Professional Documents
Culture Documents
29/01/2008
MANAGEMENT (VAN DE OUD-FRANSE "DE KUNST VAN HET DIRIGEREN, LEIDEN" EN VAN HET
LATIJNSE MANU AGERE "AAN DE HAND LEIDEN") IS
TERM MÉNAGEMENT EEN PROCES, GEHEEL VAN OPEENVOLGENDE MENSELIJKE ACTIVITEITEN.
INLEIDING
Dit is een samenvatting gebaseerd op het boek “Grondslagen van het management” van
“Prof. Dr. D. Keuning”, 4e druk. Gemaakt door Rens ten Tusscher.
Hoofdstuk 2:
Hoofdstuk 3:
Hoofdstuk 4:
Hoofdstuk 5:
Hoofdstuk 6:
Page 3
HOOFDSTUK 1: MANAGER EN MANAGEMENT
Manager combineert een Latijnse stam manus (‘hand’), met het werkwoord agere dat
‘in werking zetten’, ‘meevoeren’ of ‘handelen’ betekent. Het begrip is als volgt
te omschrijven: een manager is iemand die processen stuurt, die het handelen van
anderen op gang brengt. Hij neemt als leidinggevende voortdurend beslissingen over
wat er gedaan moet worden, hoe, en door wie. Hij moet daarbij steeds bereid zijn
om uitleg te geven. Een directeur, chef of baas staat als manager bij het
leidinggeven op als het knooppunt tussen zijn bedrijf, afdeling of werkplaats én
zijn omgeving. Het woord ‘management’ heeft drie betekenissen. Ten eerste verwijst
het woord ‘management’ naar al die leidinggevenden in een organisatie, die als
taak hebben het in gang zetten, voorbereiden en beheersen van handelingen, gegeven
de eventueel te ontwikkelen doelen van de organisatie. Ten tweede duidt het woord
‘management’ de activiteiten aan die men moet uitvoeren om iets te realiseren. Ten
slotte is ‘management’ een vak- en wetenschapsgebied, waarin de verschijnselen van
‘manager’ en ‘organisatie’ bestudeerd worden als proces.
ENKELE KENMERKEN VAN MANAGERS
Een manager is afhankelijk van bijdragen van anderen. Dit geldt voor eigen
medewerkers maar ook van leidinggevenden uit andere bedrijfsonderdelen of
afdelingen. Een manager is verantwoordelijk voor het scheppen van een goed
werkklimaat. Hij dient samenwerking te bevorderen. Ook is (mede)verantwoordelijk
voor bemensing van zijn afdeling of eenheid, voor het opleiden, beoordelen,
bevorderen, motiveren en activeren van zijn medewerkers. Hij moet weten wat er in
en om zijn bedrijfseenheid speelt. Een manager moet oplossingen vinden en
beslissingen nemen. Een manager moet over de volgende vaardigheden beschikken: hij
moet effectief vergaderen, delegeren en moet in staat zijn tot een goede
‘tijdsmanagement’.
Managers moeten dingen van anderen gedaan krijgen, en hebben daarbij zo hun
afhankelijkheden, verantwoordelijkheden en vaardigheden.
Page 4
ORGANISATIE EN ORGANISEREN
Er zijn zeer veel verschillende organisaties maar steeds zie je de elementen die
‘organisaties’ kenmerken: mensen, die samenwerken, met een bepaald doel. Dit om de
simpele reden dat organisaties een machtig middel vormen om doelstellingen te
verwezenlijken die anders niet bereikt zouden worden.
KENMERKEN VAN HEDENDAAGS MANAGEMENT
1. 2. 3. 4. 5.
1. 2. 3. 4. 5.
het optimaal bevredigen van de behoeften en wensen van de consument het besteden
van de winst het zorgen voor werkgelegenheid het bevorderen van het
werknemerswelzijn kapitaalverschaffers en werknemers een redelijke vergoeding
garanderen voor hun inbreng
SCHAALVERGROTING EN INTERNATIONALISERING
WIJZIGING IN MACHTS-/GEZAGSVERHOUDINGEN
De invloed van een manager hangt deels af van de bereidheid van anderen om naar
hem te luisteren. Beschikt hij over weinig prestige dan zal zijn status van
gemiddelde gezagsdrager onvoldoende zijn om de gang van zaken binnen de
organisatie echt te bepalen. Machtsuitoefening die slechts gebasserd is op
eigendom van productiemiddelen is steeds minder aanvaard. Werkelijke invloed moet
steunen op bekwaamheid, en als zinvol en taakgerelateerd worden ervaren.
Page 5
ROL WETENSCHAP EN TECHNIEK
Managers hebben gemeenschappelijk als belangrijkste taak het sturen van mensen en
middelen in een organisatie. Hun tijd wordt in beslag genomen door:
interpersoonlijke activiteiten, informatieactiviteiten, besluitvormende
activiteiten. Door relaties te onderhouden stuurt hij de processen zo goed
mogelijk en behartigt hij de belangen van de groep zowel binnen de hogere
organisatie als naar buiten toe. Verder bouwt hij een formeel en informeel
relatienetwerk op, zowel binnen als buiten de eigen eenheid Om zijn organisatie te
bestuderen moet de manager voldoende informatie hebben. Daarom dient hij op de
hoogte te blijven van veranderingen in de organisatie en de resultaten van zijn
afdeling. Informatie is steeds nodig om adequaat in te grijpen in een constant
veranderende omgeving. Aan de hand van verzamelde informatie en persoonlijke
contacten vertaalt hij zowel kansen en bedreigingen vanuit de omgeving als sterke
en zwakke organisatiekanten in beslissingen. Telkens weer moet hij beslissen over
de optimale inzet van mensen en middelen om de doelstellingen te realiseren. Voor
een goede besluitvorming heeft hij zijn medewerkers nodig
• • • •
Page 6
De belangrijkste taken van de middle managers zijn:
• • • • • • • •
• • •
Aan een efficiënte en effectieve organisatie gaat denkwerk vooraf over de aanpaak
van de bedrijfsactiviteiten in commercieel, technisch, financieel en personeel
opzicht. Strategiebepaling betreft het aangeven van wegen en middelen waarme de
leiding de gestelde bedrijfsdoelstellingen wil realiseren. Zijn de doelstellingen
eenmaal vastgesteld, dan moet je in een beleidsplan aangeven hoe, in welk
tijdsbestek en met welke middelen deze doelstellingen bereikt gaan worden.
Page 7
1.3 MANAGERS EN LEIDERS: GEBOREN OF GEMAAKT?
Bij de beoorleling van een manager gaat het steeds om managementeffectiviteit: het
benutten en hanteren van middelen en instrumenten, gerelateerd aan het behalen van
de doelstellingen. Dit geldt altijd voor alle managers op de verschillende
niveaus.
MANAGEMENTSBEKWAAMHEDEN
Bij uitvoeren van managementtaken gaat het onder meer om: bestuur en beheer,
communicatie en interpersoonlijke effectiviteit. Onder het bestuur en beheer valt
ook het ‘managen vanachter het bureau’: papier werk. Bij communicatie gaat het om
alle mondelinge en schriftelijke taalvaardigheid. Interpersoonlijke effectiviteit
gaat over zaken als leiderschap overtuigingskracht, invloed en overwicht.
