Professional Documents
Culture Documents
Oorlog
Oorlog
ANR: S434772
Samenvatting
In dit onderzoek werd met behulp van een dossieranalyse onderzocht of er verschillen
met Jeugdigen met Overige Vormen van Meervoudig Trauma van Verschillende
Etnische Groepen
“Oorlog…is wanneer sommige volwassenen die niet weten wat goed is en wat
liefde betekent, aan het gooien zijn met gevaarlijk speelgoed waarmee je onschuldige
mensen kunt verwonden”. Dit is een citaat van het tienjarige meisje Tamara uit het
artikel van Plunkett en Southall (1996) over haar traumatische ervaringen in de oorlog.
kun je merken aan onder andere War Child met de slagzin: “Je kunt een kind wel uit de
aanval(len) op de fysieke integriteit van een kind, het gevoel van eigenwaarde,
leven van het kind. Een jeugdige kan getraumatiseerd worden door een (aantal)
gebeurtenis(sen) veroorzaakt door een externe factor in de omgeving. Het effect varieert
trauma en meervoudig trauma. Bij enkelvoudig trauma is er sprake van een eenmalige
waarbij een jeugdige voor een langere tijd blootgesteld wordt aan extreme
gebeurtenissen en hier richt zich het onderzoek op (Terr, 1991; Brajša-Žganec, 2005).
Over de leeftijd van de jeugdige in relatie tot de ernst van de gevolgen van een
trauma spreken verschillende onderzoeken elkaar tegen. Sommige geven aan dat jonge
kinderen een traumatische gebeurtenis beter verwerken dan oudere kinderen terwijl
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
anderen het tegenovergestelde beweren (Elbedour, Ten Bensel & Bastien, 1993).
Volgens het onderzoek van Joshi & O’Donnell (2003) krijgt een kind onder de zes jaar
vaak vage en somatische klachten gerelateerd aan de ervaringen tijdens een trauma.
Daarnaast denkt een kind onder de zes nog concreet; hij of zij heeft nog moeite om zich
te verplaatsen in een ander en zij snappen de betekenis van de dood nog niet. Een kind
kan ook problemen hebben met slapen, woedeaanvallen krijgen en/of hij of zij kan zich
vastklampen aan de verzorg(st)er. Een kind tussen de zeven en elf jaar kan zich jonger
klachten (e.g. buikpijn) kunnen ook voorkomen. Wat vaak voorkomt is geen interesse
meer tonen in spel en school en/of herhaling van het gedrag dat tijdens een traumatische
gevoelens binnen te houden en zich terug te trekken van familie en vrienden. Zij
worden.
Volgens Terr (1991) heeft trauma vier gevolgen ongeacht de leeftijd: zintuiglijk
jeugdige zich verveelt of net wil gaan slapen, onbewust herhaald gedrag vertonen
wanneer een jong kind het verbaal niet kan uiten en dit vervolgens een typering kan
verandering van de houding ten opzichte van andere mensen, het leven en de toekomst.
Wanneer naar het geslacht gekeken wordt, lijken meisjes minder geagiteerd te
worden en minder kwetsbaar te zijn voor traumatische stress dan jongen. Jongens
Oorlogstrauma
Een jeugdige kan tijdens een oorlog zowel aan gewelddadige traumatische
Husain, 2002). Oorlog heeft naast kans op lichamelijke verwondingen ook invloed op
de psychosociale ontwikkeling. Ook heeft het invloed op het sociale vlak zoals de
positie die een jeugdige thuis of in de omgeving heeft (Joshi & O’Donnell, 2003).
Secundair oorlogstrauma
worden zonder de oorlog zelf meegemaakt te hebben (Cohen, 2008). Dit wordt
secundaire traumatisering genoemd. Elbedour, Ten Bensel & Bastien (1993) geven aan
Ruim een derde van de jeugdigen uit de groep meervoudige traumavormen blijkt
binnenshuis komen het meest voor en verwaarlozing komt het minst voor. Medische
handelingen zoals langdurige opname kunnen ook voor trauma zorgen (Struik, 2008).
