You are on page 1of 15

Karakter

F. BORDEWIJK

15-18 jaar Niveau 4

Jacob Katadreuffe, de zoon van een arme, ongehuwde moeder in het vooroorlogse
Rotterdam, wil niets liever dan advocaat worden. De machtige ...

AUTEUR
F. Bordewijk
VERSCHIJNINGSJAAR
1938
TEKSTVORM
Roman
OORSPRONKELIJKE TAAL
Nederlands
BRONUITGEVER
NBD Biblion
AUTEUR UITTREKSEL
Lucas Kruse, Silvester van der Pol en Marieke in 't Veld
TREFWOORDEN
Ambitie, Bildungsroman, Eenzaamheid, Vader-zoonrelatie
NIVEAU
Bovenbouw Havo/vwo / 3e graad ASO, BSO en TSO
Lezen voor de lijst: 15-18 jaar Niveau 4
Karakter
In het kort

Jacob Katadreuffe, de zoon van een arme, ongehuwde moeder in het vooroorlogse
Rotterdam, wil niets liever dan advocaat worden. De machtige deurwaarder Dreverhaven, zijn
vader, werkt hem in alle opzichten tegen. Twee onbuigzame karakters raken verwikkeld in
een strijd die tot het uiterste lijkt te gaan. Tot hoever is Jacob bereid te gaan om zijn doel te
bereiken?

Wil je weten wat er precies gebeurt in het boek? Lees dan de uitgebreide samenvatting.

Om over na te denken

Voor we je meer gaan vertellen over dit boek, ga je eerst aan de slag met je eigen mening en
interpretatie. Wat vond jij eigenlijk van het boek? En wat denk je dat de schrijver bedoeld
heeft? Wat zou jij doen als je een van de hoofdpersonen was?

Weet je niet alles even goed meer? Lees dan de uitgebreide samenvatting en probeer de
vragen dan nog eens te beantwoorden. Weet je niet meer wie wie is? Dat vertellen we je
onder het kopje Personages.

Controlevragen

1. In hoofdstuk 22 lijdt Dreverhaven zijn eerste nederlaag. Waaruit bestaat die nederlaag?
2. Waarom mocht Jacob van zijn moeder geen ambacht leren?

Reflectievragen

1. Dreverhaven werkt zijn zoon voortdurend tegen. Dit doet hij naar eigen zeggen om hem
te stimuleren zijn doel te bereiken. Denk je dat Dreverhaven echt geloofde dat hij zijn
zoon op deze manier steunde? Hoe zou jij reageren als een van je ouders je op deze
manier behandelt?
2. Waar denk je dat enorme ambitie en drijfveren van Katadreuffe vandaan komen? Kun je
je verplaatsen in Katadreuffe? Zou jij bereid zijn alles aan de kant te zetten voor je
carrière?
3. Hoe zou je de stijl van dit boek typeren?
4. Joba accepteert geen alimentatie; kun je dat uit haar karakter verklaren? Zou je in haar
situatie hetzelfde doen?
Analysevragen

1. Welk motto heeft de schrijver het boek meegegeven en hoe is dit van toepassing op de
inhoud van het boek?
2. Welke rol speelt Jan Maan precies in het leven van Katadreuffe? Op welke wijze
beïnvloedt hij het leven van Katadreuffe?
3. Katadreuffe wordt op het advocatenkantoor beschreven als een aantrekkelijke man.
Hoe zit het met zijn interesse voor het andere geslacht? Waarom houdt hij afstand tot
vrouwen?
4. De ondertitel van Karakter is ‘roman van zoon en vader’. Kun je deze ondertitel
verklaren? Hoe belangrijk is de rol van de vader-zoonrelatie in deze roman?
Personages

Jacob Katadreuffe

Een ingetogen, keurige jongeman die is opgegroeid in armoede


Heeft een groot doorzettingsvermogen en een enorme wilskracht
Kan goed leren en wil ondanks zijn afkomst echt slagen in de maatschappij

Jacob kan nogal kleur- en emotieloos overkomen, maar is tegelijkertijd trots en eerzuchtig. Hij
is leergierig en wil koste wat het kost succesvol worden. Zo kan hij ook de schande van zijn
vroege faillissement te boven komen. Zijn doel is om advocaat te worden en daarvoor moet
alles wijken, ook de liefde. Met een extreme, ijzeren discipline doet hij staatsexamen en volgt
hij daarna zijn rechtenstudie. Er is geen ruimte voor iets anders dan werk en studie. Jacob wil
zo zijn vader, voor wie hij zowel trots als woede voelt, op zijn minst evenaren als het gaat om
maatschappelijk aanzien en succes.

Joba (Jacoba) Katadreuffe

Is op 18-jarige leeftijd verkracht en zwanger geraakt door haar oudere werkgever


Een norse, vastberaden en koppige vrouw die bewust haar zoon alleen opvoedde
Weigert alle hulp, zeker die van de verwekker van haar zoon; deurwaarder Dreverhaven

Joba is een hardwerkende, afstandelijke, onbuigzame vrouw. Ze toont geen emoties en is


streng voor zichzelf en haar zoon. Ze trekt zich niets aan van anderen en wil niks van mannen
weten. Haar sterke gezondheid gaat achteruit na de geboorte van Jacob en op latere leeftijd
gaat deze verder achteruit vanwege de tering, waaraan zij lijdt.

