--

B. Leesvaardigheid

Tekst 1: De familie Kalstian

ln het dorp Giethoorn woont de Armeense familie Kalstian. Dit gezin moet Nederland verlaten.
Het Nederlandse ministerie van Veiligheid en Justitie wil dat het gezin snel vertrekt.
De familieleden, vader, moeder en twee kinderen van zeven en vijf jaar oud, moeten terug naar
het land van herkomst. Het ministerie van Veiligheid en Justitie zegt dat de ouders geen juiste
informatie hebben gegeven bij hun aankomst in Nederland.
Het gezin heeft veel steun van mensen uit het dorp en van de ambtenaren van de gemeente.
De kinderen gaan naar de basisschool in Giet hoorn. Zij hebben ook vriendjes op school. Zij
spelen elke dag met de Giethoornse ki nderen. De vader van de kinderen helpt ais vrijwilliger
bij de bibliotheek van de basisschool. De moeder helpt in het woonzorgcentrum. Zij brengt
koffie bij bejaarden en maakt een praatje met hen. Veel mensen in Giethoorn begrijpen niet
waarom het ministerie het gezin nu naar Armenië stu urt. ledereen wil graag dat het gezin in
Giethoorn blijft.
Het gezin Kalstian heeft bijna vijf jaar in Nederland gewoond. De kinderen hebben geen enkele
herinnering aan hun geboorteland en zij spreken prima Nederlands. De ouders hebben hun
inburgeringsdiploma.

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

Vraag 1 - Waarom moet het gezin Kalstian nu terugreizen naar Armenië?
A De ouders van het gezin Kalstian kunnen geen werk vinden in Giethoorn.
B De kinderen willen niet naar de basisschool gaan.
C De ouders hebben niet de waarheid verteld toen zij naar Nederland kwamen.
D De kinderen van het gezin Kalstian willen graag terug Armenië.
Vraag 2 - Spreken vader, moeder en de kinderen Kalstian allemaal Nederlands?
A Ja, zij hebben alle vier Nederlands geleerd.
B Ja, zij hebben alle vier hun inburgeringsdiploma.
C Ja, zij gaan alle vier naar school.
D Nee, zij begrijpen de mensen in Giethoorn niet.
Vraag 3 - Wat voor werk doet mevrouw Kalstian?
A Zij werkt met oude mensen.
B Zij helpt ais vrijwilligster in de bibliotheek van de basisschool.
C Zij werkt in het winkelcentrum.

' 1 \ 'J 1 -
- - -'t
1 1! 1
'-
-
-\ 33
 Tekst 2: Een modern gezin

Karel komt uit een modern gezin. Zijn ouders wonen niet meer bij elkaar. Ze zijn gescheiden, al
jaren geleden. Karel heeft geen broers of zussen, hij is het enige kind van zijn vader en moeder.
De ouders van Karel hebben nu allebei een nieuwe partner. Zo gaat dat tegenwoordig.
De vader van Ka rel woont nu sa men met een man. Zij zijn niet getrouwd, maar zij zijn wel een
stel. De vader van Karel is homoseksueel. Homo's kunnen ook trouwen in Nederland, maar de
vader van Karel is nu nog niet getrouwd met zijn nieuwe partner. Door de week woont Karel bij
zijn vader en bij de vriend van zijn vader.
De moeder van Ka rel is voor de tweede keer getrouwd. Zij heeft nu een nieuwe man. En daar
zijn drie kinderen in huis. Drie jongens. Dat zijn drie zoons van zijn moeder en va n haar nieuwe
echtgenoot. Ais Karel in het weekend bij zijn moeder komt, dan komt hij in een vol huis, want
die drie jongens zijn heel druk. Ze zijn wel tien jaar jonger dan Ka rel en ze ma ken veel lawaai,
ze rennen door het huis, ze maken soms een beetje ruzie met elkaar en ze luisteren naar
muziek of kijken naar films op de computer of op de televisie. Die nieuwe kinderen van de
moeder van Karel zijn halfbroers. Dat is wel een gek Hollands woord: halfbroer. Nederlanders
maken altijd maar weer nieuwe en gekke woorden. Vreselijk!