WAT MOET EEN GOEDE MANAGER ALLEMAAL KUNNEN?
• • • •
• • • • • • • •
MANAGER OF LEIDER?
Page 8
1.4 MANAGEMENT ALS PROCES: KERNTAKEN
Henri Fayol wordt gezien als de grondlegger van de moderne managementtheorie. Hij
stelde dat men management kan leren, maar in zijn tijd was er geen theorie als
basis voor zulk onderwijs. Fayol heeft deze ruimte opgevult met een eerste analyse
van de elementen van de managementfunctie. Hij ontleedt en werkt management als
activiteit uit in vijf bestanddelen:
1. 2. 3. 4. 5.
MANGEMENTCYCLUS EN KERNTAKEN
Bij alle taken van het mangement is communiceren vereist. De kerntaken van het
managementproces staan natuurlijk nooit los van elkaar. Een goede vervulling van
één functie hang af van hoe de rest wordt vervuld. Beslissen coördineren en
communiceren zijn functies die je zowel bij plannen, organiseren als besturen
vindt.
Externe verslaglegging
PR Reclame
Communicatie Besluitvorming
Structurering
Bedrijfsinformatie
Interne bedrijfsproblemen
Stuurinformatie
Producten Diensten
Page 9
PROCESSEN EN PROCESBEHEERSING
Processen bepalen de voortgang van een bedrijf of instelling. Aandacht geven aan
de inrichting, het functioneren en beheersen van de organisatieprocessen is dan
ook essentieel. Voor procesbeheersing is meestal het volgende vereist:
• •
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
• • • • • •
Page 10
HOOFDSTUK 2: ORGANISATIES EN MAATSCHAPPELIJKE OMGEVING 2.1 FUNCTIONEREN VAN
ORGANISATIES IN HUN OMGEVING
Bedrijven en instellingen ontlenen hun bestaansrecht aan hun functie in de
maatschappij. Organisaties zijn dus onderdeel van de samenleving. Het functioneren
van een organisatie is dus ook altijd onderhevig aan invloeden vanuit de
maatschappij. Dit gebeurt ook omgekeerd.
BEÏNVLOEDEN DOOR PARTIJEN EN SITUATIES
Voor het voortbestaan van een organisatie is het nodig dat er aan de invoer- en
uitvoerzijde steeds weer uitwisselingen met de omgeving plaatsvinden. Tussen de
organisatie en maatschappij en de organisatie is dus een soort kringloop. Aan de
uitvoerzijde bij de organisatie, en dus bij de invoerzijde bij de maatschappij,
staat bijvoorbeeld; product/dienst, mens, geld en informatie. Bij de invoer zijde
van de organisatie staat bijvoorbeeld; geld, mens, kapitaalgoederen, materiële
middelen en informatie. De maatschappelijke krachten zijn steeds in onderlinge
samenhang werkzaam en als volgt te onderscheiden:
• • • •
Page 11
ORGANISATIE EN ORGANISATIE-EVENWICHT
Wil een organisatie blijven voortbestaan, dan moet men zorgen dat in- en externe
belanghebbenden tevreden zijn en blijven. Elke belanghebbende (skateholders) heeft
zo zijn belang bij het voorbestaan van de organisatie, en is daarom bereid een
bijdrage te leveren. Uiteraard verwacht men in ruil daarvoor wel een beloning.
Zolang deze in redelijke verhouding staat tot de bijdrage, blijft de
belanghebbende gemotiveerd om zijn deelname voort te zetten; in dat geval is er
sprake van organisatie-evenwicht. Organisatie-evenwicht is zeker niet statisch
maar veel meer dynamisch. Onderstaande tabel toont welke bijdrage belanghebbenden
leveren en welke beloning daar tegen over staan.
Belanghebbende Stakeholders
partijen/
Page 12
2.3 OMGEVINGSFACTOREN: BEPALEN VAN SITUATIES EN OMSTANDIGHEDEN
Eigenlijk wordt elke organisatie door ontwikkelingen en macrofactoren in de
omgeving beïnvloed. Omgevingsfactoren en ontwikkelingen in de macro-omgeving
waarmee vrijwel iedere organisatie te maken heeft:
DEMOGRAFISCHE FACTOREN
Deze factoren spelen een belangrijke rol voor organisaties die zich richten op de
verbruiker / consument.
TECHNOLOGISCHE FACTOREN SOCIAAL – MAATSCHAPPELIJKE FACTOREN POLITIEKE FACTOREN
ECOLOGISCHE FACTOREN MARKT EN BEDRIJFSTAKFACTOREN
Een groter deel van het productieproces wordt uitbesteed. Door productie-
uitbesteding kan er bezuiningd worden. Er is een verschil tussen de termen
‘outsourcing en ‘offshoring’. Offshoring houdt altijd in dat werkzaamheden worden
overdragen aan een afdeling in een lagelonenland. De activiteiten blijven dus wel
binnen het bedrijf. Bij outsourcing is dit niet het geval.
Page 13
ECO-EFFICIENCY EN DUURZAAM ONDERNEMEN
Het hangt van de cultuur van een land af, hoe de organisatie in elkaar zit. Er
bestaat namelijk een groot verschil tussen organisaties in Nederland,
Scandinavische, Anglo-Amerikaanse landen t.o.v. Japan, Latijns-Amerikaanse,
Islamitische en Sommige Aziatische landen. Of zuid-OostAzie t.o.v. Duitstalige
landen, Israël en Finland.
NETWERKORGANISATIE: DE TOEKOMST?
De dynamische netwerkorganisatie:
Ontwerpers Tussenpersonen/ bemiddelaars Producenten
Leveranciers
Distributeurs
Page 14
NIEUW “BEDRIJFSMODEL”: ICT, “UNBUNDLING” EN “REBUNDLING”
Aggregator Klant
Navigator
Intermediair
Onafhankelijk verkoopkanaal
Leverancier
STRATEGISCHE SAMENWERKING
Page 15
ONAFHANKELIJK TOEZICHT EN CONTROLE
• • • •
Page 16
2.7 MEDEZEGGENSCHAP: DE WET OP ONDERNEMINGSRADEN EN ARBOWET
De Wet op Ondernemingsraden (WOR) is voor ondernemingen met meer dan 50 werknemers
verplicht. Definitie van een onderneming volgens WOR: ‘Elk in de maatschappij als
zelfstandige eenheid optredend orgranisatorisch verband, waarin krachtens
arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht.’ De ondernemingsraad (OR) is een
medezeggenschapsmiddel dat bestaat uit gekozen werknemers die een stem in de
besluitvorming hebben en een vertegenwoordiging voor alle werknemers vormen. Alle
taken van de OR zijn geregeld in de WOR. Doelstellingen van de ondernemingsraad: •
Behartigen van ondernemingsdoelstellingen • Behartigen van personeelsbelangen
t.o.v. ondernemer: bestuurder
SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN DE OR
Minimaal 3 leden bij kleine organisaties, 25 bij 7.000 of meer werknemers. Iedere
afdeling stelt kandidaten beschikbaar die weer gekozen kunnen worden bij de
ORverkiezing. Een zittingsperiode in 2 jaar, met ontslag en herkies mogelijkheden.
