You are on page 1of 11

Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Verslag van Naam: ………………………………………..

Samen uitgevoerd met Naam: ………………………………………..

Naam: ………………………………………..

Proef 2: De M400 frequentieomvormer.

Jo Vandenbosch Labo Motion 1


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

DEEL A (= EERSTE WEEK WAARIN JE AAN DEZE PROEF WERKT)

(NOTEER ZELF TOT WAAR JE GERAAKT BENT, EN NOTEER “DEEL B” OP HET DEEL DAT JE VOLGENDE WEEK ZAL AFGEVEN.)

Leerdoelen:
- De student sluit een frequentieomvormer aan.
- De student parametreert een frequentieomvormer.
- De student sluit sturingen van AC/DC-machines aan.
- De student voert metingen uit op een éénfasige en driefasige asynchrone motor.
- De student test de elementaire werking van een motor en generator.
- De student raadpleegt de datasheets en de handleiding (vaktechnische informatie).

Handleiding van de drive.


Om dit labo te kunnen uitvoeren, heb je de handleiding van de drive nodig. Die vind je op digitap
als informatie bij het labo. In deze opgave is bij elk hoofdstuk tussen haakjes aangegeven welke
pagina’s je moet consulteren om de gevraagde antwoorden te vinden.

Bepalen type / nominale waarden van de drive (p9 - 12)


1. Noteer het exacte typenummer:

2. Zoek volgende specificaties van de drive op in de handleiding/datasheets:

Unom = Inom = Pnom = Kaliber benodigde zekering =

3. Welke 2 “modes” voor het regelprincipe kan je kiezen?

• …………………

• …………………

4. Is er een speciale instelling geschikt voor het aansturen van ventilatoren? Hoe noemt men dit
regelprincipe in de handleiding?

• …………………

5. Dit type drive is geschikt voor “heavy duty”. Dwz dat de drive een hoge overbelasting toelaat
boven de nominale waarden. Hoeveel bedraagt de overbelastbaarheid?

• …………………

• …………………

Jo Vandenbosch Labo Motion 2


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Aansluiting vermogenklemmen. (p13 - 22)


Via de vermogenklemmen worden de netspanning, de motor, de remweerstand en de aarding
aangesloten.

Kijk vooreerst na of de stekker van de netvoeding uitgetrokken is!!! Open dan het frontpaneel door
met een schroevendraaier het zwarte slotje te ontgrendelen (linksom draaien) en het frontpaneel naar
beneden te schuiven. Volgende figuur toont de layout van de klemmen.

6. Noteer de draadkleuren voor de volgende aansluitingen:

Netvoeding (zoals ze in de drive arriveren, de drive zelf is gemonteerd bovenop een netfilter

die storingen naar het net weg filtert): ……. ……. …….

Motor: ……. ……. …….

Remweerstand ……. …….

7. Aan welke klemmen zijn de witte draden aangesloten?

Klembenamingen ……. …….

Jo Vandenbosch Labo Motion 3


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Aansluiting besturingsklemmen. (p44 - 47, p55)

8. Aan welke klemmen zijn volgende draden aangesloten?

Zwart Klemnummer en functie …….

Rood Klemnummer en functie …….

Paars Klemnummer en functie …….

9. De controledoos met de drie schakelaars en het lampje is via een meeraderige kabel met
zwarte aders met de drive verbonden. Hoeveel aders heeft deze verbindingskabel:

………….

10. Op p44 onderaan kan je zien dat de drive 2 STO-ingangen heeft (Safe Torque Off, zie
noodstopcircuits in het OLOD schemalezen). Zonder vrijgavesignaal (Hoog signaal op beide
ingangen) staat de drive in veiligheid en kan de drive dus niet werken. Beide ingangen worden
in het labo samen aangestuurd door één schakelaar zoals in het schema wordt getoond. Met
welke draadkleuren worden volgende verbindingen gemaakt?

Verbinding klem 32 en 33 …….

Verbinding klem 32 en 6 …….

11. De controledoos bevat 4 schakelaars en één lampje.


• Het lampje is aangesloten op een digitale uitgang en geeft een indicatie over de
toestand van deze uitgang (Hoog = lampje brandt, Laag = lampje uit).
• Eén schakelaar bedient de STO-ingangen (zie hierboven).
• De drie andere bedienen drie digitale ingangen. De ingangen worden actief als ze
doorgeschakeld worden naar een 24VDC-spanning.

