You are on page 1of 59

Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -1

INHOUD
Inhoud ......................................................................................................................................... 1
1 De ontstaansgeschiedenis van de Bijbel .................................................................................... 2
1.1. Inleiding Bijbel ....................................................................................................................... 2
2 Oude Testament ...................................................................................................................... 5
2.1. Inleiding................................................................................................................................. 5
2.2. Aartsvaders of patriarchen ...................................................................................................... 7
2.3. Jozef ...................................................................................................................................... 9
2.3. Mozes ...................................................................................................................................11
2.4. Tijd van verovering en van de rechters (1200 - 1020) ..............................................................17
2.5. De tijd van de koningen .........................................................................................................17
2.6. Rijksscheuring .......................................................................................................................18
2.7. Assyriërs en Babyloniërs (Profeten) .........................................................................................18
2.8. Terugkeer uit de ballingschap, de Perzische periode ................................................................19
2.9. De hellenistische en de Romeinse periode ...............................................................................19
2.??? Het scheppingsverhaal; een verhaal uit de Mythische bijbelverhalen .......................................20
Het scheppingsverhaal in beelddidactiek ........................................................................................23
3 Nieuwe Testament, het verhaal van Jezus en de eerste Kerk .....................................................30
3.1. De opbouw van het Nieuwe Testament ...................................................................................31
3.1.1 De motivatie van de evangelisten.......................................................................................32
3.1.2 Van Jezus naar evangelist .................................................................................................33
3.1.3 Vier op een rij ...................................................................................................................35
3.1.4 De tweebronnentheorie .....................................................................................................36
3.1.4.1. Kindheids - en kerstverhalen zijn laattijdig ..................................................................................... 43
3.1.4.2. Hoe, kerstverhalen zijn eigenlijk Paasverhalen?............................................................................ 43

3.1.5 Paaskring .........................................................................................................................46


3.1.5. Inleiding ..........................................................................................................................46
3.1.6. Een kruis: morbide of juist niet? .......................................................................................47
3.1.7. 't Een of 't ander? Misschien beide? ...................................................................................48
3.1.8. Vasten of veertigdagentijd is een voorbereiding .................................................................48

3.2. Jezus vertelde parables .......................................................................................................51


3.2.1.1. Overzicht synoptische parabels en gelijkenissen ..............................................................51
3.2.1.2. Parabels zijn bestemd voor ons ......................................................................................52
3.2.1.3. God en het Rijk Gods ....................................................................................................52
3.2.1.4. Geen tekst zonder context .............................................................................................53

3.3. Jezus' wonderen & wonderverhalen .....................................................................................55


3.3.1. Overzicht wonderverhalen ...................................................................................................56
3.3.2. Wat is een wonder? .........................................................................................................56
3.3.3. Wil je raad, dan is het tijd voor een citaat .........................................................................58
3.3.4. Verhalen over bevrijding...................................................................................................58
3.3.5. En de moraal van het verhaal?..........................................................................................58
Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -2

1 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS VAN DE BIJBEL

1.1. Inleiding Bijbel


De Bijbel is een boek met levensverhalen. Die verhalen probeert men zo te vertellen dat het
de tijd kan doorstaan. Daarom worden er symbolen gebruikt die altijd blijven. Een boom, een
slang, de natuur. We zullen een verhaal altijd verklaren vanuit de kennis die we op dat
moment hebben. We zijn daarvoor aangewezen op wat is overgeleverd en hoe dat
geïnterpreteerd wordt. En interpretatie is altijd afhankelijk van wat je al aan kennis hebt
verworven. Je herkent alleen wat je al kent, het is 'her-kennen'. Maar let er op dat het veilige
principe herhalen van wat je in je verleden leerde, geen nieuwe ideeën in de weg staat. Hoor
graag naar nieuwe ideeën. Al was het maar omdat de oude ideeën altijd tekortschieten in
het verklaren waarom we zijn wie we zijn. Waarom we doen wat we doen. Maar het gaat
ook om de methode. Een juiste vraag hangt af van de context. Een andere context roept
andere vragen op. Het zijn de mensen die onze vaste werkelijkheid durven te verlaten die de
wereld veranderen. Zij tekenen buiten de lijntjes. Het zijn mensen die je onzeker maken, je
onderuit halen en je uitdagen zelf te gaan nadenken. Je dwingen om je werkelijkheid te
herzien, kritisch te zijn. Daarom worden er deze vragen gesteld. Godsdienst gaat zoals elke
levensbeschouwing, over de levenservaringen van mensen. Het christendom is een manier
om om te gaan met de moeilijke dingen in het leven. Het is geen hapklaar antwoord op die
dingen.

De Bijbel is niet één boek en is zeker niet in één keer geschreven. Hij is een hele bibliotheek
Bijbel komt van biblios, een woord waar ook het woord bibliotheek van komt. Eigenlijk is de
bijbel ook een bibliotheek. Het is namelijk niet één boek, maar een hele verzameling van
boeken en boekjes die geleidelijk, in de loop van Israëls geschiedenis, tot stand is gekomen.
Er liggen wel duizend jaar tussen het oudste en het jongste geschrift. Het zijn geschriften die
men inspirerend vond en die ons iets vertellen over de ervaringen en worstelingen van de
vorige generaties met het leven en geloof. Doorheen de jaren werd dit samengevoegd tot
wat wij nu Bijbel noemen.
Het is dus geen objectief boek. Het zijn vele boeken, met verschillende stijlen, van
verschillende schrijvers, in verschillende tijden, voor verschillende toehoorders. Het
gemeenschappelijke eraan is hun zoektocht naar een beter, meer menswaardig leven en de
rol van God/geloven hierin. Het is een uitdrukking van geloof en vele verhalen werden
geschreven als geloofsverkondiging. Het gaat dus niet om een feitenverslag! Algemeen
wordt aanvaard dat de Bijbel de wereld een nieuwe manier van denken over God heeft
gegeven. Wat vaak vergeten wordt, is dat de Bijbel de wereld vooral een nieuwe visie op de
mens heeft gegeven.
De Bijbel is geen boek over God; het is een boek over de mens. 1

Het is belangrijk om de Bijbel te leren kennen, want dit ligt aan de basis van onze huidige
maatschappij. Hoe je het ook bekijkt, wat je er ook van vindt, hoe wij in het westen nu

1 A. J. HESCHEL, Wie is de mens?, Ten Have, Baarn, 1993, p.132


Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -3

denken, de mening die we hebben, komt voor een groot deel voort uit de christelijke
geschiedenis en denkwijze2. Denk maar aan:

- Taal - Cultuur - Maatschappij


- Rechtspraak - Muziek - Politiek
- Film - Architectuur - Kunst
- Onderwijs - Jeugdbeweging - Vakantiedagen

Denk aan de uitdrukkingen:


Abraham gezien hebben (Joh 8, 57) Het zwarte schaap (Gen 30, 32)
Naar iemands pijpen dansen (Mt 11,17) Een doorn in het oog (Num 33, 55)
Zijn talenten begraven (Mt 25, 18-19) Muggen ziften (Mt 23, 24-25)
Als een dief in de nacht (1 Tess 5, 2) Ere wie ere toekomt (Rom 13, 7)
Bij de pakken neerzitten (Gen 49, 14-15) Zo arm als job
Een goede buur is beter dan een verre vriend (spr 27,10) In de put zitten.
Judaskus, iemand judassen De benjamin zijn

Of je dat nu wil of niet, je bent voor een groot deel bepaald door het christendom. Daarom is
het goed om eens na te gaan waar dit allemaal vandaan komt. Denk er maar eens aan hoe
je moet omgaan met kinderen met een andere godsdienst. Waar moet je op letten? Om hen
een beetje te kunnen begrijpen moet je eerst weten wat geloven is en ook wat van hun
godsdienst af weten.
Geloof gaat erover hoe je alles (de wereld, de mensen alles wat je ziet denkt of voelt) ziet.
Hoe je denkt dat iets is, wat goed en slecht is, de reden waarom je leeft.

De Bijbel bestaat uit twee delen het Eerste of Oude Testament en het Tweede of Nieuwe
Testament. Het woord testament betekent eigenlijk verdrag of verbond. Het gaat dus over
het Oude en nieuwe verbond. Deze twee delen horen samen. Er wordt ook naar elkaar
verwezen. Als er in het Nieuwe Testament een tekst schuin gedrukt staat wil dit zeggen dat
het een citaat is uit het Oude testament. Jezus was een jood en als we Hem dus willen
begrijpen, mogen we de toenmalige traditie, milieu opvoeding en leefwereld niet links laten
liggen.

1.2. Het bijbelse Godsbeeld


Het is niet eenvoudig ‘het bijbelse godsbeeld’ te schetsen. De Bijbel spreekt dan ook niet
theoretisch over God, maar in verhalen. Deze verhalen hebben bovendien een lange
ontstaansgeschiedenis achter de rug hebben en werden door meerdere auteurs ‘herlezen’ en
‘herschreven’. Het is dus geen wonder dat we in de Bijbel zeer uiteenlopende godbeelden en
zelfs tegenstrijdige godvoorstellingen aantreffen.
Toch kan men er een ‘rode draad’ in ontdekken. Er loopt een dynamiek door het geheel
van de bijbelverhalen. Wat begint als een familiegeschiedenis (de aartsvaders) ontwikkelt
zich tot een volksgeschiedenis van Israël (Mozes en de exodus; David en de koningstijd) om
tenslotte een universeel perspectief te bieden op de mens en de wereld (de ballingschap en
de tijd erna).

2 T.E. WOODS, How the Catholic church built Western Civilization, Washington, 2005.
Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -4

Het godsbesef evolueert mee met die dynamiek.

aartsvaders Familiegeschiedenis ‘de god van mijn vader, - gaat mee op weg
God van Abraham, Isaak - oproep en belofte
en Jacob’ - ‘verschijnt in mensen’
exodus Volksgeschiedenis JHWH, God van Israël - ‘Stem, opklinkend uit
concrete historische
ervaringen’
- de Onzienlijke,
Onnoembare’
- Gods Naam ‘Ik zal er zijn’
moet door mensen gedaan
worden
ballingschap Universeel perspectief Schepper van hemel en - universalisme
op mens en wereld aarde - verinnerlijking
God van alle mensen

1.3. Relevantie van het bijbelse godsbeeld voor onze tijd?


Het godsgeloof staat onder druk. We hebben God niet nodig om de werkelijkheid te
verklaren. Er is geen bovennatuurlijk Opperwezen dat willekeurig kan ingrijpen in onze
wereld en de natuurwetten buitenspel zet. De mythologische taal van de Bijbel is vaak niet
meer aanvaardbaar voor de mens nu. Samen met alle vormen van geloof en bijgeloof wordt
ook het bijbelse godsbeeld verworpen. Het is echter de vraag of de ‘god’ die door de
wetenschap overbodig werd gemaakt wel de bijbelse God is.
Uit de Bijbel komt namelijk een zeer specifieke kijk op god naar voor dat grondig verschilt
van het mythologisch godsbeeld. De Bijbel zegt ons dat we God allereerst moeten zoeken in
de menselijke, historische gebeurtenissen. De relatie tot God wordt niet bepaald door het
noodlot waaraan mensen onderworpen zijn, maar wordt beschreven als een verbond, een
relatie die op vrijheid en liefde berust. De God van de Bijbel vraagt geen ‘offers’, geen
‘gods’dienst, maar alleen mensendienst. Het bijbelse scheppingsverhaal is geen terugkeer
naar de natuurreligie; integendeel, de kosmos wordt er totaal ontgoddelijkt en de
verantwoordelijkheid van de mensen wordt sterk in de verf gezet. In die zin is de Bijbel
uiterst seculariserend en verrassend modern. Het bijbelse godsbeeld ondersteunt veel meer
de autonomie van de mens en de legitimiteit van wetenschap en techniek dan velen denken.
Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -5

2 OUDE TESTAMENT

2.1. Inleiding
Het Oude Testament is een verzameling van 46 boeken. Ze komen voort uit een rijke
mondelinge traditie. Je kan er heel wat verschillende genres in vinden (poëzie, liederen,
wetteksten, spreuken, verhalen, zelfs mythen). Wanneer we deze teksten lezen moeten we
een aantal zaken in het achterhoofd houden. We mogen de auteur, de tijd, de context, onze
eigen voorgeschiedenis niet vergeten. Dit kleurt het verhaal.

Je kan de boeken opdelen in een 4 groepen:


1. In alle christelijke en joodse bijbels zijn de eerste vijf boeken naar volgorde en inhoud
hetzelfde. De pentateuch (zo worden deze vijf boeken genoemd) bestaat dus uit
Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deutronomium. In de joodse traditie worden dit de
Tora genoemd. De kern van de pentateuch is het verhaal over Mozes die de stenen
tafelen met de wet van God ontving. Daarom spreekt men ook wel over de vijf boeken
van Mozes.3
2. In de historische boeken vertellen de schrijvers over mensen en situaties uit de joodse
geschiedenis. Steeds staat Gods aanwezigheid centraal. Het gaat dus niet om historische
feitenverslagen.
3. Psalmen en wijsheidsboeken (spreuken, hooglied, Job, prediker, …) zijn boeken
waaruit je heel wat inspiratie kan halen. Het is een dichterlijke benadering van menselijke
gevoelens en gebeden.
4. Profeten zijn vaak heel hevige geschriften. Vaak zijn ze in woelige tijden geschreven.
Tijdens de ballingschap probeerden de profeten de eigenheid van het jodendom te
bewaken.

2.1.1 . Een evolutie in tijd:


* jodendom
4
* ontstaan: Abraham, tijd van de patriarchen (2000-1800 v. Chr. )
* christendom: ontstaan: Jezus Christus (jaar 0)
* islam ontstaan: Mohammed (622 van
5
Mekka naar Medina )

3 J. BOWKER, Het verhaal achter het oude testament, Tielt, 1999.


4 De joodse jaartelling rekent vanaf het jaar waarvan het jodendom aanneemt dat de schepping van de wereld heeft
plaatsgevonden. Op grond van de Tenach wordt de schepping geacht te hebben plaatsgevonden in het jaar 3761 voor christus.
Het joodse jaar 5768 komt zodoende overeen met (sep./okt., tishrei) 2006 – 2007 (Gregoriaanse kalender). In het jodendom
hanteert men de maankalender. Een maanmaand duurt 29,5 dagen waarbij de ene maand 29 en de andere maand weer 30
dagen duurt. Omdat er 12 joodse maanden zijn komt men hierdoor uit op 354 dagen oftewel men loopt 11 dagen achter op de
zonnekalender. Het nieuwe jaar begint op Rosj Hasjana.
5 De islamitische jaartelling begint met het jaar waarin de hidjra of de emigratie van de profeet Mohammed van Mekka naar
Medina plaatsvond, dit komt overeen met 15 juli of 16 juli 622 van de christelijke jaartelling. Het islamitische jaar telt ook 12
maanmaanden en is daardoor ongeveer 11 dagen korter dan het zonnejaar. Dit merkt men bijvoorbeeld aan het feit dat de
Ramadan, het suikerfeest en het offerfeest ieder jaar anderhalve week vroeger vallen.
Hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel -6

2.1.2 . Evolutie in personen:


Abraham is de grondlegger van de drie monotheïstische godsdiensten.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 7

2.2. Aartsvaders of patriarchen


Dit zijn de oudste historische figuren uit het Oude Testament. Ze worden erin voorgesteld als
vader, zoon en kleinzoon: Abraham, Isaak en Jacob. De 12 zonen van Jacob zijn de latere
stamvaders van de 12 stammen van Israël.

2.2.1. Achtergronden bij de Abrahamcyclus


Trek weg uit alles wat je hier bindt.
Trek het onbekende tegemoet.
Daar ligt voor jou een grote toekomst.

Allereerst is het noodzakelijk om bij het behandelen van de Abrahamfiguur vier zaken in het
achterhoofd houden. Het zijn de kernpunten om de bedoeling van deze verhalen ten volle te
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 8

kunnen begrijpen. Vervolgens zullen er nog wat didactische tips en materiaal aangereikt
worden.

2.2.1.1. Vier belangrijke punten bij Abraham

1. Een eerste belangrijke gedachte is die van de meetrekkende God. JHWH is geen God
die een vaste woonplaats heeft. Hij trekt mee rond met zijn volk. Deze gedachte werd bij
het joodse volk steeds belangrijker in de tijd van Abraham (ca. 1800 v. Chr.) en Mozes
(ca. 1250 - 1200 v. Chr.). Doorheen de gehele geschiedenis hebben joden het gevoel
gehad dat JHWH met hen meetrok doorheen plezierige en moeilijke tijden (cfr. verhaal
van de voetsporen in het zand). In de meeste culturen geloofden de mensen in
"gelokaliseerde goden". Een bepaalde god woonde op een bepaalde heilige plaats (heilige
boom, put, ...) of op een plaats waar de mensen een religieus gebouw hadden
opgetrokken (tempel cfr. heilige der heilige). De profeten reageerden fel tegen de joden
die hun JHWH lokaliseerden in de tempel. God woont niet in een tempel, Hij woont onder
mensen!

2 Een tweede belangrijk punt is dat de joden geloofden in één God (monotheïsme), dit in
tegenstelling tot de hen omringende volken (polytheïsme of veelgodendom).