Jeugdigen die te maken hebben gehad met ongeacht welk meervoudig trauma
O’Donnell, 2003). Volgens het onderzoek van Cicchetti & Toth (1995) heeft trauma op
die opgewekt worden door meervoudig trauma zijn afwezigheid van gevoelens,
Struik, 2008). Dit kan lijden tot veranderingen in de jeugdige zelf die voor een lange
psychiatrische stoornis uit de Diagnostic and Statistical Manual for Mental Disorders
houdt in dat een jeugdige een traumatische gebeurtenis steeds opnieuw beleeft door
gevolg van een traumatische gebeurtenis (Joshi & O’Donnell, 2003; Brajša-Žganec,
geweld. Het dissociëren zorgt ervoor dat de jeugdige als het ware beschermd wordt om
stemmingsstoornissen en angst. Bij jonge kinderen kan er sprake zijn van comorbiditeit
met overige vormen van trauma. Er wordt gekeken naar de uitingsvormen en of deze
van elkaar verschillen. Onderzoeken richten zich vaak alleen op één uitingsvorm. Het
onderzoek van Davis & Siegel (2000) is een meta-analyse gericht op PTSS, kinderen en
adolescenten. Het onderzoek richt zich op het verband tussen PTSS en de prevalentie,
vaak alleen één vorm van meervoudig trauma. Zo richt het onderzoek van Elbedour,
Ten Bensel & Bastien (1993) zich alleen op oorlogstrauma bij jeugdigen. Er is
veteranen, maar er is minder bekend over oorlogstrauma bij burgers en nog minder bij
jeugdigen (Elbedour, Ten Bensel & Bastien, 1993). Het onderzoek van Kitchiner (2004)
verschillen tussen de diverse vormen van trauma bij verschillende etnische groepen. Het
onderzoek van Akello, Reis & Richters (2010) richt zich op kinderen en adolescenten
uit Noord Uganda. Uit het onderzoek is gebleken dat het gebruikelijk is om niet te
gebeurtenis een teken van sterkte. Traumatische gebeurtenissen worden in dit gebied
meer geuit als lichamelijke klachten en het zien van boze geesten. Hoe zit dit met
andere delen van de wereld? Hoe gaat men daar om met traumatische gebeurtenissen?
Kan men de diagnoses wel met elkaar vergelijken? Dit onderzoek gaat deze
uitingsvormen van oorlogstrauma bij jeugdigen (die zelf een oorlog hebben
vormen van meervoudig trauma van verschillende etnische groepen? Het onderzoek
geldt als een pilotstudy naar verschillen tussen oorlogstrauma en overige vormen van
wordt tussen oorlogstrauma en de overige vormen van trauma (Struik, 2008). Het
verschil zal waarschijnlijk het grootst zijn bij de uitingsvorm PTSS. Jeugdigen met
oorlogstrauma ervaren PTSS heftiger dan jeugdigen met overige vormen van
depressie in beide groepen gevonden wordt (Davis & Siegel, 2000; Harjai,
Chandrashekha, Raju & Arora, 2005). Daarnaast wordt er verwacht dat jongens trauma
zwaarder ervaren en dat er geen sprake is van leeftijdverschillen wanneer men kijkt
naar de groepen en naar de uitingsvormen (Elbedour, Ten bensel & Bastien, 1993; Joshi
Methode
Participanten
De participanten waren jeugdigen die tijdens het verzamelen van de data onder
etnische groepen. Aan het onderzoek deden negenenveertig participanten mee waarvan
de aanmeldklacht vermeld stonden en het land van herkomst. In dit onderzoek werden
geen jeugdigen van autochtone afkomst meegenomen, jeugdigen jonger dan zes jaar en
jeugdigen ouder dan achttien jaar. De meeste participanten kwamen uit Afghanistan,
Afkomst jongens
8
7
6
5
4
3
2
1
0
Afkomst meisjes
3
2
2
1
1
0
traumavormen die niet gerelateerd zijn aan oorlog. Onder oorlogstrauma verstond men
Tabel 1.