Welke digitale uitgang is verbonden met het lampje en welke drie ingangen kunnen bediend
worden door deze drie schakelaars? Bekijk hiervoor de bedrading op de drive zelf en het
overzichtsschema op (p44). Noteer ook de specifieke functie van de ingangen zoals
aangegeven links op het overzichtsschema.

Klem … ……. …….

Klem … ……. …….

Klem … ……. …….

Klem … ……. …….

Jo Vandenbosch Labo Motion 4


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Basisinstellingen van de drive (p58 tot 66).


12. We sluiten de drive aan op een Dahlandermotor die bedraad is voor lage snelheid. Lees
volgende toepasselijke waarden af van het typeplaatje van de motor. Maak een foto die je kan
vergroten om het moeilijk leesbare typeplaatje af te lezen. Sluit vervolgens de motor aan op
de drive met de netspanning uitgeschakeld!

Inom = nnom = Unom = cos(phi)nom = fnom =

13. Deze parameters (de zogenaamde motormap) moeten ingegeven worden in de drive. We doen
dit via het keypad. Hiervoor moet de drive onder spanning gebracht worden.
• Kijk na of alle bedieningsschakelaars uitgeschakeld zijn (linksom draaien).
• Steek de stekker in en zet de spanning op. De drive zal initialiseren.
• De betekenis van de indicaties op het display vind je op p52 en p180. Op p52 onderaan
vind je ook hoe je de verschillende parameters kan wijzigen m.b.v. de knoppen.
• Voor dit labo blijven we hoofdzakelijk in menu 0 werken. De parameters van menu 0
worden in volgend formaat weergegeven 0.xxx. Een overzicht van al die parameters
vind je met een beschrijving op p58 tot 66.
• Stel de parameters Inom, nnom, Unom, cos(phi)nom en fnom van de motor in op de drive (p
61 bovenaan en p64 midden 0.039).
• Kijk na of parameter 0.010 op “All menus” staat zodat je straks toegang hebt tot alle
mogelijke parameters die je kan instellen of uitlezen op de drive.

14. Ook het gewenst frequentiebereik (motorsnelheidsbereik) en de gewenste versnellings- en


vertragingstijden moeten ingegeven worden (p58 bovenaan). Stel volgende waarden in:
• fmin = 5 Hz. Als de motor in “RUN” staat, zal de frequentie nooit lager kunnen worden
dan deze waarde. Ook niet als je een lagere waarde kiest.
• fmax = 40Hz. Als de motor in “RUN” staat, zal de frequentie nooit hoger kunnen worden
dan deze waarde. Ook niet als je een hogere waarde kiest.
• Acceleratietijd = 10s
• Deceleratietijd = 5s

15. We gebruiken de drive in de “open loop” mode. Kijk na of dit inderdaad zo is ingesteld via
parameter 0.079 (info over deze parameter op p65).

Wat is de andere mogelijke instelling? …………….

Wordt er dan effectief gebruik gemaakt van een encoder? ……………..

16. Kijk na of de Start en Stop commando’s onder parameter 0.011 op de waarde “5” is ingesteld.
Wat is dan de functie van de ingangen DI3 en DI4 (p61 en zie ook je eigen nota’s op p3 van dit
verslag).

DI3 = ……..

DI4 = ……..

Jo Vandenbosch Labo Motion 5


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Afstemmen van drive op de motor via AUTOTUNE (p64).


17. De drive kan via enkele metingen de motor testen en iets beter in kaart brengen als aanvulling
op de parameters die je zelf hebt ingegeven. Op basis van deze metingen worden een aantal
parameters in de drive automatisch aangepast, zodat drive en motor optimaal op elkaar zijn
afgestemd.
• Controleer of alle schakelaars op de controledoos nog steeds uitgeschakeld zijn.
• Programmeer 0.038 op waarde 1.
• Activeer de STO ingangen en de run vooruit ingang. De drive zal nu een statische
autotune uitvoeren waarbij de motor niet zal gaan draaien. De statische autotune
duurt ca. 10sec. Hierna word 0.038 automatisch weer op 0 gezet. De autotune is dus
éénmalig.
• Wanneer <Inhibit> in het display verschijnt, neem dan het STO en run signaal terug
weg.
• Welke 4 parameters heeft de drive zojuist aangepast? Vermeld ook de betekenis van
de parameters (raadpleeg de info bij parameter 0.038 op p64).

o …………………

o …………………

o …………………

o …………………

Proefdraaien met Preset-instelling (p56 – 60, 62).