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

Vraag 1 - Bij wie woont Ka rel?
A Hij woont nu bij zijn vader.
B Hij woont door de week bij zijn vader en in het weekend bij zijn moeder.
C Hij woont nu bij zijn moeder.
D Hij woont bij zijn halfbroer.
Vraag 2 - Zijn de ouders van Karel getrouwd?
A De vader van Ka rel is nu getrouwd met een man.
B Ja, ze zijn allebei weer getrouwd.
C De moeder van Karel is getrouwd.
D Nee, ze zijn niet getrouwd.
Vraag 3 - Heeft Ka rel broers of zussen?
A Ja, hij heeft drie broers, maar hij heeft geen zussen.
B Nee, hij heeft geen broers, maar hij heeft wel drie halfbroers.
C Nee, hij heeft geen zussen, maar hij heeft wel een halfbroer.

:,- ~, .....--- . .,_ - "711"'~~--.-r~~-•-·..,..·,.~"'7'1';!;>~~.;-._I.~~~ -~ ,

, 34 Lf _Y ~• 'Îf/t,,r,;ffft\
Tekst 3: Joseph Domingo

lk heet Joseph Domingo. lk ben een jongen van vier jaar oud. lk ga ook al naar school. Eike dag.
Hartstikke leuk! Natuurlijk veel leuker dan het kinderdagverblijf. Dat is toch echt iets voor de
kleintjes, de peutertjes en de baby's.
Mijn ouders wonen in Nederland, maar zij zijn daar niet allebei geboren. Mijn moeder wel,
maar mijn vader is geboren in de Filipijnen. Eén zus van mijn vader woont in Nederland, in
Friesland. Dat is mijn tante Dina. Zij is heel lief. Mijn vader komt uit een gezin met negen
kinderen. Hij heeft dus enorm veel broers en zussen. Dat zijn we in Nederland echt niet
gewend. Bij ons zijn de gezinnen een stuk kleiner.
Ja, ik heb dus in de Filipijnen heel veel ooms en tantes. En ik heb daar ook veel neven en
nichten. Die zie ik bijna nooit, ik weet niet hoe ze heten. Eén orna van mij woont in de
Filipijnen, haar heb ik een paar keer gezien.
Maar ik heb ook nog Nederlandse familie. Mij n Nederlandse moeder heeft geen broers, maar
wel één zus, zij komt heel vaak op bezoek. Zij heet ta nte Jiska en zij is heel lief. Zij komt vaak
oppassen, bijvoorbeeld ais mijn moeder gaat sporten of ais zij 's avonds moet vergaderen voor
haarwerk.
ln Nederland heb ik geen neefjes of nichtjes. Nog niet.
Mijn Nederlandse opa en orna zie ik vaak. Zij willen altijd leuke dingen met mij doen, zoals naar
de dierentuin gaan en ijsjes eten. Lekker!

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

Vraag 1 - Hoeveel broers en zussen heeft Joseph Domingo?
A 1
B 0
C 9
D Dat staat niet in de tekst.
Vraag 2 - Waarom komt tante Jiska vaak op bezoek bij Joseph Domingo?
A Zij past op hem, ais zijn moeder uitgaat of moet werken.
B Zij brengt hem naar school.
C Zij haalt hem op uit school.
D Zij neemt hem mee naar de dierentuin en zij gaat met hem ijsjes eten.
Vraag 3 - Uit welk land komt de moeder van Joseph Domingo?
A Uit de Filipijnen.
B Uit Nederland.
C Uit Friesland.

