigbare: Christus, Godsgezant
En laat ons het dan weten: dit is het onwankelbare ko-

ninkrijk, dat zichtbaar wordt inde nood, dat staan blijft op


de puinhoopen, dat de weg wijst, dat troost en dat hopen
doet. Uit het Christusgeheim klinkt meer dan uit iets anders
in deze dagen tot ons over: mensch wanhoop niet en sta

vast inde kracht van God.

Dat willen wij, waar het verstonden, verder geven; dat


wij
bindt ons samen als christenen, als deel van die kerk, die de
onzichtbare genoemd is. De
Olympische spelen werden een-
maal door de fakkelloop der Marathonloopers gewijd zoo -

geve God, dat wij het vuur mogen doorgeven, dat eenmaal in
Christus in Palestina onder de menschen kwam; het een eind-

weegs verder dragen, overdragen aan het komende geslacht


voor een nieuwe tijd.
Gode ter eer, den menschen tot een
zegen.
Getuigen en dienaren van het koningschap, dat niet te

gronde gaat.

Amen.

Ds. J. F. KRUYT.

8
WAT VRIJZINNIGE CHRISTENEN GELOOVEN.

Wie daarover boeken wil lezen, kan ze gratis en franco

ter leen bekomen bij de Dames: Mej. TH. A. VAN ECK,


Pomona, Leiden; Mevr. TH. J. BOOGERD—MARIUS, War-
monderweg 7, Leiden; Mevr. B. LOMAN—BOESE, Amster-
dam, Stadionkade 8»; Mevr. WESTHOFF—BLIJHAM te

Vries (Dr.) of bij den Heer H. J. BARNOUW, Woltersum.


Uitgaven van de V.P.B.V.
F. DIJKEMA, De Sacramenten der

Roomsche Kerk, 4e dr. 10 ct.

F. DIJKEMA, De Bijbel onze


levensgids 3e dr. 10 ct.

P. H. KAPTEIJN Jr„ De toekomst

aan de Kerk, 2e dr. 10 ct-

A. FABER, Zondagsheiliging, 3e dr. 5 ct.

A. DE WILDE, Een wereld beeft 5 ct.

J. E. CANNEGIETER, Bijgeloof
2e druk 5 ct-

NIEUWE KRACHT, 4e dr. 10 ct.

C. J. BLEEKER, Waarom willen wij

vrijzinnig heeten? 2e druk 10 ct.

L. J. VAN DER KAM, Kom, naar

de catechisatie! 4e dr. 5 ct.

Mevr. F. KALMA-Koops, Wat kunnen

wij vasthouden, wat kunnen wij doen?


3e druk 10 ct.

K. STRIJD, Waarom laten wij


onze kinderen dopen? 2e dr. 5 ct.

H. W. MEIHUIZEN, De Kern van

het
Evangelie 10 ct.

HET LICHT SCHIJNT, 2e druk 10 ct.

K. STRIJD, Hoe lezen wede

Bijbel goed? 15 ct.

LIEDEREN EN GEBEDEN 10 ct.

Bij afname van 25 of meei; ex. 10 %,


van 100 of meer ex. 20 % reductie.

Besteladres der Vrijz. Prot. Blaadjesvereen.:


NIEUWE GRACHT 27, UTRECHT
POSTGIRO 384479

K2105

You might also like