18. We kunnen nu de motorsnelheid regelen tussen de onder paragraaf 6 ingestelde uiterste
waarden. Er zijn nu diverse manieren om de gewenste snelheid naar de drive te
communiceren. De keuze van de manier gebeurt met parameter 0.005 (p58 bovenaan). Dit
wordt grafisch met de grote zwarte pijl voorgesteld op p 56. Een getailleerde omschrijving van
de diverse keuzes vind je op p58, 59 en 60.
• Programmeer de keuze op “Preset”.
• In deze setting kunnen we principieel met de digitale ingangen kiezen tussen 8 preset-
waarden voor de wenswaarde van de frequentie. Deze 8 preset-waarden moeten we
ingeven via een aantal parameters. Kijk op p59 onderaan via welke parameters en
noteer de eerste vier:

………. ………… ………… ……………

19. Toch kunnen we in ons geval maar tussen 2 Preset-waarden kiezen omdat niet alle benodigde
ingangen bij deze drive effectief aangesloten zijn. De klemmen 5 en 11 zijn niet aangesloten
en hebben dus altijd een Laag niveau. Enkel klem 14 is aangesloten en kan dus Hoog of Laag
gemaakt worden met eens schakelaar. Uit de tabel kan je afleiden in welke parameters je deze
presets ingeeft. Omcirkel ze in het antwoord van opdracht 18. Uit je eigen nota’s (op p3 van
dit verslag) zie je met welke ingang we tussen deze 2 Presets kiezen.

Preset-keuze via ingang ………………..

Jo Vandenbosch Labo Motion 6


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

20. Programmeer de twee Preset-waarden via de overeenstemmende parameters respectievelijk


op 20Hz en 40Hz.
• Activeer de STO-ingangen en activeer de Run Forward ingang en controleer de draairichting
en of je inderdaad tussen de beide ingestelde Presets kan omschakelen. Doe hetzelfde voor
de Run Reverse ingang.
• Indien de draairichting niet klopt, zet dan Run en STO uit. Schakel vervolgens de spanning
van de drive uit en wacht enkele seconden tot het display volledig gedoofd is (de
condensatoren moeten ontladen). Pas dan de motorbedrading aan voor de correcte
draairichting.
• Zet de spanning terug op en controleer alles opnieuw.
• Toon aan de lector dat je dit gerealiseerd hebt.

Precieze betekenis van de acceleratie- en deceleratietijd


(p58).
21. Als je de tijden opneemt om van de ene naar de andere wenswaarde over te gaan, zal je
merken dat dit verschilt van de ingestelde acceleratie- en deceleratietijden. Probeer dit en
verklaar hoe dit komt. Lees de uitleg bij parameter 0.003 en 0.004 op p58.

Roterende AUTOTUNE (p64).


22. Voor het behalen van de best haalbare prestatie van de drive - motor combinatie is het
noodzakelijk een roterende autotune uit te voeren als aanvulling op de statische autotune. De
roterende autotune kan alleen uitgevoerd worden bij een onbelaste of een zeer laag belaste
motor. De motor zal hierbij enige tijd in de opgedragen richting gaan draaien waarbij links
bovenin het display het alarmbel symbool zal knipperen.
• Programmeer parameter 0.038 op 2.
• Activeer de STO ingangen en geef een run commando in de gewenste draairichting.
Vervolgens zal eerst de statische autotune uitgevoerd worden en aansluitend zal de
motor maximaal 36 seconden gaan draaien op 66% van de nominale snelheid in de
opgedragen richting.
• Na het volbrengen van de roterende autotune zal de motor vrij uitlopen. In display zal
<Inhibit> verschijnen en het alarmbel symbool verdwijnt.
• Neem nu de STO en het runcommando weg om weer te kunnen starten.
• Welke extra 2 parameters heeft de drive zojuist aangepast? Vermeldt ook de betekenis
van de parameters. Zie uitleg bij 0.038 op p 64.

o …………………

o …………………

Jo Vandenbosch Labo Motion 7


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Bediening vanop het keypad (p60)


23. De motor kan ook vanop het keypad bediend worden. Dit kan handig zijn bij een eventuele
storing. Zoek op welke instelling parameter 0.005 moet krijgen voor volgende twee keuzes en
probeer beide mogelijkheden.

o Start/Stop bediening en gewenste waarde ingeven via keypad: …………………

o Start/Stop bediening via schakelaars, gewenste waarde via keypad: …………………..