3. De derde gedachte is de belofte van een land en een groot volk. In het joodse volk
komen steeds opnieuw zeer sterke en inspirerende figuren naar voor die de overtuiging
hebben door JHWH te zijn uitverkoren. Zij zijn uitverkoren om het uitverkoren volk te
leiden.
Deze legendarische leiders hebben speciale namen en worden dikwijls op een speciale
manier geboren. De naam die deze mensen dragen, houden dikwijls de opdracht in die ze
gekregen hebben. Dikwijls is het een interpretatiesleutel om het verhaal te begrijpen.
Joden hebben een sterk familiaal gevoel, sommigen noemen hen een 'gesloten
gemeenschap'. Dit zal zeker ook te maken hebben met hun bewogen geschiedenis.
Profeten staan meestal voor een meer universalistische visie. Voor een God die er voor
iedereen is en niet enkel voor joden. In het christendom wordt deze tendens nog dikker in
de verf gezet. Universalisme staat tegenover unionisme.

4. Een vierde gedachte is die van het wegtrekken, het achterlaten van zekerheden en
er volledig voor gaan. De prachtige verhalen van de Abrahamcyclus leren ons dat geloof
te maken heeft met durf, avontuur, het achterlaten van zekerheden en verworvenheden.
Geloven is radicale keuzes maken die je tot in de kern van je zijn treffen, die je raken tot
in je wortels. Geloven is kiezen voor het niet-vanzelfsprekende, voor het essentiële. Dat
wegtrekken kan zowel letterlijk als figuurlijk bekeken worden. Alle mensen krijgen daar
mee te maken.

Wat heeft dat met ons te maken?

Niet alleen vroeger leefde men met grote onzekerheden, nu is dat nog zo6. Toen waren het
machten en krachten die de mens niet helemaal begreep. Denk bijvoorbeeld aan de

6 T. DE VRIES, Om te beginnen, Amsterdam, p. 30.


hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 9

natuurkrachten: donder, bliksem, vruchtbaarheid, zon, ... . Deze zaken beïnvloedden en


beheersten het leven toen, aangezien de mens er heel erg afhankelijk van was. Het waren
machten die de mens als een God vereerden. Er waren in die tijd en cultuur bijvoorbeeld
vele vruchtbaarheidsgoden. Abraham was opgegroeid en opgevoed in dit geloof en deze
cultuur. De overstap naar het geloof in één God is dan ook een aartsmoeilijke, zware stap. Je
moet een heel ander denk- en leefpatroon aannemen. Alles wat je gewoon bent, waarmee je
bent opgegroeid, zet je overboord om iets te beginnen waarvan je niet weet hoe het zal
aflopen. Het denkpatroon van het veelgodendom moet Abraham achterlaten. Hij gaat met
deze nieuwe God een heel nieuwe toekomst, een nieuw leven tegemoet. In deze roeping van
Abraham om God te volgen, zit een belofte besloten. Het is een belofte van een groot
nageslacht, een groot volk dat ook op deze manier met God zal optrekken. Denk eraan dat
dit verhaal zoals vele bijbelverhalen een actueel verhaal is. Iedere tijd kent immers zijn eigen
allesbeheersende machten en krachten. Welke zijn dat voor deze tijd?

2.2.1.2. Wat wil het verhaal ons leren?

Geloof in dit verhaal is dus niet zozeer een zekerheid, maar juist een avontuur, een
waagstuk. Echter met de belofte dat de mens er niet alleen voor staat, hij is met velen op
stap naar een nieuwe toekomst waarin men anders gaat leven.

2.2.1.3. Kort samengevat

De aartsvaders (Abraham, Isaak en Jacob) en hun familie leefden als halfnomaden, die zich
onder leiding van hun clanhoofden met hun kleinvee (schapen en geiten) heen en weer
bewogen langs de rand van de vruchtbare maansikkel tussen de Perzische golf en Egypte.

2.3. Jozef

Na de aartsvaders kunnen we het spannende verhaal van Jozef lezen.


In de lagere school is er in elke leerjaar een verhalenreeks dat verteld en besproken wordt.
De verhalencyclus van het derde leerjaar draait rond Jozef, de zoon van Jakob en Rachel.
Het Jozefverhaal zit vol thema’s die in het derde leerjaar aan bod komen: verdriet (om het
onrecht dat hem werd aangedaan), vergeving van en verzoening met zijn broers, het
anders-zijn van de Joden en de Egyptenaren.
Buiten het genieten van het spannende verhaal van Jozef is het doel om Bijbelse ervaringen
te linken met de ervaringen van kinderen. Het inleven in verschillende situaties moet daarom
vaak aan bod komen. In de familiegeschiedenis van Jozef komen sterke gevoelens van
jaloezie en rivaliteit aan bod. Dat begint al bij zijn vader, die als jongste van twee
tweelingbroers is geboren. Jakob maakt zijn broer Esau het eerstgeboorterecht afhandig met
enkele slinkse streken. Later wordt hij zelf het slachtoffer van een oneerlijke behandeling, als
hij merkt dat de vrouw op wie hij verliefd is (Rachel) en met wie hij trouwt, na de
huwelijksnacht haar oudere zus Lea blijkt te zijn. Jakob trouwt dan ook maar met Rachel.
Lea schenkt haar man vele zonen, maar Rachel blijft lange tijd onvruchtbaar. Weer speelt de
rivaliteit, ditmaal tussen beide zussen, de geliefde en de minder geliefde, een rol. Als eerste
zoon van Rachel krijgt Jozef meteen een speciale plaats tussen de kinderen van Jakob. Alles
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 10

wijst erop dat hij daar ook van geniet. Zijn broers uiten hun frustraties daarover door Jozef
eerst in een put te gooien en later hem te verkopen aan een handelskaravaan. Tegen hun
vader vertellen ze dat Jozef gedood werd door een wild dier. Pas vele jaren later komt het in
Egypte, waar de karavaan Jozef heen bracht, tot een verzoening tussen de broers.

Jozef schopte het uiteindelijk tot onderkoning in Egypte. Onder het normale Egyptische
bewind had een 'zandbewoner' nooit aan de macht kunnen komen. Maar in de 18e eeuw v.
Chr. waren de Hyksos in Egypte aan de macht. Deze vreemde overheersers hadden, in
tegenstelling tot de Egyptenaren, geen minachting voor de nomaden.

Er zijn nog een paar zaken die het verhaal van Jozef in deze tijd lijken te plaatsen. Zo staat
er in de Nijldelta een heuvel (de "Tell el Yahudiyeh", ofwel "heuvel van de jood") waarvan
men aanneemt dat ze door de Hyksos gebouwd is. In de verhalen rijdt Jozef rond in een
strijdwagen. Het zijn de Hyksos die de strijdwagens in Egypte invoerden. Ook zijn er
graansilo's gevonden. In de Bijbel staat dat wanneer Jacob en Jozef stierven, hun lichaam
gebalsemd werd. Dit was eigenlijk een Egyptisch gebruik dat niet voorkwam bij joden. Rond
1580 v. Chr. kwam er een einde aan de 150-jarige overheersing van de Hyksos. De nieuwe
overheersers kwamen uit Opper-Egypte. Zij kwamen met de joden minder goed overeen.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 11

2.3. Mozes

2.3.1. Achtergronden bij de Mozescyclus

De volgende episode van het spannende verhaal, die volgt op dat van Jozef, beslaat het
grootste deel van de Pentateuch. Het vertelt ons het verhaal van Mozes. Dit is de basis van
het joodse (en daarmee ook het christelijke) geloof. De verhalencyclus van het vierde
leerjaar draait rond Mozes. Ook hier zijn er weer veel linken mogelijk met andere thema’s
van het vierde leerjaar uit het leerplan.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 12

2.3.1.1. Uittocht - doortocht - intocht: Symbolisch bekeken

Het thema van de uittocht staat centraal in de bijbel. Bij een oppervlakkige lezing is het
Oude Testament soms een verward geheel. Wanneer je er een beetje thuis in raakt, dan zal
je merken dat de verhalen in het teken staan van een heel volk en dat heel hun geschiedenis
doorspekt is van de uittocht-gedachte, een bevrijdings-boodschap. Steeds weer roept JHWH
mensen op om weg te trekken uit een situatie die hen gevangen houdt, die hen onvrij
maakt, hen houdt binnen de grenzen van hun vastgeroeste veiligheid en zekerheid om
vervolgens door een woestijn van onzekerheid op weg te gaan naar een nieuwe toekomst.

In ieders leven zijn er zaken die je beknotten. Op politiek vlak is er een grote afhankelijkheid
van de Derde wereld van Amerika en het Westen, op economisch vlak afhankelijkheid van
reclame, media, ... . Op psychologisch vlak kan je slaaf zijn van je job, op relationeel vlak
kan je je eigen vrijheid volledig opgeven voor je partner.

De uittochtverhalen roepen je op om los te komen van onze onvrijheden, hoe gemakkelijk je


je als mens en maatschappij ook nestelt in verworvenheden, verworven rechten, gewoontes,
... . Geloven is het vertrouwde achterlaten, erop vertrouwend dat er een nieuwe toekomst
voor ons ligt. Ook al is de doortocht moeilijk, ook al lijkt de genomen keuze niet
vanzelfsprekend, God roept op om vrij te zijn. Daar gaat het in deze verhalen over,
BEVRIJDING.

2.3.1.2. Achtergronden

Naast groepen van herders die in Kanaän gebleven zijn7, zijn er andere groepen die verder
trokken langs de rand van de woestijn. Daarbij zijn er zeer sterke historische vermoedens
dat er geregeld van zulke groepen naar Egypte afzakten. Wanneer de woestijn echt niet
meer leefbaar was, moesten de herders wel afzakken naar Egypte en daar hun diensten aan
te bieden aan de Egyptenaren. Wanneer hun werk te vernederend en / of te zwaar werd, of
indien ze meenden dat er weer voedsel te vinden was in de woestijn, dan trachtten ze zo
spoedig mogelijk Egypte te verlaten. Die vrijheid werd hen echter niet altijd gegund,
aangezien de Egyptenaren hun goed konden gebruiken bij het optrekken van grote
bouwwerken. Vooral Ramses II (1301 - 1234 v. Chr.) zou hen gedwongen hebben zwaar
werk te leveren. Ontsnappen aan de greep van de Egyptenaren die hen nodig hadden als
werkvolk moet dus niet eenvoudig geweest zijn.

Zo zouden er geregeld groepen uit Egypte weer de woestijn in gevlucht zijn, achtervolgd
door soldaten. Hier zou je een volledig wereldlijk verhaal kunnen vertellen van groepen die
ontsnapten, bijvoorbeeld dankzij een pestepidemie (dit is dan een van de plagen). Groepjes
van enkele honderden mensen die van de moerassige gebieden gebruik maakten om aan de
Egyptische strijdwagens te ontsnappen. Zo zou je dan kunnen zeggen dat de ervaringen van
die losse groepjes in de Bijbel dan gebundeld zou zijn tot één massale uittocht o.l.v. Mozes.

Je zal een mening hierover hebben, welke mening je ook hebt, ben er bewust van dat
anderen hieromtrent een andere mening kunnen hebben. Zoals jij graag respect krijgt voor

7 Cfr. Abrahamcyclus
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 13

jouw mening, bewijs een ander dan ook dezelfde dienst. Wat je sowieso kan benadrukken is
dat deze verhalen een mondelinge overlevering gekend hebben alvorens ze neergeschreven
zijn. Een tweede punt dat je moet aanhalen is dat de bijbel een boek is dat bestaat uit de
verwoording van ervaringen van vele generaties mensen. Zij wilden allen iets zeggen over
hoe zij het leven en het mysterie ervaarden. Bij het Joodse volk leeft de ervaring dat er een
God is (Ik zal er zijn) die wonderlijke dingen voor Zijn volk gedaan heeft en nog steeds
doet.

Plagen:
- Water van de Nijl veranderde in bloed - builenpest
- Kikkerplaag - Hagel
- Muggen - Sprinkhanen
- Steekvliegen - Drie dagen duisternis
- Veepest - Dood van de eerstgeboorne
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 14

2.3.1.3. Veertig jaar in de woestijn

Waarom die veertig jaar in de woestijn? Waarom moet het volk zo lang ronddwalen, want zo
ver is het toch niet om naar Palestina te wandelen. Eigenlijk is de kern van deze verhalen het
vraagstuk hoe word je een hechte groep, één hecht volk.

2.3.2. Zo word je een volk8


Wie was er op het idee gekomen om weg te lopen uit het slavenland? Wie had het eerst
gedacht: "Laten we er vandoor gaan ...?" Misschien wel een moeder, die eens tijd wou
hebben om liedjes te zingen met haar kinderen, die verhaaltjes wou vertellen, haar baby
wilde knuffelen ...
Of een vader die wel eens voetballen wou met zijn grote jongens en meiden, of
kikkervisjes vangen. Of misschien de kinderen wel die eindelijk wel eens wilden spelen,
stoeien, verstoppertje spelen. Of Mozes die al zo lang droomde van een nieuw land, waar
iedereen een kans zou krijgen, ook God. Maar wat geeft het ook wie het het eerst heeft
bedacht, iedereen wilden meedoen en daarom gebeurde het, op een nacht, een doodstille
nacht, in het pikkedonker. Hun weinige spullen in een doek gedraaid, wat geiten en ezels
met een touw om hun nek, kleine kleuters op hun vaders schouders, de baby’s op hun
moeders rug. Zo zijn ze gegaan, allemaal, op hun tenen, weg uit de slavernij. Weg bij
bazen en heren.
Ze haastten zich voort, bij dag en bij nacht, naar het land van hun dromen. Maar zó
gemakkelijk ging het allemaal niet. Ze komen bij water, water overal, zover ze kunnen
kijken. En achter zich soldaten met paarden en wapens!
"We gaan er door." zegt Mozes, "We gaan, er moet ergens een plek zijn waar je er door
kunt.Vrede en vrijheid krijg je niet cadeau, daar moet je nat voor willen worden." "En onze
oude mensen?", vragen de mannen. "Goed vasthouden." zegt Mozes. "En onze baby's?",
roepen de moeders.
"Niet loslaten.", zegt Mozes. "Draag ze het water door, aan de andere kant beginnen we
opnieuw, allemaal." En ze kwamen er. Niemand bleef achter op het strand. Niemand
verdronk onderweg. Geen kind raakte verloren.
Vrij ... Vrij ... Vrij...!
En als je dan verder gaat, hand in hand, als je elkaar dan volgt, stap voor stap, dan word je
een volk. Dan durf je de woestijn wel in, ook al is het er heet en is er weinig eten. Tot
uiteindelijk alles op is, het laatste broodje, de allerlaatste krentenbol. Dan heb je honger,
allemaal. De vaders wiegen hun huilende kleintjes en de moeders roepen: "Ik weet niet wat
ik moet koken, er is hier niets."
"Toch wel", zeggen de kinderen. Met hun scherpe oogjes en vlugge vingertjes vinden zij
manna, kleine witte korreltjes, waar je brood van kunt maken, als je voldoende hebt. En ze
blijven zoeken, manden vol, tot iedereen genoeg heeft, elke dag. Als je zó verder gaat, zó
deelt met elkaar, elke hap, dán word je één volk. Dan komt de droom dichtbij. Maar er zijn
bergen, verschrikkelijk hoge bergen met nergens een pad, of wel duizend als je goed kijkt.
En hoe moet je gaan? Wie vindt de goede weg voor al die vaders en moeders, die al zo
lang rond sjouwen samen. Voor al die oude mensen, voor al die peuters op hun moeie
beentjes, voor die brullende baby's allemaal?

8 H. VAN UDEN, Als het op vieren aankomt, Gooi & sticht, 1991, p. 76-77.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 15

Er zijn er wel een paar die voorop willen gaan. Jongens en meisjes, sterk en slim. "Neem
licht mee," zegt Mozes, "licht en ons vertrouwen. Probeer een weg te vinden en wees niet
bang dat het mislukt, want het goede land is er, dus zul je het vinden als je het zoekt.
Denk nooit dat je alleen bent, want achter jullie zijn wij." Als je elkaar zo steunt, elkaar zó
trouw bent, dan ben je één volk, dat samen op weg is naar het land van de toekomst.

Hoe wordt je één volk, één hechte groep? Geef een hedendaags voorbeeld.

2.3.3. Het leven in de sinaïwoestijn


Zoals we bij de verhalen van Abraham reeds gezien hebben is de term woestijn een beetje
misleidend. Het regent er zelden, maar voldoende voor enkele planten en gras te laten
groeien. Zo konden de geiten en schapen grazen. Bonen linzen, komkommers, graan en
pompoenen kunnen op schrale grond groeien. De nomaden eten deze groenten nog steeds,
gaargekookt met zout en kruiden. Van schapen- en geitenmelk wordt Leben, een soort zoute
yoghurt, gemaakt. Dit kan je in linnen zakjes lang bewaren. Er werd ook boter gemaakt en
dat werd beschouwd als een lekkernij. De gastvrijheid van een stam wordt gemeten aan de
kwaliteit van hun boter en het werd ook als een betaalmiddel gebruikt. Maar de Israëlieten
kwamen vanuit een rijk land in deze dorre streek terecht, dan zouden wij waarschijnlijk ook
wel klagen en mopperen. Soms zorgde de woestijn onverwachts voor voedsel.

