Professional Documents
Culture Documents
1819A Les 8 en 9 Theorie MolBio (NBa)
1819A Les 8 en 9 Theorie MolBio (NBa)
Nelleke Barendsen
2018-2019 Blok A
Opdracht
- Waar start de replicatie bij prokaryoten en hoe zie die replicatie startplaats er uit?
- Waar start de replicatie bij eukaryoten en hoe ziet die replicatie startplaats eruit?
- Waar stopt de replicatie bij prokaryoten?
- Wanneer stopt de replicatie bij eukaryoten?
- Waar start de transcriptie bij prokaryoten en hoe ziet die transcriptie startplaats eruit?
- Waar start de transcriptie voor mRNA bij eukaryoten en hoe zie die
transcriptie startplaats eruit en welke algemene transcriptie factoren moeten
binden voordat de transcriptie start?
- Hoe stopt de transcriptie bij prokaryoten?
- Hoe stopt de transcriptie bij eukaryoten?
- Waar bindt de kleine ribosomale subunit bij prokaryoten en waar start de translatie?
- Waar bindt de kleine ribosomale subunit bij eukaryoten en waar start de translatie?
- Hoe stopt de translatie bij prokaryoten?
- Hoe stopt de translatie bij eukaryoten?
3
Lesindeling
Les 9
Regulatie chromatine toegankelijkheid:
DNA methylatie
Epigenetica
Overzicht cursus
Toegankelijkheid
Translatie
Eiwit
(aminozuren)
Prokaryoten en eukaryoten
Prokaryoten Eukaryoten
bacteria dieren
archaea planten
schimmels
protozoa 6
Prokaryoot genoom
Plasmide:
- klein circulair, supercoiled DNA
- geen essentiële genen
- alleen genen met een tijdelijke
meerwaarde voor de cel
bv antibioticum resistentie
of toxine productie.
8
Prokaryoot DNA: supercoiling
9
Fysieke structuur E. coli genoom
Geen introns.
13
Achtergrond informatie
14
Lesindeling
Les 9
Regulatie chromatine toegankelijkheid:
DNA methylatie
Epigenetica
Eukaryote genomen
Nucleair
- Lineaire DNA-eiwit complexen.
Mitochondriaal
- Klein, circulair DNA.
Chloroplast
- Circulair DNA, alleen aanwezig in
plantencellen.
16
17
Eukaryote nucleus
18
Figure 4-9
1. Chromosomale territoria
bevatten enzymen en andere eiwitten die betrokken zijn bij o.a. genexpressie.
19
Figure 4-53
2. Nucleolus in de nucleus
Blijven over:
- RNA’s
- Kerneiwitten exclusief histonen → nucleaire matrix → betrokken
bij chromatine dynamiek.
21
4. Barr body
22
Eukaryote nucleus: specifieke gebieden
23
Figure 4-9
Eukaryote genomen
Nucleair
- Lineaire DNA-eiwit complexen.
- Twee of meer homologe
chromosomen in de celkern.
- Geen relatie tussen aantal
chromosomen en complexiteit
organisme.
- Geen relatie tussen aantal
chromosomen en de grootte
van het genoom.
Mitochondriaal
- Klein, circulair DNA.
Chloroplast
- Circulair DNA alleen aanwezig in
plantencellen.
26
Homologe chromosomen
27
Figure 4-10
Karyogram: homologe chromosomen
Door Giemsa kleuring is de bandering van mitotische chromosomen
zichtbaar te maken. De gedupliceerde chromosomen liggen paarsgewijs
bij elkaar. p = korte arm (‘petit’) en q = lange arm (tov centromeer)
28
Karyogram en genetische diagnostiek: translocatie
29
Figuur 4.12
Karyogram en genetische diagnostiek: translocatie
Chr 9 en 22
dicht bij elkaar,
dus makkelijk
translocatie
na breuk
30
Figure 4-53
Complexiteit organismen en aantal genen - genoom grootte – aantal
chromosomen
- Aantal chromosomen
geen correlatie.
