Professional Documents
Culture Documents
Leerdoelen
1.De student heeft inzicht in de bedrijfskundige (integrale) aspecten van een bedrijf en de wijze
waarop organisaties werken. De student herkent de multidisciplinariteit en interdisciplinariteit van
bedrijfskunde en weet de rol van een bedrijfskundige hierin.
2.De student heeft inzicht in de algemene richtingen van en methoden voor het uitvoeren van een
bedrijfsstrategie en vormt zich een beeld bij de haalbaarheid en geschiktheid van een strategie.
3. De student heeft inzicht in de vormen en criteria van sturing van bedrijfsprocessen en de rol van
informatiemanagement hierin.
4. De student weet psychologische gedragsaspecten van mensen in de uitvoering van een bedrijf te
benoemen en krijgt inzicht in de rol van (groep)besluitvormings- en communicatieprocessen en
inzicht in de rol van leiderschap hierin.
*Bedrijven zonder winstoogmerk (Non-Profit): Deze streven naar levering van goederen en/of
diensten voor algemeen nut tegen de laagst mogelijke prijs.
*Bedrijven met winstoogmerk (Onderneming): Dat betekent dat de bedrijven op eigen kracht een
opbrengst voor hun producten/diensten wil realiseren die hoger is dan de kosten voor het maken en
leveren ervan.
De bedrijfskunde gaat echter meestal uit van de zogenoemde Going-concerngedachte. Dat wil
zeggen: Je gaat bij het nemen van managementbeslissingen altijd uit van de continuïteit van het
bedrijf (ongeacht de eventuele overdracht van de eigendom van het bedrijf na een overname)
Bedrijven worden opgericht met een bepaalde doelstelling. Om die doelstelling te realiseren zal input
veranderd moeten worden in output. Een dergelijk schema wordt weergegeven in figuur 1.2. Dit
wordt het transformatieproces genoemd.
Als er bij een transformatieproces niet aangeven wordt hoe input tot de juiste output wordt
getransformeerd noem je dat ook wel een blackboxbenadering. Het bedrijf is een zwarte doos je ziet
alleen wat erin gaat en wat het uiteindelijke resultaat is.
Bedrijfsproces: een bedrijfsproces is een geordend geheel van samenhangende of elkaar beïnvloede
activiteiten, waarbij input wordt omgezet in output en toegevoegde waarde wordt gecreëerd voor
interne of externe klanten met een specifiek doel.
Bij het analyseren van bedrijfsprocessen kan de bedrijfskundige de drie stappen uit de definitie goed
toepassen:
1.Allereerst beschrijft hij de input en output van het proces en alle processtappen door middel van
een processchema.
2.Hierna brengt hij het waardentoevoegingsproces van alle processtappen in kaart en bepaalt hij
welke ondersteunende activiteiten er nodig zijn om dit proces optimaal te voeden. Ook besteed hij
aandacht aan de ‘’koppelingen’’ tussen de verschillende schakels.
3.Als laatste gaat hij na wat het beoogde resultaat is voor de klant en wat de opleverspecificaties zijn,
wat de kwaliteitseisen zijn en wat de waarde beleving van de klant is.
2.1.4 Transformatie
Tijdens het primaire proces is er sprake van een transformatieproces. Terwijl het product wordt
voortgestuwd door het productieproces, ondergaat het tijdens elke stap een transformatie. Tijdens
deze transformatie zal er waarde worden toegevoegd aan het product.
Hoe het productieproces is ingericht hangt af van het product dat er geproduceerd wordt.
Een productieproces bestaat uit ketens van voorraadpunten, bewerkingsstations, goederenstroom,
bewerkingsprocessen, assemblageprocessen enz.
Processen voor KOOP kun je procesmatig veel beter plannen en standaardiseren. Processen erna
worden bepaald door specifieke wensen van de klant en laten zich dus minder goed standaardiseren.
Het KOOP kan op alle punten in het productieproces zitten en is afhankelijk van het product, de
eigenschappen en het productieproces.
Stukproductie
Als er stuk voor stuk wordt geproduceerd, is er sprake van stukproductie. Denk hierbij aan bruggen,
wegen en kerken. Ook de meeste producten die op bestelling worde gemaakt, zoals een trouwjurk
zijn voorbeelden van stukproductie.
