Professional Documents
Culture Documents
2021-2022
1. Het Individu
Persoonlijkheid: Is de combinatie van psychologische kenmerken waarmee een persoon
getypeerd kan worden.
1.1 Ennegram
9 persoonlijkheidstypen typen en drie soorten intuïties.
1. Perfectionist
2. Helper (gever)
3. Presteerder (Succesvolle werker)
4. Individualist (romanticus)
5. Observeerder (Waarnemer)
6. Loyalist (Scepticus)
7. Optimist (Levensgenieter)
8. Leider (Baas)
9. Bemiddelaar
Hoofdtypen “denken” 5,6,7.
Harttypen “Voelen” 2,3,4.
Buiktypen “Fysiek Beleven” 8,9,1.x
creativi chaos
teit
Bureaucra Discipl
tie ine
Dissatisfiers:
Hygiënefactoren, indien
aanwezig motiveren ze niet.’
- Werk extrinsieke
factoren als
werkomstandigheden
en salaris. (Korte
termijn prikkel)
- Indien afwezig leiden ze
tot ontevredenheid
1.6 Motivatie van
Herzberg
1.7 Theorie van Alderfer: ERG (gebasseerd op maslow)
- Verwachting: is de inschatting dat een inspanning zal leiden tot een goede prestatie.
- Instrumentaliteit: is de verwachting dat een goede prestatiezal leiden tot gewenstee
uitkomsten
- Waarde: is de aantrekkelijkheid van de uitkomst voor een persoon
Voorbeeld
- Verwachting
Als ik hard ren, haal ik dan de bus?
- Instrumentaliteit
Als ik de bus haal, ben ik dan op tijd voor mijn sollicitatiegesprek of college?
- Waarde
Hoe belangrijk vind ik het sollicitatiegesprek of college?
Motivatiesterkte = Verwachting*Instrumentaliteit*waarde
10 * 10 * 10
0 * 10 * 10
10 * 0 * 10
-Langetermijnprikkel.
Werk extrinsieke motivatie heeft betrekking op de ‘opbrengsten’ die met het werk worden behaald
-Kortetermijnprikkel
1. Bonussen
2. Winstdeling
3. Aandelenoptieregeling
“Een grotere beloning leidt tot een mindere prestatie, als die prestatie niet alleen puur fysiek is”
Autonomie: Zelf mogen bepalen wat je doet, hoe je iets aanpakt of oplost
Purpose: alleen profit is niet motiverend genoeg, er moet meer zijn, iets om trots op te zijn.
AMO-Theorie
Ability
Motivation
Opporunity
Psychologische en lichamelijke situatie die ontstaat wanneer aan een persoon eisen worden gesteld,
waaraan hij niet kan voldoen.
Stress
Stress als toestand en als proces:
- Toestand: de psychologische en lichamelijke situatie die ontstaat wanneer aan een
persoon eisen worden gesteld waaraan hij niet kan voldoen.
- Proces: Lichamelijke, psychologische en sociale veranderingen die samenhangen met
de stresstoestand.
Oorzaken werkstress:
1. Tijdsdruk
2. Te lange werkdagen
3. Te veel werk
4. Relatie met personen
5. Niveau van de medewerkers
Stresspreventie (organisatiegerichte wijze van aanpak)
1. Veranderingen in de structuur
2. Veranderingen van de beloningsstructuur.
3. Verduidelijking van de verwachtingen die de organisatie heeft van de werknemer.
4. Verbetering van de individuele mogelijkheden en de eisen die het werk stelt.
5. Training van het management in mensgericht leidinggeven
6. Verbetering van de communicatie
7. Personeelsvoorzieningen
Burn-out
Burn-out is een specifieke vorm van stress; een langdurig verwaarloosde
overspannenheid.
Kernbegrippen bij burn-out:
- Emotionele uitputting
- Depersonalisatie
- Gevoelens van afnemende competentie
Oorzaken van een burn out
- Werk gerelateerd, zoals interpersoonlijk contact, rolconflicten, rolambiguiteit en
roloverlading.
- Persoonlijke kenmerken, zoals biografische kenmerken, hoge verwachtingen,
loopbaanprogressie en sociale ondersteuning.
- Kenmerken van de organisatie, zoals het ontbreken van positieve feedback.
Persoonlijkheid:
Enneagram, MBTI, BIG 5, kernkwadranten
Motivatie:
Maslow, Herzberg, Alderfer, Vroom
Stress en overbelasting:
Michigan, Karasek
2. Groepen & teams
Definitie
Groepen: Twee of meer mensen die bewust met elkaar samenwerken om bepaalde doelen
te realiseren
Functies:
1. Doelen halen, zelfsturing
2. Bescherming bieden
3. Informatie geven en krijgen
4. Levert identiteit en status
Groepscohesie
Cohesie = de mate van saamhorigheid (hoe hangt dit samen met prestatie?)