Arend Dreverhaven

Werkt als deurwaarder


Is een meedogenloze, keiharde man voor alle schuldenaren die hij treft
Voelt zich verantwoordelijk voor zijn onbezonnen daad bij Joba en biedt haar hulp aan,
maar spaart zijn eigen zoon totaal niet
Dreverhaven is een ‘zware brede vent, geen heer’ (p. 25); ‘een kerel van graniet, met een hart
slechts in de letterlijke zin’ (p. 9). Zijn stem is ‘diep’ en ‘machtig’ (p. 26). Van zijn werk is met
name de executie en alles wat daarbij hoort ‘zijn lust en leven’ (p. 128). Hij maakt zijn zoon het
leven bijna onmogelijk en dwarsboomt hem, omdat hij meent hem op die manier juist groot
te maken. Hij lijkt niet gelukkig. Zeker naarmate hij ouder wordt, worstelt hij zich door het
leven en gaat het steeds minder met hem.

Jan Maan

Is machinebankwerker en onderhuurder bij Joba


Kan het goed vinden met Jacob
Is communist, gek op meisjes en ligt vaak overhoop met zijn ouders

Jan wordt door Joba steeds meer behandeld als de man in huis; als een soort aangenomen
zoon. Ook is hij goed bevriend met Jacob, al verschillen ze enorm van elkaar. Jan helpt Jacob
zelfs met een lening als die overhaast een sigarenzaak overneemt.

Lorna Te George

Secretaresse van Jacobs werkgever Stroomkoning


Intelligente jonge vrouw
Ontwikkelt gevoelens voor Jacob, die hij niet beantwoordt door zijn enorme ambitie om
carrière te maken

Lorna neemt ontslag als blijkt dat Jacob niet voor haar gaat, ondanks een speciaal moment
dat ze samen hebben. Ze trouwt met een andere man en krijgt met hem een kind.
Thema's en motieven

Thema's

Ambitie en wilskracht
Katadreuffe heeft de ijzersterke ambitie om advocaat te worden. Hij gaat tot het uiterste om
zijn doel te bereiken en hiermee te ontsnappen aan de armoede en tegenslag tijdens zijn
jeugd. Hij ontwikkelt een enorme wilskracht en zelftucht, waardoor hij alle obstakels weet te
overwinnen en zijn einddoel behaalt: hij wordt advocaat en krijgt zijn felbegeerde
naambordje bij het advocatenkantoor. Hij ontwikkelt hierbij een minachting voor zwakte.

Bildungsroman
In de roman wordt vooral aandacht besteed aan de ontwikkeling van een volksjongen tot
advocaat, van man tot heer, wat het tot een Bildungsroman maakt. Het verhaal gaat immers
over de psychologische ontwikkeling van Jacob als kind totdat hij een man van tegen de 30 is.
Eenzaamheid
Het thema eenzaamheid slaat op de drie belangrijkste personages in Karakter. Moeder Joba
is een eenzame vrouw vanwege haar koppigheid, het afwijzen van hulp en haar keuze om
geheel zelfstandig te zijn. Ook vader Dreverhaven is eenzaam, niet alleen door de afwijzing
van Joba en Jacob maar ook vanwege zijn eigen koppigheid en hardheid. Jacob is eenzaam
vanwege zijn koppigheid, zijn grenzeloze ambitie en zelfstandigheid, maar vooral ook door
het afwijzen van de liefde (onder meer de afwijzing van Lorna, die gevoelens voor hem heeft).
Alle drie zijn ze niet in staat om te gaan met gevoelens van liefde en het tonen hiervan. Pas
aan het slot van het verhaal, na onder meer de ontmoeting met Lorna die ondertussen een
getrouwde moeder is, wordt het Katadreuffe duidelijk dat hij volstrekt eenzaam is en komt hij
tot het inzicht 'dat er vier mensen in zijn leven waren en het was alles een droefheid' (p.247).

Ondergang
Het thema ondergang komt in Karakter tot uiting in de relatie tussen vader en zoon. Vader
Dreverhaven is van mening door hij het zijn zoon niet makkelijk moet maken in het leven.
Door hem hardnekkig tegen te werken, hoopt hij zijn zoon omhoog te duwen in het leven. Op
26 maart 1946 schreef Bordewijk in een brief aan Victor E. van Vriesland: ‘Van mijn romans,
groot en klein, meen ik dit te mogen zeggen: een ondeugd of de overdrijving van een deugd,
ofschoon niet zonder een zekere indrukwekkendheid, voert uiteindelijk naar den ondergang’.
Dit thema ‘ondergangsbesef', als gevolg van het monstrueuze overdrijven van een deugd, is
ook in Karakter te herkennen. Katadreuffe heeft een ijzeren zelftucht, die hem wel hoog op
de maatschappelijke ladder brengt, maar die hem als (sociaal) mens doet mislukken. Net als
zijn moeder is hij onbuigzaam en staat hij daardoor zijn eigen geluk in de weg.