De voorzitter wordt door de gekozen OR-leden aangewezen. Tussen OR en bestuur
dient, volgens de WOR, minimaal 6x per jaar overleg plaats te vinden.
EUROPESE ONDERNEMINGSRAAD WINT TERREIN
Ondernemingsraden komen bij Europese concerns steeds vaker voor. Bedrijven met
diverse vestigingen verspreid over Europa zijn gebaar bij een Euro-OR, om hun
ideeën, opvattingen en organisaties gelijk te houden ten opzichte van elkaar.
Hoewel hier een groot verschil is in diverse landen met betrekking tot cultuur en
omgangsregels, is het doel van de organisatie overal gelijk.
BEVOEGDHEDEN VAN DE OR (IN NEDERLAND)
Geen advies gevraagd, de OR meent dat dit wel had moeten gebeuren Gevraagd advies
wordt niet/gedeeltelijk/slecht opgevolgd door ondernemer.
Instemmingsrecht: als de ondernemer een besluit wil nemen dat een vaststelling,
intrekking of wijziging inhoudt van een regeling met betrekking tot: •
Klachtenbehandeling • Winstdeling, pensioenverrekening, sparen • Werkoverleg •
Personeelsopleiding • Bedrijfsmaatschappelijk werk • Vakantie of werktijd •
Functiewaardering of beloning • Welzijn, veiligheid, gezondheid m.b.t. arbeid •
Bevordering, aanstelling, ontslag dan is instemming van de OR vereist. In 1998
zijn nog drie regelingen toegevoegd: • Inzake privacy • Inzake
personeelsvolgsystemen • Inzake gezondheid
ORGANISATIE EN ONDERNEMINGSRAAD
De kracht van de Ondernemingsraad zit in het feit dat het een dwarsdoorsnede is
van het bedrijf, zowel bij de afdelingen en functies als in de
verantwoordelijkheden. OR-leden zijn in het overleg met de directie deskundig wat
betreft de eigen situatie en de problemen van het werk. Voor ondernemingen met 10
tot 50 werknemers zijn er drie mogelijkheden: • Er kan bij cao of
ondernemersbesluit op vrijwillige basis een zogenoemde
personeelsvertegenwoordiging worden ingesteld • Een personeelsvertegenwoordiging
is wettelijk verplicht als de werknemersmeerderheid erom vraagt. • Anders
verplicht tweemaal per jaar personeelsvergadering
FUNCTIONEREN VAN ONDERNEMIGSRADEN IN DE PRAKTIJK
• • • •
Grotere bedrijven hebben vaker een OR dan kleinere Van de ondernemingen met mere
dan 200 werknemers heeft 94% een OR Bij 50 tot 100 werknemers is dat 58% Van de
ondernemingen zonder OR zegt bijna de helft dat het personeel er geen behoefte aan
heeft
ARBOWET
Het Kinderwetje van Van houten uit 1874, kan gezien worden als de eerste opzet
naar een wet met betrekking to arbeidsomstandigheden. Daarop volgden de eerste
Arbeidswet in 1889 en in 1895 de Veiligheidswet. De Arbowet heeft vooral als doel
nieuwe opvattingen over gezondheid en veiligheid vast te leggen in het werk. Drie
doelstellingen die onderdeel van het beleid worden, volgende de Arbowet: •
Bevordering van het welzijn • Bescherming van de gezondheid • Groot mogelijke
veiligheid De werkgever moet zich, volgens de Arbowet, bij de nakoming van zijn
Arbozorgverplichting bij laten staan door één of meer externe diensten, door één
of meer deskundige werknemers of door andere deskundige personen. Page 18
2.8 MANAGEMENT EN ETHIEK
Ethiek probeert mensen door middel van argumenten te overtuigen. Het is een
nadenken over de niet afgedwongen en ongeschreven regels, welke het menselijke
samenleven reguleren. Over ethiek zijn honderden ideeën en diverse vormen bekend.
Overal in de samenleving is dit terug te vinden: in organisaties, in milieu, in
kwaliteit van dienstverlening en in sociaal en financieel beleid. Hierbij moet als
uitgangspunt gelden dat ethisch beleid beter werkt als het geïntegreerd is in de
overige regels en structuren van de organisatie.
Page 19
HOOFDSTUK 3: STRATEGIEBEPALING EN STRATEGISCH MANAGEMENT 3.1 VOORWAARDEN VOOR
SUCCES
Het niet goed (kunnen) in spelen op afnemers wensen, de hogere kosten of mindere
kwaliteit dan andere organisaties bepaald het verschil tussen succes of falen van
een organisatie. Afstemming van eigen willen en kunnen (interne componenten) en
eisen van de markt (externe componenten) noemen we strategiebepaling.
STRATEGISCH MANAGEMENT: EEN LUXE OF NOODZAAK?
Neemt de omgevingsdynamiek toe, dan is men genoodzaakt expliciet meer aandacht aan
de strategieformulering te besteden. Dan wordt het altijd maar moeilijker op een
intuïtieve manier goed inzicht in het veranderend krachtenveld van de organisatie
te krijgen. Voordeel van strategieformulering is dat strategie sturing geeft aan
activiteiten, waardoor meer patroon en samenhang ontstaat. Nadeel is dat
strategieformulering geld en tijd kosten.
Strategie op concernniveau
inkoop
Productie
Verkoop
inkoop
Productie
Verkoop
Inkoop
Productie
Verkoop
Page 20
3.2 STRATEGIEFORMULERING ALS PROCES
Strategische problemen uitwerken/oplossen is ‘n vrij ingewikkeld proces.
Gestructureerde aanpak is echter zeker mogelijk. Onderstaande stappen zijn
belangrijk in de strategieformulering:
VASTSTELLEN HUIDIG STRATEGISCH PROFIEL
• • • •
OMGEVINGSONDERZOEK
• • • • • • • • • •
• • • •
Strategische vraagstelling
Kansen Huidig strategisch profiel Bedreigingen
Zwakke punten
Page 22
ONTWIKKELEN VAN STRATEGISCHE ALTERNATIEVEN
Visie is het toekomstbeeld dat de topleiding van een organisatie heeft. Deze visie
wordt dan vertaald naar de missie die een organisatie zich stelt; dat is een korte
beschrijvin van de productmarktactiviteiten en hoe de organisatie toegevoegde
waarde levert en duurzaam concurrentievoordeel wil behalen. Deze missie moet
vervolgens worden vertaald naar doelstelling, die concreet resultaat opleveren.
Mission statement: • Wie is onze cliënt? Op wie willen we ons richten? • Wat
willen wij zijn? • Hoe willen we ons onderscheiden? • Wat is onze business nu? Wat
zal onze business zijn? Criteria bij evaluatie en keuze: • Zijn er ongewenste
gevolgen? • Wat zijn de kwantificeerbare en niet te kwantificeren gevolgen? • Is
er consistentie? • Past het binnen de organisatiecultuur? • Is de onderneming
bekwaam? • Is er positieve of negatieve synergie? • Is er genoeg flexibiliteit? •
Is de timing goed? • Is er wendbaarheid binnen de organisatie?