Kwartels
Er verschenen kwartels die men kon vangen en eten. Ook
nu nog verschijnen er iedere herfst kwartels in de Sinaï op
hun trek naar het zuiden. Zo weten we ook meteen in
welk jaargetijde de Exodus plaatsvond.

Manna
Een van de meest voorkomende planten in deze streek is
de Tamarisk, een heester die kan groeien in streken met
veel zout en weinig water. Op de Tamarisk leeft een soort
bladluis die de stam doorboort om het sap op te zuigen.
Deze bladluis scheidt een zoete kleverige stof af, de
zogenaamde honingdauw die door mieren verzameld
wordt. Deze honingdauw is het manna uit de Bijbel. De
Bedoeïenen eten dit nog altijd en ze jagen ook nog steeds
op gazellen en steenbokken die in de Sinaï leven.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 16

Water uit de rots


In kalksteenrotsen kan zich water ophopen. Als je deze rotsen op een juiste manier weet te
splijten dan gutst het water eruit.

Wat met die wonderen?


Zowel de wonderen in het Oude als het Nieuwe Testament stuiten vele mensen
tegenwoordig tegen de borst. Voor sommigen zijn de mirakels verzinsels en daardoor
besluiten ze dat het christendom steunt op bedrog; anderen zien het als bewijs dat Jezus (in
het NT dan) meer was dan een gewone man. Heel wat mensen in de moderne wereld
geloven dat er geen echte mirakels bestaan. In de antieke wereld geloofden de meeste
mensen wel in de mogelijkheid ervan. Wat zeer duidelijk is, is dat Jezus zeker niet de enige
was aan wie mirakels werden toegeschreven. Net als de hun omringende volkeren geloofden
de joden in wonderen, maar ze vonden niet dat die wonderdoeners daardoor een verheven
status hadden, goddelijk of meer waren dan andere mensen. Jezus’ mirakels bepaalden niet
of iemand Zijn boodschap aanvaardde of niet. Het werd niet als bewijs gezien dat Hij
bovenmenselijk was, zoals dat later wel het geval werd. 9 Mijn inziens gaat het over een
andere zienswijze dan de louter wetenschappelijke. Een puur wetenschappelijke visie of
beschrijving gaat voorbij aan de schoonheid van de wereld en het leven. Denk eraan dat
mensen die in naam van de religie wetenschappelijke nieuwsgierigheid verdacht maken
(denk aan scholen in Amerika waar men de theorie van Darwin niet mag onderwijzen10)
“nietsnutten zijn op zoek naar een excuus of een manier om zichzelf gerust te stellen over
hun luiheid.”11 Wetenschap moet zoeken naar de juiste verklaring en doen “alsof er geen
God” is. In de toepassing van de opgeleverde kennis, is het echter wel verstandig om
rekening te houden met Iets dat ons overstijgt.

De Sinaïberg
Deze berg wordt ook wel Horeb genoemd. Op deze berg heeft God met Mozes en het volk
een verbond gesloten. Zij zouden Zijn volk zijn en Hij hun God. Samen met dit verbond gaf
God hen een morele gedragscode mee, die wij de 10 Geboden noemen. Deze tafels werden
bewaard in de ark en bij het rondtrekken in de woestijn stond deze 'ark van het verbond' in
de tempeltent. Zo trok God mee met Zijn volk. In de tijd van Salomo werd deze tent
vervangen door een vaste Tempel. De tekst van de tien geboden kan je twee keer in het
Oude Testament terug vinden, nl.: Ex. 20, 1 - 7 en in Deut. 5, 6 - 21. Velen kennen het
echter beter in de verkorte en rijmende versie.12
1. Bovenal bemin één God. 2. Zweer niet ijdel, vloek noch spot.
3. Heilig steeds de dag des Heren. 4. Vader, moeder zult gij eren.
5. Dood niet, geef geen ergernis. 6. Doe nooit wat onkuisheid is.
7. Vlucht het stelen en bedriegen. 8. Ook de achterklap en het liegen.
9. Wees steeds kuis in uw gemoed. 10. En begeer nooit iemands goed.

9 E.P. SANDERS, Jezus, mythe en werkelijkheid, Averbode, 1996, p. 164 - 206.


10 Je mag het scheppingsverhaal en de evolutieleer niet als twee keuzemogelijkheden tegenover elkaar zetten. Ze gaan over
twee totaal verschillende dingen. De evolutieleer gaat over het “hoe” terwijl de Bijbel gaat over het “waarom”, over
schoonheid.
11 ALBERTUS MAGNUS, Politica, In: Opera omnia, Vol. VIII, Parijs: Vives 1891, 803-804.
12 Voor een kindgerichte uitleg in verhaalvorm kan je het volgende boekje eens bekijken: K. JANSSEN & T. VERCRUYSSE, De droom
van God, Averbode, 1998.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 17

2.4. Tijd van verovering en van de rechters (1200 - 1020)


De volgende episode is het vast voet krijgen in het Beloofde Land, in Palestina. Want dit
land was natuurlijk al bewoond. Waarschijnlijk ging dit geleidelijk aan. Soms in vriendschap
en soms met geweld. In de Bijbel lijkt het op een grootse militaire expeditie.
Het verhaal van Jozua, een van de 12 verspieders, beschrijft de verovering. Vervolgens gaan
de nomaden zich settelen meestal per stam (12) en vervolgens in dorpjes. Deze bezaten een
ruime mate van zelfstandigheid. Er was geen koning, maar er waren wel natuurlijke leiders.
Deze natuurlijke leiders worden in de Bijbel "rechters" genoemd.
Door hun gemeenschappelijke levenswijze en hun gemeenschappelijke godsdienst bestond
er toch een band tussen de stammen onderling. In politieke en militaire aangelegenheden
bleef iedere stam onafhankelijk. Slechts heel af en toe kwam het tot een gezamenlijke actie.
De Israëlieten leefden onder de voortdurende dreiging van de omringende volken
Kanaänieten, Moabieten, de Ammonieten, de Midjanieten, ... De grootste bedreiging,
ondanks al die ‘ieten’ waren toch de Filistijnen die voornamelijk in de kuststreek woonden
(het huidige Tel Aviv, Gaza en de Negebwoestijn). Spannende tijden dat zie je zo, lees
anders de verhalen van Gideon of Simson (die met z'n lang haar) maar eens. Samuël was de
laatste rechter, hij was tevens ook priester en profeet. Vele mensen kwamen hem om raad
vragen. Hij voerde het leger aan tegen de Filistijnen. Door deze constante oorlogsdreiging
kwamen de leiders van de verschillende stammen tot het besluit dat het land een sterke
centrale figuur nodig had, m.a.w. een koning. Meermaals vroegen ze het aan Samuël, maar
deze weigerde steeds. Volgens hem was er maar één leider van het volk, nl. God. Uiteindelijk
gaf hij toch toe en benoemde hij Saul als koning.

2.5. De tijd van de koningen


De drie belangrijkste koningen zijn Saul, David en Salomon. Daarna viel het rijk in twee
stukken uit elkaar en volgden de koningen elkaar op. We beperken de bespreking tot de drie
belangrijkste.
Saul voerde het leger succesvol aan en verdreef de Filistijnen. Eén van zijn krijgers was
David, aanvankelijk een gewone schaapsherder. Saul werd echter jaloers op David, omdat hij
zo succesvol was. David vluchtte en kwam pas na de dood van Saul terug. Hij werd dan
meteen door een deel van de bevolking tot koning uitgeroepen. Na een burgenoorlog van 7
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 18

jaar was David koning van heel Israël. Hij veroverde veel land. Door een goede organisatie
werd Israël een machtig land. David is een centrale figuur in de joodse geschiedenis.
Hij werd door Salomo, een van zijn zonen, opgevolgd. Deze koning was een heel wijs man,
maar zijn regering was er ook een van weelderigheid en dwangarbeid. Hij stimuleerde de
handel, maakte het koninkrijk welvarend en liet ook prachtige gebouwen ontwerpen. De
belangrijkste bouw was de Tempel van Jeruzalem. Dit moest de eeuwige rustplaats voor de
Ark van het verbond worden (cfr. Tempel en eredienst).

Saul David Salomo


- 12- stammenverbond - één groot koninkrijk - één groot koninkrijk
- de rechters - één centrale koning - één centrale koning
- geen hofhouding - een hofhouding - uitgebreide hofhouding
- geen bureaucratie - bureaucratie naar - sterke bureaucratisering
- hoofdstad Hebon - Egyptisch model - hoofdstad Jeruzalem
- hoofdstad Jeruzalem - bouw tempel

Een groot deel van de rijkdommen van het land belandde bij mensen aan het hof. Zo
ontstond er een klassenmaatschappij van rijken en armen. Bij Salomo's dood scheurde een
deel van het volk zich af, daardoor waren er nu twee rijken. Hier begint de tijd van de
profeten die het onrecht en het wangedrag van de rijken aanklagen.

2.6. Rijksscheuring
Tijdens de periode van de koningen waren er profeten die het volk en de koning ter
verantwoording riepen wanneer ze zich onrechtvaardig gedroegen en zich zo van God
afkeerden. Ze kwamen op tegen sociaal onrecht, hoogmoed en normvervaging.
Na Salomo was het rijk dus in twee delen uit elkaar gevallen, elk met en eigen hoofdstad en
koning, omwille van de klassenmaatschappij die was ontstaan. Tien noordelijke stammen
vormden een eigen koninkrijk, Israël, met als hoofdstad Samaria. De opvolgers van Salomo
bestuurden het zuidelijke deel, Juda, met als hoofdstad Jeruzalem. De twee buren bleven het
tegen elkaar opnemen, in Israël was er ook tussen de stammen onderling ruzie. In Israël
begon men zich ook van de godsdienst af te wijken. De profeten hadden dus stof genoeg om
tegen van leer te trekken.

2.7. Assyriërs en Babyloniërs (Profeten)


Vanaf de 13 e eeuw v.C. beginnen de Assyrische veroveringen en ook Palestina werd onder
de voet gelopen. Hun hoofdstad was Nineve en zij veroverden een enorm rijk. De Assyrische
heerschappij over de machtige stad Babylon werd door heel wat opstanden op de proef
gesteld tot uiteindelijk Babylon Assyrië versloeg. Het was Nebukadnessar die de tempel van
Salomo uiteindelijk in brand stak.
De Babyloniërs veroverden heel Palestina. Deze tijd (vroege 6 de eeuw) was een enorme
crisis voor het joodse volk. Deportaties waren al enige tijd gewoon. Door mensen te
verplaatsen werden mogelijke rebellen verwijderd en ontstonden er gemeenschappen die
afhankelijk waren van de Assyrische welwillendheid en bescherming. Zo werd hun macht dus
verstevigd. Leiders werden weggevoerd en velen waren gedwongen in een nieuw en vreemd
land hun leven weer op te bouwen. De dreiging van ballingschap was er dus tijdens de
Assyriërs reeds, maar pas na de komst van de Babylonische heerser Nebukadnessar II werd
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 19

zij voor de joden realiteit. De koning, de hoogste bestuurders, militaire leiders,


ambachtslieden, smeden, … werden na de val van Jeruzalem weg gevoerd. Nog meer
deportaties volgden na de definitieve verwoesting van de stad. Deze deportaties waren
essentieel voor de Assyrische en Babylonische politiek. Het overplanten van hele
gemeenschappen, ver weg van hun oorspronkelijke omgeving was een bewijs van hun
macht, tevens werd de invloed van de opstandige leiders teniet gedaan. De ‘gevaarlijke’
elementen konden vervolgens het rijk ‘dienen’ als soldaat, bouwlieden of boeren. Gebieden
die door oorlog of natuurrampen ontvolkt waren, kregen vaak zulke gemeenschappen
toegewezen om te helpen bij de wederopbouw. De Babyloniërs gaven de gemeenschappen
wel de gelegenheid om als nationale groep te blijven bestaan en zij verkregen ook beperkte
zeggenschap in eigen sociale en religieuze zaken. In deze tijden probeerden de profeten het
volk bij hun geloof en de daarbij horende regels te houden, zodat ze hun eigenheid zouden
behouden en niet zouden oplossen in de overheersende cultuur. Zij proberen de godsdienst
harder te benadrukken en het volk trouw te laten zijn aan God. Dit was nodig omdat het volk
tijdens deze ballingschap met vele vragen zat. (Had God valse beloften gedaan? Was Hij
zwak? Moest men nu de Babylonische goden vereren?) De Godsdienst werd vernieuwd. De
oude visie om vele zaken in het gezin te vieren, zoals besnijdenis, Pesach, het houden van
Sabbat, het onderhouden van de reinheidswetten, … werd benadrukt en waren tekenen van
trouw en speelden dan ook een grote rol in het gewone leven. Toch bleef de herinnering aan
wat verloren ging in deze periode overheersen. Tijdens deze periode ontstond een nieuw
gevoel voor wat het betekende tot het volk van God te behoren. Deze identiteit werd
ontleend aan verbondenheid met een culturele en religieuze traditie, in plaats van aan een
land en staatsinstellingen. Dit nieuwe besef vormt de basis voor de joodse gemeenschappen
na de ballingschap, zowel in Palestina als bij de Diaspora-joden.

2.8. Terugkeer uit de ballingschap, de Perzische periode


In 539 v.C. veroverde de Pers Kores het Babylonische rijk. Van deze voor zijn tijd
opmerkelijk tolerante koning mocht het joodse volk terugkeren naar hun land en ze mochten
zelfs hun Tempel terug opbouwen. Velen hadden echter tijdens de ballingschap een nieuw
en soms succesrijk bestaan uit kunnen bouwen en wilden daarom niet meer terug naar
Palestina. Deze groep bleven joods maar vestigden zich uiteindelijk over de gehele toen
bekende wereld. Dit is het diaspora-jodendom. De groepen die wel naar hun thuisland
gingen hadden het heel zwaar. Jeruzalem lag in puin en in het land waren natuurlijk ook
andere mensen komen wonen. De achterblijvers en de teruggekeerden waren niet steeds
vriendelijk voor elkaar. De achterblijvers werden Samaritanen genoemd en werden vaak als
collaborateurs bekeken omdat er gemengde huwlijken hadden plaatsgevonden.

2.9. De hellenistische en de Romeinse periode


Hierna volgt de hellenistische (333 v chr verovering door Alexander de Grote) en daarna de
Romeinse periode. Na Alexander de Grote komen de Romeinen aan de macht. Na de
onderdrukking van een joodse opstand verwoeste Titus in 70 n Chr de tempel (enkel de
klaagmuur bleef over). De hoofdbekommernis blijft liggen bij het behouden van de identiteit.
Omdat de dreiging en verleiding er was om op te gaan (assimileren) in deze uitdagende en
uitnodigende sterke culturen.
Doordenkers
- Waarom ballingschap?
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 20

- Wat probeerden de profeten te beschermen en hoe deden ze dit?


- De bedreiging tijdens de ballingschap en de Romeinse periode (Hellenisering) is te
vergelijken. Leg uit.
- Zijn er vergelijkingen mogelijk met actuele gebeurtenissen?

2.??? Het scheppingsverhaal; een verhaal uit de Mythische bijbelverhalen


Waarom staan de scheppingsverhalen hier met een vraagteken?
Ze staan hier omdat ze ontstaan zijn tijdens de Babylonische Ballingschap om hun anders-
zijn in de verf te zetten. Het jodendom, en dus ook het christendom, kent twee
scheppingsverhalen. Ze staan vlak na elkaar in Gen 1.
De twee scheppingsverhalen (‘Schepping in 7 dagen’ en ‘Hof van Eden / paradijsverhaal’)
zijn geen letterlijke ontstaansverhalen. Het begin van het leven / het ontstaan van de aarde
verklaren ze niet. Daarvoor moet je bij WO zijn. Deze verhalen gaan over hoe mensen met
de wereld zouden moeten omgaan, waar we denken dat God met de aarde naar toe wil. En
net zoals veel mensen zich daarover verschillend uitdrukken, verschillen deze twee verhalen
wat dat betreft ook van elkaar.