Traumatype
Groep 1 = Oorlogstrauma 10
Aantal jongens 10
Aantal meisjes 0
Aantal jongens 25
Aantal meisjes 14
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
10
Instrumenten
vervolgens met behulp van de DSM-IV (American Psychiatric Association, 2000) een
diagnose te stellen. Daarnaast werd er gebruik gemaakt van het programma Psygis
Quarant waar informatie te vinden was over de cliënten die niet in het dossier stonden
uitingsvormen goed in kaart te brengen, werden een aantal vragenlijsten gebruikt. In dit
geanalyseerd, waardoor er per team sprake was van een andere manier van werken.
middel van de resultaten van de diagnostiek, terwijl anderen gebruik maakten van de
en volwassenen (Luteijn, 1974). De vragenlijst bestaat uit 140 items die verdeeld zijn
Zelfwaarderingschaal. Op items als “Ik ben vaak zenuwachtig” kan een deelnemer
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
11
kiezen uit drie mogelijkheden: juist, onjuist en “?” wanneer het zowel juist als niet juist
Eigenwaarde. Het kind kijkt eerst welke zin hij het beste bij hem/haar vindt passen
zoals “Sommige kinderen zijn erg goed in sport en gymnastiek maar Andere kinderen
zijn niet zo goed in sport en gymnastiek” en vervolgens bepaalt het kind of dit een
verricht naar de criteriumvaliditeit (Evers, Braak, Frima & van Vliet-Mulder, 2009-
2011).
bestaat uit 35 items en de items zijn verdeeld over dezelfde zes subschalen als de
CBSK. De adolescent kijkt eerst welke zin hij het beste bij hem/haar vindt passen zoals
“Sommige jongeren hebben veel vrienden maar Andere jongeren hebben niet zo veel
vrienden” en vervolgens bepaalt de adolescent of dit een beetje waar is of dat het
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
12
geen onderzoek verricht naar de criteriumvaliditeit (Evers, Braak, Frima & van Vliet-
Mulder, 2009-2011).
gebeurtenis posttraumatische stress vast te stellen bij kinderen tussen de acht en zestien
Jeugdigen geven aan welke gebeurtenissen nooit, soms, vaak, bijna of altijd
plaatsvinden. Als een jeugdige het antwoord niet weet, kan hij of zij weet ik niet
Statistische procedure
Er was sprake van een pilotstudy waarbij twee groepen met elkaar vergeleken
die beschreven werden onder het kopje DSM-IV-classificatie in het programma Psygis
13
verband houdend met naaste kring van verwanten, Blootstelling aan ramp, oorlog en
Aanpassingstoornis.
Als eerste werden de gegevens in Statistical Package for the Social Sciences 20
(SPSS 20) ingevoerd en gecodeerd. Hierin werd het volgende beschreven: aantal
deelnemers, aantal jongens en meisjes, leeftijd, land van herkomst, hoeveel deelnemers
overige vormen trauma hadden, welke overige vormen van trauma er in dit onderzoek
verschillen gekeken werd, werd er bepaald of de data volledig was en werd er een
kijken of mannen en vrouwen van elkaar verschilden. Deze test vergelijkt twee
onafhankelijke groepen met elkaar. Een one-way ANOVA werd uitgevoerd om de vraag
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
14
onafhankelijke groepen aan elkaar gelijk zijn (leeftijd wordt factor genoemd). Je wilt
nagaan of het kenmerk/gedrag dat je wilt bestuderen verschilt in deze groepen met
behulp van de F-toets. Bij significantie volgt de post-hoc toets volgens Tukey die
(groepen) zitten. Voor alle statistische tests gold dat een alfa van .05 werd gebruikt
(Pallant, 2007).