Vader-zoonrelatie
In Karakter staat de relatie tussen Katadreuffe en zijn vader Dreverhaven centraal. Er is
sprake van een machtsstrijd tussen vader en zoon en de strijd die soms geleverd moet
worden om je van je ouders los te maken. Katadreuffe doet alles om zich los te maken van
iedereen, ook van zijn vader, die hem op alle manieren tegenwerkt. Voor de zaak in Den Haag
had Jacob geld geleend van een bank, niet wetende dat zijn vader daar eigenaar van was. Om
zijn zoon dwars te zitten verklaart zijn vader hem failliet. Als Jacob al zijn schulden heeft
afgelost gaat hij geld lenen bij zijn vader voor zijn studie. Zijn vader vraagt opnieuw zijn
faillissement aan. Als Jacob advocaat is geworden gaat hij naar zijn vader toe en zegt dat hij
hem niet meer als zijn vader erkent. Hij heeft zich dus uiteindelijk losgemaakt van zijn vader.
Hij heeft nu een goede baan en kan dus helemaal zelfstandig leven, al heeft hij hiervoor een
enorme strijd moeten leveren en forse concessies op andere gebieden moeten doen.

Motieven

Vervreemding
Met het thema van de ondergang is het motief vervreemding nauw verbonden. Omdat hij
zich moeilijk kan uiten en erg ambitieus is, komt Katadreuffe nauwelijks in contact met
anderen. Door zijn koppigheid en trots wil hij van niemand enige hulp aanvaarden. Ook zijn
moeder is vervreemd van alles en iedereen. Zij heeft dezelfde karaktereigenschappen als
haar zoon. Daardoor is hun omgang stroef, op de grens van vijandig. Jacob raakt in het
slothoofdstuk ontroerd als hij in haar testament leest dat zij het geld dat hij haar maandelijks
gaf, voor hem op de bank heeft gezet. Ook Dreverhaven is iemand die vervreemd is. Dit komt
niet alleen door zijn meedogenloze optreden, maar ook door zijn indrukwekkende
verschijning.

Het monsterlijke
Een ander motief is het monsterlijke. De extreme opvattingen van Katadreuffe, Joba en
Dreverhaven mogen monsterachtig worden genoemd. Katadreuffe is door zijn hardnekkige
streven naar een carrière als advocaat als mens mislukt, Dreverhaven is een afperser en
sadist en Joba is hard en meedogenloos. Vergelijken we het monsterachtige van Dreverhaven
met dat van zijn zoon, dan kunnen we de conclusie trekken dat de zoon het in dit opzicht
misschien wel wint van de vader. Katadreuffe erkent ook de positieve werking van de
gedragingen van zijn vader, als hij toegeeft zijn eerste en tweede faillissement verdiend te
hebben en ervan te hebben geleerd.

Standsverschillen
Een volgend motief vormen de standsverschillen. Al op de eerste bladzijde wordt het verschil
benadrukt tussen een deurwaarder en een advocaat. Joba ziet dat Dreverhaven een echte
man, maar geen heer is en de verteller typeert hem als een markante figuur, maar ‘toch een
deurwaarder’. Lieske wordt omschreven als ‘een primitief volksmeisje’ en Katadreuffe als ‘een
zeldzaam verschijnsel’, omdat hij goed kan leren, iets wat ‘zelden bij iemand uit het volk
voorkomt'. Toch zijn er ook talrijke positieve typeringen van het volk: Jan Maan is ‘trouw’ en
beschikt over ‘de aangeboren kiesheid van het volk’.

Zelftucht
Een ander motief is dat van de tucht of zelftucht als middel om de dreigende chaos meester
te blijven en de angst te overwinnen. ‘Absolute’ (zelf)tucht en ‘absolute’ onvrijheid
overheersen in Karakter. De onvrijheid legt de mens in al zijn uitingen aan banden, schakelt
zijn individualiteit uit. Jacobs antwoord op deze dreiging is simpel: zelftucht. Maar aan het slot
van het verhaal wordt het voor hem duidelijk dat deze zelftucht een te groot offer heeft
gevergd: als mens is hij volkomen mislukt.

Verval
Ook verwording en verval spelen een grote rol. Op de eerste plaats bij Katadreuffe, die als
sociaal mens steeds meer ‘vervalt’. Ook Joba en Dreverhaven raken in ‘verval’. Met Joba’s
gezondheid is het steeds slechter gesteld en op het eind van het verhaal beseft Katadreuffe
dat zij niet lang meer te leven heeft. Ook haar creatieve vermogens nemen af, bij het
handwerken verliest zij haar originaliteit. Ook met Dreverhaven gaat het bergafwaarts. Zijn
zaken gaan steeds slechter, hij wordt roekelozer en onverschilliger. Opvallend in dit verband
is de staat van zijn huis als Jacob hem op het eind van het verhaal opzoekt.
Haat en liefde
Haat en liefde ten slotte zijn eveneens belangrijke motieven. Tussen vader en zoon, en
moeder en zoon bestaan merkwaardige haat-liefdeverhoudingen. Ook in andere relaties valt
een mengeling van tegenstrijdige gevoelens op. Zo bemerkt Katadreuffe bij Lorna te George
haar ‘adeldom’, hij vindt haar ‘beschaafd’, ’volkomen dame’, maar tegelijkertijd is hij bang en
wil hij alleen maar gaan voor zijn carrière. Joba heeft in het begin nog gevoelens van
genegenheid voor Dreverhaven, maar wijst hem bij wijze van boetedoening voor haar
moment van zwakte en ongewenste zwangerschap af. Ook de oprechte en ongecompliceerde
schipper Harm Knol Hein wijst ze af. Zelfs Jan Maan heeft ruzie met zijn ouders en verbreekt
tot twee keer toe een verloving.
Opbouw