De kenmerken van stukproductie zijn: een hoge kostprijs en unieke specificaties. Stukproductie kan
arbeidsintensief zijn. Men spreekt in dit geval ook wel van project gestuurd werken.
Serieproductie
Bij serieproductie gaat het om producten die in serie gemaakt worden. In een keer worden er
10,50,100 of 10.000 producten van gemaakt. Bijvoorbeeld: huizen of boten.
Het belangrijkste kenmerk van serieproductie is het discontinue productiepatroon, wat inhoudt dat
het productieproces steeds onderbroken moet worden de machine van het ene product over te
schakelen op het andere product.
Massaproductie
Massaproductie is de productie van grote hoeveelheden standaardproducten. Bij massaproductie
worden vaan transportbanden gebruikt om producten naar werknemers te verplaatsen, die
gespecialiseerd zijn in het uitvoeren van een bepaalde taak in het productieproces.
Continue productie
Een productieproces dat vrijwel nooit stopt noemen we een continue
productieproces/flowproductieproces. Hierbij gaat het vaak om bulkproducten. Vaak zijn de
fabrieken helemaal toegespitst op het maken van een enkel product.
2.3.4 Productiesysteem
Welk productiesysteem een bedrijf gebruikt, wordt bepaald door twee factoren:
1.Worden de eindproducten op voorraad or op order geproduceerd?
2.Zijn de materialen beschikbaar of worden de materialen pas besteld als ze nodig zijn?
Productie op order: bij productie op order vindt de productie plaats na het ontvangen van de
order. Normaal worden er bij productie op order geen eindproducten in voorraad gehouden.
-Stukproductie
-Serieproductie
Productie op voorraad: bij productie op voorraad kan uit een voorraad eindproducten aan de
vraag van de klanten worden voldaan. De fabriek is erop ingericht om die voorraden vinnen
vooraf bepaalde grenzen te houden.
-Massaproductie
Materialen voor elke order besteld: voordat de fabrikant kan produceren, moet hij in dit
geval eerst alle materialen die nodig zijn om de goederen te maken, verwerven.
-Stukproductie
Materialen beschikbaar: in deze situatie zijn alle materialen die nodig zijn voor een order,
aanwezig.
-Massaproductie
-Continue productie
2.3.5 Productiemanagement
Productiemanagement houdt zich bezig met het ontwerpen en besturen van systemen die goederen
en/of diensten voortbrengen. Het gaat hierbij om alle managementactiviteiten die te maken hebben
met de feitelijke tot stand komen van een product of dienst.
Productieplanning
Zowel bij productiebedrijven, handelsbedrijven en dienstverlenende bedrijven is productieplanning
belangrijk. Daarmee worden namelijk alle deelprocessen van het primaire proces op elkaar
afgestemd. Bedrijven kunnen dan een strategisch voordeel halen door hun productieplanning goed
op elkaar aftestemmen.
Customer Relations Management (CRM): deelgebied van management dat zich bezighoudt met het
relatiebeheer met klanten.
Customer Relations Management (ERP): geautomatiseerde planningsysteem voor alle soorten
bedrijfsprocessen.
Om relatiebeheer succesvol toe te passen moeten relaties in kaart worden gebracht en worden
gerangschikt naar hun waarde voor het bedrijf. Hiervoor wordt het zogenaamde CRM-Systeem
gebruikt (Customer Relations Management).
Een handige afkorting om alle ondersteunende functies en bijbehorende processen in een bedrijf of
organisatie te herinneren is COPAFIJTH:
Communicatie: communicatie biedt een belangrijke ondersteuning voor met name grote en
publieke bedrijven.
Onderzoek en ontwikkeling: bedrijven moeten blijven door ontwikkelen. Stilstaan betekent
voor vel bedrijven achteruitgang.
Personeelszaken: alle personeelszaken, HRM
Administratie: alles in een bedrijf moet vastgelegd worden omdat de meeste stakeholders of
partijen die belang bij het bedrijf hebben, dit verwachten.
Financiën: het financieel administreren van een bedrijf en de financiering van het bedrijf.
Informatievoorziening/ ICT: computerautomatisering, grote bedrijven hebben zeer veel
processen vereenvoudigd of regelen de afstemming ervan doormiddel van computers.
Juridische zaken: bedrijven hebben te maken met veel juridische aspecten.
Technologie: alle technische middelen om een bedrijf te laten functioneren.