Group Think
Door zelfoverschatting (‘het gaat toch goed zo?”) kortzichtigheid (‘dat hebben we nu
eenmaal de vorige keer besloten) en/of groepsdruk (“doe toch niet altijd zo moeilijk”)
Het kan ook contraproductief werken: we vinden elkaar zo aardig binnen de groep, dat we
geen kritiek meer (durven) uiten.
Groepsnormen
Groepsnormen zijn ongeschreven regels die bepalend zijn voor groepsgedrag binnen een
groep.
Afwijkend gedrag (voordeel of nadeel)?
Voordeel: bijstelling normen in de groep (roken kan echt niet meer als bv. een niet-roker in
de groep komt.
Nadeel: Persoon wordt buiten de groep gezet, omdat hij niet rookt.
2.2 Groepskenmerken
Caple onderscheidt vijf fasen in groepsontwikkeling.
1. Vorming van een groep: elkaar leren kennen en aftasten (verzameling van
individuen: werkgroep)
2. Stormen/Verzet in de groep: Ontstaan van conflictsituaties (beginnende groep:
Pseudogroep)
3. Normering in de groep: zoeken naar overeenkomsten (gevorderde groep)
4. Prestatie in de groep: Alles is nu gericht op samenwerking (effectieve groep: “echt”
team)
5. Beëindiging van de groep: doel is behaald en de groep gaat uit elkaar. (topteam)
Ontwikkelingsfasen worden in de praktijk niet altijd “mooi” doorlopen. (dit kan heen en
weer gaan)
2.3 Groepsmanagement
Hierbij gaat het om hoe je het beste een team kan samenstellen en op welke wijze teams
succesvol kunnen zijn.
Vier benaderingen:
1. Belbin team roles
2. Persoonlijkheidsstijlen
3. High performance teams
4. Realdrives (drijfveren)
Belbin teamrollen en teamcondities
De teamrollen van belbin is een
veelgebruikte methode binnen
organisaties om zicht te krijgen op
de verschillende “kleuren” in het
team.
2.4 Realdrives
Organisatiecultuur
Internationale cultuur
Definitie
Cultuur: De collectieve mentale programmering die de leden van één sociale structuur
onderscheidt van de andere.
De cultuur van een sociale structuur is het geheel van waarden, normen, attitudes en
vormen van gedrag die algemeen aanvaard zijn en doorgegeven worden.
Cultuur: Een patroon van aangeleerde, veelal gedeelde, basisveronderstellingen die het
gedrag beinvloeden.
In een werkgericht cultuur ervaren mensen een sterke werkdruk. In hun ogen is de organisatiealleen
maar geinteressseerd in de prestaties van haar werknemers, niet in hun persoonlijk welzijn of dat
van hun gezin. Belangrijke beslissingen worden genomen door indiciduen.
Mensen uit proffessionele culturen vinden daarintegen dat hun prive-leven hun eigen zaak is. Zij zien
de organisatiemensen alleen selecteren op hun capaciteiten ook zij denken ver vooruit.
Mensen in gesloten systemen vinden haar leden gesloten en gereserveerd. zelfs tegenover de eigen
mensen. Alleen heel speciale mensen passen er en het kost nieuwe werknemers minstens een jaar
voor ze zich thuis voelen.
Normatieve eenheden zien hun taak tegenover de buitenwereld als het toepassen van
onaantastbare regels. In normatieve eenheden ligt de nadruk op het correct volgen van de in de
organisatiegeldende procedures. Die zijn belangrijker dan resultaten. Ze wijzen zichzeelf hoge
normen op het punt van de ethiek toe.
Machtscultuur: kleine tot middelgrote bedrijven met één absoltue baas. Weinig regels en
procedures: Informeel.
Persoonscultuur: Organisaties met veel zelfstandige werkende medewerkers.
(superspecialisten, proffessionals).
Taakcultuur: Organisaties die veelal aan meerdere projecten werken, en organische
kenmerken hebben zoals gespreide macht en individuele professionals.
Rolcultuur: Grote bureaucratische bedrijven met mechanische kenmerken zoals: stabiliteit,
zekerheid en invloed door positie.
Cultuurtypologie – Beroepscultuur
Bureaucratische cultuur is gebasseerd op rationaliteit door regele en procedures
(bijvoorbeel overheidsinstellingen)
Ambachtelijke cultuur hangt samen met de maatschappelijke functie en kenmerkt zich door
een sterke interne orientatie. (hangt samen met bureaucratische cultuur)
Professionele cultuur Individuele organisatieleden zijn hier het middelpunt (bijvoorbeeld
advocatenkantoor)
Commerciële cultuur Centraal staat de markt en/of de klant.