Structuur
De roman telt 28 niet genummerde hoofdstukken met een korte titel.
De eerste zeven hoofdstukken beschrijven de jeugd van Katadreuffe tot zijn indiensttreding
bij Stroomkoning. Het volgende vijftal hoofdstukken beschrijft zijn eerste jaar daar. In deze
twaalf hoofdstukken dragen drie keer hoofdstukken dezelfde titel. Zulke identieke titelparen
komen verderop niet meer voor. Wel vallen herhalingen op afstand en variaties op. Zo is de
naam van twee hoofdstuktitels, ver uit elkaar ‘Dreverhaven’. Die omsluiten een tweede
herhaling: drie hoofdstukken ‘Katadreuffe en Dreverhaven’, die door twee groepjes van drie
hoofdstukken van elkaar worden gescheiden. In het slothoofdstuk wordt de titel omgekeerd:
‘Dreverhaven en Katadreuffe’. Dit kan te maken hebben met een omgekeerde
machtsverhouding.

Het verhaal wordt chronologisch verteld en begint ‘ab avo’, ofwel netjes aan het begin, en
bestaat uit één verhaallijn. Wel komen er flashbacks voor in het verhaal naar eerdere
gebeurtenissen.

Het verhaal heeft een gesloten einde. In het laatste hoofdstuk heeft Jacob Katadreuffe het
laatste woord. Hij heeft zijn doel bereikt en is dus advocaat geworden. Zijn vader
Drevenhaven heeft zijn doel eigenlijk ook bereikt, doordat hij zijn zoon hard gemaakt heeft.
Maar Jacob beseft aan het einde dat hij niet is geslaagd als mens, als het gaat om de
belangrijke mensen in zijn leven en de liefde.

Het dramatische, zogenoemde motorisch moment dat Jacob dit beseft, is na het laatste
bezoek aan zijn vader en het vinden van het spaarbankboekje waaruit blijkt het geld dat hij
overmaakte aan zijn moeder voor hem op een rekening is gezet en zijn moeder dit dus voor
hem heeft apart gezet. Daarna komen de inzichten en volgt het dramatische besef dat hij als
mens mislukt is.
Perspectief
In Karakter is sprake van een auctoriale vertelinstantie. De verteller is alwetend, kent de
afloop van de gebeurtenissen (‘later zou hij beseffen dat...’), weet wat de personages denken
en niet denken (‘hij begreep niet dat...’), geeft commentaar op personages (over Katadreuffe
bijvoorbeeld: ‘zijn kuisheid was wel eens benepen’) en beschouwingen (bijvoorbeeld: ’Er is een
belangrijk verschil tussen de bevolking der twee grootste steden, de Rotterdammer is
rustiger, evenwichtiger dan de Amsterdammer’.) Als Katadreuffe van binnenuit wordt belicht,
treedt de auctoriale verteller meestal terug en is er sprake van ‘vision avec’, de lezer kijkt mee
met Katadreuffe. Informatie over de andere personages krijg je als lezer vaak vanuit het
standpunt van Katadreuffe, maar er zijn ook passages waarin het standpunt van waaruit
wordt verteld, verlegd wordt naar een van de andere hoofdfiguren. Het is dan niet altijd
duidelijk met wie de lezer meekijkt.

Tijd
De roman begint met de geboorte van Katadreuffe (abo vo) en verloopt nagenoeg
chronologisch. Een doorbreking van de chronologie is bijvoorbeeld aan het begin van
hoofdstuk 7, waar is te lezen: ‘Aldus was het gegaan’. Hierna volgt de informatie over het
sollicitatiegesprek van Katadreuffe. In het eraan voorafgaande hoofdstuk, ‘Een vriend’, staat
het gesprek met zijn moeder en Jan Maan dat daarop volgt. Een soortgelijke constructie is te
vinden in het hoofdstuk waarin Jacobs eerste ontmoeting met zijn vader beschreven wordt.
Dat eindigt met de vraag van Dreverhaven: ‘En?’ Het volgende hoofdstuk sluit hier niet direct
op aan. De totale vertelde tijd is gelijk aan de leeftijd van Katadreuffe aan het slot van het
boek: 28 jaar.

Ruimte
Karakter speelt zich af in het Rotterdam van vlak na de Eerste Wereldoorlog tot halverwege
de jaren dertig. Rotterdam als haven- en werkstad met vele wateren wordt omschreven,
maar ook de enorme armoede en standsverschillen komen duidelijk aan bod. De kijk van
Katadreuffe op de stad is wisselend. Aanvankelijk heeft hij er een hekel aan. Later is hij
positiever: Rotterdam wordt tegenover ‘dat pest-Den Haag’ gezet, waar Katadreuffe het
mislukte sigarenwinkelavontuur beleeft en later het decadente nachtleven leert kennen.
In ‘Neen’ wordt de geboorte van Jacob beschreven rond Kerstmis van waarschijnlijk het jaar
1904. In het voorjaar van 1918 zit hij in de hoogste klas van de lagere school. De overige
tijdsaanduidingen zijn niet altijd even precies: aan het eind is hij ‘nog geen dertig’. De eerste
vier hoofdstukken bestrijken eenentwintig jaar en bevatten dus veel tijdverdichtingen. Het
verteltempo wordt daarna lager. Het grootste deel van de roman omvat de zeven jaren
waarin Katadreuffe zich opwerkt tot advocaat. Het verhaal eindigt in 1931 of 1932, midden in
de crisistijd.