Huisvesting (facilitair management): de afdeling die zich bezighoudt met alle facilitaire zaken.
3.4.2 HRM-instrumenten
Aandacht voor instroom
Aandacht voor doorstroom
Aandacht voor uitstroom
Aandacht voor beloning
Functie-inrichting
Personeelsplanning
Personeelsadministratie
Communicatie en voorlichting
3.5 Administratie en financiën in bedrijven
3.5.1 Administratie
Elk financieel bedrijf heeft een financiële administratie. Bedrijven met grote voorraden hebben
bijvoorbeeld: goederenadministratie. Andere vormen van administratie hebben te maken met het
generen van informatie die voor het besturen van het bedrijf van belang zouden kunnen zijn. Deze
informatie wordt ook wel managementinformatie genoemd. Men spreekt in dit geval ook wel van de
controlfunctie binnen een bedrijf.
3.5.2 Financiën
Een afdeling Financiën is belangrijk voor bedrijven. Om te kunnen investeren heeft een bedrijf geld
nodig, ofwel kapitaal. Een afdeling Financiën zorgt hiervoor in een bedrijf. De afdeling is
ondersteunend aan het primaire proces.
Om dat kapitaal te kunnen leveren heeft een bedrijf kapitaalverschaffers nodig. Dit kunnen
investeerders zijn, een bank of aandeelhouders.
Bank
Kredietlening houdt in dat de bank een bedrijf geld leent waarvoor het bedrijf de bank rente
verschuldigd is. Een lening heeft een bepaalde looptijd. Een bijzondere vorm van een lening is een
hypotheek.
Kleinere voorraden en debiteuren financiert de bank vaak met een rekeningcourantkrediet. Dit geeft
de mogelijkheid om rood te staan. Leningen verstrekt over een langere periode noem je een
middellange rekening.
Investeerders
Een investeerder wil in ruil voor het geld dat hij in het bedrijf stopt, aandelen zodat hij mede kan
profiteren van de toekomstige bedrijfsgroei en bedrijfswinsten.
Crowdfunding
Bij Crowdfunding biedt een ondernemer een project aan, met vermelding van het benodigde bedrag
bij zoveel mogelijk potentiële investeerders.
Kapitaalgoederen leasen
Duurzame kapitaalgoederen worden tegenwoordig nu ook vaak geleased door bedrijven. Er zijn twee
leasevormen.
Financial lease: het aankoopbedrag van het gekochte goed wordt voorgeschoten dor de
leasemaatschappij.
Operational lease: hetzelfde als Financial lease, maar nu betaalt het bedrijf ook nog het
bedrag voor onderhoud, verzekering en eventuele ander kosten van het gekochte.
Drie belangrijke vragen die de ondersteunende ICT-afdeling in een bedrijf moet beantwoorden zijn:
1.Welke informatiebehoeften heeft een bedrijf?
2.Welke managementinformatie wil het management hebben om het bedrijf te kunnen besturen?
3.Op welke wijze (via welk medium) kan het bedrijf deze informatie verspreiden?
Bij de oprichting van een bedrijf zal de ondernemer moeten besluiten wat voor rechtsvorm hij het
bedrijf geeft. In het begin bestaat het bedrijf uit 1 rechtsvorm. Wanneer bedrijven groter worden
kiest de leiding er vaak voor om zich op verschillende rechtsvormen te richten. De overwegingen die
hierbij een rol spelen en die ook de keuze bepalen van de juridische vorm van een klein bedrijf
bepalen zijn:
Leiding en eigendom: is de leiding van het bedrijf in de handen van 1 persoon of meerderen.
Financieringsmogelijkheden: financieringsmogelijkheden bij banken van bedrijven hangt vaak
af van hoe de aansprakelijkheid is geregeld.
Continuïteit: wat gebeurt er met het bedrijf als de eigenaar ermee stopt of een ongeluk
krijgt.
Aansprakelijkheid: wie is aansprakelijk voor de rechtshandelingen die in de naam van het
bedrijf worden gedaan.
Fiscale consequenties: waar en wanneer en wat voor soort belasting dient er te worden
betaald door het bedrijf?
Publicatieplicht: waar en wanneer moet het bedrijf zijn jaarstukken publiceren?