Page 23
3.3 ORGANISATIE VAN STRATEGISCHE PLANNING
Van belang bij de organisatie van het strategisch planningsproces: 1. De mate van
centralisatie / decentralisatie 2. De wijze van arbeidsverdeling
TOP – DOWN – BENADERING
3 6 4 5
7 8 9 december
1. De raad van Bestuur stelt een planningsbrief op waarin aan de divisies wordt
meegedeeld welke resultaten of activiteiten van hen worden verwacht. 2. De
divisiedirectie zet deze om in globale plannen en legt ze voor aan de
concernleiding. 3/ De Raad van Bestuur keurt de globale plannen goed en stuurt ze
door naar de 4. divisieleiding. 5. Vervolgens vraagt men de diverse afdelingen in
de divisie om plannen of functionele gebieden op te stellen. 6. De divisieleiding
beoordeelt deze plannen plus de financiële consequenties en stuurt ze door naar de
concernleiding. 7. De concerleiding keurt de plannen goed. 8/ Daarna zendt men
deze plannen als taakopdrachten en budgetten naar de divisies en 9. functionele
afdelingen.
BOTTOM – UP – BENADERING
2 3 4 5
6 7 8 december
Page 24
3.4 SAMENWERKINGSVERBANDEN
Drie overwegingen die gelden bij de keuze voor samenwerkingsverband: • Vereiste
snelheid van strategie – invoering • Het risico • De kosten
VORMEN VAN SAMENWERKING
• • • • •
Page 25
3.5 IMPLEMENTATIE VAN STRATEGISCHE PLANNEN RATEGISCHE
VERTALING NAAR FUNCTIONELE DEELGEBIEDEN IONELE
Zijn kritische kerntaken vastgelegd dan gaat men na welke consequenties er zijn
voor: • De outillage • De personele bezetting • De managementsystemen voor de
afdel afdeling
Page 26
TOEPASSING BUDGETTERING
Strategie
Personeel
Budgettering
Middelen
Als er geen stratisch plan op schrift is opgesteld, wil dat nog niet zeggen dat er
geen ‘strategie’ is. De strategie is dan impliciet. Door te achterhalen of er een
herkenbaar patroon is in het samenstel van acties een maatregelen binnen een
onderneming is de strategie te achterhalen.
Page 27
HOOFDSTUK 4: BESLUITVORMING EN CREATIVITEIT 4.1 BESLISSINGEN NEMEN: EEN
GECOMPLICEERD PROCES
SOORTEN BESLISSINGEN
• • •
OVERLEG EN INSPRAAK
Via het geregelde werkoverleg vinden binnen een organisatie inspraak en overleg
plaats, maar ook via commissies, projectgroepen en overleggroepen. Het hangt mede
van de aard van de te nemen beslissingen af, welke wijze waarop bij ‘t tot stand
brengen van beslissingen inspraak en overleg gewenst zijn /zelfs wettelijk vereist
zijn.
Planning en uitvoering
• • •
Elke fase goed uitdiepen Gezamenlijk elke fase doorlopen bij gemeenschappelijk
besluitvorming Géén fasen overslaan.
Page 28
FASEMODEL VAN BESLUITVORMING
Zoek
Screen
Herkenning
Diagnose
Evaluatie Selectie
Beslissen Autoriseren
Planning en uitvoering
Ontwerp
Koopman e.a. geven een opsomming van de voornaamste beperkende factoren voor een
rationele besluitvorming: • Gebrek aan consensus • Gebrek aan afstemming op
strategische situatiefactoren • Gebrek aan beleid en aan inzicht in de
organisatieprocessen • Gebrek aan sturing en beheersing • Gebrek aan informatie •
Gebrek aan moed en innerlijke rust
• •
BESLISSINGSMETHODEN
• •
Page 30
VERSCHILLENDE BENADERINGSWIJZEN VAN PROBLEEMOPLOSSING EN BESLUITVORMING
Belangrijk voor het creëren van een open atmosfeer zijn: • Minimaliseren van
tussenschakels • Het centraliseren van de taakactiviteiten gericht op vernieuwing
• Aanmoediging van vernieuwing • Toegang tot ondersteunende diensten • Het
slechten van barrières Belangrijk, bij het in acht nemen en oefenen in creatief
denken zijn: • Wees flexibel • Wees niet te snel kritisch • Laat uw gedachten de
vrije loop • Wees attent op condities die het denken belemmeren
Page 31
Van belang bij ontstaan van klimaat in eigen omgeving, waarin creativiteit gedijt:
• Toon uw medewerkers dat hun ideeën waarde hebben • Heb respect voor ongewone
vragen • Heb respect voor ongewone ideeën
LEREN EN DE LERENDE ORGANISATIE
Page 32
4.6 OVERLEGGROEPEN EN BESLUITVORMING
HOGERE WERK- EN OVERLEGGROEPEN
Page 33
HOOFDSTUK 5: ONTWERP VAN DE ORGANISATIESTRUCTUUR 5.1 ORGANISATIESTRUCTUUR:
ARBEIDSVERDELING EN COÖRDINATIE
Het is noodzakelijk goed na te denken over de wijze waarop de organisatie
opgebouwd moet worden, als een organisatie als samenwerkingsverband van mensen
doelmatig (efficiënt en effectief) en doeltreffend wil zijn. Ze moet een
“structuur op maat” krijgen. Bij het maken van een structuur is het treffen van de
nodige coördinatievoorzieningen (om de bedrijfsactiviteiten op elkaar afgestemd te
houden) en een zo goed mogelijke arbeidsverdeling belangrijk.
Directie
Directiesecretariaat
Personeelszaken
Inkoop
Fabricage
Marketing en Verkoop
ORGANISATIESTRUCTUUR: BEGRIPSOMSCHRIJVING
Activiteiten bij het beoordelen van een bestaande organisatiestructuur en bij het
ontwerpen van een organisatiestructuur: • Aanleg van communicatiekanalen n ontwerp
van richtlijnen en procedures t.b.v. coördinatie en wilsoverdracht • Indeling van
te verrichten werkzaamheden in taken en functies van afdelingen, individuele
functionarissen en werkgroepen • Vaststellen van beslissingsbevoegdheden en
relaties tussen werkgroepen, functionarissen en afdelingen bij de uitvoering en
functieverdeling van taken.
ORGANISATIESCHEMA EN FUNCTIEBESCHRIJVINGEN
Page 34
FORMELE EN INFORMELE ORGANISATIE
Wordt gelet op het officieel vastgestelde raster van de organisatie, dan komt de
formele organisatie ter sprake. De door de leiding ingestelde taakverdeling
aangevuld met taakbeschrijvingen, procedures, richtlijnen en functiebeschrijving
is namelijk de formele organisatie. De Informele organisatie daarentegen kan de
formele organisatie ondersteunen en op positieve wijze aanvullen. Ze ontstaan
spontaan en berusten vrijwel altijd op wederzijdse afhankelijkheid en persoonlijke
verhoudingen.