~,....-;-,~~:?,;~.._~i:=- ~-.,-;-•::-,} • •. . p;,,T ~~-- :!.,•~- --• /

;nrrzf'.(:.'f~;H,- f;jj~fWiT:1 -ll•mP"'f.~Tf:I, ·' 35

. ·,, :._t:i.< ,; t~\•'
 Tekst 4: Zonder familie in Nederland

Mijn familie woont niet hier, ik ben alleen gekomen. Eerst ging ik met het vliegtuig naar Egypte,
daarna met een taxi naar Libië. lk kwam in een boot naar ltalië. Daar woonde ik zes maanden.
lk heb daar gewerkt bij een boer. Met de trein ging ik in april 2015 naar Nederland. Het was een
lange reis.
Waar ik vandaan kom? lk kom uit Syrië. lk weet niet precies waar mijn familie woont, want veel
huizen zijn kapot, ons huis ook. Daarom wonen mijn ouders en mijn broers en zussen nu op
veel verschillende plaatsen.
lk heb soms contact met mijn familie via Facebook en Skype. Twee broers zijn ook in Europa, zij
wonen nu in Zweden. lk wil ook naar Zweden verhuizen. Zweden is een m ooi land. lk ben daar
geweest. lk heb daar mijn broers gezien. Maar ik kan niet verhuizen, dat mag niet. lk moet nu
eerst in Nederland blijven. lk heb geen geld om steeds op fa miliebezoek t e gaan. Twee ande re
broers van mij leven nog, zij zijn in Syrië. Maar ik weet niet waar zij zijn en wat zij doen. Twee
broers van mij zijn overleden.
lk heb ook vier zussen. Twee zijn verdwenen, weg. Niemand weet waar zij zijn. Twee andere
zussen wonen bij mijn ouders in het Syrische Aleppo. Zij wonen in het huis van mijn oom.
lk ben geboren in Syrië, in een groot gezin, er waren elf kinderen. Maar nu ben ik zonder fam ilie
in Nederland.

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

Vraag 1 - Hoeveel broers van mij zijn nog in leven?
A 4
B 2
C 7
D 5
Vraag 2 - Hoe ben ik in Nederland aangekomen?
A Met de trein.
B Met het vliegtuig.
C Met de boot.
D Met de taxi.
Vraag 3 - Waar zijn mijn vader en moeder nu?
A ln Zweden.
B ln Syrië.
C Dat staat niet in de tekst.

Kijk deze oefeningen na. Goede antwoorden vindt u achterin het b oe.
k

· 36 . r. 'r,11i1/fr
 C. Luistervaardigheid (vragen)
.•,
Luister naar de audio op www.adappel.nl/ boekA2

Tekst 1: Gesprek van JORDI en DESIREE, broer (12 jaa r oud) en zus (14 jaar oud)

Lees de vraag goed. Kies daa rna het beste antwoord.

f{f.~
~
Vraag 1 - Waar zijn de ouders van Jordi en Desiree?
A Dat is niet d uidelijk. l'.d'
B Die zijn bij opa en orna .
C Die zijn naar een wi nkel.
D Die zij n in de keuken.
Vraag 2 - Wat gaat Jordi kopen voor zijn moeder?
~~'''
/

.'\
X::
1 ~ -

' ""'
•

A Bloemen.

c:,i~
B Zeep.

-~ =
C Cola.
D Hij weet het nog niet.

~-
Vraag 3 - Wat zegt Desiree over jongens?
1 ..
A Alle jongens zijn stom.
B Niet aile jongens zijn stom, maar Jordi is wel stom. "-- , -~
r-

C Jongens houden niet van shoppen.

Tekst 2: Gesprek van KEES en KARIN, twee ouders op het schoolplein

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

r-~~
Vraag 1 - Hoeveel kinderen heeft Kees?
A Hij heeft t wee kinderen. - -
B Hij heeft 1 kind.
C Hij heeft drie kinderen. ~, f~, '4; \ \
D Dat is niet duidelijk. 1 -=-,
Vraag 2 - Waarom gaat Laila niet naar de crèche? / ;~
A De crèche is erg duu r.
B De crèche is te ver weg.
r"~ , -
C Laila is een baby en een baby is te klein voor de crèche.
ri -
D De crèche heeft geen plaats.
Vraag 3 - Hoeveel kinderen heeft Karin?
A Zij heeft twee kinderen .
f i~ 7
-
r-

r-

B Zij heeft 1 kind.

C Dat is niet duidelijk.
Tekst 3: Gesprek van HENK en INGRID, twee collega's

Lees de vraag goed. Kies daarna het beste antwoord.

Vraag 1 - Hoeveel broers heeft Henk?
A Dat is niet duidelijk.
B Hij heeft zes broers.
C Hij heeft 1 broer.
(~7\ ,.!
D Hij heeft 20 broers.
Vraag 2 - Komen er veel mensen naar de begrafenis? \
A

i~':;\
Ja, er komen meer dan 200 mensen.
B Ja, er komen bijna 100 men sen.

-~e
- ç '
C Nee, er komen niet zo veel mensen. \ ·, J\
D Nee, er komt niemand. i~- h I

Vraag 3 - Hoe oud is de oma van Henk geworden? ~ /f

A Zij is bijna 100 jaar geworden.
B Zij is 104 jaar geworden.
C Zij wordt overmorgen 104 jaar.

Kijk deze oefeningen na. Goede antwoorden vindt u achteri n het boek.
U vindt ook de tekst van de gesprekken achterin het boek.

: Les 3 • De familie