24. Als je enkel via het keypad werkt, kan je niet zomaar beide draairichtingen kiezen. Hiervoor
moet je nog een parameter wijzigen. Welke parameter moet je wijzigen en welke waarde moet
die krijgen?

o …………………….… = ………

Wijzig deze parameter en controleer of je de motor inderdaad voor beide soort bedieningen
via het keypad in beide richtingen kan aansturen en toon aan de lector dat je dit hebt
gerealiseerd.

Uitlezen van de motorstatus op het display (p62, p81 – 151).


De drive houdt de status van de motor maar ook van zichzelf constant in het oog en registreert die
door een bepaalde waarde aan een parameter toe te kennen. Bvb:
• De momentele motorstroom wordt geregistreerd in parameter 4.001
• De momentele wenswaarde van de frequentie wordt geregistreerd in parameter 2.001
• De momentele werkelijke uitgangsfrequentie wordt geregistreerd in parameter 5.001
• Het momentele ingangsniveau van DI4 wordt geregistreerd in parameter 8.004

Op p81 tot 151 vind je een volledig overzicht van alle parameters die je kan terugvinden in de diverse
menu’s. De menu’s lopen tot een waarde van 22. De eerste cijfers van een parameter geven weer in
welk menu de parameter terug te vinden is. Bvb parameter 14.023 vind je in menu 14 terug. Parameter
06.003 vind je in menu 6 terug. In de tabel met het overzicht van de parameters staat ook het type van
de betreffende parameter. In deze paragraaf zijn we enkel geïnteresseerd in de parameters van het
type RO = Read Only. Dit zijn statusparameters die enkel kunnen uitgelezen worden. Via het display
kan je via deze parameters heel wat informatie over de motor en/of de drive verkrijgen. Er kunnen
echter slechts twee parameters gelijktijdig op het display weergegeven worden. Welke parameters dat
zijn, kan je zelf instellen. (zie p62 bovenste helft).

25. Stel in dat de bovenste regel het motorkoppel toont (zie menu 4 welke parameter het koppel
registreert). Stel in dat de onderste regel het afgegeven vermogen toont (zie menu 5 welke
parameter dit registreert). Noteer welke parameterwaarden je hebt ingevuld voor:

o 0.023 = ………….

o 0.022 = …………..

Controleer of dit werkt door de drive in Run te zetten en toon aan de lector dat je dit hebt
uitgevoerd.

Jo Vandenbosch Labo Motion 8


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Uitlezen van de motorstatus via DI/O1 (p62, p81 – 151).


26. De aansluitklem 10 kan zowel als digitale in- of uitgang gebruikt worden. Op dit moment is de
klem ingesteld als uitgang. De klem is verbonden met het indicatielampje op de controledoos.
We gaan na wat dit indicatielampje met de instellingen van deze drive precies aangeeft.
• Kijk in de uitleg onderaan op p63 hoe je kan bepalen welke parameter de toestand van
deze uitgang bepaalt.

Voor deze drive staat in parameter …………………….. ingevuld welke parameter de status
van DI/O1 bepaalt.

Op dit moment staat daar volgende parameter ingevuld: …………………….

Dit geeft aan of volgende toestand aanwezig is of niet (dit is een Read Only parameter

en geeft dus een bepaalde toestand van de drive aan): …………………………

• De toestand van deze Read Only parameter is op zijn beurt afhankelijk van een
bepaalde gebeurtenis. Om deze gebeurtenis te bepalen, wordt een vergelijking
gemaakt met de waarde van nog een andere parameter. Kijk hiervoor op p129 en
noteer welke parameter:

Bepalende parameter …………………….

Kijk in de drive de waarde na die in deze parameter is ingevuld.