Overnamegevaar: heeft het bedrijf aandelen uitgegeven dan kan het zo zijn dat de eigenaren
bang zijn dat een derde partij een meerderheidsbelang in het bedrijf verwerft, al dan niet
met het medeweten van de overige aandeelhouders. Bij een naamloos vennootschap
kunnen bestuurders er verder nog voor kiezen om zogenaamde certificaten uitdelen. Ze
hebben wel recht op dividend, maar heb geen zeggenschap in het bedrijf.
- De situaties die in de omgeving van organisaties een rol spelen, vormen de contextuele omgeving.
De situaties betreffen ontwikkelingen op het gebied van economie, politiek, wetenschap en
technologie, arbeidsmarkt en bedrijfstak, en sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.
• Bijvoorbeeld:
- Herkenbaar
- Simpel
- Geeft richting
- Inspirend
Strategie
Missie -> SWOT -> Strategische Opties -> Keuze Strategie
Bijvoorbeeld: Missie / Doel: alle tentamens halen in periode 1
- samenvattingen maken
- bijles nemen
- etc.
5.2.3 De strategie-implementatie
Nadat bij de strategieontwikkeling de beste alternatieve strategie is ontwikkeld, moet het bedrijf de
strategie ook nog uitvoeren en in gang zetten, wat we implementeren noemen.
Overname? groei?
2. Differentiatiestrategie: Hierbij zoekt het bedrijf naar een unieke positie in de bedrijfstak door zich
te onderscheiden (differentiëren) van de concurrentie.
3. Focusstrategie: Hierbij richt een bedrijf zich op een bepaald (kleiner) marktsegment, ook wel
niches genoemd. Kosten – en differentiatiefocus.
5.5.2 De benadering van Johnson en Scholes: de strategische klok
Opties weergegeven die van belang zijn voor het bepalen
van de keuze voor een concurrentiestrategie:
twee dimensies zijn daarbij van belang:
1 de prijs van het product of de dienst
2 de perceptie van de toegevoegde waarde bij
het product of de dienst
• 2 de productkwaliteit
In (Rode Oceaan-) concurrentiestrategieën is het zo dat de grenzen van een bedrijfstak bekend zijn
en de concurrenten opereren binnen die grenzen. Concurrenten creëren geen rijkdom maar
herverdelen telkens de rijkdom die in een bedrijfstak zit. Hierdoor is groei redelijk beperkt
De Blauwe Oceaan-strategie gaat ervanuit dat de grenzen van de markt en de bedrijfstak geen vast
gegeven zijn, maar bepaald worden door de acties van de spelers in de bedrijfstak.
De bedenkers van de Blauwe Oceaan-Strategie willen dat men iets nieuws en innovatiefs neerzet dat
veel waarde toevoegt voor de klant.
• Marktpenetratie
• Productontwikkeling
• Marktontwikkeling
• Diversificatie
5.7 De methoden voor het uitvoeren van een bedrijfsstrategie
Er zijn drie methoden voor de uitvoering van de strategie:
- Zelfstandige ontwikkeling
- Fusie en overname
Jumbo+C1000
- Samenwerkingsvormen.
Philips + Senseo
6.2 Sturing via een systeembenadering
Deze paragraaf behandelt theorie over sturing, meet- en regelprocessen, uit de systeemkunde.
De systeemkunde heeft een waardevolle bijdrage geleverd aan de bedrijfskunde.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen sturing en het stellen van doelen. Je plant eerst een doel,
een norm en vervolgens ga je naar dat doel toesturen.
Normstelling = neerzetten van streefwaarden, die wanneer ze onder- of overgeschreven worden
leiding tot aanpassing of bijsturing. Het kiezen van een doel door een bedrijf.
Er zijn 2 belangrijke sturingsacties:
1. Voorwaarts koppelende sturingsacties
2. Achterwaarts koppelende sturingsacties
Sturing via een systeembenadering:
- Voorwaarts koppelende sturingsacties
- Achterwaarts koppelende sturingsacties
- Gelijklopende sturing. Deze sturing vindt tijdens het proces plaats en leidt meteen tot een
aanpassing. (VB: als je aan het typen bent en tijdens het typen corrigeer je je fouten).
6.2.1 Voorwaarts koppelende sturing
Op basis van de planning worden bepaalde invoer/ producen het bedrijf ingestuurd. Door deze
ingaande stroom al gelijk te meten voor ze het bedrijf bereikt, kan het bedrijf vooraf controleren of
de procesgang goed zal verlopen. Uitgangspunten voor deze controle:
De norm die het bedrijf in de planning heeft gesteld. Klopt er iets niet? Dan kan een bedrijf
ingrijpen door middel van een regelactie.
o VB: Medewerkers kunnen proberen het interne organisatieproces zo bij te sturen dat
dit de afwijkende invoer zal compenseren.
