You are on page 1of 19

Naam: ……………………………………… Klas: ……..

Datum: ……………

………………………………………

TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Ontstaan van driefasespanning:


De synchrone generator
1. Algemeen

Stroomaggregaten (generator aangedreven door een diesel of benzinemotor)

Stoomturbine (achter) die een generator aandrijft (vooraan)

K. Van Genechten Labo elektriciteit 1/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Synchrone generator uit het labo

K. Van Genechten Labo elektriciteit 2/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

1.1. Leg met behulp van bovenstaande tekening de principewerking uit van een driefasige synchrone
generator.

1.2. Leg bondig het verschil uit tussen een turbogenerator en een vliegwielgenerator (geef van elk 3
kenmerken)

Turbogenerator

K. Van Genechten Labo elektriciteit 3/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Vliegwielgenerator

1.3. Bij een synchrone generator is de frequentie van de opgewekte spanning afhankelijk van het aantal
poolparen (NZ) van de rotor en het toerental waarmee de generator wordt aangedreven:

 Aan welk toerental moet je de generator aandrijven om 50 Hz op te wekken (zie kenplaatje


op de generator) ?

……………………………………………………………………………………………..

 Wat kan je hieruit afleiden over het aantal poolparen van de generator?

……………………………………………………………………………………………..

1.4. Bij een grote generator zal in een kleinere buitenpoolgenerator (de “exciter”) die meedraait 3-
fasespanning worden opgewekt over 3 spoelen die ronddraaien.

K. Van Genechten Labo elektriciteit 4/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Deze spanning wordt door diodes (die ook mee ronddraaien) gelijkgericht. Die DC-spanning wordt
gebruikt om de rotor van de hoofdgenerator te bekrachtigen.

 Voordeel: geen ……………………………………………………………… nodig!

2. Aansluiting

K. Van Genechten Labo elektriciteit 5/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

 Sluit de generator aan in ster/driehoek (zie kenplaatje)

 Sluit een voltmeter aan op de generator, waarmee we de opgewekte lijnspanning kunnen


meten. Hiervoor sluit je de meter aan tussen ………………… en ……………………… .

 De bekrachtigingswikkeling van de generator sluiten we aan op de regelbare DC-voeding in de


bank. Sluit over deze voeding ook een voltmeter om deze DC-spanning te meten (MAX ……….
VDC zie kenplaatje)

 Sluit een ampère-meter aan om de bekrachtigingsstroom (mA) te meten (= gelijkstroom!!!)

 Koppel een driefasige asynchrone motor aan de generator om deze aan te drijven.

Kenplaatje driefasige asynchrone motor

 Sluit de asynchrone motor aan in ster/driehoek (schrappen wat niet past) op de frequentieomvormer:

K. Van Genechten Labo elektriciteit 6/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Omdat het nominaal toerental van deze asynchrone motor te groot is, moet het toerental van de
motor moeten verlaagd worden met een frequentieomvormer (tot 1500 tr/min)

De frequentieomvormer die we in het labo gebruiken is de “Altivar 31” van Telemecanique.


Deze vormt een éénfase-spanning van 230V/50Hz om naar een driefase-spanning van 3*230V
met een variabele frequentie (0…50Hz)

Voorbeeld van een aansluitschema van de Altivar 31

De gegevens van het kenplaatje van de asynchrone motor moeten in de


frequentieomvormerworden ingesteld (de frequentieomvormer beveiligt de motor tegen
overbelasting):

 Wat stel je met volgende parameters in: (zoek op in de manual google: “altivar 31
parameter list)

Set/ACC: ………………………………………………………………………………….

Set/deC: ………………………………………………………………………………….

drC/UnS: ………………………………………………………………………………….

drC/FrS: ………………………………………………………………………………….

drC/nCr: ………………………………………………………………………………….

drC/nSP: ………………………………………………………………………………….

K. Van Genechten Labo elektriciteit 7/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

2.1. Wat zijn LI1, LI2, …, LI6 op het schema? Leg uit!

2.2. Wat is AI1 op het schema? Leg uit!

2.3. Maak hieronder een schema van je labo-opstelling.

3. Nullastkarakteristiek

K. Van Genechten Labo elektriciteit 8/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

“Wat gebeurt er met de opgewekte wisselspanningspanning van een generator


(zonder belasting) wanneer we de bekrachtigingspanning veranderen?”