2.1.3 Inleiding: de Mythische bijbelverhalen


Iedere cultuur, elke godsdienst, kent scheppingsverhalen. Ze horen tot de mythische
verhalen.
Een mythe is een verhaal dat een antwoord wil geven op levensvragen. Waarom bestaat de
mens? Waarom is er lijden en dood? Waarom is er haat en afgunst? Waarom is er
oneerlijkheid en liefdeloosheid? Het is van alle tijden dat mensen de grote levensvragen
onder woorden willen brengen en ze te beantwoorden in een verhaal.
In de bijbelse mytische verhalen doet God zaken die een mens nog moet leren. Wat in een
verhaal over God wordt gezegd, is bijna altijd een opdracht voor de mens. Wat mensen het
mooiste, het belangrijkste vinden in het leven, dat geven ze ook gestalte in beelden over
God.
Maar de mens is God niet. De hemel mag dan wel perspectief zijn voor de aarde, de hemel is
hoe de aarde zou kunnen worden, een droom die gerealiseerd wil worden. Het is aan de
mensen om dit ideaalbeeld stap voor stap te realiseren. De bijbel vertelt hoe dit
realisatieproces een weg is van vallen en opstaan. Voor mensen vroeger en voor ons nu.
Dit merk je aan de verhaallijn in het boek Genesis.
Genesis 1: Scheppingsverhaal : Dankbaarheid/verwondering voor de schepping. Schepping =
cadeau
Genesis 2, 4-25: Scheppingsverhaal 2: de mens is partner van God
Genesis 3 : de mensen verbreken het verbond met God (mens wordt uit het paradijs
verdreven)
Genesis 4: Kaïn doodt Abel: de mens verbreekt het partnerschap met de medemens
Genesis 6 : Het gaat van kwaad naar erger, de wereld is vol onrecht
Genesis 6 : Het verhaal van Noach – God heeft spijt dat hij de aarde wou vernietigen, hij
sluit een nieuw verbond. Aanvankelijk loopt het goed met de nakomelingen van Noach.
Genesis 11: de mensen maken er alweer een zootje van… (zie toren van Babel)
Een Bijbelverhaal staat nooit op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van een veel bredere
vertellijn.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 21

2.1.4 Het scheppingsverhaal


De eerste scheppingsmythe is pas ontstaan in de periode dat het volk Israël in ballingschap
in Babylonië zat.
De historische catastrofe van wegvoering en ballingschap betekent zonder twijfel de meest
ingrijpende gebeurtenis (na de exodus) in de geloofsbeleving van Israël.
De steden worden geplunderd, de tempel wordt verwoest, maar ook een volksdeportatie
naar Babylonië kwam op gang. Op allerlei afbeeldingen zie je mannen, twee aan twee
vastgeketend, vrouwen met kinderen vastgebonden op karren. Langs de hele route wierp
men de lijken weg van hen die omkwamen onder de slagen van de bewakers of die stierven
van honger, dorst of vermoeidheid tijdens deze voettocht van minstens vijf maanden. Alleen
de bovenlaag van de bevolking werd gedeporteerd: priesters, ambtenaren, hovelingen,
geschoolde ambachtslui. Gedurende jaren leefden de Israëlieten in ballingschap, temidden
van een rijke, welvarende en oorlogvoerende samenleving die als de bakermat van cultuur
en wetenschap bekend stond/staat. Babyloniërs waren beroemd om hun wiskunde en
astronomische en medische kennis. Zij hadden een jaar met 12 maanden, weken van 7
dagen en een uur in 60 minuten. De stad Babylon was dé beroemde hoofdstad van het
Babylonische Rijk, met immense poorten, tempels en rijkelijk versierde paleizen , met één
van de zeven wereldwonderen , de hangende tuinen van Babylon. Een kleine fractie van
deze beelden vult reeds een hele vleugel van het Louvre en het British Museum.

De beschermgod van de stad Babylon was Mardoek, de Schepper, wiens macht als
oorlogsgod uitgebeeld werd in een leeuw die een mens vertrapt. Beroemd was ook
het Mardoekfestival waarbij de Babylonische scheppingsmythe over de God Mardoek
en de godin Tiamat uitgebeeld werd. Bij de tempel van Mardoek stond een imposante
bakstenen toren van zeven verdiepingen, de ziggoerat.

De Babyloniërs bemoeiden zich eigenlijk niet zo sterk met de interne sociale en


godsdienstige aangelegenheden van de ‘allochtone gemeenschappen’. Eigenlijk
leefden de ballingen min of meer zoals de meerderheid van de onderdanen van de
koning. Zij werden ingezet in stedenbouwkundige projecten. Enkelen bereikten
belangrijke functies aan het hof of konden zeer winstgevende bank- en
handelszaken op touw zetten. Bij sommigen blijft echter een groot heimwee : “Aan
Babels stromen zaten wij en wij schreiden als wij aan ons land dachten,” (Psalm
137).

Temidden tussen die kolossale beeldcultuur verboden de Israëlieten zichzelf om


beelden te maken, noch van hun God, noch van de mens. Wel maakten ze verhalen,
waarmee zij hun identiteit en hun eigen gelovige zoektocht wilde benadrukken.

2.1.5 Een eigen verhaal, ‘schepping in 7 dagen’ als reactie op…


De joodse ballingen leerden in Babylon die scheppingsmythe van machtige god Mardoek
kennen. Als reactie hierop, schreven zij hun eigen scheppingsmythe, met een heel andere
relatie tussen God en mensen…
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 22

Babylonische scheppingsmythe Bijbelse scheppingsmythe


Mardoek is de schepper van hemel en aarde. Hij JHWH is de schepper van hemel en aarde
is de machtigste van de vele goden die strijden Eén God. (monotheïsme)
om de macht. Leven= strijden om de macht.

Scheppen= oorlog voeren (het recht van de Scheppen= spreken! God spreekt, en het is
sterkste). Mardoek schept door middel van er. Leven is spreken en doen wat je zegt.
geweld en vernietiging. De vrouwelijke godin Scheppen is creatief: iets maken uit niets
Tiamat wordt in twee helften gesneden: haar Scheppen vraagt geen geweld.
gespikkelde bovenhelft maakte hij tot
hemelgewelf, haar onderhelft werd de aarde, met
de zeeën en oceanen.
Zon, aarde, maan… zijn goden. Zon, aarde, maan… zijn geen goden.
- Mensen zijn slaven van de goden - Mens is gemaakt naar Gods beeld
“Ik zal mensen maken opdat zij de aarde zullen - man en vrouw samen geschapen, als
bewonen en onze slaven zullen zijn.” partners in verantwoordelijkheid over de hele
- Goden+machtige elite van mensen mogen aarde.
rusten, mensen (=slaven) moeten werken - mensen : geen slaven van God dag rusten
- Koning is de enige die beeld van God is op - mensen samen zijn beeld van God.
aarde. - De aarde is van God. Mensen mogen die
- De aarde is van de koning en de rijke elite beheren en er zorg voor dragen.

De Babylonische mens was een winnaar. De Grieken zagen de mens als schoonheid, mooi
van huid en verstand. De bijbel ziet de mens als beeld van God, opgeroepen tot
verantwoordelijkheid. De bijbel zegt niets over de verklaring van hoe de wereld in elkaar zit.
De Bijbelvertellers zeggen: wij weten van God alleen dat wat Hij wil dat wij doen. Ze
schreven alleen maar op wat ze zeker wisten. En wat weet het geloof in Israël zeker? Dat als
een mens in nood mij aankijkt, dat ik dan moet helpen.

2.1.6 Het Paradijsverhaal


In het Paradijsverhaal (Hof van Eden) maakt God heel voorzichtig ‘de mens’: Adam. God is
steeds heel dicht bij Adam en blaast dan het leven in. God en Adam zullen dan wel een heel
hechte relatie hebben. In zijn eentje komt hij in de tuin van Eden om die te bouwen en te
bewaren. Aanvankelijk is de enige met wie hij kan praten, de enige die hem begrijpt God.
Adam lijkt wel een tuinman die even behoedzaam met de tuin omgaat als God met hem. God
lijkt veel dichter te staan tot deze Adam als t.o.v. de Adam uit het eerste verhaal. Adam is
ook onafhankelijk, hij heeft eigen wensen en verlangens. God heeft daar oog voor en
respecteert de eigenheid en de vrijheid van de mens.
Wat is een paradijs: een plaats of een toestand?
We maken nogal snel een link met een paradijselijke natuur. Een eiland met hagelwitte
stranden en palmbomen, maar dan zonder muggen. Maar wanneer is iets een paradijs? Hoe
kan je ervoor zorgen dat de natuur een paradijs blijft of wordt? Misschien is het nog
belangrijker om stil te staan bij wat er nodig is voordat het voor iedereen een paradijs op
aarde is. Dan zorgen we niet alleen voor de natuur maar ook voor elkaar. Een paradijselijk
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 23

samenleven kan alleen als we zorg dragen voor elkaar. Het gaat over zorgen voor de natuur
(dieren en planten), zichzelf en de medemens.

Het scheppingsverhaal in beelddidactiek


Prenten/afbeeldingen zouden heel wat meer moeten doen dan louter illustreren. Bekijk de
prenten op de volgende pagina’s vanuit een didactisch standpunt. Wat zeggen/doen de
prenten?
Komen de prenten overeen met wat het leerplan wil meegeven (nl een niet
letterlijke/historische lezing van deze verhalen)?
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 24
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 25
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 26
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 27
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 28
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 29
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 30

3 NIEUWE TESTAMENT, HET VERHAAL VAN JEZUS EN DE EERSTE


KERK13

In deze boeken (ook wel het Tweede Testament genoemd) komt het leven de dood van
Jezus op de voorgrond. De vuistregel om de verhalen te verstaan is:
De ontmoeting met Jezus had een ingrijpend effect op mensen. Door een
ontmoeting met Hem veranderde en veranderen mensen. Denk bijvoorbeeld aan het
verhaal van Zacheus.
Ook Zijn verhalen hadden vaak dat effect. Verder in dit hoofdstuk bekijken we twee soorten
verhalen van en over Jezus. (Parabels en Wonderverhalen)

Bijbel

Oude Testament Nieuwe


Testament
Oude Testament
TENAK

Tora (Wet) Nebi’im Ketubim


Vijf boeken van Profeten Historische
Mozes boeken

Nieuwe Testament

evangelies handelingen Apocalyps


brieven
openbaring

-Mattheus
-Marcus 14 Paulus 7 Katholieke
-Lucas
-Johannes
13
H. Jagersma en M. Vervenne, Inleiding in het Oude Testament, Kampen, 1992.
J. Bowker, Het verhaal achter het Oude Testament, Kampen, 1999.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 31

3.1. De opbouw van het Nieuwe Testament


In het OT gaat het over het verbond via Mozes, in het NT gaat het over hetzelfde verbond
zoals dit duidelijk werd in de woorden en daden van Jezus Christus.
De bekendste boeken uit het tweede testament zijn de vier evangelies: Marcus, Matteüs,
Lucas en Johannes. Het woord evangelie betekent: 'Blijde Boodschap'. Voor alle
duidelijkheid: de evangelisten zijn niet de apostelen en zijn ook geen leerlingen van Jezus.
Het zijn groepjes schrijvers die alles wat ze over Jezus hoorden en lazen bijeenbrachten op
hun eigen manier. In de evangelies wordt een beeld geschetst van Jezus’ leven, dood, en
verrijzenis. Het is geen biografie, maar een geloofsverhaal.
Algemeen wordt aangenomen dat de Handelingen geschreven zijn door de evangelist Lucas.
In de Handelingen van de apostelen wordt geschreven over de periode na Jezus dood en
verrijzen. De Handelingen starten met het Hemelvaart - en Pinksterverhaal. Daarna gaat het
over het leven in de eerste Christelijke gemeenschappen en over de problemen die ze
ondervonden.

Veruit de meeste boeken van het tweede testament zijn brieven nl. 21 van de totale 27.
Paulus schreef er 14. Paulus was een zeer overtuigde jood die aanvankelijk tegen de
christenen gekant was, maar zich onverwachts bekeerde. Hij schreef deze brieven naar
verschillende christengemeenten. In deze brieven gaf hij antwoord op hun vragen,
probeerde hij problemen op te lossen en gaf hij tips om een goede christengemeente te
worden. De meeste gemeenten kende hij van zijn vele bekeringsreizen.
Vervolgens zijn er nog 7 katholieke brieven, die zo genoemd zijn omdat ze niet gericht zijn
aan 1 gemeente, maar bedoeld zijn voor alle christenen.

Tot slot is er nog de Apocalyps of Openbaring van Johannes. Het is een boek met veel
symbolische visioenen over het einde van deze en de komst van een nieuwe wereld. De
schrijver, Johannes, wil zijn tijdgenoten troosten in een tijd van vervolging en grote
tegenspoed. Jezus Christus is voor hem diegene die de dood heeft overwonnen en zodoende
de waarborg is dat ook vervolgde christenen de toekomst hoopvol tegemoet kunnen zien. Dit
boek gaat dus over het einde der tijden.
Wanneer je iets citeert, kijk dan naar de context, anders verdraai je de waarheid.

1. De 4 evangelies:
Matteüs / Marcus / Lucas / Johannes
2. De Handelingen van de apostelen, of de eerste jaren van de
jonge kerk
3. De 14 brieven van Paulus aan christenen van verschillende
gemeenten:
Romeinen / 1 Korintiërs / 2 Korintiërs / Galaten / Efeziërs /
Filippenzen / Kolossenzen / 1 Tessalonicenzen / 2
Tessalonicenzen / 1 Timoteus / 2 Timoteus / Titus / Filémon /
Hebreeën
4. De zeven katholieke brieven:
Jacobus / 1 Petrus / 2 Petrus / 1 Johannes / 2 Johannes /
3 Johannes / Judas
5. De Openbaring van Johannes of de Apocalyps
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 32

3.1.1 De motivatie van de evangelisten


Als je het de evangelisten zelf zou vragen waarom ze eigenlijk hun evangelie schreven,
zouden ze ons waarschijnlijk 2 grote redenen geven. We kunnen ze samenvatten in 1 zin:
'De evangelisten geloofden in Jezus als Christus én in Zijn boodschap van het Rijk Gods.'.

Er is een verschil tussen Jezus en Christus. De evangelisten geloofden dus dat Hij méér was
dan een gewoon 'bijzondere' man. 'Christus' was de titel die gegeven werd aan de reeds lang
verwachte Redder, Hij had de dood overwonnen en gaf zo symbolisch een eigenzinnig
positief perspectief aan alle vormen van dood. Ze geloofden dat Jezus niet alleen Jezus was,
maar ook Christus en daarom schreven zij hun evangelie.
De evangelisten geloofden in Jezus' boodschap, namelijk het Rijk Gods. Deze term houdt
veel in. Volgende citaten helpen je op weg voor een beter begrip van de term.

'Bekeert u want het Koninkrijk Gods is nabij.':


Het Rijk Gods is niet enkel een toestand in de verre toekomst, na onze dood.
Het is nabij wanneer we bereid zijn ons leven een andere wending te geven.

'De laatsten zullen de eersten zijn.':


Zij die op het eerste zicht niet meetellen, mogen er op de eerste plaats staan.

Het Rijk Gods is Gods droom over en met de wereld nl.:


'... Armen de blijde boodschap verkondigen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te
maken, aan blinden dat ze zullen zien en om verdrukten te laten gaan in vrijheid.'
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 33

3.1.2 Van Jezus naar evangelist


Jezus zelf heeft nooit iets van wat Hij meemaakte of vertelde opgeschreven. Tussen het
openbare leven van Jezus, Zijn dood, Zijn verrijzenis enerzijds; en het eerste volledige
evangelie anderzijds liggen maar liefst 30 à 35 jaar. Dit te weten, helpt om het een en ander
in een juist perspectief te zien. We onderscheiden vier stappen.

De eerste stap is Jezus zelf natuurlijk. Hij heeft veel verteld, gepredikt en meegemaakt. Door
Zijn levenswijze maakt Jezus indruk op zijn vrienden, maar ze weten nog niet wie Hij echt
was. Jezus' dood betekent dan een grote teleurstelling voor hen. Uiteindelijk begint het bij
hen door te dringen dat de dood niet het laatste is. De ervaring van de verrijzenis werpt een
nieuw licht op de gebeurtenissen. Ze zien Jezus als de redder, de Christus. Daardoor willen
zijn vrienden terugblikken op hun leven samen. Alles wat ze zich herinneren, vertellen ze aan
elkaar, te beginnen met de meest recente en centrale ervaring, namelijk Zijn dood en
verrijzenis en daarna verder terugblikkend op de voorbije jaren samen.

De tweede stap is die van de mondelinge overlevering. Via de groep van de apostelen en
leerlingen worden zijn daden, woorden, lijden, dood en verrijzenis verder verteld. Als
geheugensteun worden deze mondelinge versies vaak verteld via vaste schema's en geijkt
woordgebruik, ontleend aan het OT en aan andere religieuze literatuur uit die tijd. Het doel
van deze mondelinge overlevering was prediking. Ze doen dat in korte krachtige zinnen, die
ogen als een vorm van geloofsbelijdenis.

De derde stap is die van de schriftelijke overlevering. De allereerste zaken komen op papier
vanaf 40-45 jaar na Christus, dit is dus pas een tiental jaar na Zijn dood. Her en der waren
er georganiseerde geloofsgemeenschappen ontstaan. In die groepen was er nood aan
gebundelde gegevens in functie van onderricht en liturgie. Via onderricht wilde men
kandidaat-christenen een stukje catechese geven. Wie gedoopt was of wilde worden, moest
leren leven als een leerling van Jezus.
Het leven van alledag in die tijd deed daarover vele vragen rijzen:
- Mogen we alles eten?
- Mag iedereen rekenen op Gods vergeving?
- Mogen gehuwden nog scheiden?
- Wat gebeurt er met onze overledenen?
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 34

Via beschrijvingen van het leven van Jezus of het lezen van verhalen die Hij ooit vertelde,
wilde men een antwoord krijgen op deze vragen. Ook nu proberen gelovigen op een
soortgelijke manier een antwoord op hedendaagse vragen te krijgen.
Ook de liturgie was een pijler in het leven van de eerste geloofsgemeenschappen, ze
herhalen bijvoorbeeld het Laatste Avondmaal. Aanvankelijk was het niet nodig dat tot in alle
bijzonderheden vast te leggen. Ze wisten nog heel goed waarover het ging, ze waren
bijvoorbeeld nog doordrongen van de joodse tradities. Maar al spoedig zijn er andere
volgelingen aan wie de handelingen uitgelegd moesten worden. Het breken van het
brood,.... Zo ontstaat stilaan het lijdensverhaal dat op schrift werd gesteld.