We spreken over meten en regelen: dus daarom wordt het sturingssysteem ook wel meet en
regelsysteem genoemd.
In figuur 6.2 wordt schematisch een voorwaarts koppelend sturingsproces weergegeven. Hierin komt
naar voren dat het sturingsproces een systeem is. De uitleg over de werking van sturing in bedrijven
is dan ook afkomstig uit de systeemkunde.
Feed forward = voorwaarts koppelend sturingsproces, omdat de vergelijking van de metingen van de
invoer en de norm leiden tot een ingreep naar voren, het proces dat nog komen gaat.
Controleren (meten) en ingrijpen (regelen) zijn belangrijke onderdelen van het sturingsproces.
* Plannen vormt de norm voor de sturing. Als de sturing lijkt te mislukken, wordt er een nieuwe
planning gemaakt.
6.2.2 Achterwaarts koppelende sturing
Bij achterwaarts koppelende sturing wordt de uitvoer gemeten en vergeleken met de planningsnorm.
Als er afwijkingen van die norm worden geconstateerd, wordt er ingegrepen.
Dit kun je doen door het organisatieproces te verbeteren of de invoer bij te sturen
(regelen).
o VB: van zo’n feedbackproces is de kwaliteitscontrole aan het einde van een
productielijn.
We noemen dit een terugkoppelend sturingsproces omdat de meetgegevens aanleiding kunnen
geven tot een ingreep die enige stappen teruggaat in het organisatieproces.
* Het terugkoppelend proces is een curatieve (corrigerend
e) sturingsvorm.
6.3 Sturing volgens Merchant
De Amerikaanse hoogleraar Kenneth Merchant (1985) onderscheidt 3 vormen van sturing:
1. Resultatensturing
Resultatensturing is een terugkoppelend sturingsproces. De resultaten die gerealiseerd zijn door
individuen of groepen worden vergeleken met de productiedoelstelling. Bij afwijkingen van de
doelstelling wordt er ingegrepen.
* VB: Commerciële televisiezenders niet boven de 500.000 kijkers zit, dan wordt het van tv gehaald.
2. Activiteitensturing
Activiteitensturing is een sturingsproces waarbij gestuurd wordt op het bevorderen van positieve
acties. Sturingsproces dat gebruikt wordt om zeker te zijn dat individuen bepaalde acties uitvoeren
waarvan het bedrijf weet dat ze het bedrijf voordelen opleveren.
* VB: door regels op te stellen die gelden voor de werknemers of door werknemers
verantwoordelijkheid te geven en hun op hun prestaties betalen, door middel van promotie.
3. Personeelssturing
Bij personeelssturing wil de bedrijfsleiding bevorderen dat werknemers de gewenste houding
aannemen en daarmee het gewenste gedrag vertonen. De bedoeling is het verhogen van de sociale
controle onder samenwerkende en het verhogen van zelfcontrole door individuen.
* VB: personeelssturing kan worden toegevoegd door de juiste werving en selectie van nieuwe
werknemers, door opleiding en door groepswijze beloning.
6.5.5 De balanced scorecard (LEERSTOF!!!)
De balanced scorecard is een kernachtige samenvatting van de voor het bedrijf belangrijkste
prestatie- indicatoren. Kaplan en Norton (1996) ontwikkelden een sturingsmethode,
de balanced scorecard. Hierop worden financiële en andere belangrijke prestatiemaatstaven in
onderling samenhangend verband – en toekomstgericht – samengevat. Op deze wijze kunnen
managers meteen zien hoe het bedrijf ervoor staat.
In een balanced scorecard worden de prestaties van een bedrijf vanuit vier verschillende
invalshoeken bekeken:
1. Het financiële perspectief: hoe staat het met de waarde van het bedrijf (voor de
aandeelhouder)?
2. Het interne perspectief = proces. Waar wil het bedrijf goed in zijn en waar meet het dat aan
af?
3. Het perspectief van de klant: Hoe ziet de klant het bedrijf? Hierbij gaat het bijvoorbeeld niet
om de kwaliteit die het bedrijf feitelijk levert, maar ook om het beeld dat de klant ervan heeft
ervaren.