ORGANISATIE ALS ‘INSTRUMENT’ EN ‘ORGANISEREN’
De specialisten in een organisatie op het gebied van het denkwerk in de fase van
beslissingsvoorbereiding en beleidsformulering (stafdienst), gericht op het
efficiënter en effectiever werken van lijnfunctionarissen. Verandert de
adviserende rol tevens in een uitvoerende rol, dan is sprake van het element
hulpdiensten. Pas als naast de werkzaamheden en vereiste kennis de bijbehorende
bevoegdheden zijn nagegaan kan men zeggen of er sprake is van een stafdienst of
hulpdienst.
Page 35
INTERNE DIFFERENTIATIE
Dat is arbeidsverdeling naar fasen van een bewerkingsproces of naar de aard van de
te verrichten handelingen. Bij interne differentiatie als arbeidsverdelingvorm
wordt bij de bewerkingsfasen of handelingen indeling gelet op: • Opleiding • Eisen
van deskundigheid • Persoonlijke eigenschappen
TOEPASSINGEN VAN DE INTERNE DIFFERENTIATIE
• •
INTERNE SPECIALISATIE
• •
Vorming van subafdelingen binnen afdelingen Vorming van afdelingen direct onder de
directie of Raad van Bestuur
In welke situatie moet nu welke structuur gekozen worden? Zaken die bij deze
overweging (Productingerichte structuur of Functionele deskundigheidsgebieden) een
rol spelen: • Variëteit in activiteiten • Mate van veranderlijkheid van de
omgeving • Coördinatiemechanismen • Ontwerpregels
Page 36
INDELING NAAR F, P, G, EN/OF M: VORM VAN ARBEIDSVERDELING IS SITUATIEAFHANKELIJK
Page 37
BUSINESS UNIT – STRUCTUUR
• •
PROJECTORGANISATIE
Page 38
MATRIXORGANISATIE
Hiervoor wordt gekozen als zich binnen een instelling of bedrijf vraagstukken
voordoen die niet zomaar binnen één afdeling op te lossen zijn, bijvoorbeeld
productontwikkeling.
Page 39
AFDELINGSGEWIJZE OPBOUW
Groeit een bedrijf veder, dan voltrekt die groei zich via een nadere
onderverdeling van enkele hoofdfuncties als inkoop, productie en verkoop. Dan
vertakken de primaire functies zich en ontstaat tegelijkertijd enkele
ondersteunende functies, naast de primaire functies.
Directeur eigenaar/leider
Administratie
Onderhoud
Inkoop
Page 40
VOLGROEIDE ORGANISATIE
Page 41
5.7 NAAR INTELLIGENTE ONDERNEMING
De organisatie van de toekomst is een intelligente, lerende organisatie, is plat,
slank en wendbaar, doet dingen waar ze goed in is, gebruikt via strategische
samenwerking de eigen kerncompetenties en andermans bekwaamheden, doet aan
strategische uitbesteding en neemt de ‘best practices’over van andere organisaties
. De organisatie waardeert creativiteit hoog, zoekt steeds bronnen voor
verbetering en probeert door mondigheid de menselijke talenten echt te benutten.
De filosofie van de intelligente onderneming kent de volgende elementen: •
Selecteer en koester de eigen kernbekwaamheden door daarin te investeren. •
Handhaaf alleen de activiteiten en diensten van wereldklasse en besteed verder
maximaal uit. • Accepteer en ontwikkel alternatieve organisatievormen: minimale
hiërarchie, netwerkorganisaties, zelfs omgekeerde piramiden en constante
opsplitsing in kleinere eenheden voor maximale flexibiliteit. • Ontwikkel
vaardigheden om allianties met andere bedrijven aan te gaan. • Verleg de macht
naar de mensen die contact onderhouden en zakendoen met de klant • Besef dat
kritische, intelligente professionals gemakkelijk van baan veranderen en creër
daarom een uitdagende werkomgeving.
Page 42
HOOFDSTUK 6: VERDELING VAN TAKEN EN BEVOEGDHEDEN 6.1 TAAKVERDELING EN
FUCNTIEVORMING: CRITERIA
Er gelden diverse criteria of eisen voor het tot stand brengen van de groepering
van taken en de vorming van functies en de diverse vormen van arbeidsverdeling. Er
dienst systematische te worden nagegaan in welke mate en op welke wijze aan de
diverse criteria wordt voldaan. Krachten die de arbeidsverdeling beïnvloeden
hebben ofwel een samenvoegende werking ofwel een splitsende werking. Van de taken
(werkzaamheden) die moeten worden verricht, geeft een functie de
gemeenschappelijke doelstelling aan. Twee uitgangspunten die bij functievorming en
taakverdeling voor individuele medewerkers gelden: • Zorg voor een volwaardige
dagtaak • Zorg voor een volledige dagtaak
CRITERIA BIJ UITVOERINGSGERICHTE TAKEN
• •
• • • • •
NADELEN F – GROEPERING
• • •
VOORDELEN P – GROEPERING
• • •
Page 43
NADELEN P – GROEPERING
• •
Is een taak geestdodend of te eenzijdig qua fysieke handeling, dan zijn d.m.v.
taakverdeling genoeg manieren om werk aantrekkelijker te maken voor medewerkers.
Taakverruiming: job enlargement / taakverbreding, de verlenging van de taakcyclus
via uitbreiding van werkzaamheden, het niveau blijft kwalitatief gezien hetzelfde.
Taakverrijking: job enrichment, de integratie van directe en indirecte
productietaken en toevoeging van in beginsel “hogere” taken, inclusief de daarbij
horende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Taakroulatie: job rotation, het
inwisselen van een taak voor een andere.
SEMI-AUTONOME WERKGROEPEN
Kenmerken van deze werkgroepen: • Een beperkte omvang • Een afgeronde groepstaak •
Ruimte voor groepsleden om kwaliteit, kwantiteit en tempo zelf te reguleren • De
mogelijkheid om zelfstandig contacten met voor en nageschakelde afdelingen of staf
en hulpdiensten op te nemen.
KWALITEITSCIRKELS
Kwaliteitscirkels worden als methoden tot concrete invulling van de trits mens –
werk – organisatie gebruikt om vanuit het taak en functieontwerp wat betreft
betrokkenheid mensen bij hun eigen werkzaamheden te betrekken. Ze zijn gericht op
verbetering van de motivatiegraad van werknemers en zijn ontstaan in Japan in de
jaren ‘50. Met behulp van kwaliteitscirkels wil men kwaliteitsverbetering
realiseren m.b.t.: • Diensten en/of producten • Werkmethodes • Samenwerking •
Verrichten van werk • Veiligheid
Er zijn minder managers nodig als met organiseert rond processen i.p.v. rond
functies, waardoor besluiten sneller genomen kunnen worden.