Spanningsopbouw
Door verschillende onderbrekingen in de chronologische opbouw én door meerdere
vooruitwijzingen (’later zou hij beseffen dat...’, ’hij besefte niet dat hij toen reeds...’) wordt de
spanning bij de lezer vergroot. Ook de meerdere faillissementen die Jacob meemaakt, zorgen
soms voor een oplopende spanning over de afloop hiervan. Er ontstaat een psychologische
spanning, ook rondom de zeer gespannen vader-zoonrelatie en of die tot een climax komt.
Als lezer wil je bovendien weten of het Jacob lukt om zijn droom om advocaat te worden te
verwezenlijken en of dit hem uiteindelijk voldoening geeft.

Sfeer
Het boek ademt de vooroorlogse tijdsfeer uit. Dit onder meer door het specifieke taalgebruik
van die tijd. Dit alles zorgt voor een afstandelijke sfeer.
Titel en motto

Bordewijk gaf deze roman eerst de titel ‘Karakters’. Uit het schrappen van de ‘s’ blijkt dat het
karakter van de drie hoofdpersonen, Jacob en zijn ouders, grote overeenkomsten vertoont.
Alle drie geven ze werkelijk nooit op en volharden ze in hun ideeën. De ondertitel ’roman van
zoon en vader’ geeft aan de relatie tussen Jacob en zijn vader centraal staat.

Motto

Het motto is een regel uit het gedicht ‘The rime of the acient mariner’ van S.T. Coleridge
(1798) en luidt: ’A sadder and a wiser man / He rose the morrow morn.’
Vertaald: ‘De volgende ochtend stond hij droever en wijzer op’. Deze woorden verwijzen naar
de sombere gevoelens van Jacob aan het einde van het verhaal, als hij beseft dat hij zijn doel
bereikt heeft, maar hiervoor een te hoge prijs heeft moeten betalen.

Taal en stijl

De stijl in Karakter is vrij zakelijk. De zinnen bestaan soms uit drie of vier regels, en de
woordkeus is soms ouderwets ( oorden als 'ontveinzen', 'intransingeant'). Er komen maar
weinig dialogen voor, want de hoofdpersonen zijn allesbehalve praters. Wel komen er veel
lange beschrijvingen van personen en gebouwen in de roman voor.

Taal en stijlfiguren

Het taalgebruik is gedateerd, namelijk uit de jaren twintig en dertig, maar door de
zakelijkheid van Bordewijk tegelijkertijd strak en sober.

Er komt veel opvallende beeldspraak aan bod: (‘Als roerdompen langs het moeras staken de
hefkranen aan de kaden hun snavels schuin omhoog’' p.234), de uitgebreide omschrijving van
de personages (bijvoorbeeld van De Gankelaar: 'Katadreuffe zag (...) een hoog voorhoofd,
wild blond haar naar achteren gedwongen, een klein reebruin oog, harde wangspieren. De
mond was wat groot en niet zeer fraai geboetseerd, de tanden waren onregelmatig maar
goed wit, de pols kwam breed en blank uit de mouw, aan de hand een zegelring’' p.37). Ook
komt er veel opvallende naamgeving voor om personages te typeren (bijvoorbeeld
'Stroomkoning': koning van de reders, koning van de Maas).
Soms zijn er uitgebreide beschrijvingen van gebouwen, zoals het kantoor van Dreverhaven:
‘Het hing niet slechts opzij, het hing ook voorover, in een hoge dreiging’ en het
advocatenkantoor van Stroomkoning (‘een statig, oud herenhuis, waarin lichte kleuren
overheersen’). De auteur is vrij lyrisch en gebruikt veel bijvoeglijke naamwoorden in zijn
beschrijvingen van de rivier en de haven: ‘de Waalhaven, de meest koninklijke, een binnenzee
gelijk, onder het immense van een eigen uitspansel (...) waar de majestueuze geluiden
weerkaatsten over de ontzaglijke waterbassins, de schoonste, machtigste, massaalste
geluiden die de mens heeft geschapen, de vorstelijke stemmen der zeeboten’.
Achtergrondinformatie

Werkloosheid en armoede
In Karakter komen verschillende sociaaleconomische aspecten naar voren die kenmerkend
zijn voor die tijd waarin het zich afspeelt. Zo was de werkloosheid hoog. In het boek staat
bijvoorbeeld ‘de malaise maakte zoveel werklozen, men ging het aan de gezichten zien, het
werd een type, een nieuw figuur kwam in het stadsuiterlijk. Zij waren haveloos en slordig, zij
geneerden zich niet kapotte kleren af te stropen en een onfrisse naaktheid te etaleren’ (p.
247). Ook staat in het boek dat Jan Maan meerdere malen is ontslagen om zijn
communistische uitspraken. ‘Het is dat hij zo’n goede machinebankwerker is, van dat kaliber
had je er toch niet veel. Dat was de enige reden dat hij wist dat hij toch weer zo aan de slag
kon’ (p.228).