 Regel met de potentiometer op de frequentieomvormer het toerental van de motor/generator af


op 1500tr/min.

 Vergroot de bekrachtigingspanning van de generator van 0V tot de maximale waarde (Uerr =140
V) .

 Meet telkens de bekrachtigingstroom Ibekr. en de uitgangsspanning U (= spanning tussen 2


lijnen) en geef het resultaat weer in volgende grafiek.

Ubekr. (DC) 0 20 40 60 80 100 120 140

Ibekr. (DC)

U (AC)

Ubekrachtiging

3.1. Bij welke bekrachtigingspanning wekt de generator zijn nominale lijnspanning (400V) op?

3.2. Waarom meten we al een kleine wisselspanning wanneer de bekrachtigingspanning nog 0 V is?

K. Van Genechten Labo elektriciteit 9/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

3.3. Waarom buigt deze curve af bij een grotere Ibekr.?

K. Van Genechten Labo elektriciteit 10/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

4. Invloed van het toerental op de opgewekte klemspanning


“Wat gebeurt er met de opgewekte wisselspanning van een generator (zonder
belasting) wanneer we het toerental van de aandrijving veranderen?”

 Regel met de potentiometer op de frequentieomvormer het toerental van de motor/generator af


op 1500tr/min.

 Regel de bekrachtigingsspanning zodanig dat de opgewekte lijnspanning van de generator 400


V is (vul deze waarde ook in op onderstaande tabel).

 Verlaag vervolgens het toerental van de generator met behulp van de frequentieomvormer
volgens onderstaande tabel.

 Meet bij elk toerental de opgewekte lijnspanning.

Ubekr. = ……… V ( bij UL=400V )

n (tr/min) 1500 1400 1300 1200 1100 1000

Ulijn (V) 400

 Geef deze resultaten weer in een grafiek (Ulijn in functie van n)

Ulijn

K. Van Genechten Labo elektriciteit 11/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

5. Uitwendige karakteristiek = ANKERREACTIE


“Wat gebeurt er met de opgewekte wisselspanning van een generator wanneer
we deze belasten (= stroom trekken)”

K. Van Genechten Labo elektriciteit 12/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

 Sluit een regelbare driefasenbelasting (deze staat al in ster) aan op de generator (in ster).

Regelbare driefase belasting


(LOAD RESISTOR FOR SYNCHRONOUS MACHINE 300W)

 Sluit een ampère-tang aan waarmee je de wisselstroom naar de belasting mee kan meten.

 Regel met de potentiometer op de frequentieomvormer het toerental van de motor/generator af


op 1500tr/min.

 Regel de bekrachtigingspanning zodanig dat de opgewekte lijnspanning van de generator 400 V


is.

 Hoe groot is Ubekr.? …………………….

 Wijzig de waarde van de ohmse belasting:


 begin met een maximale ohmse belasting (de generator is dan weinig belast
lage stroom)
 Verlaag vervolgens de ohmse belasting in 5 stappen (=generator meer belasten
grotere stroom).

 Meet bij de verschillende belastingen de lijnstroom naar de belasting


 Meet de opgewekte lijnspanning.

R (ohm)  ongeveer instellen +/-5000 +/-4000 +/-3000 +/-2000 +/-1000

Ilijn (mA)

Ulijn (V) 400

5.1. Geef deze resultaten weer in een grafiek (Ulijn in functie van Ilijn)

K. Van Genechten Labo elektriciteit 13/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

Ulijn

Ilijn

K. Van Genechten Labo elektriciteit 14/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

6. Regelkarakteristiek
“Hoe kunnen we de opgewekte spanning constant houden bij wisselende
belasting”

 Sluit terug de regelbare driefasenbelasting aan op de generator:

 Regel met de potentiometer op de frequentieomvormer het toerental van de motor/generator af


op 1500tr/min.

 Regel de bekrachtigingspanning zodanig dat de opgewekte lijnspanning van de generator 400 V


is.

