Professional Documents
Culture Documents
Hoofdstuk 6
Procestheorieën: hoe verloopt het proces van motivatie (hoe werkt het)
Inhoudstheorieën
Scientific Management: organisaties rationeel naar het evenbeeld van een machine ontwerpen.
Theorie X van McGregor: men ging er van uit dat mensen door geld wel zo gemotiveerd zouden
worden dat ze zich alleen met de taak in kwestie bezig zouden houden.
Maslow
- vijftal basisbehoeften
Behoeftehiërarchie van Maslow. Om in behoeften op een hoger niveau te voorzien, moet je eerst aan
de behoeften op een lager niveau zijn voldaan.
Herzberg: wat maakt de een wel en de ander niet tevreden op het werk?
Van de universele theorieën naar het benadrukken van verschillen tussen mensen
- Prestatiebehoeften
- Behoeften aan sociaal contact
- Behoeften aan macht
Edgar Schein
Prestatiebeloningen werken volgens Vroom alleen als er aan de volgende voorwaarden is voldaan
Sinds men weet dat de arbeidsmotivatie per persoon kan verschillen, zie je dit ook terug in de manier
waarop bedrijven hun medewerkers aansturen en begeleiden.
1. Distibutieve rechtvaardigheid
o Vergelijken met anderen (krijg ik genoeg ten opzichten van anderen..?) Het verschil is
aanleiding voor bewegen
o Beweging groter naarmate men het verschil als groter of onbillijk ervaart
o Evenwicht herstellen door
Meer opbrengsten te krijgen
Minder te doen
Zoeken naar een nieuw evenwicht
2. Procedurele rechtvaardigheid
- Worden de opbrengsten van de organisatie eerlijk verdeeld?
o Nee? Dit kan gedrag en dus prestatie beïnvloeden, mensen kunnen hierdoor minder
hun best gaan doen
Bijvoorbeeld: bonussen van organisaties die erg hoog zijn en die in de krant
komen te staan, is dit eerlijk?
Wanneer een organisatie wil dat zijn medewerkers gemotiveerd zijn, moet de organisatie er volgens
Adams dus voor zorgen dat de beloningen eerlijk en rechtvaardig geregeld zijn.
Een psychologisch contract is niet anders dan verwachtingen die de werkgever heeft van de
werknemer en omgekeerd; de verwachtingen over wat de ander moet doen, moet weten, moet
kunnen ect.
Verschil met de theorie van Vroom is dat daar beloningen een veel belangrijkere rol spelen bij de
motivatie van medewerkers. Locke en Latham sluit wat dat betreft meer aan bij die van Adams: als
mensen zich onrechtvaardig behandeld voelen, dan kan dat leiden tot minder tevredenheid, en
zullen ze zich minder inzetten en minder betrokken voelen.
- Doelen die men aan werknemers stelt uitdagend, specifiek en haalbaar moeten zijn
- Feedback over het werk en de prestaties belangrijk is
- Belonen en beoordelen als manieren om mensen te motiveren niet heel goed werkt – sterker
nog, wanneer belonings- en beoordelingssystemen niet rechtvaardig zijn, zullen ze de
medewerkers eerder demotiveren dan motiveren
Zelfbeschikkingstheorie Ryan en Deci: een mengsel van voorgaande theorieën
3 natuurlijke basisbehoeften
De zelfbeschikkingstheorie wijst op het belang van de mensen om verbonden te zijn met anderen.
Wel is de wijze waarop dit gaat evenzeer van belang. Intrinsiek goed gemotiveerde medewerkers
kunnen ongemotiveerd raken wanneer de verkeerde signalen afgegeven en/of de verkeerde prikkels
woerden toegediend.
Met het AMO-model wordt een verbinding gemaakt tussen werving en selectie én het opleiden en
ontwikkelen van medewerkers (abilities)
Het AMO-model relateert HRM aan de kerntaken van de organisatie. Het biedt een referentiekader
voor de beoordeling en vormgeving van HRM en daarmee komen we op de bijzondere toepassing
van dit model in HRM. Dit denken is gebaseerd op de Organisationel Citizenship Behaviortheorie,
waarin betrokkenheid gezien wordt als een belangrijke graadmeter voor motivatie.
Betrokkenheid van medewerkers – meer dan motivatie alleen – is een belangrijke factor in het succes
van de organisatie (Allen & Meyer).
‘Extra rol’ gedrag: het gaat hierbij om activiteiten van werknemers buiten hun taakomschrijving om,
die ook bijdragen aan de welvaart van de organisatie (‘Go for the extra mile for the organization’)
6.3 Verwachtingenmanagement: het psychologische contact
Uit onderzoek van Van Hoof komt naar voren dat er vijf soorten arbeidsoriëntatie zijn:
Uit onderzoek blijkt dat werkgevers wel eens denken dat medewerkers andere dingen belangrijker
vinden in hun werk. Zo leggen werkgevers valer de nadruk op extrinsieke werkbehoeften. Er zijn niet
alleen verschillen tussen wat medewerkers willen, maar soms ook tussen de organisatie en de
medewerker. Het is van belang de wederzijdse verwachtingen goed op elkaar af te stemmen.
Functiecontacten in plaats van tijdcontracten zijn afspraken over het resultaat dat een medewerker
moet behalen, in plaats van afspraken hoe laat en wanneer ze aanwezig moeten zijn op het werk.
Naast de arbeidsovereenkomst, waarin allerlei zaken officieel en volgens bepaalde regels zij
opgeschreven zodat iedereen weet waar hij zich aan moet houden, zijn er nog allerlei
onuitgesproken verwachtingen. We spreken daarom van psychologische contracten tussen een
werkgever en medewerker, ook wel van een derde contract (naast de cao en de individuele
arbeidsovereenkomst).
Bij transactionele contracten is de ruil (de transactie) beperkt van aard: de medewerker krijgt loon
voor een bepaald soort arbeid dat hij binnen een bepaalde tijd af moet hebben.
Bij een relationeel contract is de ruil ingewikkelder en vooral uitgebreider. Zowel de werkgever als de
werknemer verwachten dat de relatie tussen hen beide zich in de loop van de tijd verder zal
ontwikkelen. In de praktijk betekend dit dat de werknemer bij dit soort contracten verwacht dat hij
scholings- en ontwikkelingsmogelijkheden zal krijgen. En de werkgever verwacht van de werknemen
dat hij zich meer wil inzetten voor zijn werk dan hij officieel zou moeten doen.
Arbeidsrelaties zijn steeds vaker verschillend: arbeidsrelaties gaan steeds meer soorten en maten
krijgen en daarmee verandert niet alleen de inhoud van het klassieke psychologische contract, maar
zijn daar inmiddels ook verschillende soorten en maten van. Dat betekend ook dat organisaties niet
iedere medewerker op dezelfde manier moeten benaderen.
Idiosyncratic-deals of I-deals betreft de maatwerkafspraken die een individuele werknemer kan
maken met de werkgever.
Leiderschap en motivatie
- Transactioneel
o Ruilrelatie (ik organiseer dit, dan doe jij dat)
o Interventies gericht op gedrag
- Transformationeel: bied waar de medewerker behoeften aan heeft
o Inspirerende interventies