Kinderarbeid
Verder komt in het boek kinderarbeid naar voren. Op hun kantoor werkte namelijk Pietje, hij
zorgde voor de dossiers. Mede doordat hij te jong en zwak en al te veel op kantoor had
moeten lopen werd hij ziek (hij leed aan tuberculose) en overleed.

Economische crisis
De economische crisis van 1929 leidde wereldwijd (en dus ook in Nederland) tot een
koopkrachtverlies en grote werkeloosheid.

De crisisjaren komen duidelijk in het verhaal naar voren. De armoede van Katadreuffes
moeder, de opstand in Rotterdam, de vele arme wijken en mensen in Rotterdam. De
armoede komt het duidelijkste in de eerste drie hoofdstukken naar voren en in de stukken
waarin over Dreverhavens optredens als deurwaarder wordt geschreven. Ook wordt vaker de
crisisjaren als ’de malaise’ vernoemd. Op p. 235 staat bijvoorbeeld ‘het kantoor kreeg een klap
van betekenis, toch kon het zich goed handhaven en daarin gedroeg het zich gelijk de meeste
advocatenkantoren, want de nieuwe conjunctuur trof de rechtspraktijk niet in dezelfde mate
als de handel’.

Emancipatie
Ook emancipatie van vrouwen komt naar voren, namelijk dat zijn een belangrijkere plaats in
de maatschappij opeisten. Op blz. 29 staat bijvoorbeeld ‘een vrouwelijke advocaat telde dit
kantoor ook al’. Op het kantoor werken sowieso meerdere vrouwen, wat in die periode ook
gebruikelijker werd.

Vermaak
Ook het groter en massaler worden van de stad met ook meer vermaak komt naar voren. Na
het veertigjarige jubileum van Stroomkoning gingen ze namelijk met de auto naar een
dancing in Den Haag. Ook gaat Jacob met zijn moeder en Jan Maan naar Russische films.
In de media

Karakter wordt beschouwd als een hoogtepunt in het werk van Bordewijk. In de media zijn
voornamelijk positieve geluiden te horen. Het boek, dat dateert uit 1938, is enorm goed
gelezen en staat nog steeds in de belangstelling. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het
luisterboek van Karakter, voorgelezen door Adriaan van Dis, in 2016 de Luisterboekprijs won.

Hieronder lees je een aantal citaten uit recensies:

‘Katadreuffe wordt menselijker, niet minder menselijk. Dit wordt nog een keer bevestigd door
degene die het meeste recht zou hebben om Katadreuffe onmenselijkheid te verwijten: Lorna
te George. Bij hun laatste ontmoeting is zij van oordeel dat “zijn geest was gerijpt, hij werd
eens nog een grote figuur. Hij scheen haar ook zachter, en tóch een man”.’
Ralf Grüttemeier, tijdschrift Literatuur, 1994

’Zoon zijn van een vader is in Karakter van Bordewijk vooral een wordingsproces tot man. Die
man moet dan wél zelf leren leven.’
Nina Weijers, De Groene Amsterdammer, 2019

‘Het is deze ambivalente, soms paradoxale visie op de vader-zoonverhouding die Karakter


wat mij betreft uittilt boven al die andere vader-zoonboeken. Je komt er niet goed achter hoe
de schrijver zelf over deze botsing tussen karakters dacht.’
Rob Schouten, Trouw, 2014

‘Tot nu toe is meestal voorbijgezien aan de religieuze wending die zich aan het slot voordoet.
Alle aandacht is telkens weer uitgegaan naar het oedipale patroon.’
Jaap Goedegebuure, Trouw, 2005

‘Want wie het boek nu leest, wordt niet alleen getroffen door het feit hoezeer de vader erop
uit lijkt de zoon te vermorzelen, maar evenzeer door het feit hoe bikkelhard de moeder tegen
haar zoon, die, let wel, ook zijn zoon is, optreedt.’
Maarten 't Hart, NRC Handelsblad, 1988

Op LiteRom vind je nog meer recensies over dit boek.


Weetjes over het boek

Karakter staat bekend als het meesterwerk van Bordewijk. In vergelijking met zijn
eerdere werk is Karakter traditioneler van opzet en minder extreem van stijl. Het boek
wordt daarom ook leesbaarder ingeschat dan eerder uitgebrachte romans van
Bordewijk.
In1939 kwam een Duitse vertaling uit. In 1966 volgde een Engelse vertaling.
In 1971 werd een vijfdelige televisiebewerking uitgezonden, met Ko van Dijk, Andrea
Domburg en Lex van Delden in de hoofdrollen.
Op de vijftigste verjaardag van het boek in 1988 kwam de 28e druk uit.
Karakter is in 1997 als film uitgebracht. Het won een Gouden Kalf voor de beste regie en
een Oscar voor de beste buitenlandse film.
Bordewijk heeft zelf, net als hoofdpersoon Jacob Katadreuffe, rechten gestudeerd en
was advocaat van beroep.