 Wijzig terug de belasting: begin met een maximale ohmse belasting (de generator is dan weinig
belast) en verlaag vervolgens de ohmse belasting in 5 stappen (=generator meer belasten).

 Bij elke stap verhoog je de bekrachtigingspanning zodat de opgewekte


lijnspanning terug 400VAC wordt.
 Meet de nieuwe Ubekr.

R (ohm)  ongeveer instellen +/-5000 +/-4000 +/-3000 +/-2000 +/-1000

Ulijn (VAC) 400 400 400 400 400

Ilijn (AAC)

Ubekr. (VDC)

6.1. Geef deze resultaten weer in een grafiek (Ubekr. in functie van Ilijn)

Ubekr.

K. Van Genechten Labo elektriciteit 15/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

7. De generator parallel schakelen met net


We gaan nu de opgewekte lijnspanning terug parallel bij op het net (voeding van de bank)
schakelen (=synchroniseren met het net).

Dit mag natuurlijk niet zomaar! We moeten 4 voorwaarden controleren:

Is de (effectieve) LIJNSPANNING van de generator even groot als deze van het net?

Is de FREQUENTIE van de generatorspanning even groot als de netfrequentie?

Heeft de generator dezelfde FASEVOLGORDE dan het net?

Is de driefasespanning van de generator IN FASE met de netspanning

Sluit aan één zijde van een 3-polige nokkenschakelaar de lijspanning aan, aan de andere zijde sluit
je de 3 lijnen van de generator aan.

De schakelaar staat natuurlijk nog open (tot de 4 voorwaarden in orde zijn) !!!

K. Van Genechten Labo elektriciteit 16/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

7.1. Is de (effectieve) lijnsSPANNING van de generator even groot als deze van het net?

 Sluit de dubbele V-meter aan: met de ene meter meet je de lijspanning voor de schakelaar, dus
van het net, met de andere de lijnspanning achter de schakelaar (dus van de generator)

Dubbele voltmeter

7.2. Is de FREQUENTIE van de generatorspanning even groot als de netfrequentie?

 Sluit de dubbele frequentie-meter aan: met de ene meter meet je de frequentie van de
lijspanning van het net, met de andere de frequentie van de lijnspanning van de generator.

Dubbele frequentiemeter

K. Van Genechten Labo elektriciteit 17/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

7.3. Heeft de generator dezelfde FASEVOLGORDE dan het net?

Synchronisatielampen

 Sluit de synchronisatielampen aan over de contacten van de nokkenschakelaar:

 L1-net - lamp 1 (links) - L3-generator


 L2-net - lamp 2 (midden) - L2-generator
 L3-net - lamp 3 (rechts) - L1-generator

…dus lamp 1 sluit je aan tussen L1 van het net en L3 van de generator enz…

 Regel met de potentiometer op de frequentieomvormer het toerental van de motor/generator af


op +/- 1500tr/min.

 Hoe kan je de grootte van de generatorspanning bijregelen tot een lijnspanning van 400V?

 Hoe kan je de frequentie van de generatorspanning bijregelen tot 50 Hz?

 Wanneer je lampen allemaal tegelijk aan en uit gaan wil dit zeggen dat je fasevolgorde niet juist
is.

Oplossing: schakel even je bekrachtigingspanning uit (zodat je geen spanning meer opwekt)
en verwissel aan de generator 2 willekeurige lijndraden.

K. Van Genechten Labo elektriciteit 18/19


TISP Mol Driefasen synchrone generator Labo 6-10

7.4. Is de driefasespanning van de generator IN FASE met de netspanning?

 De lampen gaan nu om beurt aan en uit. De netspanning is in fase met de generatorspanning


wanneer het middelste lampje niet brandt en de 2 buitenste even hard branden!

Verklaring?

JE HEBT NU DE 4 VOORWAARDEN GECONTROLEERD. LAAT NU EERST


ALLES CONTROLEREN DOOR DE LEERKRACHT. PAS DAN KAN JE DE
NOKKENSCHAKELAAR SLUITEN (EN DUS DE GENERATOR BIJ OP HET NET
SCHAKELEN)

K. Van Genechten Labo elektriciteit 19/19

You might also like