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
15
Resultaten
waren naar Nederland gevlucht en via de verhalen van de ouders zijn de twee
participanten getraumatiseerd. Eén van de participanten vertelde dat hij het nieuws op
geweest met de Taliban door getuige te zijn geweest van een ontvoering en een moord.
Drie participanten zijn getuige geweest van dreigingen van het regime, één participant
bombardementaanvallen.
vaakst voor bij jeugdigen met oorlogstrauma gevolgd door problemen binnen de
Uitingsvormen oorlogstrauma
16
11,62 jaar (SDleeftijd = 2,94)) kwam het trauma ‘getuige zijn van huiselijk geweld’ kwam
in de tweede groep het vaakst voor gevolgd door ‘seksueel misbruik’ en ‘fysiek &
seksueel misbruik’. Het trauma ‘verwaarlozing’ kwam in de tweede groep het minst
voor, gevolgd door de trauma’s ‘getuige van huiselijk geweld & verbaal misbruik’,
‘getuige van huiselijk geweld & seksueel misbruik’ en ‘langdurige ziekte een van de
Traumavormen.
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
17
Er was een verschil in de overige vormen van trauma tussen jongens (Mleeftijd =
11,8 (SDleeftijd = 3,27)) en meisjes (Mleeftijd = 11,1 (SDleeftijd = 4,04)). Jongens (M = 3.9,
SD = 4.35) hadden over het algemeen minder vormen van meervoudig trauma dan
meisjes (M = 7.7, SD = 4.7), t(47) = -2,677, p = .010., met andere woorden meisjes
hadden op een bepaalde periode meer specifieke vormen van meervoudig trauma dan
jongens. Het trauma ‘getuige zijn van huiselijk geweld’ kwam het vaakst bij jongens
verbaal)’ het minst voor bij jongens. Het trauma ‘getuige zijn van huiselijk geweld’ en
‘seksueel misbruik’ kwam het vaakst bij meisjes voor en de trauma’s verwaarlozing,
ouders/verzorgers kwam het minst voor bij meisjes (Figuur 5 en Figuur 6).
Figuur 5. Voorkomen van de specifieke vormen van trauma bij jongens in de groep
Overige traumavormen met het aantal oorlogstrauma toegevoegd ter vergelijking van de
aantallen.
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
18
Figuur 6. Voorkomen van de specifieke vormen van trauma bij jongens in de groep
Overige traumavormen.
andere uitingsvormen binnen de tweede groep het vaakst voor, gevolgd door de
aan een ramp, een oorlog en andere vijandigheden, en veranderd patroon van
19
problemen binnen de primaire steungroep bij jongens het vaakst voor gevolgd door de
aan een ramp, een oorlog en andere vijandigheden, veranderd patroon van
voor. De uitingsvorm problemen binnen de primaire steungroep komt bij meisjes het
van een gezinslid en dreigend/vijandig kwamen bij meisjes niet voor (Figuur 8 en 9).
Uitingsvormen jongens
1.00
.90
.80
.70
.60
.50
.40
.30
.20
.10
.00
traumavormen.
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
20
Uitingsvormen meisjes
1.00
.90
.80
.70
.60
.50
.40
.30
.20
.10
.00
traumavormen.
gevonden. Dit betekent dat in dit onderzoek leeftijd geen invloed had op het aantal
21
vier leeftijdsgroepen werden een aantal significante verschillen gevonden welke in tabel
Tabel 2.
Df F Levene’s test P
in kindertijd
gezinsverhoudingen in
kindertijd
verwanten
omgevingsproblemen
(inslaapproblemen,
doorslapen)
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
22
Tabel 3.