Voor deze bespreking is gebruikgemaakt van: F. Bordewijk, Karakter. Uitgeverij Nijgh &
Van Ditmar, Amsterdam, 2004, veertigste druk.

Over de auteur

Ferdinand Bordewijk (Amsterdam, 1884-1965) was de derde zoon van een vader die werkte
bij de Rijkspostspaarbank en moeder die huisvrouw was. Het gezin verhuisde naar Den Haag,
waar hij het gymnasium voltooide. Daarna studeerde hij rechten in Leiden, maar bleef in Den
Haag wonen.

Na zijn rechtenstudie ging hij werken bij een advocatenkantoor in Rotterdam. Hij trouwde in
1914 met de autodidact-componiste Johanna Roepman (1892-1971) en kreeg twee kinderen.
In december 1919 vestigde hij zich als zelfstandig advocaat in Schiedam, maar hij bleef in de
Haagse wijk Bezuidenhout wonen. Zijn leven lang werkte hij als advocaat, hij was daarnaast
schrijver.

In 1949 ontving hij voor zijn roman Noorderlicht de eenmalig toegekende Prijs voor kunsten
en wetenschappen. Voor De doopvont en Studiën in Volkscultuur ontving hij in 1953 de P.C.
Hooftprijs. Zijn gehele oeuvre werd in 1957 bekroond met de Constantijn Huygens-prijs. Een
vorm van eerbetoon is ook het feit dat de prijs voor een prozawerk van de Jan Campert-
stichting sinds 1978 zijn naam draagt.

Zijn bekendste boeken zijn Blokken, Bint en Karakter.

De stijl van Bordewijk is kort en zakelijk, deze wordt vaak ingedeeld bij de nieuwe zakelijkheid,
een objectieve en realistische kijk. De belangrijkste thema's in het werk van Bordewijk zijn
krankzinnigheid, (zelf)tucht, misdadigheid, het monsterlijke en degeneratie, ofwel verval. Die
zelftucht is vaak een manier om motieven als angst en ondergang te overwinnen.

In veel boeken van Bordewijk treffen we eenzelfde aandacht voor het monsterlijke, voor het
beest in de mens, bijvoorbeeld in Blokken, Bint en Knorrende Beesten.

Een sterke emotie, die meerdere keren terugkomt in Bordewijks werk, is die van het niet
kunnen kiezen tussen uitersten. Zowel in Karakter als in Bint en Noorderlicht staan uitersten
tegenover elkaar: fascinatie en afkeer, groeien en krimpen, liefde en haat, overwinning en
nederlaag. Vrijwel nooit laat Bordewijk een van de tegenpolen domineren over de andere; ze
blijven naast elkaar bestaan. Het is daarbij aan de lezer zelf om een keuze te maken voor een
van de polen, het wordt opengehouden. Bordewijk geeft hiermee geen enkele
levensbeschouwelijke boodschap, hoewel die hem wel zijn toegedicht, met name die van het
waarschuwen tegen of juist het bevorderen van de strenge zelftucht.
Uitgebreide samenvatting

Joba Katadreuffe wordt op achttienjarige leeftijd verkracht door haar twintig jaar oudere
werkgever, Arend Barend Dreverhaven. Ze raakt zwanger en neemt ontslag. Joba heeft een
ijzeren gestel, maar door de keizersnede tijdens de geboorte van haar zoon Jacob, is ze erg
verzwakt.

Dreverhaven is een gevreesde, genadeloze deurwaarder, die bekendstaat als ‘het zwaard
zonder genade voor iedere schuldenaar die hem in handen viel’. Tot zes keer toe vraagt hij
Joba ten huwelijk, maar ze weigert koppig. Ook de postwissels die hij opstuurt, neemt ze niet
aan. Ze vergeeft het zichzelf niet dat ze voor Dreverhaven is bezweken en wil op eigen kracht
verder in het leven. Haar zoon Jacob Katadreuffe groeit op in armoedige omstandigheden.
Joba verdient wat geld met kunstnaaldwerk, dat opvalt door origineel kleurgebruik en
moderne patronen, en met schoonmaken. Bovendien verhuurt ze een kamer aan de
communist Jan Maan, die bevriend raakt met moeder en zoon.

Na de lagere school mag Katadreuffe geen vak leren, want Joba vindt dat hij zichzelf maar
door de wereld moet slaan. Na vele baantjes te hebben gehad, raakt hij op zijn achttiende
werkloos. Hij schaft boeken aan om zichzelf wat te leren, onder andere een incomplete Duits
lexicon. Op zijn eenentwintigste neemt hij een sigarenwinkeltje in Den Haag over om hogerop
te komen. Hij leent daarvoor tegen woekerrente geld bij een duistere bank. Als hij zijn
schulden niet meer kan betalen, wordt hij failliet verklaard. In verband hiermee bezoekt hij
het advocatenkantoor van mr. Stroomkoning. Hij ziet de vijf koperen naamborden die naast
de deur schitteren in de zon. Katadreuffe beseft op dat moment dat de jaren van mislukking
voorbij zijn. Hij wil dat zijn naam ook op zo’n mooi bordje komt te staan. Op het kantoor ziet
hij voor het eerst zijn vader, die veel zaken voor Stroomkoning doet. Hoewel hij het een ‘kerel
als een beest vindt, is hij onder de indruk van zijn imposante verschijning. De curator De
Gankelaar vindt Katadreuffe een opmerkelijk persoon en besluit hem te helpen. Hij bezorgt
hem een baantje als typist en bediende op het advocatenkantoor. Daar komt Katadreuffe
erachter dat zijn eigen vader achter zijn faillissement zit.