Page 44
WERKEN IN BREDE TAAKGROEPEN
Binnen een organisatie bestaan vaak problemen die slechts oppervlakkig opgelost
worden, er wordt niet gezocht naar een dieperliggende oorzaak. Wordt een
organisatie groter, dan worden de problemen ook groter en hebben meer en grotere
gevolgen voor de organisatie. Waardoor het raadzaam is mensen in vaste dienst te
nemen die op zoek gaan naar de oorzaak van deze problemen en ze verhelpen, de
staffunctie ontstaat. Organen die aan de directie /andere managers in ‘n bedrijf
of instelling als adviesorgaan ter beschikking staan zijn de de staforganen.
Voordelen: door praktische toepassing van specifieke vaardigheden en kennis kunnen
betere beslissingen tot stand komen. Nadelen: te weinig praktische toepassing van
specifieke vaardigheden/kennis.
Page 45
LIJNORGANISATIE MET SPECIALISTISCHE HULPDIENSTEN
• • • • •
• • •
Het omspanningsvermogen zal per situatie verschillen. Dit vermogen is onder meer
afhankelijk van de beschikbare tijd, de deskundigheid en de manager als persoon.
MAATREGELEN BIJ OVERSCHRIJDING VAN HET OMSPANNINGSVERMOGEN
• • • • •
Inschakeling van persoonlijke staf als “assist to” Herverdeling van taken op en
binnen de bestaande organisatieniveaus Inschakeling van stafdiensten Inschakeling
van hulpdiensten Meer delegeren
Het is van belang dat er een beeld ontstaat over het veranderingsvermogen van de
organisatie enerzijds en de veranderingsbereidheid anderzijds bij de noodzaak of
wens om in organisaties veranderingen tot stand te brengen. Veranderingsvermogen:
hangt vooral af van de ervaring en kennis waarover de organisatie kan beschikken
en van de kwalitatieve aspecten van de leden van de organisatie.
Veranderingsbereidheid: afhankelijk van de mentaliteit die in de organisatie
aanwezig is op het moment dat men tot verandering besluit.
MATE VAN INGRIJPENDHEID VAN VERANDERING KAN VERSCHILLEN
Page 47
MODEL VAN ORGANISATIEVERANDERING IN VIER FASEN
• • • • •
• •
WEERSTANDSBENADERING
• • • • •
Geeldrukdenken: mensen veranderen pas als je rekening houdt met hun eigenbelang
Blauwdrukdenken: heb je van te voren een duidelijk gespecificeerd resultaat,dan
zullen dingen en mensen veranderen Rooddrukdenken: heb je de juiste inzet van HRM-
instrumenten, dan zullen mensen veranderen Groendrukdenken: leren en veranderen
liggen dicht tegen elkaar aan Witdrukdenken: alles is altijd in verandering, dat
is normaal
Page 48
HOOFDSTUK 7: MOTIVATIE, WERKGEDRAG EN LOOPBAAN 7.1 NIEUWE MEDEWERKERS EN
VERANDEREND GEDRAG
ORGANISATORISCHE CONTEXT EN DE ZICH AANPASSENDE ORGANISATIE
Opvattingen over goed management zijn eenduidig: een manager moet aandacht hebben
voor zijn mensen, goed kunnen luisteren en de medewerkers als mens waarderen. Ook
zijn enthousiasmeren, goede informatie, bij het beleid betrekken en
verantwoordelijkheid geven en uitstralen zeer belangrijk.
LOYALITEIT VAN WERKNEMERS VOORBEID?
GROEPSGEDRAG EN GROEPSPRODUCTIVITEIT
Mensen gedragen zich individueel heel anders dan in groepen. Binnen de groep
beïnvloedt iedereen, iedereen, waardoor macho of haantjesgedrag kan ontstaan.
Mensen binnen groepen moeten zich voor elkaar bewijzen.
• • • •
Page 49
SYMBOLISCHE BENADERING
Basisprincipes van een effectieve groep: • Bezieling als het echte geheim van
succesvolle teams • Geen bevelen, maar voorbeeldgedrag houdt een team bij elkaar •
Hoe iemand lid wordt van het team • Diversiteit geeft een team voorsprong op de
concurrentie • Rituelen en ceremonies verjongen de geest en versterken de waarde •
De bijdrage van deelnemers aan de informele cultuur staat in geen verhouding tot
hun formele rol • Een eigen taal bevordert samenhang en betrokkenheid • Verhalen
bevatten geschiedenis en waarden: versterken de identiteit vh team • Humor en spel
ontladen spanning en stimuleren de creativiteit
• • • • • •
De behoeften van de Maslow theorie kunnen bevredigd worden door: • Iets te zeggen
hebben en erbij betrokken zijn • Een bepaalde mate van onafhankelijkheid of
autonomie • Geld
MOTIVATIETHEORIE VAN VROOM: DE “INSTRUMENTALITEITSTHEORIE”
Gedrag is instrumenteel voor het bereiken van iets, de mens handelt om een bepaald
doel te bereiken. De sterkte van de arbeidsmotivatie hangt af van: • De voorkeur
om een bepaald resultaat te bereiken • De verwachting dat op eigen kracht te doen
• D verwachting een beloning daarvoor te ontvangen
Page 50
PRAKTISCHE AANBEVELINGEN (OP DE THEORIE VAN VROOM)
7.5 EMPOWERMENT
Dit begrip/concept beoogt nieuwe mogelijkheden en nieuwe energie te
bewerkstellingen d.m.v.: • beïnvloeding van de inzet, het gedrag en de motivatie
van medewerkers • vergroting van de flexibiliteit en effectiviteit
EMPOWERMENT: EEN NIEUWE MANIER VAN AANSTUREN VAN MEDEWERKERS
Page 51
EMPOWERMENT, VOOR JONG EN OUD AANTREKKELIJK
Gesteld wordt dat vooral jonge, hoog opgeleide medewerkers zich aangetrokken
voelen tot bedrijven met een klimaat van decentralisatie, ontbureaucratisering,
afslanking, verzelfstandiging en klantgerichtheid, zich kenmerkend door: • Platte
structuren met korte communicatielijnen; • Ruimte voor creativeit; •
Verantwoordelijkheid delegeren; • Geen hiërarchische structuur, maar gebaseerd
zijn op informele samenwerking en communicatie; • Gericht zijn op het individu; •
Innovatie met de daarbijbehorende veranderingen als belangrijk zien; • Het
bijdragen aan de ontwikkeling van medewerkers. Empowerment gaat over
kennisoverdracht. Dit heeft alles te maken met managementstijl. Medewerkers
moeten: • Op de hoogte zijn van alle belangrijke zaken binnen de organisatie; • De
managementbeslissingen begrijpen en erin participeren of er invloed op uitoefenen;
• Ideeën bijdragen die voor de veranderingen nodig zijn; • Participeren in de
beleidsvorming; • De modernste technologieën en methoden gebruiken, wat ook
bijdraagt aan hun eigen ontwikkeling.