De vierde stap is die van de systematische bundeling van teksten door de evangelisten en
hun respectievelijke medewerkers. Zij selecteren uit het beschikbare materiaal (opstellen,
flarden allerlei, gezegden, verhalen, anekdoten,...) en maken een geheelcompositie. Ze
leggen er natuurlijk hun eigen accenten in, vermits ze schrijven met een bepaalde doelgroep
voor ogen (Bv joden of heiden-christenen) en vanuit een eigen interesse. Ze sprongen
creatief om met het materiaal dat voor handen was. De evangeliën zijn ontstaan tussen 65
en 95 na Christus.

Het eerste dat de evangelisten op schrift stelden was alles rond Jezus’ lijden, dood en
verrijzenis. Dat was hun eerste interesse, want de kern van hun geloof. Daarna de dingen
wat Jezus ooit gezegd, verteld (parabels) en gedaan (wondere tekens) heeft. Pas in laatste
instantie werd er geschreven over Jezus' geboorte en kinderjaren.14 De kerstverhalen zijn de
jongste, de lijdensverhalen de oudste. De theologie in de kerstverhalen is duidelijk al ver
gevorderd.

14
Cfr. Kerkelijk jaar: Kerstmis
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 35

3.1.3 Vier op een rij

3.1.1. Marcus

- 65 à 70 na Chr., oudste evangelie


- Voorstellingswijze in de kunst: leeuw
- Bronnen: eigen materiaal, onbekend bronmateriaal
- eenvoudige verteller, legt de nadruk op de mens Jezus,
meer nadruk op Jezus' daden dan op Zijn woorden
- kort evangelie, hij windt er geen doekjes rond
eenvoudige woordkeuze, soms zelfs stuntelig geschreven
- zijn lezers / toehoorders zijn niet op de hoogte van
Palestijnse gebruiken, daarom legt hij in zijn evangelie
de joodse gebruiken uit. Vandaar dat men er van uit
gaat dat hij waarschijnlijk van ‘heidense’ (hier: niet-
joods) afkomst was.
* theologisch accent: de ware identiteit van Jezus blijft
gedurende Zijn optreden verborgen; niemand begrijpt
wie Jezus écht is. Pas na Zijn dood en verrijzenis heeft
men door dat Jezus de Messias is. Men noemt dit
'Messiasgeheimnis'.

3.1.2. Mattheüs

- ongeveer 80 n. Chr.
- voorstellingswijze in de kunst: mens (vaak verwarring met een engel)
- bronnen: Marcus, Quelle en eigen materiaal
- een intellectueel, kan goed Grieks (beter dan Marcus)
- schrijft vier grote redevoeringen (nadruk op het woord), steeds eerst
een Jezusrede en daarna voegt Jezus de daad bij het woord
(Parabelrede, kerkrede, bergrede).
- geschreven voor joods-christelijke gemeenten, dus veel verwijzingen
naar het OT: vervulling van de oudtestamentische belofte staat centraal.
Jezus wordt de nieuwe Mozes, de zoon van David, de zoon van God
genoemd.
Men gaat er van uit dat MT van joodse afkomst was, omdat hij veel
aandacht vestigt op het OT. Hij lijkt bijna het OT op het leven van Jezus
te leggen om aan te tonen dat wat in het OT geschreven werd, in Jezus
uitkomt. Hij legt bijvoorbeeld parallellen tussen Jezus en Mozes en
tussen Jezus en David.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 36

3.1.3. Lucas

- ongeveer 80 n. Chr.
- voorstellingswijze in de kunst: os
- bronnen: Marcus, Quelle en eigen materiaal
- geneesheer, reisgezel van Paulus
- schreef niet alleen een evangelie, maar ook de Handelingen van de apostelen
- geen joodse maar Griekse afkomst, schrijft voor heiden christenen buiten Palestina
- verzorgd en hoogstaand Grieks
- nadruk op Jezus als sociale persoon met aandacht voor zwakken, de lijdende mens, Jezus
als vergevingsgezinde met een voorliefde voor de zwakken

3.1.4. Johannes

- ongeveer 90 à 100 n. Chr. (derde generatie)


- voorstellingswijze in de kunst: arend
- bronnen: las wellicht de synoptici, maar neemt het niet echt over
- niet vertrouwd met het Palestijnse milieu, kent weinig historische en geografische
gegevens
- schrijft nogal uitvoerig, legt Jezus lange en theologische redevoeringen in de mond, niet
zoveel concreet feitenmateriaal, eerder theologische begrippen zoals licht, waarheid en
leven.
- nadruk op Christus en niet zozeer op Jezus

3.1.4 De tweebronnentheorie
We leerden al dat de evangelisten wellicht bronnenmateriaal vonden bij de eerste
schriftelijke neerslag en dit onder de vorm van opstellen die bestemd waren voor prediking,
onderricht en liturgie. In dit deeltje onderzoeken we systematisch of de evangelisten elkaars
evangelie ooit gelezen hadden en welke andere bronnen ze moeten gehanteerd hebben.

Als je de evangelies van Marcus, Mattheüs en Lucas naast elkaar legt, dan kom je tot een
verbazende vaststelling.
59. Genezingen en exorcisme
Mt 8,16-17 Mc 1,32-34 Lc 4,40-41

16 Toen het nu avond wer 32 Toen het nu avond werd 40 Toen nu


brachten ze hem en de zon onderging de zon onderging,
brachten ze allen tot hem leidden al degenen
die er slecht aan toe waren, die zieken hadden
met allerlei ziekten
veel bezetenen aan en de bezetenen;
hen tot hem
33 en de hele stad
was verzameld bij de deur
Hij nu legde
aan ieder van hen
34 En hij genas velen de handen op
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 37

die er slecht aan toe waren (en) genas hen.


door allerlei ziekten
en hij wierp (getroffen), 41 Ook de demonen
de geesten uit en veel demonen gingen van velen uit
met een woord, wierp hij uit.
en allen v.40
die er slecht aan toe waren v. 32
genas hij, schreeuwend en zeggend:
3,11-12 (§96) 'U bent de zoon van God!'
En hij stond de demonen En berispend stond hij hun
niet toe te spreken, niet toe te spreken
17 opdat vervuld zou worden want ze kenden hem. want ze wisten dat hij
wat gezegd is de Christus was.
door Jesaja de profeeg,
zeggend: Zelf heeft hij
onze zwakheden opgenomen
en de ziekten gedragen (Js
53.4)

Je kan deze drie versies eigenlijk in één opslag lezen. Daarom noemen we deze drie
evangelisten de synoptici.15 Het boek waarin hun teksten in drie kolommen naast elkaar is
afgedrukt, noemen we de synopsis. Tussen deze drie evangelies is zoveel overeenkomst, dat
er wellicht sprake is van een bepaalde afhankelijkheid van elkaar. Maar welke afhankelijkheid
dan? De volgende redenering is een aanloop naar de algemeen aanvaarde
tweebronnentheologie.

Het evangelie van Marcus, dat uit 661 verzen bestaat, bezit maar 30 verzen die uitsluitend
bij Marcus te vinden zijn. Al zijn andere verzen zijn ook te vinden bij Mattheüs en /of Lucas.
Hieruit kan men al afleiden dat Mattheüs en Lucas het evangelie van Marcus als bron
hadden. We noemen Marcus dan de eerste bron van Mattheüs en Lucas.
Behalve datgene wat Mt. en Lc. van Mc. hebben overgenomen, bevatten deze evangelies
ook nog 240 verzen (1/5e deel van hun totale evangelie) die overeenkomen met elkaar. Het
gaat hier dan voornamelijk over gesproken woorden. Men veronderstelt hierachter een bron.
Deze bron is echter nooit teruggevonden. Ze werd wel gereconstrueerd door in de
evangelies van Mt. en Lc. ten eerste alle Marcus-elementen weg te laten. Vervolgens de
gemeenschappelijke Jezuswoorden die er dan nog resten heeft men Quelle genoemd (Duits
voor bron). Quelle is dus de tweede bron voor Mt. en Lc. Wat blijft nog over: de typische
kenmerken en elementen van enerzijds Mt. en anderzijds Lc., want elke evangelist heeft ook
eigen materiaal voor handen, doet eigen aanvullingen in functie van zijn publiek waarvoor hij
schrijft en omwille van zijn eigen stijl en interesse. Vergeet ook niet dat de evangelisten
samenstellers zijn en dat het niet steeds gaat over één persoon, maar een groepje mensen
onder leiding van een evangelist.

15
Letterlijk betekent dit: samen lezen.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 38

Bijlage ter illustratie van de tweebronnentheorie:


De bergrede

25. De zaligsprekingen
Mt 5,3-12 Mc Lc 6, 200-23 (§99)

3 Zalig de armen van geest, 20b Zalig jullie armen


want van hén is het Rijk der Hemelen, want van jullie is het Rijk Gods.
4 Zalug de treurenden,
want zij zullen getroost worden (Js 61,2)
5. Zalig de zachtmoedigen
want zij zullen het land erven (PS 37)
6 Zalig die honger en dorst hebben 21 Zalig jullie die nu honger hebben
naar de gerechtigheid want je zult verzadigd worden
want zij zullen verzadigd worden Zalig die nu wensen,
want je zult lachen.

7 Zalig de barmhartigen
want zij zullen barmhartigheid ondervinden.
8 Zalig de reinen van hart (Ps 24,4)
want zij zullen God zien.
9 Zalig de vredestichters,
want zij zullen zonen van God genoemd
worden.
10 Zalig die vervolgd worden
ter wille van de gerechtigheid,
want van hén is het Rijk der hemelen.
11 Zalig zijn jullie 33 Zalig zijn jullie
wanneer ze je zullen wanneer de mensen je zullen haten
en wanneer ze je zullen uitbannen
en smaden
smaden
en vervolgen en
en (liegend) je naam als slecht verwerpen
allerlei slechts tegen je zeggen ter wille van de mensenzoon
ter wille van mij. 23 Verheug je op die dag
12 Verheug je en spring op van vreugde:
en juich zie immers, je loon is groot in de hemel
want je loon is groot in de hemelen.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 39

Het verhaal van een ontstaansgeschiedenis

Het kleine zusje had vier broers. Voordat ze geboren was, was er nog een broer geweest, de
oudste van het hele stel. Zijn foto stond op het buffet. En er werd met veel liefde over
hem gepraat. Vrolijke en sterke verhalen deden de ronde als het ging over de grote broer
die er niet meer was. Tegen de tijd dat het meisje twaalf werd, kwam de vraag wat ze graag
wilde hebben voor haar verjaardag. 'Het liefste zou ik willen dat jullie voor mij een verhaal
schrijven over mijn broer, over hoe hij was.' Toen ze was gaan slapen, vroegen de broers
zich af hoe ze dat zouden aanpakken. Ze konden samen één groot verhaal maken of elk
voor zich een persoonlijk relaas schrijven. Maar dan zouden ze vier dezelfde verhalen
krijgen, of toch niet. Waarschijnlijk zouden er een aantal zaken hetzelfde zijn, maar wordt
het toch ook een heel eigen verhaal. Ze besloten om al hun herinneringen eerst eens
afzonderlijk op te schrijven, en dan, met behulp van alle aantekeningen, te kijken of er één
grote-broer-verhaal inzat. Maar toen ze na een week hun aantekeningen vergeleken,
zagen ze al gauw dat die niet bij elkaar te voegen waren. Hun herinneringen waren heel
persoonlijk gekleurd. Iedereen had ook dingen met hun broer meegemaakt die de anderen
niet kenden. Ze waren onderling ook erg verschillend van karakter en dat beïnvloedde
natuurlijk hun manier van schrijven over hun broer. De jongste broer Jan bijvoorbeeld was
een erg rustige, bedachtzame jongen. Mark, de op één na oudste was zo iemand die nooit
gewoon liep, hij holde altijd. Huiswerk op tien minuten af, nooit stil zitten aan tafel, altijd
haast. Thijs, de oudste, was de samenbindende figuur in het gezin, het kind dat ook het
liefst van allen bij de grootouders was en uren kon luisteren naar de verhalen van vroeger.
En Luc was het sterkst op de buitenwereld gericht. Ze besloten om alle vier afzonderlijke
verhalen te schrijven.
Mark was natuurlijk het eerst klaar, binnen een paar dagen. Dat was vreselijk voor de
anderen die nog zaten te ploeteren om het allemaal een beetje goed te krijgen. Want dat
viel nog niet goed mee, de dingen zo opschrijven dat het echt klopte, dat je er echt uit kon
horen hoe hun broer geweest was. Thijs en Luc vroegen Mark om zijn verhaal eens te
mogen lezen. Maar ze moesten wel opschieten, want hij moest het nog in het net
overschrijven. Ze vonden zijn verhaal prachtig, hij had hun grote broer goed getroffen met
veel aandacht voor de laatste dagen van zijn leven. Ook de moeite en pijn die hij gekend
had stond er goed in beschreven. Maar hij vermelde te weinig hoe hij geweest was voor
anderen, en hoe hij geboren was. En Thijs wilde er ook nog iets bijschrijven over zijn
achtergrond en zijn familie. Jan had even over hun schouders meegekeken maar hij dacht
nog steeds na. Hij was nog klein toen zijn broer leefde, hij had niet zoveel herinneringen
en hij moest het dus anders aanpakken. Hij ging vertellen wat zijn broer voor hem
betekent had, hoe hij zijn leven beïnvloed had.
Op de ochtend van de verjaardag kreeg het zusje drie pakjes op A4 formaat. Ze ging
gewoon op de leeftijd af en ze begon met het verhaal van de oudste. De tekst van Thijs
werd bewonderd. Het zag er mooi uit. 'Toen ik aan het schrijven was,' zei Thijs, 'besefte ik
pas hoe onze grote broer een kind van de familie was, hoe hij op pappa en mamma leek en
hoe wij ook wel op hem lijken. Als je de verhalen van onze grootouders hoort, is het net
alsof je hem iets hoort vertellen.'
Mark schreef dat zijn broer een groot voorbeeld voor hem was geweest. Vooral de laatste
week zou hij nooit meer vergeten. Bij het uitpakken viel er een velletje uit Luc zijn bundel.
Dat had hij erbij geschreven nadat hij de verhalen van Thijs en Mark had gelezen. 'Ik ben
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 40

alles nog eens nagegaan, en heb met veel mensen gepraat. Ik ben al met deel twee bezig,
over alles wat er met ons gebeurde na zijn dood. Dat deel komt nog, hartelijk
gefeliciteerd.'
En Jan, die had drie briefjes voor zijn zus met in sierlijke letters mooie gedichtjes en dit op
prachtige, feestelijke velletjes papier. Licht, leven en liefde was zijn samenvatting voor het
leven van hun broer. Voor de rest had hij meer tijd nodig, dat kwam later nog.
Jaren later, toen ze allemaal al het huis uit waren en zelf kinderen hadden, werden de vier
verhalen nog steeds gebruikt. Iedereen had er een exemplaar van, en ze ontdekten in hun
en in elkaars verhalen steeds meer. En toen ze hun zusje, tijdens een etentje, vroegen welk
van de vier grote-broer-verhalen ze nu het mooist vond, zei ze dat ze er niet uit kon
kiezen. Ze waren allemaal even mooi, zei ze. Maar toen ze toch niet ophielden en haar
plagerig vroegen wat het mooiste cadeau van haar twaalfde verjaardag was, keek ze de
kring rond en zei: 'Dat jullie mij toen mijn grote broer gegeven hebben.'FDSTUK 6 - het
klijk jaar
'Lachen en huilen confronteert de mens met de grenzen van zijn gedrag.'
HELMUTH PLESSNER in Lachen und Weinen (1941)
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 41