Katadreuffe krijgt een kamer bij Graanoogst, conciërge bij Stroomkoning, boven het
advocatenkantoor. Jacob is leergierig en werkt keihard. Op kantoor hoort hij verhalen over
zijn meedogenloze vader, die door de armste buurten trekt om mensen wegens
achterstallige huurschulden op straat te zetten. Bureauchef Rentenstein vertelt hem dat
Dreverhaven om beslag te leggen op een schip, in hartje winter in het ijskoude zeewater
sprong. Katadreuffe is door deze verhalen jaloers én trots op zijn vader. Langzamerhand
krijgt hij het verlangen om zijn vader voorbij te streven. Hij gaat studeren voor zijn
staatsexamen om zo zijn uiteindelijke doel te bereiken: advocaat worden.

Alles moet daarvoor wijken, zelfs de liefde. Hij wijst de toenaderingspogingen van het
dienstmeisje Lieske en de typiste Sibculo bruut af. Hij geeft zelfs niet toe aan zijn gevoelens
voor Lorna te George, Stroomkonings secretaresse, die verliefd op hem is. Dan verklaart
Dreverhaven zijn zoon voor de tweede keer failliet. Woedend zoekt hij zijn vader op. Bijna
wordt hij het slachtoffer van zijn eigen drift als Dreverhaven zijn zoon een mes aanreikt.
Katadreuffe weet zich echter te beheersen en stoot het mes met kracht in het tafelblad.

Later heeft hij een gesprek met Stroomkoning. Die zorgt ervoor dat de afwikkeling van het
faillissement soepel wordt geregeld. Katadreuffe wil tonen dat hij het tegen zijn vader durft
op te nemen. Hij leent tweeduizend gulden van zijn vader voor privélessen en laat in het
contract opnemen dat de schuld ieder moment opvorderbaar is. Kort voordat Katadreuffe
met goed gevolg het staatsexamen aflegt, vraagt zijn vader voor de derde keer zijn
faillissement aan. Het verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. Weer heeft hij een
gesprek met zijn vader en opnieuw houdt die hem een mes voor. Katadreuffe behoudt zijn
kalmte en vertrekt waardig.

Omdat hij voor zijn examen is geslaagd, wordt er op kantoor een feestje gehouden. Lorna te
George gaat eerder weg en Katadreuffe laat haar uit. Als ze even tegenover elkaar staan,
voelt hij dat dit het machtigste moment van zijn leven is. Hij laat het voorbijgaan. De volgende
dag meldt zij zich ziek en neemt ze, ondanks verzet van Stroomkoning, ontslag. Jacob voelt
zich ellendig en krijgt een maagbloeding. Dan schudt hij de zorgen van zich af en besluit dat
hij geen man is voor een huwelijk.

Hij begint aan zijn rechtenstudie. Intussen gaat het met de gezondheid van zijn moeder
steeds slechter. Na vijfentwintig jaar bezoekt Dreverhaven haar en doet opnieuw een
huwelijksaanzoek. Opnieuw wijst ze hem af. Ze vraagt hem waarom hij zijn zoon steeds
dwarszit. Zijn antwoord is veelzeggend: door hem zo dwars te zitten, zal zijn zoon groot
worden. Ook met Dreverhaven gaat het bergafwaarts. Zijn zaken gaan niet meer zo goed en
hij voelt zich rusteloos en gedesillusioneerd. Vlak voor zijn doctoraalexamen ontmoet
Katadreuffe Lorna te George in een park. Ze is inmiddels getrouwd en heeft een kind. Hij zegt
haar dat hij nooit met een ander zal trouwen en dat hij een lafaard is. Als hij zijn moeder over
hun gevoelens voor elkaar vertelt, vindt ze dat hij heel dom is geweest.

Nog eenmaal zit Dreverhaven zijn zoon dwars: hij probeert te voorkomen dat hij als advocaat
wordt beëdigd. De bezwaren tegen zijn toelating tot de balie worden echter ongeldig
verklaard. Aan de gevel van het kantoor ziet hij vier naambordjes, waaronder: Mr. J.W.
Katadreuffe, advocaat en procureur.

Die avond gaat Katadreuffe voor een laatste afrekening naar zijn vader. Die reageert echter
anders dan hij verwacht had. Jacob wordt woedend als zijn vader hem een hand wil geven en
zegt hem niet te hebben tegengewerkt, maar juist te hebben meegewerkt aan zijn carrière.
Zijn tegenwerking heeft Jacob immers alleen maar gestimuleerd? Verward gaat hij naar huis.
Daar komt hij tot het inzicht dat zijn ambitie hem noodlottig is geworden. Hij vindt dat hij als
mens heeft gefaald, zowel tegenover zichzelf als tegenover de enige vier andere mensen in
zijn leven: Maan, Te George, zijn moeder en zijn vader.

You might also like