Ingevulde waarde ………………………

• Je kan uit de voorgaande beschouwingen uiteindelijk afleiden wanneer volgens de


huidige instellingen het indicatielampje gaat branden. Noteer dit onder woorden:

Het lampje gaat branden als …………………………………………………………………………

27. Pas de parameters zodanig aan dat het lampje gaat branden als je de “Reverse” draairichting
gekozen hebt. Kijk hiervoor op p63 onderaan hoe je dit snel kan instellen. Welke instelling heb
je veranderd?

…………………………………………………………………………………………………………………..

Welke RO statusparameter geeft aan dat de “Reverse” richting werd geselecteerd?

Parameter ………………………..

Jo Vandenbosch Labo Motion 9


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Gebruik van de Analoge uitgang (p45 onderaan).


Klem 7 voorziet een analoge uitgang (die eventueel als digitale uitgang geprogrammeerd kan worden,
zie ook je eigen nota’s bovenaan p3 van dit verslag). Op dit moment is de klem als analoge
spanningsuitgang ( 0 – 10V) geprogrammeerd.

• Controleer of dit klopt via de parameter die de functiekeuze van de uitgang bepaalt (zie p45
onderaan).

Parameter ……………………… heeft de setting ……………………….., waardoor de analoge


uitgang inderdaad een 0 – 10V signaal oplevert.

• Welke parameter precies de spanning op de uitgang aanstuurt, wordt vastgelegd in de


parameter die de oorsprongkeuze of source vastlegt (zie p45 onderaan).

De oorsprongkeuze wordt ingevuld in parameter ……………………..

• Kijk na of in deze parameter als oorsprongkeuze inderdaad parameter 02.001 ingevuld is. Zo
niet, pas dit aan.

• Ga in de parameterlijst na wat de waarde van parameter 02.001 voorstelt (p87).

In parameter 2.001 schrijft de drive de ……………………………………………………………………

• Programmeer de selectie voor de wenswaarde opnieuw op “Preset” via parameter 0.005 (p59).

• Sluit een Voltmeter aan op de Analoge uitgang.

• Schakel de STO aan en laat de motor zowel Forward als Reverse draaien aan beide Preset
wenswaarden. Noteer telkens de spanning op de analoge uitgang.

Forward Preset 1: …………………………. Forward Preset 2: ………………………….

Reverse Preset 1: …………………………. Reverse Preset 2: ………………………….

Jo Vandenbosch Labo Motion 10


Proef 2 : De M400 frequentieomvormer.

Gebruik van de Analoge ingang (p45 bovenaan).


Klem 2 voorziet een analoge ingang (zie ook je eigen nota’s bovenaan p3 van dit verslag). Op dit
moment is de klem als analoge spanningsingang (0 – 10V) geprogrammeerd.

• Controleer of dit klopt via de parameter die de functiekeuze van de ingang bepaalt (zie p45
bovenaan).

Parameter ……………………… heeft de setting ……………………….., waardoor de analoge ingang


inderdaad op een 0 – 10V signaal reageert.

• Wat de analoge ingangsspanning precies teweeg brengt in de drive, wordt vastgelegd in de


parameter die de bestemmingskeuze of destination vastlegt (zie p45 bovenaan).

De bestemmingskeuze wordt ingevuld in parameter ……………………..

• Kijk na of in deze parameter als bestemmingskeuze inderdaad parameter 01.036 ingevuld is. Zo
niet, pas dit aan.

• Ga in de parameterlijst na wat de waarde van parameter 01.036 voorstelt (p87).

In parameter 1.036 schrijft de drive de ……………………………………………………………………

• Programmeer de selectie voor de wenswaarde op “AV Preset” via parameter 0.005 (p59
bovenaan).
• Sluit een spanningsbron aan de analoge ingang aan waarmee je een spanning van 0 – 10V kan
regelen. Vraag aan de lector.
• Met DI5 op klem 14 kan je nu kiezen tussen de wenswaarde die je wil gebruiken (zie p59
bovenaan). Enerzijds de wenswaarde ingesteld met de analoge spanning en anderzijds de
wenswaarde “Preset 2”. Zet de wenswaarde “Preset 2” op 45Hz.

De waarde van 45 Hz moet je invullen in parameter ………………………..

• Controleer of je inderdaad de wenswaarden op beide manieren kan instellen.


• Toon aan de lector dat je dit het gerealiseerd.

Jo Vandenbosch Labo Motion 11

You might also like