Het evangelie van Jezus Christus volgens Lucas

Voorwoord overschaduwen; daarom ook zal gedurende de nacht hun kudde


Reeds velen hebben getracht de wat ter wereld wordt gebracht bewaakten. 9 Plotseling stond een
gebeurtenissen te verhalen die heilig genoemd wordt den, Zoon engel des Heren voor hen en zij
onder ons hebben plaatsgevonden van God. 36 Weet, dat zelf Elisabet, werden omstraald door de glorie
2 aan de hand van gegevens, welke uw bloedverwante, in haar des Heren, zodat zij door grote
ons werden overgeleverd door ouderdom een zoon heeft vrees werden bevangen. 10 Maar
mensen die van het begin af aan ontvangen en, ofschoon zij de engel sprak tot hen: 'Vreest niet,
ooggetuigen waren en in dienst van onvruchtbaar heette is zij nu in want zie, ik verkondig u een
het woord zijn gestreden. 3 haar zesde maand; 37 want voor vreugdevolle boodschap die
Vandaar, edele Theofilus, dat ook ik God is niets onmogelijk.' 38 Nu zei bestemd is voor het hele volk. 11
besloot – na van meet af aan alles Maria: 'Zie de dienstmaagd des Heden is u een Redder geboren,
nauwkeurig te hebben onderzocht, Heren; mij geschiede naar uw Christus de Heer, in de stad van
- voor u een ordelijk verslag te woord.’En de engel ging van haar David. 12 En dit zal voor u een
schrijven 4 met de bedoeling u te heen. teken zijn: gij zult het pasgeboren
doen zien, hoe betrouwbaar de leer kind vinden, in doeken gewikkeld
is waarin gij onderwezen zijt. - Bezoek van Maria aan Elisabet en liggend in een kribbe.' 13
- Magnificat Opeens voegde zich bij de engel
De boodschap van Gabriël aan - Geboorte en besnijdenis van een hemelse heerschare;zij
Maria Johannes verheerlijkten God met de
26 In de zesde maand werd de - Benedictus woorden: 14 'Eer aan God in den
engel Gabriël van Godswege hoge en op aarde vrede onder de
gezonden naar een stad in Galilea, HOOFDSTUK 2 mensen in wie Hij welbehagen
Nazaret, 27 tot een maagd die Christus' geboorte heeft.' 15 Zodra de engelen weer
verloofd was met een man die 1 In die dagen kwam er een besluit van hen waren heengegaan naar
Jozef heette, uit het huis van van keizer Augustus, dat er een de hemel, zeiden de herders tot
David; de naam van de maagd was volkstelling moest gehouden elkaar: 'Komt, laten we naar
Maria. 28 Hij trad bij haar binnen worden in heel zijn rijk. 2 Deze Betlehem gaan om te zien wat er
en sprak: 'Verheug u, Begenadigde, volkstelling had voor het eerst gebeurd is en wat de Heer ons
de Heer is met u.' 29 Zij schrok van plaats toen Quirinius landvoogd van heeft bekend gemaakt.' 16 Ze
dat woord en vroeg zich af, wat die Syrië was. 3 Allen gingen op reis, haastten zich er heen en vonden
groet toch wel kon betekenen. 30 ieder naar zijn eigen stad om zich Maria en Jozef en het pasgeboren
Maar de engel zei tot haar: 'Vrees te laten inschrijven. 4 Ook Jozef kind, dat in de kribbe lag. 17 Toen
niet Maria, want gij hebt genade trok op en omdat hij behoorde tot ze dit gezien hadden, maakten ze
gevonden bij God. 31 Zie, gij zult het huis en geslacht van David, bekend wat hun over dit kind
zwanger worden en een zoon ter ging hij van Galilea uit de stad gezegd was. 18 Allen die het
wereld brengen, die gij de naam Nazazaret naar Judea, naar de stad hoorden, stonden verwonderd over
Jezus moet geven. 32 Hij zal groot van David, Betlehem geheten, 5 om hetgeen de herders hun
zijn en Zoon van de Aller hoogste zich te laten inschrijven, samen met verhaalden. 19 Maria bewaarde al
genoemd worden. God de Heer zal Maria, zijn verloofde, die zwanger deze woorden in haar hart en
Hem de troon van zijn vader David was. 6 Terwijl zij daar verbleven, overwoog ze bij zich zelf. 20 De
schenken 33 en Hij zal in brak het uur aan waarop zij moeder herders keerden terug, terwijl zij
eeuwigheid koning zijn over het zou worden; 7 zij bracht haar zoon God verheerlijkten en loofden om
huis van Jacob en aan zijn ter wereld, haar eerstgeborene, alles wat zij gehoord en gezien
koningschap zal nooit een einde wikkelde Hem in doeken en legde hadden; het was juist zoals hun
komen.' 34 Maria echter sprak tot Hem neer in een kribbe, omdat er gezegd was. 21 Nadat de acht
de engel: 'Hoe zal dit geschieden, voor hen geen plaats was in de dagen voorbij waren en men Hem
daar ik geen gemeenschap heb met herberg. moest besnijden, ontving Hij de
een man?' 35 Hierop gaf de engel naam Jezus, zoals Hij door de engel
haar ten antwoord: 'De heilige De herders was genoemd voordat Hij in de
Geest zal over u komen en de 8 In de omgeving bevonden zich moederschoot werd ontvangen.
kracht van de Allerhoogste zal u herders die in het open veld
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 42

Het evangelie van Jezus Christus volgens Matteüs

GESLACHTSLIJST van Jezus wereld brengen die gij Jezus moet schatten te voorschijn en boden het
Christus, zoon van David, zoon van noemen, want Hij zal zijn volk geschenken aan: goud, wierook en
Abraham. 2 Abraham was de vader redden uit hun zonden.' 22 Dit alles mirre. 12 En in een droom van
van lsaäk, Isaäk van Jakob, Jakob is geschied, opdat vervuld zou Godswege gewaarschuwd niet
van Juda en zijn broers; 3 Juda was worden wat de Heer gesproken meer naar Herodes terug te keren,
de vader van Peres en Zerach, die heeft ' door de profeet, die zegt: 23 vertrokken zij langs een andere
uit Tamar geboren werden; Peres Zie, de maagd zal zwanger worden weg naar hun land.
was de vader van Chesron, Chesron en een zoon ter wereld brengen en
van Aram, 4 Ararn van Amminádab, men zal Hem de naam Immanuël Vlucht naar Egypte
Amminádab van Nachson, Nachson geven. Dat is in vertaling:God met 13 Na hun vertrek verscheen een
van Salmon, 5 Salmon van Boaz, ons. 24 Ontwaakt uit de slaap deed engel van de Heer in een droom
die uit Rachab geboren werd; Boaz Jozef zoals de engel van de Heer aan Jozef en sprak: 'Sta op, neem
was de vader van Obed, geboren hem bevolen had en nam zijn het Kind en zijn moeder, vlucht
uit Ruth; Obed was de vader van vrouw tot zich. 25 Toch had hij naar Egypte en blijf daar tot ik u
Isaï en Isaï van David, de koning. geen gemeenschap met haar, waarschuw, want Herodes komt het
6 David was de vader van Salomo, totdat zij een zoon ter wereld Kind zoeken om het te doden.' 14
die geboren werd uit de vrouw van bracht; en hij noemde Hem Jezus. Hij stond op en week in de nacht
Uria; 7 Salomo was de vader van HOOFDSTUK 2 met het Kind en zijn moeder naar
Rechabeam, Rechabeam van Abia, Bezoek van de Wijzen Egypte uit. 15 Daar bleef hij tot aan
Abia van Asa, 8 Asa van Josafat, 1 Toen dan Jezus te Betlehem in de dood van Herodes, opdat in
Josafat van Joram, Joram van Juda geboren was ten tijde van vervulling zou gaan wat de Heer
Uzzia, 9 Uzzia van Jotam, Jotam koning Herodes, kwamen er te gesproken had door de profeet: Ik
van Achaz, Achaz van Hizkia, 10 Jeruzalem Wijzen uit het oosten 2 heb mijn zoon geroepen uit Egypte.
Hizkia van Manasse, Manasse van en vroegen: 'Waar is de
Amon, Amon van Josia, 11 Josia pasgeboren koning der Joden? Kindermoord te Betlehem
van Jechonja en zijn broers in de Want wij hebben zijn ster in het 16 Zodra Herodes bemerkte, dat hij
tijd van de Babylonische oosten gezien en zijn gekomen om door de Wijzen om de tuin geleid
ballingschap. 12 Na de Hem onze hulde te brengen.' 3 was, ontstak hij in hevige toorn; hij
Babylonische ballingschap werd Toen koning Herodes dit hoorde, zond zijn mannen uit en liet in
Jechonja de vader van Seáltiël, werd hij verontrust en heel Betlehem en heel het gebied
Seáitiël van Zerubbabel, 13 Jeruzalem met hem. 4 Hij riep alle daarvan al de jongens vermoorden
Zerubbabel van Abiud, Abiud van hogepriesters en schriftgeleerden van twee jaar en jonger, in
Eljakim, Eljakim van Azor, 14 Azor van het volk bijeen en legde hun de overeenstemming met de tijd
van Sadok, Sadok van Achim, vraag voor, waar de Christus moest waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig
Achim van Eliud, 15 Eliud van geboren worden. Zij antwoordden had gevraagd. 17 Toen ging in
Eleazar, Eleazar van Mattan, Mattan hem: 'Te Betlehem in Juda. Zo vervulling het woord dat door de
van Jakob. 16 Jakob nu was de immers staat er geschreven bij de profeet Jeremia gesproken was: 18
vader van Jozef, de man van Maria, profeet: 6 En gij, Betlehem, Een klacht werd in Rama gehoord,
en uit haar werd geboren Jezus die landstreek van Juda, gij zijt geween en luid gejammer: Rachel,
Christus genoemd wordt. 17 In het volstrekt niet de geringste onder de wenend om haar kinderen, wil niet
geheel zijn er dus van Abraham tot leiders van Juda, want int u zal een getroost worden, omdat zij niet
David veertien geslachten, van leidsman te voorschijn ti-eden, die meer zijn.
David tot de Babylonische herder zal zijn over mijn volk
ballingschap ook veertien Israël.' Terugkeer uit Egypte
geslachten en van de Babylonische 7 Toen ontbood Herodes in het 19 Nadat Herodes gestorven was,
ballingschap tot de Christus geheim de Wijzen en vroeg hun ver scheen in Egypte een engel van
eveneens veertien geslachten. nauwkeurig naar de tijd waarop de de Heer in een droom aan Jozef en
ster verschenen was. 8 Daarop zei: 20 'Sta op, neem het Kind en
Geboorte van Jezus zond hij hen naar Betlehem met de zijn moeder en trek naar het land
18 De geboorte van Jezus Christus opdracht: 'Gaat een zorgvuldig Israël, want die het Kind naar het
vond plaats op deze wijze. Toen onderzoek instellen naar dat Kind, leven stonden zijn gestorven.' 21
zijn moeder Maria verloofd was met en wanneer gij het gevonden hebt, Hij stond op, nam het Kind en zijn
Jozef, bleek zij, voordat ze gingen bericht het mij dan, opdat ook ik moeder en ging naar het land
samenwonen, zwanger van de het hulde kan gaan brengen.' 9 Na Israël. 22 Toen hij echter hoorde,
heilige Geest. 19 Omdat Jozef, haar de koning aanhoord te hebben dat Archelaüs in plaats van zijn
man, rechtschapen was en haar vertrokken zij. En zie, de ster die zij vader Herodes over Juda heerste,
niet in opspraak wilde brengen, in het oosten gezien hadden, ging vreesde hij daarheen te gaan; van
dacht hij er over in stilte van haar voor hen uit totdat ze boven de Godswege in een droom
te scheiden. 20 Terwijl hij dit plaats waar het Kind zich bevond gewaarschuwd, begaf hij zich
overwoog, verscheen hem in een stil bleef staan. 10 Op het zien van daarom naar het gebied van
droom een engel van de Heer die de ster werden zij vervuld van Galilea. 23 Hier aangekomen
tot hem sprak: 'Jozef, zoon van overgrote vreugde. 11 Zij gingen vestigde hij zich in een stad,
David, wees niet bevreesd Maria, het huis binnen, zagen er het Kind Nazaret geheten, opdat in
uw vrouw, tot u te nemen; het kind met zijn moeder Maria en op hun vervulling zou gaan wat door de
in haar schoot is van de heilige knieën neervallend betuigden zij profeten gezegd was: Hij zal een
Geest. 21 Zij zal een zoon ter het hun hulde. Zij haalden hun Nazoreeër genoemd worden.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 43

3.1.4.1. Kindheids - en kerstverhalen zijn laattijdig

Er zijn twee kerstverhalen, nl. die van Matteüs en Lucas. Marcus en Johannes maken geen
melding van een speciale geboorte van Jezus. In de vroegchristelijke verkondiging waren er
geen kindheids - en kerstverhalen. Omdat het de laatste verhalen waren die deze
evangelisten schreven, hebben deze verhalen een sterk theologische inslag. De Paasverhalen
echter hebben meer weg van een chronologisch getuigenverslag, weliswaar ook met
theologische accenten.

3.1.4.2. Hoe, kerstverhalen zijn eigenlijk Paasverhalen?

Waarom maakten Matteüs en Lucas de verhalen over de geboorte van Jezus zo speciaal?

Matteüs en Lucas lopen op de zaken vooruit, zij anticiperen het inzicht dat Jezus' leerlingen
pas na Pasen ten volle hebben begrepen nl. dat Jezus de Christus is.

Deze auteurs zouden dan verhalen over Jezus' geboorte en jeugd hebben gemaakt om de
mensen te overtuigen dat Jezus de Christus was. Deze verhalen zijn niet bedoeld om ons iets
wijs te maken, de auteurs drukten gewoon hun geloof uit. Het gaat hier dus niet om de
juistheid van een feitenrelaas, maar over de waarheid van een geloofsverhaal. Ze maakten
Jezus' kinder - en jeugdtijd16 speciaal hoewel ze hierover geen enkele bron hadden. Denk er
trouwens aan dat Lucas en Matteüs hun evangelie in 80 à 90 n. Chr. schreven, dus decennia
na Jezus' geboorte. Als je deze verhalen dus ten volle wil begrijpen dan kan je deze verhalen
beter niet lezen als historische reportages, maar wel als belijdenisverhalen, geloofsverhalen.
Voor een goed verstaan moet je dus de kerst - en kindheidsverhalen lezen vanuit de
verrijzenisgedachte. De bedoeling van deze verhalen is om aan te tonen dat de persoon in
kwestie al vanaf zijn geboorte zo anders was dan de gewone mensen. In de wereldliteratuur
komt het wel vaker voor dat bekende personen een speciaal geboorteverhaal toegedicht
krijgen. Denk bijvoorbeeld aan de verhalen van Mozes en Boeddha.

Nu begrijpen we hoe het komt dat Matteüs en Lucas elk een ander verhaal hebben. Ze
hadden wel historisch materiaal over de tijd rond de geboorte, maar niet over de specifieke
geboorte van Jezus. Wij zijn echter zo vertrouwd met de twee versies van het verhaal dat we
elementen uit beide verhalen wel eens met elkaar vermengen. Welke boodschap willen die
twee evangelisten ons bijbrengen en welke houding willen zij bij ons teweegbrengen?

3.1.4.3. Wat wil Matteüs?

Matteüs wil vooral beklemtonen dat Jezus de vervulling is van de verwachtingen naar een
redder van het eerste testament. Hij schrijft dus voornamelijk voor joden om hen aan te
tonen dat Jezus de lang verwachte Messias is. Daarom integreert hij vele citaten en
symbolen (ster, wijzen) hierin. Het christendom neemt Jezus als Redder aan omwille van Zijn
woorden en daden. Het jodendom echter neemt Jezus niet aan als definitieve redder,

16
Bijvoorbeeld: Jezus wordt van meet af aan getypeerd als een speciaal kind. Toen al was Hij een kei in het achterhalen van
Gods wil, toen al overtrof Hij de joodse leraren in wijsheid, toen al nam Hij afstand van zijn ouders, toen al was Hij 'anders
dan de anderen'. Deze verhalen zijn dus eigenlijk ook Paasverhalen.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 44

daarom laten joden nog steeds een plaats vrij aan tafel tijdens hun paasmaal voor de
'Komende'.
Matteüs begint zijn evangelie met een lange geslachtslijst waarin heel veel grote figuren van
het eerste testament voorkomen. Jezus wordt in die lijst opgenomen als een soort van
climaxfiguur. Een ander element dat bij Matteüs opvalt, is het feit dat Jozef centraal staat, in
tegenstelling tot Maria in het verhaal van Lucas.

Jezus wordt door Matteüs enerzijds beschreven als de nieuwe Mozes. Ook Mozes werd
bedreigd door kindermoord (Cfr. Ex 1, 15-22 en Ex 2, 1-10). Net zoals Mozes bevrijdt vanuit
Egypte, zo komt ook de nieuwe Bevrijder uit Egypte. Anderzijds wordt Hij vergeleken met
David. Net zoals David in 1000 v. Chr. het volk een grote welvaart bracht, zo zal ook de
Christus het hele volk ook verheffen, maar dan tot geestelijke welstand. Jezus wordt
trouwens in hetzelfde dorp geboren als David.

3.1.4.4. Wat wil Lucas?

In het geboorteverhaal volgens Lucas staat Maria centraal. Lucas wil een systematische
parallel uitbouwen tussen Johannes de Doper en Jezus, natuurlijk met de bedoeling om
Jezus als de meerdere te typeren. Johannes is dan wel een voorbeeldfiguur, maar Jezus is
de Christus, de Redder. Lucas heeft met zijn evangelie universele bedoelingen, zijn
boodschap is voor iedereen, niet enkel voor de insiders van het jodendom. In het
geboorteverhaal zitten enkele accenten die meermaals terugkeren in de rest van zijn
evangelie:
- De gehele wereld wordt gealarmeerd wanneer Jezus geboren wordt.
- De boodschap van de engel is voor het hele volk.
- De engelen wensen vrede op aarde aan alle mensen van goede wil.
- Jezus is gekomen voor de eenvoudige mensen en marginalen en is zelf in marginale
omstandigheden geboren. Denk aan de kribbe. Herders (de eerste getuigen) werden toen
aanzien als uitschot, schorriemorrie. Twee eenvoudige mensen als ouders, waarvoor geen
plaats in de herberg was.
- Lucas herhaalt een paar keer dat het kind in doeken werd gewikkeld om de link te maken
met het Paasverhaal waar de doeken van de verrezene in het lege graf bleven liggen.