VB:
Chinese muntjak veel meer
chromosomen dan nauw verwante
Indische muntjak
Figure 4-14
Het humane genoom is lang niet het grootst
32
Figuur 1.37
Humane
genoom
33
Noodzaak tot compact maken
36
Packaging van eukaryoot DNA
Interfase DNA
Geheel Ontvouwen
Geheel Ontvouwen
Massaverdeling chromatine:
• 1/3e DNA
• 1/3e histon eiwitten
• 1/3e overige DNA bindende eiwitten
Nucleosoom: Histon hetero-octameer met twee DNA loops (samen 147 bp) en een
stuk linker DNA (60 à 80 bp).
Histon + twee
Linker DNA loops
41
Figure 4-22+4-25
Overzicht organisatie niveaus
Geheel Ontvouwen
30-nm fiber:
Histon H1 is de “linker” tussen
twee nucleosomen 43
Figure 4-28 + 4-29
Overzicht organisatie niveaus
http://www.youtube.com/wa
tch?feature=player_detailpa
ge&v=N5zFOScowqo
44
Figuur 4.61
Chromatine loops (vervolg)
45
Lesindeling
Les 9
Regulatie chromatine toegankelijkheid:
DNA methylatie
Epigenetica
Noodzaak van toegankelijkheidsregulatie
beïnvloeden elkaar
48
Euchromatine en heterochromatine in normale cellen
Euchromatine
Heterochromatine
49
Chromatinedichtheid
Mitotisch chromatine
Heel compact, ontoegankelijk
Constitutief heterochromatine
Compact, o.a. telomeren,
centromeren en gebieden met genen
die in een cel niet tot expressie
hoeven/kunnen komen (silenced).
Facultatief heterochromatine
Soms compact, soms los, afhankelijk
van of een cel bepaalde genen nodig
heeft op een bepaald moment.
Euchromatine
Licht, los, altijd toegankelijk voor
DNA-bindende eiwitten (transcriptie,
replciatie, reparatie, recombinatie).
Figuur 4.61 50
Facultatief heterochromatine
RNA synthese in een
(polyteen) chromosoom tijdens interfase.
Heterochromatine:
- facultatief, kan overgaan in euchromatine
- constitutief, permanent
Figuur 4.31a 53
Drosophila experimenten - Position effect
Het gen White zorgt voor rode pigment ontwikkeling in het oog van
een fruitvlieg (Drosophila melanogaster).
Deze uitbreiding gebeurt niet in alle cellen in dezelfde mate en de mate van
uitbreiding blijkt overerfbaar tussen moeder- en dochtercellen.
Figuur 4.31b 55
Verschil insulators en barriers
Insulator
Functionele scheiding van genen (voorkomt
‘kortsluiting’).
Barrier
Scheidt heterochromatine van
euchromatine.
Figuur 7.24 56
Genetische en epigenetisch overerving
DNA laat snel los van de histon core en windt zich vervolgens
weer snel om de histon core.
Het DNA wordt hierdoor toegankelijk voor DNA bindende eiwitten.
58
Chromatine remodeling complex
Het ‘opschuiven’ van de histon core over het DNA (ATP afhankelijk) maakt
delen van het DNA beschikbaar voor andere DNA bindende eiwitten
(bijvoorbeeld transcriptie eiwitten of reparatie eiwitten).
59
Chromatine remodeling complex (vervolg)
60
Figure 4-27
Histon modificaties (epigenetica)
N-terminus en C-terminus.
Figure 3-1
62
Twintig aminozuren; twintig R-groepen
63
Panel 3-1
Voorbeelden van histon modificaties
Figuur 4.33 64
Histon acetylering
HDAC
N.B. De modificaties zijn in principe dus reversibel, maar kunnen bijdragen aan
het (overerfbare) ‘geheugen’ van een cel. 66
Opdrachten
TRUE/FALSE
Decide whether this statement is true or false, and then explain why.
67
Opdrachten Antwoord
TRUE/FALSE
True. Deacetylation increases the positive charge on the histone tails by
unmasking the positive charges on lysines. The increased charge tends to
stabilize chromatin structure, perhaps by allowing the tails to interact more
strongly with the DNA.
68
Histon code
Combinatie van chemische modificaties van histonen die er voor zorgt dat
bepaalde eiwitten op een bepaald moment op de juiste plek in actie komen
(m.b.v. een code reader complex).