Een aantal aanzetten voor het doorwerken van HRM in het totale organisatiebeleid:
• Grensoverschrijdende benadering • Pluriformiteit in het arbeidsvoorwaardenpakket
• Balans werk en privé • Cultuur als bindende factor • Kwalificatie eisen aan
medewerkers • Een platte organisatiestructuur
TALENONTWIKKELING: ENKELE PRAKTISCHE AANBEVELINGEN
• • • •
Page 52
7.7 ‘HUMAN RESOURCE MANAGEMENT’: CONCEPT EN INSTRUMENTEN
“Human resource” aandacht heeft betrekking op de manier waarop personeel opgeleid,
geselecteerd, ontslagen c.q. gepensioneerd, aangesteld, ontwikkeld, gesalarieerd
en gepromoveerd wordt. En bestrijkt het brede gebied van de menselijk
verhoudingen, waarvoor zowel vanuit technisch – beheersmatige als vanuit
gedragswetenschappelijke achtergrond methoden en systemen ontwikkeld zijn.
HRM: ENKELE KENMERKEN
Page 53
BELONING: PRESTATIE EN/OF VERDIENSTELIJKHEID?
• • • • • • • •
Aantal prestatienormen Vereiste precisie van het werk Beïnvloedbaarheid van het
werk Omvang van de organisatie Meetbaarheid van de prestatie Aard van de
productie: serie, stuk of massaproductie Stijl van leiderschap Individueel of
groepswerk
PRESTATIEBELONING
Voorwaarde is dat de prestatie op enige manier vast gesteld wordt en dat aan die
prestatie een premie gekoppeld kan worden.
CAFETARIAPLAN
Dit plan bepaald niet de hoogte van de beloning, maar biedt de medewerkers de
mogelijkheid het totale beloningspakket op een dusdanige wijze in te delen zodat
dit het beste bij de persoonlijke behoeften aansluit.
INCIDENTELE BELONING
• • •
Het bijwonen van een duur congres Het krijgen van een lunch Het ontvangen van een
diner voor twee personen
GRATIFICATIES EN TANTIÈMES
Deze worden in veel organisaties tegen het eind van het jaar uitbetaald/bepaald en
berust in de meeste gevallen op een vaste afspraak die in de CAO is vastgelegd.
BELONING VAN DE HOOGSTE LEIDING
Werkgevers:
17% 22% 33% 15% 39% 53% 48% 37% 43% 29% 20 30 40 50 60
Werknemers:
17% 22% 21% 33% 34% 34% 36% 37% 44% 51% 20 30 40 50 60
Page 55
7.9 LOOPBAANONTWIKKELING NADER BEZIEN
Loopbaanontwikkeling is onlosmakelijk verbonden met loopbaanplanning. Zonder een
dergelijke planning ziet je toekomst na een studie of binnen en bedrijf heel
onzeker uit. Hierna zijn divers manieren van loopbaanontwikkeling/-planning na te
lezen, inclusief duidelijke schema’s.
CARRIÈREPADEN IN PLATTE ORGANISATIES: ‘HORIZONTAAL OMHOOG’
Page 56
HOOFDSTUK 8: LEIDINGGEVEN BINNEN EEN ORGANISATIECULTUUR 8.1 ONDERNEMEN,
LEIDINGGEVEN EN MANAGEN
ONDERNEMERSCHAP
Het geheel van acties, gedachten en mentaliteit dat zich richt op het bewust
aanvaarden van risico’s bij het aanbieden van diensten of producten, veelal met de
kennelijke bedoeling “winst” te maken noemt met ondernemerschap.
LEIDERSCHAP
Het creëren van een gemeenschappelijk gevoel voor richting bij medewerkers hoort
bij leiderschap. Er wordt een brug geslagen tussen ondernemende plannen en het
uitvoeren daarvan.
MANAGEMENT
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Wees proactief Begin met het doel voor ogen Belangrijkste zaken eerst Denk ik
termen van win-win Probeer eerst te begrijpen, en dan begrepen te worden Werk
synergetisch Blijf jezelf vernieuwen Zoek je innerlijke stem en inspireer anderen
deze te vinden
• • • • • • • • • • • • • •
moedig zijn leermeester zijn loyaal zijn houdt van mensen betrouwbaar zijn tactvol
zijn heeft zelfvertrouwen kijkt over de grenzen eerlijk zijn optimistisch zijn
consequent zijn heeft bestuurskracht bescheiden zijn heeft ambitie
Vaardig zijn en kunnen omgaan met mensen is een vereist van de moderne managers,
die een bijdrage leveren aan de toekomst van vele organisaties.
Deze leiders geven leiding op een manier waarin hun wil wet is, uitoefening van
controle en “bedreiging” met sancties zijn heel normaal.
PARTICIPATIEF LEIDERSCHAP
Deze leiders hebben inhoudelijk een hele andere opvatting over de rol van een
leider. En gaan ervan uit dat de doelstellingen van de medewerkers en de
organisatie meer overeenkomsten dan tegenstellingen met elkaar hebben.
Page 58
“THEORIE X” EN “THEORIE Y” (VAN MCGREGOR)
Wil je als organisatie vaststellen welk type leider in de toekomst geschikt is,
dan is het belangrijk te begrijpen in welke richting het sociale leiderschap zich
ontwikkeld en hoe de organisatie zich ontwikkelt., twee te signaleren bewegingen:
• de ontwikkeling van het regelen van bovenaf naar overleg. • de ontwikkeling van
improvisatie naar ordening. Bij de volgende typen is één leider onder te brengen:
• Autoritair – improviserend type → de autocraat • Autoritair – ordenend → de
bureaucraat • Democratisch – improviserend type → de charismatische leider •
Democratisch – ordenend → de manager van de toekomst
STIJL(EN) VAN LEIDINGGEVEN: VERSCHILLENDE BENADERINGEN
Wat was belangrijk bij het onderscheid tussen een goede en slechte leider?: •
Intellectuele eigenschappen • Fysieke kenmerken • Persoonlijkheidskenmerken
Tegenwoordig is bekend dat het niet mogelijk is een absolute uitspraak te doen
over één effectieve manier van leidinggeven. Het is gebleken dat vele combinaties
effectief en efficiënt bleken.