(bijvoorbeel ING)
Nationale en internationale cultuur
3.8 Cultuurdimensies hofstede
Kleine machtsafstand
Afhankelijk van elkaar. Als gelijke behandelt. Plattte organisaties. Men raadpleegd elkaar.
Grote machtafstand
Wie macht f=heeft heeft gekijk e is goed. Machtigen mogen meer. Geven opdrachten.
Gehoorzaamheid en respect.
Individu belangrijk
Eigenbelang. Indiciduele belangen boven collectieve belangen Het gaat om mijn ambities en
prestaties. Daarmee kom ik hogerop Een misstap leidt to schuldgevoel en verlies van
zelfrespect. Prestaties belangrijker dan relaties
Collectief belangrijk
Het gaat om het belang van de groep. Collectieve belangen boven idividuele belangen.
Priveleven ondergeschikt aan groepsleven. Relaties belangrijker dan prestaties. Harmonie
en consensus als idealen. Een misstap leidt tot schaamte en gezichtsverlies voor jezelf en
voor de hele groep.
Masculien
Assertief, hard en op materieel succes gericht. En vrouwen zijn teder en op emoties gericht.
mannen zijn de baas, vrouwen ondergeschikt. Repressieve samenleving. Groot is mooi en
veel is lekker. Werken om te leven. In publieke ruimtes alndere regels voor mannen dan
voor vrouwen. Vader en moeder streiden om gelijk vader gaat om feitene, moeder om
emoties.
Feminien
Vrouwen mogen dezelfde rollen als mannen hebben bijvoorbeeld in het leger, bij de politie,
regering. Tolerante samneleving. Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet. Leven om te
werken. In de publieke ruimte gelden dezelfde regels voor vrouwen en mannen. Vader en
moeder onderhndelene en houden zich beiden met emotionele zaken bezig.
Mildheid (indulgence)
De mate waarin mensen hun verlangen en impulsen te beheersen. Gaat gepaard met jhet
niveau van sociale controle in een samenleving. Mensen in samenlevingen met een zwakke
controle realiseren hun impulsen en verlangens met betrekking tot genieten van het leven.
Meer belang aan vrije tijd, en geven geld uit zoals ze willen.
Terughoudend (Restraint)
Wanneer er binnen een samenlevng sprake is van sterke contole dan zijn mensen in ddie
smanelving. Terughpoudnend. Bevrediging van behoeften wordt onderdrukt en gereguleerd
door middel van strikte sociale normen.
4. Leiderschap
Wat is je aanpak?
Manager: ik dwing gehoorzaamheid af door middel van belonen en straffen.
Leider: ik oogst bevlogenheid door mensen met hart en ziel te overtuigen.
Concluderende vuistregel
Manager: Dingen managen zorgen dat ze moeten
Leider: Mensen leiden zorgen dat ze willen
4.1 Managementniveaus
Groei van organisatie leidt tot een scheiding tussen uitvoerende werkzaamheden en
leidinggeven. (hierarchische niveaus)
Topmanagement: Is verantwoordelijk voor de algehele leiding.
Middenmanagement: Stuurt activiteiten aan van het lager managemnt/ de uitvoerende
medewerkers (kan bestaan uit meerdere hierarchische lagen)
Lager management: Is het laagste niveau van leidinggeven (afdelingmanagers)
Belangrijke eigenschappen directeur (hoger management)
- Inspirator
- Creatief
- Initiator
- Great communicator
- Etisch besef
- Politicus
Taken van het middenmangement
- Leidinggeven en aansturen van activiteiten
- Nemen van operationele beslissingen
- Doorgeven info top-down en bottom-op
- Plannen
- Organiseren van werkzaamheden
- Motiveren van medewerkers
- Onderhuden van interne en externe contacten
- Rapporteren
- Genereren van business
Middenmanagement zit altijd tussen tweee vuren. Stelt hoge eisen aan de competenties
van het middenmanagement.
Middenmanagement heeft sleutelpositie in het doorvoeren van veranderingen.
Participerend leiderschap
Neemt middenpositie in tussen autoritair en democratisch leiderschap.
Democratisch leiderschap
Groep neemt de beslissingen.
inspraak mederwerkers >>>> Veel
Autoritair leiderschap leidt op korte termijn tot de hoogste prestaties bij medewerkers.
Invloed van participatief en democratisch leiderschap:
- Gemotiveerde en initiatiefrijke medewerkers
- Zelfstandigheid van medewerkers neemt toe
- Minder agressie in de organisatie
- Bevordert teamwork
Dimensie Leiderschapsstijl
1.1 9.1 1.9 5.5 9.9
Productiviteit Laag Hoog Laag Matig Hoog
Communicatie Oppervlakkig Eenrichting Intensief Zorgzaam open
Houding t.o.v. Nauwelijks Dirigerend Positief Luisterend Prettig
medewerkers betrokken
Motivatie Nauwelijks Door straf Groot Matig Zeer groot
en angst
Houding T.o.v. onverschilligheid negeren Niet Oplossen Oorzaken
Fouten wegnemen
Niet bekwaam/niet bereid – niet bekwaam/wel bereid – wel bekwaam/niet bereid – wel
bekwaam/ wel bereid.