Verlies van liefdevolle relatie in Oudere kinderen (16 tot 18 jaar) verloren meer liefdevolle
Andere psychosociale of Oudere kinderen (16 tot 18 jaar) hebben meer last van
23
Discussie
uitingsvormen van trauma bij jeugdigen met oorlogstrauma en jeugdigen met overige
meervoudige traumavormen, en dat bij verschillende etnische groepen. Met behulp van
zelf een oorlog hebben meegemaakt en/of secundair oorlogstrauma hebben) en bij
en dreigend/vijandig kwamen binnen de groep niet voor. Dit kwam niet geheel overeen
Raju & Arora, 2005; Prasad & Prasad, 2009). PTSS was een veel voorkomende
uitingsvorm (Prasad & Prasad, 2009). Angst kwam echter als meest voorkomende
uitingsvorm naar voren. Uit het onderzoek van Joshi & O’Donnell (2003) is gebleken
dat depressie tijdens de gehele ontwikkeling van de jeugdige voorkomt als gevolg van
een traumatische gebeurtenis en dat ODD een veelvoorkomend co-morbide stoornis bij
een oorlogstrauma is. In het huidige onderzoek was dit niet het geval: geen van de
24
jonge leeftijd van de participanten. De gemiddelde leeftijd was 10,5 jaar en rond de
leeftijd zeven tot elf jaar vertoont een kind tekenen van regressie, gaat een kind zich
jonger gedragen, heeft een kind meer lichamelijke symptomen en klachten en heeft een
kind geen interesse meer in school en spel als gevolg van traumatische gebeurtenissen
(Joshi & O’Donnell, 2003). Angst zou door het geslacht van de participanten verklaard
kunnen worden. Volgens het onderzoek van Elbedour, Ten Bensel & Bastien (1993)
Overige vormen van meervoudig trauma Het trauma ‘getuige zijn van huiselijk
geweld’ was de meest voorkomende vorm van meervoudig trauma, gevolgd door
‘seksueel misbruik’ en ‘fysiek & seksueel misbruik’. Het trauma ‘verwaarlozing’ kwam
het minst voor, gevolgd door de trauma’s ‘getuige van huiselijk geweld & verbaal
misbruik’, ‘getuige van huiselijk geweld & seksueel misbruik’ en ‘langdurige ziekte een
van de ouders/verzorgers’. Dit komt overeen met het onderzoek van Struik (2008).
Volgens Struik (2012) blijkt ruim een derde van de jeugdigen binnen de groep
fysiek geweld binnenshuis komen het meest voor en verwaarlozing komt het minst voor
(Struik, 2008).
traumavormen tussen jongens en meisjes. Jongens hadden over het algemeen minder
gespecifieerde vormen van de overige traumavormen dan meisjes. Dit komt niet
overeen met de literatuur. Uit het onderzoek van Elbedour, Ten Bensel & Bastien
(1993) blijken jongens meer vormen van trauma te hebben dan meisjes. In het huidige
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
25
onderzoek hadden jongens voornamelijk het trauma ‘getuige van huiselijk geweld’
terwijl meisjes zowel het trauma ‘getuige van huiselijk geweld’ als het trauma ‘seksueel
misbruik’ hadden. Het trauma ‘getuige van huiselijk geweld’ komt overeen met het
onderzoek van Struik ( 2008) en het trauma ‘seksueel misbruik’ bij meisjes komt
overeen met het onderzoek van Bhutta, Yousafzai & Zipursky (2010). Meisjes lijken
meer vatbaar voor seksueel misbruik dan jongens. Hier moet een kanttekening gemaakt
meer problemen in de sociale omgeving. Jongens hadden volgens dit onderzoek geen
last van buikpijn/hoofdpijn terwijl bij meisjes de uitingsvormen ‘dood van een
meer internaliserende proberen. Een verklaring voor de resultaten zou kunnen zijn dat
eerder ervaren wordt dan bij meisjes. Meisjes zouden meer teruggetrokken zijn en meer
26
literatuur oorlogstrauma als veel zwaarder wordt beschreven, werd er verwacht dat in
uitingsvormen werden ook in de onderzoeken van Elbedour, Ten Bensel & Bastien
(1993), Cicchetti & Toth (1995), Brajša-Žganec (2005) en Struik (2009) beschreven.