4. Het innovatieve perspectief: wat doet het bedrijf om zich te verbeteren en waar meet het
bedrijf dat aan af?
De kern van de balanced scorecard is dat het een minicockpit van het bedrijf vormt. Met één blik op
de card weet het bedrijf hoe het ervoor staat en waar het op stuurt.
6.5.6 Managementkengetallen (LEERSTOF!!!)
Kengetallen zijn getallen die een aantal gemeten grootheden met elkaar in vooraf gedefinieerd
verband brengen.
o VB van een kengetal: de omzet per medewerker.
Managementkengetallen zijn vervolgens die kengetallen die managers gebruiken voor het meten van
de prestaties van het bedrijf en de sturing van die organisatie.
Verschillende typen kengetallen (in volgorde van oplopende belangrijkheid):
1. Key Result Indicatiors (KRI’s) Dit zijn indicatoren van belangrijke resultaten. Een KRI geeft aan
hoe je gepresteerd hebt in het verleden.
o VB: De uitkomsten van metingen van klanttevredenheid van Wehkamp
postorderbedrijf.
2. Performance Indicators (PI’s) Dit zijn indicatoren van belangrijke prestaties. Een PI geeft een
uitkomst van een meting die aangeeft wat je vervolgens moet doen. Een PI is dus richtinggevend.
o VB: Winstgevendheid van de belangrijkste klanten, met de daarbij behorende
normen.
o VB: Winst op de belangrijkste productgroepen van Wehkamp, met daarbij de
behorende normen.
3. Key Performance Indicators (KPI’s) Dit zijn indicatoren van kritieke prestaties. Een KPI is een
zeer belangrijke PI (Performance indicator). KPI’s geven aan wat je moet doen om de
bedrijfsprestatie dramatisch te verbeteren en zijn verbonden aan de voor het bedrijf belangrijkste
processen. KPI’s zijn daarmee indicatoren van kritieke succesfactoren.
De PI’s geven meer stuurinformatie dan alleen de procesuitkomsten van de KRI. Ze zeggen
bijvoorbeeld iets over de prestatie ten opzichte van de norm.
Belangrijke managementkengetallen
Bedrijven opereren op een concurrerende markt, daarom is het belangrijk voor een bedrijf te weten
hoe succesvol ze hun activiteiten uitvoeren. Hoe beter dit proces verloopt, hoe beter het met dit
bedrijf gaat. Hiervoor hebben zij meetinstrumenten nodig (meten is weten). De drie belangrijkste
criteria bij de beoordeling van bedrijven zijn Productiviteit, Effectiviteit en Efficiëntie.
Productiviteit van een organisatie is de verhouding tussen het bereikte resultaat (R) en de daarvoor
gebrachte offers (O)/ kosten.
VB: er zijn 20.000 euro’s van verkochte producten en de kosten zijn 10.000 euro. Dan is de
productiviteit 20/10 = 2,0. Dit betekend dat het resultaat van het bedrijf, bijvoorbeeld uitgedrukt in
een geld, twee keer zo hoog is als wat ervoor aan offers is gebracht.
Hieruit volgt dat hoe hoger het productiviteitsgetal is, hoe beter het bedrijf presteert.
De maximale productiviteit kun je tijdelijk verhogen door over te werken. Het niet bereiken van de
maximale productiviteit kan aan twee factoren liggen:
1. Het resultaat is minder dan het maximaal haalbare. VB: als een machine is uitgevallen.
2. De gegeven offers, meestal uitgedrukt in geld, waren meer dan de minimaal benodigde.
VB: als gemaakte producten afgekeurd worden, want je moet dan opnieuw producten maken.
Deze 2 oorzaken van een productiviteit die lager is dan de maximaal haalbare, kunnen we uitdrukken
in verhoudingsgetallen, die effectiviteit en efficiëntie genoemd worden.
De effectiviteit van een organisatie is de verhouding tussen het werkelijke bereikte resultaat
en het normresultaat.
o VB: een bakker wil 200 broodjes maken, maar door een storing aan de over heeft hij
maar 50 broodjes kunnen maken. 50/200 = 0,25. De effectiviteit is dan 0,25.