X-as is richtlijnen geven
(mate van
taakgerichtheid)
Y-as is ondersteuning
geven (mate van
relatiegerichtheid)
5. Organisatieverandering
Weerstand: Om een verandering binnen en organisatie door te kunnen voeren moet ten
eerste aan verschillende voorwaarden voldaan zijn.
Wanneer je één of enkele voorwaarden mist, is er kans op slagen kleider en de kans op
weerstand groter
5.2 Weerstand
Individuele redenen:
- Symbolische betekenis
- Selectieve aandacht
- Veiligheid
- Veranderschok
- Afhankelijkheid
Symbolic meaning: voordelen zoals een auto van de zaak of een eigen kantoor zijn
‘symbolen’ die voor de individu een bepaalde status geven. Wanneer een verandering
vraagt om deze voordelen weg te nemen , zal bij het individuweerstand onstaan omdat dit
ook een bepaalde ‘status’weghaald.
Change Schock: Veranderschock. Een verandering brengt onzekerheid met zich mee , angst
voor het onbekende . ik heb het altijd zo gedaan, maar nu moet het anders, ik weet niet
hoe.
Selectieve aandacht: Mensen geven aandacht aan die dingen die passen binnen hun
referentiekader. Ze willen de wereld zo zien, dat het past binnen hun referentiekader. iets
dat afwijkt, verandering, past daar niet binnen en geeft weerstand.
Afhankelijkheid: Wanneer mensen afhankelijk zijn van elkaar, en een veranderingzou deze
mensen uit elkaar halen, zal hun gevoel van zekerheid ook verdwijnen.
Zekerheid: “vroeger was alles beter”mensen kijken soms terug naar tijden waarin dingen
duidelijk, helder en zeker waren. Dit geeft een gevoel van zekerheid en rust hierin.
Verandering laat al deze factoren schudden laat ze mogelijkerwijs verdwijnen.
Groepsredenen
- Misinformatie
- Eerdere afspraken
- Te vastberaden
- Organisatiestructuur
- gemaakte investeringen
- Nauwe focus van veranderen
Misinformatie: Wanneer informatie open is voor interpretatie, kan er ook misinterpretatie
ontstaan. Ook roddelen valt hieronder.
Organisatiestructuur: Een bureaucratische structuur geeft zekerheid, consistentie en
voorspelbaarheid.
Eerdere afspraken: zeggen wellicht iets over hoe een en ander te doen, wat wellicht anders
moet door verandering. Eerdere afspraken geven daarmee mogelijkrwijs restricties aan de
afspraken die in de toekomst gemaakt kunnen worden.
Gemaake investeringen: Waarin eerder al is geinvesteerd (bijv. gebouwen en systemen)
geeft restricties aan wat in de toekomst mogelijk is.
Over-bepaald: vaste systemen en procedures die controle geven aan wat er in de
organisatie gebeurt geeft ook beperkingen aan veranderbaarheid.
Nauwe Focus: Focus alleen op dat deel van de organisatie die direct betrokken is bij de
verandering. Maar vaak gaat de impact veel verder. Belangrijk om ook andere onderdelen
mee te nemen.
5.3 Weerstandperspectief
5.5 Rouwcurve
5.6 Type veranderingen (Change matrix)
Scale of impact: Hoe impactvol is de verandering (breekbaar & Vormbaar)
Degree of planning: in hoeverre verandering gepland is.
Crisis: grote impactvolle verandering die niet gepland. (fabriek die afbrand, corona)
Surprise: Een kleine verandering die niet gepland is. (Griep epidemie, renteverandering,
subisisdieregels veranderen).
Strategic: grote impactvolle verandering die gepland is (Fusie, Overname, reorganisatie).
Incremental: Een kleine verandering die gepland is (verbetertraject, productieanalyse en
verbetering opleidingstraject aanbrengen in de organisatie)
Organisatieveranderingsmodellen
Een organisatieveranderingsmodel is een denkraam voor de analyse. Een middel om
structuren en of patronen te analyseren om te komen tot sturings of controlemechanismen
om veranderingen te begeleiden en weerstand te verlagen.
Ontwikkelen kennis en
vaardigheden: Het is
mogelijk ookal zijn we heel
ervaren: “You can teach a
dog new tricks”
Creeren van begrip en overtuiging: Ik begrijp wat er van me wordt gevraagd, het is logisch.
Versterken met behulp van formele mechanismen: Ik zie dat onze structuren, systemen de
verandering die van mij gevraagd wordt ondersteunen.