3.1.4.5. Variapunten

Jeruzalem is,
- volgens Matteüs: een stad van verderf, van ongeloof, vol met hoge pieten. Hij hekelt de
houding van de Farizeeën die de joden beletten in Jezus te geloven.
- volgens Lucas: de plaats waar God zich definitief openbaart. In de kinderverhalen is er
tweemaal een intocht is Jeruzalem omdat Jezus er volgens Lucas thuishoort.

Wat was er eerst? Jezus is de Christus omdat hij uit een maagd geboren is. Of omdat de
evangelisten ervan overtuigd zijn dat Jezus de Christus is, schrijven ze Hem een maagdelijke
geboorte toe. Het is normaal dat we het met de maagdelijke geboorte een beetje moeilijk
hebben. Misschien kan de joodse visie op geboorte een beetje klaarheid brengen. In het
jodendom is 'geboorte' niet alleen een biologisch feit, maar ook een goddelijke gave.
Rabbijnen opperen dat God bij elke geboorte actief aanwezig is. De maagdelijke geboorte
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 45

moet vooral begrepen worden als een theologisch motief, dat duidelijk wil maken dat Jezus
wezenlijk meer is dan een mensenkind. Men wil twee aspecten duidelijk in de verf zetten nl.
Jezus is geheel menselijk en daardoor begrijpt Hij onze situatie aangezien Hij al de
menselijke dingen ook heeft meegemaakt, én Jezus is goddelijk.

Een ander aspect is dat naar maagdelijkheid verwezen wordt als een mens het heilige
nadert. Een mens die helemaal in God opgaat, wordt maagd genoemd.17

Was het nu Nazareth of Betlehem?


Allereerst zijn we verplicht om even op te merken dat Betlehem in de joodse geschiedenis
steeds een belangrijke rol heeft gespeeld (Cfr. 1 Sam 16, 1-13). Dat Jezus dus juist hier
geboren wordt, is niet toevallig. Nazareth is niet zo belangrijk.
- Bij Lucas woonden Maria en Jozef in Nazareth en de volkstelling verklaart waarom het
kind geboren wordt in Betlehem.
- Bij Matteüs is er geen spoor van het wandelen naar Betlehem. Blijkbaar bevinden Maria
en Jozef zich in een huis in Betlehem, waar Jezus dan ook geboren wordt. De enige reis
die Matteüs verklaren moet, is die van Egypte naar Nazareth.
- Als we Lucas mogen geloven kende de familie (Jozef, Maria en Jezus) een vredevol
bestaan in Nazareth na Jezus' geboorte.
- Dit valt niet te verzoenen met de beschrijving van Matteüs waar de familie moet vluchten
uit Betlehem naar Egypte en zich pas later met de kleuter Jezus vestigde in Nazareth.
Hieruit blijkt nogmaals dat deze verhalen niet zozeer historisch gelezen moeten worden.
Twee leessleutels (want twee auteurs) zijn belangrijk. Beiden vertrekken uit het Paasgeloof,
de ene wil meer aandacht besteden aan een herlezing van het eerste testament (joodse
insteek, cfr. citaten), de andere heeft meer universele bedoelingen.

Enkele elementen die pas later zijn toegevoegd:


a. De os en de ezel zijn pas in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis als symbolen
toegevoegd. Men kan dit begrijpen als een sneer naar de joden die het christendom niet
aannemen (Cfr.Jes 1,3).
b. De kerststal is een gebruik dat pas rond de 13e eeuw ingang vond in Assisi.
c. De datum van Kerstmis (25 dec.) is toevallig of niet de periode waarin ook de Perzen, de
Romeinen18 en de Germanen19 de geboorte van het licht vierden. (Cfr. de adventskrans?)

Indien we uitgaan van de evangelieteksten om het jaar van de geboorte van Jezus te
achterhalen, komen we in de problemen. Want volgens Mt 2,1 werd Jezus geboren tijdens
de regering van Herodes de Grote, maar die stierf in het jaar vier vóór Chr. bijgevolg komen
we dan ongeveer uit bij het jaar vier vóór Chr. in plaats van het jaar 0.

17
Cfr. 3.3.5.2. Heiligenvereering
18
Bij de Romeinen was dit het feest: dies natalis invici (geboortedag van de onoverwinnelijke), namelijk de sol invictus (de
onoverwinnelijke zon). In dezelfde periode vierde men ook het feest van Saturnus, de godheid van de boeren. Deze
feesten duurden van 17 tot 25 december. Op de eerste dag offerde men voor Saturnus en kreeg iedereen vrij om te
feesten. De volgende dagen wisselde men geschenken uit en organiseerde men kansspelen. De slaven kregen tijdens deze
dagen het privilege van vrijheid, ouders gaven hun kinderen speelgoed (popjes van aardewerk). Dertien dagen na de
winterzonnewende, op 25 december, werd een beeld van een knaapje rondgedragen, symbool voor de nieuwgeboren
zonnegod Helios.
19
De winterzonnewende werd ook gevierd door de Germanen. Het licht speelde hier een grote rol. Het ging over de
overgang van de donkere dagen en de onvruchtbare natuur naar het licht, het lengen van de dagen en het terugkeren van
de vruchtbaarheid.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 46

Als we echter rekening houden met Lc 2,2 zal het eerder 6 ná Chr. zijn. Lucas vermeldt
namelijk de volkstelling toen Quirinius gouverneur van Syrië was en die kunnen we dankzij
Flavius Josephus in de tijd situeren. Op de vraag: 'Wat is het nu?' kan je dan ook de vraag
stellen: 'Wat maakt het ook uit?' Het belangrijkste is toch niet het exacte geboortejaar maar
wel de betekenis.

3.1.4.6. Wat moeten we er nu mee in de klas?

Een eerste punt is het naar voren brengen dat Jezus een speciale persoon is. Enerzijds het
menselijke aspect. Jezus was menselijk als alle andere mensen, Hij is geboren en had twee
ouders. Anderzijds is er het goddelijke aspect (Cfr. de engelen en de wijzen). Men hoeft de
maagdelijke geboorte op zich misschien niet al teveel te benadrukken, wel de idee erachter
(het goddelijke aspect).

Een tweede punt zijn de omstandigheden van Zijn geboorte en dit enerzijds in tegenstelling
tot de bekendheid die Hij later verwierf en anderzijds in samenspraak met Zijn aandacht
voor mensen aan de zelfkant van de maatschappij.

De universele boodschap kan men als derde punt naar voor schuiven.

3.1.5 Paaskring
Het teken van het kruis, een teken van dwaasheid?

'Ik kom jullie het geheim van God verkondigen!


De boodschap van het kruis is dwaasheid
als je niet van Jezus wil weten. Maar voor ons,
die door Hem bevrijd worden, is het kruis een kracht van God!
Joden blijven tekenen vragen, Grieken verlangen naar wijsheid.
Maar wij verkondigen een gekruisigde Christus!
Voor Joden een aanstoot, voor ongelovigen een dwaasheid.
Maar voor hen die geroepen zijn is het Gods kracht en Gods wijsheid.'

(christenen van Korinte, 2,1 & 1, 18. 22 - 24)

3.1.5. Inleiding
De hernieuwing van het leven is altijd al gevierd. Voor 1200 v. Chr. werden in het Nabije
Oosten vele lentefeesten gehouden. Dit om de heroplevende natuur te vieren. Een steeds
wederkerend proces. Na elke winter komt er een lente, hoe donker en hard de winter ook
kan zijn. Vanaf het ontstaan van de uittochtverhalen werd de uittocht door de joden jaarlijks
herdacht. Het vieren van deze Exodus gebeurt door de joden nu nog elk jaar met Pasen. Ook
hier staat de hoop weer centraal. Na elke woestijnperiode, komt er een land van melk en
honing, wat symbool staat voor innerlijke en uiterlijke rijkdom. Christenen vieren met Pasen
de verrijzenis van Christus, Zijn hernieuwde aanwezigheid onder de mensen.

Zoals reeds gesteld wordt ook in het jodendom Pasen, Pesach gevierd. Met dit feest wordt
de uittocht uit Egypte herdacht. Bij het Paasmaal dekken joden nog steeds de tafel voor één
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 47

persoon meer, namelijk voor de Redder, Hij die nog moet komen, de Messias. Maar ook in
het christendom draait het rond de Redder, alleen geloven christenen dat die Redder Jezus
is.

3.1.6. Een kruis: morbide of juist niet?


Het kruis is het belangrijkste teken van christenen het verwijst naar Pasen, het belangrijkste
feest in de christelijke godsdienst. Want de Paasgebeurtenis is de kern van het christendom.
Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat veel christenen het juist met deze
paasboodschap (verrijzenis) heel moeilijk hebben. Daarin staan we dan naast de apostelen
die het daar ook moeilijk mee hadden.

Stel de mensheid sterft uit en na honderden jaren komen mensen van een andere planeet
hier op aarde en vinden schilderijen van de gekruisigde Jezus en kruisbeelden. Hoe denk je
dat zij de christelijke godsdienst zullen beschrijven? Waarom? Wat is de betekenis van het
kruis?

Voor20 de Romeinen was kruisiging een straf voor de volkeren waartegen zij vochten. Een
Romeinse burger werd nooit gekruisigd. Daarvoor was de kruisiging te schandelijk, alleen
slaven nagelde men aan het kruis. En dit alleen maar indien ze gemoord, geroofd of
verraden hadden. Als iemand tot kruisiging veroordeeld werd, dan bond men een dwarsbalk
aan zijn schouders. Men sloeg (geselde) hem terwijl hij de balk droeg tot de plaats van de
terechtstelling. Daar werd hij aan de balk genageld en werd hij opgehesen aan een paal die
rechtop in de grond stond. Ook zijn voeten werden vastgenageld. De pijn duurde zolang dat
men soms er een einde aan maakte door de beenderen te breken21.
Je ziet wel dat dit een van de wreedste en afschuwelijkste straffen is die je je kan indenken.
Het kruis was dus een schande! Het kruis als teken van schande, heeft voor christenen via
Jezus een heel andere betekenis gekregen. Het kruis is een teken geworden van een groot
geheim van God, een teken van:
Ontcijfer het geheimschrift A = 1, B = 2, C = 3,...

12 9 5 6 4 5 20 15 20 8 5 20 21 9 20 5 18 19 20 5

22 5 18 7 5 22 9 14 7 5 14 2 5 22 18 9 10 4 9 14 7
20 15 20 1 12 5 7 1 22 5 14 9 5 21 23 5

22 5 18 2 15 14 4 5 14 8 5 9 4 13 5 20 7 15 4

Omdat het kruis een krachtig teken van liefde is geworden, werd het ook teken van
christenen.
Nog altijd zijn er mensen die dit dwaasheid vinden.
Ze willen dat God zich bewijst, dat Hij tekenen, wonderen doet.
Anders vinden ze het allemaal maar larie.
Voor sommige mensen blijft het kruis aanstoot geven.
Ze worden er boos van.

20
Deze tekst komt uit Iny Driessen, Goed gevormd?, Halewijn, Antwerpen, 2001, p. 15 - 41.
21
Na een tijd gaf men soms ook een pijnstillende drank.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 48

Hoe kunnen we de betekenis van het kruis uitleggen in de lagere school?


De armen van God... Ja, als je goed kijkt naar een kruis dan is er een balk die recht naar
boven wijst: het kruis verbindt de mens met God. Over deze balk loopt alles wat je tot vriend
met God maakt.
Er is ook een dwarsbalk: Jezus' armen zijn helemaal open, alsof Hij de hele wereld en alle
mensen omhelst. Telkens jij goed bent voor een ander, vergeving schenkt, dankt deelt,
helpt,... draagt je mee aan deze dwarsbalk waarmee je de wereld omhelst.

3.1.7. 't Een of 't ander? Misschien beide?


De centrale vraag is: 'Waarom moest Jezus sterven?' Bij deze theologische vraag zijn twee
redenen aan te halen.

Er is een wereldse reden: 'Zijt Gij de koning der joden?'


Deze vraag wordt Jezus twee keer gesteld, één keer met religieuze motieven en de tweede
keer met politieke motieven. In het Sanhedrin (het joods gerechtshof) vroeg men dit omwille
van een religieuze reden. Want hoe kon Jezus de Messias zijn, de lang verwachte uit het
joodse geloof, als Hij zomaar wild tekeer ging tegen de tempel, als Hij de wetten van het
jodendom schond tijdens Zijn leven? Wanneer de joden Hem uitleveren vraagt Pontius
Pilatus, het hoofd van de Romeinse overheid in Judea, Jezus dezelfde vraag maar dan met
politieke bedoelingen. Wat de Romeinen wilde weten was of hij gevaarlijk voor de staat was,
of Hij het op de Romeinen gemunt had. Jezus is gestorven omwille van wereldlijke
omstandigheden. Hij heeft als mens geleefd en is door mensen veroordeeld om Zijn
controversieel gedrag. Eigenlijk is Jezus' dood het gevolg van Zijn doorgedreven keuze voor
het goede. Indien je zo radicaal voor het goede kiest, moet je stevig in je schoenen staan en
weet je dat je niet erg oud zal worden. Denk bijvoorbeeld aan Gandhi. Jezus volgt de wil van
God en als je die tot het uiterste volgt, kom je bijna vanzelfsprekend in conflictsituaties
terecht, kom je in strijd met allerlei vormen van machtsinstanties.

Vervolgens komen we bij de theologische reden: 'Moest Jezus van God sterven?'
Was het dan de bedoeling van God om iemand op de wereld te zetten die vervolgens zou
sterven, zodat mensen een nieuwe kans krijgen, zodát God hem dan tot leven kon wekken?
Dit ruikt naar een bedenkelijke, zelfs een wreedaardige vorm van predestinatie, God kan
toch niet willen dat iemand afziet en sterft.22 Het kan wel Gods wil geweest zijn om Jezus tot
leven te wekken, om Hem en ons nabij te zijn in het lijden. Het kan niet anders dan dat God
Jezus nabij was in zijn onschuld, God hing mee aan het kruis, en samen hebben ze door de
verrijzenis gevierd dat het goede het zal halen op het slechte. Dat de uitzichtloosheid van het
leven niet definitief hoeft te zijn. Dit is verrijzenisgeloof!

3.1.8. Vasten of veertigdagentijd is een voorbereiding


De veertigdagentijd of vasten is de voorbereidingstijd op Pasen zoals de advent dit is voor
Kerstmis. Het getal 40 is een speciaal getal dat zeer veel voorkomt in de Bijbel.23 Meestal
duidt dit op een heel lange tijd. De veertigdagentijd begint op Aswoensdag.

22
Ook bij de eerste christenen werd deze moeilijkheid reeds aangehaald. Cfr. A. DECONICK, De dertiende apostel, Wat
het evangelie van Judas werkelijk zegt, Averbode, 2007, p. 26.
23
Cfr. Mozes 40 dagen op de berg Sinaï (Ex 24, 18), Jezus 40 dagen in de woestijn (Mt 4, 2)
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 49

Vasten heeft drie componenten24:


1. versobering
2. verinnerlijking
3. solidariteit

Met versobering bedoelen we afstand doen van het overbodige, het overtollige, het stilstaan
bij de materiële overvloed (eten, drinken, elektronica,...) die wij in onze cultuur kennen.
Met verinnerlijking bedoelen we nadenken over manieren van leven, over wat ons bezielt,
over wat ons soms klein maakt, op alle vormen van bidden.
Met solidariteit bedoelen we dan dat we overgaan tot reële solidariteit met zij die nood
hebben aan materiële basisbehoeften, aan politieke steun, aan middelen tot vorming.
Natuurlijk begin je bij je onmiddellijke omgeving.25

24
Deze componenten zijn ook terug te vinden in andere godsdiensten.
25
Simon, nieuw geloofstijdschrift voor kinderen van 7 tot 10 jaar, maart 2001, nr. 6, Averbode, p. 11 & p. 15.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 50
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 51

3.2. Jezus vertelde parables

3.2.1.1. Overzicht synoptische parabels en gelijkenissen


MC MT LC
MC
De zaaier 4, 3-9 13, 3-9 8, 5-8
Het mosterdzaad 4, 30-32 13, 31-32 13, 18-19
De boze wijngaardeniers 12, 1-11 21, 33-44 20, 9-18
De uitbottende vijgenboom 13, 28-29 24, 32-33 21, 29-31
Het zelfkiemende zaad 4, 26-29
De deurwachter 13, 34-36
Q
Op weg naar de rechter 5, 25-26 12, 58-59
De spelende kinderen 11, 16-19 7, 31-35
De terugkerende onreine geest 12, 43-45 11, 24-26
Het zuurdeeg 13, 33 13, 20-21
Het verloren schaap 18, 12-14 15, 4-7
De onwillige genodigden 22, 2-14 14, 16-24
De dief in de nacht 24, 43-44 12, 39-40
De goede of slechte dienaar 24, 45-51 12, 42-46
De talenten 25, 14-30 19, 12-27
Het onkruid tussen het tarwe 13, 24-30
De verborgen schat 13, 44
De parel 13, 45-46
Het visnet 13, 47-50
De onbarmhartige dienaar 18, 23-35
De arbeiders en de wijngaard 20, 1-16
De twee zonen 21, 28-32
De tien bruidsmeisjes 25, 1-13
Het laatste oordeel 25, 31-16
De twee schuldenaars 7, 41-43
De barmhartige Samaritaan 10, 30-37
De lastige vriend 11, 5-8
De vader en zijn kind 11, 11-13
De rijke dwaas 12, 16-21
De wakende dienaren 12, 35-38
De onvruchtbare vijgenboom 13, 6-9
De gesloten deur 13, 24-30
De voornaamste plaats aan tafel 14, 8-11
De uitnodiging van de gasten 14, 12-14
De bouw van de toren 14, 28-30
Het oorlogvoeren 14, 31-32
De verloren drachme 15, 8-10
De verloren zoon 15, 11-32
De onrechtvaardige rentmeester 16, 1-8
Lazarus en de rijke 16, 19-31
De onnutte dienaar 17, 7-10
De rechter en de weduwe 18, 1-8
De farizeeër en de tollenaar 18, 9-14
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 52

opdracht
- Wat is een parabel?
- Wat wil een parabel bereiken, wat is het doel ervan?
- Hoe doet een parabel dit? (op welke manier) / Waar doet het een beroep op?
- Hoe kan een parabel worden geneutraliseerd (onschadelijk gemaakt worden)?