De efficiëntie van een organisatie is de verhouding tussen de normoffers en de werkelijke
gebrachte offers.
o VB: een bakker heeft 25 kg grondstof nodig om 200 broodjes te maken, maar in een
slechte werknacht is een deel op de grond gevallen. Daardoor is er 40 kg grondstof nodig. De
efficiëntie is dan 25kg/ 40 kg = 0,625.
Financiële managementkengetallen
Deze financiële kengetallen zijn in te delen naar hun nut voor de:
Solvabiliteit: De mate waarin het bedrijf, in geval het ophoudt te bestaan, in staat is aan alle
schulden te voldoen.
o VB: Solvabiliteitsratio
Liquiditeit: De mate waarin het bedrijf in staat is op korte termijn op tijd zijn kortlopende
schulden te voldoen.
o VB: Balanstotaal
Activiteit: De mate waarin het bedrijf in staat is zijn bezittingen doelgericht en doelmatig te
gebruiken.
o VB: Omloopsnelheid van het totale vermogen
Rentabiliteit: De mate van winstgevendheid van het in het bedrijf gebruikte vermogen.
o VB: Rentabiliteit eigen vermogen
6.5.6 Management by Objectives
Management by Objectives is een cascade (waterval) van doelstellingen van groot op bedrijfsniveau
naar klein op individueel werknemersniveau waarmee de organisatie voornamelijk bestuurd wordt.
Een bedrijf is succesvoller als het doelgericht werkt. Het is de taak van het management om heldere,
meetbare doelen op te stellen voor de onderneming en ook voortdurend te verifiëren of
doelstellingen bereikt worden.
* Er moet hierbij naar het verleden gekeken worden, maar er moet ook een forecast (voorspelling)
opgesteld kunnen worden.
* Medewerkers moeten gemotiveerd worden om zelf actief een rol te vervullen bij het realiseren van
doelstellingen.
Wanneer de bedrijfsdoelen vertaald worden naar afdelingsdoelen en deze door vertaald worden
naar doelen voor de individuele medewerkers en deze waterval van doelen van boven naar beneden
en van grof naar fijn gebruikt wordt als een van de belangrijkste stuurinstrumenten van een bedrijf,
dan spreken we van Management by Objectives (MBO). Bedacht door goeroe Peter Drücker.
Bedrijfskundige kengetallen
Rentabiliteit eigen vermogen laat zien hoeveel winst een onderneming maakt in verhouding tot het
kapitaal dat de eigenaar van de onderneming in de onderneming heeft zitten (eigen vermogen).
Berekening: Rentabiliteit eigen vermogen = Winst voor interest en belasting (brutowinst) / Eigen
vermogen X 100%
8.1.1 Macht
Er zijn zes verschillende machtsbronnen:
1. Legitieme macht.
Gebaseerd op de formele positie die men inneemt.
2. Beloningsmacht.
Macht die een leidinggevende bezit omdat hij medewerkers extra kan belonen (financieel en niet-
financieel).
3. Sanctionele macht.
Invloed die je kan aanwenden omdat je in de positie bent anderen op de een of andere wijze te
straffen.
4. Informationele macht.
Macht die je bezit op basis van de informatie die je uit hoofde van jouw functie krijgt.
5. Referentiemacht
Macht waarbij ondergeschikten tegen de leidinggevende opkijken omdat hij een zekere
aantrekkingskracht op hen uitoefent.
6. Deskundigheidsmacht.
Deze vorm van macht slaat op de invloed die een deskundige op mensen kan uitoefenen omdat zij
zijn expertise accepteren.
1. Overdreven Stabiliteit
Een bedrijf is ontworpen om stabiliteit te creëren. Deze stabiliteit veroorzaakt weerstand als
er veranderd moet worden.
3. Groepsinertie
4. Bedreigde expertise
5. Bedreigde macht
1. Gewoonte
2. Veiligheid
3. Economische factoren
1. Communicatie
2. Participatie en betrokkenheid
3. Faciliteiten en ondersteuning
4. Onderhandeling en instemming
5. Manipulatie en coöptatie
6. Dwingen
8.1.4 Perceptie
Het psychologische begrip perceptie slaat op het zich in de hersenen van mensen afspelende,
cognitieve proces dat mensen gebruiken om de omgeving te doorgronden door informatie te
selecteren en interpreteren. Hersenen worden via waarneming en nadenken overspoeld met
informatie. Om overeind te blijven, maken we keuzes uit die informatie en trekken we daar (voor
iedereen verschillende) conclusies uit.