69
Figuur 4.38
Afkortingen aminozuren
Aminozuren worden
met 1 letter of
3 letters afgekort
R = arginine
K = lysine
S = serine
Voorbeelden histon code
Les 9
Regulatie chromatine toegankelijkheid:
DNA methylatie
Epigenetica
Mono-allelic expression
Identieke tweeling:
Zelfde nucleotide sequentie
Verschil in histon modificaties en DNA
methylering
75
Genetische en epigenetisch overerving
78
Figure 7-53
Epigenetica: histon modificatie en DNA methylatie
• Dynamische nucleosomen
• Chromatin remodeling complex
• Verplaatsen van histonen over het DNA
• Vervangen van histonen (subunits)
• Chemische modificaties van histonen
• (De-)Acetylering van lycines
79
DNA methylering
Overerving van
methyleringspatroon
Maintenance methyltransferase
Controle genexpressie
80
Figure 7-43 + 7-44
Chromatine modificatie: Gene silencing door DNA methylering en histon deacetylering
DNA methylering op
cytosines (C) van
“CpG eilanden” HAT
HDAC
gemethyleerd CpG
eiland bindt MeCP’s
deaminering
Na verloop van tijd veel
gemethyleerde C’s gemuteerd naar
T
CpG eilanden upstream van huishoudgenen
83
Figure 7-85
Voorbeeld CpG eiland
cytosine 5-methylcytosine
84
In tumor cellen vaak overexpressie van histon deacetylases
(voorbeeld niet leren)
85
HDAC inhibitor Romidepsin
(voorbeeld niet leren)
HAT
HAT
Als HDAC geremd wordt door een HDAC inhibitor,
zoals romidepsin, kan de acetyl groep niet meer
van het eiwit afgehaald worden. HDAC
Let op:
Er zijn naast histon eiwitten ook andere
eiwitten die geacetyleerd en
ge-deacetyleerd kunnen worden.
86
Gen expressie regulatie
geen gen-expressie
(gene-silencing)
Door verschil in
methylering
komt het ene allel
wel tot expressie en het
andere niet:
Genomic imprinting
De meeste genen
worden gesilenced als
het DNA gemethyleerd
is.
Uitzondering hierop is
IGF2, daarbij wordt de
insulator gemethyleerd,
(niet leren)
88
Figure 7-48
Genomic imprinting and mono-allelic expression
Genomic imprinting - Door verschil in methylering komt ene allel wel en het andere allel
niet tot expressie, afhankelijk van welke ouder het allel is verkregen.
Mono-allelic expression - Slechts één van de twee kopieën van een gen komt tot
expressie. Keuze tussen allelen is random.
89
Epigenetica
Epigenetica:
- Histon modificatie
- DNA methylering
- Transcriptie factoren
- RNA interference
- Prion eiwitten
90
Figure 7-53
Epigenetica
Epigenetica bestudeert overerfbare veranderingen in gen functie of fenotype die
niet het gevolg zijn van veranderingen in de nucleotide sequentie van het DNA.
Figuur 7.77 91
Epigenetica: X-inactivatie
92
Epigenetica: X - inactivatie
Inactivatie X-chromosoom
tijdens duizenden celdelingen,
maar reversibel in kiemcellen
93
Figure 7-50
Vrouwelijke ‘tortoise shell’ katten
Gen voor oranje pigment ligt op één X-chromosoom, gen voor zwart
pigment op het andere.
Mannetjes
• Helemaal oranje óf helemaal zwart.
• Afhankelijk van het gen dat op het X-chromosoom ligt dat hij erft.
Vrouwtjes
• Gevlekt.
• Iedere vlek is afkomstig van de
embryonale stamcel waarin het ene óf
het andere X-chromosoom (random) is
gesilenced.
94
Down syndroom en genetische veranderingen
(NRC-weekend 19 april 2014
TRUE/FALSE
Decide whether each of these statements is true or false, and then explain why.
The four core histones are relatively small proteins with a very high proportion of
positively charged amino acids; the positive charge helps the histones bind tightly
to DNA, regardless of its nucleotide sequence.
96
Opdrachten Antwoord
TRUE/FALSE
True. All the core histones are rich in lysine and arginine, which have basic—
positively charged—side chains that can neutralize the negatively charged
DNA backbone.
97
Leren en DNA methylering (3 september 2011)
99
Milieuverontreiniging en
DNA methylering
(NRC-Next 7 maart 2012)
100