Echter worden veel van deze uitingsvormen (e.g. ADHD, problemen sociale omgeving)
gevonden bij oorlogstrauma en minder bij overige vormen van meervoudige trauma. In
het huidige onderzoek is dit juist het tegenovergestelde. Een verklaring hiervoor zou
de participanten allemaal jongens terwijl in de tweede groep zowel jongens als meisjes
voorkwamen. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat de verscheidenheid aan uitingsvormen
varieerde in de tweede groep. Hier zou verder onderzoek naar gedaan kunnen worden.
uitingsvorm werd alleen bij de overige vormen van trauma gevonden en niet bij
oorlogstrauma. Volgens het onderzoek van Harjai, Chandrashekha, Raju & Arora
Verwacht werd dat de groepen juist op PTSS zouden verschillen en dat de groep
Oorlogstrauma significant meer PTSS zou hebben dan de groep overige traumavormen.
aanpassingsstoornis is nog geen onderzoek naar gedaan. Een verklaring hiervoor zou
27
oorlogstrauma dat twee van de tien jeugdigen getuige waren geweest van ontvoering en
uitingsvormen keek. Oudere jeugdigen (zestien tot achttien jaar) kampten meer met
psychische klachten dan jongere jeugdigen (vijftien jaar en jonger) en op de leeftijd tien
tot twaalf jaar werden meer sociale problemen ervaren. In het onderzoek van Meier
(2002) wordt beschreven dat jeugdigen het meest vatbaar zijn voor het negatieve effect
van trauma en dat het effect varieert naar het ontwikkelingsniveau van het kind en de
mate van de blootstelling. Oudere jeugdigen kunnen een betekenis geven aan de
vervolgens ook somatische klachten krijgen of tonen zij minder interesse in spel (Joshi
wenselijk was. Uit het onderzoek zijn een aantal vervolgvragen gekomen. Echter heeft
alleen uit jongens, waardoor er geen vergelijking op geslacht plaats kon vinden. De
steekproef kwam uit de Reinier van Arkel Groep. Er zou vervolgonderzoek plaats
28
Controle Lijst voor Kinderen (Trauma Sypmtom Checklist For Children (TSC-C)) is
betrouwbaarheid nog niet bekend zijn. Het werken in een disciplinair team heeft zowel
voordelen als nadelen. Een voordeel is dat men verschillende disciplines heeft en
hierdoor vanuit verschillende invalshoeken kan kijken. Een nadeel is echter dat iedereen
zijn eigen kijk heeft op de diagnosestelling. Men kan niet met honderd procent
Een aantal punten zijn al opgenoemd waar men nog onderzoek naar kan doen.
alle jeugdigen te interviewen. Vanwege het feit dat dit een pilotstudy is en er een
tijdslimiet aan zit, is er gekozen om het aantal deelnemers binnen Reinier van Arkel
een vergelijking te maken binnen de psychiatrie. Men zou eventueel ook kunnen kijken
naar verschillen tussen jeugdigen die in behandeling zijn bij Herlaarhof en/of
jeugdigen die al een verblijfsvergunning hebben gekregen. Ook zou een mogelijkheid
autochtone jeugdigen.
Een andere suggestie is onderzoek naar de culturele aspecten die een trauma
met zich meebrengt: hoe wordt trauma geuit in Afghanistan en in Afrika? De DSM-IV
is vooral gericht op de westerse cultuur, waardoor er een vertekend beeld kan ontstaan.
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
29
met elkaar te vergeleken. Eerder onderzoek heeft zich steeds gericht op een bepaalde
2005; Akello, Reis & Richters, 2010) waardoor er geen literatuur was waarmee dit te
vergelijken was. Opvallend was dat de uitingsvormen ongeacht het land van herkomst
landen die psychische klachten vertoonden. Dit komt niet overeen met het onderzoek
van Akello, Reis & Richters (2010). Zij beschrijven hoe de jeugd uit Noord Uganda met
in de dossiers niet terug. Het is dus niet duidelijk of het beeld van de uitingsvormen
goed te vergelijken waren op basis van de gegevens die door de cliënten gegeven waren
of dat de gegevens van de cliënten door de westerse teams binnen Herlaarhof en het
vervolgonderzoek nodig.