HERSEY EN BLANCHARD: SITUATIONEEL LEIDERSCHAP
Page 59
8.5 BEÏNVLOEDING VAN MENSELIJK GEDRAG
MOTIVEREN VAN ANDEREN MACHTS- EN GEZAGSBRONNEN BIJ GEDRAGSBEÏNVLOEDING
Page 60
8.6 STIJL VAN LEIDINGGEVEN EN CONFLICTHANTERING
• • • • • Doordrukken / forceren Vermijden / ontlopen Toegeven / aanpassen
Compromis zoeken / concessies doen Exploreren / samenwerken
De eerste functie van een organisatiecultuur is het verschaffen van vaste patronen
voor externe en interne afstemming en aanpassing. Een tweede fucntie ishet
verminderen van onzekerheid bij confrontatie met nieuwe situaties. Deze twee
functies worden vormgegeven door hoe de leiders ooit problemen hebben opgelost en
hoe zij betekenis hebben gegeven aan gebeurtenissen. Cultuur verandering is een
voorwaarde om strategische vernieuwing te realiseren en een organisatiestructuur
anders te laten functioneren
CULTUURDIAGNOSE
Taakcultuur
Machtscultuur Hoog
Laag
Rolcultuur
Laag
Samenwerkingsgraad
CULTUURBEÏNVLOEDING: LEIDERSCHAP EN INSTRUMENTEN
Page 62
HOOFDSTUK 9: OPERATIONELE PLANNING EN CONTROLE 9.1 PLANNING EN BUDGETTERING
Planning is het systematisch voorbereiden en op elkaar afstemmen van beslissingen,
gericht op het toekomstige realiseren van doeleinden. Globale totaalplanning en
strategische planning zijn er voor het plannen van de toekomstige
bedrijfsontwikkeling. Maar naast deze planning is er deelplanning nodig voor de
diverse functionele afdelingen. Deelplanning is vooral gericht op de uitvoering op
korte termijn. Beheersing van processen door planning Alle planning bestaat uit de
volgende drie basiselementen: 1. Informatie 2. Normen 3. Plannen (als meervoud van
plan)
PLANNEN VOOR FUNCTIONELE GEBIEDEN EN AFDELINGEN
Eerst en vooral is budgettering een belangrijk middel bij het leiding geven. D.m.v
budgettering wordt planning vertaald in dagelijkse taakstelling voor medewerkers
in verschillende functionele afdelingen als: • Marketing en verkoop • Productie •
Inkoop • Research en ontwikkeling • Financiën • Personeel De samenhang tussen
soorten budgetten:
Operationele budgetten Liquiditeits budget Kapitaal bugetten
Page 63
BUDGETTERING EN HET GENERALE OF MASTERBUDGET
Kapitaalinvesterigsbudget
• • • •
Bezinning op de toekomst, op het te voeren beleid Een middel tot overdragen van
het beleid aan lagere niveaus Middel om medewerkers te motiveren hun taken zo goed
mogelijk te doen Voor hogere leiding ’n controle middel de uitvoering van het
beleid te toetsen.
• • • • • • •
Page 64
9.2 BESTURING VAN ACTIVITEITEN
Alle activiteiten in de richting gestuurd van de doelstellingen is wat men wil
bereiken in organisaties. Het is dus noodzakelijk plannen verder uit te werken in
actieplanning voor functionele deelgebieden.
Normplanning Uitvoering
• • • •
MANAGEMENT BY OBJECTIVES
• • • •
Page 65
9.4 BEHEERSING VAN TIJD: PROJECT OF NETWERKPLANNING
Er bestaan twee soorten planning: • Periodeplanning • Project of- netwerkplanning
Het doel van netwerkplanning is het vaststellen van de benodigde doorlooptijd voor
een project en eventuele verkorting daarvan. Netwerkanalyse is een techiek om de
uitvoering van doorgaans grote en complexe werken te pannen, resulterend in een
tijd- en kostenbeheersing.
KWALITEITSKOSTEN EN ‘VALUE CHAIN’ ‘LEAN’ SIX SIGMA: HET BESTE VAN TWEE WERELDEN
SIX SIGMA: NIEUWE STRATEGIE VOOR RESULTAATVERBETERING DMAIC-CYCLUS: SIX SIGMA-
METHODOLGIE VOOR PROCESVERBETERING SIX SIGMA: COMBINATIE VAN OUDE EN NIEUWE
METHODES INVOERING VAN INTERGRALE KWALITEITSZORG KNELPUNTEN BIJ INVOERING VAN
INTEGRALE KWALITEITSZORG
MANAGEMENT:
KWALITEITSPROBLEMEN
OPLOSSEN
EN
VERBETERINGEN
Page 67
OPERATIONEL EXCELLENCE
1.
Financiën
Zie: pag521, fig10.1, pag522 fig10.12.. Grondslagen van het Management, Keuning
KENGETALLEN EN PERIODIEKE REGISTRATIE
Zie ook: pag 523, figuur 10.13. Grondslagen van het Management, Keuning
BEDRIJFSTAKGEMIDDELDEN
Page 68
9.8 PRESTATIEMETING: FINANCIËLE EN NIET – FINANCIËLE INDICATOREN
TRADITIONELE PRESTATIEMETING
• • • • •
Dit dilemma is het dilemma van tijdigheid versus nauwkeurigheid. Zie ook: pag 533,
figuur 10.16. Grondslagen van het Management, Keuning
MANAGEMENT CONTROL IN NON-PROFITORGANISATIES BEOORDELING VAN DE GEHELE
ORGANISATIE: EFQM-MODEL GERICHT PRESTEREN MET INK
9.9 BIJSTURING
Blijkt uit de controle dat tussen norm en uitvoering afwijking bestaat, dan moet
ofwel de norm, ofwel de uitvoering bijgestuurd worden, de keuze is aan de manager.
Page 69
HOOFDSTUK 10: PROCESBEHEERSING EN -HERONTWERP 10.1 INFORMATIE EN CONTROL
Informatie: de naar een bepaald gezichtpunt geordende gegevens of date. Gegeven:
elke voorstelling die een betekenis heeft of kan hebben. Gegevens worden pas
informatie als die als zinvol worden beleefd. Er zijn verschillende soorten
informatie: • Formele informatie • Informele informatie • Strategische informatie
• Tactische informatie • Operationele informatie
INFORMATIEVOORZIENING, CONTROLE EN CONTROL
Page 70
MANAGEMENTINFORMATIE
Page 71
DIENSTVERLENING: OMVORMING VAN KENNIS IMMATERIËLE PRODUCTEN
Page 72
INTERNE MILEUZORG
Het management van Human Resources omvat de manier waarop personeel geselecteerd,
aangesteld, ontwikkeld, opgeleid, gesalarieerd, gepromoveerd, gepensioneerd c.q.
ontslagen wordt.
Page 73
FINANCIEEL PROCES EN INFORMATIEVOORZIENINGPROCES
Elk functioneel gebied heeft zijn eigen Functionele Informatiesysteem (FIS). Dit
FIS is ingedeeld in de volgende onderdelen: • Strategische planning • Tactische
planning • Operationele besturing • Transacties
Verwachtingen
Uitkomsten
Page 74
10.4 INFORMATIE – EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE
In het geïntegreerde gebruik van geavanceerde technologie om de verschillende
activiteiten van een organisatie te koppelen, ligt de essentie van ICT.
STRATEGISCHE BETEKENIS VAN ICT
• • •
Page 75
10.5 PROCESHERONTWERP
Marketing
Productie
Welke oriëntatie bij de organisatie past is belangrijk, want die bepaalt wat
internet wel of niet kan doen. Het kiezen van een effectieve internetstrategie is
geen automatiseringsprobleem, maar vergt een afgewogen benadering.
E-BUSINESS: GEÏNTEGREERDE MANAGEMENTBENADERING VEREIST
E-business
Verbetering van het presteren van de organisatie door: • Toepassingen van nieuwe
technologieën in de waardeketen om transparantie te verkrijgen • Verbinding van
waardeketens tussen bedrijven en bedrijfstakken; en tussen bedrijven en
consumenten Met als resultaat: • Verbetering van dienstverlening • Verlaging van
kosten • Toegang tot nieuwe kanalen Leidend tot herdefiniëring van het
concurrentieveld.
Page 77