1. Stereotypering: het verschijnsel waarbij we een onafhankelijk individu in een ‘hokje plaatsen’ en
vervolgens de kenmerken van de personen uit dat ‘hokje’ in gedachten ook van toepassing verklaren
voor dat ene individu.
2. Projectie: het ‘zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten’-principe, namelijk de tendens om eigen
persoonskenmerken ook in anderen te zien
3. Het halo-effect: het hebben van een (positieve of negatieve) mening over het totaal van een
persoon, op basis van maar een of enkele elementen van die persoon
4. Defensieve perceptie: het effect dat mensen zichzelf beschermen door negatieve zaken niet op te
nemen in hun perceptie van de realiteit, maar de positieve wel.
8.1.5 Persoonlijkheid
Er is veel onderzoek gedaan naar manieren waarop men persoonlijkheidskenmerken kan beschrijven
of in kaart kan brengen. Langs verschillende wegen komen vele onderzoekers tot vijf dimensies de
persoonlijkheid van iemand bepalen (The Big Five).
8.1.6 Motivatie
Een van de belangrijkste taken van de leidinggevende is het motiveren van zijn medewerkers. Er zijn
verschillende theorieën over motivatie.
Mensen die intrinsiek gemotiveerd zijn ervaren motivatie vanuit zichzelf. Bij extrinsiek te motiveren
mensen moeten de prikkels van buitenaf komen.
1 besluitvorming in groepen
2 groepsdenken.
1 Kritiek is verboden.
4 Combinatie van ideeën en verbetering van eerder gegeven ideeën worden aangemoedigd.
2 Unanimiteitsregel. Deze regel geeft aan dat een beslissing alleen geldig is als alle groepsleden
erachter staan.
3 Consensusregel. Bij deze regel geldt een beslissing pas als er een meerderheid voor te vinden is en
tevens de minderheid de beslissing kan aanvaarden, omdat zij er neutraal tegenover staat.
4 Meerderheidsregel. Deze regel is gelijk aan de consensusregel, alleen maakt het in dit geval niet uit
of de minderheid met de beslissing ‘kan leven’.
5 Eenmansregel. Hiervan is sprake als een persoon (meestal de groepsleider) de beslissing in zijn
eentje neemt en de rest zich daarbij moet neerleggen.
8.3 Leiders, leidinggevenden en managers
Het vermogen om leiding te geven, noemen we leiderschap.
Mensen die leiderschap uitoefenen zijn leiders.
Leidinggeven is de managementfunctie die gericht is op het begeleiden en motiveren van
ondergeschikten zodat deze de taken uitvoeren die nodig zijn om de organisatiedoelen te bereiken.
Het communicatieproces gaat niet rechtstreeks De zender vertaalt zijn ideeën in omschrijvingen en
symbolen. Hij verstuurt vervolgens de boodschap via een medium (telefoon, brief, fax, gesprek, etc.)
naar de ontvanger. De ontvanger probeert op zijn beurt de omschrijvingen en symbolen te vertalen
naar ideeën waarvan hij denkt dat ze zo bedoeld zijn door de zender. Het schematisch weetgeven
van het proces heet informatieoverdracht.
Als iemand in de gaten heeft dat het communicatieproces niet goed verloopt, kan hij dit proberen te
verbeteren.
Het verminderen van ruis door te achterhalen waardoor die ruis ontstaat, en dit probleem kan
wegnemen.
- Duidelijk te zijn
De boodschap beknopt te houden
- Attent te zijn op de reacties van de ontvanger: zijn er signalen dat de boodschap
begrepen of verkeerde begrepen is?
- Zo open mogelijk te communiceren
- De ontvanger moet aandachtig luisteren
- De ontvanger moet proberen aan te geven of hij de boodschap ontvangen en
begrepen heeft
- Het aanmoedigen en vervolgens ook volgen van informele communicatie
- Het ontwikkelen van een informatiesysteem dat voldoet aan de wensen van de
gebruikers
Chester Bernard (1938) wees al in de eerste helft van de vorige eeuw op het belang van
communicatie in een bedrijf.
1 Iedereen moet de communicatiekanalen kennen.
2 Iedereen moet toegang hebben tot een officieel communicatiekanaal.
3 De communicatiekanalen moeten zo kort en rechtstreeks mogelijk zijn.