In dit onderzoek werd alleen naar de negatieve effecten van trauma gekeken.
aantal factoren kunnen een jeugdige helpen om een trauma te verwerken of de kans op
een trauma verkleinen. Zo heeft Anna Freud de impact van oorlog op jeugdigen
beschreven. Volgens haar zou de steun van leeftijdsgenoten een deel van de
symptomen, die veroorzaakt kunnen zijn door scheiding van ouders, kunnen verhelpen.
Sociale steun zou zonder twijfel een zeer belangrijke en effectieve factor zijn voor
jeugdigen in tijden van traumatische gebeurtenissen (Cohen, 2008). Naast sociale steun
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
30
rol kunnen spelen om trauma te verwerken (Struik, 2009; Bhutta, Yousafzai &
Zipursky, 2010).
postmigratiestress. Hier is nog geen onderzoek naar gedaan. Wat voor een effect heeft
jeugdige?
Geconcludeerd kan worden dat op basis van dit onderzoek verschillen zijn
geen verschil in geslacht. Oudere participanten hadden meer last van psychische
men keek naar het aantal specifieke vormen van overige traumavormen en voor beide
aanpassingsstoornis) kijkt. Dit onderzoek levert weliswaar een paar antwoorden op,
maar er zijn meer vragen bijgekomen dan dat er antwoord op de gestelde vragen is
gegeven.
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
31
Literatuur
Akello, G., Reis, R., & Richters, A. (2010). Silencing Distressed Children in the
Context of War in Northern Uganda: An Analysis of its Dynamics and its Health
Allwood, M.A., Bell-Dolan, D., & Husain, S.A. (2002). Children’s Trauma and
http://www.apastyle.org/
Bhutta, Z., Yousafzai, A.K., & Zipursky, A. (2010). Pediatrics, War, and Children.
Depression in the Republic of Croatia. Child Abuse & Neglect, 29, 31 – 43.
Child Abuse and Neglect. Journal of the American Academy of Child and
Cohen, J.A. (2008). Helping Adolecents Affected by War, Trauma, and Displacement.
Davis, L., & Siegel, L.J. (2000). Posttraumatic Stress Disorder in Children and
Oorlogstrauma & Overige meervoudige traumavormen bij Jeugdigen
32
Elbedour, S., Ten Bensel, R., & Bastien, D.T. (1993). Ecological Integrated Model of
Children of War: Individual and Social Psychology. Child Abuse & Neglect,17,
805 – 819.
Evers, A., Braak, M.S.L., Frima, R.M., & van Vliet-Mulder, J.C. van (2009-
Harjai, M.M., Chandrashekhar, M.N., Raju, U., & Arora, S. (2005). Terrorism, Trauma
and Children. Medical Journal Armed Forces India, 61, 330 – 332.
Harter, S. (1985). Manual for the Self-Perception Profile for Children. Denver:
University of Denver.
Harter, S. (1988). Manual for the Self-Perception Profile for Adolescents. Denver:
University of Denver.
Joshi, P.T., & O’Donnel, D.A. (2003). Consequences of Child Exposure to War and
Kitchiner, N.J. (2004). Psychological Treatment of Three Urban Fire Fighters with
Meier, E. (2002). Effects of trauma and war on children. Pediatric Nursing, 28, 626-
629.
33
Companies.
Plunkett, M.C.B., & Southall, D.P. (1996). The Effects of War on Children. Current
Prasad, L.C.A., & Prasad, B.P.L. (2009). Children in Conflict Zones. Medical Journal
http://www.rvagroep.nl/flex/site/Download.aspx?ID=4829
Schrijven van Scripties en andere Werkstukken voor HBO en WO. Houten: Bohn
http://intranet/eskion/Default.aspx
Terr, L.C. (1991). Childhood Traumas: An Outline and Overview. American Journal of