3.2.1.2. Parabels zijn bestemd voor ons


'Parabel' is oorspronkelijk een Grieks woord dat 'vergelijking' of 'gelijkenis' betekent. Eigenlijk
zijn het gewone verhalen die Jezus vertelt om zijn ideeën concreet te maken zodat iedereen
aanvoelt waar het Hem over te doen is. Ze zijn bedoeld als illustraties van het Rijk Gods. Het
zijn dus verhalen die over u en mij gaan.

Kenmerken

- Parabels vertrekken vanuit een vertrouwde, concrete situatie uit het gewone leven: een
feest, het werk op het land, verhoudingen binnen een familie, de natuur, ... . Die
alledaagse situatie blijkt achteraf niet toevallig gekozen te zijn. Dikwijls staat het symbool
voor het Rijk Gods (Gods droom). Als mensen samen feest vieren, als ze echt
samenwerken, als ze met elkaar omgaan zoals dat gebeurt binnen een hechte familie, ... zo
zou je het Rijk Gods kunnen voorstellen.

- Een parabel bevat een aantal eigenaardige, opvallende en storende elementen. Er gebeurt
altijd wel iets onverwachts, de normale gang van zaken wordt er bewust op zijn kop gezet.
Op die manier heeft elke parabel een schokeffect. Cfr. de parabel van de werkers van het
elfde uur (Mt. 20, 1 - 16).
- Door dat schokeffect wil de parabel bij de toehoorder reactie uitlokken. Waarom deze
omkering van waarden? Zo roept de parabel op tot een andere kijk op het leven en een
andere levenswijze. Het schokeffect dwingt de lezer tot kleur bekennen. Bijvoorbeeld: ben
ik ook bereid om mensen te helpen die ik niet zo graag heb? Ben ik soms ook niet een
onderkruiper?
- Meestal bevat de parabel zelf geen uitdrukkelijke toepassing, maar moet de toehoorder die
zelf maken. Hij moet zich afvragen voor wie die verschillende figuren staan. God staat in de
parabel dikwijls tussen haakjes. Toch wordt er op een symbolische manier veel over Hem
gezegd. De parabel is dus niet echt af zonder deelname van de toehoorder en heeft in die
zin een open einde.

3.2.1.3. God en het Rijk Gods


Een parabel mag, net als de godsdienstleerkracht zelf, dus niet moralistisch ontdaan worden
van zijn kracht. Het is maar al te gemakkelijk om te stellen: we moeten elkaar helpen
(Barmhartige Samaritaan) of iedereen hoort erbij (Het grote gastmaal) of je moet je talenten
gebruiken (Talenten). We zijn nogal snel geneigd om moralistisch uit de hoek te komen. De
vreemde en storende elementen in de parabel mogen niet over het hoofd gezien worden, we
mogen ons niet snel snel haasten naar het einde en de vaak moraliserende betekenis. Deze
lastige elementen brengen juist de radicaliteit van het Rijk Gods naar voor en benadrukken
de vreemdheid van God.
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 53

Zodra we de vreemdheid, het verrassende aan God negeren, spreken we te goedkoop, te


gemakkelijk over God. Misschien is de beeldtaal in een parabel krachtiger om iets over God
te vertellen dan allerlei theorieën. Bijvoorbeeld de oneindige vergevingsgezindheid van de
vader in de parabel van de verloren zoon, of de grote kracht van het piepkleine
mosterdzaadje, kan misschien een symbool voor God zijn.

De radicaliteit van het Rijk Gods is soms ongelooflijk storend. We ergeren ons omdat ons
rechtvaardigheidsgevoel zegt 'loon naar werk' en in de parabel van de werkers van het elfde
uur in het Rijk Gods iedereen evenveel 'verdient'. Misschien vinden wij dat we gelijk hebben
als we uitspraken doen over mensen van de vierde wereld. Dat ze hun geld efficiënt
gebruiken en het niet verprutsen aan een gloednieuw groot televisietoestel. En toch, ...
zitten in de parabels net die mensen op de eerste plaats van de feesttafel.

3.2.1.4. Geen tekst zonder context


Jezus vertelde zijn parabels steeds naar aanleiding van een bepaalde situatie of een vraag.
De historische vraag of situatie kunnen we niet meer helemaal achterhalen. Het is echter wel
zeker dat Jezus parabels vertelde, het is dus de context waar we niet zo zeker van zijn. In de
evangelies wordt wel een aanleiding gegeven, dikwijls moeten we dit zien als redactiewerk
van de evangelisten en hun helpers. Het is dan wel misschien niet helemaal historisch, toch
is het wel karakteriserend voor Jezus' tijd, voor de omstandigheden waarin Hij leefde en voor
de situaties waarin Hij belandde. Vaak wordt de parabel op zich gelezen of verteld. Het is
interessant om de aanleiding erbij te lezen. Zo krijgt de parabel vaak ook een diepere
dimensie. De aanleiding die de evangelist schrijft, kan dan ook een leessleutel zijn om de
parabel in een breder geheel te zien.

De gelijkenis van de zaaier en het zaad 26 (Mc 4, 1-20)

Het vertellen van een verhaal uit het dagelijkse leven om daarmee iets te verduidelijken, was
een bekende vorm die door de rabbijnen veel werd toegepast. In de Bijbel wordt dit een
gelijkenis genoemd.
In het verhaal van Marcus komen drie belangrijke aspecten naar voor.
Het gaat over: horen, in de betekenis van luisteren naar verstaan. “Oogst” is een tweede
aspect die uitdrukt wie wel en geen “vruchten draagt”. Wie hetgeen hij gehoord heeft ook in
de praktijk heeft omgezet. Het derde aspect heeft met bemoediging te maken. Het zaaigoed
ondervindt veel tegenstand. Jezus en Zijn volgelingen hebben dit ook ondervonden. Toch zal
de “oogst” rijk zijn. Het verhaal wil dus een bemoedigend verhaal zijn.

Wie zal er luisteren?


(Je laat een kind geluiden opmerken, die anders verloren gaan)
Kun jij horen? Waarmee hoor je? Wees eens heel stil. Wat hoor je nu allemaal?
Soms roept mama je. Hoor je dat? En luister je ook?
Soms wel, soms niet.

26 Uit T. DE VRIES Om te beginnen, Amsterdam, p.139 - 140:


hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 54

Soms zegt papa: “Je moet het zó doen!” Hij helpt je. Luister je dan? Doe je het ook zo?
Soms wel, soms niet.
Grote mensen luisteren ook soms wel en soms niet.
Dat wist Marcus ook. Iedere dag hoor je de pen krassen op het paper. Dat is de pen van
Marcus, hij schrijft en schrijft, …Maar vandaag is het stil. Het papier ligt opgerold. Marcus
doet niets. Hij denkt … Waarom schrijf ik eigenlijk? Wie zal mijn verhalen lezen? Wie zal echt
luisteren naar mijn verhalen? Wie zal doen wat Jezus zegt? Marcus zucht … Hij is somber
vandaag. Het heft toch allemaal geen zin. Hij denkt aan allemaal nare dingen.
Hij denkt aan de mensen die niet naar Jezus willen luisteren. Ze deden Jezus kwaad en
hebben Hem gedood. Nee, Marcus heeft helemaal geen zin om verder te schrijven. Hij gaat
maar een eindje lopen.
Kijk die boer maar eens, die heeft wel zin. Die is druk bezig. Hij heeft een grote zak voor zijn
buik vol met zaadjes. Telkens neemt hij een hand met zaadjes en met een grote zwaai laat
hij de zaadjes zwieren over het land. Ha, ha lachen de vogels, dat is lekker! Ze vliegen naar
beneden, ze pikken de zaadjes op die daar liggen. Lekker! Toch blijft de boer verder doen.
Opeens staat Marcus stil. Maar, … zo was het ook met Jezus!
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 55

3.3. Jezus' wonderen & wonderverhalen


hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 56

3.3.1. Overzicht wonderverhalen


MT MC LC Joh

Uitdrijvingen
Genezing van een bezetene 8, 28 5, 1 8, 26
Genezing van een bezeten jongen 17, 14 9, 14 9, 37
Een bezeten man die stom was 9, 32 11, 14
Een man die blind en stom was 12, 22
Een man in de synagoge van Kafarnaüm 1, 21
Genezingen
Genezing van een melaatse 8, 1 1, 40 5, 12
De schoonmoeder van Petrus 8, 14 1, 29 4, 38
Jezus geneest een verlamde man 9, 1 2, 1 5, 18
De vrouw die al 12 jaar ziek was 9, 20 5, 25 8, 43
Een man met een verdorde hand 12, 9 3, 1 6, 6
Jezus en Bartimeüs 20, 29 10, 46 18, 35
Genezing v/d knecht v/d honderdman 8, 5 7, 1
Genezing van twee blinden 9, 27
De Syro-Fenitische vrouw en haar dochter 15, 21 7, 24
Een doofstomme 7, 31
Een blinde te Betsaïda 8, 22
De vrouw met de kromgegroeide rug 13, 10
Een man die aan waterzucht leed 14, 1
Genezing van 10 melaatsen 17, 11
Het oor van Malchus 22, 49
De zoon van de hoofdman te Kafarnaüm 4, 46
De lamme bij de vijver in Jeruzalem 5, 1
De blindgeboren op het tempelplein 9, 1
Opwekkingen
Het dochterje van Jaïrus 9, 18 5, 22 8, 40
De zoon van de weduwe uit Naïn 7, 11
Lazarus, de broer van Martha en Maria 11, 1
Natuurwonderen
Storm op het meer 8, 23 4, 35 8, 22
De eerste broodvermenigvuldiging 14, 13 6, 30 9, 10 6, 1
Bruiloft te Kana 2, 1
Jezus wandelt op het water 14, 22 6, 45 6, 16
De tweede broodvermenigvuldiging 15, 32 8, 1
Geldstuk in de bek van een vis 17, 24
Verdorring van de vijgenboom bij Jeruzalem 21, 18 11, 12
De eerste wonderbare visvangst 5, 1
De wonderbare visvangst na de verrijzenis

3.3.2. Wat is een wonder?


Een wonder is een onderbreking, een tussenkomst in de natuurlijke, de gewone gang van
zaken. Het is duidelijke dat het leven helemaal omgeven is met automatische processen. Het
hoofdstuk 3 - de ontstaansgeschiedenis van de Bijbel - 57

een volgt op het ander en daar is niets verwonderlijk aan, we weten wat er zal gebeuren.
Wij mensen worden zelfs gedreven door die natuurlijke, instinctmatige automatische
processen. (The Bloodhoundgang lijkt daarvan helemaal overtuigd.) Een kortstondige
stopzetting van dit proces is dan ook een opmerkelijk iets. Misschien zit het verschil tussen
mens en dier juist in de mogelijkheid om tegen die automatische processen in te gaan. Wij
kunnen beloften maken, trouw zijn, eer hebben, ons totaal geven voor een zotte
romantische droom deze dingen gaan totaal in tegen wat je kan verwachten van de gewone
gang der zaken. Een mirakel/wonder is iets wat niet verwacht kon worden, het is een nieuw
begin, een nieuwe kans. Het is een woord dat vele ladingen dekt. Vele zaken kunnen als een
wonder ervaren worden. Enerzijds kunnen we spreken van 'bewijsbare' wonderen (dit is
natuurlijk op zich een contradictio in terminis). Denk bijvoorbeeld aan geboorte, allerlei
fenomenen in de natuur, liefde in al haar vormen, ... . Deze zaken worden door de meeste
mensen misschien niet als wonderen gezien omdat je ze wetenschappelijk kan verklaren
(alhoewel de wetenschappelijke verklaring van liefde toch als problematisch aanzien wordt,
want dan zou dit enkel een chemische reactie zijn, die overeen komt met grote
hoeveelheden chocolade te eten). In Jezus' tijd bestonden deze wetenschappelijke
verklaringen nauwelijks. Toch is het mijns inziens goed om open te staan voor het
wonderlijke van deze voorbeelden. Dat is niet naïef.

Een jongetje

Er was eens een jongetje


en dat mocht met zijn vader mee
naar de zonsondergang gaan kijken.
En toen de zon helemaal onder was
en zij nog wat stilletjes
naast elkaar zaten,
toen zei ineens dat jongetje:
"Papa, doe dat nog eens." (?)

Anderzijds zijn er dan de 'onbewijsbare' zaken die als een (metafysisch) wonder aanzien
worden. Hierbij denk je aan een wonderbare genezing, een verschijning, een
dodenopwekking, ... .
Beide soorten wonderen komen voor in de Bijbel. Vanuit het NT bekeken is de omschrijving
van een 'wonder' een opvallend gebeuren waarbij mensen een bijzondere kracht van God
ervaren doorheen de natuur of hun medemensen. Jezus toont in wonderen die Hij verricht
iets van het geheim van Zijn persoon, nl. het gelovige feit dat Hij Christus was. Hij toonde
hoe God de wereld en de mens droomt, deze droom is het Rijk Gods.
3.3.3. Wil je raad, dan is het tijd voor een citaat
Wonderverhalen bewijzen niets, ze verwijzen alleen maar.

Wie niet in wonderen gelooft, is geen realist. (David Ben-Goerion)

In het algemeen zijn wonderen, gebeurtenissen


die een mens niet voor mogelijk had gehouden.

Geloof is het onmogelijke dat mogelijk wordt

3.3.4. Verhalen over bevrijding


Toen Jezus ongeveer dertig jaar was, begon Hij rond te trekken in Zijn streek. Hij sprak over
God en zei dat het Rijk van God dichtbij was. Hij toonde hoe de mensen zich op dat visioen
moesten voorbereiden. Wat Jezus zei vonden de mensen mooi. Hij zei en deed dingen met
grote overtuigingskracht. Hij deed wondere dingen. Deze daden zetten Zijn woorden kracht
bij. Boze geesten uitdrijven, blinden laten zien en een lamme laten lopen, deze wonderen
werden gezien als iets nieuws dat in aantocht was. Als de bladeren beginnen te botten is de
zomer in aantocht; als Jezus zieken geneest, dan is het Rijk Gods nabij. Gods Rijk steunt
volgens Jezus niet op geweld, maar op liefde, zorg voor elkaar en eerbied voor alle mensen.
Toen de mensen dit hoorden, vroegen ze zich af of Hij misschien de Messias, de Verlosser
was die ze al zo lang verwachtte. Wonderverhalen zijn bevrijdingsverhalen, de kern van deze
verhalen zijn de boodschap van bevrijding uit allerhande situaties.

3.3.5. En de moraal van het verhaal?


In een wonderverhaal gaat het om de geloofsgetuigenis en niet om een historisch verslag.
De evangelisten drukken hun geloof uit, ze willen iets aantonen, iets vertellen waarover zij
door hun enthousiasme niet kunnen zwijgen, zo belangrijk vinden ze het. In de verhalen
willen ze aantonen dat Jezus de Zoon van God is en dat het Rijk van God in aantocht is.

Bij de synoptici27 draait het in grote mate rond vertrouwen in de Jezusfiguur. Daar waar
mensen echt vertrouwen hebben in zichzelf, in hun medemens en in Jezus, daar gebeuren
de wonderlijkste dingen. Bij Johannes lijken de wonderen eerder bedoeld om geloof te
wekken (cfr. de bruiloft van Kanaän).
Sowieso gaat het over het Rijk Gods. Zoals je weet is er rond dit begrip veel verwarring.
Vroeger werd er de mensen dikwijls voorgehouden dat ze het "later in de Hemel wel goed
zouden hebben". Het Rijk van God werd in de praktijk vaak gelijkgesteld met het
hiernamaals. Hiervan werd een geïdealiseerd beeld geschapen terwijl vele mensen in een
situatie van schrijnende ellende zaten. Bevrijding werd dan gezien als verlossing na de dood.
Jezus wil met zijn wondere daden ook de blik richten op het Rijk Gods nu, op het
hiernumaals. Hier en nu, in deze situatie Gods droom met de wereld helpen realiseren. Het
centrale woord in het christendom, bevrijding betekent mensen bevrijden
- van uitsluiting (blinde Bartimeüs)
- van angst (storm op het meer)

27
De synoptici zijn Mc, Mt & Lc.
- van een laag zelfbeeld (genezing van een lamme)
- van zelfingenomenheid (broodvermenigvuldiging)
- van ziekte, ..

You might also like